Boekstaven 2012

226

description

Boekstaven brengt het erkende en/of gesubsidieerde sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart. Het is een jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers en de financiën.

Transcript of Boekstaven 2012

De staat van het sociaal-cultureel

volwassenenwerk in Vlaanderen

ISBN 978-90-814733-3-0

Boekstaven 2012. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen.

Verantwoordelijke uitgever

Dirk Verbist, directeur FOV

Copyright ©: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits bronvermelding.

INHOUD

INHOUD

BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 3

VOORWOORD 5

DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR 7

DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR 37

HOOFDSTUK 1 DE WERKING 51

HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS 177

HOOFDSTUK 3 DE FINANCIËN 199

4 BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

VOORWOORD

FOV | federatie sociaal-cultureel werk

De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende sociaal-culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsin-

stanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als voor de hele sector.

De FOV is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaal-

cultureel volwassenenwerk.

VOORWOORD

Je hebt de vijfde editie van Boekstaven in je hand, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk volop in de schijnwerpers

staat.

Boekstaven is een uitgave die het erkende sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart brengt. Het is een

jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers en de financiën. De FOV publiceert dit boek vanuit de over-

tuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. We

monitoren bovendien meer en meer de impact van de besparingen en de economische crisis.

Een nieuwigheid in de Boekstavenreeks is de afsplitsing van het Beleidsjaarboek, het deel dat toont hoe de sector aan bod komt in het

beleidswerk. Het Beleidsjaarboek maakt niet langer deel uit van Boekstaven, maar wordt in een nieuw format als een aparte publicatie

uitgegeven. We voorzien de eerste editie in juni 2013.

Boekstaven 2012 is gebaseerd op cijfermatig en beschrijvend onderzoek en handelt daarom over het afgesloten jaar 2011. Dat was

meteen het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode 2011-2015, die ingrijpende veranderingen voor de sector met zich meebracht.

Heel wat organisaties verloren een aanzienlijk deel subsidies. Anderen kregen een verhoging van hun enveloppe, in de meeste geval-

len evenwel lager dan het geadviseerde bedrag. Organisaties stroomden in, anderen moesten de sector verlaten. Deze verschuivingen

weerspiegelen zich voor het eerst in onze data.

En de kaasschaaf… die blijft intussen snijden. Sinds 2009 wordt cumulatief bespaard op de indexering van de subsidie-enveloppes.

Daarbij komt ook de impact van evoluties buiten het decreet. We zien in de financiële cijfers evoluties die wellicht met de doorwerking

van de (banken)crisis te maken hebben: inkomsten uit activiteiten dalen, reserves worden aangeboord... Ook op personeelsvlak zien

we voor het eerst sinds de metingen een achteruitgang. De organisaties lijken er wel (nog) in te slagen hun werking op peil te houden.

We brengen deze en andere trends haarscherp in beeld.

Tegelijk geeft Boekstaven 2012 ook een inzicht in de thema’s, doelgroepen en projecten waar sociaal-culturele organisaties hun

speerpunten van maken. We zoomen per werksoort in op de manier waarop organisaties met brede maatschappelijke trends omgaan.

We investeren steeds meer in deze vorm van “kwalitatieve” gegevensbevraging. Want cijfers komen maar écht tot leven als ze mee

ingebed worden in de levende verhalen van de sector.

We zijn verheugd dat Boekstaven intussen een standaard is geworden voor de sector en daarbuiten. Het afgelopen jaar kregen we

heel wat vragen over het materiaal, de indicatorenset, de opbouw van het digitaal systeem…: vragen van onderzoekers, belendende

sectoren die een soortgelijk project op stapel hebben gezet… maar ook van onze eigen Vlaamse overheid. Op initiatief van minister

Joke Schauvliege maakt de overheid immers werk van een eigen gegevensregistratie-project voor de sector. Onderzoekers van de

VUB-TOR-groep deden een eerste veldverkenning en bouwden hiervoor verder op de ervaringen die intussen in onze sector zijn opge-

bouwd. We zien hierin een groot draagvlak voor de inspanningen die onze organisaties elk jaar samen leveren om op een kwaliteits-

volle manier te rapporteren over de collectieve staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

We wensen je veel blader- en leesplezier.

Dirk Verbist

Directeur FOV

PS: Bij dit boek vind je ook nog een insteekkaart met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2012.

VOORWOORD

BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 5

6 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

VOORSTELLING VAN

DE SECTOR

DEEL 1

8 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

INHOUD

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 9

1. het sociaal-cultureel volwassenenwerk als sector

2. de verenigingen

3. de bewegingen

4. de Vormingplus-centra

5. de landelijke vormingsinstellingen

INHOUD DEEL 1

11

17

23

27

30

10 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

1. DE SECTOR

1. HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK ALS SECTOR

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor een kleurrijk en hedendaags palet aan verenigingen, bewegingen,

Vormingplus-centra en vormingsinstellingen. De sector bundelt 124 erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Klein en

groot, oud en nieuw...

In het sociaal-cultureel volwassenenwerk komen mensen samen. Ze gaan over tot maatschappelijke actie, verrijken hun culturele

bagage en verruimen hun horizonten. Deelnemers vergroten hun kennis, inzicht en vaardigheden voor zichzelf of voor anderen. Ze

ontplooien zich en staan sterker in de samenleving. De organisaties uit de sector richten zich vooral op volwassenen.

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert de ‘sociaal-culturele methodiek’. Dat is een sociale manier van werken die een

unieke meerwaarde creëert voor alle betrokkenen. Uniek omdat in deze sociale context kennis, houdingen en vaardigheden worden

ontwikkeld die niet aan bod kunnen komen in een individuele context.

Vrijwillig engagement kan je bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg denken. De sector kan rekenen op de inzet van

196.000 vrijwilligers.

Sociaal-cultureel volwassenenwerk zet in op informeel leren in de vrije tijd. De vorming in de sector is niet gericht op een diploma

of een beroep. Daarin onderscheidt het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich van bijvoorbeeld de volwasseneneducatie.

PLAATS IN HET BELEID

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort als sector beleidsmatig bij het domein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en meer specifiek

bij Cultuur. Minister Schauvliege is dus bevoegd. Binnen het cultuurbeleid zijn er twee grote programma’s: Kunsten en Erfgoed en

Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Binnen dat volwassenenwerk vind je het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De buursecto-

ren zijn de amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid, participatiebeleid en organisaties en projecten erkend door het Circusdecreet en het

decreet Vlaamse Gebarentaal.

1. DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 11

sociaal-cultureel volwassenenwerk

programma’s HD109-113

amateurkunstenlokaal

cultuurbeleid participatie circus Vlaamse gebarentaal

Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en MediaBeleidsdomein H - afkorting CJSM

Cultuurmin. Schauvliege

Jeugdmin. Smet

Sportmin. Muyters

Mediamin. Lieten

Sociaal-Cultureel Werkbegrotingsprogramma D

Kunsten en Erfgoed

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gegroeid uit privé-initiatieven als antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Geleidelijk aan

worden goede praktijken door andere beleidsdomeinen overgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld samenlevingsopbouw, cultuurvoorziening van

gedetineerden, ouderparticipatie in het onderwijs en een deel van opleidingen natuurbeheer spin-offs van het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk.

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk regelt de sector. Het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en

Volwassenen zorgt voor de dagelijkse uitvoering.

Het ruime Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk)

vertegenwoordigt 185 miljoen euro in de begroting. Dat is 0,7 procent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (25,9 miljard

euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,19 procent van de begroting.

TYPES ORGANISATIES

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier heel verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten:

- de verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen;

- de bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s;

- de Vormingplus-centra: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden;

- de landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden,

ofwel werken voor en met personen met een handicap.

Hierna lees je meer over elke werksoort.

NIEUWE BELEIDSPERIODE

De sector werkt met zogenaamde beleidsperiodes. Dat zijn vijfjarige cycli waarin de organisaties hun beleid uitstippelen, subsidies toege-

kend krijgen en op het einde geëvalueerd worden. Op 1 januari 2011 ging een nieuwe beleidsperiode van start. De start ging gepaard met

de nodige in- en uistroom van organisaties, herschikkingen van statuten en subsidies:

- vijf bewegingen verdwenen na een negatieve eindevaluatie uit de sector;

- vijf ‘nieuwe’ bewegingen kwamen erbij;

- ook mochten we drie ‘nieuwe’ verenigingen in de sector verwelkomen;

- Het Vlaamse Kruis veranderde van statuut: sinds 2011 is het een erkende vormingsinstelling in plaats van een vereniging;

- VOSOG kreeg een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie;

- 13 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van deze

verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in 2011

het statuut van ‘vereniging van migranten’. FZO en Feniks dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erkenning in en zijn vanaf

2012 erkend.

Hiernaast geven we de verschuivingen schematisch weer.

12 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

1. DE SECTOR

Overzicht verschuivingen sector

Organisties die al eerder in de beleidsperiode de sector verlieten

Plattelandsontwikkeling (2007)

Relatiestudio (2008)

De Rode Antraciet (2008)

Atelier Cirkel (2009)

EVO (2009)

VCOV (2009)

Inverde (2010)

= beweging

= vereniging

= vormingsinstelling

EERDER UIT

SOCIAAL-CULTUREEL

VOLWASSENENWERK

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 13

1. DE SECTOR

Organisties sinds 2011 gesubsidieerd

ADR Vlaanderen

De Vlaamse Volkstuin

Oxfam Wereldwinkels

Climaxi

Merhaba

Onafhankelijk Leven

Samenhuizen

Waerbeke

IN Organisties sinds 2011 niet langergesubsidieerd

IJzerbedevaart

IMAVO

Integraal

Sociumi

Verbruikersateljee

UIT

Organisties die van statuut veranderen

Het Vlaamse Kruis: werd van een vereniging een vormingsinstelling

VOSOG: werd van een starter een volwaardige vereniging

ACLI en Federatie Wereldvrouwen: fuseerden tot de vereniging Feniks

negen migrantenfederaties zijn erkend als verenigingen

FAAB en LAF hebben het statuut van ‘vereniging van migranten’

Feniks en FZO zijn vanaf 2012 erkend als verenigingen

WISSEL

14 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

BESPARINGEN

Sinds 2009 krijgt de sector in toenemende mate te maken met besparingen. De kloof met constant beleid bedroeg in 2011 voor de hele

sector 13,3 procent. Onder constant beleid verstaan we de normale uitvoering van het decreet zonder besparing op de indexering van

de subsidies of andere expliciete beleidsbeslissingen. Noch negatieve, noch positieve. We houden hier bijvoorbeeld geen rekening met

de extra groeiscenario’s die het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voorziet bij de start van een nieuwe beleidsperiode

(extra middelen voor beleidsprioriteiten en levensduurte).

Sommige bewegingen, de Vormingplus-centra en de etnisch-culturele federaties kregen vanaf begin 2011 met uitzonderlijke besparings-

maatregelen te maken:

- voor de bewegingen waren onvoldoende middelen voorhanden om de geadviseerde subsidiebedragen uit te betalen, met een

substantiële verlaging van heel wat subsidie-enveloppes tot gevolg;

- bij de Vormingplus-centra vond een ingrijpende besparingsoperatie van een kwart minder middelen plaats;

- de etnisch-culturele federaties verloren hun aanvullende subsidies en veel organisaties kregen een aanzienlijk lagere subsidie-

enveloppe toegekend voor de beleidsperiode 2011-2015.

De gevolgen van de besparingen en de economische crisis blijven niet uit. Organisaties boeken minder inkomsten uit activiteiten en

subsidies. Veel van hen moeten een beroep doen op hun reserves. We zien voor het eerst sinds de metingen ook een terugval in het

personeelsbestand en de uitgaven voor personeel.

1. DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 15

1. DE SECTOR

16 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 17

2. DE VERENIGINGEN

18 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

2. DE VERENIGINGEN

2. DE VERENIGINGEN

Verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel.

Verenigingen brengen mensen samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten

dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd.

De verenigingen telden in 2011 14.298 afdelingen (of: gemiddeld 44 per gemeente), 9,4 miljoen deelnemers aan activiteiten en

184.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien. Beroepskrachten in een

professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad.

Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige

organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, mensen met een

handicap... Andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling,

mensenrechten, sociaal toerisme, levensbeschouwing... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich

samen voor iets in te zetten.

Vlaanderen telt vandaag 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen.

- 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van

deze verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in

2011 het statuut van ‘vereniging van migranten’. Twee van hen, Feniks en FZO, dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erken-

ning in en zijn vanaf 2012 erkend.

We maken, omwille van de volwaardige erkenning van deze verenigingen, in onze cijfers niet langer het onderscheid tussen deze

en andere verenigingen.

- We nemen ook voor het eerst cijfers van de drie nieuwkomers bij de verenigingen op. ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en

Oxfam-Wereldwinkels maken sinds 2011 deel uit van de werksoort verenigingen. Zij namen in 2012 voor het eerst deel aan de

gegevensregistratie voor Boekstaven.

- VOSOG kreeg in 2011 een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voordien ontving de vereniging een startsubsidie. VOSOG

neemt reeds sinds 2009 deel aan de gegevensregistratie.

- Het Vlaamse Kruis ruilde in 2011 het statuut van vereniging voor dat van vormingsinstelling. De organisatie komt dus niet langer

voor in de gegevens in dit hoofdstuk.

De verenigingen in kerncijfers (2011)

het aantal verenigingen: 56

het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 1.096

omzet (inkomsten en uitgaven): 126,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 24,0 miljoen euro

1 LVZ neemt niet deel aan de bevraging van Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen.

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 19

2. DE VERENIGINGEN

De verenigingen op een rijtje

ADR-Vlaanderen

ATB De Natuurvrienden

curieus

FAAB

Federatie van

Marokkaanse Verenigingen (FMV)

Vzw AIF - Multiculturele Federatie

van Zelforganisaties

ConTempo

De Vlaamse Volkstuin

Werk van de Akker

Federatie Onafhankelijke Senioren

(FedOS)

A. Vermeylenfonds

Amnesty International

Çavaria

Davidsfonds

Federatie Mondiale

Democratische Organisaties (FMDO)

ACLI Vlaanderen

(deel van federatie Feniks)

20 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

2. DE VERENIGINGEN

Federatie Wereldvrouwen

(deel van Federatie Feniks)

Gezinsbond

KVG-Vorming

Landelijke Gilden

Liberale Vrouwen

Markant - Netwerk van

Ondernemende Vrouwen

Federatie van Zelforganisaties

in Vlaanderen (FZO-VL)

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

Internationaal Comité (IC)

KWB

Liberale Beweging voor

Volksontwikkeling (LBV)

LVZ Vormingsdienst

Federatie van Vooruitstrevende

Verenigingen (CDF)

Femma

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging

(HVV)

KVLV - Vrouwen met Vaart

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

LINX+

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 21

2. DE VERENIGINGEN

Okra, Trefpunt 55+

Platform voor

de Afrikaanse Gemeenschappen

Similes

UNIZO-Vorming

Vereniging voor Ecologisch Leven

en Tuinieren (Velt)

Vlaamse Actieve Senioren

Neos, Netwerk van

Ondernemende Senioren

Pasar

S-Plus

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

Vereniging Personen met een Handicap

(VFG)

VIVA-SVV

Masereelfonds

Oxfam Wereldwinkels

Rodenbachfonds

Turkse Unie van België

Verbond VOS,

Vlaamse Vredesvereniging

Vereniging voor Ontwikkeling en Eman-

cipatie van Moslims (VOEM)

22 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

2. DE VERENIGINGEN

vtbKultuur

Ziekenzorg CM

VOSOG

Willemsfonds

Vlaamse Volksbeweging (VVB)

Welzijnsschakels

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 23

3. DE BEWEGINGEN

24 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

3. DE BEWEGINGEN

3. DE BEWEGINGEN

Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door

bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verande-

ring als individuele gedragsverandering staan op hun agenda.

Deze verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven

brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschap-

pelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie...

Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht,

gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten... Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emanci-

patiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de

geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België.

Nieuwe tijden brachten nieuwe noden en veranderende manieren waarop burgers participeren. Gaandeweg ontstonden nieuwe

bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid...

al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij.

Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse Gemeenschap sociaal-culturele bewegingen

een plaats in de sector. Vanaf 2013 worden de bewegingen volwaardig erkend. Daarmee staan ze op gelijke voet met de andere

werksoorten en genieten ze meer zekerheid.

Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 verdwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Het gaat

om Bedevaart naar de Graven aan de IJzer, IMAVO, Integraal, Sociumi en Verbruikersateljee. Aan de andere kant kwamen er vijf

‘nieuwe’ bewegingen bij: Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke.

De bewegingen in kerncijfers (2011)

het aantal bewegingen: 31

het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 253

omzet (inkomsten en uitgaven): 16,3 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 3,8 miljoen euro

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 25

3. DE BEWEGINGEN

De bewegingen op een rijtje

Climaxi - beweging voor klimaat

en sociale rechtvaardigheid

Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA)

Hand in hand tegen racisme

Koerdisch Instituut

Merhaba

Bond Zonder Naam (BZN)

De Wakkere Burger

GetBasic

Kif Kif

LINC

Beweging tegen Geweld - ZIJN

De Maakbare Mens (DMM)

FairFin

Kerkwerk Multicultureel Samenleven

(KMS)

Liga voor Mensenrechten

26 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

3. DE BEWEGINGEN

Onafhankelijk Leven

Samenhuizen

Voedselteams

Waerbeke

Zicht op Cultuur², sociaal-culturele

beweging van Slechtzienden en Blinden

Platform Vlaanderen (SBPV vzw)

Netwerk Bewust Verbruiken (NBV)

Ryckevelde

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

Vredesactie

Wervel

Mobiel 21

Pax Christi Vlaanderen

Toemeka

Vrede

Welzijnszorg

zij-kant

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 27

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

28 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

VORMING BIJ IEDEREEN IN DE BUURT

Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen. Hun educatief aanbod staat open voor iedereen en

wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken behoren tot

de core business van de centra.

De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, te versterken en

bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren voor meer vorming in de regio.

De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan

je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus regio Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio

betekent andere uitdagingen én een andere koers.

HET RESULTAAT VAN EEN GRONDIGE HERVORMING

In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele

educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverka-

velde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. Een 30-tal instellingen

en deelinstellingen gingen vanaf 2004-2005 op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Naast de volkshogescholen bleef een

beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder).

Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Vormingplus-centra. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen

elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één.

INGRIJPENDE BESPARINGSOPERATIE

Eind 2010 worden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In de beleidsperiode 2011-2015 bespaart minister

van Cultuur Schauvliege op de volkshogescholen jaarlijks 2 miljoen euro. Dat is een vermindering van het budget met gemiddeld 25

% (in 2011 getemperd met een eenmalige tegemoetkoming van 500.000 euro).

De taken van de Vormingplus-centra worden bovendien aangepast. De coördinatie- en de bekendmakingsopdracht worden geschrapt.

Ze worden vervangen door één opdracht van bekendmaking en samenwerking. Voortaan hebben de Vormingplus-centra de volgende

drie (voorheen vier) opdrachten:

- een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen;

- dit aanbod spreiden over de regio;

- het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in

de regio te versterken.

Door de besparingen en de wijziging van hun opdrachten moeten de Vormingplus-centra zich grondig herstructureren en -oriënteren.

Ontslagen, afvloeiingen en een heroriëntatie van het aanbod zijn gevolgen. Op het moment van dit schrijven is de zoektocht naar een

nieuw evenwicht volop bezig. We zien in onze cijfers alvast een daling van 10 % in het personeelsaantal en een financiële krimp.

Vormingplus in kerncijfers (2010)

het aantal centra: 13

het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 180

omzet (inkomsten en uitgaven): 14,3 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 8,8 miljoen euro

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 29

4. DE VORMINGPLUS-CENTRA

De Vormingplus-centra op een rijtje

OW

Vormingplus regio Mechelen

M

M

Vormingplus Antwerpen

A

A

Vormingplus Kempen

K

K

Vormingplus Limburg

L

L

Vormingplus Oost-Brabant

OB

OB

Vormingplus Oostende-Westhoek

OW

Vormingplus regio Brugge

B

B

Vormingplus Gent-Eeklo

GE

GE

Vormingplus Waas-en-Dender

WD

WD

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

MZWV

Vormingplus Vlaamse Ardennen

VLAD

VormingplusCitizenne

BC

BC

Vormingplus(Arch’educ)

HVA

HVA

MZWV

VLAD

30 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 31

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

EXPERTEN IN HUN VAKGEBIED

De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en

niet algemeen, maar rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun specialisme. Daardoor kan je bij

hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsac-

tiviteiten nooit veraf. Deelnemers ontplooien er zichzelf, leren nieuwe mensen kennen en komen sterker in de samenleving te staan.

17 vormingsinstellingen bieden samen een breed aanbod van vormingsactiviteiten, gaande van kunst- of natuureducatie over weten-

schapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, EHBO, enzovoort. Dat zijn de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast

zijn er ook vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie

van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij

aanbieden, staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Deelnemers

leren er over de werking van de vakbond, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica,

enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de

werkvloer en in de brede samenleving.

De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instel-

lingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activitei-

ten voor begeleiders van personen met een handicap.

Tenslotte heb je nog Vijftact, de federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan

vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor inclusie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt

en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s.

Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van

de werksoort verenigingen naar de werksoort instellingen.

De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2011)

het aantal vormingsinstellingen:

waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen

waarvan syndicale vormingsinstellingen

waarvan (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap

waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap

24

17

3

3

1

het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 407

omzet (inkomsten en uitgaven): 34,0 miljoen euro

subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 10,0 miljoen euro

32 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De landelijke vormingsinstellingen op een rijtje

CCV,

partner in christelijk vormingswerk

Comé - Competent in engagement

De Kei

(deel van federatie Op-Stap)

Gezin en Handicap

(deel van federatie Vijftact)

Het Grote Plein

(deel van federatie Z11)

Ateliers voor Werknemersvorming

Centrum ZitStil

(deel van federatie Vijftact)

De Brug-Hasselt

(deel van federatie KR8)

Fevlado-Diversus

(deel van federatie Vijftact)

Handicum

(deel van federatie Z11)

Amarant

Centrum voor

Natuur- en Milieueducatie (CVN)

De Brug-Gent

(deel van federatie KR8)

Digistap

(deel van federatie Op-Stap)

Halewynstichting

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 33

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

KR8

Natuurpunt Educatie

Stichting Lodewijk de Raet

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

Vijftact

Impuls

Op-Stap

Sig

(deel van federatie Vijftact)

Timotheus-Intuïtie

VIBEG

(deel van federatie Z11)

Het Vlaamse Kruis

Motief

PRH - Persoonlijkheid en Relaties

Tievo

(deel van federatie KR8)

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

Vorming en Actie

VMG

(deel van federatie KR8)

Vlaamse Dienst Autisme

(deel van federatie Vijftact)

34 VOORSTELLING VAN DE SECTOR

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

WIEV

(deel van federatie Op-Stap)

Zorg-Saam

Vormingsinstituut

Rode Kruis Vlaanderen

Z11WiSPER

Vormingscentrum

Opvoeding Kinderopvang (VCOK)

VOORSTELLING VAN DE SECTOR 35

5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

36 PROFIEL VAN DE SECTOR

DEEL 2

PROFIELVAN

DE SECTOR

38 PROFIEL VAN DE SECTOR

INHOUD DEEL 2InleidingMethodologieBegrippenlijstAfkortingen

HOOFDSTUK 1: DE WERKING

1.1 bevindingen

1.2 de verenigingen

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

1.2.2 TWEE ZIJDEN VAN EEN DUBBELTJE

1.2.3 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE VERENIGINGEN

1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS

1.3 de bewegingen

1.3.1 BEWEGINGEN : “LOCAL ROOTS , GLOBAL REACH ”

1.3.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE BEWEGINGEN

1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen:

1.4.1. LEREN VOOR HET LEVEN

1.5 de Vormingplus-centra

1.5.1 CENTRA IN TRANSITIE

1.5.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE CENTRA

1.5.3 ENKELE INDICATOREN

1.5.4 SPREIDING VAN HET AANBOD

1.5.6 DOELGROEPEN

1.5.7 INNOVATIE

1.5.8 SAMENWERKING

1.5.9 BEKENDMAKING EN COMMUNICATIE

1.6 de landelijke vormingsinstellingen

1.61. VOORSTELLING VAN DE VORMINGSINSTELLINGEN

1.6.2. DE WERKING IN CIJFERS

41

42

46

49

51

52

56

57

60

70

88

99

99

107

117

117

121

121

124

128

131

142

144

145

149

151

151

163

INHOUD

PROFIEL VAN DE SECTOR 39

HOOFDSTUK 2: DE MEDEWERKERS

2.1 bevindingen

2.2 staalkaart van de medewerkers

2.2.1 INLEIDING

2.2.2 OVERZICHTSTABEL

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2011

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT

2.2.7 LEEFTIJD

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT

2.2.9 OPLEIDINGNIVEAU

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS

HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN

3.1 bevindingen

3.2 staalkaart van de financiën

3.2.1 INKOMSTEN

3.2.2 UITGAVEN

3.3 subsidiecijfers VOLC per werksoort per organisatie

3.3.1 VERENIGINGEN

3.3.2 BEWEGINGEN

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

177

178

179

179

179

181

185

189

190

190

192

193

195

199

200

201

201

213

216

216

218

219

220

InleidingMethodologieBegrippenlijstAfkortingen

40 PROFIEL VAN DE SECTOR

INLEIDING

INLEIDING

PROFIEL VAN DE SECTOR 41

INLEIDING

In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in

elkaar zit.

Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de

FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties

gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken hiervoor

alvast de betrokken organisaties.

We willen benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Een reductie die zich - zonder de bijhorende

context - soms zelfs leent tot foute interpretaties. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuurs-

leden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector

enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informa-

tie. We publiceren per werksoort een tekst die dieper ingaat op de specificiteit van het werk van de organisaties, we vermelden tal van

praktijkvoorbeelden en laten elke organisatie zichzelf voorstellen.

De gegevens in dit boek zijn het resultaat van een zesde gegevensverzameling bij de organisaties. Gaandeweg bouwen we zo een

tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. De cijfers evolueren met mondjesmaat, maar her en der beginnen

we interessante trends te onderscheiden. We doen ze in dit deel uit de doeken.

Het eerste hoofdstuk van dit deel gaat over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de

werksoorten werd hier voor een verschillende aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past.

Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en

vrijwilligers. We geven een staalkaart met de kerncijfers.

Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven,

subsidies en personeelskosten tegen het licht.

Bij het opvragen van de gegevens werkten we met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.

METHODOLOGIEWe schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging:

We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden.

We verzamelden de meeste gegevens met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de

Vormingplus-centra verzamelden we met een Excel-formulier. De vragenlijsten voor de analyserende teksten bij de verenigingen en de

bewegingen werden met een Word-formulier rondgezonden. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2012 en peilde

naar de situatie op 31 december 2011.

In totaal hebben we de kwantitatieve gegevens van 123 organisaties ontvangen. Op één organisatie na (LVZ) leverden alle organisaties

gegevens voor het onderzoek.

Twee kantmeldingen bij de gegevensverzameling:

1. Het resultaat van de gegevensverzameling wordt bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over perso-

neel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten.

Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het

profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes.

2. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties

vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Dat kan leiden tot lichte verschillen in interpretatie. Met de inge-

bruikname van een online meetsysteem (zie verder), de ervaring van de organisaties (dit is intussen de zesde bevraging) en

de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen wel sterk gereduceerd.

VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN

De bevraging van de organisaties gebeurt sinds 2009 voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank. Dit

maakt de bevraging op een aantal vlakken efficiënter:

- op de ingevoerde gegevens worden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid...);

- uitleg over de gevraagde gegevens is steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeert een meer uniforme input van de organisaties;

- alle gegevens worden automatisch verzameld in een centrale database. Dit vermindert het risico op menselijke fouten bij de

verwerking.

Het online systeem is inmiddels voor het vierde jaar in gebruik en heeft zijn betrouwbaarheid bewezen.

Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over:

- de medewerkers bij alle werksoorten;

- de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen.

We doorliepen verschillende stappen: selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen.

METHODOLOGIE

42 PROFIEL VAN DE SECTOR

METHODOLOGIE

1. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging

Jaarlijks evalueren we in overleg met de sector onze gegevens. We gaan na wat het draagvlak en de draagkracht (haalbaarheid) is

voor de gegevensregistratie. De relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het

onderzoek uit te voeren, zijn de criteria.

Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2011. We werken dus niet met jaargemiddelden.

2. Harmonisatie en correctie

De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis

van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van de vorige

jaren en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de

organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. Concrete voorbeelden:

- een plotse sterke krimp van het personeelsbestand;

- een stabiel aantal bestuursvrijwilligers ondanks een groei in aantal afdelingen;

- een plotse groei in subsidies uit het decreet, ondanks de besparingen;

- ...

Doorgaans waren de afwijkingen te wijten aan een vergissing, vergetelheid, een foute interpretatie of een retroactieve update van

eerder bezorgde gegevens.

We legden er, in een instructiemail naar de organisaties, de nadruk op dat organisaties elke wijziging in hun data, hoe gering ook,

zouden invoeren. Zo trachten we te vermijden dat er al te veel data van de vorige jaren gerepliceerd worden.

3. Bijschattingen

Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek

aan man- of vrouwkracht of een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan of-

wel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken, ofwel enkele cijfers van 2010 te hernemen

en bij te sturen.

Op deze manier werd een 100% respons bereikt bij alle 123 deelnemende organisaties.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.

PROFIEL VAN DE SECTOR 43

VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN

Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beper-

kend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek.

- voor elke werksoort schreven we een analyserende tekst die dieper ingaat op de specificiteit van het werk van de organisa-

ties. Bij de bewegingen en de verenigingen is de tekst het resultaat van een bevraging bij de organisaties. Bij de vormingsin-

stellingen (landelijke en Vormingplus-centra) werd de tekst vooral via overleg en feedback gemaakt;

- elke organisatie beschrijft zichzelf en omschrijft één of meerdere toonaangevende projecten uit de werking;

- de verenigingen leveren een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden (die we opnemen in een woordenwolk) en tal van

praktijkvoorbeelden voor de analyserende tekst;

- de Vormingplus-centra leveren tal van praktijkvoorbeelden

De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort.

Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.

VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS

De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het Agentschap

Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Net als andere jaren vroeg de overheid het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkom-

sten op met een Excel-tabel. We verzamelden dezelfde tabellen bij de organisaties en analyseerden ze.

We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van de vorige jaren. Waar nodig vroegen we

verduidelijkingen of aanpassingen bij de organisaties. Een viertal organisaties bezorgden geen (adequate) afrekening. Voor die organi-

saties namen we de cijfers voor 2010 over.

Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.

BEREKENING SPREIDINGSINDEX VORMINGPLUS-CENTRA

De bereik-index van de Vormingplus-centra toont de spreiding (en enkel de spreiding) van het aanbod van een Vormingplus-centrum.

Logischerwijze zal een Vormingplus-centrum meer inschrijvingen/deelnames tellen in een stad dan in een landelijke gemeente.

Omdat er in de stad meer mensen zijn. Tien deelnames in een dorp kunnen verwaarloosbaar lijken ten opzichte van pakweg 1.000 in

een stad, maar wanneer je het effect van de bevolkingsdichtheid neutraliseert, kan blijken dat het dorp wél goed bediend wordt. Tien

deelnames op een bevolking van 1.000 is proportioneel immers een zelfde bereik als 1.000 deelnames in een stad van 100.000. Uit

enkel het aantal deelnames per gemeente kan je dus nog niet veel afleiden over de werkelijke spreiding van het aanbod.

Wil je dus weten of een Vormingplus-centrum alle gemeenten even goed bereikt, dan moet je in de berekening rekening houden met

de bevolking. Met een berekening van deelnames per inwoner kom je al dichter in de buurt:

METHODOLOGIE

44 PROFIEL VAN DE SECTOR

10 deelnames op een bevolking van 1.000 (10/1.000 = 0,01) is inderdaad een zelfde bereik als 1.000 deelnames op een bevolking

van 100.0000 (1.000/100.000 = 0,01)

Een extra verfijning: de spreidingsindex wil enkel de spreiding van de deelnames tonen. Niet het aantal deelnames. Absolute aantallen

zie je immers op andere kaarten in het boek. Ook het effect van het absolute aantal deelnames moet dus geneutraliseerd worden. Met

andere woorden: deze index negeert hoeveel of hoe weinig deelnames een Vormingplus-centrum noteert en toont enkel of ze goed

gespreid zijn over de verschillende gemeenten van de regio.

De spreidingsindex is dus relatief en niet absoluut. Daarom worden de deelnames in een gemeente in de formule gerelateerd aan

het totaal aantal deelnames in een regio en wordt de bevolking van een gemeente gerelateerd aan het totaal van de bevolking in een

regio:

deelnames uit gemeente / bevolking gemeente

deelnames uit gemeente bevolking gemeente

spreidingsindex = /

totaal deelnames Vormingplus totaal bevolking regio

Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een

evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5 % van de inwoners van de regio, levert in dat geval ook 5 % van de

deelnames (5 % / 5 % = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente

komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een

klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge spreidingsindex. De donker-

gekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Hoe egaler lichtrood (= 1) een regio kleurt,

hoe evenwichtiger het bereik gespreid is.

METHODOLOGIE

PROFIEL VAN DE SECTOR 45

46 PROFIEL VAN DE SECTOR

BEGRIPPENLIJSTAfdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoude-

lijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging.

Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke be-

stuursleden horen hier ook bij.

Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep

van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt.

Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd.

Deelname (Vormingplus-centra): in het hoofdstuk over de Vormingplus-centra maken we een onderscheid tussen een deelname en

deelnemer. Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. Elders in het boek hanteren

we voor de eenvoud steeds de term ‘deelnemer’ om deelnames uit te drukken.

Deelnemer: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelne-

mers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld.

Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt.

Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100% (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd

door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één

voltijds equivalent.

Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tus-

sen deze persoon en de organisatie vallen.

We tellen zowel freelancers met een inhoudelijke als een ondersteunende opdracht. ‘Inhoudelijke’ freelancers zijn rechtstreeks

betrokken op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever).

Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, web-

masters, ICT-ers en dergelijke...

Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die

onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’. De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmans-

zaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor werk

dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, beschouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet

rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap, eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde

vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het inhuren van 2 freelancers.

Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van

de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logis-

tiek van aard zijn.

BEGRIPPENLIJST

PROFIEL VAN DE SECTOR 47

BEGRIPPENLIJST

Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van het

sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld:

- een educatief medewerker;

- een beleidsmedewerker;

- een afdelingsondersteuner;

- een redacteur;

- de coördinator;

- de directeur;

- een projectbegeleider;

- een lesgever.

Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: ‘de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep

of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd’. Het lidmaatschap kan zich uiten in het betalen van een lidmaatschapsbijdrage.

Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of

verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden

liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan.

Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1.000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om

het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10.

Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die het decreet voor het sociaal-cultureel

volwassenenwerk hanteert. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht

en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democra-

tische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de

bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot spe-

cifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.”

Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog

bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie:

- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24);

- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1);

- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3);

- bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1).

Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voor-

werp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld

met niet-formele educatie.

Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie dat

de Vlaamse overheid effectief subsidieert.

Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of

voor de organisatie. Bijvoorbeeld:

- de administratieve medewerkers;

- de financiële medewerkers;

- de boekhouder;

- de onderhoudsmedewerker.

BEGRIPPENLIJST

Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs,

PWA’ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling

worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’.

Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

(Publieksgerichte) activiteiten (Vormingplus-centra): deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten

aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten (bv. aanbod

voor vrijwilligers of intermediairen).

Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als één activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers wordt

hiervan niet geregistreerd.

Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie uit de wet op het vrijwilligers-

werk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en

binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.

48 PROFIEL VAN DE SECTOR

AFKORTINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR 49

AFKORTINGENSCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk

VER: verenigingen

BEW: bewegingen

VHS: volkshogescholen

LVI: landelijke vormingsinstellingen

50 PROFIEL VAN DE SECTOR

DEEL 2

HOOFDSTUK 1

DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR

52 PROFIEL VAN DE SECTOR

lokaal nog meer vereniging maken: lokale afdelingen van sociaal-culturele verenigingen zijn – spon-taan of doelbewust - verweven met informele vormen van verenigen. Informalisering, zo blijkt uit de literatuur, is een trend. Een trend waarop de verenigingen inspelen. Sociaal-cultureel afdelingswerk blijkt een goede voedingsbodem voor informele groepen. Het biedt de juiste faciliteiten om deze initiatieven te laten leven. Vaak ontstaan nieuwe informele initiatieven in de schoot of in de marge van afdelingen. Bovendien blijkt het sociaal-cultureel verenigingsverhaal wervend te zijn: informele initiatieven vinden hun weg naar verenigingen. Niet alleen omwille van de ondersteuning die ze er krijgen, maar ook omwille van het grotere verhaal van de vereniging. Het groter geheel biedt meerwaarde. Daarnaast zijn vereni-gingen, vanuit een maatschappelijk engagement of het aanvoelen van een maatschappelijke nood, ook bewust bezig met (informele) groepsvorming. Grote drijfveer daarbij is vooral zonder grenzen veel en nóg meer ‘vereniging maken of zijn’. Er is dus een sterke en diverse wisselwerking tussen allerlei soorten groepen. Het sociaal-cultureel verenigingsleven en de informaliseringstrend is als een dubbeltje dat op twee zijden landt.

184.000 vrijwilligers: vrijwilligers vormen de motor van de verenigingen. Met zo’n 184.000 vrijwilligers neemt deze werksoort het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen 130.000 een verantwoordelijkheid op als bestuurder.

een stabiel en gespreid bereik: met 2,4 miljoen leden en 9,4 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige achterban. Samen tellen de verenigingen 14.298 afdelingen. Met gemiddeld 44 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-cultu-rele verenigingen sterk (en stabiel) aanwezig in onze samenleving. De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies. We merken een lichte daling in het aantal bestuurs-vrijwilligers. Deze tendens volgt een trend van veranderende (niet verminderende) participatie die ook elders in de maatschappij te zien is.

grote diversiteit: de kracht zit in de diversiteit van de verenigingen. Er zijn grote verenigingen en kleine verenigingen, recent erkende of van oudsher erkende verenigingen, doelgroepverenigingen of vereni-gingen met een breed publiek, ledenverenigingen of federaties… Ook de interne organisatiestructuur verschilt sterk. Deze diversiteit komt tot uiting in de cijfers: we zien een brede spreiding van de werkings-indicatoren (afdelingen, vrijwilligers, leden...).

1.1 bevindingen1. DE WERKING

1.1 BEVINDINGEN

VERENIGINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR 53

campagnebeesten: bewegingen beogen de transitie naar een betere maatschappij. Dit doen ze door onder meer campagnes in te schakelen. Ze zijn experts in hun thema en weten als geen ander hun thema onder de aandacht te brengen van de pers en het brede publiek. Ze vechten tégen geweld, racisme, armoede, de digitale kloof, wantoestanden bij banken... en ijveren vóór vrede, verantwoord consumeren, duurzaamheid, onafhankelijke media, inclusie, ethiek... Vaak vernieuwend in denkbeelden en creatief in oplossingen, nodigen ze de burger uit om na te denken over de eigen samenleving en het heft in handen te nemen.

local roots, global reach: dat bewegingen netwerkers en samenwerkers zijn, wisten we al uit voorgaan-de edities van Boekstaven. Maar nu zien we ook in de feiten dat deze samenwerkingsverbanden ver de grenzen van Vlaanderen, België en zelfs Europa overschrijden.

Gezien de visie en missie van bewegingen is dit ook evident en eigen aan de werksoort. De thema’s waar-rond deze organisaties werken – duurzaamheid, vrede, ethisch omgaan met geld, burgerschap, mensen-rechten, armoede... - zijn niet exclusief Vlaams. Ook in het buitenland bevinden zich vaak noodzakelijke kennis en knowhow.

Geholpen door internet en sociale media staan ze in verbinding met informatie uit de hele wereld. Inter-nationale netwerken met partnerorganisaties helpen hen aan de meest recente informatie en versterken hun slachtkracht op het internationale toneel. Door de aard van de problemen die sommige bewegingen aankaarten, is dit voor veel organisaties een vereiste om efficiënt aan maatschappelijke verandering te werken.

De meerwaarde van internationaal werken, wordt door nagenoeg alle bewegingen benadrukt. De man-kracht en middelen om hier effectief en sterk op in te zetten ontbreken echter vaak. Meer ondersteuning om in te zetten op deze steeds groter wordende internationale dynamiek is een must. Voor de bewegin-gen, maar ook voor Vlaanderen. Via de bewegingen vinden de eigen visie en aanpak van maatschappelijke problemen hun weg naar de rest van de wereld. Met regelmaat van de klok worden hun campagnes bekroond in internationale wedstrijden en vormen Vlaamse grassroots-projecten de motor voor veran-dering buiten onze grenzen. Met de roots in eigen land. Met de blik op de wereld.

1.1 bevindingen1. DE WERKING

BEWEGINGEN

54 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.1 bevindingen1. DE WERKING

aanbod tot aan de deur: de Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (poten-tiële) deelnemers te brengen. We zien dat er ook een aanzienlijk bereik is buiten de – traditioneel goed bediende - centrumsteden.

relevant aanbod: de Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. Minstens de helft van het aanbod van de centra speelt in op actuele maatschappelijke uitdagingen (digitale geletterdheid, interculturaliteit, duurzaamheid, burgerschap…).

kansengroepen bereiken: de Vormingplus-centra richtten in 2011 minstens een 200-tal activiteiten expliciet op maatschappelijk kwetsbare groepen. Om de activiteiten te realiseren, werkten de centra samen met meer dan 200 andere organisaties en 71 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Eén gemeente op vijf werkte dus samen met Vormingplus om een aanbod voor kansengroepen te realiseren. Ook via het regulier aanbod doen de centra inspanningen om een divers publiek te bereiken.

intensieve netwerkers: zoals uit de voorgaande delen blijkt, zijn de Vormingplus-centra intensieve netwerkers en samenwerkers. Het aantal samenwerkingsverbanden blijft groeien, mits evenwel een groeivertraging in 2011 (zie verder over de effecten van de besparingen). De voornaamste partners zijn gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties, bibliotheken en organisaties van/voor minderheden of integratie. Bij deze samenwerkingen nemen de centra – afhankelijk van de behoefte en expertise - verschillende rollen op.

omgaan met besparingen: herstructurering, werkdruk, heroriëntatie. 2011 is het eerste jaar waarin de subsidiedaling van -25 procent voor de Vormingplus-centra werd doorgevoerd, weliswaar voor een kwart getemperd met een eenmalige tegemoetkoming. We merken de gevolgen in onze cijfers. De besparingen manifesteren zich op verschillende wijzen: in de werking, de financiën en de personeelscijfers. We zien in 2011 globaal (nog) geen terugval in het aantal deelnames, activiteiten en samenwerkingen. We zien een groeivertraging in plaats van krimp. Deze heeft vier oorzaken: (1) toen de besparingen aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt; (2) het personeel levert extra inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren; (3) de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden leverden om een aanbod te ontwikkelen; (4) om de besparin-gen op korte termijn te kunnen verteren, wordt soms de ruimte voor experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen beperkt. Maar: zo divers als de centra zijn in hun werking, zo divers gaan ze om met de ingrijpende budgetvermindering. Veel centra melden dat de effecten van de besparingen zich met vertraging doen voelen. Ettelijke stra-tegieën om op korte termijn de werking op peil te houden – aanspreken reserves, verhoging werkdruk, afvloeiing gespreid in de tijd, besparing op innovatie… - zijn niet duurzaam en nopen op termijn tot een herijking/inperking van de werking.

VORMINGPLUS-CENTRA

PROFIEL VAN DE SECTOR 55

1.1 bevindingen1. DE WERKING

leren voor het leven (gezamenlijke kijk met Vormingplus): het Vlaamse leerlandschap is in bewe-ging, vaak onder impuls van Europa. Vooral levenslang leren en EVC-denken zijn de laatste tien jaar in opbouw – vaak genoemd in beleidsdocumenten, wat minder echter met resultaat op het terrein. De uitwerking is bovendien nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld. Vormen van leren die niet in de ‘economische’ visie passen, komen in de verdrukking. Nochtans kan vorming, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een democratische samenleving. De burger van morgen moet daarom levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee evenwaardige en elkaar aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand. Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings- en onderwijslandschap de krachten en inzichten bundelen. Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol verhaal.

24 instellingen, 24 invalshoeken: net als bij de andere werksoorten bestaat er een grote diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing.

222.000 deelnemers: in 2011 organiseerden de instellingen 11.406 activiteiten voor ruim 222.000 deel-nemers. We zien voor het tweede jaar op rij een lichte daling (-2,6 %) van het aantal deelnemers ten op-zichte van het jaar voordien. Wellicht speelt hier het effect van de afschaffing van de opleidingscheques (sinds 2010) en de stilaan nijpende besparingen (cumulatief sinds 2009) voor de vormingsinstellingen. De evolutie van het aantal deelnemers vertoont weliswaar geen homogeen beeld. Sommige organisaties trekken meer deelnemers aan, andere minder.

33 % ongesubsidieerde uren: van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 67 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De instellingen moeten dus voor 33 % van hun aanbod op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 74 % gesubsidieerd is. 26 % van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd.

aanbod steeds meer afgestemd op de normen van het decreet: de instellingen stemmen hun aanbod steeds meer af op de criteria van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Veruit de meeste uren niet-formele educatie (91 %) vallen binnen de normen van het decreet en zijn dus subsidi-eerbaar.

LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

PROFIEL VAN DE SECTOR 57

1.2 DE VERENIGINGEN

Vlaanderen telt in 2011 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen.

- 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van

deze verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in

2011 het statuut van ‘vereniging van migranten’. Twee van hen dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erkenning in en zijn

vanaf 2012 erkend.

We maken, omwille van de volwaardige erkenning van deze verenigingen, in onze cijfers niet langer het onderscheid tussen deze

en andere verenigingen.

- We nemen ook voor het eerst cijfers van de drie nieuwkomers bij de verenigingen op. ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en

Oxfam Wereldwinkels maken sinds 2011 deel uit van de werksoort verenigingen. Zij namen in 2012 voor het eerst deel aan de

gegevensregistratie voor Boekstaven.

- VOSOG kreeg in 2011 een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voordien ontving de vereniging een startsubsidie. VOSOG

neemt reeds sinds 2009 deel aan de gegevensregistratie.

- Het Vlaamse Kruis ruilde in 2011 het statuut van vereniging voor dat van vormingsinstelling. De organisatie komt dus niet langer

voor in de gegevens in dit hoofdstuk.

Het deel over de werking van de verenigingen valt uiteen in vier luiken:

- In het eerste luik tonen we visueel de belangrijkste inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de verenigingen.

- In het tweede luik ‘Twee zijden van een dubbeltje’ gaan we dieper in op welke wisselwerking er bestaat tussen verenigingen

en lokale informele initiatieven.

- In het derde luik omschrijft elke vereniging zichzelf.

- Het vierde en laatste luik pakt - inmiddels traditiegetrouw - uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)

vrijwilligers... van de verenigingen.

1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN

We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke

pijlers in de werking en de doelgroep(en) van de vereniging. We hertaalden de ingezonden woorden naar meer uniforme kernwoorden

en brachten ze gewogen in een woordenwolk. (zie blz. 58-59). Zo brengen we in één oogopslag de diversiteit en de klemtonen van de

werking van de verenigingen in beeld. Hoe groter het woord, hoe vaker verenigingen het vermelden in hun zelfbeschrijving.

Vorming, cultuur, ontmoeting en belangenbehartiging zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers, gevolgd door emancipatie, partici-

patie en gelijke kansen.

Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de tweede hierna). Naast logischerwijze volwassenen - die we in de wolk

achterwege hebben gelaten - zijn (etnisch-culturele) minderheden, vrouwen, senioren en jongvolwassenen de meest genoemde

doelgroepen.

1 LVZ neemt niet deel aan de bevraging van Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen.

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

58 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

De 41 meest voorkomende inhoudelijke pijlers

interculturaliteit

pluralisme

gezondheid

internationaalavontuur

democratie

netwerking

vrijzinnig

lokaal-actief

buurt

sociaal

eco

vrijwilligerswerkrecreatie

kritiek

duurzaamheid

lage drempelsdoelgroepgericht

onafhankelijkheid

emancipatie

ontmoetingvorming

cultuur

empowerment

Vlaamsactie

gelijke kansen

sensibilisering

progressief

participatie

gemoedelijk

integratie

diversiteit

gezin

integratie

informatie

zorg

belangenbehartiging

kunst

solidariteit

maatschappij

PROFIEL VAN DE SECTOR 59

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

De 14 meest voorkomende specifieke doelgroepen

vrouwen

senioren

Vlamingen

personen met een beperking

oudersjonge gezinnen

jongvolwassenen

gezinnenmensen die uitsluiting ervaren

leden

zorgbehoevende personen

ondernemers

vijftigplussers

minderheden

60 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

1.2.2 TWEE ZIJDEN VAN EEN DUBBELTJE

De informaliseringstrend en het sociaal-cultureel verenigingsleven

Kleinschalige, vaak zeer lokaal en eerder informeel georganiseerde verbanden lijken steeds belangrijker te worden in onze samenleving. Infor-

malisering, zo blijkt uit de literatuur, is een trend. Hoe verhoudt deze trend zich met de stabiele cijferreeksen van de werksoort verenigingen die

Boekstaven jaar na jaar laat zien? Met andere woorden, is deze informaliseringstendens herkenbaar voor het sociaal-culturele verenigingsleven?

Is er sprake van een scheidingslijn tussen een meer gestructureerd sociaal-cultureel verenigingsleven en een informeel verenigingscircuit of is

hier sprake van een voedingsbodem en wederzijdse bevruchting? Deze tekst zoomt in op de relatie tussen het afdelingswerk van de verenigingen

en informele verbanden1.

Informalisering als trend

Informele groepen zijn kleine groepen mensen die regelmatig samenkomen. De deelnemers streven een bepaald doel na of oefenen een

liefhebberij uit. Ze kenmerken zich onder andere door hun kleinschaligheid, persoonlijke contacten en het ontbreken van een formele organi-

satiestructuur (bijvoorbeeld statuten). Voorbeelden van informele groepen zijn gespreks- en leesclubs, fiets- en kookgroepjes, theatergroepen

of actiecomités. Zij zijn vaak gericht op sociale cohesie (samen dingen doen), maar kunnen zich even goed richten op (lokaal) activisme of op

persoonlijke ontplooiing.

De beschrijving van deze trend gaat vaak samen met beelden van de ‘nieuwe vrijwilliger’ en de ‘shoppende deelnemer’; mensen zijn nog steeds

geëngageerd - maar hun inzet is vluchtiger - en zij zouden een beetje lijden aan bindingsangst voor wat dan vaak ‘het traditionele verenigings-

leven’ wordt genoemd. Een andere trend is dat mensen zich nog steeds verenigen maar dit liever (en steeds vaker) doen buiten de bestaande

verenigingsstructuren om. Deze vorm van verenigingen wordt dan ook weleens als alternatief of tegenhanger van het meer georganiseerde

middenveld naar voor geschoven. De informele groepen worden hierbij naar voor geschoven als “eigentijdse bronnen van sociale cohesie”2.

Uitgaande van deze gedachtegang deed het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau een verkennende studie naar deze informele groepen3.

In de conclusie geven de onderzoekers aan dat heel wat burgers vandaag de vaste organisaties van de civil society als beklemmend of te zakelijk

of te professioneel ervaren en daarom vaker in kleinere kring nieuwe, informele vormen van associatie ontwikkelen. Maar organisatiemijding

blijkt niet het hele antwoord te zijn. De onderzoekers troffen ook informele groepen aan waarvoor deze argumenten niet spelen: “Sterker nog, we

zagen informele groepen die helemaal niet het gevolg zijn van informalisering vanuit formele verbanden, maar eerder omgekeerd: een intentio-

nele groepsvorming vanuit minder vanzelfsprekend geworden informele relaties in de sfeer van familie, buurtgenoten en vriendschap-

pen. [...] Daarnaast hebben we verbanden aangetroffen die wel als gevolg van informalisering gezien kunnen worden, maar niet resulteren in een

informele groep [...]. Er is geen sprake van op eigen initiatief door burgers gevormde of in stand gehouden groepen, maar meer van informele

aanhangsels van gevestigde instituties”. De onderzoekers besluiten: “Kortom, informele groepen zijn niet noodzakelijk het product van

informalisering van de civil society en de informalisering van de civil society resulteert niet slechts in informele groepen.”

De onderzoekers geven aan in de voormelde studie geen oog te hebben gehad voor wat zich in verband hiermee afspeelt in bestaande

organisaties. Daarom leek het de FOV interessant om via de jaarlijkse voortgangsrapporten en een bevraging bij de verenigingen een proeve van

verkenning op te zetten.

1 De lokale werkingen en de daarbij horende afdelingsbegeleiding en vrijwilligersbeleid, zijn en blijven de hoofdbekommernissen in het ‘vereniging-zijn’. Zoals een vereniging het formuleert: “essentieel voor verenigingen is dat mensen niet-professioneel en dus als vrijwilliger samen de vereniging uitbou-wen.” Gezien de enorme diversiteit binnen de werksoort verenigingen zijn de in kaart gebrachte praktijken niet normerend, maar duiden zij een zekere beweging in het verenigingsleven. De wijze waarop verenigingen (al dan niet) met deze trends omgaan, is sterk organisatie-gebonden. De beschreven trends in deze tekst raken dan ook niet aan de werking en de kern van het ‘vereniging-zijn’.

2 van den Berg E., van Houwelingen P. en de Hart J (2011). Informele groepen. Verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, http://www.scp.nl

3 Idem

PROFIEL VAN DE SECTOR 61

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Samen en ‘van ons’

Een eerste vaststelling: informele groepen zijn - aldus de onderzoekers - en anders dan men op het eerste zicht zou vermoeden, duurzaam van

aard. Zij bestaan vaak gedurende decennia en hebben wat op het eerste gezicht contradictorisch lijkt, een lichte formele structuur (afspraken,

werkverdeling, planning...) die hun (voort)bestaan mogelijk moet maken. Eerder dan vrijblijvendheid staat autonomie voorop, korte (overleg)lijnen

en het eigen zeggenschap, stelt het onderzoek.

Vertaald naar het sociaal-culturele jargon is dit zeer herkenbaar: ‘eigenaarschap’, het ‘deelnemen en het deelhebben’. Want laat dat nu net één

van de essentiële elementen zijn van het sociaal-cultureel verenigingswerk: afdelingswerk en –begeleiding vanuit de landelijke vereniging is

en blijft gericht op afdelingen of groepen die autonoom en op basis van vrijwillige inzet werken en zelf hun programma bepalen. Of zoals één

vereniging stelt: “De afdelingswerking is en blijft de verantwoordelijkheid van de lokale groepen.”; “Bestuursleden voelen zich verantwoordelijk

voor hun afdeling, hun vereniging. Ze zijn er eigenaar van en dragen er de grootste zorg voor.” of met de woorden van wie lokaal actief is: “De

mensen van mijn afdeling voelen aan als thuis, ze zijn mijn familie en mijn vrienden, ik ben er altijd welkom en er is warmte. De gezelligheid, de

groepsbinding en het contact zijn belangrijk.”

Korte communicatielijnen, sterke persoonlijke contacten, een autonome werking, vrijwillige inzet... hebben deze groepen alvast gemeen. Het DNA

van het sociaal-cultureel afdelingswerk wijkt alvast in essentie niet af van wat de onderzoekers omschrijven als informele groepen.

... ook in de sociaal-culturele verenigingen

Tweede vaststelling: de informaliseringtrend is herkenbaar in de werksoort verenigingen en verenigingen gaan hier vlot mee om.

In de schoot van of in de marge van lokale afdelingen ontstaan heel wat nieuwe initiatieven en worden heel wat verschillende werkvormen

gebruikt. Dit gebeurt al dan niet in relatie met eerder informele of formele groepen of mensen, spontaan of maar ook soms doelgericht, in een

tijdelijk verband of meer op duurzaamheid gericht.

Landelijke secretariaten ondersteunen wat aan de basis gebeurt, pikken werkvormen op en proberen uit hoe zij als vereniging het lokale sociale

weefsel hechter kunnen maken. Verenigingen gaan ook naast bestaande werkingen en structuren aan de slag. Zij ontdekken nieuwe werkvor-

men, starten nieuwe groepen op, richten zich in hun aanbod op bestaande informele groepen en gaan na hoe zij niet-leden in de werking kunnen

betrekken.

62 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

In de schoot of in de marge van lokale afdelingen

Brede en vaak ook grote afdelingswerkingen – dikwijls met

hónderden leden – bieden een waaier aan werkingsmodellen.

Zij zetten binnen de afdeling in op een gediversifieerde wer-

king, daarin vaak ondersteund door het nationale secretariaat.

Zo zetten zij bijvoorbeeld in de schoot van de bestaande wer-

king, via expliciete aandacht in de programmatie, een jonge-

renwerking op. Dit gebeurt ook voor andere doelgroepen, zoals

bijvoorbeeld weduwen, alleenstaanden, gezinnen (met bijvoor-

beeld activiteiten met de nadruk op buiten spelen).

Daarnaast bestaan binnen afdelingen ook vaak thematische

werkingen. Deze deelwerkingen hebben vaak één of enkele

‘trekkers’. In sommige verenigingen wordt expliciet ruimte ge-

maakt voor deze vrijwilligers met een ‘specifiek engagement’.

Zo krijgen bijvoorbeeld de vrijwilligers verantwoordelijk voor

de tuinwerking uit de verschillende afdelingen, toegang tot het

intranet van de vereniging zodat zij kunnen uitwisselen met de

‘tuinvrijwilligers’ uit andere afdelingen.

Groepen mensen die elkaar thematisch of in een hobby vin-

den - maar dit kan evengoed een gezamenlijke (deel)identiteit,

taalgroep of bekommernis zijn - binnen bestaande werkingen

geven vaak aanleiding tot nieuwe werkingen of zogenaamde

spin-offs: een sportwerking of een fietsgroep, een quizgroep,

theatergroepen, crea-ateliers, actiegroepen, projectgroepen,

spellenclubs... ook praatgroepen allerhande doen het goed.

Dit kunnen groepen (clubs, kernen...) zijn1 met lossere verbanden

waar bijvoorbeeld geen lidmaatschap bestaat, maar waar men

eventueel per deelname betaalt. Vaak blijft er via een vrijwilliger

wel een band met de afdeling en gebeurt de communicatie over

de activiteiten veelal vanuit de lokale afdeling. Op die manier

behoudt deze groep affiniteit met de afdeling (en de landelijke

vereniging). Dit gebeurt bijvoorbeeld door zich op dezelfde doel-

groep als de landelijke vereniging te blijven richten zoals bijvoor-

beeld bij leesclubs voor senioren (“Boekenwurmen”).

Opmerkelijk is dat deze groepen vaak verbredend werken.

Zij richten zich ook spontaan op niet-leden en gaan voor een

sterke lokale inbedding (bijvoorbeeld door het opzetten van

platformen voor en met lokale kunstenaars of kleine collectief-

jes, lokaal organiseren van laagdrempelige tornooien van oude

Fietsaanbod voor iedereen

ATB De Na-tuurvrienden: EcocycloTijdens een leuke

dagtocht koppel je de

mooiste plekjes van een

regio aan ecovriende-

lijke bezienswaardighe-

den en initiatieven rond

duurzame ontwikkeling.

Ecocyclo is sportief,

ontspannend, leerrijk, milieuvriendelijk en eenvoudig! De

routes zijn uitgewerkt volgens het welbekende fietsknoop-

puntennetwerk.

De tochten zijn er voor iedereen, zowel ervaren als minder

ervaren fietsers. Je kan op individuele basis deelnemen, in

groep, met het gezin, met vrienden...

kwb: Kubb-tornooi

Pretentieloze pret met de buurt

Elke woensdag- en vrijdagavond in de zomervakantie verza-

melen Stabroekenaars op het grasveld aan de Rodehoevelaan.

Jong en oud spelen dan het Zweeds Vikingspel ‘Kubb’. Kubb is

een buitenspel waarbij je met stokken houten blokken van de

tegenspelers moet omvergooien.

Het initiatief gaat uit van de plaatselijke afdeling van de kwb.

Over heel het land vinden op initiatief van kwb gekijkaardige

Kubb-spellen en -tornooien plaats.

1 Ontstaan in de schoot of in de marge van bestaande afdelingen, zetten lokale afdelingsbesturen hier op in of laat men dit gewoon lokaal zijn gang gaan. Ook landelijke verenigingen gaan hier, afhankelijk van hun afdelingsbeleid, wisselend mee om.

PROFIEL VAN DE SECTOR 63

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

volksspelen op het dorpsplein (bijvoorbeeld Kubb-spel). Zij wor-

den vaak gedragen door vrijwilligers die ‘als expert, organisator

of netwerker aan de slag willen gaan’. ‘One-issue’-groepen

ontwikkelen, op basis van hun expertise niet zelden een aanbod

dat wordt opgenomen in het aanbod van de lokale afdeling

(soms ook nationaal) of wordt aangeboden aan andere groepen

mensen (vriendengroepen, collega-groepen, families, afdelin-

gen van andere verenigingen...). Dit kan gaan over gidsbeurten

(bv. de haven van Zeebrugge, lokaal erfgoed...), deelname aan

een tornooi of een wedstrijd, lokaal actie voeren (rond armoede,

ecologie, inclusief werken, enzovoort).

Gevoed vanuit de basis

Afdelingen proberen spontaan gedifferentieerde werkingen uit.

Zo organiseert bijvoorbeeld een plaatselijke afdeling kookles

enkel voor mannen, starten drie afdelingen een beurtrol voor

activiteiten voor 55-plussers, nodigt een afdeling àlle vrouwen

in het dorp uit voor een ‘ladies night’.

Afdelingsbegeleiders hebben oog voor wat spontaan gebeurt en

kijken of en hoe nieuwe initiatieven of werkvormen een plaats

kunnen krijgen elders in de werking. Dit gebeurt bijvoorbeeld

door de werking van een volkstuintje, bewerkt door enkele

gedetineerden, op te volgen. Waardevolle en toegankelijke

initiatieven worden, indien mogelijk, gepromoot in andere

regio’s en afdelingen. Voorbeelden hiervan zijn; de ‘digi-oma’s’

waarbij een vrijwilliger andere oma’s in kleine groepjes de

eerste digitale stappen aanleert, de start van ‘Zahirgroepen’;

laagdrempelige praatgroepen over de dingen des levens.

Grassroots op een kweekjeVerenigingen starten lokaal voortdurend nieuwe groepen op.

Hiermee pikken verenigingen in op een maatschappelijke be-

hoefte. Het succes van de eerder genoemde praatgroepen is

hiervan een duidelijk voorbeeld: mensen vinden elkaar in politiek-

filosofische overtuigingen of worden via een praatgroep uit hun

isolement gehaald (bijvoorbeeld senioren). Ook het succes van

groepjes jonge vrouwen uit dezelfde omgeving die dicht bij huis,

leuke en prijslijke dingen willen doen, wijst op een maatschap-

pelijke nood. Op dezelfde manier kan het succes van school- en

gemeenschapstuinen worden geduid.

Verenigingen zijn hier bewust en intentioneel mee bezig. Zo

startten bijvoorbeeld enkele verenigingen samen een ‘bewe-

gingstraject’. Los van (hun) bestaande structuren zoeken zij via

lokaal experiment en methodiekontwikkeling nieuwe doelgroe-

KVG: boccia en curling voor personen met een handicap

Van sportnamiddagen naar volwaardige KVG-afdeling

KVG Meerhout orga-

niseert elke maand in

samenwerking met

partners ontspannende

‘G-sportnamiddagen’.

Je kan er terecht voor

een recreatief partijtje

boccia of curling (twee

soorten van werp-

sporten). De namid-

dagen staan open voor

iedereen en spelen in op een behoefte aan beweging en

sociaal contact bij personen met een handicap. Dankzij het

grote succes en de inzet van vrijwilligers is ondertussen de

sportclub “Boccia KVG Meerhout” ontstaan.

HVV: Zahir-gespreksgroepen

HVV gevoed vanuit de basis

Bij de Zahir-gespreksgroepen komen we in een kleine,

gezellige groep samen om te praten en te leren over

vriendschap, loyaal zijn, geluk, zingeving, kantelmomenten

in het leven... Soms is het kunnen praten over levensvragen

belangrijker dan alles volledig proberen te begrijpen. Defi-

nitieve antwoorden moet je dan ook niet verwachten. Wel

neem je na iedere bijeenkomst ongetwijfeld iets nieuws,

leuks of dieps mee naar huis. De groepen staan open voor

alle geïnteresseerden.

64 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

pen, netwerken... Zo sporen zij bijvoorbeeld via een ‘buurtbox’

groepen mensen in buurten aan om iets te organiseren.

Buurten, steden en kansengroepen (bijvoorbeeld kortgeschool-

den, alleenstaande moeders) krijgen in deze context de volle

aandacht van verenigingen. Zij maken mensen warm om zich

te verenigen en betrokkenheid op elkaar of de leefomgeving te

doen ontstaan. Een voorbeeld hiervan is het ‘Pixelteam’. In dit

project brengt men mensen in een buurt samen rond bijvoor-

beeld sociale fotografie. Via een stappenplan komt de groep tot

een product of toonmoment. Dit kan een expo of een sociale

wandeling zijn. Zo geven zij de wijk (en haar bewoners!) een

gezicht. Deze expo of sociale wandeling wordt opgenomen in

het nationale programma-aanbod. Het zijn de buurtbewoners

(het pixelteam) die dit aanbod lokaal verzorgen.

Springplank naar een groter verhaal

De bovenstaande bewegingen vanuit nieuwe initiatieven, lokale

werkingen of (bovenlokale) projecten, is geen eenrichtings-

verkeer. Bestaande groepen vinden de weg naar het sociaal-

culturele verenigingsleven. Zo sluit bijvoorbeeld een groep

oud-Chiro aan als afdeling, wil een groepje jonge joggers onder

de paraplu van een lokale afdeling verder lopen...

(Lokale) samenwerkingen met bestaande of informele groepen

monden eveneens in aansluiting uit. Zo meldt bijvoorbeeld een

vereniging dat na een project rond geweld op vrouwen, een

sinds ’96 bestaande vzw als lidvereniging aansloot.

Enkele verenigingen in volle groei melden het aantal spontane

aansluitingen niet te kunnen volgen als zij dezelfde kwaliteits-

norm in hun afdelingsondersteuning willen handhaven.

Naast het belang van de ondersteuning vanuit de vereniging

geven deze groepen ook aan dat het “gevoel van deel uit te

maken van een groter geheel verstevigend is voor een groep”;

“het gevoel van ‘eenheid in veelheid’ vanuit een ideologisch

perspectief” of nog “We bieden als vereniging een ruimere focus

aan en zijn toch lokaal verankerd”. Dit sluit aan bij de ambitie van

de verenigingen: “Wij proberen dit wel in een groter verhaal te

kaderen, proberen mensen te laten proeven van andere dingen.”

Latijns-Amerikaanse Federatie: Spaanse Taallessen

Grassroots initiatieven promoten

De Latijns-Amerikaan-

se Federatie bekijkt

interculturaliteit van de

andere kant en vraagt

in een flyer: “Spreek je

al een mondje Spaans,

maar sta je toch met

je mond vol tanden bij een native speaker? Kom dan naar

onze Spaanse conversatieles.” Of hoe etnisch-culturele

federaties taalles geven aan Nederlandstaligen.

VIVA-SVV: Tweedehandsbeurs kinderartikelen

Gezellig, sociaal en ecologisch inspelen op behoeften

VIVA-SVV Deinze organiseert jaarlijks een tweedehands-

beurs voor kinderartikelen. Er heerst altijd een gezellige

drukte van jewelste. Vrijwilligers zijn de hele dag in de weer

om de organisatie in goede banen te leiden. Aanstaande en

jonge ouders, grootouders, onthaalmoeders, leerkrachten,

kinderverzorgsters... ze zijn steevast allen kooplustig van

de partij.

PROFIEL VAN DE SECTOR 65

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

curieus: IMID burgerrevolutie

Ik moest iets doen

Met IMID zet curieus aan tot actie in de stad. Wil je ook

een Brussel waar het aangenaam is om te leven? Wil je je

stadsfrustraties omzetten in positieve actie? IMID – een

samenwerking met onder andere Vormingplus Citizenne -

staat voor “Ik Moest Iets Doen” en helpt je om zelf in actie

te schieten. Met eenvoudige en duidelijke handleidingen

kun je aan de slag: alleen of met familie, buren, vrienden...

Want in straten, stoepen en pleinen kun je heel wat dingen

zelf doen. Artistieke stadsguerilla!

Diverse verenigingen: Soep op de stoep

Samen voor het goede doel

In december trekken tal van verenigingen onder impuls van

Welzijnszorg en Welzijnsschakels de straat op en serveren

ze met zijn allen soep op de stoep. Organisaties, vereni-

gingen, scholen en bedrijven zetten zich zo in om samen

armoede uit te sluiten. De opbrengst van hun soepactie

gaat naar één van de vele armoedeprojecten in Vlaanderen

en Brussel. Bij de laatste editie waren er 1.600 soepacties.

Pink Devils

Spontaan initiatief vindt weg naar vereniging

Wie beweert dat voetbal en homo’s als water en vuur zijn,

zit volledig verkeerd. Dat bewijzen de Pink Devils uit Me-

chelen, de enige homovoetbalploeg van België. De groep

ontstond in 2000 en sloot later aan bij çavaria.

Brusselse verenigingen: Interlitratour

Lokaal nieuwe verbindingen maken

In Brussel organise-

ren de vrijwilligers

van etnisch-culturele

federaties, Vlaamse

cultuurfondsen, literaire

organisaties en cultu-

rele centra samen het

intercultureel literair

evenement Interlitra-

tour. Een intercultureel,

literair parcours - met

een even divers publiek

- doorheen de Brusselse

vijfhoek. Je vindt er Arabische poëzie, Marokkaanse muziek

en Hugo Claus in het Albanees naast elkaar.

66 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Lokaal meer vereniging maken

Derde vaststelling: verenigingen willen lokaal betekenis hebben

en geven. Met andere woorden, zij willen lokaal méér vereniging

maken. Maatschappelijk effect en inzet zonder sectorale be-

grenzingen zijn hierbij sleutelbegrippen.

Impact staat voorop

Verenigingen stimuleren hun afdelingen in netwerking en

samenwerking. Zo zetten zij bijvoorbeeld hun vrijwilligers aan

om leesgroepen voor een breder publiek te starten in de open-

bare bibliotheek. Of zij gaan – met wisselend succes - op zoek

naar informele groepen om samen te werken, bijvoorbeeld met

informele naaigroepjes. Eén vereniging maakt de uitdrukkelijke

keuze om in de Brusselse (bovenlokale) werking altijd samen

te werken met al dan niet elders aangesloten of gefedereerde

verenigingen of groepen.

Hierdoor realiseren sociaal-culturele verenigingen acties die

hen alleen niet zouden lukken maar die belangrijk zijn voor

de achterban en de doelen van de vereniging. Bijvoorbeeld

een aids-preventieproject in de Afrikaanse gemeenschap; een

meerdaags cultuurfestival, een lokale maar groots opgezette

zwerfvuilactie in samenwerking met andere sociaal-culturele

verenigingen, de wijkraad, de school, het gemeentebestuur... De

voorbeelden zijn legio.

Inzet zonder grenzen

(Lokaal) activisme

Deze manier van werken komt sterk tot uiting in (lokaal)

activisme. Via allerlei nationale of lokale samenwerkingen of

formats van binnen en buiten de sociaal-culturele sector, zetten afdelingen hun schouders onder initiatieven als Soep op de stoep,

Fiets ze, Dag zonder krediet, Dag van de aarde, het armoededictee, Ecodurver, Ademloos in Antwerpen, burgerinitiatieven tegen de

Oosterweelverbinding, voor het behoud van het kanalenlandschap in het Brugse ommeland...

En ook hierin tonen afdelingen zich lokaal creatief en actief: oudere vrouwen leren jongeren mutsjes breien, de opbrengst is voor het

goede doel; vrijwilligers dagen (bekende en onbekende) mensen uit om een week te leven met 50 euro; acht vrouwen bellen - met

succes - alle vrouwen in het dorp op die in aanmerking komen voor een mammografie; een afdeling voert actie aan een voor rolstoel-

gebruikers ontoegankelijke zaal bij de première van de film ‘Hasta La Vista’...

In deze acties weten heel wat verenigingen ook niet-leden te betrekken. Verenigingen merken dat (groepen) mensen zich spontaan

organiseren om al dan niet in een tijdelijk verband maatschappelijk activerende acties van een vereniging te ondersteunen. Dit gaat

dan bijvoorbeeld over briefschrijfacties waarover men zich via de website informeerde.

Femma: Brei-guerrilla - kleur je gemeente meer vrouw

Creatief lokaal engagement

Femma wil de Vlaamse steden en gemeenten en Brussel

een tint vrouwelijker maken. Hoe? Met een charmante en

niet te stuiten wildbreiactie. Zo wil onze vereniging ieder-

een warm maken om voor vrouwen te stemmen.

VFG: Beste burgemeester

Impulsen voor engagement

Maak van jouw stad of

gemeente een plaats

waar ook mensen met

een beperking zich

thuis voelen! VFG biedt

mensen die zich enga-

geren in adviesraden,

lokale besturen en andere geïnteresseerden informatie en

tips voor een aangepast gemeentelijk beleid.

PROFIEL VAN DE SECTOR 67

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Solidariteit

Verenigingen zetten hun leden en vrijwilligers aan om zich naast

hun engagement in de vereniging ook op nog andere manie-

ren in te zetten.

Zo promoten zij bijvoorbeeld vrijwilligerswerk in lokale initia-

tieven voor anderstalige kinderen of laaggeletterden, roepen zij

senioren op hun professionele competenties voor een maat-

schappelijk doel in te zetten (bijvoorbeeld ‘OUDstanding’) of zij

zetten een sociaal-culturele werking rond een gemeenschaps-

of schooltuin op.

Hierbij gaat het vaak om solidariteit, een inclusieve samenle-

ving, leefbare buurten en wijken in dorpen en steden. Zo zetten

verenigingen vrijwilligerswerk op in zorgcentra, organiseren zij

een eigen vervoerdienst voor minder mobiele mensen en zetten

zij in samenwerkingen straffe projecten op. Een voorbeeld hier-

van is Belissimo: een project waarbij vrijwilligers op regelmatige

basis een telefonische babbel hebben met hoogbejaarden. Ook

via vorming (bijvoorbeeld over mantelzorg) willen zij mensen aanzetten tot meer gemeenschap. Heel wat verenigingen doen (heel wat)

‘sociale huisbezoeken’; zo registreerde één vereniging het afgelopen jaar meer dan 1.870.000 huisbezoeken.

Vrijblijvende ondersteuning

Verenigingen geven ook een platform en ondersteuning aan niet-georganiseerde groepen mensen die iets willen doen zoals bij-

voorbeeld een benefiet organiseren tegen de honger in Somalië. Maar ook meer georganiseerde groepen kunnen vaak rekenen op hun

vrijblijvende ondersteuning: een feestcomité logistiek ondersteunen, materiaal uitlenen (bijvoorbeeld fietsherstelmateriaal, een naai-

machine...), gebruikersraden ondersteunen bij lokale acties... Of zij stellen het netwerk en de contacten van de landelijke vereniging

open voor groepen mensen die nieuwe paden willen bewandelen. Bijvoorbeeld initiatieven rond nieuwe woonvormen voor mensen met

een geestelijke gezondheidsnood.

Aanbod voor informele groepen

Sociaal-culturele verenigingen kijken verder dan de eigen achterban. Dit blijkt zeer duidelijk uit tal van initiatieven waarbij het lokaal

aanbod ook gericht is op bestaande formele of informele groepen (een groep collega’s, vriendengroepen, een groep hobby-foto-

grafen, een fietsgroepje, families, afdelingen van andere verenigingen uit diverse sectoren...): gegidste wandelingen en alternatieve

fietstochten; een uitleenbare ‘vriendenbox’, een GPS-box; uitlenen van spel- en sportmateriaal; bezoeken aan kijkboerderijen; een

basiscursus fietsherstelling...

Niet-leden laten ‘deelhebben’

Naast een verbreding via het openstellen van het aanbod, zoeken verenigingen naar manieren om (groepen) mensen ook actief te

laten participeren. En ook hier zijn de verschijningsvormen even divers als de verenigingen.

Niet-leden worden (al dan niet tijdelijk) in het verhaal van de vereniging meegenomen via projectwerking. ‘De Toekomstfabriek’

bijvoorbeeld, wil samen met afdelingen, andere organisaties en geëngageerde burgers vanuit de verbeelding de wereld hertekenen.

Neos: OUDstanding

Talent inzetten voor anderen

Met de campagne

Neos OUDstanding

wil Neos ouderen

aanzetten zich actief

te (blijven) inzetten

voor maatschappelijke

uitdagingen. Neos

OUDstanding biedt

ondernemende senio-

ren kansen om hun beroepservaring en -expertise verder

ten dienste te stellen van de samenleving.

Ondernemende senioren nemen een rol op als consultant

in diverse maatschappelijke sectoren of rond samenle-

vingsvraagstukken.

68 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Opvallend zijn ook de initiatieven waar de actieve inbreng van

leden en niet-leden het succes van een project bepalen: men-

sen geven op de site ‘Avontuurlijk speelgroen’ aan waar lokaal

stukjes speelgroen te vinden zijn; in de aanloop van de herden-

king van WO I vraagt een vereniging pacifistisch drukwerk op

bij zoveel mogelijk mensen...

Conclusie

Er is, zo blijkt uit deze verkennende oefening, niet echt een lijn

te trekken tussen het sociaal-cultureel werk en andere vormen

van engagement of zich verenigingen. Eerder blijkt een sterke

verwevenheid met informele groepen waarbij het sociaal-cultu-

reel afdelingswerk een goede voedingsbodem blijkt te zijn voor

dit soort verbanden en/of de juiste faciliteiten aanbiedt om deze

groepen goed te laten functioneren. Bovendien blijkt het soci-

aal-cultureel verenigingsverhaal dikwijls wervend te zijn. Niet

alleen omwille van de ondersteuning maar ook omwille van het

grotere verhaal van de vereniging. Daarnaast zijn verenigingen,

vanuit een maatschappelijk engagement of het aanvoelen van

een maatschappelijke nood, ook bewust bezig met (informele)

groepsvorming. Zonder grenzen veel en nóg meer ‘vereniging

maken of zijn’, is daarbij een grote drijfveer.

Terugkomend op de conclusies van de onderzoekers van het

Sociaal en Cultureel Planbureau, kunnen we besluiten dat

sociaal-culturele verenigingen een rol spelen in “een intentio-

nele groepsvorming vanuit minder vanzelfsprekend geworden

informele relaties in de sfeer van familie, buurtgenoten en

vriendschappen.” Daarnaast troffen we in de schoot van of in

de marge van de (afdelings)werking een waaier van informele

netwerken en verbanden. Hier kunnen we nog een derde

dimensie aan toevoegen. Uit de cijfers van Boekstaven blijkt

dat de werking van de werksoort sociaal-culturele verenigingen

stabiel is. Uit deze verkenning blijkt dat de werksoort vereni-

gingen ook wervend is voor bestaande (informele) groepen. Het

concept en het verhaal van de sociaal-culturele verenigingen

lijkt aan te slaan. Er is een sterke en diverse wisselwerking

tussen allerlei soorten groepen. Kortom; het sociaal-cultureel

verenigingsleven en de informaliseringstrend is als een dub-

beltje dat op twee zijden landt.

Welzijnsschakels/Welzijnszorg: Warme babbel - een homeparty over armoede

Informeel ten top

Een gastvrouw of gastheer nodigt vriend(inn)en uit bij

haar/hem thuis voor koffie, gebak en een geëngageerde

babbel. Welzijnszorg zorgt voor een boeiende spreker uit

één van de armoedeprojecten die Welzijnszorg steunt.

Samen gaan ze het gesprek aan over armoede in onze

samenleving.

Gezinsbond: Treemagotchi voor jonge gezinnen

Iedereen heeft deel

Treemagotchi is een

website waarmee je je

levensstijl kan verduur-

zamen. Jonge gezinnen

– lid of geen lid- kunnen

een profiel aanmaken

en eigenaar worden van

een gepersonaliseerde

boom en kabouter. Telkens je via internet een duurzame

actie uitvoert, gaat je virtuele boom bloeien. Waar vind ik

een tweedehandsbeurs in mijn buurt? Hoe kan ik toffe slab-

betjes maken uit een oude T-shirt?... Samen met duizenden

andere deelnemers heb je een impact op de échte wereld.

PROFIEL VAN DE SECTOR 69

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Liberale Vrouwen: ‘Geef eens een stoemp’

Lokaal gevoed erfgoed

November 2012: als

de bbq’s op stal blij-

ven, de terrasstoelen

nat , de zomerfes-

tivals modderig...

geven de Liberale

Vrouwen het startschot voor hun stoemp-kookwedstrijd

‘Geef eens een stoemp’. De Liberale Vrouwen lanceren een

nationale oproep om massaal stoemprecepten in te sturen,

uit te wisselen, te becommentariëren en aan te vullen, in

het kader van culinair erfgoed.

Amnesty International: 50 groepen voor 50 cases

Lokaal internationaal engagement

Op onze 50ste verjaardag zetten we 50 individuen of

groepen in de spotlight. Niemand van hen kan het verjaar-

dagsfeest van Amnesty International meevieren. Sommigen

zitten in de cel voor het vreedzaam uiten van hun mening,

anderen zitten verstrikt in armoede of hebben hun strijd

voor mensenrechten niet overleefd. 50 Amnesty-groepen

in heel België namen één van onze cases van mensen-

rechtenschendingen ter harte en voerden actie in hun

gemeente. Ze namen een foto van hun groep met een lege

stoel, symbool voor de afwezigheid van ‘hun’ case.

KVLV: Avontuurlijk speelgroen gezocht

Gecrowdsourced speelgroen

KVLV-afdelingen organiseerden in heel Vlaanderen leuke

activiteiten voor meer natuurlijk en avontuurlijk speelgroen

in het kader van de KVLV-campagne ‘Avontuurlijk speel-

groen gezocht’. Waarom? Speelruimte is er misschien wel,

maar echte stukjes natuur waar kinderen zelf hun fantasie

kunnen botvieren, worden steeds schaarser.

70 PROFIEL VAN DE SECTOR

ACLI Vlaanderen (deel van federatie Feniks)

B

ACLI-Vlaanderen vzw maakt deel uit van een grote wereldorganisatie met een lange geschiedenis

in vorming en begeleiding van mensen (oorspronkelijk vooral Italiaanse gastarbeiders) en kleinere

organisaties. Federatie Wereldvrouwen vzw en ACLI-Vlaanderen hebben sinds enkele jaren de

handen in elkaar geslagen. Onder de naam ‘Feniks vzw’ bouwen zij aan een vernieuwende en

verrijkende samenwerking.

K

Misgana, de Ethiopische vereniging, is aangesloten bij Federatie Wereldvrouwen vzw, de Soma-

lische vereniging Samadoon bij ACLI-Vlaanderen vzw. Dankzij de samenwerking is bijvoorbeeld

volgend initiatief doorgegaan. Vertegenwoordigers van beide verenigingen uit Leuven kwamen op

bezoek in Limburg. Na een presentatie over Somalië en Ethiopië stelden beide verenigingen hun

werking en gemeenschap voor. Daarna proefden de honderd deelnemers, waaronder Louis Tob-

back, Ethiopische en Somalische hapjes.

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

1.2.3 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE VERENIGINGEN

A. Vermeylenfonds

B

Het Vermeylenfonds is een vrijzinnig, socialistisch cultuurfonds, een vereniging van gelijkgezinden

met een humanistische kijk op de maatschappij. Wij verwerpen het dogmatische denken en streven

naar een rechtvaardige samenleving, waarin ieder individu zich kan ontplooien. Met onze slogan

‘cultuur kent vele gezichten’ moedigen we de diversiteit aan binnen culturen, opinies en ideeën. Of,

zoals de grote staatsman Cicero het formuleerde: ‘Gedachten zijn vrij’.

K

Zeer veel verschillende activiteiten, die zowel door onze plaatselijke afdelingen als op nationaal niveau

worden gerealiseerd. Een greep: Talking dinner, een culinaire ontmoeting met een niet-Belgische kok;

Lupercalia, een heidens liefdesspektakel in het teken van vuur en passie; Au coeur volant, een voor-

stelling over Ensor en Einstein, kunst en wetenschap, emotie en rede, met het acteerdebuut van Jean

Paul Van Bendegem; Interlitratour, een intercultureel en literair parcours doorheen Brussel; symposia

en lezingen; quiz en spel; muziek en gesprek; ... kortom, een wereld vol.

B zelfbeschrijving van de verenigingK je kent ons van...

PROFIEL VAN DE SECTOR 71

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

ADR-Vlaanderen

B

ADR-Vlaanderen staat voor ‘Actie Dorpen Roemenië-Vlaanderen’. Het is de koepel van 120 Vlaamse

organisaties die werken met een partner in Roemenië. Deze organisaties zijn vooral ontstaan als

reactie op de schrijnende humanitaire toestanden die aan het licht kwamen na de Roemeense

revolutie in 1989. Gemeenten en vrijwilligersorganisaties kwamen in actie om hun ‘adoptiedorp’

te steunen. Onze taak is een kwalitatieve ondersteuning bieden aan de ADR-groepen, zodat hun

werking sterker wordt.

K

We evolueerden van ‘hulpkonvooien’ naar structurele projecten op vlak van gezondheid, uitwisse-

ling tussen Vlaamse en Roemeense jongeren, promoten van toerisme naar Roemenië, uitbouwen

van een vrouwen- en mannenbeweging... We organiseren info- en benefietevents en culturele

initiatieven met Roemeense groepen. Over heel Vlaanderen zijn meer dan 100 groepen actief die

geld zoeken om projecten in hun partnerdorp te financieren: van het vernieuwen van een dak van

een weeshuis tot het organiseren van een sociaal-medisch centrum.

vzw AIF - Multiculturele Federatie van Zelforganisaties

B

AIF is een landelijke socio-culturele vereniging met multiculturele zelforganisaties. Vzw AIF wil van-

uit een democratische geest een weerspiegeling zijn van een ideale open en diverse samenleving

en bijdragen tot het bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie. Wij werken

hieraan door, vanuit een pluralistisch gedachtegoed, onze afdelingen in Vlaanderen te ondersteu-

nen. Dit gebeurt vanuit de vier functies van het sociaal-cultureel werk met als doel de integratie,

emancipatie en het empowerment van etnisch-culturele minderheden te vergroten.

K

Individuen kennen ons meestal via hun vereniging, door onze ondersteuning aan bestuursleden,

onze aanwezigheid op activiteiten, vergaderingen, enzovoort. Professionals kennen ons van onze

aanwezigheid op overlegmomenten, beleidsvertegenwoordiging door onze bestuursvrijwilligers of

medewerkers... Ook organiseren we activiteiten, debatten... die onze missie helpen realiseren.

Amnesty International

B

Amnesty is een wereldwijde, onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van alle

mensenrechten nastreeft door onderzoek en actie. Onze activisten worden gedreven door ver-

ontwaardiging over ernstige mensenrechtenschendingen en door hoop op een wereld waarin alle

mensenrechten werkelijkheid zijn voor alle mensen.K Schrijf-ze-VRIJdag voor jongeren - Eindejaarscampagne

72 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

curieus

Bcurieus is een progressieve vereniging die door een andere bril naar cultuur en de samenleving

kijkt. We organiseren frisse, originele en gedurfde activiteiten die je goesting geven in cultuur.

K

KLIK - De mobiele internetklas; Volta - Nacht van de Arbeid; tentoonstellingsaanbod (GAL, Anne

Frank, Nero); De Jacht op Super 8; Neuzen in... In dit laatste project bekijken afdelingen wat hun

dorp of stad zo bijzonder maakt. Het resultaat van die zoektocht verzamelen we telkens in een mooi

uitgegeven boekje.

çavaria

B

çavaria inspireert, stimuleert en ondersteunt verenigingen en individuen die opkomen voor een

brede kijk op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit. Ze streeft het welzijn na

en komt op voor de rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders in alle aspecten van het

dagelijkse leven.

K

Pride Week: elk jaar in mei heeft de holebi- en transgenderbeweging aandacht voor zichtbaarheid van

holebi’s en transgenders. In Vlaanderen en Brussel vindt een 40-tal activiteiten plaats, gaande van

een tentoonstelling tot een regenbooghappening of solidariteitsacties. Daarnaast vraagt çavaria om

aandacht voor en maatregelen tegen homo- en transfoob geweld. Niet alleen door regenboogvlaggen

te laten wapperen tijdens de Pride Week of op de International Day Against Homophobia and Transp-

hobia, maar ook door holebi- en transgenderthema’s actief op alle beleidsniveaus op te nemen.

ConTempo

B

ConTempo leert mensen waarvan de partner is overleden om te gaan met hun nieuwe levenssitua-

tie. Zo kunnen ze stilaan verder en komen ze opnieuw tot een volwaardige deelname aan het maat-

schappelijke leven. ConTempo wil ook een vluchtheuvel zijn waarop mensen kunnen terugvallen. Ze

zijn er ten alle tijde welkom, om samen met anderen, zinvol, creatief en opbouwend bezig te zijn.

K

We werken mee aan een actie om het rouwverlof te verlengen. Het overlijden van de partner is

een ingrijpende gebeurtenis. Algauw ervaren mensen echter dat onze samenleving weinig tijd en

ruimte voorziet om te rouwen. Na het overlijden van de partner heeft men immers recht op drie

vrije dagen, op te nemen tussen overlijden en begrafenis. Dat is ruim onvoldoende, zo blijkt uit

een enquête. Daarom ijveren we samen met een aantal partners voor een wetsvoorstel dat het

rouwverlof verlengt.

ATB De Natuurvrienden

B

De Natuurvrienden is dé sociaal-culturele vereniging voor duurzaam toerisme en actieve vrije tijd.

‘Omhels de wereld’: De Natuurvrienden zijn een onderdeel van een internationale organisatie met

meer dan 500.000 leden en 1.000 natuurvriendenhuizen.

K

Ecocyclo, fietstochten langs duurzame plekjes. In Vlaanderen bestaan al zeven gemarkeerde routes

en bijbehorende boekjes.

Het boek ‘20 X op avontuur in de natuur’ (2012) over actief genieten zonder het milieu te schaden.

Als pionier op vlak van zacht toerisme.

PROFIEL VAN DE SECTOR 73

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Davidsfonds

B

Het Davidsfonds brengt kwaliteitsvolle cultuurbeleving voor alle inwoners van Vlaanderen via meer

dan 10.000 kleine en grote evenementen, gedragen door een netwerk van duizenden bestuursle-

den en andere vrijwilligers, beroepskrachten, artiesten, muzikanten, sprekers, reisbegeleiders enz.

Omdat cultuur mensen aanzet om na te denken, een mening te vormen en te toetsen aan die van

anderen.

K

De verkoop van boeken (over kunst, cultuur, geschiedenis, kinder- en jeugdboeken); Nacht van de

Geschiedenis; Toast Literair; Junior Journalist-wedstrijd; leeskringen; cultuurreizen; Zomerzoek-

tocht; Vlaanderen zingt Kerst; Groot Nederlands Dictee (vroeger); Vlaanderen Quizt (vroeger).

FAAB

B

FAAB ondersteunt haar lidverenigingen en ijvert voor een volwaardige participatie van de Afrikaanse

gemeenschap aan de Belgische samenleving door middel van informatie, empowerment, sensibili-

satie, dialoog en samenwerking.

K

FAAB organiseert mee het jaarlijkse Multicultureel Festival ‘Tussen broers – Entre hermanos – Entre

Frères’ in het Jubelpark in Brussel. Het gratis festival nodigt begin september burgers van alle

gemeenschappen in ons land uit om samen te komen in een feestelijke omgeving. Wat is beter dan

muziek, dans, ambachten en heerlijke culinaire hoogstandjes om de vriendschappelijke banden te

smeden!

De Vlaamse Volkstuin - Werk van de Akker

B

De vzw Vlaamse Volkstuin-Werk Van De Akker is een vrijwilligersvereniging die het amateurtuinie-

ren in Vlaanderen organiseert en vormgeeft. De vzw wil duurzaam, aangenaam en milieubewust

tuinieren bevorderen, het tuinieren als zinvolle en gezonde vrijetijdsbesteding centraal stellen en

de aanleg van volkstuinparken stimuleren. Om deze doelen te bereiken organiseert de Vlaamse

Volkstuin talloze voordrachten, demonstraties, tentoonstellingen... en informeert en ondersteunt de

vzw haar leden via een informatieblad en een overzichtelijke website.

KVoorlichtingscampagnes bij gemeentes voor het promoten van de aanleg van een volkstuinpark. We

hebben meer dan 200 lokale afdelingen verspreid over heel Vlaanderen.

Federatie Mondiale Democratische Organisaties (FMDO)

B

FMDO is een overkoepelende federatie voor mondiale verenigingen. We ondersteunen aangesloten

sociaal-culturele verenigingen van etnisch-culturele minderheden zowel inhoudelijk als praktisch.

We bieden kleinere verenigingen kansen om uit te groeien tot zelfstandige, actieve verenigingen.

FMDO bereikt vandaag een divers publiek (naast Marokkaanse, ook Afrikaanse, Nepalese, Indische,

Pakistaanse, Afghaanse en Turkse verenigingen).

KActies zoals Profundo, Gekleurd proeven van cultuur, 2 thuizen 1 gids, Sterke vrouwen!

Activiteiten van onze verenigingen.

74 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)

B

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) is een sociaal-culturele koepelorganisatie die door

haar netwerk een meerwaarde biedt aan alle seniorenverenigingen, ongeacht hun achtergrond en

werking. FedOS richt zich naar alle senioren in Vlaanderen en Brussel. Het afdelingsnetwerk is zeer

divers: van bedrijven- tot vrienden- en thematische lidafdelingen. We brengen senioren niet alleen

bij elkaar als ex-collega’s, vrienden of leeftijdsgenoten maar ook op basis van gemeenschappelijke

interesses.

K

FedOS promoot seniorenkunstenaars en organiseert tal van tentoonstellingen onder de slogan

‘FedOS Kunst +50’, waaronder de jaarlijkse kunsttentoonstelling op de Zenith-beurs. We hebben

tevens een samenwerkingsakkoord met Ethias: in alle Vlaamse kantoren hangt er Kunst +50 aan

de muren.

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)

B

CDF vzw is een vooruitstrevende, niet-confessionele koepelorganisatie van organisaties van

etnisch-culturele minderheden. CDF biedt een alternatief door mensen met verschillende over-

tuigingen en culturen samen te brengen. Samen leggen ze een positief veranderingsproces af,

zodat ze kunnen groeien tot volwaardige, kritische en bewuste burgers, die zich thuis voelen in de

Vlaamse samenleving in al haar verscheidenheid.

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)

B

FZO-VL staat voor integratie, emancipatie en participatie van de migrantengemeenschap in

Vlaanderen. FZO-VL is multicultureel: de leden komen uit bijna alle hoeken van de wereld. Zo zijn

er Afrikaanse, Turkse, Latijns-Amerikaanse, Maghrebijnse, Arabische, Oost-Europese en Vlaamse

zelforganisaties aangesloten bij FZO-VL. Wij kunnen dus in zekere zin ‘global villagers’ genoemd

worden.

K

In september 2012 stelde lidorganisatie Flux de kortfilm ‘Studeren ’s Cool’ voor. Met deze kortfilm

mikt de vereniging enerzijds op laatstejaarsstudenten van het secundair onderwijs en hun ouders

en anderzijds op professionals. Flux vzw is al meer dan 10 jaar actief als Gentse studentenver-

eniging, onderschrijft het belang van onderwijs en wil meertaligheid en diversiteit op scholen

stimuleren.

Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV)

B

FMV ontwikkelt een emancipatorische sociaal-culturele werking door burgers met een migratie-

verleden te informeren, te sensibiliseren en te verenigen. Zo verbeteren ze hun maatschappelijke

positie en verhogen ze hun participatie aan een open, Vlaamse, pluralistische samenleving.

KInterviews in de media, sociaal-politieke acties, culturele activiteiten en via projecten, projecten

zoals het onderwijsproject IQRA en het project opvoedingsondersteuning ‘De Eerste Stappen’.

PROFIEL VAN DE SECTOR 75

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Federatie Wereldvrouwen (deel van federatie Feniks)

B

Federatie Wereldvrouwen vzw is een vereniging van en voor plaatselijke verenigingen van al-

lochtone en autochtone vrouwen. We bieden steun aan diegenen die de kar trekken van zo’n

vereniging. We geven tips, vorming en ondersteuning. Hierdoor staan de verantwoordelijken en de

vrouwenverenigingen sterker in hun schoenen.

K

Federatie Wereldvrouwen vzw zet in op empowerment van haar leden. Om deze leden steeds

sterker in de samenleving te positioneren, heeft Federatie Wereldvrouwen vzw netwerkmomenten

in het leven geroepen. Tijdens deze momenten worden groepen met een gezamenlijk kenmerk

samengebracht om van elkaar te leren. Het initiatief blijkt een enorm succes!

Femma

B

KAV heet nu Femma. Kort en krachtig. Elegant en vrouwelijk. Open voor elke vrouw, dus ook voor

jou. Femma maakt vriendinnen. Femma beweegt vrouwen. Femma verdedigt hun belangen. Solidair

en rechtvaardig. Met actie en zingeving. 72.542 vriendinnen, 807 groepen en elk jaar 13.831

activiteiten. Dat is Femma!

K

Met de actie ‘Goud voor zorg’ komt Femma op voor vrouwen (en mannen) die informele en formele

zorg op zich nemen. Om hen een hart onder de riem te steken, mobiliseerde Femma al haar leden

om te fietsen, zwemmen en wandelen voor 3 concrete actiepunten: een premie voor mantelzorgers;

vijf jaar tijdkrediet voor zorg en 60.000 extra plaatsen in de Vlaamse zorgsector.

De mobilisatie was meer dan succesvol. Femma sportte 14 keer de aarde rond voor zorg.

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)

B

Het FVV is een ontmoetingsplaats voor iedereen die zich Vrouw en Vlaams voelt. Religie, seksuele

geaardheid, leeftijd of huidkleur spelen geen rol. Je wisselt van gedachten en deelt ervaringen.

Vrouwenemancipatie? Ja! Fanatiek feminisme? Neen! Het FVV wil vanuit de band met het Vlaamse

verleden, het Vlaanderen in de 21ste eeuw bestuderen.

K

‘Homo Ludens - Homo Universalis, Retrospectieve Dirk De Keyzer’ werd in 2012 ons 5de Gentse

Feesten-project in het mooie kader van het Augustijnenklooster.

De beelden van Dirk De Keyzer getuigen stuk voor stuk van een prachtige fijnzinnige humor. Univer-

sele gegevens zoals geluk, schoonheid, erotiek en harmonie worden op een unieke manier vervat in

zijn beelden. Naar jaarlijkse gewoonte stonden in de brede context heel wat werkwinkels, lezingen,

wandelingen en dergelijke op stapel.

76 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Gezinsbond

B

De Gezinsbond is pluralistisch en democratisch samengesteld en zet zich in voor alle gezinnen in

Vlaanderen en Brussel. We verdedigen de belangen van de gezinnen, los van religieuze, ideologi-

sche of politieke opvattingen en los van de samenstelling van het gezin. Kinderen komen bij ons op

de eerste plaats. We ijveren voor blijvende erkenning en waardering van het gezin als hoeksteen

van onze samenleving.

K

Het Reuzenhuis: dit is een vijfjaarlijkse ervaringsgerichte expo rond veiligheid in en om het huis

waar volwassenen kijken naar de woonomgeving door de ogen van een kind. In dit huis - dat wordt

opgetrokken op vijf Vlaamse locaties - zijn alle voorwerpen drie keer uitvergroot. Het kindperspec-

tief, of binnen de Gezinsbond ook wel de kindnorm genoemd, staat dus centraal!

Met dit project richten we ons in de eerste plaats naar jonge ouders, of andere opvoeders. Maar

ook scholieren en studenten die een opleiding in de kinderverzorging volgen en onthaalmoeders,

behoren zeker tot de doelgroep.

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)

B

HVV staat voor Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging. Wij zijn vrijdenkers en steunen het vrij

onderzoek, we geloven niet in dogma’s, vormen onze eigen mening en geloven niet in een God. Wij

vinden een goed evenwicht tussen zelfbeschikking, vrijheid en gelijkheid belangrijk. En solidariteit

tussen mensen maar ook tussen mens en milieu. Wij zijn voor recht op abortus en euthanasie,

we geloven in de evolutietheorie van Darwin, de gelijkheid tussen man en vrouw en de scheiding

tussen kerk en staat.

K

HVV zet het positieve atheïsme, de scheiding tussen kerk en staat (o.a. kerkuittreding en kerkfinan-

ciering) en de zelfbeschikking (euthanasie, abortus) op de maatschappelijke en politieke kaart. Via

onze afdelingen bieden wij aan onze leden en ook aan anderen een waaier van sociaal-culturele

activiteiten aan. Via ons magazine Het Vrije Woord diepen we maatschappelijk relevante thema’s uit

zodat elke lezer er iets aan heeft.

Internationaal Comité (IC)

B

Internationaal Comité is een landelijke, multiculturele federatie van allochtone zelforganisaties. De

federatie ondersteunt en begeleidt aangesloten sociaal-culturele verenigingen in hun dagelijkse

werking. Daarnaast behartigt ze de belangen van de diverse allochtone gemeenschappen.

K

Onze ruim 250 actieve verenigingen en onze honderden geëngageerde vrijwilligers in lokale en

provinciale adviesraden, onze onderwijsprojecten die ouders ondersteunen en van onze projectme-

dewerkers die mensen aan (degelijk) werk helpen, ons streven om politiek, cultuur, woonmarkt en

jobs toegankelijker te maken voor etnisch-culturele minderheden, onze strijd tegen het verbod op

religieuze symbolen, van onze bijna honderd samenwerkingsinitiatieven, van onze zoektocht naar

verankering en versterking van etnisch –culturele minderheden in onze samenleving.

PROFIEL VAN DE SECTOR 77

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

KVG-Vorming

B

KVG-Vorming is een vereniging voor alle personen met een handicap en hun omgeving, die

gedragen wordt door vrijwilligers en beroepskrachten met en zonder handicap. Samen met alle

afdelingen bouwt ze aan een toegankelijke samenleving waarbinnen personen met een handicap

een plaats hebben en inclusie een feit is. Onze baseline is: ‘Open kijk op handicap’.

K

Jaarlijks organiseert KVG-Vorming een prikdag. Dit is een gezamenlijke actie met de plaatselijke

afdelingen waarbij we de maatschappij willen prikkelen met betrekking tot het thema handicap. In

2011 draaide de actie rond voorbehouden parkeerplaatsen voor personen met een handicap. De

slogan was: ‘Laat je niet verleiden’.

KVLV - Vrouwen met vaart

B

KVLV verenigt vrouwen op het platteland. Zo’n 104.000 leden maken van KVLV de grootste

vrouwenorganisatie in Vlaanderen. Ongeveer 9.000 van hen zijn actieve boerinnen en tuiniersters.

Duizenden bestuursvrijwilligers organiseren in bijna 1.000 plaatselijke groepen jaarlijks meer dan

50.000 activiteiten! KVLV brengt vrouwen samen om zich te ontspannen, de plaatselijke samenle-

ving mee vorm te geven, samen te sporten, te koken, creatief te zijn en van cultuur te genieten.

K

Wie kent er niet ‘Ons Kookboek’, dat in zowat alle Vlaamse keukens op de plank staat?! In bijna ieder

dorp maakt KVLV inherent deel uit van het plaatselijke sociaal-culturele leven. KVLV kan verrassend uit

de hoek komen, met acties als ‘Hang het uit’ (omtrent energiebesparing) of ‘Avontuurlijk speelgroen

gezocht’. Boerinnen en tuiniersters krijgen specifieke aandacht in de Agrawerking. Zij werken intensief

omtrent de positie en het sociaal statuut van de meewerkende partner op het bedrijf.

KWB

B

‘kwb eensgezind - een bruisende buurt begint hier’: niet enkel in onze standpunten maken we

dat duidelijk. Eén- of tweeoudergezinnen, alleenstaanden, jonge kinderen en jongvolwassenen,

iedereen is welkom!

K

kwb is vooral gekend om haar 13.000 sociaal-culturele activiteiten ter plaatse. We zijn ook gekend

om onze goedkope rijbewijsopleidingen, nu geëvolueerd naar opleidingen voor de vrije begeleiders.

Of we zijn gekend voor de talloze recreatieve sportactiviteiten. En we worden stellig (h)erkend als

er plaatselijk een inhoudelijk maatschappelijk debat wordt georganiseerd: armoede, duurzaamheid,

gezondheidszorg, tewerkstelling zijn maar enkele thema’s. Zo organiseren we bijvoorbeeld het Groot

Armoededictee.

78 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Landelijke Gilden

B

Landelijke Gilden is een vereniging voor iedereen met een hart voor het platteland. We hebben

afdelingen in heel wat dorpen. Vrijwilligers organiseren ontspannende en interessante activiteiten

voor leden, dorpsbewoners en hun gezin. We werken vanuit een open christelijke visie op mens en

maatschappij. Onze 70.000 leden hechten veel belang aan de leefbaarheid van het platteland en de

land- en tuinbouw.

K

Landelijke Gilden laat jong en oud proeven van het Vlaamse platteland. Vaak kan je ons op het

dorpsplein of het erf van een boerderij vinden. Dit zijn goede vertrekpunten voor een verkenning

van het platteland. Tot de bekendste activiteiten behoren onze regionale fietstochten, Dag van de

Landbouw, Open Tuinen en de Schooltuin. Reken daar nog tal van lichtjestochten, smultochten,

hoevefeesten, oogstfeesten... bij, en je krijgt een goed beeld van wat onze afdelingen allemaal voor

elkaar krijgen.

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)

B

De Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) bevordert de inclusie van de Latijns-Amerikaanse gemeen-

schap in Vlaanderen. Samen participeren we aan de Vlaamse gemeenschap, met al haar rechten

en plichten. We verrijken de diversiteit in Vlaanderen met de waarden van de Latijns-Amerikaanse

cultuur en haar oorspronkelijke volkeren.

K

De vereniging van Boliviaanse migranten Sartañani organiseerde begin 2012 een carnavalstoet in

Brussel naar analogie van het populaire Boliviaanse werelderfgoed ‘Carnaval de Oruro’. Manneken

Pis werd in een traditioneel kostuum gekleed. Deze activiteit zorgde voor culturele uitwisseling en

ontmoeting tussen de Belgische en Latijn-Amerikaanse gemeenschap.

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)

B

LBV is een landelijke sociaal-culturele vereniging van en voor 50-plussers en met aandacht voor

kansengroepen. We werken vanuit een humaan-liberale visie op mens en samenleving. Daarbij

staan basisdemocratie, keuzevrijheid, vrije en kritische meningsuiting centraal. Vrijwilligers en

beroepskrachten zetten zich in om leden te verenigen rond cultuur, vorming en ontmoeting.

K

Met het jaarthema ‘Ik maak de klik’ wil de LBV haar leden betrekken bij actuele maatschappe-

lijke trends, die tevens een link hebben met de persoonlijke levenssfeer. Het thema speelt in op

behoeften én benut de mogelijkheden van onze leden. We willen leden aanzetten zelfbewuste,

actieve en zelfstandige burgers te zijn. Dit door samen ‘de klik’ te maken. Het jaarthema bundelt

initiatieven over de thema’s vergrijzing, digitale vaardigheden, gezondheid, beleidsinspraak en

diversiteit.

PROFIEL VAN DE SECTOR 79

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Liberale Vrouwen

B

Als vrouwenvereniging ijvert Liberale Vrouwen voor de emancipatie van de vrouw, vanuit een libe-

raal perspectief, als persoon en als groep, door samenwerking en concrete sociaal-culturele actie.

Daarbij verdedigen we een humanistisch-liberale maatschappijvisie: een samenleving gefundeerd

op vrijheid en gelijkheid voor iedereen.

K

De tentoonstelling ‘Help U Zelve’ over sociaal liberalisme dat aan de oorsprong van onze vereniging

ligt, verder ook ‘Interculturele vrouwenplatformen’, ‘Vrouwen in kleur’ en de film ‘My big fat Belgian

wedding’, portretten van oudere vrouwen ‘Lady Blue’, sociale acties voor alleenstaande en arme

vrouwen ‘De Blauwe Wiegjes’; De jaarlijkse Week van de Vrije Smaak die alle afdelingen onderling

verbindt; Activiteiten rond ethische thema’s (Genetische Testen, Het Maakbare Brein) die in een

steeds meer complexe samenleving een vrouwelijke invalshoek vragen.

Linx+

B

Linx+ is de ABVV-partner in vrije tijd. We zijn een vereniging die voornamelijk ABVV-leden in hun

vrije tijd bereikt met een waaier aan activiteiten. Linx+ onderscheidt zich hierbij van andere vereni-

gingen omdat we ruim aandacht besteden aan vakbondsthema’s. Deze worden op een aangename

en toegankelijke manier gebracht.

K

Linx+ is dé cultuurorganisatie bij uitstek om bij aan te kloppen voor een uniek aanbod van culturele

activiteiten. Of u nu geïnteresseerd bent in een citytrip naar Berlijn waar de rode geschiedenis

wordt ontdekt of in kortingen op activiteiten en evenementen die nét dat beetje extra bieden, of

juist warm loopt voor expo’s en boeken, Linx+ heeft het allemaal in huis.

markant - netwerk van ondernemende vrouwen

B

Markant is een netwerk van ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke

ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. Het netwerk is georganiseerd in drie subnet-

werken: het vrijetijdsnetwerk markant, dat de persoonlijke ontplooiing in de privésfeer nastreeft,

en de twee professionele netwerken mabizz (ondernemersnetwerk voor vrouwen) en artemis (car-

rièrenetwerk). Het netwerk markant is actief in lokale kernen en bovenlokaal in interesse-, doel- en

leeftijdsgroepen.

K

Het initiatief ‘Vliegende ondernemers’ en daaraan gekoppeld ‘Vliegende onthaalouders’.

De uitreiking van de jaarlijkse prijs voor de vrouwelijke zelfstandige ondernemer van het jaar: de

Womed Award.

Het netwerk met 3 subnetwerken, die inspelen op de behoefte van de leden: vrijetijdsnetwerk

(markant), carrièrenetwerk (artemis), ondernemersnetwerk voor vrouwen (mabizz).

80 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Neos, netwerk van ondernemende senioren

B

Neos is een sociaal-culturele vereniging die senioren samenbrengt om de vrijgekomen tijd op een

maatschappelijk zinvolle manier in te vullen. Neos ondersteunt de persoonlijke en maatschappelijke

emancipatie, opdat ouderen op een zelfstandige manier een (vol)waardige plaats innemen in de

samenleving.

Gemeenschapsvorming, kunst- en cultuurparticipatie, vorming en informatie zijn centrale begrippen

om dit actief en democratisch burgerschap verder te ontwikkelen.

K

De campagne ‘Ondernemende senioren maken het verschil’. Heel wat net gepensioneerden kijken

ernaar uit hun vrijgekomen tijd zinvol te besteden. Neos helpt hen daarbij op weg door mensen en

organisaties samen te brengen, interessante initiatieven in de kijker te zetten en een platform aan

te bieden voor de rekrutering van vrijwilligers. Op die manier zorgt Neos ervoor dat de ervaring

en expertise van ondernemende senioren voor een brede waaier aan maatschappelijk relevante

projecten kan ingezet worden.

Masereelfonds

B

Het Masereelfonds is een onafhankelijke en linkse organisatie die kritisch en alert het maatschap-

pelijke en culturele leven volgt en bevraagt. Het verzamelt en biedt een forum aan een bont gezel-

schap progressieve mensen.

K

7 miljard, een tournee over de demografische uitdaging; Nieuw Vlaams Talent, een databank vol

talentvolle leden van de zogenaamde etnisch-culturele gemeenschappen; ‘De economie van geluk’

– een tournee over een mens- en natuurvriendelijker economisch model.

Okra, Trefpunt 55+

B

OKRA vzw is een dynamische sociaal-culturele vereniging van, voor en door 55-plussers. OKRA telt

1.159 trefpunten en is de grootste en invloedrijkste ouderenvereniging in Vlaanderen. De trefpunten

bieden een divers sociaal-cultureel aanbod rond sociaal contact, vorming, cultuur, informatie, rei-

zen, sport, zorg en zingeving. Daarnaast behartigt OKRA de belangen van de ouderen en realiseert

de emancipatie en beleidsparticipatie van een groeiende groep in de samenleving.

K

OKRA realiseert het centraal thema ‘55-plussers en mobiliteit’. In dat verband werden er onder meer 150

verkeersopfriscursussen ingericht waarbij 10.000 senioren een diploma haalden.

Op 13 september 2011 kwam OKRA in het nieuws met een ludieke en luidruchtige actie te Brussel waar

OKRA-leden op oude kookpotten sloegen om de minister van pensioenen te overtuigen de wettelijke

pensioenen welvaartsvast te maken.

PROFIEL VAN DE SECTOR 81

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Oxfam-Wereldwinkels vzw

B

Oxfam-Wereldwinkels vzw is een democratische vrijwilligersbeweging die opkomt voor ieders

recht op een menswaardig leven. Via campagnes, acties en educatief materiaal sensibiliseert ze

het publiek rond onrechtvaardige wereldhandel. Ze lobbyt bij overheden en bedrijven om iets aan

die onrechtvaardigheid te doen en met de verkoop van producten van eerlijke handel in haar 232

wereldwinkels biedt ze consumenten een concreet alternatief.

K

Campagne ‘kindslavernij lust ik niet’. Sinds april 2010 voert Oxfam-Wereldwinkels actie tegen

kindslavernij in de cacaoteelt in West-Afrika. Zo was er onze petitie waarin we 58.771 handtekeningen

verzamelden, gekoppeld aan informatie, vormingen en proeverijen over chocolade en haar herkomst. De

petitie was de aanleiding voor een hoorzitting in het Vlaams Parlement. De thematiek kwam ook op de

Europese politieke agenda en er werd een resolutie goedgekeurd die kinderarbeid zwaar veroordeelt.

Pasar

B

Pasar is de sociaal-culturele vereniging voor ‘recreatie dichtbij’ die steunt op de drie pijlers: cultuur,

natuur en avontuur. Via dit aanbod moedigen we zoveel mogelijk mensen aan om de vrije tijd die

ze spenderen aan recreatie, toerisme en vakantie op een waardevolle manier in te vullen. En dit in

het bijzonder aan recreatiemogelijkheden dichtbij. Waardevolle recreatie onderscheidt zich door van

iedere activiteit een sociale en duurzame activiteit te maken, die de gezondheid bevordert, welzijn

creëert en geregeld emancipatorisch werkt en tot actie leidt.

KRecreatie Dichtbij, boomplant-actie, wandelen en fietsen, kamperen, sociaal toerisme, Pasar

magazine.

Platform van Afrikaanse Gemeenschappen

B

Wij zijn er om de belangen te behartigen van de Afrikaanse gemeenschap; de ontwikkeling van het

Afrikaanse verenigingsleven te stimuleren; contact te faciliteren tussen het Afrikaanse verenigings-

leven en hun omgeving; ervoor te zorgen dat de Afrikaanse gemeenschap een volwaardige plaats

krijgt in de maatschappij.

K

De witte mars naar aanleiding van de racistische moorden in Antwerpen. Op ons initiatief werd een

grootschalige betoging opgezet met de andere etnisch-culturele federaties in Antwerpen; Congo in

Vlaanderen, een groot festival georganiseerd om vrede in Congo te promoten; Cinemaf, het eerste

Afrikaans filmfestival in Antwerpen. We vertoonden 35 films en organiseerden een 10-tal debatten over

Noord-Zuid of sociale thema’s.

82 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Rodenbachfonds

B

Het Rodenbachfonds bouwt als Vlaams en sociaal cultuurfonds vanuit een kritisch zelfbewustzijn

mee aan een verdraagzaam en vrij Vlaanderen. Het streeft samen met andere volkeren en regio’s

in Europa naar sociale rechtvaardigheid en naar meer autonomie. De vereniging schept kansen op

sociale en culturele ontplooiing en vergroot de actieve participatie eraan. Het Rodenbachfonds is

samen met zijn vrijwilligers en deelnemers actief in de Vlaamse beweging en geeft uiting aan het

Vlaams-nationalisme.

K

De ‘Ondeugend Lekkere Installatie’ wekt alle zintuigen tot leven! De installatie is gebaseerd op het

boek ‘Ondeugend lekker!’ Het Rodenbachfonds vroeg enkele creatieve Vlamingen naar hun ‘ondeu-

gend culinair verhaal’. Een persoonlijk voorval waarbij ze voedsel of drank gebruikt (of misbruikt)

hadden voor iets anders dan gewoon maar om de maag te vullen. De ruik- en voelkasten, inclusief

de kortfilm, worden gratis uitgeleend aan aangesloten afdelingen, cultuurcentra en de bibliotheken.

S-Plus

B

S-Plus is een wervelende en dynamische ouderenvereniging die ernaar streeft om vooruit te gaan,

vooruit te denken en nieuwe generaties senioren aan te spreken. Hierbij vergeten we onze roots niet.

S-Plus is een socialistische organisatie met solidariteit als drijfveer. De rijke levenservaring van haar

leden is de bouwsteen van de vereniging. Senioren samen in de weer, voor zichzelf en voor elkaar,

daar gaan we voor.

K

Met het Jukeboxproject brengt S-Plus muziek in de rusthuizen. De bewoners stellen een top 20

samen die tijdens een namiddag wordt afgespeeld. Iedereen krijgt een liedjesboek met de teksten

van de liedjes uit de top 20 en er kan gezongen en gedanst worden. Het project was zo een groot

succes dat het in 2012 wordt verdergezet.

Similes

B

Similes, familievereniging geestelijke gezondheid.

‘Van onmacht naar kracht’. Similes bouwt mee aan een nieuwe visie op geestelijke gezondheidszorg

en samenleving. We ijveren voor meer inspraak en participatie in het beleid, met het oog op een

betere kwaliteit van samenleven.

K

Similes organiseert ‘Op krachten komen’, een landelijke ontmoetingsdag voor partners en ex-part-

ners van personen met psychische problemen. Deze bijeenkomst nodigt (ex)partners en koppels uit

om krachtbronnen te ontdekken, tijd te maken en mentale rust te zoeken.

PROFIEL VAN DE SECTOR 83

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Turkse Unie van België

B

De Turkse Unie van België wil de maatschappelijke weerbaarheid van de Turkse verenigingen en

hun leden vergroten. Met het oog op de bevordering van de integratie in België wil de organisatie

mogelijkheden creëren zodat haar achterban gelijke kansen kan verwerven en kan participeren aan

de verschillende geledingen van de maatschappij. We willen de activiteitsgraad van de achterban

verhogen en de zelfstandigheid van de lidverenigingen versterken.

K

De Turkse Unie drukt al jaren haar stempel met grote activiteiten over heel Vlaanderen, zoals

het Jongerenfestival, 8 Maart Wereldvrouwendag, de uitreiking van de Integratieprijs, de Turkse

Week, de Literatuurdag, het Sport- en Cultuurfestival... In Limburg zijn we een partner van de

VDAB om ‘etnisch-culturele werkzoekenden’ te activeren en aan het werk te helpen. We zijn lid en

medeoprichter van het Minderhedenforum. Als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van onze

achterban zetelen we in heel wat overlegorganen op alle niveaus in Vlaanderen.

Unie van Turkse Verenigingen (UTV)

B

De Unie van Turkse Verenigingen levert een actieve bijdrage aan de opbouw van een harmonieuze

samenleving. De werking steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeen-

schap in de Belgische maatschappij. De Unie richt zich op de verdediging van mensenrechten en

neemt het op tegen racisme en discriminatie.

K

De Unie van Turkse Verenigingen organiseert jaarlijks het ‘Internationale kinderfeest’ in april.

Eenmaal in het jaar worden de kinderen in de watten gelegd.

Jaarlijks organiseert het UTV ook de ‘Beraber-prijsuitreiking’ in samenwerking met het Willems-

fonds. De bedoeling is om allochtone jongeren te motiveren voor hoger onderwijs.

Culturk is een jaarlijks tweedaags cultuurfestival, bedoeld om de Turkse cultuur beter bekend te

maken.

UNIZO-Vorming

B

De vereniging heeft lokale werkingen in 270 gemeenten en steunt op de inzet van 2.800 zelf-

standige ondernemers die zich engageren voor een bestuurstaak. UNIZO-VORMING heeft tot doel

zelfstandige ondernemers te verenigen om te ijveren voor een levendige lokale economie in een

kwaliteitsvolle, leefbare gemeente, om hen vormingsmogelijkheden te bieden en ontmoetingskan-

sen en maatschappelijke participatie te bevorderen. Ons sociaal-cultureel vormingswerk gaat voor-

namelijk uit van de beroepsbeleving, de ondernemingscultuur en de maatschappelijk-economische

situatie van onze leden.

K

Acties voor duurzame mobiliteit en leefbaarheid van de gemeentekernen.

Beleidsbeïnvloeding op gemeentelijk niveau inzake lokaal economiebeleid en uitstraling van de

gemeenten. Acties zoals Met Belgerinkel naar de Winkel, de Dag van de klant, Solidariteitscampag-

nes met het Zuiden in samenwerking met TRIAS-ngo.

84 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging

B

VOS wil in Vlaanderen bijdragen aan de bewustwording rond ontwikkelingen die zowel de ‘grote’

als de ‘kleine’ vrede bedreigen. VOS zoekt vernieuwende manieren om de vredescultuur in een snel

veranderende Vlaamse samenleving te versterken. Om zijn doelen te bereiken werkt VOS informa-

tief, sensibiliserend en mobiliserend via verschillende kanalen.

K

VOS kent enkele interessante projecten zoals de Vredesfietseling (een driedaagse fietstocht door

Vlaanderen), de Vredespoëzie-prijs voor jongeren en de IJzerbedevaart in Diksmuide (VOS is een

van de steunpilaren van deze organisatie).

Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt)

B

Onze baseline is ‘Word eco-actief’. Velt zet mensen aan tot een ecologische levensstijl in hun

keuken en tuin, door middel van campagnes, publicaties, workshops en... door het voorbeeld van

de ruim 14.000 leden, echte eco-doeners. Als thematische vereniging met focus op ecologisch

consumeren, is Velt niet enkel actief in de sociaal-culturele sector, maar ook betrokken bij de

milieubeweging en de biologische landbouw- en voedingssector.

K

Velt is bekend van de Ecotuindagen in het eerste weekend van juni, en van de Ecodurvercampagne.

Daarvoor poseerden zes Velt-leden met hun favoriete attributen: zelfgebakken brood, groenten in

potten, enz.

In de media komt Velt geregeld aan bod als het gaat over seizoensgroenten en -fruit, het verminde-

ren van voedselverspilling, het terugdringen van pesticidengebruik en het plezier en de knepen van

het ecologisch tuinieren en koken. In 2010 kreeg Velt de Prijs voor het Vrijwilligerswerk.

Vereniging Personen met een Handicap (VFG)

B

VFG is een vrijwilligersorganisatie en is een partner van de Socialistische Mutualiteiten. Iedereen

kan lid worden ongeacht de ideologische overtuiging. Wij streven naar volwaardig burgerschap voor

personen met een beperking. We bieden informatie en vorming aan, belangenbehartiging, vrijetijds-

activiteiten, reizen, een ruim aanbod aan toegankelijke activiteiten op maat van onze doelgroep. De

organisatie wordt gedragen door vrijwilligers en plaatselijke afdelingen.

K

Met de website www.besteburgemeester.be wil VFG leden van adviesraden, lokale besturen en

geïnteresseerden informeren over een inclusief gemeentelijk beleid voor mensen met een beper-

king, en hen ondersteunen in het streven naar volwaardig burgerschap. De informatie en tips op

deze website helpen om van elke stad of gemeente een plaats te maken waar ook mensen met een

beperking zich thuis voelen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 85

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)

B

VOEM creëert een helder en genuanceerd beeld van moslims in ons land. VOEM gidst niet-moslims

doorheen het islamitische erfgoed en moslims doorheen het Vlaamse en Europese erfgoed en de

huidige maatschappelijke context. We bieden ondersteuning bij de ontwikkeling van een Vlaams-

islamitische identiteit. Op deze manier probeert VOEM vooroordelen te voorkomen en te pleiten voor

een verdraagzame en pluralistische samenleving.

K

VOEM vzw organiseert de jaarlijkse uitreiking van een heuse Emancipatieprijs.

Deze prijs wordt overhandigd aan twee mensen of organisaties die zich verdienstelijk hebben

gemaakt om allochtonen en autochtonen dichter bij elkaar te brengen en voor hen op te komen.

Het initiatief speelt een belangrijke rol in het emancipatiestreven van allochtone bevolkingsgroe-

pen, in de toenadering tussen verschillende levensbeschouwingen, de onderlinge solidariteit en

de democratie. De winnaars krijgen steevast een kunstwerk van een allochtone kunstenaar die in

Vlaanderen leeft en werkt.

VIVA-SVV

B

Op een eigentijdse en laagdrempelige manier brengt VIVA-SVV vrouwen lokaal samen rond thema’s

als gezondheid, gezin en gelijke kansen. Met actuele campagnes kaarten we drempels aan die

vrouwen nog steeds ervaren. Maar ook voor de vrije tijd heeft VIVA-SVV een prikkelend activiteiten-

aanbod in petto. Zo willen we dat iedere vrouw zich goed in haar vel kan voelen.K Antigeweldcampagnes (partnergeweld), gezondheidscampagnes (rug, diabetes...).

Vlaamse actieve senioren

B

Een Vlaamse, pluralistische vrijwilligersorganisatie zonder structurele binding met politieke partijen,

noch met godsdienstige of filosofische verenigingen. Wat alle leden bindt, is het Vlaamse bewust-

zijn. Hoofddoelen: de samenhorigheid tussen 50-plussers in Vlaanderen bevorderen, meewerken

aan hun ontplooiing en hun belangen behartigen. Om de toenemende vereenzaming in de huidige

maatschappij tegen te gaan, motiveren en stimuleren we onze leden om engagementen aan te

gaan in de samenleving.

K

Activiteiten die nét iets anders zijn: aandacht voor mensen in armoede (project Kom mor binne)

waaruit een vereniging groeide waar armen het woord nemen; het project ‘Breien, breier, breistér’

te Diest waarbij getracht wordt het contact en de band tussen ouderen en jongeren te verstevigen

door samen te breien en te handwerken. Ondertussen wordt ook gebreid voor het ‘goede doel’:

projecten in Senegal, Kenia, Roemenië worden gesteund.

86 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

VOSOG

B

VOSOG vzw (Vlaamse Oud-Scouts en Oud-Gidsen), Scouting voor volwassenen, is een vereniging

die de gemeenschappelijke, culturele en sociale belangen van zijn autonome lokale kernen in de

Vlaamse Gemeenschap en het Brussels hoofdstedelijk gebied behartigt en zich tot doel stelt om:

de kwaliteit en de geest van Scouting (voor volwassenen) te bewaken en te bevorderen; te zorgen

voor onderlinge stimulering en kennisoverdracht; voor doorstroming van informatie; voor vorming

en begeleiding.

KVOSOG is een open vereniging. Iedereen die de doelstellingen van de vereniging ondersteunt, kan lid

worden.

vtbKultuur

B

vtbKultuur?

Dat zijn 1.000 vrijwilligers

300.000 leden

2.700 activiteiten per jaar

120.000 deelnemers aan onze activiteiten

146 lokale afdelingen

Jaarlijks organiseren we een aantal grote cultuurevenementen.

Dat doen we samen met al onze vrijwilligers in de 146 lokale afdelingen!

Onze droom? Cultuur in al zijn vormen voor iedereen toegankelijk maken.

KOnze jaarlijkse KnipoogDag, die telkens in een andere stad wordt georganiseerd. Brussel, Antwerpen

en Hasselt kwamen al aan bod. In 2013 is Gent aan de beurt.

Vlaamse Volksbeweging (VVB)

B

De VVB streeft naar de maatschappelijke, culturele en politieke ontvoogding van Vlaanderen tot een

onafhankelijke staat in Europa en speelt daarbij een (proactieve) voortrekkersrol bij het beharti-

gen van de Vlaamse belangen. Als niet-partijpolitieke, pluralistische vereniging wil ze daarom via

sociaal-culturele weg de brede publieke opinie bij dat streven betrekken en aanzetten tot actieve

inzet in het democratische besluitvormingsproces.

K

De weg naar Vlaamse onafhankelijkheid, de strijd voor een rechtvaardige splitsing van BHV, de leeu-

wenvlaggen en vlaggetjes op de Ronde van Vlaanderen, de bevlagging van grote sportmanifestaties

door de Flandriens, de politieke tribunes en optredens in diverse media van onze politiek secretaris

Peter De Roover, het vrijmoedige politiek maandblad Doorbraak, ons Europees samenwerkingsver-

band voor onafhankelijkheid EPI.

PROFIEL VAN DE SECTOR 87

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Welzijnsschakels

B

Vrijwilligers in Welzijnsschakels bieden in eigen omgeving kansen aan mensen die uitsluiting ervaren

door armoede, afkomst... Dat begint met elkaar te ontmoeten tijdens persoonlijke contacten, tijdens

groepsactiviteiten, door het organiseren van praktische ondersteuning, door samen te gaan praten

met OCMW’s, scholen, ziekenfondsen, huisdokters... en door samen actie te voeren voor een goede

toegang tot kwaliteitsvolle huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, arbeid en vrijetijdsbesteding.

K

Welzijnsschakels organiseert in samenwerking met de Gezinsbond, De Link vzw en Jongerenwelzijn

oudergespreksgroepen. We doen een beroep op de kracht van ouders in de strijd tegen kinderar-

moede.

Willemsfonds

B

Het Willemsfonds is de oudste Vlaamse sociaal-culturele vereniging. Vanuit haar liberaal-vrijzinnige

wereldvisie stimuleert de vereniging de persoonlijke groei van individuen en werkt het mee aan de

uitbouw van een democratische, interculturele samenleving van lokaal tot regionaal niveau. We heb-

ben in de realisatie van gelijke kansen in Vlaanderen een concrete rol te vervullen. Het Willemsfonds

betrekt zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen actief bij cultuur in de ruimste zin van het woord.K Het Betere Boek, het literair festival dat de betere Nederlandstalige literatuur in de kijker plaatst.

Ziekenzorg CM

B

Ziekenzorg CM verenigt chronisch zieken, zorgbehoevende én gezonde personen die het voor elkaar

opnemen met als doel een veelzijdige persoonsontwikkeling én een volwaardige participatie aan het

maatschappelijk leven.

K

Lichamelijke beperkingen of zorgafhankelijkheid mogen geen hinderpaal zijn om te genieten van een

zalige, deugddoende vakantie. Dat is het uitgangspunt van Ziekenzorg CM. We hebben jaarlijks een

gevarieerd aanbod van een 300 initiatieven. Al onze vakanties zijn georganiseerd op maat en op ritme

van chronisch zieke mensen en vinden plaats in aangepaste en toegankelijke hotels.

88 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS

De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 55 verenigingen6.

Vergelijkingsbasis

Om zinvolle vergelijkingen in de tijd te maken voor de verenigingen, moeten we het effect van in- en uitstroom van organisaties

neutraliseren. Sinds 2007 stroomden drie verenigingen uit, en stroomden vier nieuwe verenigingen binnen in de werksoort.

Wanneer we deze zeven organisaties uit de cijfers halen, ontstaat een ‘netto-groep’ voor de verenigingen: dit is de stabiele

vergelijkingsbasis voor evoluties in de tijd. We duiden in de trendgrafieken in dit hoofdstuk het (bruto) werksoorttotaal (som van

alle organisaties) aan met een groene lijn, de (netto) vergelijkingsbasis met een rode lijn.

1. Hoeveel afdelingen tellen de verenigingen?

2011

de spreiding van de afdelingen

of groepen over de provincies14.298 100,0%

Antwerpen 3.279 22,9%

Brussel 566 4,0%

Limburg 2.157 15,1%

Oost-Vlaanderen 3.207 22,4%

Vlaams-Brabant 2.166 15,1%

West-Vlaanderen 2.923 20,4%

6 LVZ neemt niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen in plaats van 56.7 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 31/12/2010. Bron: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Bevolking en Instellingen (2012).

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

VER: spreiding van de afdelingen per provincie7

aandeel afdelingen

aandeel bevolking

Vlaams Gewest23% 4% 15% 22% 15% 20%

28% 13% 23% 17% 18%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

Op de eerste grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het

Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest

(exclusief Brussel) en voor 23% van het aantal afdelingen van de verenigingen. De verenigingen hebben in totaal 14.298 afdelingen,

verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet

gevolgd door West-Vlaanderen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 89

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

2011

het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen 55 100,0%

minder dan 50 0 0,0%

van 50 tem 99 14 25,5%

van 100 tem 199

mediaan: 136 22 40,0%

van 200 tem 299 8 14,5%

van 300 tem 499 3 5,5%

van 500 tem 999 6 10,9%

1.000 of meer 2 3,6%

Globaal is het aantal afdelingen van de verenigingen stabiel doorheen de jaren. Recent zien we door de komst van drie nieuwe vereni-

gingen (bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011) een stijging. De vergelijkingsbasis is stabiel.

Hieronder geven we een overzicht van de verdeling van de verenigingen volgens aantallen afdelingen.

20082007 2009 2010 2011

18.000

16.000

14.000

12.000

10.000

8.000

6.000

4.000

2.000

0 nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

vergelijkingsbasis

VER: evolutie aantal afdelingen

aantal afdelingen

90 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

Afdelingsevolutie: diversiteit in accenten

100%

80%

60%

40%

20%

0

-20%

-40%

De grafiek hierboven nuanceert de algemene trend. We zetten alle verenigingen op een rijtje volgens het percentuele verschil in aantal

afdelingen tussen 2007 en 2011. Enkel organisaties uit de vergelijkingsbasis zijn in de grafiek hierboven opgenomen. De groene sta-

ven zijn groeiers, de rode zijn krimpers. De tien grootste groeiers zijn doelgroepverenigingen, waaronder etnisch-culturele federaties.

De grafiek toont de interne diversiteit in de werksoort en de verschillende accenten die verenigingen leggen. De cijfers houden enkel

rekening met het totaal aantal afdelingen van een vereniging en niet met de interne afdelingsdynamiek van een vereniging. Bijvoor-

beeld: zes afdelingen stoppen, zes nieuwe afdelingen komen erbij: het totaal blijft gelijk, hoewel er een belangrijke (kwantitatieve en

wellicht kwalitatieve) evolutie achter schuilgaat.

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele ver-

eniging. Het gemiddelde aantal afdelingen is 260. De mediaan8 (136 afdelingen) is duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje.

De helft van de verenigingen telt dus meer dan 136 afdelingen.

Een kwart van de verenigingen telt minder dan 100 afdelingen, 15% heeft meer dan 500 afdelingen. De grootste vereniging telt meer

dan 1.200 afdelingen, de kleinste 58.

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen

VER: percentueel verschil in aantal afdelingen per vereniging 2007-2011

1.400

1.200

1.000

800

600

400

200

0 mediaan

gemiddelde: 260

8 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen de waarde van de middelste (27ste) vereniging. Zo komen we uit op een medi-aan van 136 afdelingen.

136

PROFIEL VAN DE SECTOR 91

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal vrijwilligers

35.000

30.000

25.000

20.000

15.000

10.000

5.000

0 mediaan

gemiddelde: 3.351

2. Hoeveel (bestuurs)vrijwilligers tellen de verenigingen?

De werksoort verenigingen kan rekenen op een totaal van 184.288 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van ge-

middeld 13 vrijwilligers. Gemiddeld 3.351 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal

vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal meer dan 30.000. De mediaan

ligt op 1.373 vrijwillige medewerkers.

Het aantal vrijwilligers is wellicht een sterk onderschat cijfer: vaak leveren verenigingen enkel cijfers van geregistreerde vrijwilligers.

Sporadische, niet-geregistreerde vrijwilligers – ongetwijfeld een groot aantal - komen hierin niet voor.

Van de 184.288 vrijwilligers nemen 129.732 vrijwilligers (70 %) een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Het engagement van

deze vrijwilligers is doorgaans intensief. De bestuursvrijwilligers vormen de ruggengraat van de meeste verenigingen.

Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 9 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per

vereniging varieert tussen de 130 en 23.680. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van meer

dan 2.300 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 777.

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal vrijwilligers. Elk puntje staat voor een individuele

vereniging. Het gemiddelde aantal vrijwilligers is 3.351. De mediaan (1.373 vrijwilligers) is duidelijk te onderscheiden als het rode

vierkantje. De helft van de verenigingen telt dus meer dan 1.373 vrijwilligers.

2011

totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging

het aantal

bestuursvrijwilligers 129.732 9,1 2.359

2011

totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging

het aantal vrijwilligers 184.288 12,9 3.351

1.373

92 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

20082007 2009 2010 2011

250.000

200.000

150.000

100.000

50.000

0 vergelijkingsbasis

VER: evolutie aantal vrijwilligers

aantal vrijwilligers

gemiddelde: 176.036

Globaal blijft het aantal vrijwilligers stabiel rond een gemiddelde van 176.000 (berekend op vergelijkingsbasis over vijf jaar). Sinds

2009 zien we een gestage stijging. De schommeling vóór 2009 is toe te wijzen aan de uitstroom van organisaties. Wanneer we de

vergelijkingsbasis (uitleg zie hoger) bekijken, zien we dat de fluctuaties zeer beperkt zijn.

Bij het aantal bestuursvrijwilligers zien we – zowel globaal als op vergelijkingsbasis (uitleg zie hoger) - een licht dalende tendens

(netto -4,5 % over vijf jaar).

De cijfers over vrijwilligers en bestuursvrijwilligers volgen een trend zoals die in de literatuur en ander onderzoek9 beschreven staat.

Onder invloed van maatschappelijke trends zetten mensen zich niet minder, maar vooral anders in. Het sociaal-cultureel werk lijkt

hiermee andere vaststellingen te volgen/bevestigen.

VER: evolutie aantal bestuursvrijwilligers

160.000

140.000

120.000

100.000

80.000

60.000

40.000

20.000

0

aantal bestuurs-

vrijwilligers

vergelijkingsbasis

20082007 2009 2010 2011

9 Zie ook in deze Boekstaven “Twee zijden van een dubbeltje” over informalisering in het verenigingsleven. Zie http://www.socius.be/Vrijwilligers en http://www.vrijwilligerswerk.nl/?content=/686/Literatuur_vrijwillige_inzet voor een literatuuroverzicht. Zie ook: Bral, Luk (Red.) et al. (2011). VRIND 2011: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering; Bral, Luk (Red.) et al. (2012). VRIND 2012: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

PROFIEL VAN DE SECTOR 93

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

20082007 2009 2010 2011

vergelijkingsbasis

aantal activiteiten

Verenigingen organiseren ruim 255.000 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 18 activiteiten per afdeling per jaar. Het

aantal activiteiten daalt geleidelijk. Gevoelige dalingen bij een paar organisaties trekken het totaalcijfer naar beneden.

10 Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.

3. Hoeveel publieksgerichte activiteiten10 organiseren de verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er?

2011

totaal gemiddeld per afdeling

het aantal publieksgerichte activiteiten 255.691 17,9

2011

totaal gemiddeld per activiteit

het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten 9.426.585 36,9

VER: evolutie aantal publieksgerichte activiteiten

350.000

300.000

250.000

200.000

150.000

100.000

50.000

0

nieu

we

bele

idsp

erio

de

2011

-201

5

94 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal deelnemers aan publieksgerichte activiteiten. Elk

puntje staat voor een individuele vereniging. Het gemiddelde aantal deelnemers is 171.392. De mediaan (62.594 deelnemers) is

duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje. De helft van de verenigingen telt dus meer dan 62.594 deelnemers.

In totaal zijn er 9,4 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dat aantal is (op vergelijkingsbasis, uitleg zie hoger) stabiel

doorheen de jaren. Met de komst van drie nieuwe verenigingen is het aantal deelnames globaal nog gevoelig gestegen. Gemiddeld

tellen we 37 deelnemers per activiteit.

VER: evolutie aantal deelnemers aan publieksactiviteiten

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal deelnemers

20082007 2009 2010 2011

vergelijkingsbasis

aantal deelnames

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

12.000.000

10.000.000

8.000.000

6.000.000

4.000.000

2.000.000

0

2.500.000

2.000.000

1.500.000

1.000.000

500.000

0 mediaangemiddelde: 171.392

62.594

PROFIEL VAN DE SECTOR 95

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

4. Hoeveel leden tellen de verenigingen?

De verenigingen tellen 2,2 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld.

Die verschillen worden bovendien doorheen de tijd groter en verdienen een grondiger analyse. Sommige organisaties kiezen – bin-

nen de vrijheid die het decreet hen hiervoor geeft - voor andere participatiemodellen, met meer nadruk op actieve deelname en

vrijwillige inzet. Andere kiezen dan weer net wel voor een actieve ledenwerking en –werving. De effecten van die keuzes vertalen

zich stilaan in de cijfers. De ene organisatie groeit, de andere krimpt op het vlak van ledenaantal. Globaal – en ook op vergelijkings-

basis - zien we een licht dalende trend.

De ledenaantallen van de verenigingen lopen sterk uiteen. 40 % heeft minder dan 5.000 leden, 13 % telt er 100.000 of meer.

Een vereniging heeft gemiddeld 40.190 leden. Een afdeling telt gemiddeld 155 leden. De grootste vereniging telt 305.000 leden, de

kleinste een 870-tal. De mediaan ligt op 8.700 leden

VER: evolutie aantal leden

3.000.000

2.500.000

2.000.000

1.500.000

1.000.000

500.000

0

20082007 2009 2010 2011

vergelijkingsbasis

aantal leden

nieu

we

bele

idsp

erio

de

2011

-201

5

2011

totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging

het aantal leden 2.210.457 155 40.190

het aantal verenigingen volgens het aantal leden 55 100,0%

minder dan 500 2 3,6%

van 500 tem 4.999 19 34,5%

van 5.000 tem 19.999

mediaan: 8.700 14 25,5%

van 20.000 tem 99.999 13 23,6%

100.000 of meer 7 12,7%

96 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal leden

350.000

300.000

250.000

200.000

150.000

100.000

50.000

0 mediaan

gemiddelde: 40.1908.700

In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal leden. Elk puntje staat voor een individuele vereni-

ging. Het gemiddelde aantal leden is 40.190. De mediaan (8.700 leden) is duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje. De helft

van de verenigingen telt dus meer dan 8.700 leden.

PROFIEL VAN DE SECTOR 97

1.2 de verenigingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 99

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

1.3 DE BEWEGINGEN

1.3.1 BEWEGINGEN: “LOCAL ROOTS, GLOBAL REACH”

Voor de vijfde keer op rij laat Boekstaven zijn licht schijnen op de werksoort bewegingen. De groep sociaal-culturele bewegingen is

gekenmerkt door zijn diversiteit aan thema’s, werkwijzen en organisaties. Hun werking laat zich dus moeilijk in cijfers vatten. Daarom

brengen we de bewegingen hier op een andere manier in beeld. Op basis van een vragenlijst met deels meerkeuze- en deels open

vragen polsen we bij de bewegingen naar de ziel van hun werking. Deze kwalitatieve bevraging graaft elk jaar iets dieper. Op deze

manier proberen we steeds weer iets nieuws te weten te komen over de organisaties binnen de groep, hun manier van werken en

hun impact op de maatschappij. De voorgaande edities en bevragingen houden we vanzelfsprekend steeds in het achterhoofd.

Onze bevragingen uit de vorige edities leiden tot de volgende vaststellingen over de werksoort bewegingen:

1. Boekstaven 2008: de bewegingen schoppen de samenleving een geweten. Ze richten zich vooral op thema’s die een vorm

van altruïsme vergen van de samenleving of die de samenleving op een bepaalde manier over iets laten nadenken. Ze willen

iets tot een gespreksthema maken, een trend lanceren, een attitude veranderen, een beleidsverandering teweeg brengen.

Bewegingen investeren veel in communicatie en marketing. Ze weten vaak op een originele manier met kleine budgetten

de media te bereiken. Deze werksoort besteedt veel aandacht aan het verwerven van expertise en het verspreiden van

actuele en correcte informatie over de eigen thema’s. Dit doen ze door bijvoorbeeld een documentatiecentrum in te richten,

handleidingen te publiceren of interne en externe vormingscursussen te organiseren. Bewegingen werken niet alleen. Ze

creëren netwerken en samenwerkingsverbanden die hun doel onderschrijven. Op deze manier proberen ze hun bereik en

hun slagkracht te vergroten.

2. Boekstaven 2009: bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Dit doen ze onder

meer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht

te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïnformeerde

manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s

onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat.

3. Boekstaven 2010: acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. Het

moment waarop organisaties naar buiten treden en hun opgebouwde kennis, expertise en betrokkenheid tonen aan het grote

publiek. Het moment waarop zij “er staan”. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces.

De organisaties moeten beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een

uitgebreide expertise om optimaal, snel en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan deze

uiterst zichtbare momenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun

kennis en knowhow met anderen.

4. Boekstaven 2011: in Boekstaven 2011 maakten we bij het bepalen van onze onderzoeksvraag, ten volle gebruik te maken

van een opportuniteit: in 2010 schreef Kristien Vermeersch een masterproef over de sociale bewegingen in Vlaanderen. Onder

de titel “Doen we het samen of met velen alleen” stelde ze de vraag of sociale bewegingen in hun streven naar maatschappe-

lijke verandering, kiezen voor individuele of collectieve actievormen. Het bestaan van dit recent onderzoekswerk zette ons aan

om van het platform, waarover de FOV beschikt, gebruik te maken om iets dieper op deze materie door te gaan. Naar welke

actievormen gaat de voorkeur van de sociaal-culturele bewegingen uit en waarom kiezen ze om dingen samen te doen of met

velen alleen.

Vlaanderen telt 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 ver-

dwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Aan de andere kant kwamen er vijf ‘nieuwe’ bewegingen bij:

Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke. Vanaf 2013 worden de bewegingen volwaardig erkend door de

Vlaamse overheid. Daarmee staan ze op gelijke voet met de andere werksoorten en genieten ze meer zekerheid.

100 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

1. Werken bewegingen internationaal samen? Met wie?

De antwoorden op de vragenlijst tonen duidelijk aan dat de bewegingen met meerdere buitenlandse partners samenwerken. De blik van

de bewegingen gaat verder dan de eigen landsgrenzen.

16 van de 18 respondent-organisaties zeggen met buitenlandse partners samen te werken. In de voortgangsrapporten vinden we

bovendien bij zowat alle bewegingen voorbeelden van buitenlandse samenwerking.

De partners uit de buurlanden zijn hierin veruit het best vertegenwoordigd. Nederland spant de kroon. 12 bewegingen hebben samen-

werkingspartners in Nederland. Op de voet volgen het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk.

Daarnaast merken we dat Spanje, Italië, Noorwegen, Tsjechië, Zweden, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Turkije en Zwitserland door meerdere

bewegingen genoemd worden als landen waaruit samenwerkingspartners afkomstig zijn.

In het totaal worden 23 landen binnen Europa genoemd. De netwerken van de bewegingen stoppen trouwens niet aan de Europese

grenzen. Ook 13 landen buiten de EU leveren samenwerkingspartners voor de bewegingen.

1 Jaarlijks dient elke organisatie een voortgangsrapport in bij de subsidiërende overheid (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk). In het rapport beschrijven de organisaties op welke wijze ze het voorbije en komende jaar aan de realisatie van de doelen in hun beleidsplan werken. De rapporten geven dus een goede inkijk op de werking van een organisatie.

We concludeerden dat bewegingen zowel verandering beogen in het gedrag en de overtuiging van individuen (menta-

liteit, beter begrip...) als verandering in onze maatschappelijke structuren (wetgevend kader, bedrijven, scholen). Het

realiseren van deze verandering gebeurt door een mix van zowel collectieve als individuele acties.

Drie vaststellingen uit de edities van vorige jaren dienden rechtstreeks als inspiratie voor Boekstaven 2012:

- alle bewegingen werken samen met andere organisaties. 12 bewegingen (van de 26 respondenten op een totaal van 31 be-

wegingen) gaven aan jaarlijks met meer dan 15 organisaties samen te werken. Ze creëren netwerken en samenwerkings-

verbanden die hun doel onderschrijven. Op deze manier proberen ze hun bereik en hun slagkracht te vergroten;

- bewegingen zeggen te hunkeren naar meer tools binnen het decreet om internationaal te netwerken.

Daarom kijken we dit jaar naar de werksoort met de blik op de netwerken buiten onze Vlaamse grenzen. Het werken binnen een

internationale context is immers van een groeiend belang voor de bewegingen:

- de thema’s en problemen waarrond de meeste bewegingen werken, stoppen niet aan onze landsgrenzen;

- het Europese en internationale toneel wordt steeds bepalender voor de Vlaamse regelgeving en besluitvorming.

We gaan na of er banden bestaan tussen de Vlaamse sociaal-culturele bewegingen en buitenlandse organisaties. En wat is de meer-

waarde van deze banden? Bewegingen bevestigden in een vorige bevraging dat ze willen wegen op het Vlaamse beleid. Ondernemen

ze ook pogingen om te wegen op het internationale of Europese beleid? Op welke manier werken organisaties samen met buiten-

landse partners en in hoeverre bestaat de ambitie om deze samenwerkingen verder uit te breiden?

Meer dan de helft van de bewegingen bezorgde ons een ingevulde vragenlijst (18/31). Naar aanleiding van de antwoorden op deze

vragenlijst en een lezing van de 31 voortgangsrapporten1 schreven we onderstaande analyse.

PROFIEL VAN DE SECTOR 101

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Herkomstlanden van organisaties waarmee bewegingen samenwerken

EUROPA

Intensieve samenwerkingenNederland

Engeland/VK

Duitsland

Frankrijk

Regelmatige samenwerkingenSpanje

Italië

Noorwegen

Tsjechië

Zweden

Kroatië

Oostenrijk

Polen

Turkije

Zwitserland

Sporadische samenwerkingenBosnië-Herzegovina

Finland

Griekenland

Ierland

Luxemburg

Moldavië

Portugal

Roemenië

Slovenië

BUITEN EUROPA

Palestina, Brazilië,

Canada, China,

Egypte, Israël, Kenia,

Libanon, Mozambique,

Nieuw-Zeeland,

Oeganda, VS,

Zuid-Afrika

102 PROFIEL VAN DE SECTOR

We telden bij de 18 respondent-bewegingen 99 unieke samenwerkingspartners in het buitenland. Daarnaast melden ze samenwerkin-

gen met (niet-gedefinieerde) steden, universiteiten, ministeries en consultants. Vanzelfsprekend worden sommige unieke samenwer-

kingspartners door meerdere organisaties als partner genoemd. Hieronder vind je het lijstje:

Een greep uit de internationale partners van de bewegingen

A seed, AA-MOC, Abolition 2000, AEDH, Afrikaanse vakbonden (Oeganda, Kenia), Alternative Tourism Group, AMAP, Associatia

Agentia de Monitorizare a Presei, BAK, Bank Track, BDS netwerk, Beati I constructori di Pace, Bedayaa, Bombodrom actiegroep,

Bundeswehr wegtreten, CAAT, Campagne tegen wapenhandel, CMC (cluster munition coalition), Desobéissants, DFG-VK, Divest-

ment and sanctions national committee, EAP (Tsjechië), ECSA, EDRI, Elos, ENAAT, ENAR (European network against racism), ENIL,

European industrial hemp association, European Network Independent Living, Europese agroforestry international (EURAF), EVU

(Europese Vegetarische Unie), EYFA, Facing Finance, Feeding Manchester, FIAN Austria, FIAN Germany, FIDH, Freedom not fear,

Friedensforum, GAAA, GAP Zweden, GAP Noorwegen, GLADT, Greenpeace mediterranean, IALANA, Ican Europe, Interreg, IPPNW

Duitsland, Jordan Valley Solidarity Commitee, Kairos Tools (NL), La via campesina, MEEM, Meia Animation asbl, Mira Media Mou-

vement de la Paix, Multikulturni centrum Paraha, National Association of Neighbourhood Management, Ne zakaladnem, Nema

netwerk, New Profile, No Dal Molin, No to Nato netwerk, Non aux M51, Nyeleni Europe, OFOG, Ontwapen, Palestinian Boycott,

PES women, Pressehutte Muglangen, Rank a brand (NL), Rathenau Instituut, Reclame the fields, Schweiz ohne Armee, Secret

Garden, Seeds for change, SIW (Socialist international women), SMN, Societa Cooperativa Sociale Felsimedia, Stichting Repair

Café (NL), Stork Zagreb, The Inner Circle, TNI, Toxic Lesbian, Trainerscollectieven, Tribunaal voor de vrede, Trident Ploughshares,

Turning the tide, UMME, Union of Conscientious Objectors, Union Pacifiste, United for intercultural action, Urenci, VAMOS (DL), VD

Amok, Who profits, WRI, WRI 3, YASI

Partners in Franstalig België

Action pour la paix, ADDE, Arc-en-ciel Wallonie, Alliàge, Peuple et culture, Belgische Nyeleni, CIRE, Ciré, CNAPD3, CNCD 2, CRI-

PEL, CSOtan, Ecosono, Ensemble vie Autonome, FAM (via), Ligue des droits de l’homme, Media Animation, MIR-IRG, Planète Vie,

Réseau Financement alternatif, SOS FAIM, Technofutur TIC, Universiteit Luik, Vivre ensemble, vzw empreintes

Een grote meerderheid van de bewegingen (15) duidt aan dat er projectmatige samenwerkingen bestaan tussen hun organisatie en bui-

tenlandse organisaties. 11 organisaties gaan nog verder en proberen ook een structurele band op te bouwen met de buitenlandse partners.

Tot slot vroegen we aan de bewegingen of ze ook samenwerken binnen België met organisaties over de taalgrens. Op deze vraag ant-

woordden alle organisaties, op twee na, bevestigend.

“De structurele samenwerking is er al, maar ze is wel afhankelijk van een projectsubsidie die jaarlijks opnieuw dient te worden goedgekeurd.”

“Onze structurele samenwerkingen zetten we vooral op binnen bestaande netwerken. Projectmatig via het gezamenlijk opzetten van campagnes of acties, waar-voor soms actief naar nieuwe partners gezocht wordt.”

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 103

2. Hoe verzamel je knowhow en expertise

Bewegingen zijn experten in hun thema. Voor de opbouw van deze expertise gaan ze ook expliciet op zoek naar nuttige bronnen uit

het buitenland. Alle 18 bevraagde organisaties volgen de internationale media. Ze blijven op de hoogte met nieuwsbrieven van buiten-

landse partnerorganisaties, websites en via kranten en tijdschriften.

Onderstaande tools werden het meest genoemd als middel om op de hoogte te blijven van buitenlandse evoluties en ontwikkelingen

(in volgorde van frequentie waarop ze vernoemd werden in een open vraagstelling).

Meest vernoemde instrumenten om op de hoogte te blijven

1 websites

2. tijdschriften

3. internationale nieuwsbrieven

4. sociale media/Skype

5. kranten

6. contacten met buitenlandse partners

7. abonnement op tijdschriften

8. aankoop boeken (naslagwerken)

9. participatie aan debatten

10. bezoeken aan het buitenland

11. uitwisselingsprojecten (personeel)

12. kranten

13. eigen onderzoek

Opvallend, ook persoonlijke contacten scoren hoog. Bewegingen maken gebruik van Skype en sociale media om op de hoogte te

blijven van nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast, maar in mindere mate, ontmoeten ze ook hun buitenlandse collega’s (debatten, uitwis-

selingsprojecten...).

3. Hoe bouw je een internationaal netwerk uit?

Bewegingen bouwen internationaal een netwerk op. Alle organisaties, op drie na, zoeken hiervoor aansluiting bij één of meerdere

bestaande internationale netwerken (lidmaatschap). De bewegingen investeren in de gemaakte contacten. Ongeveer de helft van de

organisaties ziet deelname aan internationale conferenties en vergaderingen als een manier om hieraan te werken. Netwerken worden

ook verstevigd en opgebouwd door aan internationale betogingen deel te nemen, door gemeenschappelijke standpunten op te maken,

door informatie te delen en natuurlijk door effectief samenwerkingsverbanden aan te gaan.

“Via samenwerkingsverbanden in projec-ten en actieve deelnames (presentaties, chair, rapporteur) in diverse Europese en internationale conferenties trachten we een netwerk op te bouwen.”

“Dat doen we door projecten uit te werken met buitenlandse partners, door deel te nemen aan internationale of Europese conferenties, door middel van eigen buitenlandse contacten of contacten via partners of vrijwilligers.”

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

104 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

“Er is weinig vertrouwen binnen de organisatie dat we rond ons thema via Europa binnen Vlaanderen echt ver-andering kunnen brengen. We hebben reeds richtlijnen van de VN, maar veel meer dan moreel gezag is dat niet.”

“We doen zelf geen beleidswerk (ook niet internationaal)”

“Andere organisaties doen dit al”

“Gebrek aan menskracht en middelen”

15 van de 18 organisaties die antwoordden op onze bevraging, zeggen deel te nemen aan internationale studiedagen, congressen of

acties. Twee organisaties trekken zelf nooit naar het buitenland. Geld en tijdsgebrek vormen hier de hoofdmotivatie. Congressen en

studiedagen vormen de hoofdmoot van de buitenlandse verplaatsingen. Bewegingen treden hier op als participant en als spreker. Vier

organisaties geven aan weleens naar het buitenland te trekken om acties te ondersteunen.

4. Willen bewegingen wegen op het internationale beleid?

Een ruime meerderheid van de organisaties geeft aan met de internationale contacten en inspanningen ook werkelijk te willen wegen

op het internationaal beleid. Ze doen dit op de volgende manieren (open vraagstelling):

Manieren om te wegen op het internationaal beleid

- deelname aan betogingen

- ondertekening, verspreiding of aanmaak van petities/manifesten/eisenbundels

- samenwerkingsprojecten met buitenlandse organisaties

- deelname aan en organisatie van conferenties

- gesprekken met minister van buitenlandse zaken

- input geven aan ‘stakeholderrounds’

- formuleren van beleidsaanbevelingen

- onderzoek

- activeren van en participeren aan netwerken

- contacteren van Euro-parlementsleden

Vijf organisaties hebben geen interesse om te wegen op het buitenlands beleid. Hiervoor geven ze de volgende motiveringen:

PROFIEL VAN DE SECTOR 105

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

5. Drempels: mensen en middelen

We vroegen de bewegingen: “Wat zijn de grootste struikelblokken die jullie tegenkomen bij werken, samenwerken en invloed uitoefenen

buiten Vlaanderen?” De belangrijkste struikelblokken voor organisaties zijn hier duidelijk financieel en personeel. Internationaal werken

vergt veel tijd en energie, is bovendien duur in verplaatsingskosten en de structuren zijn soms weinig transparant.

Andere problemen die minder werden aangehaald, zijn de volgende:

Drempels om internationaal samen te werken

- mensen en middelen (duur, tijdsintensief)

- communicatie en vertalingsproblemen

- internationaal wantrouwen of gebrek aan strategie, strategische ontwikkeling in buitenland

- geen stimulatie in subsidiërende decreten of wetten

- weinig effectief menselijk contact

- weinig gelijkende organisaties

- beperkte eigen impact

- grote cofinancieringsbedragen

- partners zijn vrijwilligersgroepen (soms weinig draagkracht)

6. Meerwaarde: maatschappelijk probleem stopt niet aan de grens

Ondanks deze struikelblokken zien bewegingen toch nog steeds een belangrijke meerwaarde in een internationale agenda. De reden

die zij hiervoor primair aanhalen is dat hun thema - het probleem dat ze aanpakken - de landsgrenzen ver overstijgt. Een gemeen-

schappelijke aanpak (met buitenlandse partnerorganisaties) versterkt hun impact op de politieke besluitvorming. De groeiende impact

van Europa op onze Belgische en Vlaamse regelgeving wordt door bijna een derde van de organisaties aangeduid als een belangrijke

reden om ook internationaal te werken.

Ook het vergaren van kennis en de verdieping van het thema van een organisatie is een goede veel genoemde reden om internationaal

samen te werken. In het buitenland ontdekken organisaties nieuwe praktijken en oplossingen op grassroots-niveau. Indien nuttig kun-

nen bewegingen ze vertalen naar de Vlaamse context. Andere motivaties houden hiermee verband.

Meerwaarde om internationaal samen te werken

1. thema/probleem overstijgt Vlaanderen

2. uitwisseling op grassroots-niveau, leren van buitenlandse modellen

3. groeiende invloed van/op Europa

4. verbreding en verdieping van het thema

5. leren van ervaring van partners

6. multiplicatoreffect (door ontwikkelingen te stimuleren in de ons omringde landen een stimulerend effect beogen op de

ontwikkelingen in eigen land, hefboom voor eigen nationale veranderingsstrategie)

Het belang dat bewegingen aan deze meerwaarde hechten, is groot. Op vier na willen alle bewegingen in de toekomst meer internati-

onaal gaan werken. Bewegingen denken op die manier een grotere slagkracht te krijgen en vooral meer op Europa te gaan wegen. Ze

willen hiertoe ook hun eigen internationale netwerk uitbreiden en verstevigen. Dit uit zich ook in een toename en intensifiëring van de

samenwerkingen en gemeenschappelijke acties (campagnes). Bewegingen laten hun oog vallen op de Europese subsidieprogramma’s

of gaan voor fondsenwerving op zoek naar partners in het buitenland.

106 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

7. Besluit

Dat bewegingen netwerkers en samenwerkers zijn, wisten we al uit voorgaande edities van Boekstaven. Maar nu zien we ook in de

feiten dat deze samenwerkingsverbanden ver de grenzen van Vlaanderen, België en zelfs Europa overschrijden.

Gezien de visie en missie van bewegingen is dit ook evident en eigen aan de werksoort. De thema’s waarrond deze organisaties

werken – duurzaamheid, vrede, ethisch omgaan met geld, burgerschap, mensenrechten, armoede... - zijn niet exclusief Vlaams. De

meest recente kennis en knowhow bevindt zich vaak ook in het buitenland.

Bewegingen laten zich, op hun queeste naar een betere maatschappij, niet stoppen door afstand. Geholpen door internet en sociale

media staan ze in verbinding met informatie uit de hele wereld. Internationale netwerken met partnerorganisaties helpen hen aan de

meest recente informatie en versterken hun slachtkracht op het internationale toneel. Door de aard van de problemen die sommige

bewegingen aankaarten, is dit ook een absolute noodzaak. Grote maatschappelijke problemen los je niet op door alleen in Vlaanderen

een effectief beleid te propageren. Als je echt verandering wil brengen, moet je de krachten van partners in binnen- en buitenland

bundelen.

De meerwaarde van internationaal werken, wordt door nagenoeg alle bewegingen benadrukt. De mankracht en middelen om hier

effectief en sterk op in te zetten ontbreken echter vaak. Meer ondersteuning om in te zetten op deze steeds groter wordende interna-

tionale dynamiek is een must. Voor de bewegingen, maar ook voor Vlaanderen. Via de bewegingen vinden onze visie en aanpak van

maatschappelijke problemen hun weg naar de rest van de wereld. Met regelmaat van de klok worden hun campagnes bekroond in

internationale wedstrijden en vormen Vlaamse grassroots-projecten de motor voor verandering buiten onze grenzen.

Met de roots in België. Met de blik op de wereld.

PROFIEL VAN DE SECTOR 107

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

1.3.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE BEWEGINGEN

B zelfbeschrijving van de beweging K je kent ons van...

Beweging Tegen Geweld - ZIJN

BVzw Zijn is een beweging die preventief en duidend optreedt tegen geweld en misbruik binnen elke

vertrouwensrelatie zodat de spiraal van geweld doorbroken wordt.

K

De Beweging tegen Geweld - vzw Zijn organiseert verschillende campagnes en heeft zich gespeciali-

seerd in kwetsbare groepen. De meest opvallende projecten gaan onder andere over geweld tijdens de

zwangerschap en eergerelateerd geweld.

Bond zonder Naam (BZN)B “WAARDEN IN ACTIE”: Het beste in mensen versterken door te werken vanuit waarden.

K

De Dankbank stelt persoonlijke relaties met mensen om je heen centraal en helpt je om ze te (h)

erkennen en bevestigen. Met een eigen valuta en spaarboekje, kan ook jij ‘online dankieren’ en

het Dankkapitaal van Vlaanderen verhogen. Elke interactie op de site verhoogt het Dankkapitaal,

jouw betrokkenheid is een belangrijk maatschappelijk signaal. Een dankbare samenleving is een

gelukkigere samenleving.

Climaxi - beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid

B

Climaxi is een beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid. We zijn een jonge organisatie,

gegroeid uit het netwerk van klimaatactivisten in ons land. Binnen Climaxi werken mensen vanuit

verschillende, bestaande organisaties en netwerken (‘t Uilekot, Friends of the Earth en het Klimaat-

actiekamp) samen. Die opgetelde expertise en ervaring biedt Climaxi de nodige slagkracht.

KThe Big Greenwash Conferentie, de actie rond FSC-hout, een colloquium in het Vlaams Parlement

rond energie-armoede, twee anti-kernenergiebetogingen in Brussel...

De Maakbare Mens vzw

B

De Maakbare Mens vzw werkt als beweging rond medische en biotechnologische ontwikkelingen

en de ethische vragen die zich daarbij stellen. Concreet realiseren we campagnes en acties rond

thema’s als genetisch testen, stamceldonatie, medisch begeleide voortplanting, orgaandonatie,

medicalisering en maakbaar brein.

K

Wie beroep moet doen op een donor om zijn kinderwens te kunnen vervullen, komt terecht in een

wervelstorm van vragen en emoties. Er bestaan in onze samenleving nog een heleboel vooroorde-

len en misverstanden over vruchtbaarheidsbehandelingen en donorschap. Met de campagne ‘Niet

mijn eicel, helemaal mijn dochter’ / ‘Niet mijn zaad, helemaal mijn zoon’ willen we meer begrip en

openheid creëren voor donorkinderen en hun ouders. Zodat zij hun verhaal kunnen beleven zoals

het hoort, als een uniek en mooi verhaal over hoe hun gezin tot stand kwam. Meer informatie:

www.demaakbaremens.org

108 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

De Wakkere BurgerB Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming.K Ondersteuning van gemeentelijke adviesraden - Acties tegen schijnkandidaten bij verkiezingen.

Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA)

B

Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. We verspreiden onze

boodschap op een positieve, toegankelijke en creatieve manier en veranderen de wereld met de

wortel veeleer dan de stok.

KDonderdag Veggiedag: dit is een campagne die jou wil stimuleren om tenminste één keer per week

lekker vegetarisch te eten. Eén dag in de week zonder vlees of vis, maar mét veel groenten en fruit.

FairFin

B

FairFin gelooft dat geld de motor kan zijn voor een faire maatschappij. FairFin pleit voor een bank-

wezen op mensenmaat. Samen met burgers willen we opnieuw greep krijgen op het bankwezen

en organiseren daarom vorming en campagnes om de financiële wereld dichter bij de mensen te

brengen. FairFin voert campagne tegen omstreden investeringen van banken en pleit voor duur-

zame investeringen die bijdragen aan een mens- en milieuvriendelijke samenleving. We werken

aan ethische alternatieven, een ethische bank of een ethisch financieel product en experimenteren

met complementaire munten.

K

- Duurzaam sparen en beleggen (Krekelsparen, Triodos-sparen...).

- Campagnes: tegen investeringen in de wapenindustrie, bedrijven die mensenrechten schenden,

bedrijven die milieu schenden. In 2010 en 2011 was er de campagne Bankroet (tegen investerin-

gen in steenkoolcentrales).

- Sociale acties: ACE-bank, kolenkermis,...

- Website: website FairFin, website Banksecrets.

- Pers: standpunten FairFin.

GetBasic

B

Media en Democratie: GetBasic geeft een stem aan het middenveld, sociale bewegingen, en aan

alle mensen die niet of minder aan bod komen in de traditionele media. GetBasic wil hen leren met

de media om te gaan. Dat doen we door hen de mogelijkheid te bieden om zelf media te maken.

We bieden hen opleidingen en tools aan en zetten samen met hen media-initiatieven en -producties

op. GetBasic werkt samen met diverse partners aan de ontwikkeling van een eigen massamedium

met een breed bereik. Op deze wijze wil GetBasic ook een bijdrage leveren tot de democratisering

van de media en de berichtgeving.K DeWereldMorgen.be, alternatieve nieuwssite, voor en door burgers.

PROFIEL VAN DE SECTOR 109

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Koerdisch Instituut

B

Het Koerdisch Instituut vzw streeft naar de bescherming en de bevordering van de rechten van

personen die behoren tot nationale, etnische, religieuze en/of linguïstische minderheden in het

Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus enerzijds. Anderzijds streven we naar een Vlaamse en

Brusselse samenleving waarin elkeen die behoort tot een etnisch-culturele minderheid aanspraak

kan maken op basisrechten en gelijke kansen.

K

Elk jaar brengt het Koerdisch Instituut op zijn minst één publicatie uit. Vorig jaar was dit ‘Hebben

de Koerden in Turkije recht op zelfverdediging?’ van academicus Hugo Van Rompaey. Duiding

en achtergrond bij de actualiteit in Koerdistan leveren we in ons tweemaandelijks tijdschrift ‘De

Koerden’.

Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)

BKMS maakt beweging rond diversiteit, racisme en migratie. Relatieopbouw tussen culturen, levens-

beschouwingen en religies.

K

- De interlevensbeschouwelijke jaarkalender ‘Feesten met de buren’.

- Wenskaarten voor moslims, joden en (nieuw!) hindoes, boeddhisten.

- Campagnes met betrekking tot asiel en migratie.

- Cursusaanbod ‘omgaan met racisme’.

- De Profundo CD en de bijbehorende routes in grootsteden (Gent, Kortrijk, Oostende).

Hand in Hand tegen racisme vzw

B

De sociaal-culturele beweging Hand in Hand tegen racisme verdedigt een open houding binnen

de Vlaamse samenleving ten overstaan van migratie en de daarmee samenhangende (groeiende)

etnische en culturele diversiteit. Op politiek vlak streeft de beweging naar structurele veranderingen

door te wegen op het beleid. Antiracisme, respect voor de mensenrechten en solidariteit zijn hierbij

de belangrijkste leidraden. Als actiemiddel voert Hand in Hand vooral mobiliserende en sensibilise-

rende campagnes naar een breed publiek, met veel aandacht voor het educatief aspect.

K

Hand in Hand is bekend geworden met de grote antiracistische betogingen van 1992 en 1994.

Het affichebeeld met de twee jongetjes was overal in Vlaanderen zichtbaar. In de jaren negentig

en begin 21ste eeuw waren we de actiefste verdedigers van het gemeentelijk stemrecht voor

migranten en van het cordon sanitaire tegen extreem rechts. Vanaf 2006 nestelden de Zonder Haat

Straat-bordjes zich in het collectief bewustzijn na de racistische moorden in Antwerpen. Momenteel

focust de beweging op de tewerkstellingsachterstand van etnisch-culturele minderheden (zie www.

anti-racisme.be).

Kif KifB Kif Kif is een interculturele beweging die strijdt voor gelijkheid en tegen racisme.

K

Kif Kif zet volop in op aandacht voor en sensibilisering over racisme. We publiceerden een onder-

zoek over racisme bij 12-jarige meisjes. Het onderzoek maakte heel wat los in de pers. In het kader

van een nieuw interactief e-boek publiceerden we een opgemerkte open brief van theatermaker

Chokri Ben Chikha. In deze brief riep hij op tot een dialoog over identiteit en cultuur. In de nasleep

hiervan en van het debat over seksisme in de Brusselse straten zetten we een nieuwe worksh-

opreeks op rond beeldvorming, stedelijkheid en mediawatch.

110 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Liga voor Mensenrechten

B

De Liga voor Mensenrechten strijdt tegen onrecht en discriminatie. Wij laten van ons horen als er

in ons land mensenrechten geschonden worden. In gevangenissen, op het internet, op papier of in

het dagelijks leven. De Liga streeft naar een samenleving met vrije burgers die eerlijke en gelijke

kansen krijgen.

K

Via de ‘Big Brother Awards’ wil de Liga voor Mensenrechten duidelijk maken dat in alle sectoren en

bij zowel groot- als kleinschalige projecten privacyschendingen plaatsvinden. Privacy wordt steeds

meer als een luxe omschreven. De Big Brother Awards maken duidelijk dat iedereen recht heeft op

privacy. Het grote publiek kon gedurende 7 weken haar stem uitbrengen op 9 privacyschenders. Uit

de 5.000 uitgebrachte stemmen werd ‘Politiezone Westkust’ alvast de overtuigende winnaar van de

publieksprijs.

Merhaba

B

Merhaba is een landelijke beweging voor allochtone holebi’s met roots in de Maghreblanden, het

Midden-Oosten, Turkije en sympathisanten. ‘Merhaba’ betekent zowel in het Arabisch als in het

Turks ‘welkom’. Onze bedoeling is een plaats te hebben waar iedereen zich welkom voelt. Merhaba

organiseert activiteiten (filmavonden, uitstapjes, fuiven...) die het uitwisselen van ervaringen verge-

makkelijkt tussen “gevoelsgenoten”.

K

- Laagdrempelig onthaal, counseling: intern en/of naar een netwerk van gevormde partners, dien-

sten, hulpverlenende instanties.

- Het vrijetijdsaanbod: praatcafé (Merhabar), Arab Funky Parties, Souk Del Mundo, Liefde breng ons

dichter.

- Socio-culturele en educatieve activiteiten, debatten, newswatching, blog...

LINC

BLINC streeft naar een inclusieve kennismaatschappij. Door onze projecten willen wij de geletterd-

heid, zowel digitaal als klassiek, bevorderen bij alle lagen van de bevolking.

K

LINC organiseert sinds 2006 jaarlijks de Digitale Week, een campagne die het thema e-inclusie in

de spotlights plaatst. Tijdens de vorige editie waren er maar liefst meer dan duizend activiteiten en

15.000 enthousiaste deelnemers in heel Vlaanderen! De digitale activiteiten worden opgezet door

lokale organisaties en overheden en zijn zeer laagdrempelig. We bereiken senioren, mensen in

kansarmoede, jongeren... LINC ondersteunt de lokale netwerken met promotie en studiedagen.

Mobiel 21

B

Mobiel 21 is een beweging voor duurzame mobiliteit. Mobiel 21 kiest ervoor de leefomgeving

op een meer milieuvriendelijke en veiligere manier bereikbaar en leefbaar te maken. Mobiel 21

inspireert en activeert mensen, groepen, organisaties en beleid om doordacht om te gaan met

verplaatsingen en verplaatsingswijzen.

K

Mobiel 21 motiveert jong en oud om voor een veilige en aangename leefomgeving te kiezen met

acties zoals Sam de Verkeersslang, de Fietsschool, OV-ambassadeurs, Autovrije Zondag, Mijn Korte

Ritten of het verborgen camerafilmpje ‘kies niet auto-matisch’.

PROFIEL VAN DE SECTOR 111

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Netwerk Bewust Verbruiken (NBV)

B

Netwerk Bewust Verbruiken informeert en sensibiliseert consumenten, over mens- en milieu-

vriendelijke producten en diensten, alsook over hun eigen verbruiksgedrag. We reiken praktische

oplossingen aan rond thema’s als consumanderen (voeding, afval, wonen, energie, mobiliteit) en

consuminderen (delen, hergebruik, herstellen, tweedehands). Via verschillende kanalen gaan we

in dialoog met burgers: onze website, thematische campagnes, projecten, standenwerking en

vormingen. Meer dan veertig consumenten-, milieu- en ontwikkelingsorganisaties maken deel uit

van het netwerk.

K

Ecoplan.be - Dé kaart die duurzame verkopers, diensten en webwinkels uit je buurt in enkele

muisklikken op je scherm weergeeft. Een handig overzicht van alle ecopunten uit Vlaanderen en

Brussel. Labelinfo.be - Deze website is dé referentie voor informatie over labels en duurzaamheid.

Het is een handige gids doorheen de wirwar van productlabels: fiches vertellen waar ze voor staan

en in tabellen kan je ze met elkaar vergelijken.

Onafhankelijk Leven

B

Onafhankelijk Leven is een beweging die opkomt voor de zelfbeschikking van personen met een

beperking, in alle domeinen van het leven. Daarbij is het belangrijk dat alle personen met een be-

perking vrij en doordacht kunnen beslissen hoe, waarvoor, door wie, waar, wanneer, zij ondersteund

worden. Belangrijk hiervoor is dat mensen met een beperking zelf de financiële middelen in handen

krijgen die nodig zijn, meer bepaald het persoonsgebonden budget (PGB). Enkel zo kunnen we een

inclusieve maatschappij bereiken.

K

Je kent ons als die organisatie die actie voert tegen de wachtlijsten en die niet meer wil dat men-

sen met een handicap in een instelling wonen. Je kent ons als de organisatie die het Persoonlijke

Assistentie Budget in het leven riep. Je kent ons ook als de organisatie die Rob Vanoudenhoven

bekendheid geeft.

Pax Christi Vlaanderen

B

Pax Christi Vlaanderen is de Vlaamse afdeling van de internationale vredesbeweging Pax Christi.

Die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog en telt nu ruim 100 lidorganisaties in een 50-tal landen.

Pax Christi voert actie, geeft vormingen en lezingen, schrijft artikels en dossiers, zet experts aan het

werk, interpelleert politici, licht de media in en blijft zichzelf: geweldloos, politiek ongebonden en

evangelisch geïnspireerd.

K

De jaarlijkse Vredesweek-campagne. Hiermee sensibiliseren we een ruim doelpubliek op educatief

en politiek vlak rond een thema dat verband houdt met vrede en conflict. De Vredesweek stond aan

de basis van de realisatie van de Belgische wet tegen landmijnen, de oprichting van een Vlaams

Vredesinstituut, de aanplanting van vredesbossen. De beweging schrijft geregeld actuele (open)

brieven aan politici en opiniebijdragen in de media over wapensystemen, conflicthantering, dialoog

en conflictregio’s Oost-Congo, het Midden-Oosten en Oost-Europa.

112 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Ryckevelde

B

Ryckevelde is een beweging voor Europees burgerschap. We zorgen ervoor dat jong en oud de

Europese Unie en bij uitbreiding ‘Europa’ begrijpen. Bovendien zetten we mensen aan om Europa

zelf te ervaren en mee te ontwerpen. We doen dit vanuit de overtuiging dat bewuste burgers de

basis vormen voor een goede democratie.

K

Heel wat mensen kennen Ryckevelde van onze vorming. Het thema ‘Europa’ lijkt voor veel mensen

moeilijk en ongelooflijk complex te zijn. Al 56 jaar lang proberen we daarom ‘Europa’ uit te leg-

gen in mensentaal. We leggen daarbij uit hoe je Europa tegenkomt in je dagelijkse leven, hoe de

Europese Unie vandaag werkt en voor welke uitdagingen ze staat. Zeker in tijden van eurocrisis

vragen heel wat mensen zich af wat nu precies het probleem is en hoe we er uit geraken. Jaarlijks

bereiken we met onze vorming 5.000 jongeren en volwassenen.

Samenhuizen

B

Samenhuizen promoot en ondersteunt de verschillende vormen van gemeenschappelijk wonen

- denk aan gemeenschapshuizen, cohousing-projecten of woongemeenschappen. Dat doen we

door informatie te verzamelen voor initiatiefgroepen en geïnteresseerden. We behartigen ook de

belangen van bestaande projecten en leveren een bijdrage aan beleidsontwikkelingen. Gemeen-

schappelijk wonen versterkt de solidariteit en is ecologisch en economisch voordelig. Samenhuizen

is onmiskenbaar een maatschappelijk fenomeen dat in de lift zit.

KOpen Dag Samenhuizen, adviescheques voor samenhuizers, campagne samenhuizen in het lokaal

beleid.

Toemeka

B

‘Voor een beter begrip’. Toemeka vzw maakt samenleven in verscheidenheid mogelijk door werk

te maken van een verstaanbare samenleving. Goed geïnformeerd zijn en begrijpen waar het over

gaat, is belangrijk om te kunnen deelnemen aan de samenleving en om te kunnen samen leven.

We maken werk van onder meer laagdrempelige brochures en folders, we ontwikkelen educatieve

materialen, we geven vorming en training, we organiseren ontmoetingen... In elk project betrekken

we mensen uit maatschappelijk kwetsbare groepen om de leesbaarheid, de verstaanbaarheid, de

betrokkenheid te toetsen.

K

Kies-Keurig campagnes, laagdrempelige publicaties voor onder meer Belgisch Instituut Voor Ver-

keersveiligheid, Centra Algemeen Welzijnswerk, Federatie Palliatieve Zorg, parlementen en lokale

besturen...

PROFIEL VAN DE SECTOR 113

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Vluchtelingenwerk Vlaanderen

B

Vluchtelingenwerk zet zich in voor asielzoekers en vluchtelingen. Samen met vijftig lidorganisaties

en veel enthousiaste vrijwilligers verhogen we de druk op het beleid en sensibiliseren we het ruime

publiek. We coördineren een eigen opvangnetwerk, zijn actief rond integratie en ondersteunen

iedereen die asielzoekers en vluchtelingen bijstaat. We werken ook rond terugkeer wanneer nodig.

K

Met SOS Opvang startte Vluchtelingenwerk met andere ngo’s een noodhulpproject voor asielzoe-

kers zonder opvang in België. Overdag organiseerden we sociale, juridische en medische bege-

leiding vlakbij het Noordstation in Brussel. ’s Nachts gaven we de meest kwetsbare personen een

slaapplaats. Met de nieuwe campagne ‘gastvrije gemeente’ gaat Vluchtelingenwerk op zoek naar

gastvrije gemeenten waar asielzoekers en vluchtelingen zich weer veilig en thuis kunnen voelen. In

2012 won Vluchtelingenwerk Vlaanderen De Standaard Solidariteitsprijs.

Voedselteams

B

Voedselteams vzw is een beweging van actieve producenten en gebruikers die met elkaar samen-

werken en ijveren voor de bevordering van een kleinschalige, duurzame land- en tuinbouw en voor

het uitbouwen van lokale economieën. Wij staan voor de belangen van consument én producent:

een duurzame voeding en een duurzaam, levensvatbaar landbouwbedrijf.

K

We tellen ondertussen 130 voedselteams verspreid over Vlaanderen en werken samen met een

honderdtal producenten. Voedselteams zijn groepen van mensen die bij elkaar in de buurt wonen

en samen, via de webwinkel, producten (groenten, fruit, zuivel, brood, vlees...) aankopen bij lokale,

biologische of duurzame producenten. De vzw start deze teams op, ondersteunt hen verder en

organiseert diverse activiteiten die boeren en consumenten bij elkaar brengen. We zijn initiatief-

nemer van een symposium over de korte keten, meteen het startschot voor de opmaak van een

Strategisch plan voor de korte keten.

Vrede

B

Vrede werkt aan de uitbouw van een vreedzame internationale samenleving. Onze 2 hoofdthema’s

zijn het Midden-Oosten (Palestijnse kwestie, Arabische Lente, Koerdische kwestie...) en Bewape-

ning & Geopolitiek (kernwapens, militarisering, NAVO... ). Vrede tracht te informeren, te sensibi-

liseren en mensen te bewegen rond deze thema’s. We publiceren reeds meer dan 50 jaar een

Tijdschrift voor Internationale Politiek en hebben een uitgebreide website.

K

Vrede is de drijvende kracht achter het filmfestival Eye on Palestine dat plaatsvindt in Gent, Brussel

en Antwerpen. Vrede is de motor achter de anti-oorlogsbetogingen in België. Op 21 september

2012, de Internationale Dag van de Vrede, ontvouwde Vrede in Gent de grootste vredesvlag ter

wereld (50m op 30m) om zo te reageren op de voortdurende groei van de militaire budgetten

wereldwijd. Ons motto is al meer dan 60 jaar “ontwapenen om te ontwikkelen! “.

114 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Vredesactie

B

Vredesactie is een pluralistische vredesbeweging die radicaal pleit voor een maatschappij waarin

conflicten worden opgelost zonder geweld of het dreigen ermee. Vredesactie is een motor voor de

ontwikkeling van geweldloze actie en de invulling van een pacifistisch vredesbeleid.

Vredesactie zet mensen in beweging. Empowerment en pacifisme zijn in onze opvatting twee zijden

van dezelfde medaille. Via campagnes en trainingen verhogen we de geweldloze weerbaarheid van

deelnemers: de eigen kracht om in verzet te komen tegen onrecht en geweld.

K

Met de campagnes NATO GAME OVER en BOMSPOTTING stellen we de kernwapens en het inter-

ventiebeleid van de NAVO in vraag. Als pacifistische beweging lanceren we initiatieven die de af-

bouw van de wapenindustrie mogelijk maken. Dankzij onze acties tegen de wapenindustrie, kan de

wapenlobby niet ongestoord haar gang gaan. Door de acties van de trainstoppers ontdekte België

dat het meewerkt aan de Amerikaanse oorlogsvoering. Door onze trainingen geweldloze actie leren

honderden mensen hoe ze op een geweldloze, directe manier kunnen ingrijpen.

Waerbeke

B

WAERBEKE koestert en bevordert de beleving van stilte, rust en ruimte als voorwaarde tot leefkwa-

liteit. De beweging werkt aan een gemeenschap die duurzame ontwikkeling, diversiteit en dialoog

behartigt en realiseert vanuit het creatieve en verbindende vermogen van stilte, rust en ruimte. We

informeren en sensibiliseren, bieden vorming en ondersteuning aan en voeren actie naar verschil-

lende doelgroepen in heel Vlaanderen. WAERBEKE ontwikkelt, organiseert en stimuleert concrete

projecten met partners uit allerlei disciplines en tal van sectoren.

K

- Jaarlijkse campagne CULTUUR VAN DE STILTE (op de laatste zondag van oktober, bij de overgang

van zomer- naar winteruur).

- Groeiend stiltegebieden-beleid met de officiële erkenning van stiltegebieden. Daarbij hoort een

culturele werking rond karaktervolle plekken en relevante praktijken overal in Vlaanderen vanuit

het lokale cultuurbeleid en volwassenenvorming.

- Meerjarig samenwerkingsverband BESSST dat het thema stilte, rust en ruimte duurzaam zoekt te

verweven met de grootstad Brussel.

Welzijnszorg

B

Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vast-

stelling dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun grondrechten niet kunnen

uitoefenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit

als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk.

K

De jaarlijkse eindejaarscampagne ‘Armoede is geen kinderspel’ klaagt aan dat in ons welvarende

België 1 op 5 kinderen opgroeit in armoede. Een alarmerend gegeven, want dat draag je je hele

verdere leven mee. Een paar jaar in armoede leven, tekent je kansen op gezondheid, werk en

opleiding, je sociale leven...

Onze straatactie ‘Soep op de stoep’, waarmee we het thema armoede aankaarten door iederéén

soep aan te bieden, kent succes met maar liefst 754 acties.

De campagne 2008 ‘Armoede schaadt de gezondheid’ kent een succesje: de derdebetalersregeling

bij de huisarts is eindelijk verworven!

PROFIEL VAN DE SECTOR 115

1.3 de bewegingen1. DE WERKING

Wervel

B

Wervel groepeert enthousiaste vrijwilligers die zich inzetten voor een rechtvaardige, duurzame

landbouw. Via netwerking helpen we de boer(in), milieu, consument en derde wereld de handen in

elkaar te slaan.K ‘Kan het is met cannabis’ drugsvrije eco-innovatie; kannabis.be, facebook.com/drugsvrij

Zicht op Cultuur², sociaal-culturele beweging van Slechtzienden en Blinden Platform Vlaanderen (SBPV vzw)

B

Zicht Op Cultuur² is de drijvende kracht achter Slechtzienden en Blinden Platform Vlaanderen vzw.

Het is een sociaal-culturele beweging aangestuurd door blinden en slechtzienden en dat maakt

haar uniek. Zicht Op Cultuur² streeft ernaar maatschappelijke veranderingen te realiseren. We leg-

gen uitsluitingsprocessen bloot en trachten ze weg te werken door in te spelen op praktijkverhalen

en die in de media te brengen. We geven de samenleving een waar en genuanceerd beeld over

blinden en slechtzienden. Dat doen we samen met heel wat partners.

K

De affichecampagne ‘Op wie zou u stemmen als u blind was?’ rond toegankelijk en autonoom

stemmen voor blinden en slechtzienden, naar aanleiding van de lokale verkiezingen 2012. Ontmoe-

ting in het donker: de Black Box, een verduisterde ruimte voor het ontdekken van een kunstwerk.

De Black Box stond onder andere op het festival Mano Mundo.

zij-kant

B

Zij-kant is de progressieve vrouwenbeweging die zich toelegt op gender en gelijke kansen tussen

vrouwen en mannen. Vanuit een progressieve visie werkt zij-kant aan de emancipatie en evenwich-

tige participatie van vrouwen en mannen op alle maatschappelijke niveaus. Zij-kant doet dit door

informatie en sensibilisatie, door educatie en sociale actie en probeert daarbij een zo ruim en divers

mogelijk publiek te bereiken.

K

Het grote publiek kent ons (hopelijk) van onze jaarlijkse Equal Pay Day-campagne, de dag voor

meer loongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Onze originele en vaak provocerende campagnes

hebben al heel wat stof doen opwaaien. Vooral de tv-spots zijn een groot kijksucces.

v o r m i n g p l u s - c e n t r a e n

landelijke vormingsinstellingen

1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

1.4 VORMINGPLUS-CENTRA EN LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN: LEREN VOOR HET LEVEN

Dit hoofdstuk geeft een gezamenlijke kijk van de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen op de ontwikkelingen in

het leerlandschap in Vlaanderen.

Het Vlaamse leerlandschap is in beweging, vaak onder impuls van Europa. Vooral levenslang leren en EVC-denken zijn de laatste

tien jaar in opbouw – vaak genoemd in beleidsdocumenten, wat minder echter met resultaat op het terrein. De uitwerking is bo-

vendien nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld. Vormen

van leren die niet in de ‘economische’ visie passen, komen in de verdrukking. Nochtans kan vorming, naast het versterken van

arbeidsmarktgerichte competenties, ook emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-

cratische samenleving. De burger van morgen moet daarom levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee evenwaardige en

elkaar aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan

hand in hand. Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onderwijslandschap de krachten en

inzichten bundelen. Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn

de voorwaarden voor een succesvol verhaal.

1. Landschap in beweging

Het Vlaamse ‘leerlandschap’ wordt gekleurd door heel wat spelers. Naast het regu-

liere onderwijs vind je een groot vormingsaanbod van de CVO’s, basiseducatie en de

Syntra’s. Dit ‘formele onderwijs’ wordt aangevuld met een boeiend aanbod niet-for-

mele educatie, waaronder het vormingsaanbod van de landelijke vormingsinstel-

lingen en de volkshogescholen. Deze kleurrijke verzameling wil Vlamingen de kans bieden hun talenten ten volle te benutten. Zo

kunnen ze uitgroeien tot kritische en mondige burgers die bijdragen tot een rechtvaardige, democratische samenleving.

Dit leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voortdurend in beweging. Tal van beleidsontwikkelingen, niet alleen op Vlaams,

maar ook op Europees niveau, bepalen mee de rol en positie van formele, niet-formele en informele educatie.

Zo wil Vlaanderen in haar actieplan Vlaanderen in Actie van educatie en vorming een topprioriteit maken. Onze regio wil investeren

in ‘de lerende Vlaming’ door in te zetten op kwaliteitsvol onderwijs en levenslang leren. “Tegen 2020 moet 15% van de beroepsac-

tieve bevolking aan levenslang leren deelnemen”, aldus het Pact 2020. Plannen om zogenaamde leerloopbaanbegeleidingscentra

(of leerwinkels) op te richten, duiden erop dat de overheid belang hecht aan een degelijke ‘leerbegeleiding’, die nauw aansluit bij

individuele leerbehoeftes. Op die manier wil men beter tegemoetkomen aan de levenslange nood aan begeleiding om permanent

en zinvol bij te leren.

Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aangestuurd door en afge-

stemd op het Europese niveau. De afstemming van diploma’s en opleidingen of de

uitbouw van de bachelor- en masterstructuur zijn voorbeelden. Ook de Vlaamse

kwalificatiestructuur is geënt op de European Qualification Structure. En ook de

beroepscompetentieprofielen die via het online-systeem Competent internationale

uitwisseling van competenties mogelijk maken, zijn een voorbeeld van internationale vervlechting. Door de associatie- en fuseringsgol-

ven in het hoger onderwijs ontstaan nieuwe, grote spelers in het leerlandschap.

Het leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voort-durend in beweging

Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aan-gestuurd door en afgestemd op het Europese niveau.

Het leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voort-durend in beweging

Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aan-gestuurd door en afgestemd op het Europese niveau.

PROFIEL VAN DE SECTOR 117

118 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

De integrale EVC-nota van minister van Onderwijs en Vorming1 Pascal Smet wijst op het belang van een slagkrachtig beleid dat

verschillende beleidsdomeinen de krachten laat bundelen. Het gaat immers om een breed verhaal van competentie-ontwikkeling over

verschillende beleidsdomeinen, contexten en levenssferen heen. De nota schetst een ‘werkkader’ voor Vlaanderen om in de toekomst

op een integrale wijze competenties (ook als ze in de vrije tijd worden verworven) te erkennen en/of te waarderen.

Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege schrijft in haar beleidsnota: “sociaal-cultureel volwassenenwerk draagt bij tot een

democratische samenleving, wil maatschappelijke participatie bevorderen en een bijdrage leveren tot de ontplooiing van kritisch ge-

emancipeerde individuen. Dit heeft impact op alle levenssferen.” Recentelijk zette ze dat om in de praktijk door het belang van cul-

tuureducatie in een strategisch beleidskader te gieten. Dat deed ze aan de hand van twee beleidsnota’s over groeien en doorgroeien

in cultuur (deze laatste dient nog te verschijnen bij het ter perse gaan van Boekstaven). De minister roept expertisenetwerken in het

leven om zo de krachten van verschillende organisaties te bundelen. De minister gaf daarnaast de opdracht te werken aan een compe-

tentieprofiel ‘cultuureducator’. Ook via een recente wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk neemt de

minister, samen met het Vlaams Parlement, concrete maatregelen om het belang van contextoverschrijdend leren te ondersteunen. Het

begrip ‘informeel leren’2 krijgt in het decreet ook een plaats naast formeel en niet-formeel leren. De overheid erkent daarmee de rol van

de vormingsinstellingen bij het aanbieden van vorming die tot de vrijetijdssfeer behoort.

2. Theorie en praktijk

De aandacht van beleidsmakers voor levenslang en levensbreed leren bestaat al lan-

ger dan vandaag. Al in 2004 legt de Europese Raad een aantal gemeenschappelijke

pistes vast voor het erkennen van verworven competenties. Dit vormt de basis voor

de verdere uitbouw van Vlaamse beleidsteksten, zoals bijvoorbeeld het decreet op

de Vlaamse kwalificatiestructuur en de hierboven reeds besproken EVC-nota van mi-

nister Smet. De volledige waaier aan competenties, of die nu verworven zijn in de arbeidssfeer, de onderwijssector of in de vrije tijd,

komt in die teksten aan bod.

Toch zien we dat dit ‘principiële’ uitgangspunt niet altijd een goede, volledige vertaling krijgt in de praktijk. De uitwerking is nog al te

vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Kortom, het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld.

Zo kunnen opleidingscheques enkel gebruikt worden als ze een directe ‘return’ opleveren voor de arbeidsmarkt. Heel wat opleidingen

met geen onmiddellijk economisch effect worden door dit systeem niet ondersteund. Een financiële stimulans voor het brede gamma

aan competenties is er dus niet. Bovendien kan het democratische, laagdrempelige karakter van EVC-procedures onder druk komen te

staan door een dreigende hoge kostprijs (zowel voor het individu als voor de assessmentcentra die competenties moeten beoordelen).

Op de arbeidsvloer vinden we ook die ‘economische’ benadering: werkgevers nemen verworven competenties, los van de schoolban-

ken, nog veel te weinig in overweging bij de aanwerving van personeel. Vormen van leren die niet onmiddellijk geplaatst kunnen worden

in ‘formele leerkaders’ krijgen nog steeds weinig maatschappelijke erkenning en dreigen zo hun geloofwaardigheid te verliezen.

De vermarkting van vorming en opleiding blijkt door het feit dat steeds meer commerciële spelers vorming aanbieden. Hoewel dit een

bepaalde efficiëntie en flexibiliteit met zich meebrengt, mogen we niet uit het oog verliezen dat dit niet de ideale voedingsbodem is voor

duurzame expertise in een maatschappelijk perspectief. Bovendien ligt ook hier een sterke neiging tot nadruk op onmiddellijk zichtbare re-

sultaten en minder op processen die zich langzaam op de achtergrond voltrekken. Vermarkting houdt eveneens een risico op overmatige

formalisering in. Het is echter niet de bedoeling dat op het terrein van vorming en opleiding de inhoud ondergeschikt wordt aan de vorm.

De uitwerking van levenslang en levensbreed leren is nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair.

1 Discussienota: Naar een geïntegreerd EVC-beleid, Ministerie van Onderwijs en Vorming, 19 juni 2012.2 Dat zich laat samenvatten als het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes op grond van de ervaringen die men opdoet in de confrontaties met

de omgeving.

g

De uitwerking van levenslang en levensbreed leren is nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair.

3. De waarde van niet-formele educatie

Veranderingen in onze samenleving zullen van de mens meer flexibiliteit en creativiteit vragen. Elk van ons zal steeds meer een

beroep moeten doen op vaardigheden die hem of haar in staat stellen voortdurend in te spelen op een wereld in beweging. Zoals

hierboven reeds vermeld, leeft dit idee ook bij beleidsmakers. Om als krachtige, vol-

waardige burger aan de samenleving deel te nemen, kan je niet stil blijven staan:

aanhoudende competentie-ontwikkeling is de sleutel. Kortom, de burger van morgen

moet levenslang leren in de genen krijgen en dit vanuit twee evenwaardige en elkaar

aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit

overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.

Vorming moet een toegevoegde waarde betekenen voor individu en maatschappij.

Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onder-

wijslandschap de krachten en inzichten bundelen. In elk geval kan niet-formele educatie een grote bijdrage leveren tot het overstijgen

van louter economische doeleinden. De sociaal-culturele sector herbergt op dat vlak heel wat expertise. Vorming die door volkshoge-

scholen en vormingsinstellingen aangeboden wordt, is niet diplomagericht. Daardoor ontstaat er ruimte, vrijheid en zuurstof voor

experiment, plezier, interactie en aandacht voor persoonlijke behoeftes en verhalen van deelnemers. Niet-formele educatie

houdt stress op een afstand en komt los van het strakke ‘prestatiegerichte’ kader van een opleiding met een vooraf vastgelegde inhoud.

Zo kan het leertraject veel nauwer aansluiten bij het individu. Kortlopende projecten op basis van thema’s die mensen prikkelen, zijn ook

mogelijk. Wat je leert in het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet niet noodzakelijk aansluiten bij het arbeids- en onderwijssysteem.

Dit sluit natuurlijk niet uit dat het een meerwaarde betekent voor de school- of beroepsloopbaan.

Maar wanneer we kijken naar de middelen die worden vrijgemaakt, ontbreekt voor de niet-formele educatie vaak boter bij de vis.

Opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, kunnen geen opleidingscheques meer

innen en de hervorming van Grundtvig dreigt de ondersteuning van het niet-formele luik

van educatie onder te sneeuwen. Ook de besparingen bij de Vormingplus-centra en de

begrenzing van 116 euro subsidie per vormingsuur voor de landelijke vormingsinstellen

duiden erop dat de visie van het beleid niet noodzakelijk financieel kracht worden

bijgezet.

Vorming kan, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook

emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-

cratische samenleving. We willen blijvend de aandacht vestigen op dit dubbele aspect, op dit tweeluik. Een geïsoleerde positie van de

niet-formele educatie moet vermeden worden. Integendeel, een grotere verknoping tussen alle spelers dringt zich op. Meer dwars-

verbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol

verhaal. De maximale inzet van de expertise uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarbij onontbeerlijk.

Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voor-waarden voor een succesvol verhaal.

PROFIEL VAN DE SECTOR 119

1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

3. De waarde van niet-formele educatie

Veranderingen in onze samenleving zullen van de mens meer flexibiliteit en creativiteit vragen. Elk van ons zal steeds meer een

beroep moeten doen op vaardigheden die hem of haar in staat stellen voortdurend in te spelen op een wereld in beweging. Zoals

hierboven reeds vermeld, leeft dit idee ook bij beleidsmakers. Om als krachtige, vol-

waardige burger aan de samenleving deel te nemen, kan je niet stil blijven staan:

aanhoudende competentie-ontwikkeling is de sleutel. Kortom, de burger van morgen

moet levenslang leren in de genen krijgen en dit vanuit twee evenwaardige en elkaar

aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit

overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.

Vorming moet een toegevoegde waarde betekenen voor individu en maatschappij.

Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onder-

wijslandschap de krachten en inzichten bundelen. In elk geval kan niet-formele educatie een grote bijdrage leveren tot het overstijgen

van louter economische doeleinden. De sociaal-culturele sector herbergt op dat vlak heel wat expertise. Vorming die door volkshoge-

scholen en vormingsinstellingen aangeboden wordt, is niet diplomagericht. Daardoor ontstaat er ruimte, vrijheid en zuurstof voor

experiment, plezier, interactie en aandacht voor persoonlijke behoeftes en verhalen van deelnemers. Niet-formele educatie

houdt stress op een afstand en komt los van het strakke ‘prestatiegerichte’ kader van een opleiding met een vooraf vastgelegde inhoud.

Zo kan het leertraject veel nauwer aansluiten bij het individu. Kortlopende projecten op basis van thema’s die mensen prikkelen, zijn ook

mogelijk. Wat je leert in het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet niet noodzakelijk aansluiten bij het arbeids- en onderwijssysteem.

Dit sluit natuurlijk niet uit dat het een meerwaarde betekent voor de school- of beroepsloopbaan.

Maar wanneer we kijken naar de middelen die worden vrijgemaakt, ontbreekt voor de niet-formele educatie vaak boter bij de vis.

Opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, kunnen geen opleidingscheques meer

innen en de hervorming van Grundtvig dreigt de ondersteuning van het niet-formele luik

van educatie onder te sneeuwen. Ook de besparingen bij de Vormingplus-centra en de

begrenzing van 116 euro subsidie per vormingsuur voor de landelijke vormingsinstellen

duiden erop dat de visie van het beleid niet noodzakelijk financieel kracht worden

bijgezet.

Vorming kan, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook

emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-

cratische samenleving. We willen blijvend de aandacht vestigen op dit dubbele aspect, op dit tweeluik. Een geïsoleerde positie van de

niet-formele educatie moet vermeden worden. Integendeel, een grotere verknoping tussen alle spelers dringt zich op. Meer dwars-

verbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol

verhaal. De maximale inzet van de expertise uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarbij onontbeerlijk.

Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voor-waarden voor een succesvol verhaal.

De burger van morgen moet levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee invalshoe-ken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.

Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwis-seling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol verhaal.

Bronnen

- Vlaanderen in Actie (www.vlaandereninactie.be)

- Decreet van 6 juli 2012 tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wat

betreft de bewegingen, de vormingsinstellingen en het steunpunt, BS 16 augustus 2012.

- Departement Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenonderwijs en Studietoelagen (2012). Conceptnota

voor leeradvies en -oriëntering van volwassenen met leervragen (voorlopige versie).

- Departement Onderwijs en Vorming (2012). Discussienota ‘Naar een geïntegreerd EVC-beleid’.

- Departement Onderwijs en Vorming, Departement Cultuur, Jeugd, Sport, Media (CJSM) (2012). Groeien in cultuur. Conceptnota

cultuureducatie.

PROFIEL VAN DE SECTOR 121

1.5 DE VORMINGPLUS-CENTRA

1.5.1 CENTRA IN TRANSITIE

Vormingplus-centra (of volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een brede kijk. Hun educatief aanbod staat open voor

iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken

behoren tot de core business van de centra.

De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, te versterken en bekend

te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren die zorgen voor meer vorming in de regio.

De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan

je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio betekent

andere uitdagingen én een andere koers.

Eind 2010 werden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In 2011 bespaarde minister van Cultuur Schauvliege

twee miljoen euro op de volkshogescholen. Dat is een vermindering van het budget met 25 %. De taken van de Vormingplus-centra

werden bovendien aangepast. De zogenaamde coördinatie- en afstemmingsopdracht werd geschrapt en vervangen door een opdracht

van bekendmaking en samenwerking. De Vormingplus-centra hebben nu de volgende drie opdrachten:

- een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen;

- dit aanbod spreiden over de regio;

- het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in

de regio te versterken.

De budgettaire ingrepen betekenden dat de Vormingsplus-centra belangrijke beslissingen moesten nemen inzake de personeelsbezet-

ting, de herwerking van de beleidsplannen 2011-2015, het herbekijken van de samenwerkingsverbanden... Ontslagen, afvloeiingen en

wijzigingen in het aanbod waren de logische gevolgen.

Deze situatie vormde de aanleiding tot gesprekken met minister van Cultuur Schauvliege: de zogenaamde “fase 1”.Er kwam een

eenmalige financiële tegemoetkoming van 500.000 euro om de overgang naar de subsidievermindering te begeleiden met sociale

en kwalitatieve maatregelen. De centra werkten samen met de FOV een verdelingsvoorstel en een administratieve procedure uit. De

organisaties sloten ook met de vakbonden akkoorden af over begeleidende maatregelen.

In een volgende fase gingen de Vormingplus-centra samen op zoek naar een nieuwe invulling van de decretale opdrachten. Een tekst

(de ‘fase 2-nota’) vormde de basis voor gesprekken over de toekomstige inhoudelijke lijn van de centra. Omwille van de bijkomende

focus op synergie en samenwerking, werden ook de andere werksoorten bij het denkproces betrokken. De Vlaamse overheid toonde

zich positief over het uitgetekende concept en de trajecten die hieraan zijn verbonden.

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

122 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

De komende jaren blijven de centra verder inzetten op hun basisopdracht: een relevante, regionale actor zijn in de niet-formele educatie.

Deze basisopdracht krijgt vorm in een continuüm bestaande uit zes elementen die zich op drie assen bevinden:

- lokale, regionale samenwerking vs. eigen aanbod;

- verdieping vs. verbreding;

- continuïteit vs. innovatie.

landelijke samenwerking en synergie

lokale, regionale samenwerking

verdieping

continuïteit

eigen aanbod

verbreding

innovatie

Beleidskeuzes, regionale vragen, verwachtingen bij samenwerkingspartners, deelnemers, de andere aanwezige actoren en de sociaal-

economische of socio-culturele situatie in de regio bepalen voor elk centrum de eigen, autonome accenten op de drie assen. De voortdu-

rende aanwezigheid van deze zes elementen is wat de werking van de volkshogescholen typeert. Parallel met hun regionale eigenheid

werken de centra landelijk intensief samen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 123

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Omgaan met besparingen: herstructurering, werkdruk, heroriëntatie

2011 is het eerste jaar waarin de subsidiedaling werd doorgevoerd, weliswaar voor een kwart getemperd met een eenmalige

tegemoetkoming. We merken de gevolgen in onze cijfers (die gaan over 2011). De besparingen manifesteren zich op verschillende

wijzen: in de werking, de financiën en de personeelscijfers. Zo divers als de centra zijn in hun werking, zo divers gaan ze om met

de ingrijpende budgetvermindering. We onderscheiden na analyse van de data, de voortgangsrapporten en overleg met de centra

vier strategieën om met de besparingen om te gaan:

1. Inkomsten opschroeven: minstens vier centra melden dat ze de inschrijvingsprijzen of de huurprijs voor hun lokalen ver-

hoogd hebben. Sommige centra halen ook meer middelen uit projectsubsidies. Verder zien we dat de helft van de centra de

financiële reserves aanboort om het plaatje sluitend te maken.

2. Besparen op werkingskosten: vijf centra besparen op communicatie en promotie of uitgaven gelinkt aan het aanbod. De

centra schrappen interne kwaliteitsinitiatieven (gegevensregistratie bij deelnemers, behoefte-onderzoek, educatieve kaart,

partnerschappen, kennisdeling, imago-onderzoek, openingsuren...).

3. Besparen op personeel: in 2011 vertrokken netto 20 medewerkers (-10 %) en verdwenen 20,7 voltijdse equivalenten aan

arbeidsvolume (-12,5 %). Minstens de helft van de centra meldt bovendien dat de overblijvende personeelsleden gevoelig

meer moeten presteren binnen dezelfde arbeidstijd. Sommige centra melden dat de werkdruk daardoor onhoudbaar hoog

geworden is. Freelancers krijgen soms een kleinere vergoeding. Een centrum meldt dat het meer vrijwilligers inschakelt.

4. Heroriëntatie van het aanbod: hoewel sterk verschillend van centrum tot centrum, zien we in 2011 globaal geen terugval

in het aantal deelnames en activiteiten. Er is in deze fase sprake van een groeivertraging, geen krimp. Hiervoor zien we vier

oorzaken:

a. toen de besparingen aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt;

b. zoals gezegd, levert het personeel extra inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren;

c. de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden leverden om een aanbod te ontwikkelen. Voor het op

peil houden van een bepaald aanbod is dus minder ontwikkelinskost- en tijd noodzakelijk.

d. er is bij sommige centra een kwalitatieve verschuiving in het aanbod van 2011 merkbaar: om de besparingen op korte ter-

mijn te kunnen verteren, komt de ruimte voor experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen

onder druk te staan. De centra blijven echter inspanningen leveren omdat ze dit als een van hun kerntaken zien.

Veel centra melden dat de effecten van de besparingen zich met vertraging doen voelen. Ettelijke strategieën om op korte

termijn de werking op peil te houden - aanspreken reserves, verhoging werkdruk, afvloeiing gespreid in de tijd, besparing op

innovatie... - zijn niet duurzaam en nopen op termijn tot een herijking/inperking van de werking.

124 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5.2. VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE CENTRA

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Vormingplus Antwerpen

B

Iedereen telt mee. Vormingplus regio Antwerpen wil bijdragen tot de ontwikkeling van een duur-

zame samenleving waar iedereen meetelt. We zijn actief waar mensen wonen en werken, waar

problemen vaak aan den lijve ervaren worden. We brengen mensen samen om te leren en zorgen

ervoor dat ze hierdoor ook echt iets kunnen bereiken. Dit doen we door te vertrekken vanuit de

deelnemers zelf en door het vormingsproces toe te spitsen op sociale en culturele doelen. Mensen

mogelijkheden aanreiken om iets op te steken, zich te versterken en een engagement in de samen-

leving op te nemen, daar gaan we voor.

Vormingplus Arch’educ

B

Arch’educ is één van de 13 regionale Vormingpluscentra voor volwassenenvorming. De organisatie

zorgt ervoor dat alle mensen in Halle-Vilvoorde toegang krijgen tot een ruim vormingsaanbod, met

bijzondere aandacht voor volwassenen met specifieke vormingsnoden. Mensen en organisaties

kunnen bij Arch’educ terecht met vragen rond ontwikkeling, begeleiding, communicatie, door-

verwijzing van educatieve producten, processen en projecten. Arch’educ werkt ook zelf aan een

‘appetijtelijk’ educatief aanbod.

KCafé Combinne, intercultureel praatcafé, gaat door in vier gemeenten in de regio Halle-Vilvoorde. In

meer dan de helft van de locaties is het project ondertussen verzelfstandigd.

Vormingplus Citizenne

B

Vormingplus Citizenne maakt leren plezant! De organisatie bouwt aan een open en lerend Brussel

samen met andere organisaties, groepen en gemeenschappen. Een plek waar inwoners zich met

elkaar verbonden voelen en betrokken zijn. Citizenne organiseert cursussen, debatten, ateliers,

uitstappen... waarbij de Brusselaars en hun dagelijks leven het vertrekpunt zijn. Hun activiteiten

zijn er voor hen en door hen. Door samen dingen te doen, schrijven ze een gemeenschappelijke

geschiedenis en toekomst.

K

CLIP: City Life Imagine & Play. Van september tot december 2012 maken we van Brussel een speel-

tuin voor volwassenen. Als remedie tegen de chaos en de drukte van Brussel. We poten artistieke

installaties neer in de stad die mensen verleiden tot rust en spel. We doen ludieke en onverwachte

interventies in de stad. Als kers op de taart krijg je een breed palet aan workshops en cursussen

met ontspanning, creativiteit en spel als ingrediënten.

B zelfbeschrijving van het Vormingplus-centrumK je kent ons van...

PROFIEL VAN DE SECTOR 125

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Vormingplus Gent-Eeklo

B

Vrij, wijs en geestig! Vormingplus Gent-Eeklo koos deze drie woorden als baseline. Wat we daarmee

bedoelen? Vrij: je bepaalt zelf of je deelneemt of niet. Je doet het voor jezelf en in je eigen vrije tijd.

Wie je ook bent of wat je ook doet: je bent welkom! Wijs: wijs heeft veel nuances. Wij hopen alvast

dat jij na het volgen van een cursus kunt getuigen dat je er wijzer van bent geworden. Geestig: dat

is wat we jou zeker toewensen bij het volgen van een cursus, dat je het geestig vindt.

K

Dzjambo is de naam van de interculturele ontmoetingsgroep die Vormingplus Gent-Eeklo, samen

met onthaalbureau voor nieuwkomers Kom-pas, opstartte in oktober 2004. Dzjambo omvat een

reeks van informele ontmoetingsmomenten tussen Gentenaars en (ex)nieuwkomers. De reeks start

met een laagdrempelige infoavond. Eén reeks omvat verder 10 samenkomsten: 5 uitstappen in

kleine groepjes (vooral tijdens het weekend) én 5 bijeenkomsten (steeds op een vrijdagavond).

Vormingplus Limburg

B

Bij Vormingplus Limburg kan je terecht voor een brede waaier aan vormingsactiviteiten in diverse

werkvormen over uiteenlopende thema’s: gezondheid en zorg, persoon en relatie, opvoeding,

creativiteit en hobby’s, natuur en milieu, kunst en cultuur, zingeving en filosofie, samenleving en ac-

tualiteit, computer en techniek, en wetenschap. In samenwerking met tal van partners organiseren

we vorming dicht bij huis, in de diverse gemeenten.

K

Ons uitgebreid vormingsaanbod dat vier keer per jaar verschijnt in onze Vormingskrant. Onze vor-

ming voor vrijwilligers in de Vrijwilligersacademie, en maatschappelijke projecten als VriendENtaal,

Samen Thuis in Hasselt en Fit in je hoofd.

Vormingplus Kempen

B

Niet alles hoeft te blijven zoals het is. Als je goesting hebt om iets in je buurt te veranderen, moet

je bij ons zijn. We beginnen er aan als je ons enthousiast kan maken. We kijken wie er nog wil

meedoen en samen zoeken we naar een frisse aanpak in onze projecten. Daarnaast hebben we

ook een uitgebreid vormingsaanbod voor verenigingen, buurten, organisaties uit het Turnhoutse

arrondissement.K De organisatie van de provinciale Vrouwendag 2009.

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen

B

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen staat in voor de niet-beroepsgerichte vorming voor

volwassenen in haar regio. Concreet betekent dit een werking die zich, vanuit Kortrijk, tot alle

steden en gemeenten van haar regio (van Roeselare tot Tielt, van Avelgem tot Zwevezele) uitstrekt,

in overleg met plaatselijke actoren en organisaties.

K

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen biedt een breed vormingsaanbod aan voor alle

volwassen inwoners van haar regio. Belangrijke focus in dit aanbod zijn de thema’s Duurzaam-

heid, Diversiteit en Digitale geletterdheid. We zetten sterk in op werking kansarmoede. Zowel door

projecten op maat van de doelgroep, als door het maatschappelijk debat te stimuleren. Met onder

meer het (digitale) Kortrijkse project Stemmingmakerij legden we ook een focus op de gemeente-

raadsverkiezingen. We willen het lokale en regionale maatschappelijke debat verder stimuleren en

ondersteunen.

126 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Vormingplus Oost-Brabant

B

Als één van de dertien volkshogescholen in Vlaanderen, organiseren we educatieve activiteiten in

de vrije tijd rond uiteenlopende thema’s. Onze activiteiten omvatten workshops, lezingen, ateliers,

uitstappen en nog veel meer. Iedere volwassene is welkom.

K

Vormingplus Oost-Brabant bezette in 2012 een week lang een kasteel, organiseerde in ver-

schillende gemeenten cursusmaanden onder de titel ‘altijd geslaagd’, heeft een rondreizende

computerklas, organiseert elk jaar filmavonden bij mensen thuis, en praatcafés voor anders- en

Nederlandstaligen onder de naam ‘Café Combinne’, laat mensen kennismaken met het leven in de

gevangenis (Kaffee Detinee), deed mee aan de G1000 door een G-Off op te zetten, en bereikte in

2011 meer dan 7.000 deelnemers.

Vormingplus Oostende-Westhoek

B

Gespreid over de centrumgemeenten Oostende, Veurne, Diksmuide, Ieper, Poperinge en Wervik

organiseert Vorminplus Oostende-Westhoek jaarlijks meer dan 550 cursussen, workshops, lezingen

en uitstappen. Het aanbod is gerangschikt in acht clusters: Cultuur, Creatief Atelier, Gezond & Wel,

Handig & Smaakvol, Multimedia, Persoon & Relatie, Samen-Leven en Zingeving. Een specifiek

aanbod is er bovendien voor vrijwilligers, mensen van andere culturen, met een verstandelijke

beperking en mensen in armoede.

K

Ons ruim, divers en kwaliteitsvol aanbod tegen een betaalbare prijs, waarbij we mensen goesting wil-

len geven om te leren en hun persoonlijke leefwereld verder te verruimen en te ontplooien. ’s Zomers

ken je ons misschien van onze Zomerstreken, waarbij we op een landelijke locatie van de vroege

ochtend tot de late avond vormingsactiviteiten organiseren als een alternatieve vorm van vakantie.

Vormingplus regio Brugge

B

Vormingplus regio Brugge zorgt voor een brede waaier aan vormende activiteiten binnen ieders

bereik. We brengen volwassenen in hun vrije tijd bij elkaar en bieden hun een venster op de wereld.

We streven naar een warme, duurzame en diverse samenleving en ondersteunen mensen bij hun

zelfontplooiing en zelfredzaamheid. We werken samen met overheden en organisaties in de regio.

K

Vormingplus is aanwezig in de tien gemeenten van de regio. Samen met lokale partners organise-

ren we een ruim aanbod aan educatieve activiteiten. Thema’s die in het oog springen zijn: creati-

viteit, duurzaamheid, diversiteit, digitale geletterdheid, stad en streek. Tijdens de zomermaanden

werken we steeds een project uit. Zo was er de ‘zomer van stilte’ en de ‘zomer zonder grenzen’

(over diversiteit).

PROFIEL VAN DE SECTOR 127

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Vormingplus regio Mechelen

B

Vormingplus regio Mechelen organiseert vormingsactiviteiten over zeer uiteenlopende thema’s in

de grote regio Mechelen. We werken samen met verschillende partners om deze activiteiten en

grotere projecten tot stand te brengen. Daarbij gaat speciale aandacht uit naar laagdrempeligheid,

innovatie en interculturaliteit.

K

Vormingplus regio Mechelen organiseert activiteiten waarin plaats is voor interculturaliteit. Gekende

voorbeelden hiervan zijn de verschillende conversatietafels in de regio, Vrouwendialoog, Samen

Inburgeren, Changemakers, activiteiten in samenwerking met zelforganisaties en verenigingen.

Tijdens conversatietafels als den Babbelier en ’t Klapgat oefenen anderstaligen die al een basis

Nederlands hebben in kleine groep met Nederlandstalige vrijwilligers.

Vormingplus Waas-en-Dender

B

Vormingplus Waas-en-Dender organiseert een waaier aan educatieve activiteiten die volwassenen

persoonlijke, sociale en culturele competenties bijbrengen en de deelname aan de samenleving

stimuleren. De organisatie wil de kans om bij te leren binnen het bereik van iedereen brengen,

met bijzondere aandacht voor groepen die moeilijker hun weg naar vorming vinden. Ze gebruikt

een breed gamma aan werkvormen. Dit gebeurt in samenwerking met tal van sociale en culturele

sleutelfiguren en organisaties.

K

Allerhande leuke en boeiende vormingsactiviteiten dicht bij de mensen.

Onze thema’s zijn Samenleving, Kunst en Cultuur, Persoon en Relatie, Zingeving en Filosofie, Ge-

zondheid en Zorg, Natuur en Milieu, Creatief en Vaardig, Wetenschap, Informatica en Techniek.

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender

B

Vormingplus stimuleert de vorming voor volwassenen in de regio Vlaamse Ardennen-Dender.

Bedoeling is dat wij zoveel mogelijk mensen in hun vrije tijd de kans geven om zich bij te scholen.

Dat doen wij door zelf vorming te organiseren, door het aanbod van andere organisaties bekend te

maken en door de uitbouw van een studie- en informatiecentrum rond vorming in onze regio.

K

Mensen kennen Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender van een ruim aanbod van activiteiten met

een meerwaarde, over zaken die je niet zomaar op school kan leren en van boeiende projecten met

en voor een divers publiek en dit allemaal aan democratische prijzen.

128 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

1.5.3. ENKELE INDICATOREN

2011 2010-20113

activiteiten 6.048 +4,2%

uren 36.354 +3,2%

deelnames 95.657 +8,7%

3 Deze kolom toont de percentsgewijze evolutie tussen 2010 en 2011.

Hoewel sterk verschillend van centrum tot centrum, zien we globaal geen terugval in het aantal deelnames en activiteiten. Er is sprake

van een groeivertraging, geen krimp.

We zien voor de groeivertraging in plaats van krimp vier oorzaken (zie hoger voor uitgebreide toelichting): (1) toen de besparingen

aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt; (2) het personeel levert extra

VHS: evolutie aantal activiteiten

7.000

6.000

5.000

4.000

3.000

2.000

1.000

0

20082007 2009 2010 2011

VHS: evolutie aantal deelnames

120.000

100.000

80.000

60.000

40.000

20.000

0

20082007 2009 2010 2011

PROFIEL VAN DE SECTOR 129

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

VHS: evolutie aantal gepresteerde uren

38.000

37.000

36.000

35.000

34.000

33.000

32.000

31.000

30.000

29.000

28.000

20082007 2009 2010 2011

Het aantal gepresteerde uren van de centra vertoont een grillig verloop waar we nog geen conclusies aan kunnen verbinden. Toch zien

we – doorheen de schommelingen - globaal een groeivertraging over de vijf registratiejaren.

inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren; (3) de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden

leverden om een aanbod te ontwikkelen; (4) om de besparingen op korte termijn te kunnen verteren, wordt soms de ruimte voor

experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen beperkt.

130 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Hoe vaak participeert een deelnemer aan een activiteit?

Een deelnemer neemt gemiddeld 1,7 keer deel aan een activiteit van Vormingplus.

Op basis van 86 % van de gegevens (van 11 centra van de 13) kunnen we (met extrapolatie) een betrouwbare inschatting maken van

het aantal unieke deelnemers: in 2011 telden de Vormingplus-centra zo’n 56.275 unieke deelnemers. Dat betekent dat een deelnemer

gemiddeld 1,7 keer participeert aan een Vormingplus-activiteit.

Evolutie per centrum van enkele meetbare output-indicatoren

Zoals eerder gesteld, verschillen de centra onderling sterk in de manier waarop ze omgaan met besparingen. De diversiteit in strate-

gieën vertaalt zich onder andere in de meetbare output van de centra, zoals verbeeld in de grafiek hierboven. We tonen per centrum

(verticaal) (anoniem en niet-alfabetisch) en per indicator (horizontaal: aantal deelnames, activiteiten, uren en samenwerkingen met

partners) de evolutie 2010-2011:

- rode cellen (-) duiden op een daling met meer dan 5%;

- groene cellen (+) duiden op een stijging met meer dan 5%;

- donkergroene cellen (++) wijzen op een stijging van meer dan 10%;

- lichtrode cellen (0) wijzen op een standstill.

evolutie 2010-2011 activiteiten deelnames uren samenwerkingen

V+ 1 - - - -

V+ 2 - - 0 -

V+ 3 - + + -

V+ 4 + 0 - +

V+ 5 0 + - +

V+ 6 0 + - +

V+ 7 0 - + +

V+ 8 + + + -

V+ 9 + 0 0 +

V+ 10 + 0 + +

V+ 11 + 0 + +

V+ 12 0 + + +

V+ 13 + + ++ ++

PROFIEL VAN DE SECTOR 131

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

1.5.4. SPREIDING VAN HET AANBOD

De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrem-

pels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen. Op de kaarten die hierna volgen, brengen we de

spreiding in beeld.

Waar organiseren de centra activiteiten? Op het eerste kaartje hierna (p.132) zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

We geven per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2011 weer. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk

herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten.

Waar komen de deelnemers vandaan?Op het tweede kaartje hierna (p. 133) zie je de oorsprong van de deelnames in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We

geven per gemeente het aantal deelnames in 2011 weer. Deze kaart toont een genuanceerder beeld van het bereik van de centra. De

meeste deelnames komen uit de centrumsteden.

Wat is de spreiding van het bereik van de centra?Uit het tweede kaartje blijkt dat de meeste deelnames uit de centrumsteden komen. Dat is logisch, aangezien in de steden meer

mensen wonen. Op het kaartje erna (p.134) neutraliseren we het effect van de bevolkingsverschillen tussen gemeenten. We tonen met

een spreidingsindex het bereik per inwoner van een gemeente. In rode gemeenten bereiken de Vormingplus-centra verhoudingsgewijs

veel mensen (warm), in blauwe gemeenten minder (koud). In gemeenten met een lichtrode kleur (waarde 1) is het aanbod in een

evenwichtige verhouding tot de bevolking. Voor de details over de berekening van deze index verwijzen we graag naar het methodolo-

gisch hoofdstuk op p.40. De spreidingsindex toont dat Vormingplus ook sterk staat in veel gemeenten buiten de centrumsteden.

132 PROFIEL VAN DE SECTOR

1

2

33

4

567

8

9

1011

1213

1415

16

17

18

19

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

VHS: spreiding van de activiteiten(lijst gemeenten zie pag. 135)

geen

1 te

m 1

9

20 te

m 2

9

30 te

m 3

9

40 te

m 4

9

50 te

m 9

9

100

tem

299

300

of m

eer

aant

al a

ctiv

itei

ten

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 133

1

2

33

4

567

8

9

1011

1213

1415

16

17

18

19

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

VHS: spreiding van de deelnames 4

(lijst gemeenten zie pag. 135)

0 te

m 9

10 te

m 9

9

100

tem

999

1.00

0 te

m 9

.999

10.0

00 o

f mee

r

aant

al d

eeln

ames

4 Bij twee centra extrapoleerden we (een deel van) de deelnamecijfers op basis van de locatie van de activiteit. 15 % van de deelnames kon niet worden toegewezen aan een gemeente. 7 % van de deelnames kwam van buiten de regio.

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

134 PROFIEL VAN DE SECTOR

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

VHS: spreidingsindex5

(lijst gemeenten zie pag. 135)

0 (k

oud)

1 (e

venw

icht

)

2 (w

arm

)

spre

idin

gsin

dex

5 Bij twee centra extrapoleerden we (een deel van) de deelnamecijfers op basis van de locatie van de activiteit. 15 % van de deelnames kon niet worden toegewezen aan een gemeente. 7 % van de deelnames kwam van buiten de regio.

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 135

1. Aalst2. Aalter3. Aarschot4. Aartselaar5. Affligem6. Alken7. Alveringem8. Antwerpen9. Anzegem10. Ardooie11. Arendonk12. As13. Asse14. Assenede15. Avelgem16. Baarle-Hertog17. Balen18. Beernem19. Beerse20. Beersel21. Begijnendijk22. Bekkevoort23. Beringen24. Berlaar25. Berlare26. Bertem27. Bever28. Beveren29. Bierbeek30. Bilzen31. Blankenberge32. Bocholt33. Boechout34. Bonheiden35. Boom36. Boortmeerbeek37. Borgloon38. Bornem39. Borsbeek40. Boutersem41. Brakel42. Brasschaat43. Brecht44. Bredene45. Bree46. Brugge47. Buggenhout48. Damme49. De Haan50. De Panne51. De Pinte52. Deerlijk53. Deinze54. Denderleeuw55. Dendermonde56. Dentergem57. Dessel58. Destelbergen59. Diepenbeek60. Diest61. Diksmuide62. Dilbeek63. Dilsen-Stokkem64. Drogenbos65. Duffel66. Edegem

67. Eeklo68. Erpe-Mere69. Essen70. Evergem71. Galmaarden72. Gavere73. Geel74. Geetbets75. Genk76. Gent77. Geraardsbergen78. Gingelom79. Gistel80. Glabbeek81. Gooik82. Grimbergen83. Grobbendonk84. Haacht85. Haaltert86. Halen87. Halle88. Ham89. Hamme90. Hamont-Achel91. Harelbeke92. Hasselt93. Hechtel-Eksel94. Heers95. Heist-op-den-Berg96. Hemiksem97. Herent98. Herentals99. Herenthout100. Herk-de-Stad101. Herne102. Herselt103. Herstappe104. Herzele105. Heusden-Zolder106. Heuvelland107. Hoegaarden108. Hoeilaart109. Hoeselt110. Holsbeek111. Hooglede112. Hoogstraten113. Horebeke114. Houthalen-Helchteren115. Houthulst116. Hove117. Huldenberg118. Hulshout119. Ichtegem120. Ieper121. Ingelmunster122. Izegem123. Jabbeke124. Kalmthout125. Kampenhout126. Kapelle-op-den-Bos127. Kapellen128. Kaprijke129. Kasterlee130. Keerbergen131. Kinrooi132. Kluisbergen

133. Knesselare134. Knokke-Heist135. Koekelare136. Koksijde137. Kontich138. Kortemark139. Kortenaken140. Kortenberg141. Kortessem142. Kortrijk143. Kraainem144. Kruibeke145. Kruishoutem146. Kuurne147. Laakdal148. Laarne149. Lanaken150. Landen151. Langemark-Poelkapelle152. Lebbeke153. Lede154. Ledegem155. Lendelede156. Lennik157. Leopoldsburg158. Leuven159. Lichtervelde160. Liedekerke161. Lier162. Lierde163. Lille164. Linkebeek165. Lint166. Linter167. Lo-Reninge168. Lochristi169. Lokeren170. Lommel171. Londerzeel172. Lovendegem173. Lubbeek174. Lummen175. Maarkedal176. Maaseik177. Maasmechelen178. Machelen179. Maldegem180. Malle181. Mechelen182. Meerhout183. Meeuwen-Gruitrode184. Meise185. Melle186. Menen187. Merchtem188. Merelbeke189. Merksplas190. Mesen191. Meulebeke192. Middelkerke193. Moerbeke194. Mol195. Moorslede196. Mortsel197. Nazareth198. Neerpelt

199. Nevele200. Niel201. Nieuwerkerken202. Nieuwpoort203. Nijlen204. Ninove205. Olen206. Oostende207. Oosterzele208. Oostkamp209. Oostrozebeke210. Opglabbeek211. Opwijk212. Oud-Heverlee213. Oud-Turnhout214. Oudenaarde215. Oudenburg216. Overijse217. Overpelt218. Peer219. Pepingen220. Pittem221. Poperinge222. Putte223. Puurs224. Ranst225. Ravels226. Retie227. Riemst228. Rijkevorsel229. Roeselare230. Ronse231. Roosdaal232. Rotselaar233. Ruiselede234. Rumst235. Schelle236. Scherpenheuvel-

Zichem237. Schilde238. Schoten239. Sint-Amands240. Sint-Genesius-Rode241. Sint-Gillis-Waas242. Sint-Katelijne-Waver243. Sint-Laureins244. Sint-Lievens-Houtem245. Sint-Martens-Latem246. Sint-Niklaas247. Sint-Pieters-Leeuw248. Sint-Truiden249. Spiere-Helkijn250. Stabroek251. Staden252. Steenokkerzeel253. Stekene254. Temse255. Ternat256. Tervuren257. Tessenderlo258. Tielt259. Tielt-Winge260. Tienen261. Tongeren262. Torhout263. Tremelo

264. Turnhout265. Veurne266. Vilvoorde267. Vleteren268. Voeren269. Vorselaar270. Vosselaar271. Waarschoot272. Waasmunster273. Wachtebeke274. Waregem275. Wellen276. Wemmel277. Wervik278. Westerlo279. Wetteren280. Wevelgem281. Wezembeek-Oppem282. Wichelen283. Wielsbeke284. Wijnegem285. Willebroek286. Wingene287. Wommelgem288. Wortegem-Petegem289. Wuustwezel290. Zandhoven291. Zaventem292. Zedelgem293. Zele294. Zelzate295. Zemst296. Zingem297. Zoersel298. Zomergem299. Zonhoven300. Zonnebeke301. Zottegem302. Zoutleeuw303. Zuienkerke304. Zulte305. Zutendaal306. Zwalm307. Zwevegem308. Zwijndrecht

Lijst van de gemeenten

1. Anderlecht2. Brussel3. Elsene4. Etterbeek5. Evere6. Ganshoren7. Jette8. Koekelberg9. Oudergem10. Schaarbeek11. Sint-Agatha-Berchem12. Sint-Gillis13. Sint-Jans-Molenbeek14. Sint-Joost-ten-Node15. Sint-Lambrechts-Woluwe16. Sint-Pieters-Woluwe17. Ukkel18. Vorst19. Watermaal-Bosvoorde

Brussel

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

136 PROFIEL VAN DE SECTOR

aantal activiteiten% van het totaal

aantal acitiviteiten (6.048)

digitale geletterdheid 6 704 11,6%

interculturaliteit 7 858 14,2%

duurzaamheid 8 455 7,5%

burgerschap en maatschappelijke

thema’s 9872 14,4%

totaal van de drie thema’s 2.889 47,8%

1.5.5. FOCUS OP MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S EN BURGERSCHAP

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maat-

schappelijk relevant en to the point blijft. We lichten ter illustratie vier thema’s uit het aanbod: digitale geletterdheid, interculturaliteit,

duurzaamheid en burgerschap/maatschappelijke thema’s.

6 Digitale geletterdheid staat voor het kunnen gebruiken van digitale technologieën, communicatiemiddelen en/of netwerken om toegang te hebben tot, het managen van, het integreren en evalueren van en het zelf creëren van informatie om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij (Bron: LINC vzw). De Vormingplus-centra sluiten zich met aandacht voor digitale geletterdheid expliciet aan bij de doelstellingen van het ‘Plan Geletterdheid Verhogen’ van de Vlaamse regering.

7 Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Hierbij staan ontmoeting en dialoog van mensen met verschillende culturele achtergronden centraal, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid en het besef van de gelaagdheid en dynamiek van culturen. (Bron: Kennisknooppunt Interculturaliseren)

8 Duurzaamheid is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. (Bron: VN)

9 Onder activiteiten over burgerschap en maatschappelijke thema’s verstaan we:1. activiteiten die een deelnemer een inzicht verschaffen in de maatschappelijke context waarin hij/zij zich bevindt;2. activiteiten waarbij een deelnemer kennis en vaardigheden verwerft in functie van een volwaardige participatie als burger in een democratische

samenleving.

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Op basis van een indicatieve toets – een greep van vier thema’s uit de meetbare output van activiteiten - kunnen we veilig stellen dat

minstens de helft van het aanbod van Vormingplus-centra inspeelt op actuele maatschappelijke uitdagingen.

We maakten hiervan een kaart (zie hierna). We duiden voor elke Vlaamse gemeente aan of er minstens één activiteit was over digitale

geletterdheid (rood bolletje), interculturaliteit (blauw bolletje), duurzaamheid (groen bolletje) of burgerschap/maatschappelijke thema’s

(geel bolletje). De centra zijn over heel Vlaanderen aanwezig zijn met een maatschappijgericht aanbod.

PROFIEL VAN DE SECTOR 137

VHS: spreiding van de initiatieven rond digitale geletterdheid, interculturaliteit, duurzaamheid en burgerschap en maatschappelijke thema’s (lijst gemeenten zie pag. 135)

duur

zaam

heid

inte

rcul

tura

litei

t

digi

tale

gel

ette

rdhe

id

burg

ersc

hap

en m

aats

chap

pelij

ke th

ema’

s

acti

vite

it(e

n) ro

nd

Op b

oven

staa

nde

kaar

t dui

den

we

per V

laam

se e

n Br

usse

lse

gem

eent

e aa

n w

aar m

inst

ens

één

activ

iteit

rond

dig

itale

gel

ette

rdhe

id, i

nter

cultu

ralit

eit e

n du

urza

amhe

id h

eeft

plaa

tsge

vond

en. C

oncl

usie

: de

activ

iteite

n ro

nd d

eze

them

a’s

kenn

en e

en s

terk

e sp

reid

ing

over

hee

l Vla

ande

ren

en B

russ

el.

1

2

33

4

567

8

9

1011

1213

1415

16

17

18

19

12

23

59

75

78

8692

100

88

105

157

174 20

1

210

248

257

299

305

32

45

63

131

170

176

198

217

218

90

93

114

183

109

141

149

227

261

275

177

268

630

37 94

48

33

35

3942

43

66

69

9616

1

181

203

222

223

116

124

127 13

716

5

180

196

200

224

234

239

242

285

11

16

17

19

57

7383

98

99

102

112

118

129

163

147

182

189

194

205

21322

5

226

228

264

269

270

278

2423

5

237

238

250

284

287

289

290

297

308

34

65 9

5

5

20

27

62

71

81

82

8710

1

108

125

126

156

160

171

178

184

187

211

216

219

247

252

255

266

291

3

21

22

2629

36

40

60

74

80

84 97

107

110

117

130

139

140

150

158

166

173

212

232

236

256

259

260

263

302

295

231

64

143

164 24

0

276

281

13

103

18

31

46

48

123

208

26229

2

303

134

61

115

135 13

8

167

120 19

0

221

277

300

106

151

267

44

79

119

192

206

215

49

1011

1

121

122

154

159

195

229

251

5619

120

9

220

233

258

283

286

7

50

136

202

265

9 15

52

91

14214

6

155

186

274

280

307

249

172

185

188

193

197

199

207

2547

55

89

148

152

272

279

282

293

14

6712

8

1 54

77

8510

4

153

204

244

301

68

245

271

273

298

304 14

5

214

23029

6

4113

2

288

113

162

175

306

28

144

169

241

246

253

254

179

243

294

2

5351

58

70

7276

133

168

38

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

138 PROFIEL VAN DE SECTOR

Digitale geletterdheid

Voor wie opleidingen in CVO’s te lang, te schools of te moeilijk vindt, biedt Vormingplus ‘Digitale Upgrade’ aan. Beginnende

computergebruikers kunnen aan de slag in praktische workshops en demo’s. Gevorderden kunnen een nieuwe stap voorwaarts

zetten. Zo staan deelnemers sterker om zelf te bepalen waar ze nood aan hebben.

Vormingplus en het OCMW van Gent werken samen aan het muziekproject Bougez Bougez. Daarbinnen tekent Vormingplus voor

een maatschappelijk kwetsbare groep het traject ‘DIGI-TALE’ uit. De deelnemers gebruiken diverse media om beelden, foto’s,

tekeningen, muziek en (ingesproken) tekst te verwerken in een persoonlijk thema. De resultaten (powerpoint, videoclip, blog...)

worden aan het publiek getoond.

Het belang van ‘Mediawijsheid’ neemt met de dag toe. In 2011 neemt Vormingplus deel aan de ‘Digitale Week’ door middel van

een lezing ‘Kritisch omgaan met nieuwe media’. Verder blijven laagdrempelige computer-, internet- en digitale fotografiecursus-

sen zeer belangrijk. Het aanbod wordt uitgebreid met sessies over ‘Downloaden en registreren’ en ‘Verder internetten en mailen’.

Ook internetdaten kwam aan bod in een cursus in samenwerking met besingle.be.

Computer vanaf nul: Vormingplus leert deelnemers waar ze op moeten letten bij de aankoop van een computer. Na de aanschaf

leert men in groep hoe met de eigen computer te werken. Allerlei toepassingen komen aan bod: internet, berichten verzenden,

tekst maken, foto’s, muziek, cd’s branden, problemen oplossen.

Via korte workshops en informatiemomenten worden deelnemers weerbaarder als consument en gebruiker van populaire inter-

nettoepassingen. Na een korte demonstratie kunnen ze een standpunt innemen over Facebook, Google Streetview, iPads, the

Cloud... Een groot deel van deze activiteiten wordt georganiseerd in samenwerking met lokale dienstencentra, Samenlevings-

opbouw en lokale organisaties.

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

ENKELE PRAKTIJKVOORBEELDEN

PROFIEL VAN DE SECTOR 139

Interculturaliteit

Grotere bewegingsvrijheid en zelfstandigheid voor allochtone vrouwen, daar draait het om in het project ‘Fietsvriendinnen’.

Vormingplus organiseert een ontmoeting tussen allochtone en autochtone vrouwen en helpt hen om zich als fietser in het

verkeer te begeven. Fietsvaardigheid en -ervaring zijn het resultaat.

Deze avond past in een reeks van vijf lezingen, onder de noemer Dar Es Salaam, waarin de islam in Vlaanderen wordt

besproken. Op de avond worden telkens enkele sprekers uitgenodigd die hun mening en visie geven op het thema. Nadien

wordt er in debat gegaan met de deelnemers. Elke deelnemer krijgt de kans vragen te stellen. De lezingenreeks kent een groot

succes, mede dankzij de samenwerking met heel wat partners.

Vormingplus zet vormingstrajecten op voor etnisch-culturele minderheden om hun kennis, vaardigheden en netwerken rond

beleidsthema’s te versterken. Dat gebeurt in het kader van het project ‘Changemakers’. Dit project ontvangt middelen van

het Europees Integratiefonds en wordt uitgevoerd door het Minderhedenforum in samenwerking met Vormingplus en de

etnisch-culturele federaties. ‘Changemakers’ bouwt aan een verhoogde maatschappelijke participatie van de doelgroep door de

betrokkenheid bij het beleid zowel kwantitatief als kwalitatief te vergroten .

In samenwerking met de integratiedienst van Kortrijk en het intercultureel ontmoetingscentrum Leiaarde ontwikkelt Vorming-

plus een project waarbij mensen van allochtone afkomst als brugfiguur gevormd en ingezet worden voor hun gemeen-

schap. De klemtoon ligt in de eerste plaats op toeleiding naar culturele en vrijetijdsinitiatieven. Vormingplus geeft mee vorm

aan het project en werkte daartoe een vormingstraject uit van zes sessies, gevolgd door maandelijkse intervisies. In 2011

wordt een eerste groep ‘gelanceerd’ die in de toekomst verder wordt uitgebreid.

Door de aanwezigheid van een opvangcentrum in Sint-Niklaas worden inwoners van de regio geconfronteerd met mensen van

velerlei afkomst. Er wonen momenteel 188 asielzoekers in het opvangcentrum: zowel families met kinderen als alleenstaan-

den. Vormingplus geeft mensen de kans dat centrum van naderbij te leren kennen. Tijdens het bezoek krijgen deelnemers

informatie over de bewoners, de werking van het opvangcentrum en de opvang van asielzoekers in België.

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

140 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Duurzaamheid

Vormingplus zet in samenwerking met enkele OCMW’s een duurzaam georiënteerde kookcursus op voor het OCMW-cliën-

teel. De bedoeling is tweeledig: enerzijds ontstaat een beter begrip van duurzaamheid bij te brengen, anderzijds wijst het de

weg naar ander vormingswerk.

Een andere kijk op wonen: tijdens een bezoek aan een passiefhuis dompelt Vormingplus de deelnemers onder in een stroom

van frisse ideeën omtrent verlichting, passieve zonnesystemen, duurzaam verwarmen en koelen, natuurlijke zonnewering,

energieloze ventilatiesystemen, isolatietechnieken...

Gemeenschapsvorming en duurzaam tuinieren gaan hand in hand in het project ‘Groene Voortuintjes’. De bewoners van de

sociale woonwijk Diependaal in Herentals krijgen de kans om een aantal vormingsmomenten te volgen, deel te nemen aan

tuinklusdagen en goedkoop planten en zaaigoed aan te schaffen. Zo kunnen ze hun (voor)tuin opfleuren. Het geheel wordt

feestelijk afgesloten met een heus buurtfeest.

Vormingplus maakt een vademecum met diverse programma’s/activiteiten over het thema duurzaamheid. In het halfjaar-

lijks overleg met de culturele centra is duurzaamheid een expliciet agendapunt. Per CC wordt gestreefd naar een minimum van

drie programma’s over duurzaamheid (maar ook digitale geletterdheid en diversiteit). Zo stimuleert Vormingplus alle partners in

de regio om dit thema actief op te nemen in de programmatie.

Bespaar e 1000 door bewust te verbruiken: deze cursus loopt in samenwerking met de bibliotheken van Sint-Lievens-

Houtem en Haaltert. Netwerk Bewust Verbruiken begeleidt en legt er uit hoe deelnemers op een eenvoudige manier geld kun-

nen besparen op voeding, aankopen, mobiliteit, energie, gezondheid... en dat allemaal zonder verlies van comfort.

PROFIEL VAN DE SECTOR 141

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Burgerschap en/of maatschappelijke thema’s

Beste buur, beste burgemeester: bewonersgroepen in de stad Antwerpen vormen mee het cement van hun wijk. Daarom

is het belangrijk dat ze zichzelf naar waarde schatten. Vormingplus helpt hen mogelijkheden te ontdekken om vaker en beter

op te komen voor hun verantwoordelijkheden en idealen. Ze visualiseren deze inzichten en verlangens in een digitaal verhaal.

Vervolgens verspreiden ze die online. Zo worden de verhalen concreet en zichtbaar: voor henzelf, voor de buurt en voor de

lokale overheid.

In dit project werken de bewoners van de sociale woonwijk Brasel in Dessel, de sociale huisvestingsmaatschappij, het OCMW

en een architectenbureau samen aan een toekomstplan voor de renovatie van de wijk. Vormingplus begeleidt de bewoners

in het formuleren en tastbaar maken van hun wensen. De bewoners gaan het debat aan met de andere partners met als doel

het aangeleverde materiaal te integreren in een toekomstplan.

Vormingplus wil burgers de kans geven om samen na te denken over de toekomst. De ‘G-off tafels’ zijn bedoeld voor mensen

die niet werden uitgeloot voor de G1000, die op hetzelfde moment in Brussel doorgaat. De aanwezige deelnemers wisselen van

gedachten over het thema sociale zekerheid.

LETS staat voor Local Exchange Trade System, vrij te vertalen als lokaal ruilhandelsysteem. Letsers bieden goederen of dien-

sten aan en kunnen hierdoor op hun beurt een beroep doen op andere letsers. Vormingplus trekt de LETS-groep, maar streeft

naar een complete zelfstandigheid van de groep.

In de schaduw van Doel organiseert Vormingplus een informatiedebat over kernenergie. Het debat speelt in op de vele vei-

ligheidsvragen in de nadagen van de ramp in Fukushima. Een panel van deskundigen licht het drama toe en geeft antwoord op

vragen van verontruste burgers. Risico’s, gevolgen van nucleaire straling en mogelijke alternatieven voor kernenergie kwamen

uitgebreid aan bod.

142 PROFIEL VAN DE SECTOR

aantal% van het totaal aantal

unieke deelnemers (56.275)

aantal nieuwe deelnemers (raming) 27.200 48,4%10

1.5.6. DOELGROEPEN

Nieuwe deelnemers en experimenten om mensen te bereiken

Vormingplus wil andere en meer mensen op nieuwe manieren bereiken. We bekijken hier het bereik van mensen die voor het eerst in

contact komen met Vormingplus (nieuwe deelnemers).

10 Extrapolatie op basis van 57% van de gegevens (van 8 centra van de 13).

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Vormingplus licht in het Spiegelproject haar communicatie door in functie van een groter bereik van etnisch-culturele minder-

heden. Dat leidde tot een Afrikaanse gespreksgroep in Asse. Zo wordt het aanbod en de communicatie afgestemd op een meer

divers publiek. Vormingsplus start daarna een Afrikaans programma op met en door Afrikanen.

In april 2011 verhuist Vormingplus van de Brugse binnenstad naar de wijk Sint-Pieters. Alle inwoners uit de wijk krijgen een

brochure met het activiteitenaanbod in de bus, met een uitnodiging om een bezoek te brengen aan de nieuwe locatie.

Het project NEVENSTROOM biedt afstuderende cursisten van het Centrum voor Basiseducatie verrassende perspectieven om

Nederlands te oefenen. Vormingplus laat hen proeven van informeel leren en creëert in het traject leerkansen op basis van

interesses en talenten van de cursisten. Ze vinden aansluiting bij het reguliere aanbod van Vormingplus.

Dankzij een veelzijdig en laagdrempelig aanbod bereikt Vormingplus met het provinciale project ‘Watertanden’ een breder

publiek. Het centrale thema, water, wordt op diverse manieren benaderd (bv. creatieve cursussen, bedrijfsbezoeken, zinge-

vingsaspecten van water). Nieuwe methodieken (bv. cursussen aan de waterkant, tentoonstelling bouwen door cursisten als

toonmoment, digi-tales) worden aangewend.

Elk jaar zet Vormingplus één prioritair thema in de kijker om nieuwe deelnemers te bereiken. In 2011 is dat ‘gezondheid’.

Zo ontwikkelt Vormingplus als innovatieve praktijk de dag ‘Op uw gezondheid’. Promotie gebeurt met een speciale folder op voor

Vormingplus minder gebruikelijke plaatsen: gezondheidsinstellingen, crèches, dokters, apothekers...

Maatschappelijk kwetsbare groepen

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, ook zij die moeilijk of geen toegang vinden tot niet-formele educatie in de re-

gio, in contact te brengen met het aanbod. Op die manier slopen de Vormingplus-centra voortdurend participatiedrempels. We bekijken

hier indicatief het bereik van enkele maatschappelijk kwetsbare groepen via het Vormingplus-aanbod.

De Vormingplus-centra richtten in 2011 minstens een 200-tal activiteiten expliciet op maatschappelijk kwetsbare groepen. De centra

bereikten samen zo’n 4.000 deelnames uit deze doelgroepen. Om de activiteiten te realiseren, werkten de centra samen met meer

dan 200 andere organisaties en 71 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Eén gemeente op vijf werkte dus samen met Vormingplus om

aanbod voor kansengroepen te realiseren. Deze cijfers zijn echter een onderschatting. Het is immers moeilijk om deze doelgroep af te

lijnen. We hanteren hier enkel activiteiten die expliciet gericht zijn op kansarmen, kortgeschoolden, personen met een handicap, zieken

en hun omgeving en gedetineerden. Deelnemers uit (andere) kwetsbare groepen nemen ook deel aan het reguliere aanbod.

PROFIEL VAN DE SECTOR 143

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Wel-zijn! Vrouw-zijn!: deze vorming voor maatschappelijk kwetsbare vrouwen wordt ontwikkeld door een educatieve me-

dewerker van Vormingplus. Tijdens deze reeks krijgen de deelnemers vorming over geestelijke en fysieke gezondheid. De doel-

groep wordt rechtstreeks aangesproken door de wijkwerker en er wordt promotie gemaakt in het sociaal restaurant. De dienst

Welzijn en de wijkwerkster volgt de deelnemers nadien nog individueel op.

Vormingplus (met projectsteun van de Koning Boudewijnstichting en NGO Close the Gap en in samenwerking met gemeentes en

Seniorennet) organiseert op een vijftal plaatsen een traject digitale opvoedingsondersteuning voor mensen in kansarmoede.

Digitale vorming en opvoedingsondersteuning gaan hand in hand. Om de duurzaamheid van het traject te garanderen, blijven de

gebruikte computers ter beschikking van de individuele deelnemers of de betrokken organisaties.

Mama’s power: het beste van zichzelf delen... dat is wat 12 moeders twee maal per maand doen. Deze moeders leven in pre-

caire omstandigheden en kunnen bij Nasci vzw, een partner van Vormingplus, terecht voor materiële hulp. Tijdens vormingen

werken ze aan een positief zelfbeeld, maken een CV, surfen op het internet, filosoferen over mannen en vrouwen, leren grenzen

aangeven... Deze vrouwen leren van elkaar en ondersteunen elkaar.

Tijdens Vrouwendialoog wordt een brug geslagen tussen de leefwereld van verschillende vrouwen: enerzijds vrouwen van

voornamelijk Marokkaanse afkomst en anderzijds Vlaamse vrouwen die voornamelijk uit de middenklasse komen. Voor dit project

overlegt Vormingplus met de dienst diversiteit van de stad Mechelen, de moskee Al Buraq en de verbonden vrouwenverenigingen.

De samenwerking verliep niet steeds eenvoudig, maar de bereidheid en openheid tot samenwerking bij de verschillende partners

leiden wel steeds tot geslaagde samenkomsten.

Straal met kleur in stijl en attitude: deze cursus wordt ontwikkeld op vraag van buurtwerk Parol en wordt in gemengde groepen

(kansengroepen en algemeen publiek) gebracht. Deelnemers trachten hun uitstraling te verbeteren door te werken met make-

up, kleuren en kledingstijl. Als kers op de taart leren ze kijken naar de eigen bewegingen en lichaamshouding. Het doel is om op

een positieve wijze het verzorgen van de eigen persoon te stimuleren.

Doelgroepen bereiken = tandje bijsteken

Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken, is geen evidentie. Aan elke activiteit die zich – al dan niet via inclusie – op deze

groepen richt, gaan heel wat extra investeringen vooraf:

- overleg met partners (organisaties, gemeentebesturen...): de Vormingplus-centra bundelen door netwerking de

expertise en krachten met lokale partners zoals OCMW’s, gemeentebesturen, sportdiensten, doelgroep-organisaties...

- communicatie met de doelgroep: de centra passen hun communicatie aan voor de doelgroep. Het promotiemateriaal

is op maat en laagdrempelig. Persoonlijk contact of promotie via de partners (sociaal restaurant, OCMW, wijkwerker...)

staan voorop.

- nieuw aanbod of aangepast aanbod: de centra maken nieuwe inhoud op maat of vereenvoudigen een bestaand basis-

aanbod. Steeds met de behoeften van de doelgroep als expliciete leidraad.

- financiering: het inschrijvingsgeld voor activiteiten voor kwetsbare groepen moet haalbaar blijven. Daarom gaan de cen-

tra op zoek naar extra financiering of logistieke ondersteuning. Vaak genoemde co-financiers zijn steden of gemeenten,

OCMW’s en fondsen zoals de Koning Boudewijnstichting of impulsfondsen.

Voor de realisatie van het aanbod voor kwetsbare groepen werken de Vormingplus-centra in totaal samen met 71 gemeenten

(één op vijf) en 236 partnerorganisaties.

144 PROFIEL VAN DE SECTOR

6 Extrapolatie op basis van 68 % van de gegevens.

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

1.5.7. INNOVATIE

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, zo dicht mogelijk bij huis, in contact te brengen met niet-formele educatie. Om

deze opdracht te vervullen, gaan ze, complementair aan de bestaande werking, steeds op zoek naar creatieve manieren om mensen te

bereiken en participatiedrempels te slopen. Dat doen ze met elk met hun eigen accenten: het ene centrum innoveert in de opbouw van

expertise, het andere experimenteert met nieuwe samenwerkingen, methodieken of doelgroepen... We tonen hier indicatief een aantal

praktijkvoorbeelden.

IMID - Ik Moest Iets Doen - is een collectief van enkele Brusselse kunstenaars en sociaal-culturele partners. Vormingplus

maakt deel uit van de kern van dit collectief. IMID reikt burgers ludieke, speelse tools aan waardoor frustraties over de publieke

ruimte in de stad omgezet worden in constructieve actie. Het gaat om speelse interventies die mensen verleiden om zelf actie te

ondernemen. IMID geeft hierdoor vorm aan actief en speels burgerschap in de stad.

‘Kartrekkers voor je vereniging’ brengt mensen uit verschillende Kempense verenigingen samen om onder begeleiding van

Stichting Lodewijk De Raet en Vormingplus een interactief vormingstraject te doorlopen. De groep buigt zich over hoe nieuwe

vormen van vrijwillig engagement hun plaats kunnen vinden in bestaande verenigingen. De ‘tips en tricks’ die hieruit voort-

vloeiden, worden gebundeld in een handig inspiratieboekje.

De tentoonstelling ‘Quo Vadis’: de agressie tegen vrouwen in Afrika, India, Afghanistan... is regelmatig in het nieuws. Fran

Kusters, Beeld & Woord-kunstenaar wil enerzijds ‘partnergeweld’, maar anderzijds ook breder gezien ‘geweld binnen het gezin’

onder de aandacht brengen en bespreekbaar maken. Haar kunstwerken doen een beroep op het inlevingsvermogen van de

toeschouwer. Ze verdiepte zich in het thema door onderzoekswerk en gesprekken met slachtoffers en hulpverleners. De tentoon-

stelling was doorlopend gratis te bezoeken.

Ik verlegde een steen in de stroom: gedurende een traject van achttien wekelijkse bijeenkomsten onderzoeken deelnemers

uit kansengroepen op artistieke wijze hoe zij omgaan met ‘life-events’. Hun werk tonen ze in het Stedelijk Museum van Sint-

Niklaas. Ze evalueren zichzelf, stellen de tentoonstelling op, verzorgen de vernissagereceptie en gidsen de gasten.

PROFIEL VAN DE SECTOR 145

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

1.5.8. SAMENWERKING

Zoals uit de voorgaande delen blijkt, zijn de Vormingplus-centra intensieve netwerkers en samenwerkers. Doorheen de jaren hebben ze

een aanzienlijk netwerk opgebouwd.

VHS: evolutie aantal samenwerkingen

8.000

7.000

6.000

5.000

4.000

3.000

2.000

1.000

0

2009 2010 2011

Het aantal samenwerkingsverbanden blijft groeien, mits evenwel een groeivertraging in 2011 (zie hoger over de effecten van de

besparingen). De voornaamste partners zijn gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties, bibliotheken

en organisaties van/voor minderheden of integratie.

Bij deze samenwerkingen nemen de centra – afhankelijk van de behoefte en expertise - verschillende rollen op. We onderscheiden er

vijf, in afnemende mate van intensiteit:

1. coördinator, trekker, stimulator: Vormingplus is de bezieler van het initiatief;

2. partner, samenwerker, deelnemer: Vormingplus verleent steun en is partner;

3. uitvoerder, begeleider: Vormingplus vervult een afgelijnde opdracht in het geheel;

4. toeleider: Vormingplus effent de weg naar een aanbod van partners;

5. consultant, adviesverlener: Vormingplus geeft advies en inspiratie aan partners.

We geven hierna enkele praktijkvoorbeelden per samenwerkingsrol.

146 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

PRAKTIJKVOORBEELDEN

Samenwerking:Vormingplus als coördinator, trekker, stimulator

It takes a village to raise a child... ouderparticipatie: Vormingplus ontwikkelt een participatietraject om individuen/ouders te

activeren en hun talenten in te zetten voor de school. Samen met de koepels van Ouderverenigingen (KOOGO, GO, VCOV), het

Minderhedenforum en het Onderwijscentrum beoogt Vormingplus een (mentale) verandering in de samenwerking tussen

ouders, school en buurt.

Boost! is een vormingsdag voor het verenigingsleven rond het thema ‘vrijwilligerswerk’. Deelnemers uit verschillende

organisaties en gemeenten volgen op deze dag lezingen en workshops en wisselen ervaringen uit. Vormingplus trekt en coör-

dineert het geheel en werkt hiervoor samen met de cultuurdiensten van zes gemeenten.

Vormingplus grijpt het Europese jaar van de vrijwilliger aan om een vrijwilligerstraject uit te werken voor verschillende

gemeenten van de regio. De concrete invulling van het traject was op maat van de gemeente en werd in samenspraak met

lokale partners bepaald. Om de activiteiten en foto’s te bundelen en tentoon te stellen maakt Vormingplus een website met een

verslag van al de activiteiten.

Samenwerking:Vormingplus als partner, samenwerker, deelnemer

Het Overleg Opvoedingsondersteuning Pajottenland organiseert een opvoedingscaroussel in zeven gemeenten met als bekro-

ning een ‘opvoedingsbrunch’. (Groot)ouders en (klein)kinderen nemen deel aan een reeks workshops en leuke randanimatie.

Jeugdschrijver Marc De Bel leest voor uit zijn nieuwste boek en komt vertellen over waarom hij schrijver is geworden. Ouders

met vragen over opvoeding kunnen terecht bij de deskundigen in de praathoek. Ondertussen genieten alle deelnemers van een

gratis uitgebreide brunch. Vormingplus neemt het vormingsfacet op zich en verzorgt de promotie.

Boterhammen in de bib: Vormingplus organiseert deze jaarlijks terugkerende reeks in samenwerking met drie bibliotheken

in de regio. Zij zijn nauw betrokken bij de voorbereiding. Dat zorgt voor meerwaarde en efficiëntie. ‘Boterhammen in de Bib’ is

een beproefd recept met telkens een nieuwe inhoud. Een keer per maand kan men tijdens de middag terecht in de betrokken

bibliotheken voor een portie actuele journalistiek, gebaseerd op sterke getuigenissen en recent onderzoek.

Iedereen Gezond! Een veertiendaags programma over sociale zekerheid: Het AMSAB organiseert de tentoonstelling ‘Over

leven - de strijd voor sociale zekerheid’. Vormingplus hangt hieraan een veertiendaagse op met twee films en nabespre-

king, drie lezingen over verschillende aspecten van gezondheidszorg, een debat met Frank Vandenbroucke, een muzikaal geïl-

lustreerde lezing over de kracht van muziek, een bezoek aan een tentoonstelling over de geschiedenis van de gezondheidszorg

en een uitstap naar Wallonië met aandacht voor de gevolgen van milieuvervuiling op de gezondheid.

PROFIEL VAN DE SECTOR 147

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Samenwerking:Vormingplus als uitvoerder, begeleider

In het kader van het gezondheidsproject ‘Fit in je hoofd’ werken de logo’s (lokaal gezondheidsoverleg) en Vormingplus een

vormingsaanbod uit. Dat vormingsaanbod wordt voorgesteld aan alle gemeenten. Zij maken hun keuze, Vormingplus zorgt voor

de begeleiding.

Vormingplus organiseert op vraag van en in samenwerking met het Natuur Educatief Centrum De Pastorie in Sint-Lievens-

Houtem de cursus ‘een kruidenspiraal aanleggen’. Na een theoretisch gedeelte leren de deelnemers samen een kruidenspi-

raal te construeren. Deze cursus kent een vervolg met een uitgebreide reeks over kruiden en geneeskrachtige planten.

In het kader van het project “Actie tegen zinloos geweld” van de Cultuurdienst Dendermonde organiseert Vormingplus de

activiteit “Vliegers maken en leren vliegeren” voor ouders en kinderen. De vlieger is een metafoor voor geweldloosheid. Een

freelancer en een educatief medewerker van Vormingplus ontwikkelen en begeleiden de activiteit.

Samenwerking:Vormingplus als toeleider

ConsulAnten zijn vrijwilligers met een groot hart voor Antwerpen. Ze zetten zich in voor verenigingen, dienstencentra, rust- en

verzorgingstehuizen en voor organisaties met een speciale aandacht voor senioren en kansengroepen. Hun inzet heeft tot doel

deze groepen toe te leiden naar het Antwerpse cultuuraanbod. Vormingplus staat in voor de coaching van de ConsulAnten,

in samenwerking met de stad Antwerpen en het OCMW.

Vormingplus zet in op initiële cursussen die zorgen voor toeleiding naar een andere organisatie. De cursus ‘Digitaal foto-

graferen’ is daar een sprekend voorbeeld van. In dit geval leidde de cursus ‘Digitaal Fotograferen’ naar verdieping bij WiSPER

vzw en/of Flouartisitiek.

De gemeente Zonnebeke organiseert zelfstandig haar vormingsaanbod. De programmatie wordt opgenomen in de bro-

chure van Vormingplus en ook het gros van de inschrijvingen verloopt via Vormingplus. Op die manier bereikt het vormings-

aanbod van Zonnebeke een groter publiek dan wanneer het aanbod enkel binnen de gemeentegrenzen gepromoot zou worden.

148 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

Samenwerking:Vormingplus als consultant, adviesverlener

In 2011 breidt Vormingplus het aanbod in het kader van de ‘conversatietafels’ verder uit. Naast de twee bestaande locaties in

Lier en Mechelen, wordt in samenwerking met Samenlevingsopbouw Provincie Antwerpen een derde project opgestart in

de M. Ghandiwijk, een sociale woonwijk in Mechelen. De evolutie van deze derde locatie wordt in 2012 geëvalueerd. We leveren

ook de gemeente Willebroek advies over hoe ze initiatieven voor het oefenen van Nederlands als tweede taal kunnen opzetten.

Na een oproep worden 108 ‘dromen’ over een sterker sociaal-cultureel werk ingezameld en komt het project ‘Knijp eens in

mijn arm’ helemaal tot leven. Vormingplus maakt deel uit van de jury die dromen van drie organisaties selecteerde. Deze drie

krijgen nu fondsen voor professionele ondersteuning om hun droom waar te maken.

De regio Oostende-Westhoek omvat negentien kleinere gemeenten. De capaciteit van de ploeg is onvoldoende om in al deze

gemeenten systematisch zelf het vormingsaanbod te organiseren. Vormingplus geeft daarom advies aan de culturele centra,

bibliotheken, dienstencentra en ontmoetingscentra. Zo kunnen ze zelf een optimaal vormingsaanbod organiseren. Dit

advies omvat informatie over lesgevers, nieuwe onderwerpen en het aanbod in de omliggende gemeenten.

PROFIEL VAN DE SECTOR 149

15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING

1.5.9. BEKENDMAKING EN COMMUNICATIE

De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen in contact te brengen met niet-formele educatie (ook van andere aanbieders)

door dit aanbod via tal van communicatiekanalen bekend te maken. De websites van de centra telden in 2011 samen 512.969 bezoeken

(+5 % ten opzichte van 2010).

61.169 abonnees (+34 % ten opzichte van 2010) ontvingen digitale nieuwsbrieven, gemiddeld 8 per jaar. 84.981 (-21 % ten opzichte

van 2010) geadresseerden ontvingen een programmabrochure, gemiddeld 2 per jaar. Vormingplus registreerde ook tal van activiteiten

op de website Prettig Geleerd, de sociaal-culturele activiteitenkalender, die op zijn beurt gekoppeld is aan de UiT-databank.

PROFIEL VAN DE SECTOR 151

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

B zelfbeschrijving van de vormingsinstellingK je kent ons van...

1.6 DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat:

- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;

- 3 syndicale vormingsinstellingen;

- 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap;

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.

Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van

de verenigingen naar de instellingen. In deze editie van Boekstaven worden voor het eerst ook cijfers van Het Vlaamse Kruis bij de

vormingsinstellingen opgenomen.

De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen bevat drie luiken.

- Het voorgaande overkoepelende hoofdstuk (1.4) ‘Vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen: leren voor het leven’

waarin de eigen positie van de vormingsinstellingen in het leerlandschap verduidelijkt wordt.

- Hierna stellen de instellingen zich beknopt voor.

- Na de voorstelling geven we een overzicht in cijfers van de gepresteerde uren, activiteiten en deelnemers.

1.6.1 VOORSTELLING VAN DE VORMINGSINSTELLINGEN

152 PROFIEL VAN DE SECTOR

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

Amarant

B

Amarant biedt vorming aan over de geschiedenis en de actuele ontwikkelingen van beeldende

kunst, muziek en filosofie. Ons educatief aanbod omvat cursussen, tentoonstellingsbezoeken,

daguitstappen en kunsthistorische reizen.

Amarant is actief in alle grotere steden van Vlaanderen.

K

De lessenreeksen over ontwikkeling van de moderne kunst (10 maal 10 lessen!) staan symbool

voor onze visie. Wij houden de tentoonstellingsactualiteit nauw in de gaten en spelen daar zowel

met cursussen als met tal van andere activiteiten op in. Wij nemen de kunstliefhebber mee naar

de beste tentoonstellingen en interessantste musea in binnen- en buitenland. Kunstmanifestaties

als de Biënnale van Venetië, Documenta Kassel, of, dichter bij huis, Manifesta, Track of Beaufort

kunnen zeker op een bezoekje rekenen.

Centrum Voor Natuur- en milieueducatie (CVN)

B

Het Centrum Voor Natuur- en milieueducatie specialiseert zich als onafhankelijke vormingsinstelling

in educatie voor duurzame ontwikkeling. CVN wil mee draagvlak creëren voor een toekomstgericht

natuur-, milieu- en klimaatbeleid. We gaan daarvoor actief op zoek naar partners, ook buiten de

gevestigde natuur- en milieubeweging. Een professioneel team van een tiental medewerkers,

geschraagd door een brede vrijwilligerswerking, staat hiervoor in. CVN engageert zich in de transi-

tiebeweging naar een duurzame mondiale samenleving.

K

CVN is bekend van de opleiding voor natuurgidsen die we al 45 jaar organiseren over heel

Vlaanderen. Natuurbeleving is ook in vele andere vormingsinitiatieven van CVN een opstap naar

maatschappelijke actie en gedragsverandering.

Ateliers voor Werknemersvorming

B

AWV Ateliers voor werknemersvorming vzw, de syndicale vormingsinstelling van ACV en de christe-

lijke arbeidersbeweging, activeert en begeleidt vrijwilligers tot sociale verbetering van ondernemin-

gen en regio’s.

K

“Uw job, ons werk”. ACV-militanten, hun acties en dienstverlening zijn onze levende reclame. Wie

ze zijn en wat ze doen, versterken ze door syndicale vorming in onze ateliers. Met programma’s

rond sociale wetgeving, communicatietechnieken, analyse van maatschappelijke thema’s... En veel

toepassingen op rechten en bevoegdheden van de ondernemingsraad, het comité voor veiligheid,

preventie en bescherming van het werk en de syndicale afvaardiging.

CCV, partner in christelijk vormingswerk

B

CCV, partner in christelijk vormingswerk biedt educatieve programma’s rond het thema van

zingeving. Het thema wordt vertaald in een ruim aanbod van vormingscursussen. CCV biedt ook

begeleiding aan groepen. De organisatie werkt vanuit christelijk perspectief.

K

CCV is al sinds 1973 actief met een ruim cursusaanbod rond religie, christendom en christelijk

geloof in al zijn diversiteit. Wie op zoek is naar een cursus over bijbel, sacramenten, cultuur en

geloof... vindt bij CCV zeker zijn gading.

PROFIEL VAN DE SECTOR 153

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

Centrum ZitStil (deel van federatie Vijftact)

B

Centrum ZitStil is een organisatie die werkt rond ADHD. Voor individuele hulpverlening, informatie,

training en opvoedingsondersteuning kunnen jongeren, volwassenen, partners en familie, ouders,

onderwijsinstellingen en hulpverleners, werkgevers uit diverse sectoren het centrum contacteren

met vragen rond ADHD. Daarnaast vindt ZitStil het belangrijk om in de maatschappij begrip te

creëren voor personen met ADHD door een zo groot mogelijk publiek te sensibiliseren voor de

problematiek rond ADHD, via vorming, publicaties en documentatie.

KHet tweejaarlijks symposium en de ‘ADHD-dagen’, de vele vormingen, een aanbod van publicaties

en het feit dat de media ons heel regelmatig weet te vinden...

Comé - Competent in engagement

B

Comé is een syndicale vormingsinstelling. We ontwikkelen en bevorderen het syndicaal en maat-

schappelijk engagement bij de deelnemers vanuit sociaal-liberale waarden (vrijheid, verantwoorde-

lijkheid, solidariteit en verdraagzaamheid).

K

Comé werkt mee aan de realisatie van de concrete doelen van de liberale vakbond. We verdedigen

de belangen van de werknemers in de bedrijven. Op die manier geven we vorm aan het sociaal

overleg en bouwen we mee aan een rechtvaardig arbeidsmarktbeleid.

De Brug-Gent (deel van federatie KR8)

B

Autisme Centraal is een kennis- en ondersteuningscentrum dat autisme ziet als een uitdaging

voor onze samenleving. We verzamelen theoretische en praktische expertise omtrent autisme. Via

studiedagen, een ruim aanbod van workshops en cursussen dragen we deze kennis uit. De com-

plexe informatie over autisme verwerken we op een begrijpbare manier in verscheidene boeken en

publicaties waaronder het tijdschrift van Autisme Centraal.

Ons deskundig multidisciplinair team werkt in een Europees perspectief en integreert zo vernieu-

wende tendensen en praktijken uit verschillende landen.

K

Het huisjesproject van De Brug Gent (voor personen met autisme), waar we een weekcursus voor vol-

wassenen met autisme organiseerden en huisjes creëerden die iets vertelden over de mensen zelf. Deze

cursus kaderde in de tentoonstelling ‘Autistrade’ in het Guislain museum, van mei tot september 2010.

Gedurende die periode kende de tentoonstelling meer dan 12.500 bezoekers. De tentoonstelling is nog

steeds virtueel te bezoeken op www.autismecentraal.com (zie kunst en cultuur / autistrade).

De Brug-Hasselt (deel van federatie KR8)

B

De Brug is een vormingsdienst voor personen met een verstandelijke beperking.

Je kan er in groep een cursus volgen. Tijdens deze cursussen kan je van alles doen en meemaken.

Bij ons werken vier vormingswerksters die alles voorbereiden en uitwerken. Ze houden rekening

met elke deelnemer.

Af en toe organiseert De Brug cursussen voor mensen uit de omgeving van personen met een

verstandelijke beperking en voor professionelen.

De Brug werkt samen met andere vormingsdiensten voor personen met een beperking in de

federaties Z11 en KR8.

KJe kan de deelnemers en medewerkers van De Brug Hasselt zien werken achter een laptop,

waarop ze een digitaal fotoalbum maken, muziek downloaden, een digitale kalender maken...

154 PROFIEL VAN DE SECTOR

De Kei (deel van federatie Op Stap)

B

Vormingsinstelling voor in hoofdzaak werkbekwame personen met een licht tot matige verstande-

lijke handicap. Nieuwe dingen uitproberen, nieuwe mensen leren kennen, je verhaal kunnen doen...

We vertrekken vanuit jouw vragen en deze van de andere groepsleden. Elke cursus is weer anders.

Andere mensen, andere vragen, een stapje verder, nog eens iets herhalen... We gaan ook in kleine

groepen op vakantie. Je bepaalt samen met de groep en de begeleiding het programma.

K

Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-

jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van

stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg

vinden in deze maatschappij.

Digistap (deel van federatie Op Stap)

B

Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. Digistap heeft

tot doel een bijdrage te leveren aan het wegwerken van de digitale kloof voor personen met een

verstandelijke handicap. Dat doen we met aangepaste vormingsprojecten in het kader van de

niet-formele educatie; andere sociaal-culturele initiatieven ter ondersteuning van de digitale vaar-

digheden van personen met een verstandelijke handicap en/of hun omgeving; werk te maken van

diverse acties tot verkleinen van de digitale kloof.

K

Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingsprojec-

ten rond gebruik van de PC, digitaal mee zijn, digitale fotografie, allerlei digisnufjes... Ook werken

we rond het gebruik van de sociale media, met een grote aandacht voor de gevaren en problemen

voor onze doelgroep.

Fevlado-Diversus (deel van federatie Vijftact)

B

Fevlado-Diversus streeft naar een inclusieve samenleving met een volwaardig burgerschap voor

doven en slechthorenden. Ze benadert hierbij doofheid vanuit sociaal-cultureel perspectief, met

respect voor ieders eigenheid en communicatiewijze. Ze organiseert hiertoe educatieve, ondersteu-

nende en sensibiliserende activiteiten die een genuanceerde visie op doof- en slechthorendheid

bevorderen, gericht naar doven en slechthorenden, als naar horenden.

KOnze cursussen Vlaamse gebarentaal die we overal in Vlaanderen aanbieden, onze publicaties en

tal van andere activiteiten.

Gezin en Handicap (deel van federatie Vijftact)

B

Gezin en Handicap vzw wil een aanspreekpunt zijn voor al wie te maken krijgt met handicap.

Om de kennis en weerbaarheid van personen met een handicap, hun ouders, broers en zussen...

te vergroten, organiseert Gezin en Handicap sociaal-culturele activiteiten, zoals informatie- en

vormingsavonden over het thema handicap en inclusie. Daarnaast informeert Gezin en Handicap

het publiek, geeft het advies en ondersteuning aan organisaties, zelfhulpgroepen, oudercomités...

Geïnteresseerden kunnen in het documentatiecentrum terecht voor een ruim aanbod aan boeken,

artikels, tijdschriften, dvd’s...

K

De website www.eerstemomenten.be met concrete informatie op maat van jonge ouders, een

antwoord op enkele veelgestelde vragen, tips, nieuws en een forum om je ervaringen met andere

ouders te delen. Een sobere website op maat van ouders van jonge kinderen met een handicap.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 155

Halewynstichting

B

Halewynstichting organiseert vormingswerk voor permanente muziekeducatie met als doel het

actief musiceren te stimuleren, het musiceerniveau te verbeteren en recente muziekstijlen te

ondersteunen. Zij sluit hierbij geen enkele muziekstijl uit. De werking vertrekt primordiaal vanuit

een collectieve, actieve en creatieve participatie van alle deelnemers. Muziek aanleren, ontwikkelen

en uitvoeren in groep stimuleert het actief samenleven.

Halewynstichting biedt hiermee een sociaal-cultureel alternatief voor individueel, passief en repro-

ductief gericht muziekonderwijs.

K

De zomercursussen georganiseerd sinds 1951 door Halewynstichting zijn bedoeld voor een grote

verscheidenheid aan deelnemers, in niveau variërend van beginners tot gevorderden/beroepsmu-

sici: Orkestweek, Cursus Oude Muziek, Jazzcursus en Popweek.

Handicum (deel van federatie Z11)

B

Vzw Handicum is een vormingsorganisatie voor volwassenen. Handicum organiseert projecten,

vormingen en opleidingen met en voor mensen met een beperking en de mensen in hun netwerk

die wij ‘profs*’ noemen. Met profs* bedoelen wij iedereen die zich engageert in de ondersteuning

van mensen met een beperking.

K

In januari 2011 lanceerde Handicum het pilootproject ‘Opleiding tot co-begeleider in de kleuterklas’.

Acht cursisten met een verstandelijke beperking volgden een intensief traject, dat bestond uit tien

opleidingsdagen en een stage in een school in hun buurt. Tijdens de opleidingsdagen leerden ze

meer over de leefwereld van een kleuter, de context van een kleuterklas en over zichzelf in functie

van hun eigen werkplek. Wij ondersteunden de stagescholen in het project. We spreiden het project

de komende jaren verder in Vlaanderen, in samenwerking met de partnerorganisaties van Z11-KR8.

Het Vlaamse Kruis

B

Een autonome pluralistische vrijwilligersorganisatie die als doel heeft EHBO in ieder huisgezin te

brengen. Dat doen we door laagdrempelige opleidingen aan te bieden. Daarnaast leveren wij EHBO-

diensten aan organisatoren van allerlei activiteiten zoals festivals, sportwedstrijden, straatfeesten,

enzovoort. Een derde pijler van onze werking is het ‘niet-dringend liggend ziekenvervoer’: patiënten

die naar en van ziekenhuizen vervoerd moeten worden, maar waarvan het transport niet via het

noodnummer 112 dient te gebeuren.

KNauwe samenwerking met de vzw ‘STOP darmkanker’, gratis AED-opleidingen in samenwerking

met de Vlaamse overheid, actieve deelname aan Perspectief 2020.

Het Grote Plein (deel van federatie Z11)

B

Vzw Het Grote Plein geeft vorming aan volwassen personen met een verstandelijke beperking.

Daarnaast doen we een aantal projecten en geven we via coaching-opdrachten ondersteuning aan

personen met een verstandelijke handicap bij het uitvoeren van bepaalde taken.

K

Het Grote plein werkt vanuit het project ‘Afscheid van het leven’ rond het thema afscheid nemen,

sterven en rouw met volwassenen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders.

We organiseren met de jeugdwerkorganisaties Karavaan en Joker tweejaarlijks een inleefreis naar

het Zuiden. ‘Hola Guatemala’ en ‘Raya Indonesia’ zijn hier voorbeelden van.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

156 PROFIEL VAN DE SECTOR

Motief

B

Motief biedt vorming aan op het snijpunt van levensbeschouwing en samenleving. Levensbeschou-

welijke identiteit, diversiteit en actief pluralisme zijn onze kernthema’s. Motief is een pluralistische

organisatie met wortels en bronnen in verschillende emancipatorische visies.

K

‘Buren zoals we ze (niet) kennen, moslims en niet-moslims onderaan de ladder’. In 2011 en 2012

deed Motief een onderzoek naar de wederzijdse beeldvorming van moslims en niet-moslims in

armoede. We interviewden armoede-organisaties, moslims en niet-moslims in armoede. Daarbij

kwamen thema’s boven als islamofobie, onveiligheidsgevoelens, discriminatie, dienstverlening en

sociaal netwerk. Gaandeweg ontwikkelden we ook werkvormen om het concurrentiedenken tussen

moslims en niet-moslims in armoede te helpen doorbreken. In juni 2012 publiceerden we een rap-

port over het onderzoek en de werkvormen.

Op-Stap

B

Federatie van 3 vormingsinstellingen voor personen met een licht tot matige verstandelijke handi-

cap: De Kei, Digistap en WIEV. Via een socio-culturele werking willen we bijdragen tot het volwaar-

dig burgerschap van personen met een licht tot matig verstandelijke handicap. Het overgrote deel

van ons aanbod richt zich tot de doelgroep zelf, een beperkt deel richt zich tot de steunstructuur

van de doelgroep: ouders, familieleden, vrijwilligers of professionelen.

K

Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-

jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van

stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg

vinden in deze maatschappij.

Impuls

B

Impuls vzw begeleidt teams, organisaties en individuen in hun krachtgericht ontwikkelingsproces.

Door professioneel te groeien, ontdek en ontwikkel je nieuwe mogelijkheden en blijf je alert voor de

dynamiek in je werkomgeving.

K

Impuls vzw stelde haar eerste boek voor: ‘Agressie in hulp- en dienstverlening, van impact op

medewerkers naar een gedragen beleid’. Het boek is een handleiding en steun voor leidinggeven-

den en medewerkers die geregeld met agressie van klanten worden geconfronteerd. Auteurs Mariet

Ghaye en Rita Daneels hebben samen meer dan 30 jaar ervaring in het trainen en begeleiden van

mensen en organisaties in agressiebeheersing.

KR8

B

Federatie van vier sociaal-culturele vormingsorganisaties voor personen met een handicap: Tievo,

VMG, De Brug-Gent (personen met autisme), De Brug-Hasselt.

Via sociaal-cultureel vormingswerk werken aan een volwaardig burgerschap van personen met een

verstandelijke beperking!K zie deelorganisaties

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 157

Natuurpunt Educatie

B

Natuurpunt Educatie is een vormingsinstelling die mensen in contact brengt met natuur, landschap

en biodiversiteit. Door kennis te delen en praktische ervaringen op te doen. Door te beleven en te

genieten en vrijwilligersengagement te vormen. Het educatief aanbod omvat laagdrempelige na-

tuurervaringen, gidsenopleidingen, gespecialiseerde vormingen rond natuur, landschap en erfgoed,

biodiversiteit, en educatie voor duurzame ontwikkelding.

K

Het Natuurpunt Museum en educatieve tuin op de Graatakker in Turnhout vormen de thuis van

Natuurpunt Educatie. Hier worden ook educatieve activiteiten georganiseerd, onder meer rond het

thema natuur en erfgoed. Voor groepen zijn er educatieve dagarrangementen die naast een geleid

bezoek aan het museum en de collecties, ook een themawandeling in een natuurgebied in de

omgeving omvat.

PRH - Persoonlijkheid en Relaties

B

PRH is een vormingsinstelling die gespecialiseerd is in vorming en onderzoek rond het persoonlijk

groeiproces. De vorming richt zich op alle volwassenen en jongvolwassenen die meer inzicht willen

verwerven in zichzelf, die autonomer en steviger door het leven willen gaan, op zoek zijn naar meer

harmonie in hun relaties en die meer kwaliteit aan hun leven willen geven.

PRH ziet de ontplooiing van elke mens en zijn grotere sociale vaardigheid als een krachtige motor

voor de vooruitgang van de samenleving.

Iedereen kan zelfstandig zijn stappenplan uitstippelen op basis van een breed vormingsaanbod.

KCursussen gericht op: talentmanagement; zingeving; beslissingen nemen; bijsturen van gedrag;

een bijdrage leveren binnen groepen of organisaties.

Sig (deel van federatie Vijftact)

B

Sig informeert en sensibiliseert het brede publiek met vorming, publicaties en documentatie over

functioneringsproblemen en hoe hiermee om te gaan. Sig begeleidt en adviseert organisaties met

vragen over inclusie en integratie en zet gespecialiseerde krachten en werkvormen in om de exper-

tise en competentie te verhogen van professionele hulpverleners uit de gezondheids-, welzijns- en

onderwijssector.

K

Onder meer vorming voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) veroorzaakt door

een ongeval, een beroerte, een tumor... Er is ook een aanbod voor hun lotgenoten, partners, mantel-

zorgers, ouders en kinderen. Daarnaast is er een ruim aanbod aan vorming rond allerhande topics

met betrekking tot ontwikkeling en stoornissen bij kinderen, een zeer uitgebreide docudienst, bren-

gen we publicaties uit en zijn we regelmatig met een infostand aanwezig op allerhande activiteiten.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

158 PROFIEL VAN DE SECTOR

TIEVO (deel van federatie KR8)

B

Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. TIEVO schept

mogelijkheden om andere mensen te ontmoeten. Omdat wij het belangrijk vinden dat je je goed

voelt, dat je kan bijleren, doen en beleven, dat je er samen met anderen over nadenkt, gaan wij

samen met jou op zoek naar nieuwe dingen, voor elk wat wils. Het maakt niet uit hoe oud je bent.

We zorgen samen voor een leuke en gezellige sfeer.

K

Foto-Blik van TIEVO: inclusief vormingstraject ism fotograaf waarbij in duo werd gewerkt naar een

fototentoonstelling in het stadsmuseum van Tienen. Actieve cultuurparticipatie is een belangrijk

onderdeel van het vormingswerk en volwaardig burgerschap!

Timotheus-Intuïtie

B

Als gespecialiseerde vormingsinstelling erkend door het ministerie van cultuur, de provincie en stad

Antwerpen is Timotheus actief op het gebied van de niet-formele educatie en legt ze zich toe op

intuïtieve ontwikkeling, bewustzijnsverruiming, persoonlijke groei en levensverdieping.

K

Timotheus-Intuïtie is al meer dan 20 jaren gekend voor haar kwaliteitsvolle jaarcursussen Intuïtieve

Ontwikkeling in heel het Vlaamse land. Daarnaast was de vzw initiatiefnemer van projecten als:

‘Hoeders van de Stad’, Transreligiosa, Perspectief 2015, Levenssporen, Film met intuïtie samen met

Kinepolis.

Timotheus-Intuïtie maakt deel uit van het Timotheus project waarvan ook vzw Magma, vzw Epeca,

vzw Creator deel uitmaken.

Uitstraling Permanente Vorming (UPV)

B

UPV doet aan wetenschapspopularisering. Via educatieve activiteiten zorgt UPV ervoor dat u in uw

vrije tijd iets opsteekt over alle mogelijke wetenschapstakken, gaande van cultuurwetenschappen

over geneeskunde tot de toekomststudies.

KSuccesvolle reeksen zoals ‘Dokter, mag ik u wat vragen?’ in het UZ Brussel of andere interactieve

voordrachten met wetenschappelijke experts, verspreid over heel Vlaanderen.

Stichting Lodewijk de Raet

B

Stichting Lodewijk de Raet wil meebouwen aan een samenleving die haar complexe uitdagingen

effectief aanpakt. Iedere procesbegeleiding en iedere vorming kenmerkt zich door een relationeel-

creatieve aanpak. Afstemmen met opdrachtgever, partner en participanten staat centraal. Eigen

expertise wordt naast die van de cliënten gelegd, aanwezige krachten worden gewaardeerd en

verder gemobiliseerd. Betrokkenen brengen vanuit deze cocreatieve benadering hun uitdagingen

vanuit verschillende perspectieven in kaart, bedenken zelf innovatieve oplossingen en gaan over tot

gedragen acties.

K

‘Cocreatief leiderschap. Mierenspel’ is de titel van de publicatie die Stichting Lodewijk de Raet in

het voorjaar van 2012 uitbracht via uitgeverij Garant. Het bevat de visie van de organisatie over hoe

je groepen begeleidt wanneer uitdagingen complex en oplossingen nog niet bekend zijn.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 159

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds

B

Universiteit Vrije Tijd wil een antwoord bieden op de vraag van vele individuen en op de behoefte

van de samenleving om informeel te leren over het thema ‘Geschiedenis voor morgen. Cultuur en

samenleving in historisch perspectief’. Daarbij wordt geschiedenis niet gezien als een opsomming

van namen, jaartallen

en feiten, maar als het boeiende samenspel van mensen en groepen in de ontwikkeling van cultu-

ren en samenlevingen. Cultuur en kunst nemen daarin een belangrijke plaats in, onder meer ook

omdat ze als direct toegankelijke verschijningsvormen uit het verleden nu nog door vele mensen

worden beleefd.

VIBEG (deel van federatie Z11)

B

VIBEG staat voor Vormingsinstituut voor Begeleiding van Personen met een Handicap. Wij zijn een

sociaal-culturele vormingsinstelling die werkt met en voor mensen met een handicap en mensen die

met hen samen leven en werken.

Voor professionelen uit de gehandicaptenzorg en aanverwante sectoren organiseren wij vorming over

handicap- en zorg-gerelateerde onderwerpen.

VIBEG werkt mee aan een inclusieve samenleving en de emancipatie van mensen met een handicap.

K

‘Omgaan met anderen: leer het stap voor stap’: een cursuspakket dat VIBEG speciaal voor mensen

met een verstandelijke beperking heeft uitgewerkt. De cursisten leren stap voor stap een aantal

basisvaardigheden die nodig zijn om met andere mensen te kunnen omgaan. Per module leert de

cursist een andere vaardigheid: een praatje maken, een complimentje geven, opkomen voor je

mening, iets bespreken...

Vijftact

B

Vijftact overkoepelt vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap en hun omgeving: centrum

ZitStil, Fevlado-Diversus, Gezin en Handicap, Sig en de Vlaamse Dienst Autisme. Samen ijveren we

voor inclusie, voor juiste beeldvorming over handicap en voor volwaardige participatie van mensen

met een handicap aan de samenleving. We vormen, informeren en sensibiliseren over leven en

samenleven met een handicap. Vijftact bundelt hun kennis en expertise om de werking van de vijf

organisaties op elkaar af te stemmen, hun netwerk te verbreden en samen werk te maken van meer

kwaliteit.

K

Het sensibiliseringsproject: ‘Iedereen een label?’ – in samenwerking met Vormingplus en de vijf

Vlaamse provinciebesturen - waarmee we het aandurfden om de discussie over etiketteren of

labelen en de gevolgen daarvan op in- en uitsluiting, vanuit verschillende invalshoeken op gang te

brengen.

Een label of etiket maakt bijzonder, maar betekent ook anders, niet ideaal. Een label vraagt om

begrip, schept duidelijkheid, maakt zichtbaar en geeft toegang tot bepaalde diensten. Maar een

label kan ook een excuus worden en leiden tot stigmatisering.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

160 PROFIEL VAN DE SECTOR

VMG (deel van federatie KR8)

B

Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. VMG wil de vragen,

verwachtingen en eisen van mensen met een verstandelijke beperking ondersteunen en zoeken hoe

deze kunnen gerealiseerd worden in werk, familie, leefgroep, voorzieningen en samenleving.

We doen dit via het vormingswerk. In kleine groepen vertrekken we vanuit eigen ervaringen, zo leren

mensen veel van elkaar.

VMG vindt de inbreng van familie, vrienden en vrijwilligers van groot belang. Hun ondersteuning is net

zo betekenisvol als de dienstverlening van professionele medewerkers.

KCongressen van VMG (’95, ’99 en ’08) waar mensen met een beperking zelf het woord nemen over

hun leven en welke ondersteuning ze hierbij verwachten.

Vorming en Actie

B

Vorming en actie is een vormingsinstelling verbonden met het ABVV. Via educatie en ondersteuning

bevorderen we de culturele, maatschappelijke en sociaal-economische participatie van werknemers

en werkzoekenden.

We ontwikkelen competenties bij werknemers die syndicaal actief (willen) zijn in hun onderneming.

Hun ervaringen zijn het uitgangspunt, actieve werkvormen en samenwerking spelen een essentiële

rol. De ABVV visie is ons kompas. Zo worden onze deelnemers voortrekkers in het sociaal overleg en

de sociale actie.

We willen werkzoekenden sterker maken en hun kansen verhogen op duurzaam werk via informatie

en vorming en door samen actie te voeren voor meer sociale gelijkheid.

K

Via de promotie van het aanbod van vormingen en info voor werkenden en werkzoekenden in het

ledenblad ‘De Nieuwe Werker’. Via mond-tot-mondreclame van de deelnemers aan initiatieven. Via

de site van het Vlaams ABVV, de sites van de gewestelijke afdelingen. Via de programmaboekjes

en folders die in de gewestelijke afdelingen verspreid worden. Kandidatendag: georganiseerd naar

aanleiding van de sociale verkiezingen. Congres: op Vlaams niveau en gewestelijk niveau.

Vlaamse Dienst Autisme (deel van federatie Vijftact)

B

De Vlaamse Dienst Autisme (VDA), partner binnen het samenwerkingsverband Autisme Centraal heeft

tot doel de levenskwaliteit te verhogen van mensen met een stoornis in het autismespectrum. VDA

verhoogt de knowhow over autisme en de deskundigheid in de praktijk via kwaliteitsvolle vorming en

opleiding, toegankelijke informatie en documentatie, praktische ondersteuning en advisering voor de

personen met de stoornis zelf, hun ouders en familieleden, dienstverleners en het ruime publiek en via

sensibiliserende activiteiten.

K

‘Hier probeert men autismevriendelijk te zijn’. Vlaamse Dienst Autisme verlaagt de drempel tussen

de werelden van mensen met en mensen zonder autisme. We doen dit onder andere door middel

van een ruime variatie toegankelijke publicaties en een tijdschrift. Meer info en gratis proefnummer

op: www.autismecentraal.com. Initiatiefnemers van autismevriendelijke projecten kunnen terecht

bij Vlaamse Dienst Autisme voor advies bij de start van hun project. Iedereen kan het logo ‘hier

probeert men autismevriendelijk te zijn’ aanvragen.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 161

Vormingscentrum Opvoeding Kinderopvang (VCOK)

B

VCOK is een vormingscentrum gespecialiseerd in opvoeding, kinderopvang, adoptie en bemiddeling.

We hebben een eigenzinnige visie op opvoeden. Opvoeden is voor ons een gedeelde maatschappelijke

verantwoordelijkheid, opvoeden doe je niet alleen. Opvoeden is altijd contextgebonden, elke situatie is

anders, elk kind is anders en elke ouder is anders. We maken vormingscontexten waarin ouders van

elkaar en van de expert kunnen leren en kennis opbouwen. We kiezen uitdrukkelijk voor samenwer-

king met andere organisaties als element van publieksbereik.

K

‘Ouders als Onderzoekers’ is een tocht die zestig ouders, tien procesbegeleiders en zes weten-

schappers in vijf onderzoeksgroepen in Vlaanderen samen hebben ondernomen. Een onderzoek-

stocht naar wat het betekent om je kind te laten opgroeien in een sociale hoogbouwwijk, naar

het vinden van toegankelijke informatie als je een ouder in armoede bent, naar erkenning als

thuiswerkende allochtone moeder of naar een goede communicatie met leerkrachten op de school

van je kind. Het bijbehorende boek is gratis te bekomen.

Vormingsinstituut Rode Kruis-Vlaanderen

B

Vormingsinstituut Rode Kruis-Vlaanderen is een zelfstandige vzw die ingebed is in de ruimere struc-

tuur van Rode Kruis-Vlaanderen. Onze missie is om de inwoners van Vlaanderen en het Brussels

Hoofdstedelijk Gewest (vanaf 16 jaar) zelfredzaam te maken op gebied van eerstehulpverlening en

ongevallenpreventie.

K

Eerstehulpopleidingen en -publicaties: Rode Kruisvrijwilligers in lokale afdelingen organiseren tal

van vormingen voor de bevolking waarin de eerste hulp bij (niet-) levensbedreigende letsels en

aandoeningen wordt aangeleerd. Het Hartveilig-project wil de overlevingskans van een slachtoffer

bij een hartstilstand vergroten én de eerstehulpcapaciteit van de bevolking vergroten. Dit gebeurt

door zoveel mogelijk automatische externe defibrillatoren (AED’s) te plaatsen en zoveel mogelijk

mensen te informeren en op te leiden in reanimatie en het gebruik van een AED.

WIEV (deel van federatie Op-Stap)

B

Het WIEV is een onafhankelijke, pluralistische vormingsinstelling voor volwassen personen met een

verstandelijke beperking en hun omgeving (ouders, verwanten, vrijwilligers en professionelen). Via

aangepaste, creatieve vormingsactiviteiten in een onafhankelijke setting leveren we een bijdrage

aan de participatie, emancipatie en ontplooiing van personen met een verstandelijke beperking. Ook

werken we aan de bewustmaking van ouders, verwanten, vrijwilligers en professionelen voor het

emancipatieproces van mensen met een verstandelijke beperking.

K

Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-

jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van

stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg

vinden in deze maatschappij.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

162 PROFIEL VAN DE SECTOR

WiSPER

B

WiSPER staat voor cursussen en workshops audiovisuele en beeldende kunsten, dans, literatuur, mu-

ziek en theater / voor 18+ / in Leuven, Gent, Antwerpen en andere plekken in Vlaanderen / voor begin-

ners en gevorderden / in alle mogelijke formules, in het weekend, overdag, ‘s avonds, kort, lang...

KEen zeer gevarieerd aanbod van korte cursussen en workshops voor beginners in Leuven, Gent en

Antwerpen; WiSPER LuX: intensieve artistieke cursussen voor fijnproevers.

Z11

B

Federatie van drie sociaal-culturele vormingsorganisaties voor personen met een handicap: VIBEG,

Handicum en Het Grote Plein. Via sociaal-cultureel vormingswerk werken aan een volwaardig burger-

schap van personen met een verstandelijke beperking!K zie deelorganisaties

Zorg-Saam

B

Zorg-Saam is een vormingsinstelling gespecialiseerd in ‘zorg’.

Door vorming wil Zorg-Saam bijdragen aan het herwaarderen van zorg.

Mensen geven en ontvangen zorg en juist die zorg vormt de bindende schakel tussen mensen.

Centraal in de werking van Zorg-Saam staat het zorgvaardiger worden van mensen, het kwalita-

tief groeien als persoon in het zorgend omgaan met mensen. Zorg-Saam ontwikkelde een sterke

deskundigheid rond zorg voor kinderen, ouderen, zieken, kansarmen, palliatieve zorg, rouw en verlies,

kritische fases in de levensloop, welzijn en gezondheid.

KJaarlijkse studiedagen rond actuele thema’s in zorg en welzijn, in 2012 Allergie en zorg, in 2013

Hooggevoeligheid. Kwaliteitsvolle vorming, ook voor kortgeschoolden.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 163

1.6.2. DE WERKING IN CIJFERS

1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen?

2011

het aantal educatieve activiteiten 11.406

het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten 222.130

het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) 108.719

het aantal uren niet-formele educatie 102.014

overige 6.705

gemiddeld aantal uren per activiteit 9,5

gemiddeld aantal deelnemers per activiteit 20,0

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

aantal activiteiten

vergelijkingsbasis

20082007 2009 2010 2011

14.000

12.000

10.000

8.000

6.000

4.000

2.000

0

LVI: evolutie aantal educatieve activiteiten

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

164 PROFIEL VAN DE SECTOR

LVI: evolutie aantal deelnames

300.000

250.000

200.000

150.000

100.000

50.000

0 aantal deelnames

vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

Vergelijkingsbasis

Doorheen de jaren verdwenen vier vormingsinstellingen uit het decreet. Sinds de start van de jongste beleidsperiode (2011)

kwam er één instelling (Het Vlaamse Kruis) bij. Het komen en gaan van organisaties in de werksoort maakt vergelijkingen in

de tijd moeilijk. Daarom geven we in bovenstaande grafieken twee tendensen: de reële tendens van de werksoort ‘as is’ en de

(netto) vergelijkingsbasis met uitzuivering van vertrekkers en nieuwkomers. De vergelijkingsbasis toont dus de evolutie bij de

organisaties die bij alle metingen in de populatie zaten.

In 2010 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.406 educatieve activiteiten plaats. Dat aantal zit sinds 2011 in de lift. Die

hausse wordt echter veroorzaakt door één instelling die de eigen wijze van registreren grondig heeft bijgewerkt. Zonder deze ingreep

is het beeld stabiel.

De instellingen bereikten zo’n 222.000 deelnemers. In 2011 zien we voor het tweede jaar op rij een lichte daling (-2,6 %) van het

aantal deelnemers ten opzichte van het jaar voordien – dit ondanks de gevoelige stijging bij één organisatie. Wellicht speelt hier het

effect van de afschaffing van de opleidingscheques (sinds 2010) en de stilaan nijpende besparingen (cumulatief sinds 2009) voor de

vormingsinstellingen. De evolutie van het aantal deelnemers vertoont weliswaar geen homogeen beeld. Sommige organisaties trek-

ken meer deelnemers aan, andere minder.

Op vergelijkingsbasis zien we een lichte vooruitgang in het aantal deelnemers van om en bij de 6,5 % sinds de start van de metingen.

PROFIEL VAN DE SECTOR 165

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

aantal uren

educatie

vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011

140.000

120.000

100.000

80.000

60.000

40.000

20.000

0

LVI: evolutie aantal uren educatieve activiteiten (niet-formeel en overige)

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

LVI: evolutie aantal uren niet-formele educatie

120.000

100.000

80.000

60.000

40.000

20.000

0

aantal uren niet-

formele educatie

vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

166 PROFIEL VAN DE SECTOR

aantal uren

overige educatie

vergelijkingsbasis

20082007 2009 2010 2011

14.000

12.000

10.000

8.000

6.000

4.000

2.000

0

LVI: evolutie aantal uren overige educatie

nieu

we

bele

idsp

erio

de 2

011-

2015

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

De stijging in het aantal uren wordt, net als bij de activiteiten, veroorzaakt door één instelling die de eigen wijze van registreren gron-

dig heeft bijgewerkt. Zonder deze ingreep is het beeld stabiel tot licht dalend.

Opvallend is dat sinds 2009 de instellingen hun aanbod steeds meer categoriseren als niet-formele educatie. Andere vormen van

educatie worden afgebouwd. Dat beeld is algemeen voor alle instellingen die andere/’overige’ educatie organiseren.

PROFIEL VAN DE SECTOR 167

LVI: hoeveel van de uren zijn uren niet-formele educatie?

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm

van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog

op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek

gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.”

94% van de gepresteerde uren in 2010 zijn uren niet-formele educatie. Dat aandeel zit sinds 2009 in de lift (+5 procentpunt).

2. De vormingsuren van nabij bekeken

Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in

aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?

2011

het aantal uren educatieve activiteiten (niet-formeel en overige) 108.719 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie 102.014 93,8%

overige 6.705 6,2%

6% overige

94% niet-formele educatie

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

168 PROFIEL VAN DE SECTOR

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 91% in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van

het decreet. Een aandeel dat sinds 2007 gestaag in de lift zit (+7 procentpunt). Het aanbod aan niet-formele educatie wordt dus

meer en meer conform aan het decreet.

9% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

91% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet

11 Bijkomende bepalingen in het decreet (die in 2012 versoepeld werden):- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24);- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1);- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3);- bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).

LVI: hoeveel uren niet-formele educatie zijn subsidieerbaar?

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?

Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een

programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is subsidieerbaar.

Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een

handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria11. De

activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring.

2011

het aantal uren niet-formele educatie 102.014 100,0%

het aantal uren niet-formele educatie,

subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet92.341 90,5%

het aantal niet-subsidieerbare uren niet-formele educatie 9.673 9,5%

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 169

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

LVI: Hoeveel subsidieerbare uren worden effectief gesubsidieerd?

De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een vooraf vastgelegd aantal uren. Dit zijn de zogenaamde

urennormen. Deze urennormen zijn niet variabel en staan dus los van het werkelijke aantal gepresteerde uren. Alle urennormen van

de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 68.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 74 % van de uren die subsi-

dieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (92.341) daadwerkelijk gesubsidieerd wordt door de overheid. Een vijfde wordt dus

niet gesubsidieerd en vormt een ‘decretale marge’.

2011

het aantal uren niet-formele educatie,

subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet 92.341 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) 68.324 74,0%

het aantal ongesubsidieerde uren dat subsidieerbaar is (de ‘decretale marge’) 24.017 26,0%

26% ongesubsidieerd (‘decretale marge’)

74% gesubsidieerd (urennorm)

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

170 PROFIEL VAN DE SECTOR

Overzicht

Hieronder geven we een schematisch overzicht van de stapsgewijze ontleding van de uren die we hierboven deden. We geven telkens het

proportionele aandeel van de verschillende types uren (niet-formeel, subsidieerbaar, gesubsidieerd).

totaal gepresteerde uren

108.719

subsidieerbaar

91%92.341

niet-formele educatie

94%102.014

overige

6%6.705

niet subsidieerbaar

9%9.673

gesubsidieerd

74%68.324

ongesubsidieerd

26%24.017

100%

100%

100%

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 171

Welk aandeel van de uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

LVI: Hoeveel uren niet-formele educatie worden effectief gesubsidieerd?

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt 67 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid

Hier gaan we na wat het aandeel gesubsidieerde uren is op het totaal aantal gepresteerde uren niet-formele educatie (subsidieerbaar

en niet-subsidieerbaar).

2011

het aantal uren niet-formele educatie 102.014 100,0%

het aantal uren educatieve activiteiten

erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) 68.324 67,0%

het aantal ongesubsidieerde uren niet-formele educatie 33.690 33,0%

33% niet-formele educatie ongesubsidieerd

67% niet-formele educatie gesubsidieerd

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

172 PROFIEL VAN DE SECTOR

3. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies?

2011

Antwerpen 23.872 23,4%

Brussel 3.450 3,4%

Limburg 11.528 11,3%

Oost-Vlaanderen 26.868 26,3%

Vlaams-Brabant 17.726 17,4%

West-Vlaanderen 16.220 15,9%

andere 2.350 2,3%

102.014 100,0%

LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie12

23% 3% 11% 26% 17% 16% 2%

28% 13% 23% 17% 19%

Antwerpen Brussel LimburgOost-

VlaanderenVlaams-Brabant

West-Vlaanderen

andere

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

aandeel uren

niet-formele

educatie

aandeel bevolking

Vlaams Gewest 22

Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams

Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclu-

sief Brussel) en 23 % van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie. De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie

is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormings-

uren plaats. Brussel vertegenwoordigt 3 % van het totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten (2 %) vond plaats buiten

Vlaanderen of Brussel, of is niet aan één provincie toe te wijzen.

12 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 31/12/2010. Bron: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Bevolking en Instellingen (2012).

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 173

4. De werking vergelijkenderwijs

Hieronder geven we de werkingscijfers, uitgesplitst per soort vormingsinstelling. Zoals hoger vermeld, bestaat de werksoort van de

landelijke vormingsinstellingen uit een aantal subgroepen van organisaties:

- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;

- 3 syndicale vormingsinstellingen;

- 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap;

- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (Vijftact).

Gespecialiseerde vor-

mingsinstellingen

(N = 17)

Syndicale

vormingsinstellingen

(N = 3)

Vormingsinstellingen

voor personen met een

handicap en Vijftact

(N = 3+1)

TOT LVI

(N = 24)

Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt?

het aantal

educatieve activiteiten 6.648 3.368 1.390 11.406

het aantal deelnemers aan

de educatieve activiteiten 128.280 52.476 41.374 222.130

Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?

het aantal uren

educatieve activiteiten

(niet-formeel en overige) 67.007 100,0% 27.991 100,0% 13.721 100,0% 108.719 100,0%

het aantal uren

niet-formele educatie 60.478 90,3% 27.991 100,0% 13.545 98,7% 102.014 93,8%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?

het aantal uren

niet-formele educatie 60.478 100,0% 27.991 100,0% 13.545 100,0% 102.014 100,0%

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar vol-

gens de criteria van het decreet 51.468 76,8% 27.991 100,0% 12.882 95,1% 92.341 90,5%

Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?

het aantal uren niet-formele

educatie, subsidieerbaar

volgens de criteria

van het decreet 51.468 100,0% 27.991 100,0% 12.882 100,0% 92.341 100,0%

het aantal uren educatieve

activiteiten erkend en

gesubsidieerd door

de overheid (urennorm) 36.409 70,7% 21.695 77,5% 10.213 79,3% 68.317 74,0%

Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd?

het aantal uren

niet-formele educatie 60.478 100,0% 27.991 100,0% 13.545 100,0% 102.014 100,0%

het aantal uren educatieve

activiteiten erkend en

gesubsidieerd door

de overheid (urennorm) 36.409 60,2% 21.695 77,5% 10.213 75,4% 68.317 67,0%

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

174 PROFIEL VAN DE SECTOR

De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2011 in totaal 67.007 uren. Hiervan zijn 60.478 uren of 90 % niet-formele

educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dat meer. Zij

besteden respectievelijk 100 % en 99 % van hun uren aan niet-formele educatie.

Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij de

gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact komen respectievelijk

77 % en 95 % van de uren niet-formele educatie volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiëring. Bij de

syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige aanbod aan de criteria van het decreet.

Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de

gespecialiseerde vormingsinstellingen 71 % door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale

vormingsinstellingen is dit 78 %, bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dit 79 %.

Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (78 %) door de

overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en

Vijftact moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 60 % en 75 % subsidiëring.

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

PROFIEL VAN DE SECTOR 175

1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING

176 PROFIEL VAN DE SECTOR

DE MEDEWERKERS

DEEL 2

HOOFDSTUK 2

DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR

178 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.1 bevindingen2. DE MEDEWERKERS

besparingen: de sector bespaarde in 2011 voor het eerst sinds de metingen op personeelskosten. Het aantal personeelsleden en voltijdse equivalenten in de sector kromp. Vooral de Vormingplus-centra verloren mensen (-10 % in koppen, -13 % in voltijdse equivalenten op een jaar tijd).

1.936 personeelsleden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk: de sector telt in totaal zo’n 2.170 personeelsleden, waarvan er 1.936 worden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. 196.501 vrijwilligers doen de motor van de sector draaien. Het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers vind je bij de verenigingen.

5.338 inhoudelijke freelancers: de sector doet een beroep op de diensten van 5.338 freelancers die op het inhoudelijke (sociaal-culturele) aspect van het werk betrokken zijn. Verhoudingsgewijs schakelen de Vormingplus-centra het meeste freelancers in.

70 % van de personeelsleden is vrouw

het personeelsverloop bedraagt 12 %: het verloop in de sector ligt onder de nationale gemiddeldes, maar neemt jaar na jaar toe. 5,7 % van de werknemers verliet haar organisatie op eigen initiatief (vrijwillig) 5,5 % vertrok onvrijwillig (bij 1 % is de reden onbekend). Het verloop is het grootst bij jonge mensen en bij de Vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen.

68 % van de personeelsleden werkt inhoudelijk: twee derde van de personeelsleden voert een inhou-delijke (sociaal-culturele) opdracht uit, 32 % werkt ondersteunend.

de gemiddelde leeftijd van personeelsleden is 42 jaar. De leeftijdsverdeling volgt grosso modo het Vlaamse gemiddelde. De bewegingen hebben het jongste personeelsbestand. We zien een gestage toe-name van de gemiddelde leeftijd.

een personeelslid werkt gemiddeld 9,1 jaar bij haar organisatie. De gemiddelde dienstanciënniteit stijgt jaar na jaar.

76 % is hoog opgeleid: 41 % van de personeelsleden heeft een Bachelor-diploma, 35 % heeft een Master-diploma. Het SCVW is in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde een hoogopgeleide sector.

46 % werkt deeltijds: het aandeel deeltijds werkenden neemt gestaag toe in de sector. Die trend zien we ook in het bredere Paritair Comité en Vlaanderen. Vooral vrouwen werken deeltijds.

2.1 BEVINDINGEN

MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR 179

2.2 STAALKAART VAN DE MEDEWERKERS

2.2.1 INLEIDING

Hierna geven we een staalkaart van het contingent medewerkers waarop het sociaal-cultureel volwassenenwerk een beroep kan doen.

We beperken ons hier tot de belangrijkste kenmerken die de personeelssamenstelling van de sector bepalen.

2.2.2 OVERZICHTSTABEL

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

2011

het aantal personeelsleden binnen de sector 2.170 100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 89,2%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

mannen 586 30,3%

vrouwen 1.350 69,7%

het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 586 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 452 77,1%

met een ondersteunende opdracht 134 22,9%

het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.350 100,0%

met een inhoudelijke opdracht 857 63,5%

met een ondersteunende opdracht 493 36,5%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 1.309 67,6%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht 627 32,4%

organisaties volgens aantal personeelsleden 1231 100,0%2

minder dan 3 9 7,3%

van 3 tem 4 17 13,8%

van 5 tem 9 35 28,5%

van 10 tem 19 32 26,0%

van 20 tem 29 9 7,3%

van 30 tem 39 7 5,7%

van 40 tem 49 6 4,9%

van 50 tem 99 7 5,7%

100 of meer 1 0,8%

1 Situatie zoals op 31/12/2011: 55 verenigingen, 31 bewegingen, 13 Vormingplus-centra, 24 landelijke vormingsinstellingen.2 Door afrondingen van deelcijfers kan in dit deel een miniem verschil optreden met de totalen.

180 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 15 tem 19 jaar 2 0,1%

van 20 tem 24 jaar 35 1,8%

van 25 tem 29 jaar 232 12,0%

van 30 tem 34 jaar 306 15,8%

van 35 tem 39 jaar 267 13,8%

van 40 tem 44 jaar 212 11,0%

van 45 tem 49 jaar 278 14,4%

van 50 tem 54 jaar 322 16,6%

van 55 tem 59 jaar 218 11,3%

60 jaar en ouder 64 3,3%

de dienstanciënniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 0 tem 4 jaar 791 40,9%

van 5 tem 9 jaar 389 20,1%

van 10 tem 14 jaar 290 15,0%

van 15 tem 19 jaar 155 8,0%

van 20 tem 24 jaar 141 7,3%

van 25 tem 29 jaar 83 4,3%

van 30 tem 34 jaar 61 3,2%

35 jaar en meer 26 1,3%

het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 56 2,9%

diploma Secundair Onderwijs 410 21,2%

Bachelor-diploma 789 40,8%

Master-diploma 681 35,2%

aantal personeelsleden dat voltijds werkt 1.038 53,6%

aantal personeelsleden dat deeltijds werkt 898 46,4%

het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector 1.724 100,0%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW 1.455 84,4%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW

voor een inhoudelijke opdracht 1.047 72,0%

het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht 408 28,0%

het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 5.338

het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 196.501

PROFIEL VAN DE SECTOR 181

3 Dus zonder: De Rode Antraciet (uit sinds 2008), Atelier Cirkel (uit sinds 2009), EVO (uit sinds 2009), VCOV (uit sinds 2009), Inverde (uit sinds 2010), Bedevaart naar de graven aan de IJzer (uit sinds 2011), IMAVO (uit sinds 2011), Integraal (uit sinds 2011), Sociumi (uit sinds 2011), Vebruikersateljee (uit sinds 2011), VOSOG (in sinds 2010), ADR Vlaanderen (in sinds 2011), Oxfam-Wereldwinkels (in sinds 2011), De Vlaamse Volkstuin (in sinds 2011), Climaxi (in sinds 2011), Merhaba (in sinds 2011), Samenhuizen (in sinds 2011), Waerbeke (in sinds 2011), Onafhankelijk Leven (in sinds 2011).

2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

2007 2008 2009 2010 2011

het aantal personeelsleden

binnen de sector 2.230 2.157 2.167 2.188 2.170 100,0%

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 1.930 1.956 1.936 89,2%

2007 2008 2009 2010 2011

het aantal voltijdse equivalenten

binnen de sector 1.824 1.789 1.792 1.783 1.724 100,0%

het aantal voltijdse equivalenten

ingezet voor het SCVW 1.514 1.426 1.447 1.467 1.455 84,4%

1.936 personeelsleden

1. Personeelsleden

De organisaties in de sector stellen samen 2.170 mensen tewerk. 1.936 of 89% daarvan wordt minstens voor een deel ingezet voor

het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

In voltijdse equivalenten (vte) uitgedrukt, bedraagt de tewerkstelling in de sector 1.724 vte. 1.455 vte of 84% daarvan wordt ingezet

voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

Om zinvolle uitspraken te kunnen doen over de evolutie van het personeel in de sector, moeten we abstractie maken van de in- en

uitstroom van organisaties. Organisaties die komen en gaan vertekenen immers de tendensen. Daarom geven we hierboven een net-

totrend (de vergelijkingsbasis) weer. Enkel de gegevens van de organisaties die de laatste vier registratiejaren hebben meegemaakt,

zijn in bovenstaande grafiek opgenomen3.

SCVW: personeelsevolutie (op vergelijkingsbasis)

2.500

2.000

1.500

1.000

500

0

2008 2009 2010 2011

vte ingezet

voor SCVW

koppen ingezet

voor SCVW

vte totaal

182 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

We zien op vergelijkingsbasis een daling van zowel koppen als voltijdse equivalenten (al dan niet ingezet voor SCVW): - 2 % in

2011 ten opzichte van 2010 en 2009. De daling is voor een groot deel toe te wijzen aan de krimp in het personeelsbestand bij de

Vormingplus-centra (zie grafiek hieronder). Ook bij de verenigingen is een lichte krimp merkbaar.

De Vormingplus-centra of volkshogescholen verloren ten gevolge van ingrijpende besparingen vanaf 2011 een aanzienlijk deel van

hun staf: -10 % in koppen, -13 % in voltijdse equivalenten op een jaar tijd.

Verderop in dit hoofdstuk rapporteren we steeds over de sector ‘as is’ op het moment van de registratie. We tonen dus telkens het

bruto beeld, ongeacht effecten van in- en uitstroom van organisaties.

VHS: personeelsevolutie bij volkshogescholen

250

200

150

100

50

0 vte ingezet

voor SCVW

koppen ingezet

voor SCVW

20082007 2009 2010 2011

organisaties volgens aantal personeelsleden 123 100,0%

minder dan 3 9 7,3%

van 3 tem 4 17 13,8%

van 5 tem 9 35 28,5%

van 10 tem 19 32 26,0%

van 20 tem 29 9 7,3%

van 30 tem 39 7 5,7%

van 40 tem 49 6 4,9%

van 50 tem 99 7 5,7%

100 of meer 1 0,8%

SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden

40

35

30

25

20

15

10

5

09 17 35 32 9 7 6 7 1

minder dan 3

van 3 tem 4

van 5 tem 9

van 10 tem 19

van 20 tem 29

van 30 tem 39

van 40 tem 49

van 50 tem 99

100 of meer

PROFIEL VAN DE SECTOR 183

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

Eén op vijf organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De helft van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in

dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden. De kleinste organisatie

heeft één personeelslid in dienst, de grootste telt er 141.

Hieronder tonen we de verdeling van de personeelsleden per werksoort.

Bij de verenigingen vind je de grootste organisaties. Wel zijn er in deze werksoort grote verschillen. De mediaan ligt op 10 personeels-

leden. Bij de Vormingplus-centra zijn er het minste extremen. 9 van de 13 Vormingplus-centra hebben 10 tot 19 personeelsleden in

dienst.

De bewegingen zijn het kleinst bestaft: de mediaan ligt een stuk lager, op 5 personeelsleden.

mediaan

SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden

160

140

120

100

80

60

40

20

0

10

0 20 40 60 80 100 120

VER BEW VHS LVI

het aantal personeelsleden

ingezet voor het SCVW 1.096 253 180 407

organisaties volgens

aantal personeelsleden 55 31 13 24

minder dan 3 4 7,3% 4 12,9% 0 0,0% 1 4,2%

van 3 tem 4 5 9,1% 10 32,3% 0 0,0% 2 8,3%

van 5 tem 9 18 32,7% 8 25,8% 3 23,1% 6 25,0%

van 10 tem 19 10 18,2% 5 16,1% 9 69,2% 8 33,3%

van 20 tem 29 6 10,9% 0 0,0% 0 0,0% 3 12,5%

van 30 tem 39 4 7,3% 2 6,5% 1 7,7% 0 0,0%

van 40 tem 49 2 3,6% 1 3,2% 0 0,0% 3 12,5%

van 50 tem 99 5 9,1% 1 3,2% 0 0,0% 1 4,2%

100 of meer 1 1,8% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%

mediaan aantal personeels-

leden per organisatie 10 5 13 11

gemiddelde: 17,6

184 PROFIEL VAN DE SECTOR

Niet al het werk wordt door personeelsleden gedaan. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de

inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht wordt gebruik gemaakt.

Daarom geven we hieronder de cijfers over de inzet van vrijwilligers en verderop van freelancers in de sector. Zo is het plaatje van de

totale ‘work force’ in de sector compleet.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

2. Vrijwilligers

196.501 vrijwilligers

2007 2008 2009 2010 2011

het aantal vrijwilligers

ingezet voor het SCVW

233.215 224.275 184.474 193.303 196.501

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2011 rekenen op de inzet van ruim 196.000 vrijwilligers. De cijfers hierboven zijn de

bruto-cijfers voor de sector als geheel, inclusief effecten van organisaties die in- of uitstroomden in de sector (zie ook hoger voor het

verschil tussen netto en bruto).

Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit:

VER BEW VHS LVI SCVW

vrijwilligers 184.288 93,8% 5.732 2,9% 385 0,2% 6.096 3,1% 196.501 100,0%

De verenigingen zijn goed voor 94 % van de vrijwilligers.

De sector maakt gebruik van de diensten van zo’n 5.300 inhoudelijke freelancers.We peilden voor de tweede keer ook naar de inzet

van ondersteunende freelancers. Dat zijn freelancers die niet op het inhoudelijke (sociaal-culturele) aspect van het werk betrokken zijn:

freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke... We tellen er een 200-tal. De cijfers hierboven zijn de bruto-

cijfers voor de sector als geheel, inclusief effecten van organisaties die in- of uitstroomden in de sector (zie ook hoger voor het verschil

tussen netto en bruto).

3. Freelancers

5.338 freelancers

2007 2008 2009 2010 2011

het aantal freelance medewerkers

ingezet voor het SCVW

met een inhoudelijke opdracht4 5.238 5.185 4.790 5.173 5.338

het aantal

ondersteunende freelancers5 140 198

4 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.)

5 Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke...

PROFIEL VAN DE SECTOR 185

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

VER BEW VHS LVI SCVW

inhoudelijke

freelancers 2.180 40,8% 142 2,7% 1.634 30,6% 1.382 25,9% 5.338 100,0%

ondersteunende

freelancers 58 29,3% 55 27,8% 33 16,7% 52 26,3% 198 100,0%

De Vormingplus-centra maken per organisatie het meeste gebruik van de diensten van freelancers.

6 De personeelsleden die onze sector verlieten door het vertrek van hun organisatie uit de sector, worden hier niet meegerekend. Ook de evoluties bij personeelsleden die niet voor het sociaal-cultureel werk worden ingezet, worden niet meegerekend. We berekenen het verloop op de wijze die Securex hanteert: het aantal vertrekkers delen door het jaarcijfer (2011) x 100.

7 Bij vrijwillig verloop neemt de werknemer zelf het initiatief tot verloop. De werknemer kiest er zelf voor om zijn organisatie te verlaten. Volgende subty-pes van verloop rekenen we tot het vrijwillig verloop: ‘opzeg werknemer’ (met opzegtermijn), ‘eenzijdige wijziging/verbreking door werknemer’ (zonder opzegtermijn) en ‘met wederzijds akkoord’. We spreken van onvrijwillig verloop wanneer het initiatief niet bij de werknemer ligt. Volgende subtypes van verloop rekenen we tot het onvrijwillig verloop: ‘overmacht’, ‘eenzijdige wijziging/verbreking werkgever’ (zonder opzegtermijn), ‘(brug)pensioen’, ‘opzeg werkgever’ (met opzegtermijn), ‘einde contract’ en ‘dringende reden’. Bron: Securex en Sociare

8 Securex (2011). Personeelsverloop in de privésector. De cijfers en 5 invalshoeken om uw beleid te evalueren.

Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit:

In de loop van 2011 stroomden 239 medewerkers (ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk) uit de organisaties. Op een totaal

van 1.936 personeelsleden eind 2011, betekent dat een verloop van 12 %6.

We peilden naar de reden van het vertrek van de werknemers. Dat laat ons toe een onderscheid te maken tussen vrijwillig7 (op initiatief

van het personeelslid) en onvrijwillig (niet op initiatief van het personeelslid) verloop. Het vrijwillig verloop bedraagt 5,7 %. Het onvrijwil-

lig verloop bedraagt 5,5 %. Voor 1,1 % is de reden niet in ons systeem geregistreerd.

De Belgische privé-sector (= met uitsluiting van de ‘publieke sector’) liet in hetzelfde jaar een verloop van 20 % optekenen. Daarvan is

8,8 % vrijwillig en 11,5 % onvrijwillig verloop8.

12 % verloop

2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2011

Onvrijwillig

Vrijwillig

Vergelijking verloop SCVW met privésector België (2011)

25%

20%

15%

10%

5%

0%5,5% 11,5%

5,7% 8,8%

SCVW België

186 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

SCVW: evolutie van het verloop, in vergelijking met Belgische privé-sector

25%

20%

15%

10%

50%

0% totaal verloop

SCVW

totaal verloop

BE privé

2009 2010 2011

In de grafiek hierboven vergelijken we de evolutie van het verloop in het SCVW met de situatie in de Belgische privésector. We zien een

gestage stijging in de sector, die sinds 2010 parallel loopt met de Belgische evolutie.

Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht van de wijze waarop werknemers in 2011 (moesten) vertrekken. In de laatste kolom vind

je ter vergelijking de proportionele cijfers van de Belgische privésector.

% van

het personeel% van het verloop

vrijwillig SCVW BE privé9

opzeg werknemer (met opzegtermijn) 60 3,1% 25,1% 29,5%

wederzijds akkoord 38 1,9% 15,9% 12,4%

eenzijdige wijziging/verbreking

door werknemer 13 0,7%5,4%

1,2%

totaal 111 5,7% 46,4% 43,1%

onvrijwillig

opzeg werkgever (met opzegtermijn) 36 1,8% 15,1% 10,6%

einde contract 27 1,4% 11,3% 21,1%

overmacht 5 0,3% 2,1% 2,4%

(brug)pensioen 26 1,3% 10,9% 2,6%

dringende reden 2 0,1% 0,8% 1,9%

eenzijdige wijziging/verbreking door werkgever 11 0,6% 4,6% 15,7%

totaal 107 5,5% 44,8% 54,3%

onbekend

reden niet geregistreerd 21 1,1% 8,8% 0,6%

totaal 239 12,3% 100,0% 100,0%10

9 Securex (2011). Personeelsverloop in de privésector. De cijfers en 5 invalshoeken om uw beleid te evalueren. (na eigen bewerking)10 Het aandeel onvrijwillige vertrek door faillissementen en overlijden namen we in deze tabel niet over wegens niet van toepassing.

Een kwart (25 %) van de vertrekkende werknemers vertrekt met een opzeg op eigen initiatief. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst

met wederzijds akkoord is de tweede meest voorkomende manier (16 %). 15 % van de vertrekkende werknemers kreeg een opzeg van

zijn/haar werkgever. Bij nog eens 11 % liep een contract van bepaalde duur af. 26 mensen (11 %) gingen op (brug)pensioen. Andere

vormen van contractbeëindiging zijn eerder zeldzaam.

Wanneer we vergelijken met de situatie in de Belgische privésector, zien we dat bij SCVW relatief minder mensen vertrekken door

eenzijdige wijziging/verbreking door de werkgever (België: 16 %, SCVW: 5 %) of door einde contract (België: 21 %, SCVW: 11,3 %). Het

aandeel (brug)pensioenen onder de vertrekkers ligt bij het SCVW dan weer hoger (België 3 %, SCVW 11 %).

PROFIEL VAN DE SECTOR 187

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

SCVW: werksoortelijke evolutie van het verloop

18%

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

VHS

LVI

BEW

VER

2009 2010 2011

11 We neutraliseerden in de berekening van het verloopcijfer van de landelijke vormingsinstellingen het effect van één instelling die een grondige herzie-ning van de data heeft doorgevoerd (retroactieve update).

Het verloop is niet gelijk verspreid over de werksoorten. Vooral bij de Vormingplus-centra (volkshogescholen) zien we in 2011 een rela-

tief groot verloop. De afvloeiingen ten gevolge van de besparingen spelen hier ongetwijfeld een rol. Ook de bewegingen en de landelijke

vormingsinstellingen kenden in 2012 een bovengemiddeld verloop11.

Bovenstaande grafiek toont de werksoortelijke evolutie op het vlak van verloop. Vooral de vormingsinstellingen zien hun verloopcijfer

toenemen. Enkel de bewegingen kennen een dalende trend.

SCVW: vergelijking verlooppercentages tussen werksoorten

16%

14%

12%

10%

8%

6%

4%

2%

0%

11% 13% 15% 14% 12%

VER BEW VHS LVI SCVW

188 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

leeftijd instroomgraad uitstroomgraad

van 15 tem 19 jaar 0 0,0% 1 50,0%

van 20 tem 24 jaar 19 54,3% 9 25,7%

van 25 tem 29 jaar 41 17,7% 44 19,0%

van 30 tem 34 jaar 32 10,5% 52 17,0%

van 35 tem 39 jaar 22 8,2% 36 13,5%

van 40 tem 44 jaar 20 9,4% 22 10,4%

van 45 tem 49 jaar 14 5,0% 18 6,5%

van 50 tem 54 jaar 11 3,4% 18 5,6%

van 55 tem 59 jaar 3 1,4% 18 8,3%

60 jaar en ouder 0 0,0% 21 32,8%

162 239

SCVW: in- en uitstroomgraad volgens leeftijd

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%van 15

tem 19

jaar

van 20

tem 24

jaar

van 25

tem 29

jaar

van 30

tem 34

jaar

van 35

tem 39

jaar

van 40

tem 44

jaar

van 45

tem 49

jaar

van 50

tem 54

jaar

van 55

tem 59

jaar

60 jaar

en ouder

instroomgraad

uitstroomgraad

De uitstroomgraad is vooral groot bij de medewerkers jonger dan 35 jaar: 17 % tot een kwart van deze leeftijdsgroep verliet in 2011

haar organisatie. Jonge medewerkers vertrekken dus het meest. Bij diezelfde groep zien we echter ook de grootste instroom van

nieuwe krachten. Vanaf 30 jaar zien we een grotere uitstroom dan instroom. Bij de oudere medewerkers (60 jaar en ouder) zien we

het effect van pensioneringen (33 % vertrekt).

We stellen ook vast (grafiek niet opgenomen) dat de organisatietrouw toeneemt naarmate personeelsleden langer bij dezelfde organi-

satie werken. Tot 20 jaar dienstanciënniteit geldt: hoe hoger de dienstanciënniteit, hoe lager de uitstroomgraad.

In 2011 kwamen 162 nieuwe medewerkers de sector binnen12. Hieronder vergelijken we het leeftijdsprofiel van de nieuwkomers en

de vertrekkers. We berekenen per leeftijdscategorie het aandeel nieuwkomers (instroomgraad) en het aandeel vertrekkers (uitstroom-

graad).

12 Ondanks het verschil van -77 koppen tussen instroom en uitstroom (162-239) is het verschil in aantal koppen voor de sector tussen 2011 en 2010 slechts -20 koppen (1936-1956). Dit komt omdat we (1) abstractie maken van personeelsleden die de sector binnenkomen of verlaten doordat hun organisatie de sector binnenkomt of verlaat, (2) sommige personeelsleden binnen de organisatie geherkwalificeerd worden als ‘ingezet voor het SCVW’, waardoor ze voor het eerst geregistreerd worden, hoewel ze reeds langer in dienst zijn en (3) retroactieve correcties door organisaties.

PROFIEL VAN DE SECTOR 189

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

Ruim dubbel zoveel vrouwen (70 %) als mannen (30 %) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De aanwezigheid van

acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Deze 30-70-verhouding is

een constante voor alle werksoorten en een constante doorheen de tijd.

Hierboven vergelijken we de verhouding mannen en vrouwen in de sector met de situatie in de ruimere socio-culturele sector in de

Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01). Dit comité omvat naast het sociaal-cultureel volwassenenwerk

onder andere de cultuur- en gemeenschapscentra, musea, bibliotheken, sportverenigingen, milieubewegingen, jeugdwerk, samenle-

vingsopbouw, enzovoort.

Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2011) en het Paritair Comité 329.0113,

waar de sector deel van uitmaakt, blijken de verhoudingen sterk van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan

vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omgekeerd. De sector telt ook proportioneel meer vrouwelijke personeelsle-

den dan het Paritair Comité 329.01.

70% vrouwen

2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

mannen 586 30,3%

vrouwen 1.350 69,7%

13 Bron van beiden: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar (2011).

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: vergelijking verhouding mannen en vrouwen met PC 329 en Vlaanderen

SCVW

PC 329

VL30% 41% 53% 70% 59% 47%

mannen vrouwen

190 PROFIEL VAN DE SECTOR

68 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit. 32 % van de personeelsleden werkt ondersteunend. Deze (grosso

modo) 2/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten.

De landelijke vormingsinstellingen springen eruit met 72 % inhoudelijke medewerkers.

68% inhoudelijke medewerkers

gemiddelde leeftijd: 42 jaar

2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT

2.2.7 LEEFTIJD

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1936 100,0%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 1.309 67,6%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht 627 32,4%

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW

van 15 tem 19 jaar 2 0,1%

van 20 tem 24 jaar 35 1,8%

van 25 tem 29 jaar 232 12,0%

van 30 tem 34 jaar 306 15,8%

van 35 tem 39 jaar 267 13,8%

van 40 tem 44 jaar 212 11,0%

van 45 tem 49 jaar 278 14,4%

van 50 tem 54 jaar 322 16,6%

van 55 tem 59 jaar 218 11,3%

60 jaar en ouder 64 3,3%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: personeelsleden met een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht

68% 32%

inhoudelijk opdracht ondersteunende opdracht

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

PROFIEL VAN DE SECTOR 191

14 Bron: Sociare.15 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE).16 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE).

In bovenstaande grafiek vergelijken we de verdeling van de personeelsleden volgens leeftijdscategorie tussen SCVW, het PC 329

(2009)14 en de werkenden in Vlaanderen (2010)15.

Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een

dipje. Dat geeft het beeld van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar.

Er werken proportioneel meer dertigers en meer vijftigplussers in de sector dan gemiddeld in Vlaanderen. Daar staat tegenover dat er

minder veertigers werken (zie de dip in de grafiek). Er werken ook opmerkelijk minder min-25-jarigen (2 %) dan in de rest van Vlaan-

deren (9 %). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd,

waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen.

Het sociaal-cultureel volwassenenwerk telt relatief minder personeelsleden jonger dan 30 jaar en beduidend meer 45-plussers dan de

ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité).

De gemiddelde leeftijd in de sector is 42,3 jaar. We zien een gestage toename van de gemiddelde leeftijd (hierboven door het verticale

asbereik uitvergroot). Van 40,8 in 2008 naar 42,3 in 2011. Bij de Vlaamse werknemers is de gemiddelde leeftijd 39,8 jaar (2008)16.

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

SCVW: leeftijd van de personeelsleden in vergelijking met PC 329 en Vlaanderen

PC 329 (2009)

SCVW

20%

15%

10%

5%

0% VL (2010)

SCVW: evolutie gemiddelde leeftijd personeelsleden

44,0

42,0

40,0

38,0

36,0

34,0

32,0

30,0

2008 2009 2010 2011

192 PROFIEL VAN DE SECTOR

41 % van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 9 % echte nieuwkomers in de

organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit.

De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalende tendens: hoe hoger de anciënniteit, hoe kleiner het aantal personeelsleden in

deze categorie. Personeelsleden met een dienstanciënniteit van meer dan 30 jaar zijn een uitzondering.

een personeelslid werkt gemiddeld 9,5 jaar bij haar organisatie

2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

van 0 tem 4 jaar

detail: minder dan 1 jaar

791

175

40,9%

9,0%

van 5 tem 9 jaar 389 20,1%

van 10 tem 14 jaar 290 15,0%

van 15 tem 19 jaar 155 8,0%

van 20 tem 24 jaar 141 7,3%

van 25 tem 29 jaar 83 4,3%

van 30 tem 34 jaar 61 3,2%

35 jaar en meer 26 1,3%

SCVW: personeelsleden volgens dienstanciënniteit

minder

dan 1 jaar

41% 20% 15% 8% 7% 4% 3% 1%

van 0 tem 4 jaar

van 5 tem 9 jaar

van 10 tem 14 jaar

van 15 tem 19 jaar

van 20 tem 24 jaar

van 25 tem 29 jaar

van 30 tem 34 jaar

35 jaar en meer

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0% 9%

PROFIEL VAN DE SECTOR 193

De gemiddelde dienstanciënniteit is 9,5 jaar. Het Vlaamse gemiddelde is 11,3 jaar17 (2008). Voor het SCVW was het gemiddelde in

2008 8,5 jaar.

We zien een gestage toename van de gemiddelde dienstanciënniteit (hierboven door het verticale asbereik uitvergroot).

De bewegingen hebben met 6,1 jaar de kleinste gemiddelde dienstanciënniteit. De verenigingen hebben de grootste gemiddelde

dienstanciënniteit: 10,5 jaar.

SCVW: evolutie gemiddelde dienstanciënniteit personeelsleden

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

9,6

9,4

9,2

9,0

8,8

8,6

8,4

8,2

8,0

7,8

2008 2009 2010 2011

76% is hoog opgeleid

2.2.9 OPLEIDINGSNIVEAU

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 56 2,9%

diploma Secundair Onderwijs 410 21,2%

Bachelor-diploma 789 40,8%

Master-diploma 681 35,2%

17 Bron: Labour Force Survey (bewerking Steunpunt WSE).

194 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

Hierboven hanteren we ter wille van de vergelijkbaarheid de indeling van de Vlaamse overheid: laaggeschoold, middengeschoold en

hooggeschoold18. 76 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of

Master-diploma). Dit is bijna het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (39 %)19. Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van

de tweede graad Secundair Onderwijs (laaggeschoolden) zijn eerder uitzonderlijk: 3 %, tegenover 18 % in Vlaanderen.

De werksoort bewegingen telt proportioneel het meeste personeelsleden met een Master-diploma: 58 %. De verenigingen tellen het

meeste lager en midden opgeleide personeelsleden (getuigschrift maximaal tweede graad Secundair Onderwijs en diploma Secundair

Onderwijs): 26 %.

SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met werkenden in Vlaanderen

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%3% 18% 21% 43% 76% 39%

laaggeschoold middengeschoold hooggeschoold

SCVW

VL

18 Laaggeschoolden zijn de personen zonder diploma, met een diploma lager onderwijs, of secundair onderwijs van de 1ste of 2de graad. Middenge-schoolden zijn de personen met een diploma van het secundair onderwijs van de 3de graad, samen met de personen in het bezit van een diploma postsecundair niet-hoger onderwijs. Hooggeschoolden zijn de personen met een diploma hoger onderwijs (van het korte en het lange type) of universi-tair onderwijs (inclusief voortgezette universitaire opleiding en een doctoraat met proefschrift). Bron: Steunpunt WSE/Departement WSE.

19 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)(2011)

PROFIEL VAN DE SECTOR 195

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

100%

90%

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

SCVW: personeelsleden volgens opleidingsniveau en leeftijd

100% 11% 1% 1% 4% 2% 3% 5% 3% 3%

0% 20% 9% 11% 13% 26% 27% 31% 32% 21%

0% 69% 90% 88% 83% 72% 70% 65% 65% 76%

van 15 tem 19

jaar

van 20 tem 24

jaar

van 25 tem 29

jaar

van 30 tem 34

jaar

van 35 tem 39

jaar

van 40 tem 44

jaar

van 45 tem 49

jaar

van 50 tem 54

jaar

van 55 tem 59

jaar

60 jaar en ouder

middengeschoold

hooggeschoold

laaggeschoold

De bovenstaande grafiek geeft de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau. Personeelsleden van 25

tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Master-diploma en een kleine 40%

een Bachelor-diploma. Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het aandeel ‘middengeschoolde’ personeelsleden. Personeelsleden met een

getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs (laag geschoold) zijn in alle leeftijdscategorieën zeldzaam, behalve in de groep

van 15 tot 24 jaar. Deze laatste groep omvat weliswaar slechts twee personeelsleden.

54 % werkt voltijds

2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS

2011

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

deeltijdse tewerkstelling 1.038 53,6%

voltijdse tewerkstelling 898 46,4%

het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%

minder dan 0.5 78 4,0%

0.5 398 20,6%

0.6 63 3,3%

0.7 98 5,1%

0.8 242 12,5%

0.9 19 1,0%

1 1.038 53,6%

196 PROFIEL VAN DE SECTOR

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

Ruim de helft (54 %) van de personeelsleden werkt voltijds. 21 % van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 13 % werkt vier

vijfden (0.8).

Hierboven vergelijken we evolutie van het aandeel voltijds werkenden in de sector met de situatie in de ruimere socio-culturele sector

in de Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01) en de Vlaamse arbeidsmarkt20. We zien een gestage afname

van voltijds werk in het SCVW (van 57,4 % in 2008 naar 53,6 % in 2011). De vermindering van voltijds werk is een algemene trend

die we ook in het Paritair Comité en Vlaanderen zien.

Zowel in Vlaanderen (54 %), het PC 329 (57 %) als in het SCVW (53 %) werken vooral vrouwen deeltijds.

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%4% 21% 3% 5% 13% 1% 54%

minder dan

0.50.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1

SCVW: personeelsleden volgens arbeidsregime (1 = voltijds)

20 Bron van beiden: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar (2011).

SCVW: evolutie aandeel voltijds werkenden in vergelijking met Vlaanderen en PC 329

75%

70%

65%

60%

55%

50%

PC 329

VL

SCVW

2008 2009 2010 2011

PROFIEL VAN DE SECTOR 197

2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS

DE FINANCIËN

198 PROFIEL VAN DE SECTOR

DEEL 2

HOOFDSTUK 3

DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR

200 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.1. bevindingen3. DE FINANCIËN

besparingen: de sector ging er in 2011 financieel op achteruit. Sommige bewegingen, de Vormingplus-centra en de etnisch-culturele federaties kregen vanaf begin 2011 met uitzonderlijke besparingsmaat-regelen te maken. Voor de bewegingen waren onvoldoende middelen voorhanden om de geadviseerde subsidiebedragen uit te betalen, met een substantiële verlaging van heel wat subsidie-enveloppes tot gevolg. Bij de Vormingplus-centra werd een kwart van de middelen geschrapt. De etnisch-culturele federaties, tenslotte, verloren hun aanvullende subsidies en veel federaties kregen een aanzienlijk lagere subsidie-enveloppe toegekend voor de beleidsperiode 2011-2015.

reserves worden aangeboord: de gevolgen van de besparingen en de economische crisis blijven niet uit. Organisaties boeken minder uit hun belangrijkste inkomensbronnen: activiteiten (-11 %), subsidies (-1,5 %) en lidgelden (-1,0 %). Ook in 2010 krompen deze posten met gemiddeld -1,6 %. Schenkingen en legaten zijn daarentegen een (relatief) belangrijke groeipost (2011: +18 %, 2010: +1,2 %). Veel organisaties moe-ten een beroep doen op hun reserves. We zien dat de sector in 2011 voor het eerst ‘in het rood duikt’.

besparingen op personeel, secretariaat en overboekingen: aan de uitgavenzijde zien we voor het eerst sinds de metingen ook een terugval in de uitgaven voor personeel (-1,0%). Ook op de tweede uitgaven-post, diensten en goederen wordt bespaard: -2,4 %. Binnen deze post zijn het vooral de secretariaatskos-ten (-10 %) en de kosten voor uitzendpersoneel (-55 %) die bij zowat alle werksoorten krimpen.

49 % eigen middelen: de inkomsten en uitgaven van de sector bedragen samen 191 miljoen euro. 39 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan zien we dat in 2011 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt. Of anders gezegd: de sector genereert de helft van zijn middelen zelf.

sociaal-culturele activiteiten als inkomstenbron: inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten zijn goed voor 16 % van de inkomsten. Daarmee zijn ze na subsidies de belangrijkste bron. Ook lidgelden (11 %) spelen een belangrijke rol.

het decreet als belangrijkste subsidiebron: de subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk maken het leeuwendeel (62 %) uit van de inkomsten uit subsidies. De subsidies uit het decreet krompen in 2011 globaal met 6 % (voor organisaties die ook de vorige beleidsperiode meemaak-ten). Het aandeel van de subsidies uit het decreet in het totaal van de inkomsten daalt jaar na jaar.

personeelskosten zijn de grootste uitgavenpost: de personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in elke werksoort (ruim) de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Globaal bedragen de personeelskosten 141 % van de subsidies vermeerderd met de recuperatie van sommige personeelskosten.

3.1 BEVINDINGEN

FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR 201

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

1. Overzicht

Vergelijkingsbasis

Om zinvolle vergelijkingen in de tijd te maken voor de sector, moeten we het effect van in- en uitstroom van organisaties

neutraliseren. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode stroomden 5 organisaties uit de sector en kwamen er 8 organisaties bij.

Eén organisatie veranderde van werksoort. Wanneer we deze dertien organisaties uit de cijfers halen, ontstaat een ‘netto-groep’

voor de sector: dit is de stabiele vergelijkingsbasis om evoluties te beschrijven tussen 2010 en 2011. Telkens we dus over een

evolutie spreken, is dit – tenzij anders vermeld – een evolutie van de vergelijkingsbasis.

49 % eigen middelen, subsidies krimpen

3.2 STAALKAART VAN DE FINANCIËN1

2011 was een cruciaal jaar voor de sector. Het was het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode 2011-2015, met ingrijpende veran-

deringen voor heel wat organisaties:

- Heel wat bewegingen en de etnisch-culturele federaties verloren een stuk structurele VOLC-subsidies2. De Vormingplus-centra

verloren globaal een kwart van de structurele subsidies.

- Sommige bewegingen kregen VOLC-subsidies bij.

- Vijf bewegingen vloeiden uit de sector, vijf bewegingen en drie verenigingen kwamen erbij.

- De vereniging VOSOG kreeg het statuut van vereniging na een periode als starter en Het Vlaamse Kruis wisselde de werksoort

verenigingen in voor die van de landelijke vormingsinstellingen.

Ook evoluties buiten het decreet hebben natuurlijk hun effect op de sector. We zien in de financiële cijfers van de organisaties

evoluties die wellicht met de doorwerking van de (banken)crisis te maken hebben: inkomsten uit activiteiten dalen, reserves worden

aangeboord...

In dit stuk zoomen we eerst in op de structuur van de inkomsten in de sector. We bespreken kort enkele opvallende tendensen bij de

overgang van 2010 naar 2011. Vervolgens gaan we dieper in op het werksoortelijke plaatje en bekijken we de subsidies van naderbij.

Vervolgens bespreken we de uitgaven van de sector, met name de personeelskosten.

Tenslotte geven we een overzicht van de subsidies die elke organisatie ontvangt uit het decreet voor sociaal-cultureel volwassenen-

werk.

3.2.1 INKOMSTEN

1 De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. De gegevens van deze vereniging zijn niet opgenomen in dit hoofdstuk, behalve in het subsidie-overzicht achteraan.

2 De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC), deze vloeien voort uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.

202 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

2011aandeel in

de inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)

omzet 11.178.680,58 5,9% -5,8%

lidgelden 21.897.914,19 11,5% -0,9%

schenkingen en legaten 13.176.227,66 6,9% +18,3%

subsidies 75.296.663,05 39,5% -1,5%

sociaal-culturele activiteiten 30.625.351,68 16,1% -10,6%

recuperatie personeelskosten 19.138.033,00 10,0% +12,5%

onttrekking 10.254.209,72 5,4% +184,9%

andere inkomsten 9.159.367,01 4,8% -0,3%

totaal 190.726.446,89 100,0% +3,7%

39% 16% 11% 10% 7% 6% 5% 5%

subsidiessociaal-culture-

le activiteitenlidgelden

recuperatie

personeels-

kosten

schenkingen

en legatenomzet onttrekking

andere

inkomsten

45%

40%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

SCVW: procentuele verdeling inkomsten

Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën:

- omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties);

- lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden);

- schenkingen en legaten;

- subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij...);

- inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort);

- recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen);

- onttrekking (aan het overgedragen resultaat of aan fondsen);

- alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, enzovoort).

Wanneer we alle inkomsten binnen de gehele sector met zijn vier werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2011 zo’n 191

miljoen euro. 39 % hiervan zijn subsidies. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (16 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron

van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (11 %).

PROFIEL VAN DE SECTOR 203

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

6.000.000,00

4.000.000,00

2.000.000,00

0,00

-2.000.000,00

-4.000.000,00

-6.000.000,00

Tendensen (op vergelijkingsbasis)

SCVW: evolutie verschil overboeking-onttrekking (winst/verlies)

organisaties gaan in het rood

- We merken een daling in de drie belangrijkste inkomensbronnen: subsidies -1,5 %, activiteiten -11 % en lidgelden -1 %.

Ook in 2010 krompen deze drie posten met gemiddeld -1,6 %.

- Schenkingen en legaten zijn een belangrijke groeipost (2011: +18 %, 2010: +1,2 %).

- Ook de recuperatie van personeelskosten is een groeier (2011: +12 %, 2010: +10 %).

- Onttrekkingen aan het overgedragen resultaat en (bestemde) fondsen verdrievoudigen zowat. We zien hierin een signaal dat

organisaties de reserves moeten aanboren om de rekeningen sluitend te krijgen. Vooral wanneer we de onttrekkingen verge-

lijken met de overboekingen, zien we een negatief saldo van ruim 5 miljoen euro. Organisaties putten met andere woorden

meer uit hun reserves dan ze reserves aanleggen. In de grafiek hieronder tonen we die evolutie doorheen de jaren.

In de bovenstaande grafiek berekenden we per jaar het verschil tussen overboekingen en onttrekkingen aan het resultaat of (bestem-

de) fondsen3. Een positief saldo wijst ruwweg op een overschot en de aanleg van reserves. Een negatief saldo wijst op de benutting

van reserves. We zien dat de sector in 2011 voor het eerst sinds de metingen ‘in het rood’ duikt.

3 Respectievelijk boekhoudposten 69 en 79. Telkens voor de hele sector en dus niet op vergelijkingsbasis alleen.

20082007 2009 2010 2011

204 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

2. Werksoortelijk overzicht inkomsten

SCVW: vergelijking aandeel inkomstenbronnen per werksoort

omzet

lidgelden

schenkingen en legaten

subsidies

sociaal-culturele activiteiten

recuperatie personeelskosten

ontrekking

andere inkomsten

BEW

VER

VHS

LVI

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

In de grafiek hierboven tonen we het aandeel van inkomstenbronnen per werksoort:

- verenigingen leven naast subsidies (35 %), vooral van lidgelden (17 %) en sociaal-culturele activiteiten (16 %);

- bewegingen werken voornamelijk met subsidies (45 %) en schenkingen/legaten (22 %);

- Vormingplus-centra financieren hun werking voornamelijk met subsidies (70 %) en sociaal-culturele activiteiten (10 %). De

centra wijken in hun subsidie-aandeel af van andere werksoorten. Ze krijgen van de decreetgever immers uitdrukkelijke,

welomschreven opdrachten, die weinig ruimte laten voor het verwerven van extra inkomsten;

- landelijke vormingsinstellingen leven naast subsidies (39 %), vooral van sociaal-culturele activiteiten (23 %) en schenkingen/

legaten (16 %).

PROFIEL VAN DE SECTOR 205

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

Tendensen (op vergelijkingsbasis4)

BEW

VHS

LVI

Inkomsten(x 1.000 euro)

VER BEW VHS LVI

2011 2010-2011 2011 2010-2011 2011 2010-2011 2011 2010-2011

omzet 8.755,71 -5,6% 398,11 -29,8% 23,57 -3,4% 2.001,29 -4,5%

lidgelden 21.426,20 -1,1% 354,33 24,6% 0,00 0,0% 117,39 -4,1%

schenkingen en legaten

4.058,86 36,5% 3.570,34 2,7% 0,00 0,0% 5.547,02 17,9%

subsidies 44.159,77 -5,5% 7.250,33 14,1% 9.861,94 -12,1% 13.391,22 14,4%

sociaal-culturele activiteiten

19.810,70 -13,6% 1.501,76 -8,7% 1.499,69 -6,8% 7.813,20 -5,6%

recuperatie personeelskosten

13.113,24 15,9% 1.528,90 -10,1% 1.779,02 11,7% 3.350,29 12,4%

onttrekking 7.943,14 294,6% 1.130,95 8,0% 691,94 232,4% 488,18 37,3%

andere inkomsten 6.813,54 -2,8% 528,19 -2,9% 431,94 -22,1% 1.385,70 26,3%

totaal 126.081,16 3,6% 16.262,89 4,6% 14.288,10 -6,1% 34.094,30 8,8%

4 Zie uitleg hoger. Eén vereniging heeft de consolidatie van zijn boekhouding herzien. De effecten hiervan hebben we geneutraliseerd in onze vergelij-kingsbasis.

- De omzet daalt in elke werksoort.

- De inkomsten uit lidgelden dalen lichtjes bij de verenigingen en de landelijke vormingsinstellingen.

- In elke werksoort die schenkingen of legaten ontvangt, zien we een groei van deze inkomsten.

- Verenigingen verloren aanzienlijk wat subsidie-inkomsten (-5,5 %). Bij de verenigingen is dit enerzijds te wijten aan de sterke

besparingen op de structurele (VOLC-)subsidies bij de etnisch-culturele federaties. Anderzijds daalden ook de inkomsten uit

andere subsidiebronnen.

- De Vormingplus-centra verliezen ook een aanzienlijk deel subsidies (-12,1 %). Globaal werd in deze werksoort een kwart van

de VOLC-subsidies geschrapt. De put werd enigszins gedempt met andere subsidie-inkomsten en een éénmalige tegemoetko-

ming voor herstructureringen.

- Bewegingen en landelijke vormingsinstellingen slaagden erin meer subsidie-inkomsten buiten VOLC te verwerven. Bij beide

werksoorten groeien de inkomsten uit subsidies met 14 %.

- Bij alle werksoorten krimpen de inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten aanzienlijk. Een belangrijke trend: inkomsten uit

sociaal-culturele activiteiten zijn bij alle werksoorten één van de belangrijkste inkomstenbronnen en allen verliezen ze hier

inkomsten.

- De recuperatie van personeelskosten groeit bij elke werksoort, behalve bij de bewegingen. Wellicht is dit het gevolg van de

inhaalbeweging in de uitkering van de VIA-middelen.

- We zien dat elke werksoort meer inkomsten onttrekt aan het resultaat en (bestemde) fondsen. Voor alle werksoorten samen

gaat het quasi om een verdrievoudiging (zie ook hoger bij de sectortendensen).

206 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

3. Detail inkomsten: subsidies

2011 aandeel in de inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)

VOLC 46.633.511,22 62,5% -5,6%

andere afdelingen CJSM 3.269.679,28 4,4% -13,1%

andere ministeries Vlaamse overheid 3.037.436,25 4,1% -14,1%

parastatalen 437.852,30 0,6% -56,8%

provincie 2.327.198,21 3,1% -0,4%

gemeente 736.525,63 1,0% 43,2%

VGC 962.841,23 1,3% -8,6%

Europese Unie 1.385.760,53 1,9% 146,2%

overige 15.872.452,12 21,3% 36,7%

totaal 74.663.256,77 100,0% -1,5%

SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies

De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) maken het leeuwendeel (62 %) uit van de inkom-

sten uit subsidies. Dat geldt voor alle werksoorten.

Het bedrag-VOLC voor 2011 ligt globaal 6 procent lager dan voor 2010 (op vergelijkingsbasis). Ook inkomsten uit andere afdelingen

van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) (-13 %) en andere ministeries van de Vlaamse overheid (-14 %) dalen

gevoelig. Ook in 2010 zagen we op deze drie ‘Vlaamse’ subsidieposten een daling (respectievelijk -1%, -13% en -15 %).

Belangrijke stijgers zijn projectmiddelen van de Europese Unie (geconcentreerd bij enkele organisaties) en ‘overige subsidies’ (groei

eveneens geconcentreerd bij enkele organisaties).

62% 4% 4% 1% 3% 1% 1% 2% 21%

VOLCandere afde-

lingen CJSM

andere

ministeries

Vlaamse

overheid

parastatalen provincie gemeente VGCEuropese

Unieoverige

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

PROFIEL VAN DE SECTOR 207

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

VER: percentuele evolutie subsidies VOLC 2010-2011

Verenigingen5

Zoals hoger gesteld, was 2011 een belangrijk scharnierjaar voor de sector. Met de aanvang van de nieuwe beleidsperiode kwamen

nieuwe organisaties de sector binnen, andere verlieten de sector, nog andere kregen een hogere of lagere VOLC-subsidie-enveloppe.

Op de indexering van de enveloppes wordt bovendien sinds 2009 lineair bespaard. De indexering is in 2011 voor de derde cumula-

tieve keer lager dan de inflatie. Hieronder maken we de verschuivingen binnen de werksoorten grafisch zichtbaar. We baseren ons

hiervoor op de officiële subsidiecijfers die het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk publiceert.

100%

50%

0%

-50%

-100%

4. Subsidies VOLC: uiteenlopend beeld

5 De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. De gegevens van deze vereniging zijn niet opgenomen in dit hoofdstuk, behalve in het subsidie-overzicht achteraan.

In de grafiek hierboven hebben we alle verenigingen gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en 2011.

- De rode balkjes zijn inleverende verenigingen: de etnisch-culturele federaties startten de nieuwe beleidsperiode met aanzien-

lijk minder VOLC-subsidies (globaal -29 %).

- Eén vereniging kreeg na een negatieve evaluatie 10 % minder subsidies.

- De drie donkergroene balken rechts zijn de drie nieuw erkende verenigingen (aangeduid als +100 %).

- De donkerste balk rechts is VOSOG: die organisatie kreeg na een periode als starter een volwaardige erkenning, met bijho-

rende enveloppeverhoging (126 %).

- De andere groeiers (groen) zijn organisaties die een correctie op een historische achterstand (aftopping) ontvingen.

- We maken abstractie van het vertrek van één vereniging, Het Vlaamse Kruis, dat de werksoort verenigingen inruilde voor die

van de landelijke vormingsinstellingen.

208 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

BEW: evolutie subsidies VOLC 2010-2011

Bewegingen

100%

50%

0%

-50%

-100%

In de grafiek hierboven hebben we alle bewegingen gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en 2011.

- De donkerrode balkjes zijn de vijf bewegingen die uit de sector vloeiden. Zij verloren na een negatieve evaluatie al hun VOLC-

subsidies (-100 %).

- De rode balkjes zijn inleverende bewegingen: ondanks positieve evaluaties kregen zij een vermindering van de enveloppe

(gemiddeld -16 %, in totaal zo’n 312.000 euro).

- De drie groene balken rechts zijn bewegingen die na evaluatie een enveloppeverhoging kregen (gemiddeld +38 %, in totaal

zo’n 486.000 euro), in de meeste gevallen evenwel lager dan het geadviseerde bedrag.

- De vijf donkergroene balken rechts zijn de vijf nieuwe bewegingen (aangeduid als +100 %).

PROFIEL VAN DE SECTOR 209

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

VHS: evolutie subsidies VOLC 2010-2011

Vormingplus-centra

Landelijke vormingsinstellingen

100%

50%

0%

-50%

-100%

In de grafiek hierboven hebben we alle Vormingplus-centra gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en

2011. We zien – in tegenstelling tot andere werksoorten – dat de evolutie algemeen negatief is. De centra verloren globaal een kwart

van hun middelen, in 2011 enigszins getemperd door een éénmalige tegemoetkming voor herstructureringen. Het gemiddelde verlies

ligt daardoor in 2011 op -18 %, met een uitschieter tot -27 %. In totaal werd 1,9 miljoen euro aan subsidies geschrapt.

Bij de landelijke vormingsinstellingen bleven de subsidie-enveloppes behoudens indexering dezelfde. Er kwam één vormingsinstelling

bij in de werksoort: Het Vlaamse Kruis, dat de werksoort verenigingen inruilde voor die van de landelijke vormingsinstellingen.

210 PROFIEL VAN DE SECTOR

5. Verhouding inkomsten en subsidies

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

Hierna geven we een overzicht van:

- het totaal aan inkomsten (I);

- de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R);

- de subsidies vanwege VOLC (V).

We berekenen het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %).

aandeel VOLC-subsidies daalt

(totaal inkomsten = 100%) 2011

totaal inkomsten I 190.726.446,89 100,0%

totaal subsidies inclusief recuperatie personeelskosten

S + R 94.434.696,05 49,5%

subsidies VOLC V 46.633.511,22 24,5%

Het aandeel van alle subsidies (inclusief recuperatie van personeelskosten) samen bedraagt 50 % van de totale inkomsten. De helft

van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. De subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwas-

senenwerk (vanwege VOLC) worden uitgekeerd, zijn goed voor 24 % van de inkomsten.

SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten

100% 50%

totaal inkomsten totaal subsidies

incl. recuperatie personeelskosten

100%

80%

60%

40%

20%

0%

subsidies VOLC (totaal inkomsten = 100%)

24%

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0

PROFIEL VAN DE SECTOR 211

3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN

We zien jaar na jaar het aandeel van de structurele VOLC-subsidies (subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenen-

werk) in de totale inkomsten van de sector dalen. Het gaat hier over globale cijfers, dus niet enkel de vergelijkingsbasis: het komen en

gaan van organisaties beïnvloedt de cijfers dus. Desalniettemin is een algemene tendens merkbaar. De tendens tekent zich bovendien

af in alle werksoorten (zie hierna).

SCVW: evolutie aandeel VOLC-subsidies in inkomsten

35%

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0

2007 2008 2009 2010 2011

212 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

Verenigingen rekenen voor hun financiering het minst op subsidies: ongeveer 35 %. De subsidies vanwege VOLC vormen bij deze

werksoort minder dan een vijfde van de inkomsten. De Vormingplus-centra hebben het grootste aandeel subsidies in hun inkomsten:

zo’n 70 %.

6. Verhouding inkomsten en subsidies per werksoort

VER

I 126.081.164,36 100,0%

S + R 57.273.004,99 45,4%

S 44.159.768,59 35,0%

V 23.742.006,30 18,8%

BEW

I 16.262.890,26 100,0%

S + R 8.779.224,62 54,0%

S 7.250.327,94 44,6%

V 3.759.269,55 23,1%

VHS

I 14.288.096,91 100,0%

S + R 11.640.950,53 81,5%

S 9.861.935,30 69,0%

V 9.060.539,48 63,4%

LVI

I 34.094.295,36 100,0%

S + R 16.741.515,91 49,1%

S 13.391.224,94 39,3%

V 10.071.695,89 29,5%

Het aandeel van de VOLC-subsidies in de inkomsten daalt bij alle werksoorten. Vooral bij de Vormingplus-centra daalt het aandeel

van de subsidie in hun inkomsten aanzienlijk. De besparingen, in combinatie met benutting van reserves en andere subsidiebronnen

versnellen deze tendens.

SCVW: evolutie van het aandeel VOLC-subsidies in de inkomsten per werksoort

80%

70%

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0

2007 2008 2009 2010 2011

BEW

VER

VHS

LVI

PROFIEL VAN DE SECTOR 213

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

3.2.2 UITGAVEN

49 % uitgaven naar personeelskosten

1. Overzicht

2011aandeel in de

inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)

uitgaven

personeelskosten 93.893.344,05 49,2% -0,9%

handelsgoederen 4.520.868,24 2,4% -2,9%

diverse goederen en diensten 73.301.871,47 38,4% -2,4%

afschrijvingen - voorzieningen 2.799.974,65 1,5% 46,1%

andere bedrijfskosten 2.375.224,47 1,2% 53,4%

financiële kosten 912.429,57 0,5% 188,8%

uitzonderlijke kosten 7.769.172,85 4,1% 613,0%

overboekingen 5.153.561,57 2,7% -3,9%

totaal 190.726.446,89 100,0% 3,7%

SCVW: procentuele verdeling uitgaven

49% 2% 38% 1% 1% 0% 4% 3%

personeels-

kosten

handels-

goederen

diverse goede-

ren en diensten

afschrijvingen-

voorzieningen

andere

bedrijfskosten

financiële

kosten

uitzonderlijke

kostenoverboekingen

60%

50%

40%

30%

20%

10%

0%

Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten:

- personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen);

- handelsgoederen;

- diverse goederen en diensten (zoals huisvestings- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en

cursussen, tijdschriften, publicaties, dienstverlening, enzovoort);

- afschrijvingen en voorzieningen;

- andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen);

- financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten);

- uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen);

- overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat).

We noteren een groot aandeel van de personeelsuitgaven (49 %). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activitei-

ten) zijn goed voor 38 % van de uitgaven. De structuur van de uitgaven is – in tegenstelling tot de inkomsten – voor alle werksoorten

gelijkaardig: veruit op één staan de personeelskosten en met voorsprong op twee de diverse goederen en diensten.

214 PROFIEL VAN DE SECTOR

Tendensen (op vergelijkingsbasis6)

Besparingen op personeel, secretariaat en overboekingen

- De personeelskosten dalen voor het eerst sinds de metingen (2007). Dit hangt samen met een afname van het personeel bij

de Vormingplus-centra en de verenigingen.

- Ook op de tweede uitgavenpost, diensten en goederen wordt bespaard: -2,4 %. Binnen deze post zijn het vooral de secreta-

riaatskosten (-10 %) en de kosten voor uitzendpersoneel (-55 %) die bij zowat alle werksoorten krimpen (niet opgenomen in

tabel).

- De groei van de financiële kosten en de uitzonderlijke kosten is geconcentreerd bij slechts enkele organisaties (verenigingen).

De impact op het totaal van de uitgaven is beperkt.

- Tot slot zien we dat de overboekingen naar het overgedragen resultaat of op bestemde fondsen zijn afgenomen (-3 %). We

bespraken deze trend reeds in het begin van dit hoofdstuk: er worden minder overschotten geboekt en minder reserves

aangelegd.

6 Zie uitleg hoger. Eén vereniging heeft de consolidatie van zijn boekhouding herzien. De effecten hiervan hebben we geneutraliseerd in onze vergelij-kingsbasis.

PROFIEL VAN DE SECTOR 215

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

personeelskosten overstijgen VOLC-subsidies ruim

2. Verhouding personeelskosten en subsidies VOLC

2011

VER BEW VHS LVI SCVW

subsidies VOLC

(inclusief recuperatie

personeelskosten)

36.855.242,70 5.288.166,23 10.839.554,71 13.421.986,86 66.404.950,50

personeelskosten 56.875.683,22 9.001.077,07 9.159.548,11 18.857.035,65 93.893.344,05

verhouding 154,3% 170,2% 84,5% 140,5% 141,4%

SCVW: verhouding subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten

100% 141%

subsidies VOLC personeelskosten

160%

140%

120%

100%

80%

60%

40%

20%

0%

De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in elke werksoort (ruim) de subsidies die op basis van

het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies vanwege VOLC, vermeerderd met de

recuperatie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 141 %.

216 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

3.3 SUBSIDIECIJFERS VOLC PER WERKSOORT PER ORGANISATIE

3.3.1 VERENIGINGEN

Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) 80.370,43 e

Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) 84.388,95 e

VOSOG Scouting voor volwassenen 125.578,80 e

Welzijnsschakels 125.578,80 e

ADR Vlaanderen 125.578,80 e

De Vlaamse Volkstuin 125.578,80 e

Oxfam Wereldwinkels 125.578,80 e

Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) 183.345,05 e

VOS Vlaamse Vredesvereniging 187.614,73 e

Platform van Afrikaanse gemeenschappen 203.437,66 e

LVZ Vormingsdienst 210.218,91 e

çavaria 213.483,96 e

ConTempo 213.483,96 e

Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) 213.483,96 e

Rodenbachfonds 213.483,96 e

FMDO 218.507,11 e

Masereelfonds 226.041,84 e

Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) 228.553,42 e

Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) 230.628,00 e

Vlaamse actieve senioren 231.064,99 e

AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties 236.088,15 e

Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) 238.599,72 e

A. Vermeylenfonds 241.111,30 e

Vlaamse Volksbeweging 258.973,90 e

Similes 268.082,00 e

Amnesty International Vlaanderen 274.606,49 e

Unie van Turkse Verenigingen (UTV) 280.468,71 e

Feniks 281.296,51 e

ATB De Natuurvrienden 287.377,23 e

Willemsfonds 294.147,22 e

Velt 302.434,13 e

Liberale Vrouwen 302.523,27 e

Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) 320.022,09 e

Turkse Unie van België 327.366,48 e

Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) 333.228,70 e

VFG - Vereniging voor personen met een handicap 333.228,70 e

Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers 378.172,39 e

Neos - netwerk van ondernemende senioren 382.080,54 e

Linx+ 393.804,98 e

vtbKultuur 446.564,97 e

Internationaal Comité (IC) 464.405,05 e

KVG-Vorming - Open kijk op handicap 523.428,37 e

PROFIEL VAN DE SECTOR 217

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

Totaal verenigingen 24.051.151,97 e

Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) 545.800,38 e

markant - netwerk van ondernemende vrouwen 597.090,59 e

curieus 614.930,67 e

VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging 641.690,78 e

Pasar 692.610,45 e

Davidsfonds 711.936,07 e

S-Plus 721.378,08 e

Gezinsbond 745.386,20 e

Landelijke Gilden 837.608,63 e

Ziekenzorg CM 1.197.574,47 e

OKRA – trefpunt 55+ 1.276.921,29 e

kwb 1.298.828,07 e

KVLV - Vrouwen met vaart 1.378.853,09 e

Femma 2.056.531,37 e

218 BELEIDSJAARBOEK 2011-2012

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

3.3.2 BEWEGINGEN

ZOC2- Zicht op Cultuur 83.690,00 €

Hand in Hand tegen racisme 83.690,00 €

Climaxi 83.690,00 €

Merhaba 83.690,00 €

Onafhankelijk Leven 83.690,00 €

Samenhuizen 83.690,00 €

Waerbeke 83.690,00 €

Liga voor Mensenrechten 100.207,00 €

Bond zonder Naam Cultuur 104.829,00 €

Koerdisch Instituut 104.829,00 €

LINC 104.829,00 €

Voedselteams 104.829,00 €

Beweging Tegen Geweld – Zijn 104.829,00 €

De Maakbare Mens 104.829,00 €

Kerkwerk Multicultureel Samenleven 117.244,00 €

zij-kant 120.599,00 €

Ryckevelde 123.955,00 €

Netwerk Bewust Verbruiken 130.666,00 €

GetBasic 130.666,00 €

De Wakkere Burger 143.416,00 €

Vluchtelingenwerk Vlaanderen 144.087,00 €

Wervel 144.087,00 €

Mobiel 21 147.442,00 €

Vrede 150.798,00 €

Toemeka 154.153,00 €

FairFin 157.509,00 €

Kif Kif 160.864,00 €

EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) 164.219,00 €

Vredesactie 164.219,00 €

Pax Christi Vlaanderen 164.219,00 €

Welzijnszorg 164.219,00 €

Totaal bewegingen 3.797.373,00 e

PROFIEL VAN DE SECTOR 219

3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA

Vormingplus regio Brugge 366.478,23 E

Vormingplus regio Mechelen 430.255,63 E

Vormingplus Citizenne, Brussel 438.474,44 E

Vormingplus Oostende-Westhoek 494.979,31 E

Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender 521.817,29 E

Vormingplus Waas-en-Dender 570.022,84 E

Vormingplus Kempen 577.592,04 E

Vormingplus Oost-Brabant 641.305,47 E

Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen 685.814,10 E

Vormingplus Arch’educ 790.804,70 E

Vormingplus Gent-Eeklo 808.963,92 E

Vormingplus Limburg 1.112.919,85 E

Vormingplus regio Antwerpen 1.314.759,37 E

Totaal Vormingplus-centra 8.754.187,19 e

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

220 PROFIEL VAN DE SECTOR

3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN

1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen

2. Syndicale vormingsinstellingen

3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap

4. Vijftact

Motief 127.936,40 e

Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds 127.936,40 e

Het Vlaamse Kruis 127.936,40 e

Halewynstichting 138.299,25 e

Uitstraling Permanente Vorming (UPV) 157.105,90 e

Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) 159.920,50 e

Impuls 176.040,49 e

Timotheus Intuïtie 201.627,77 e

Stichting Lodewijk de Raet 223.888,70 e

Amarant 277.238,18 e

Zorg-Saam 285.937,85 e

Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN) 383.809,20 e

Natuurpunt Educatie 383.809,20 e

Centrum Voor Christelijk Vormingswerk (CCV) 396.858,71 e

Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen 402.232,04 e

PRH-Persoonlijkheid en Relaties 415.921,24 e

Wisper 672.433,72 e

Comé, competent in engagement 385.216,50 e

Vorming en Actie 888.134,49 e

Ateliers voor Werknemersvorming 1.502.229,21 e

KR8 523.438,08 e

Z11 565.678,08 e

Op-Stap 678.712,32 e

Vijftact 768.080,78 e

Totaal landelijke vormingsinstellingen 9.970.421,41 e

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

PROFIEL VAN DE SECTOR 221

3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN

222 BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk

BIBLIOGRAFIE

Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.

Gesubsidieerde organisaties [28.11.2011, http://sociaalcultureel.be/volwassenen/index.aspx].

Buffel, T., Vanwing, T. & Verte, D. (2006). Eigen-aardig educatief, een exploratief onderzoek naar de eigenschappen

en randvoorwaarden van de educatieve functie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Bral, Luk (Red.) et al. (2009). VRIND 2009: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Bral, Luk (Red.) et al. (2010). VRIND 2010: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Cockx, F. & Bastiaensen, H. (2010). De betekenis van sociaal-culturele praktijken. Resultaten van een belevingsonderzoek.

Brussel: Socius.

FOV (2009). Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV.

FOV (2010). Boekstaven 2010. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV.

Hooghe, M. (1997). Nieuwkomers op het middenveld. Nieuwe sociale bewegingen als actoren in het Belgisch politiek systeem

(doctoraatsthesis). Brussel: Vrije Universiteit Brussel.

Van den Eeckhaut, G. (2009). Leren in beeld brengen: een praktijkboek voor vormingsinstellingen. Brussel: Socius.

Securex (2010). Personeelsverloop in de privésector. Brussel: Securex.

Steunpunt WSE (FOD Economie) (211). De Vlaamse arbeidsrekening [http://www.steunpuntwse.be/view/nl/18767].

MET DANK AAN

De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens.

Socius voor evaluatie en adviesverlening.

Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens.

Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening.

De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.

BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD

BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 223

Een uitgave van:FOV vzwfederatie sociaal-cultureel werk

Gallaitstraat 86 bus 121030 BrusselTel. 02/244.93.39Fax 02/[email protected]

Bijdragen:

Karine CleynhensNele CornelisSam DeckmynLiesbeth De WinterClaire LuytenJoris SmeetsDirk Van AerschotDirk Verbist

Eindredactie:Sam Deckmyn

Met medewerking van de FOV-lidorganisaties

Vormgeving:Mieke Smallewww.mmmieke.be

Druk:Drukkerij Bulckens, Herenthout

Brussel, december 2012