Bedrijfseconomie H16-23

14
Elementaire Bedrijfseconomie Deel 3 van 3 : Hoofdstuk 16 t/m 23 Ook verkrijgbaar : Deel 1 : Hoofdstuk 1 tot en met 8 Ook verkrijgbaar : Deel 2 : Hoofdstuk 9 tot en met 15 Bronvermelding : Titel:Elementaire Bedrijfseconomie Veertiende druk Auteur: Prof. Dr. R. Slot en Drs. G.H. Minnaar Uitgever: Stenfert Kroese ISBN: 90 207 3241 2 Aantal pagina’s boek: 347 Aantal hoofdstukken boek: 23 De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel na- streeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek . Wij raden altijd aan het bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverse ver- wijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt. Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2004 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kan je je wenden per email aan [email protected].

Transcript of Bedrijfseconomie H16-23

Page 1: Bedrijfseconomie H16-23

ElementaireBedrijfseconomie

Deel 3 van 3 : Hoofdstuk 16 t/m 23Ook verkrijgbaar : Deel 1 : Hoofdstuk 1 tot en met 8

Ook verkrijgbaar : Deel 2 : Hoofdstuk 9 tot en met 15

Bronvermelding:

Titel:Elementaire BedrijfseconomieVeertiende druk Auteur: Prof. Dr. R. Slot en Drs. G.H. MinnaarUitgever: Stenfert KroeseISBN: 90 207 3241 2

Aantal pagina’s boek: 347Aantal hoofdstukken boek: 23

De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel na-streeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden altijd aan het bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverse ver-wijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt.

Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2004 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kan je je wenden per email aan [email protected].

Page 2: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

2

Inhoudsopgave

Afdeling III Enkele vraagstukken met betrekking tot de bepaling van winsten vermogen

Hoofdstuk 16 De interne periodieke winst- en vermogensbepaling pag. 3Hoofdstuk 17 Wettelijke regelingen met betrekking tot de jaarlijkse verslaggeving pag. 4 Hoofdstuk 18 Analyse van een gepubliceerde jaarrekening: kengetallen pag. 7 Hoofdstuk 19 Incidentele vermogensbepaling pag. 9

Afdeling IV Samenwerking van ondernemingenHoofdstuk 20 Algemene aspecten van het combinatieverschijnsel pag. 9 Hoofdstuk 21 Vormen van samenwerking: de functionele samenwerking

en het kartel; PBO-organen pag. 10Hoofdstuk 22 Vormen van samenwerking: de holding company

en de samensmelting pag. 12

Afdeling V De interne organisatie van de ondernemingHoofdstuk 23 Leiding en organisatie pag. 13

Page 3: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

3

Hoofdstuk 16 De interne periodieke winst- en vermogensbepaling

16.1

Vaak wordt aan het einde van het boekjaar het resultaat bepaald van de onderneming en daar-bij de grootte en de samenstelling van het vermogen. Met andere woorden: er wordt een jaar-rekening opgesteld. Deze bestaat uit een resultatenrekening, een balans en een toelichting op deze beide. Op de resultatenrekening wordt het resultaat tot uitdrukking gebracht en op de balans het aanwezige vermogen. Vaak worden naast deze jaarstukken ook stukken openbaar gemaakt die een minder lange periode bevatten, bijvoorbeeld kwartaal- of maandrekeningen. Dit worden resultatenrekeningen op de korte termijn genoemd.Een balans en resultatenrekening die opgesteld worden voor de leiding van de onderneming om te bezien of het gevoerde beleid effect heeft wordt de interne of bedrijfseconomische jaar-rekening genoemd.Een NV of BV moet een jaarrekening publiceren. Dit is wettelijk vastgelegd. Deze publiceert zij aan de aandeelhouders. Hierin legt zij verantwoording af over het gevoerde beleid en be-heer. Ook de ondernemingsraad dient deze te krijgen, eventueel in verkorte vorm. Als de jaar-rekening wordt goedgekeurd, dan moet een NV of BV deze openbaar maken en publiceren. Dit wordt de gepubliceerde jaarrekening genoemd.Ook dient er een fiscale jaarrekening te worden opgesteld. Dit is voor de fiscus. Deze stelt speciale regels op om dit te berekenen. Deze wijkt in de regel af van de normale jaarrekening en wordt opgemaakt om het te betalen bedrag aan belasting te berekenen.Er moeten diverse dingen worden afgevraagd wil het perioderesultaat worden berekend. On-der meer op het gebied van uitgaven, ontvangsten en prijzen. Vanaf de laatste alinea op pagi-na 219 kun je dit doorlezen

16.2

In het boek worden een viertal winstbepalingsmethoden behandeld. Hieronder worden ze kort genoemd en toegelicht. Voor een uitgebreidere uitleg verwijs ik naar het boek vanaf pagina 219. De eerste is de winstbepaling volgens de minimumwaarderingsregel. Deze baseert zich op de historische kostprijs (de werkelijke uitgegeven prijs) van het product. Winsten boekt men in de periode van verkoop, verliezen worden ten laste gelegd van de lopende periode. Er wordt verkocht volgens het principe van FIFO. First In First Out. De berekende winst is nominalis-tisch van aard. Daarom zijn er ook substantialistische winstbepalingsmethoden ontwikkeld. Hierdoor kunnen schijnwinsten ontstaan.De tweede vorm is de ijzerenvoorraadmethode. De voorraden worden gewaardeerd tegen een vaste prijs op de balans en de prijsveranderingen worden daarom niet opgenomen. Dit wordt overigens alleen toegepast op de ijzeren voorraad. Dit is de voorraad die de onderneming ten allen tijde in de onderneming wil hebben. Als de bestaande voorraad boven de ijzeren voor-raad ligt, is er sprake van een surplus. Omgekeerd heet dit een manco. Een nadeel is dat deze methode alleen betrekking heeft op de voorraden. De derde vorm is de vervangingswaardemethode. Hier worden de voorraden en de vaste acti-va geschat tegen de vervangingsprijs of de verwachte verkoopprijs als deze lager is. Schijn-winsten ontstaan hier doordat de vervangingsprijs boven de historische kostprijs ligt. Door middel van de rekening prijsverschillen worden deze verschillen weg geboekt. De vermo-gensbalans heeft meer waarde op deze manier, aangezien de nu geldende prijzen erop staan.

Page 4: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

4

De vierde vorm is de LIFO-methode. Dit betekent: Last In First Out. Dit is een Amerikaanse methode en hierbij wordt de winst tegenover de laatst geldende inkoopprijs opgesteld. De vermogensbalans die ontstaat heeft weinige betekenis. LIFO is collectief mogelijk alsmede individueel.

16.3

Deze hele paragraaf is een voorbeeld van hetgeen uitgelegd in de vorige paragraaf. Zie het boek vanaf pagina 223.

16.4

Ook deze paragraaf start direct met een voorbeeld. Dit betreft een voorbeeld dat de vervan-gingswaarde ook toepasbaar is op duurzame productiemiddelen.

16.5

De moderne interne resultatenrekening verschaft naast het resultaat ook de oorzaken hoe het resultaat tot stand is gekomen. Dit is van belang voor de leiding om de winsten zo groot mo-gelijk te krijgen en de verliezen zo miniem mogelijk te houden. Het voorgaande wordt sa-mengevat in de geanalyseerde interne resultatenrekening. Zie pagina’s 228 en 229.

Page 5: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

5

Verkoopresultaat is gelijk aan: verkoopprijs minus standaardkostprijs maal de verkochte ho-veelheid.De transactiewinst is het verschil tussen verkoopprijs en standaardkostprijs.De totale winst is de winst wat het bedrijf tijdens het hele bestaan haalt.

Hoofdstuk 17 Wettelijke regelingen met betrekking tot de jaarlijkse verslaggeving

17.1

Ondernemingen dienen verplicht gegevens te publiceren. Dit is wettelijk vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, Boek 2.

Er zijn bepaalde voorwaarden waaraan een onderneming dient te voldoen. Als uitgangspunt wordt de rechtspersoon gehanteerd naar klein, groot en middelgroot. Voor de criteria, zie de tabel op pagina 233.

De verschillende zaken die de wet voorschrijft ter publicatie zijn de volgende: balans en resul-tatenrekening met toelichting, het jaarverslag van het bestuur en directie en als laatste de ove-rige gegevens. Binnen vijf (NV of BV) of zes (overige rechtspersonen) maanden na afloop van het boekjaar dient dit gepubliceerd te worden. De jaarstukken dienen te zijn goedgekeurden ondertekend door de commissarissen en het bestuur. De algemene vergadering van aan-deelhouders keurt ze goed.

17.2

De inrichting van de jaarrekening heeft de volgende volgorde: Inleiding met doelstelling van de onderneming; De grondslagen van de balanswaardering en resultaatbepaling; De balans; De resultatenrekening; De toelichting op de balans en resultatenrekening.

In het boek worden veel begrippen omschreven die betrekking hebben op deze inrichting. Voor een heldere duidelijke uitleg verwijs ik naar het boek vanaf pagina 234.

17.3

De inrichting van de overige stukken geschiedt ook door middel van bepaalde voorschriften. In de overige stukken komt onder meer het volgende aan bod:

Jaarverslag (directieverslag en bestuursverslag); Overige gegevens (accountantsverklaring, regeling winstbestemming e.d.)

Voor de gehele lijst verwijs ik naar pagina 243 van het boek.

Page 6: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

6

17.4

De regelingen in de vorige paragrafen waren voor grote rechtspersonen. Kleine en middelgro-te rechtspersonen kennen andere voorschriften. Voor de kleine geldt dat ze een balans met een hoofdindeling kunnen weergeven. In de resultatenrekening mogen enkele beperkingen staan, ze hoeven niet zo volledig te zijn als een BV of NV. Voor de kleine ondernemingen vervalt de accountantsverklaring.

17.5

De publicatie van jaarstukken geschiedt voor de grote ondernemingen door ze te deponeren bij het Handelsregister. Middelgrote ondernemingen moeten dit ook doen, maar ze mogen een vereenvoudigde balans opgeven en de toelichting hoeft niet zo uitgebreid. De kleine rechts-personen dienen alleen de vereenvoudigde balans met toelichting openbaar te maken.

17.6

Soms is een onderneming met andere ondernemingen verbonden, de zogenaamde dochteron-dernemingen. Hiervan is sprake als in de algemene aandeelhoudersvergadering meer dan de helft van de stemrechten in het bezit van de onderneming is. Van een deelneming is sprake als een rechtspersoon (of zijn dochtermaatschappij) aan een andere rechtspersoon kapitaal verschaft om duurzaam verbonden te zijn ten dienste van de eigen werkzaamheid.Van een groep is sprake als een groep rechtspersonen organisatorisch met elkaar verbonden zijn.Om alles nu goed te kunnen weergeven in de jaarstukken worden de ondernemingen met el-kaar tot één geheel gebracht. Dit wordt consolideren genoemd.

Hoofdstuk 18 Analyse van een gepubliceerde jaarrekening; ken-getallen

18.1

In de inleiding wordt uiteengezet dat in dit hoofdstuk een bespreking zal gaan plaatsvinden van een gepubliceerde jaarrekening. De onderdelen worden op pagina 248 opgesomd.

18.2

In deze paragraaf worden de daadwerkelijke cijfers weergegeven met daarbij een toelichting op pagina 250. Hiervoor verwijs ik naar het boek, er worden veel begrippen genoemd.

18.3

Wettelijk is dit niet verplicht, maar veel ondernemingen nemen dit toch op, het kasstroomo-verzicht. Dit overzicht levert een specificatie van de volgende kasstromen.

Uit operationele activiteiten uit de bedrijfsvoering; Uit investeringsactiviteiten in vaste en/of vlottende activa; Uit financieringsactiviteiten hoe de financieringen hebben plaats gevonden.

Page 7: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

7

Het totaal van deze drie levert de netto-kasstroom. Deze moet gelijk zijn aan de mutatie in de liquide middelen. Voor een voorbeeld en opmerkingen, zie pagina 251.

18.4

De gegevens van de jaarstukken geven de mogelijkheid om bepaalde kengetallen te bereke-nen. In een eerder hoofdstuk is kennis gemaakt met rentabiliteit van het eigen (REV) en het totale vermogen (RTV). Die van het totale vermogen wordt berekend door de totale vermo-gensopbrengst te delen door 1 % van het totale vermogen.Eén opmerking dient hierbij te worden gemaakt. Het totale vermogen is het gemiddeld totaal vermogen van de onderneming. Dit wordt berekend door het vermogen op de eerste dag van het boekjaar te sommeren met het vermogen op de laatste dag en dit moet gedeeld worden door twee. Een voorbeeld van de berekening van een RTV is te zien op pagina 253.De RTV wordt een kengetal genoemd. Dit is omdat het kenmerkend is voor een bepaald as-pect van de onderneming.Een minder bekende vorm van rentabiliteit is die van het vreemde vermogen (RVV). Hierbij wordt berekend hoeveel rente gemiddeld betaald werd op het vreemd vermogen. Als er ver-schillen te waarnemen zijn tussen RTV en RVV ontstaat er een hefboomeffect.De REV wordt berekend door de netto winst voor belasting te delen door 1 % van het gemid-delde eigen vermogen. Ook is er een mogelijkheid tot REV na belastingen. Dit geschiedt op eenzelfde wijze.

18.5

Twee andere vormen dien als maatstaf voor een kengetal kunnen dienen zijn de solvabiliteit en de liquiditeit. De solvabiliteit wordt berekend door de totale activa te delen door het vreemd vermogen. Dit is een belangrijke maatstaf want het impliceert of de onderneming te-genover het vreemd vermogen genoeg middelen heeft staan om dit af te kunnen lossen.

De tweede vorm in deze paragraaf is de liquiditeit. Hierbij gaat het om een maatstaf om te zien of de onderneming in staat is het evenwicht te bewaren tussen ontvangsten en uitgaven om zo aan haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen. Dit kan berekend worden door de current ratio. Dat is de totale vlottende activa gedeeld door het totale vreemde vermogen. Om alvast te bezien of de onderneming in staat is om het evenwicht te bewaren kan een liquidi-teitsbegroting worden opgesteld. Een extern persoon heeft hierbij niet altijd alle gegevens tot zijn beschikking, daarom berekent hij dit ook wel aan de hand van de balans, dit wordt ook wel balansliquiditeit genoemd.Ook een mogelijkheid om de liquiditeit te bepalen in de quick ratio. Deze wordt berekend door de vlottende activa (minus de voorraden) te delen op het vreemd vermogen kort.Een derde vorm van liquiditeit is het Netto Werk Kapitaal (NWK). Dit staat gelijk aan het verschil tussen de vlottende activa en het kort vreemd vermogen. Dit wordt weergeven in een geldseenheid.

18.6

Deze voorgaande berekeningen worden gedaan op basis van de gepubliceerde jaarstukken. Er is evenwel een mogelijkheid dat dit niet juist is. Bijvoorbeeld doordat de onderneming stille reserves aanhoudt in activa of doordat in het eigen vermogen een stille reserve is verwerkt. Voor meer informatie hierover, zie het boek pagina 256 en verder.

Page 8: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

8

18.7

Deze paragraaf illustreert een vergelijking in de tijd. Hiervoor verwijs ik naar het boek. For-mules die in de paragraaf staan worden wel opgenomen hieronder.

Brutomarge is gelijk aan: totale vermogensopbrengst gedeeld door kosten van de omzet (excl. Rente)

Omloopsnelheid van het totale vermogen is gelijk aan: kosten gedeeld door de omzet van het totale vermogen.

RTV is gelijk aan: brutomarge maal de omloopsnelheid. Dit is gelijk aan het quotiënt van de totale vermogensopbrengst en de totale kosten.

Omzetsnelheid is gelijk aan: gemiddelde voorraad gedeeld door de kosten van de omzet. Deze uitkomst dient maal 360 dagen gedaan te worden.Vergelijkbare berekeningen kunnen worden gemaakt met betrekking tot de debiteuren en cre-diteuren.

18.8

Deze paragraaf is een samenvatting van de analyse. Graag doorlezen.

18.9

Beleggers hebben natuurlijk baat bij een positief resultaat. Dit kan door middel van het ren-dement te berekenen. Dit kan door het dividend per aandeel te delen op 1 % van de beurs-koers.

De koers-winstverhouding wordt berekend door het quotiënt te nemen van de beurskoers van een aandeel en de nettowinst per aandeel.

De koers-cashflowverhouding wordt berekend op eenzelfde wijze, alleen neem je nu voor de nettowinst de cashflow. Cashflow betekent kasstroom of kasoverschot.

Hoofdstuk 19 Incidentele vermogensbepaling

Wanneer er zich speciale zaken voordoen in een bedrijf in de vorm van liquiditatie of verkoop of bij het aangaan van een fusie kan er een afzonderlijke balans worden opgemaakt. Er kun-nen verschillende waarderingsgrondslagen uit voort vloeien. Bijvoorbeeld bij liquidatie kan er op de balans gewaardeerd worden tegen de liquidatiewaarde. Voor de verkoop van een onder-neming of fusie van twee ondernemingen is een voorbeeld opgenomen, vanaf pagina 267.

Wanneer er vermogen wordt aangetrokken om een extra-winst te behalen, is er sprake van goodwill. Hiervan is vaak sprake bij overnames. Op de overnemingsbalans wordt de goodwill opgevoerd. Zie pagina 268.

Page 9: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

9

Ook is er een andere vorm om de goodwill te berekenen. Allereerst wordr de rentabiliteits-waarde berekend. Dit is de contante waarde van de jaarlijkse nettowinsten. Ten tweede wordt de intrinsieke waarde berekend. Dit is het totale materiele activa minus het vreemd vermogen. Vervolgens is de goodwill: rentabiliteitswaarde minus de intrinsieke waarde.

Hoofdstuk 20 Algemene aspecten van het combinatieverschijnsel

20.1

Het verschijnsel dat ondernemingen samenwerken wordt ook wel het combinatie- of concen-tratieverschijnsel genoemd. Doordat vele Europese bedrijven gingen samenwerken in de ne-gentiger jaren zijn de regels daartoe flink aangescherpt. Hierbij kan onderscheid worden ge-maakt naar de vorm van de onderneming of de omvang.

20.2

Een bedrijfstak wordt omschreven als een groep bedrijven die hetzelfde of bijna hetzelfde product voortbrengen. Een voorbeeld is de schoenenindustrie. Een reeks opeenvolgende scha-kels in het productieproces wat elkaar opvolgt wordt een bedrijfskolom genoemd. Wanneer bedrijven uit dezelfde bedrijfstak gaan samenwerken wordt dit horizontale samenwerking genoemd. Een voorbeeld hiervan staat op pagina 274.Van verticale samenwerking is sprake als ondernemingen samengaan die tot opeenvolgende schakels binnen de bedrijfskolom horen. Dit kan bij zowel de voorgaande als de opvolgende schakel zijn.

20.3

In deze paragraaf wordt ingegaan op integratie, parallellisatie en proportionaliteit. Integratie is het samenbrengen in één onderneming, van opeenvolgende fasen binnen een bepaald produc-tieproces. Dit kan op twee manieren. Door middel van uitbreiding in verticale richting of door samenwerking.

Parallellisatie is het samenbrengen in één zelfde onderneming, of groep van samenwerkende ondernemingen, van dezelfde fase van verschillende productieprocessen. Dit kan ook op een tweetal manieren. Als eerste door horizontale uitbreiding, dit kan door middel van het toeleg-gen op de productie van een ander product. Bijvoorbeeld door een nieuwe fabriek te stichten. Ook kan er sprake van parallellisatie zijn als twee ondernemingen uit verschillende bedrijfs-kolommen op de zelfde hoogte gaan samenwerken.

Proportionaliteit is de optimale verhouding tussen de hoeveelheden van de verschillende pro-ductiemogelijkheden. Deze productiemiddelen, in de vorm van arbeidskrachten, machines of grondstoffen, worden dan zo optimaal mogelijk benut.

20.4

De bewegingen die in de voorgaande paragraaf besproken zijn, zijn samenvoegende bewegin-gen. Dit hoeft echter niet altijd. Er zijn ook afstotende bewegingen. Namelijk differentiatie en specialisatie.

Page 10: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

10

Van differentiatie is sprake als een onderneming een bepaalde groep afstoot, of een groep processen afstoot van een productieproces omdat het niet meer uit kan qua kosten.

Van specialisatie is sprake als de onderneming een bepaal soort product afstoot. Hier verstoot men een product om de deskundigheid te vergroten voor een ander product.

Hoofdstuk 21 Vormen van samenwerking: de functionele samen-werking en het kartel; PBO-organen

21.1

Van functionele samenwerking is sprake als één activiteit of functie komt tot samenwerken, maar wel zelfstandig blijft. Hiertegen over staat samensmelting. Het woord zegt het al de functies zullen samensmelten tot een nieuwe.

21.2

Onder een functionele samenwerking wordt verstaan dat bepaalde ondernemingen met elkaar samenwerken op een beperkt terrein ter uitoefening van een bepaalde functie. Voor het overi-ge blijven ze zelfstandig. Er wordt dan een overeenkomst gesloten in de vorm van bijvoor-beeld een kartel of door het oprichten van een nieuwe organisatie. Vaak komt dit voor bij kleine en middelgrote ondernemingen.

Page 11: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

11

21.3

Een andere vorm van samenwerking is het kartel. Dit is een combinatie van verschillende ondernemingen uit eenzelfde bedrijfstak die op grond van een overeenkomst de onderlinge concurrentie beperkt om gezamenlijk een sterkere positie te verwerven op de afzetmarkt. De kartel heeft een tijdelijk karakter, omdat deze opzegbaar is. Bij een kartel is sprake van hori-zontale samenwerking. Er zijn een zevental kartels te onderscheidden:

Conditiekartel; Prijskartel; Calculatiekartel; Productie- en afzetkartel; Marktverdelingskartel; Winstverdelingskartel; Syndicaat.

Voor een toelichting op deze vormen verwijs ik naar het boek vanaf pagina 281.

21.4

Een probleem dat zich voordoet bij een kartel is dat de ondernemingen qua structuur niet te-veel van elkaar mogen verschillen. Ook kan het een probleem zijn dat sommige ondernemin-gen niet opgenomen zijn in het kartel, dat wordt getypeerd in het boek als een outsider. Deze concurrentie kan zeer gevaarlijk zijn voor de onderneming.Als een kartel wil slagen moet er een goede controle zijn op de naleving van de kartelbepalin-gen. De meeste kartels bevatten combinaties van de bovengenoemde soorten. Het doel van een kartel is om de winst te vergroten. Het gevaar wat mee schuilt met de kartelvorming is dat het kan leiden tot monopolistische posities en daarmee tot verstarring, inefficiency en prijsop-drijving. Daarom is er een wet in het leven geroepen. Deze is genaamd de Mededingingswet. Hierin is een verbod op kartels in Nederland. De Nederlandse Mededingings Autoriteit (NMA) houdt toezicht dat dit ook wordt nageleefd. Wanneer er overtredingen plaats vinden, volgen er boetes die in de miljoenen euro’s kunnen oplopen.Er is wel een uitzondering. Kartels die als doel hebben om het efficiënter maken van afzet en productie in een bepaalde regio krijgen wel doorgang.

21.5

De Sociaal Economische Raad (SER) is een publieksrechtelijke bedrijfsorganisatie die sinds 195 actief is in Nederland. Deze SER adviseert de regering ten aanzien van haar sociaal-economische beleid. Daarnaast is een taak van de SER om advies uit te brengen van advies over het instellen en opheffen van bedrijfs- en productschappen. En het goedkeuren van de dor deze schappen vastgestelde verordeningen.Bedrijfsschappen hebben betrekking op horizontale samenwerking. Productschappen op verti-cale samenwerking.

Page 12: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

12

Hoofdstuk 22 Vormen van samenwerking: de holding company en de samensmelting

22.1

Wanneer pakketten aandelen worden geruild met een tussenpersoon tegen certificaten dan is er sprake van een trust. De trustee (vertrouwenspersoon) krijgt hierdoor de zeggenschap. Vaak is hiervan sprake bij een horizontale combinatie.Door middel van anti-trustwetten moest om worden gezien naar een andere technische con-structie. Dat werd de holding-company. Dit kan worden omschreven als ene onderneming die een zo groot deel van de aandelen van één of meer andere ondernemingen in bezit heeft dat ze de macht over die ondernemingen in handen heeft.Vaak wordt de holding de moedermaatschappij genoemd die de dochtermaatschappijen onder zich heeft.

22.2

Een directe omschrijving van het begrip concern is niet voorhanden. Vaak is er wel sprake van een samenstel van ondernemingen dat gevormd wordt door de moedermaatschappij en haar dochtermaatschappijen. Een voordeel van een concern is dat het kan leiden tot kostenbe-sparingen.

Wanneer een onderneming samen met één of meer andere ondernemingen een dochtermaat-schappij opricht om gezamenlijk een activiteit uit te richten is er sprake van een joint venture.

22.3

In het bedrijfsleven is vaak sprake van fusies. Dat betekend samensmelting tussen twee be-drijven. Dit kan op een drietal manieren:

Bedrijfsfusie; Juridische fusie; Aandelenfusie;

Voor een toelichting hierop, zie pagina’s 294 en 295 in het boek. Dit wordt onmiddellijk ge-volgd door twee voorbeelden.

22.4

Dit is een samenvatting van het hoofdstuk. Zie hiervoor het boek.

Page 13: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

13

Hoofdstuk 23 Leiding en organisatie

23.1

Binnen de leiding van een onderneming kunnen een drietal elementen worden onderscheiden.Het constituerende element is de eerste. Dit omvat de werkzaamheden omtrent vooruitziende, plannende aard. Bijvoorbeeld het bepalen van de doelstellingen van de onderneming of het ontwerpen van het beleidsplan.Het tweede element is het dirigerende element. Dit zijn werkzaamheden waarvan directe be-sturing sprake is. Het beleidsplan komt ter uitvoering.De derde is het controlerende element. Hier valt het toezicht houden op de juiste uitvoering van de opgedragen taken. Dit is een noodzakelijke aanvulling op het dirigerende element.

23.2

Delegeren is het opdragen van taken door de leiding aan de werknemers. Er worden vier com-ponenten onderscheiden:

Op inhoud van de taak; Op bevoegdheid die verleend wordt; Op verantwoordelijkheid dat opgelegd wordt; Op initiatief dat de medewerker mag ontplooien.

Decharge is het ontheffing verlenen van een verantwoordelijkheid die met een goed resultaat is voltooid.Het omspanningsvermogen is het vermogen dat een chef heeft om leiding te geven aan een aantal medewerkers. Daar tegenover staat de spanwijdte. Dit is het aantal medewerkers aan wie een chef direct leiding geeft in werkelijkheid. In de regel moet geprobeerd worden om deze twee zo veel mogelijk gelijk aan elkaar te laten zijn. Op pagina 305 worden een aantal factoren genoemd die het omspanningsvermogen bepalen.

23.3

In deze paragraaf worden een aantal relaties besproken die in ondernemingen plaats kunnen hebben. Hiervoor verwijs ik naar het boek.

23.4

In deze paragraaf is het belangrijkste het beleidsplan en de planning. Het beleidsplan wordt opgesteld door de leiding en omvat een samensmelting van besluiten dat in de toekomst gere-aliseerd dient te worden.

Page 14: Bedrijfseconomie H16-23

www.studentsonly.nl Voor al jouw HBO & WO uittreksels!Bron: Elementaire Bedrijfseconomie – Prof. Dr. R. Slot & Drs. G.H. Minnaar

14

Een planning omvat een aantal taken die tot de realisatie dienen te worden voltooid. Dit kan in de vorm van budgettering. In het verloop van de paragraaf worden nog enkele opsommingen gegeven omtrent de groot-heden die de onderneming plant en enkele kenmerken van de onderneming.