BACTERIËLE MENINGITIS BIJ KINDEREN - Ghent...
Transcript of BACTERIËLE MENINGITIS BIJ KINDEREN - Ghent...
Academiejaar 2009 - 2010
BACTERIËLE MENINGITIS BIJ KINDEREN:
WIJZIGINGEN IN PREVALENTIE EN VERWEKKERS SINDS
HET AANPASSEN VAN DE VACCINATIESTRATEGIE
Joke VAN GASTEL
Promotor: Prof. Dr. F. De Baets
Scriptie voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding tot
MASTER IN DE GENEESKUNDE
Dankwoord
Een werk als dit vergt heel wat ijver en doorzettingsvermogen. Zonder de nodige hulp en steun langs
verschillende kanten was de afwerking hiervan nog heel wat moeilijker geweest. Daarom wil ik graag
professor De Baets bedanken voor zijn enthousiaste uitleg en het grote vertrouwen in de goede afloop.
Ook mijn ouders en vrienden wil ik bedanken voor hun steun. En ook Félix, die me meer dan wie ook
weet te motiveren.
Joke Van Gastel
6 mei 2010
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave......................................................................................................................................... 3
Abstract ................................................................................................................................................... 1
Inleiding .................................................................................................................................................. 3
Methode ................................................................................................................................................... 4
Resultaten ................................................................................................................................................ 5
Ziektebeeld, behandeling en preventie ................................................................................................ 5
Wat is meningitis? ........................................................................................................................... 5
Kliniek .............................................................................................................................................. 5
Verwekkers ...................................................................................................................................... 6
Diagnose .......................................................................................................................................... 8
Behandeling en preventie ............................................................................................................. 10
Vaccinatie ...................................................................................................................................... 12
Soorten vaccins.............................................................................................................................. 12
Haemophilus influenzae type b ..................................................................................................... 13
Streptococcus pneumoniae ........................................................................................................... 13
Neisseria meningitidis ................................................................................................................... 15
Bacteriële meningitis ......................................................................................................................... 17
Meningitis door H. influenzae ........................................................................................................... 20
Pneumokokkenmeningitis ................................................................................................................. 23
Verenigde Staten ........................................................................................................................... 23
Europa ........................................................................................................................................... 26
België ............................................................................................................................................. 28
Invasieve ziekte door meningokokken .............................................................................................. 30
Discussie ................................................................................................................................................ 34
Referenties ............................................................................................................................................. 39
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
1
Abstract |
Abstract
Bacteriële meningitis is een ernstige aandoening die bij kinderen gepaard gaat met een substantiële
morbiditeit en mortaliteit. De 3 meest frequente verwekkers, verantwoordelijk voor meer dan 80% van
de gevallen, zijn Haemophilus influenzae type b, Neisseria meningitidis en Streptococcus pneumoniae.
Sinds een aantal jaren zijn verschillende vaccins tegen deze mogelijke verwekkers op de markt
gebracht. Door een systematische review van de literatuur werd nagegaan in hoeverre de introductie
van de verschillende vaccins geleid heeft tot een daling van incidentie en of er eventueel nieuwe
verwekkers de plaats innemen van oudere stammen die voordien verantwoordelijk waren voor
bacteriële meningitis.
Sinds enkele decennia is een geconjugeerd vaccin beschikbaar tegen Hib, wat geleid heeft tot een
significante daling van gevallen veroorzaakt door Hib. Meningitis als gevolg van Hib is dankzij
vaccinatie zo goed als verdwenen in de Westerse wereld, met uitzondering van enkele gevallen
voorkomend bij kinderen die niet gevaccineerd werden. Er is tevens geen evidentie dat andere
ongekapselde of gekapselde niet- type b stammen de plaats van Hib hebben overgenomen.
Dankzij het geconjugeerd vaccin tegen Neisseria meningitidis type C dat in 1999 op de markt
gekomen is, komt ook de meningokokken C ziekte nog nauwelijks voor in Vlaanderen. De grootste
verwekker van meningokokkenmeningitis is nu serogroep B. Deze groep baart echter wel zorgen
gezien het feit dat hiertegen geen geconjugeerd vaccin kan ontwikkeld worden. Kapselpolysacchariden
van de serogroep B zijn immers weinig immunogeen omdat deze homologie vertonen met menselijk
weefsel. Vaccinatie op basis van buitenste membraan vesikels, zoals reeds met succes gebruikt in
onder andere Frankrijk, kan eventueel een oplossing bieden.
Ook Streptococcus pneumoniae was in de jaren voor vaccinatie een belangrijke en ernstige verwekker
van bacteriële meningitis bij kinderen. Er bestaan meer dan 90 verschillende serotypes, maar slechts 7
van deze serotypes waren verantwoordelijk voor 68 tot 82% van de invasieve infecties, afhankelijk
van de regio. Deze 7 serotypes werden opgenomen in een heptavalent geconjugeerd vaccin, leidend tot
een significante daling in incidentie van meningitis veroorzaakt door deze 7 serotypes. Tegelijkertijd
zag men een stijging van ziekte veroorzaakt door serotypes die niet in het vaccin zijn opgenomen.
Hierbij moet echter vermeld worden dat ondanks de stijging in ziekte veroorzaakt door niet- vaccin
serotypes de totale incidentie nog steeds significant lager is dan de incidentie voor de introductie van
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
2
Abstract |
het vaccin. Men kan dus stellen dat de introductie van het vaccin zeer effectief is geweest. Een 13-
valent vaccin dat een bijkomende bescherming biedt tegen onder andere serotypes 19A, 7F en 1, zou
in de toekomst de incidentie van pneumokokkenmeningitis nog verder kunnen doen dalen.
Dankzij de goede vaccins die nu beschikbaar zijn, is de incidentie van bacteriële meningitis sterk
teruggedrongen bij kinderen. Andere oorzakelijke pathogenen hebben het landschap weliswaar
gedeeltelijk opgevuld, maar de incidentie van bacteriële meningitis blijft beduidend lager dan die in de
periode voor vaccinatie. Dit geldt echter enkel in de Westerse wereld. In ontwikkelingslanden ziet men
weinig tot geen vooruitgang, daar de vaccins er onvoldoende gebruikt worden, dit voornamelijk
wegens de hoge kostprijs. Hierdoor ziet men op wereldschaal nog steeds een hoge mortaliteit door
bacteriële meningitis bij kinderen. Er zijn meer inspanningen nodig om deze voorkombare sterfte te
bestrijden.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
3
Inleiding |
Inleiding
Acute bacteriële meningitis is een belangrijke oorzaak van morbiditeit en mortaliteit bij kinderen,
zowel in de Westerse wereld als in ontwikkelingslanden. [39] De incidentie varieert van 1 tot
3/100.000 in Europa en de VS tot 50 per 100.000 inwoners of meer in ontwikkelingslanden. [40]
Ondanks sterke antibiotica en goede intensieve zorgen, blijft de mortaliteitsratio vrij hoog met
rapportering van cijfers tussen de 2 en 30%. [12] Bij genezing houden overlevenden vaak
neurologische sequelen over zoals epilepsie, neurosensoriële doofheid en mentale retardatie. [12, 39]
De introductie van de verschillende geconjugeerde vaccins tegen Haemophilus influenzae type b,
Streptococcus pneumoniae en Neisseria meningitidis hebben de epidemiologie van bacteriële
meningitis bij kinderen de laatste decennia sterk veranderd. [30] Het vaccin tegen Haemophilus
influenzae b werd in 1993 in België in het basisvaccinatieschema opgenomen. Door de invoer van dit
vaccin is deze kiem als verwekker van meningitis in onze streken uiterst zeldzaam geworden, men kan
dus spreken van een geslaagde vaccinatiestrategie. In 2001 werd het geconjugeerde vaccin tegen N.
meningtidis serogroep C algemeen in gebruik genomen. Sinds 2007 is ook het heptavalent
geconjugeerd vaccin tegen Streptococcus pneumoniae opgenomen in het basis vaccinatieschema.
Omwille van deze vaccinatie stelt men een daling van ziekte veroorzaakt door vaccin serotypes vast,
maar in dezelfde periode ziet men ook een stijging in ziekte veroorzaakt door niet-vaccin serotypes.
Het doel van deze scriptie is na te gaan in hoeverre de aanpassing van de vaccinatiestrategie bij
kinderen een effect heeft gehad op de prevalentie en verwekkers van bacteriële meningitis: heeft de
invoering van vaccins tegen Hib, Streptococcus pneumoniae en Neisseria meningitidis serogroep C
daadwerkelijk een effect, of worden de verantwoordelijke bacteriën vervangen door andere serotypes
die niet opgenomen zijn in de verschillende vaccins?
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
4
Methode |
Methode
Na een algemeen inzicht gekregen te hebben in de pathologie van meningitis bij kinderen door het
raadplegen van het belangrijkste naslagwerk der infectieziekten: Mandell: Principles and Practice of
infectious diseases, ging ik in Pubmed op zoek naar relevante literatuur. Om me in het onderwerp
verder in te werken werd een recent overzichtsartikel gezocht dat het onderwerp goed besprak. Vanuit
het artikel ‘Bacterial meningitis: the impact of vaccination’ ging de zoektocht verder naar meer
specifiekere artikels die het probleem omvatten. Aangezien voornamelijk gegevens uit Westerse
landen en Noord- Amerika belangrijk waren, omdat daar de verschillende vaccins in gebruik genomen
zijn, was het geen probleem dat er enkel via Pubmed literatuur werd gezocht, dat eigenlijk sterk
gericht is op Westerse en Noord- Amerikaanse literatuur.
De volgende zoektermen werden gebruikt bij mijn zoektocht naar artikels: ‘bacterial meningitis’,
‘infants’ en ‘vaccination’. Ook de volgende termen verkregen via MeSH werden uitgeprobeerd:
‘active immunization’, ‘children’, ‘meningitis, bacterial’. Later werd het zoekwerk specifiek
toegespitst op ‘pneumococcal meningitis’, ‘meningococcal meningitis’ etc.
Na het lezen van de abstracts werden artikels geselecteerd op basis van volgende punten: geschreven
na 2006, Engels- of Franstalige literatuur, nauw aansluitend bij de onderzoeksvraag en gegevens uit
landen waar vaccinatie algemeen wordt toegepast (dus geen ontwikkelingslanden). Na afwerking van
de selectie, werden de gevonden artikels aan professor De Baets voorgelegd. Hij raadde me aan de
Amerikaanse artikels na te kijken wat betreft de gegevens en bij eventueel gelijke gegevens slechts 1
artikel ervan voor mijn onderzoek te gebruiken. Na goedkeuring en verdere selectie werd dan verder
gewerkt met een 50-tal artikels.
Voor gegevens uit België werd de site van het wetenschappelijk instituut voor volksgezondheid
geraadpleegd. Dit instituut brengt jaarlijks een rapport uit van surveillance van infectieziekten bij
kinderen in België. Ook langs deze weg werden gegevens gevonden over de verschillende serotypes
Streptococcus pneumoniae, Meningococcus en Haemophilus influenzae die in België verantwoordelijk
zijn voor ziekte. Een algemeen schema van de aanbevolen vaccinaties in Vlaanderen werd bekomen
via de site van Kind & Gezin.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
5
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Resultaten
Ziektebeeld, behandeling en preventie
Wat is meningitis?
Meningitis is een inflammatie van het cerebrospinaal vocht in de subarachnoidale ruimte en de
ventrikels en van de meningen of hersenvliezen die veroorzaakt wordt door virussen, bacteriën en in
mindere mate ook door schimmels en gisten, deze laatste voornamelijk bij immuungecompromiteerde
patiënten. In tegenstelling tot virale meningitis, dat meestal een vrij banaal en zelflimiterend
ziektebeeld geeft, is bacteriële meningitis een ernstige aandoening die in 5 tot 10% van de gevallen
lethaal is en waarbij meer dan 10% van de overlevenden ernstige neurologische sequelen overhouden.
De 3 belangrijkste bacteriën die verantwoordelijk zijn voor meningitis, en dan voornamelijk bij
kinderen die voor de rest in goede gezondheid verkeren, zijn Streptococcus pneumoniae, Neisseria
meningitidis en Haemophilus influenzae b. De besmetting kan vanuit andere lichaamlocaties
hematogeen gebeuren, dit is de meest frequente weg, of ook per continuitatem via fracturen in
schedeldak of –basis, na otitis media, sinusitis of mastoiditis. De incidentie van bacteriële meningitis
bedraagt 5 tot 10 / 100.000 per jaar. [40]
Kliniek
De kliniek van meningitis omvat algemene tekenen van infectie zoals koorts, onwel gevoel, rillingen,
spierpijn en typische inflammatoire veranderingen in het bloedbeeld. Een petechiale rash is typisch
aanwezig bij meningokokkenmeningitis en kan in zeldzame gevallen ook wijzen op S. pneumoniae
meningitis. Meer specifiek zijn er tekenen van meningeale prikkeling: nekstijfheid, positief teken van
Kernig en Brudzinski, hoofdpijn, braken, irritabilliteit, fotofobie, lethargie, tot zelfs coma. De snelle
ontwikkeling van multiple hemorrhagische erupties in associatie met een beeld van shock, is zo goed
als pathognomisch voor meningococcemie (Waterhouse – Friderichsen syndroom). Ook kunnen de
gewrichten in het ziektebeeld betrokken zijn, wat dan suggestief is voor een H. influenzae meningitis.
Het probleem echter is dat deze klinische manifestaties die gezien worden bij oudere kinderen en
volwassenen vaak ontbreken bij baby’s en jongere kinderen. In het algemeen kunnen we stellen dat
hoe jonger de patiënten zijn, hoe meer subtiel en atypisch de symptomen zijn. Bij baby’s tussen 3
maand en 1 jaar oud moeten we vooral letten op koorts, braken, verhoogde prikkelbaarheid, slecht
drinken, stuiptrekkingen, somnolentie en abnormaal wenen als mogelijke tekenen van de ziekte. Een
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
6
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
typische bevinding is een gespannen, uitpuilende fontanel, maar dit komt vaak pas later in het
ziekteproces tot uiting. Nekstijfheid is vaak afwezig en het teken van Kernig en Brudzinski zijn in
deze leeftijdsgroep moeilijk na te gaan. Bij neonaten is het herkennen van meningitis mogelijks nog
moeilijker. Koorts is hierbij vaak afwezig. Het weigeren van voedsel, braken, excessieve
prikkelbaarheid en slaperigheid moeten zeker doen denken aan meningitis. Aangezien de hoogste
incidentie van meningitis voorkomt bij kinderen tussen 6 maand en 1 jaar oud, moet elke
onverklaarde, persisterende koorts in deze leeftijdsgroep verder onderzocht worden met een lumbale
punctie. [20, 38, 40]
Verwekkers
De drie meest voorkomende bacteriële verwekkers van meningitis zijn Streptococcus pneumoniae,
Neisseria meningitidis en Haemofilus influenzae, die samen verantwoordelijk zijn voor meer dan 80%
van de gevallen. Voor de jaren ‘90 was Haemophilus influenzae type b (Hib) wereldwijd de meest
voorkomende oorzaak van bacteriële meningitis. Echter, na de invoer van een geconjugeerd vaccin in
de routine vaccinatieschema’s voor kinderen, is de incidentie van Hib meningitis sterk gedaald, in het
voordeel van Neisseria meningitidis en Streptococcus pneumoniae, die nu verantwoordelijk zijn voor
de meeste gevallen van bacteriële meningitis. Bij jonge zuigelingen en neonaten zijn ook Escherichia
coli, groep B streptokokken en Listeria monocytogenes mogelijke verwekkers van bacteriële
meningitis.
• Haemophilus influenzae is een Gram- negatieve coccobacil of staaf. Oorspronkelijk werd gedacht dat
deze kiem verantwoordelijk was voor griep, later werd echter duidelijk dat de kiem een veel
voorkomende secundaire binnendringer is in de lagere respiratoire tractus. De species kan
onderverdeeld worden in gekapselde en ongekapselde stammen. De gekapselde stammen worden
verder ingedeeld in 6 verschillende serotypes (a-f), afhankelijk van de chemische structuur van hun
kapselpolysaccharide. Type b stammen zijn verantwoordelijk voor 95% van de invasieve infecties
zoals meningitis, cellulitis, pneumonie en epiglottitis. De andere serotypes en ongekapselde stammen
zijn verantwoordelijk voor gelokaliseerde infecties van de bovenste en onderste luchtwegen zoals
sinusitis en pneumonie. De ongekapselde stammen zijn ook frequente verwekkers van otitis media en
conjunctivitis en zijn daarenboven ook vaak geassocieerd met acute opstoten van chronische
bronchitis. Deze bacteriën zijn aanwezig in de keel van de meeste gezonde personen. Het omkapselde
type b is vaak aanwezig in de respiratoire tractus van jonge kinderen. Slechts heel zelden invadeert
het de bloedbaan en kan het de meningen bereiken waar het meningitis veroorzaakt. Antilichamen van
de moeder beschermen de baby tot de leeftijd van 3-4 maanden, waarna er een periode van verhoogde
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
7
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
gevoeligheid is tot het kind zijn eigen antilichamen aanmaakt. Antilichamen gericht tegen
kapselantigenen zijn goede opsonins, die maken dat de bacterie gemakkelijk gefagocyteerd en gedood
wordt, maar kinderen produceren ze meestal niet voor de leeftijd van 2-3 jaar, mogelijks aangezien
deze antilichamen T cel afhankelijk zijn. [40, 44, 67]
•Streptococcus pneumoniae is een Gram-positieve bacil, die karakteristiek in paren verschijnt,
diplococcen genaamd. Er bestaan meer dan 90 verschillende serotypes, maar slechts 7 van deze
serotypes zijn verantwoordelijk voor 68 tot 82% van de invasieve infecties, afhankelijk van de regio.
[61] De pneumokok behoort tot de normale bacteriële flora van de mondholte, neus en keel. De
kolonisatie begint kort na de geboorte, bereikt haar hoogste prevalentie tegen schoolleeftijd (50-60%)
en daalt daarna geleidelijk tot 5-25% bij volwassenen. De kolonisatie is meestal asymptomatisch maar
kan bij gevoelige personen het vertrekpunt vormen van infecties. De overdracht van mens tot mens
gebeurt door respiratoire druppels en wordt in de hand gewerkt door intiem contact. In gesloten
gemeenschappen kunnen epidemieën ontstaan. De meeste infecties zijn echter sporadisch, met een
uitgesproken winterpiek. Endogene infectie gebeurt hetzij door het afdalen naar de lagere luchtwegen
(pneumonie), hetzij door migratie naar het middenoor (otitis media), ofwel door invasie van de
bloedsomloop (bacteriëmie, meningitis). Pneumokokken zijn verantwoordelijk voor ongeveer 30 tot
47 procent van de meningitisgevallen. De mortaliteit en morbiditeit zijn zeer hoog en vertonen pieken
in de leeftijdsgroepen onder 5 jaar en boven 65 jaar. De mortaliteit schommelt rond 17% van de
gevallen bij baby's en peuters. [40, 44]
•Neisseria meningitidis zijn gekapselde, Gram- negatieve diplococcen. Er bestaan 13 verschillende
serogroepen, waarbij serogroep A, B, C, W135 en Y verantwoordelijk zijn voor meer dan 90% van de
ernstige gevallen van meningitis en sepsis. Bij ons komen vooral B en C en in mindere mate Y voor.
Groep A zorgt vooral voor epidemieën in Afrika, met de grootste ziektehaard in sub- Sahara Afrika,
waar het voornamelijk op het einde van het droge seizoen ziekte veroorzaakt. Deze regio wordt de
‘meningitis belt’ genoemd. Ook in Azië is deze serogroep soms verantwoordelijk voor echte
epidemieën. Type W135 wordt dan weer voornamelijk vastgesteld bij Mekka-reizigers. [65]In de loop
van de jaren ‘90 zagen we in België een geleidelijke toename van het aantal meningokokkeninfecties.
In het begin was deze toename vooral te wijten aan serogroep B. Later zag men ook een toename van
serogroep C. N. meningitidis is een menselijke pathogeen die de nasopharynx koloniseert en zich
verspreidt via druppeltjes. Het is de enige bacterie die in staat is epidemieën van meningitis te
veroorzaken. Het asymptomatische dragerschap in de populatie bedraagt 5 tot 10% in niet-
epidemische omstandigheden en tijdens epidemieën verhoogt dit nog. [21] N. meningitidis veroorzaakt
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
8
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
voornamelijk meningitis en sepsis bij kinderen jonger dan 4 jaar met een piek tussen de leeftijd van 6
maanden en 2 jaar, wanneer de maternele passieve immuniteit reeds grotendeels verdwenen is en de
actieve immuniteit nog niet voldoende ontwikkeld is. Een tweede piek is merkbaar bij tieners en
jongvolwassenen. [45] De algemene mortaliteit gaat van 3 tot 13%, met een case fatility rate (CFR)
van gemiddeld 7.78% in Europa en 10-14% in de VS. [19] Omwille van epidemiologische redenen
worden de meningokokken nog verder ingedeeld in serotypes en subserotypes, op basis van de
immunologische reactie van respectievelijk hun PorA of PorB proteïne op de buitenste membraan.
Meer dan 5000 sequentie types (ST) zijn vandaag de dag geïdentificeerd, die samen 35 ST complexen
vormen. N. meningitidis kan ook snel genetische veranderingen ondergaan, ondermeer door
genentransfer en genenconversie. Hierdoor kunnen ze kapselantigenen veranderen. Op deze manier
kan het ontstaan van B:2a:P1.5 (serogroep B, subtype 2a) stammen uit C:2a:P1.5 (serogroep C,
subtype 2a) verklaard worden. [21] De verschillende subserotypes verschillen ook in ernst, waarbij
C:2a behoort tot het hypervirulent ST11 complex, dat gepaard gaat met een hogere mortaliteit dan
subtype C:2b. [63]
Diagnose [38, 40]
Aangezien vroege symptomen soms zeer aspecifiek zijn en hierdoor de kliniek dus vaak minder
duidelijk is, berust de definitieve diagnose op onderzoek van het cerebrospinaal vocht (CSV), dat door
middel van een lumbale punctie verkregen wordt. Een cultuur van het CSV met Gram kleuring kan de
oorzakelijke kiem aantonen. Een lumbale punctie is een invasieve techniek die omwille van mogelijke
complicaties best niet zonder gegronde reden wordt uitgevoerd. Wanneer de arts echter meningitis
vermoedt, mag niet getwijfeld worden om een lumbaalpunctie uit te voeren. Een vroege diagnose die
gevolgd wordt door een adequate behandeling kan immers een groot verschil maken in het verloop
van de ziekte. Het CSV-onderzoek van een patiënt met bacteriële meningitis heeft typisch de
volgende kenmerken: een troebel uitzicht, een verhoogd aantal witte bloedcellen met een
predominantie van de neutrofielen, een lage glucose concentratie in vergelijking met de concentratie in
het serum, een verhoogd aantal proteïnen en een cultuur die meestal positief is voor het verwekkende
organisme. Ook typisch is de verhoogde openingsdruk die men aantreft in het CSV (zie Tabel 1). De
celtelling, differentiatie en de concentratie van eiwit en glucose in het CSV kunnen ook een
belangrijke rol spelen bij de differentiaaldiagnose van meningitis veroorzaakt door virussen, waarbij
men CSV met een helder uitzicht aantreft, een geringer aantal witte bloedcellen opmerkt, een normale
glucoseconcentratie en lager aantal proteïnen. [30] Tuberculeuze meningitis langs de andere kant kent
een meer sluipend begin met traag verloop, waarbij meningeale tekenen vaak beperkt aanwezig zijn.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
9
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Verder dient men in de differentiaaldiagnose ook nog meningoencefalitis op te nemen, waarbij naast
een ontsteking van het hersenparenchym ook de meningen in het ziekteproces betrokken zijn. Dit
proces echter kent voornamelijk een virale oorsprong. [37]
Tabel 1
(Mandell: Principles
and practice of
infectious diseases)
[40]
Hierbij moet men
stellen dat de
normaalwaarden
verschillend kunnen
zijn bij neonaten
met een zeer laag
geboortegewicht.
Wel dient opgemerkt te worden dat men in sommige omstandigheden sterk moet opletten met het
uitvoeren van een lumbale punctie. Bij kinderen met hypotensie, respiratoire distress en
hartaandoeningen kan een lumbale punctie de ventilatie en doorbloeding verder compromitteren en
dient de procedure uitgesteld te worden tot de situatie van het kind stabiel is. Ook stollingsstoornissen
bij het kind zijn een contra-indicatie voor een lumbale punctie. Wanneer neurologische tekenen wijzen
op een verhoogde intracraniële druk, bijvoorbeeld veroorzaakt door een hersenabces of
gegeneraliseerd hersenoedeem, dient een CT of MRI van de hersenen genomen te worden om deze uit
te sluiten en zo een herniatie te vermijden. Wanneer dit tot vertraging leidt van de juiste therapie-
instelling, dient steeds een empirische antibioticabehandeling opgestart te worden.
CSV parameter Typische bevinding
Openingsdruk 200-500mm H20
WBC aantal 1000-5000/mm³ (range <100 tot > 10.000)
Percentage neutrofielen ≥ 80%
Proteïne 100-500 mg/dl
Glucose ≤ 40 mg/dl
CVS/ serum glucose ratio ≤ 0.4
Gram kleuring Positief in 60 tot 90% van de gevallen
Cultuur Positief in 80% van de
meningokokkenmeningitis tot 90% van de
pneumokokken-meningitis
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
10
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Daarnaast werden latex agglutinatie testen ontwikkeld als hulp bij de vlugge diagnose van bacteriële
meningitis. Deze hebben zeker niet de bedoeling de plaats van het CSV onderzoek over te nemen,
maar kunnen handig zijn voor de directe diagnose, vooral bij patiënten die reeds voor de
lumbaalpunctie behandeld werden met antibiotica. De sensitiviteit van deze vlugge diagnostische test
is het grootst voor H. influenzae type b (85-95%), waarbij de waarde van deze test in vraag kan
gesteld worden gezien het verdwijnen van de meningitis op basis van H. influenzae b na het invoeren
van de vaccinatie.
Ook PCR (polymerase- kettingreactie) van CSV wordt soms gebruikt ter diagnosestelling. Er zijn
primers op de markt voor de simultane detectie van N. meningitidis, S. pneumoniae en Hib. Deze
techniek kan vooral van nut zijn als de resultaten van de CSV cultuur, Gramkleuring en latex
agglutinatietest negatief zijn door voorafgaande antibioticatherapie. Bloedculturen zijn meestal ook
positief bij kinderen met bacteriële meningitis, voornamelijk bij meningitis veroorzaakt door Hib en S.
pneumoniae. Ook kan aspiratie van een geïnflammeerd gewricht, purpura-lesies en purulent oorvocht
bijkomende informatie verschaffen.
Behandeling en preventie
De behandeling bestaat uit adequate therapie met antibiotica. De standaardbehandeling voor N.
meningitidis meningitis is penicilline G of ampicillline, voor Hib bestaat de behandeling uit cefotaxim
of ceftriaxone en voor S. pneumoniae gebruikt men penicilline voor gevoelige stammen of anders
cefotaxim voor de meer resistente stammen. Meestal wordt een empirische antibioticatherapie
opgesteld, welke verschillend is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Voor kinderen tussen 0 en 12
weken oud bestaat de behandeling uit ampicilline plus cefotaxim, na de leeftijd van 3 maanden wordt
cefotaxim opgestart, dit omdat er rekening gehouden wordt met mogelijks resistente stammen van S.
pneumoniae. Later wordt op basis van de resultaten van de kweek en gramkleuring overgegaan naar
een nauwer spectrum antibioticum. In onze streken wordt ook dexamethasone toegediend samen met
de eerste dosis antibiotica om het aantal complicaties te verminderen, voornamelijk de doofheid bij
kinderen na meningitis kent hierdoor een opmerkelijke reductie. Wanneer een kind met
meningokokkenmenigitis zich presenteert, wordt ook zijn onmiddellijke omgeving profylactisch
behandeld. Bij familie en dichte contacten wordt gedurende 2 dagen een behandeling gegeven met
rifampicine 20mg/kg/dag, ook een eenmalige dosis azithromycine van 10mg/kg wordt met succes
gebruikt. Voor volwassenen kan ook een eenmalige dosis van 500mg ciprofloxacin een mogelijk
alternatief bieden. [37]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
11
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Zonder juiste antibiotica is de kans op overlijden meer dan 95% door sepsis, hersenoedeem,
inklemming en andere complicaties. Met aangepaste antibiotherapie bedraagt de kans op overlijden
tussen de 5 en 10%. Daarenboven treden bij overlevenden vaak neurologische sequelen op. Uit
onderzoek blijkt dat bijna 20% van de kinderen die een meningitis doormaakten in het eerste
levensjaar later een permanente ernstige of minder ernstige afwijking vertonen. Mogelijke gevolgen
zijn ondermeer neurosensorieel gehoorsverlies, ataxie, hemiparese, vasculaire insulten, epilepsie,
lokale vasculitis, waardoor eventueel parese van de craniale zenuwen VI-VIII kan optreden. Daarom
wordt na genezing van meningitis routinematig een gehoortest gedaan. [37] Ook minder duidelijke
gebreken zoals leermoeilijkheden worden geacht een mogelijk gevolg te zijn van meningitis in het
eerste levensjaar. [3] Een typische verwikkeling van Hib meningitis, die nu omwille van vaccinatie
nog weinig frequent wordt gezien in onze streken, is het subduraal effuus. Er ontstaat hierbij een
etteruitstorting in de meningen, waardoor na genezing plots weer koortspieken ontstaan. Ook
macrocefalie kan een teken zijn van subduraal effuus, waardoor het heel belangrijk is de
schedelomtrek goed te volgen bij kinderen die een meningitis hebben doorgemaakt.[37]
Door het overvloedige gebruik van antibiotica voor banale aandoeningen worden bepaalde bacteriën
steeds ongevoeliger voor antibioticatherapie. Voor de invoer van het heptavalent vaccin waren in 1998
25% van de geïsoleerde pneumokokkenstammen resistent tegen penicilline. De proportie van
resistente stammen was hierbij het hoogst bij kinderen jonger dan 5 jaar. [71] Ook bij de meningokok
wordt resistentie tegen antibiotica een steeds groter probleem. In Frankrijk werd in de periode tussen
1999 en 2002 bij 30% van de stammen een verminderde gevoeligheid gezien tegen penicilline G, de
standaardbehandeling voor meningokokkenmeningitis. [1] Daarom is het heel belangrijk de ziekte te
voorkomen door vaccinatie: zo is het kind beschermd tegen bacteriën die soms moeilijk te behandelen
zijn met de klassieke antibiotica en voorkomt het dat het kind ziek wordt, zodat er minder
antibioticagebruik nodig is.[48] Vaccinatie zorgt dus voor een persoonlijke bescherming van het kind
tegen gevaarlijke infectieziekten: het lichaam bouwt verdedigingsstoffen op zodat je de ziekte niet
meer kan krijgen. Wanneer de vaccinatiegraad in een populatie voldoende hoog is, bekomt men
daarenboven ook een effect van groepsbescherming. Als in een bevolkingsgroep bijna iedereen
gevaccineerd is, vindt de kiem immers nauwelijks nog een gastheer die ziek kan worden. Dit noemt
men het ‘kudde- effect’ of groepsimmuniteit. Vandaag de dag zijn er reeds verschillende vaccins tegen
veel voorkomende verwekkers van bacteriële meningitis op de markt.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
12
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Vaccinatie
Veel van de voorgaande bacteriën die verantwoordelijk zijn voor invasieve infecties bezitten een
polysaccharidekapsel, dat de activatie van complement verhindert en zo fagocytose tegengaat, maar dit
kapsel kan ook gebruikt worden als antigen waartegen een preventief vaccin kan ontwikkeld worden.
[21]
Soorten vaccins
- Polysaccharidevaccin: is werkzaam tegen een groot aantal serotypes. Het kapsel van de
bacterie bestaat uit suikerketens, waarvan dan een deeltje wordt opgenomen in het vaccin. Het
lichaam reageert dan met de vorming van antilichamen. Nadeel echter is dat dit vaccin niet
werkzaam is bij kinderen jonger dan 2 jaar door hun immature immuunsysteem. De intrinsieke
B- cel maturatie van kleine kinderen is immers nog niet goed genoeg. Antilichamen tegen
polysaccharide antigenen zijn van de Ig2 fractie, welke pas laat in de ontwikkeling van de
immuniteit tot uitrijping komen en pas volledig functioneel zijn vanaf de leeftijd van 2 jaar.
Ook heeft het vaccin geen duidelijk effect op het nasopharyngeale dragerschap.
- Geconjugeerd vaccin: door conjugatie van kapselpolysaccharides met een sterk immunogene
proteïne, zoals een niet-toxisch difterie toxoïd, induceert het een T-cel afhankelijke humorale
immuunrespons. Hierdoor is het ook werkzaam bij jongere kinderen. Verder zorgt het ook
voor een mucosale immuniteit en voor een verminderde kolonisatie, wat leidt tot een effect
van groepsimmuniteit. [39]
- Proteïne vaccin: er is volop ontwikkeling van vaccins tegen S. pneumoniae die serotype-
onafhankelijk zijn. Zo is het pneumococcal surface adhesine A (PsaA), een lipoproteïne dat
aan de oppervlakte zit van alle gekende S. pneumoniae serotypes een mogelijk doelwit. Dit
lipoproteïne is een adhesine dat ook een belangrijke rol speelt in de aanhechting van de
bacterie aan de gastheercel in de nasopharyngeale mucosa. [57] Ook pneumolysine is een
target in de ontwikkeling van proteïnevaccins. [16] Dit toxisch proteïne is gelokaliseerd in het
cytoplasma en vormt een belangrijke virulentiefactor van S. pneumoniae. Naast het feit dat
pneumolysine cytotoxisch is voor eukaryote cellen, is het ook in staat de pro-inflammatoire
activiteit van neutrofielen en macrofagen te versterken. Het speelt ook een rol in de invasie,
adherentie en uitzaaiing van de bacterie, waardoor vaccinatie tegen deze proteïne een
uitstekende kans maakt om de ernst van invasieve pneumokokkeninfecties te reduceren. [14]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
13
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Haemophilus influenzae type b
Sinds het begin van de jaren 1970 is een capsulair polysaccharidevaccin op de markt dat bestaat uit het
polyribosylribitol fosfaat (PRP) van de buitenste laag van de bacterie. [52] In Finland werd een
effectiviteit van 90% gezien bij kinderen tussen 18 en 72 maand oud, maar niet bij jongere kinderen,
waardoor het vaccin in Europese landen niet algemeen in gebruik werd genomen. In de USA en
Canada daarentegen werd dit vaccin wijdverspreid ondanks zijn slechte immuniteit bij jonge kinderen
en het ontbreken van een effect op nasopharyngeaal dragerschap. [52] Om de immunogeniciteit van
deze vaccins te verbeteren ontstond eind de jaren 1980 een geconjugeerd vaccin waarbij het kapsel
polysaccharide PRP geconjugeerd werd met een immunogenische carrierproteïne. Vier verschillende
vaccins werden zo op de markt gebracht, waarbij het vaccin met PRP geconjugeerd met tetanus toxoid
het meest gebruikte is, maar het soort vaccin wordt best gekozen op basis van de lokale epidemiologie.
Er werd een effectiviteit gezien van 98% met een enorme daling van incidentie van ziekte zoals
epiglottitis en meningitis. Dit is voornamelijk te verklaren door het terugdringen van kolonisatie in de
nasopharynx, waardoor het een effect van haardimmuniteit induceert.[39]
In België werd dit vaccin in 1993 in gebruik genomen. Het wordt tegenwoordig toegediend op de
leeftijd van 2, 3 en 4 maand, samen met de vaccinatie tegen difterie, pertussis, tetanus, polio, hepatitis
B in een enkele spuit, het hexavalent vaccin genoemd. Op de leeftijd van 15 maanden krijgen kinderen
dan nog een booster van deze vaccinaties toegediend. [50] De nood aan een booster wordt aangenomen
omwille van het feit dat het immunologisch geheugen van kinderen jonger dan 1 jaar niet goed genoeg
bleek om een lange termijn protectie te bieden. Een mede- oorzaak hiervan wordt gelegd bij het feit
van gezamenlijke vaccinatie met DiTePer. [39]
Streptococcus pneumoniae
Omdat de mens het enige reservoir is voor de S. pneumoniae, is het theoretisch mogelijk om door
middel van goede vaccinatie de bacterie uit te roeien, zoals vroeger gebeurd is met het pokkenvirus.
[55] Er zijn 2 soorten vaccins tegen S.pneumoniae op de markt. Een eerste polysaccharidevaccin is al
op de markt sinds de jaren 1980 en werkt tegen 23 serotypes. Nadeel echter is dat dit vaccin niet
werkzaam is bij kinderen jonger dan 2 jaar. Dit vaccin wordt dus enkel gebruikt bij de preventie van
infecties bij personen ouder dan 60 jaar of bij patiënten met een verhoogd risico, zoals een gedaalde
immuniteit. Verder onderzoek leidde tot een geconjugeerd vaccin dat in 2000 op de markt kwam.
Hierbij worden kapselpolysacchariden geconjugeerd met een niet- toxisch difterie toxoid. Dit type
vaccin beschermt echter maar tegen de 7 kapseltypes die bij pediatrische infecties het vaakst
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
14
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
voorkomen, namelijk serotypes 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F en 23F. Deze 7 serotypes zijn
verantwoordelijk voor 82.2% van de IPD- gevallen in de VS, in Europa lag dit percentage voor
vaccinatie rond de 68%.[61] Mogelijks is er ook (onvolledige) bescherming tegen vaccin- gerelateerde
serotypes zoals 6A en 19A. Dit zijn serotypes waarvan het polysaccharidekapsel maar weinig verschil
vertoont met serotypes die wel in het vaccin vervat zijn. Ook zijn zij in staat tot kruisreactie met
antilichamen tegen vaccinserotypes. [31]
Oorspronkelijk werd een ‘3+1’ schema aangeraden voor kinderen. Na een uitgebreid
kosteneffectiviteitonderzoek in België in 2006, opteerde men in 2007 voor een opname van het vaccin
in het basisvaccinatieschema in België met een volledige terugbetaling, maar werd het
toedieningschema aangepast naar een ‘2+1’ toediening. Argumenten hiervoor waren dat de
incrementele kosteneffectiviteit van het 3+1 schema (op 2, 3, 4 en 15 maanden) ten opzichte van het
2+1 schema (2,3 en 15 maanden) ongunstig leken in vergelijking met andere aanvaarde interventies in
België.[53] De kost per QALY (Quality Adjusted Life Year ) was immers € 155.619, in vergelijking
met € 9.869 per QALY voor het ‘2+1’ schema. Uit studies in de Verenigde Staten bleek immers geen
significant verschil in protectie op langere termijn voor de gevaccineerde persoon noch een verschil in
effect van groepsimmuniteit. Ook pleitte men voor een 2+1 schema omdat de vaccinatiekalender
overvol geraakt en omdat eventueel nieuwe vaccins in de toekomst moeilijk te introduceren zouden
zijn door het feit dat de vaccinatiemomenten schaars worden, rekening houdend met het feit dat het erg
duur is om bijkomende vaccinatiemomenten te creëren. [53] Tegenwoordig wordt het vaccin in
Vlaanderen toegediend op de leeftijd van 2, 4 en 12 maanden. [50]
Sinds december 2009 is ook een 13-valent vaccin op de markt, maar dit is nog niet algemeen in
gebruik in België. Het werd ontwikkeld als vervolg op het 7-valent PCV vaccin ter preventie van IPD,
pneumonie en otitis media bij peuters en jonge kinderen veroorzaakt door de 13 pneumokokken-
serotypes die in het vaccin zijn opgenomen. Naast de ‘oude serotypes’ die reeds in het PCV7 vaccin
werden opgenomen, bevat het 13valent vaccin nu ook serotypes 1, 3, 5, 6A, 7F en 19A. Hiermee zou
het meer dan 90% van de IPD –gevallen kunnen voorkomen op de meeste plaatsen ter wereld.
(berekend op basis van serotype gegevens voor wijdverspreid gebruik van PCV7) [58]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
15
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
Neisseria meningitidis
Een polysaccharidevaccin tegen serogroep C is reeds beschikbaar sinds de jaren 1970, maar een
relatief korte duur van immuniteit en het feit dat dit vaccin niet effectief is bij jonge kinderen, maakten
dat het gebruik ervan beperkt werd tot de aanpak van ziekte-uitbraken. [45] Ook een bivalent
polysaccharidevaccin tegen serogroep A en C gecombineerd is wereldwijd op de markt. [21] Verder
bestaat ook een tetravalent polysaccharidevaccin tegen de kapseltypes A, C, Y en W135. Dit is echter
slechts doeltreffend vanaf de leeftijd van 2 jaar en wordt enkel aangeraden bij reizen naar Afrika, waar
voornamelijk serotype A frequent voorkomt en bij bedevaarten naar Mekka, waar serotype W135 een
reëel gevaar vormt. Polysacharidevaccins zijn wel effectief bij oudere kinderen, maar zijn te zwak
immunogeen bij kinderen jonger dan 2 jaar, die een groot risico lopen op de infectie. Deze vaccins
slagen er immers niet in een immunologisch geheugen te induceren. [21]
In 1999 kwam ook een geconjugeerd vaccin tegen serotype C op de markt dat sinds 2001-2002 in
Vlaanderen in het vaccinatieschema is opgenomen en toegediend wordt op de leeftijd van 15 maanden.
Na de leeftijd van 12 maanden blijkt 1 dosis immers een blijvende immuniteit te bieden. [43] Ook een
samengesteld geconjugeerd vaccin tegen serotype A + C bestaat, maar gezien de epidemiologie in
België is deze hier niet nodig: in 2008 was immers geen enkel geval van sepsis of meningitis
veroorzaakt door serogroep A. [9]
Omdat er goede vaccins ter beschikking zijn die serogroep A, C, Y en W135 kunnen controleren, is
serogroep B de meest voorkomende oorzakelijke factor van invasieve meningokokkenziekte in onze
streken. [60] Een geconjugeerd vaccin tegen serogroep B is immers niet te realiseren omdat
kapselpolysacchariden weinig immunogeen zijn bij de mens aangezien het B polysaccharide
homologie vertoont met menselijk weefsel, wat leidt tot immunologische tolerantie. De belangrijkste
component van het type B kapsel is een α2-8 gelinkt siaalzuur homopolymeer, dat epitopen bevat die
kruisreageren met cel-adhesiemoleculen op neuronen. Antilichamen tegen het kapsel van serogroep B
meningokokken zouden dus een kruisreactie kunnen vertonen met eigen antigenen en zo
verantwoordelijk kunnen zijn voor een auto-immuunziekte. [22, 60] Logisch gevolg hieruit is dat
onderzoek naar een vaccin tegen meningococcus B zich voornamelijk richt tegen antigenen die niet op
het kapsel gelegen zijn, zoals proteïnen en lipopolysacchariden. Zij worden verkregen door isolatie uit
buitenste membraan vesikels (outer membrane vesicles) die vrijgesteld worden als een uitstulping van
de celmembraan gedurende bacteriële groei. Ook nu reeds wordt dit soort vaccins met succes gebruikt
in de aanpak van ziekte- outbreaks. [21, 22, 39]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
16
Resultaten | Ziektebeeld, behandeling en preventie
In Afrika, meer bepaald in de ‘meningitis belt’, blijft ook serogroep A een belangrijk probleem. Zoals
eerder vermeld bestaat een samengesteld geconjugeerd vaccin tegen serogroep A+ C wel, maar
wegens de hoge kostprijs wordt het in de meeste ontwikkelingslanden weinig gebruikt. Het
‘Meningitis vaccine project’, ontstaan uit een samenwerking tussen de WHO en PATH, een non-
profit organisatie die op basis van lokaal best passende strategieën de gezondheid tracht te bevorderen,
engageert zich om een geconjugeerd vaccin te ontwikkelen tegen serogroep A dat tegen een lage prijs
op de markt zou gebracht worden in ontwikkelingslanden en een belangrijke rol zou kunnen spelen in
de aanpak van epidemieën en de preventie van meningitis. [21, 47]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
17
Resultaten | Bacteriële meningitis
Bacteriële meningitis
Auteur Studie Periode Land Pathogenen
1 - 3 maand
Pathogenen
3 maand -
2 jaar
Pathogenen
> 2 jaar
Nigrovic et al.
[51]
retrospectief 2001-2004 VS -Gram negatieve
bacillen
-Groep B
streptococcen
S. pneumoniae
(27% VS, 11%
VGR, 62%
NVS)
N. meningitidis
(voornamelijk
type B)
N. meningitidis
Theoridou et al.
[64]
prospectief 1974-1984
1985-1994
1995-2005
Griekenland - N. meningitidis
Hib
N. meningitidis
Levy et al. [34] surveillance 2001-2007 Frankrijk Groep B
streptokokken
E. coli
S. pneumoniae N. meningitidis
Howitz et al.
[25]
surveillance 1997-2006 Denemarken Groep B
streptokokken
E. coli
S. pneumoniae
S. pneumoniae
(62% PCV7)
N. meningitidis
(vnl type B)
-
Ceyhan et al.
[12]
prospectief 2005-2006 Turkije N. meningitidis N. meningitidis N. meningitidis
Tabel 2: Verantwoordelijke pathogenen bij kinderen, leeftijdsgebonden
Verantwoordelijke bacteriën voor meningitis bij kinderen verschillen sterk van streek tot streek, zijn
afhankelijk van de leeftijd en gezondheid van het kind en zijn onderhevig aan vaccinatiestrategieën die
verschillen van land tot land. Nigrovic et al.[51] beschreven de kliniek en epidemiologie van bacteriële
meningitis bij kinderen in een periode van algemeen verspreide PCV7 vaccinatie op basis van een
retrospectief onderzoek van de medische fiches van alle kinderen tussen 1 maand en 19 jaar oud, die
zich met bacteriële meningitis presenteerden op de spoedafdeling van 20 pediatrische centra in de VS.
Patiënten met een CSV- shunt, met een verminderd immuunsysteem en zij die in de maand voor de
diagnose van meningitis neurochirurgie ondergingen, werden uit de studie geweerd. Bij kinderen met
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
18
Resultaten | Bacteriële meningitis
multiple episodes van meningitis, werd enkel de eerste episode mee in rekening gebracht. De
geïsoleerde pathogenen verantwoordelijk voor meningitis verschilden met de leeftijd. Bij baby’s
tussen 1 en 3 maand oud waren gram- negatieve bacillen en groep B streptococcen de meest
voorkomende verwekkers, bij kinderen ouder dan 3 maand waren Streptococcus pneumoniae en
Neisseria meningitidis de meest frequente pathogenen, waar bij kinderen ouder dan 11 jaar Neisseria
meningitidis duidelijk domineerde en verantwoordelijk was voor 54% van alle meningitis- gevallen.
Levy et al. [34] onderzochten de eigenschappen van bacteriële meningitis bij kinderen in Frankrijk.
Ook zij vonden een dominantie van groep B streptokokken en E. coli in de neonatale periode, S.
pneumoniae was verantwoordelijk voor de meeste gevallen van meningitis bij kinderen jonger dan 1
jaar en vanaf de leeftijd van 1 jaar werd de meningokok predominant. Dit komt ook overeen met de
resultaten van Howitz et al. [25] die in Denemarken een onderzoek deden naar de epidemiologie van
bacteriële meningitis bij kinderen jonger dan 2 jaar. Ook zij vonden als meest frequente verwekkers bij
kinderen jonger dan 1 maand groep B streptokokken en E. coli. Ook S. pneumoniae werd hier als
oorzaak van meningitis bij baby’s jonger dan 1 maand vermeld. S. pneumoniae is ook hier de grootste
oorzaak van bacteriële meningitis bij kinderen jonger dan 2 jaar, waarbij 64% van de gevallen in het
eerste levensjaar optrad. Een tweede grote oorzaak werd ook hier bij N. meningitidis gelegd. H.
influenzae werd een zeldzame oorzaak van meningitis.
Ceyhan et al. [12] daarentegen vonden N. meningitidis als belangrijkste oorzaak van bacteriële
meningitis, ook in de leeftijdsgroep jonger dan 2 jaar. In verschillende streken echter was ook S.
pneumoniae de meest frequente verwekker en kwam N. meningitidis bijna niet voor. In het algemeen
was de verdeling van verantwoordelijke pathogenen voor bacteriële meningitis in Turkije in de
studieperiode tussen 2005 en 2006 56.5% N. meningitidis, 22.5% S. pneumoniae en 20.5% Hib. Ook
in Griekenland werd op basis van een prospectief onderzoek gezien dat N. meningitidis in alle
periodes en in alle leeftijdsgroepen de voornaamste verwekker van bacteriële meningitis is. (50.5%
van de gevallen gedurende de 3 periodes werd veroorzaakt door Neisseria meningitidis ). 71.1% van
de gevallen trad op bij kinderen jonger dan 5 jaar, 26.3% bij kinderen jonger dan 1 jaar. Dit in
tegenstelling tot vele andere landen waar Haemophilus influenzae b voor de invoer van het vaccin als
grootste verantwoordelijke pathogeen werd aanzien. Tijdens de periode tussen 1995 en 2005, wanneer
vaccinatie tegen Hib algemeen in gebruik is in het land, daalde de incidentie van Hib meningitis van
2.5/100.000 naar 0.4/100.000. In dezelfde periode nam de prevalentie van meningitis door
meningokokken toe, wat deels te wijten is aan het ontstaan van een nieuwe epidemische kloon van
Neisseria meningitidis type C, die verantwoordelijk is voor verschillende ziekte-outbreaks. [64]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
19
Resultaten | Bacteriële meningitis
Serotypering van de verantwoordelijke pathogenen leverde bijkomende informatie op. In de VS waren
62% van de pneumokokkenisolaties serotypes die niet in het PCV7 vaccin zijn opgenomen, 11%
waren vaccingerelateerde serotypes en 27% waren vaccin-serotypes. Bij de meningokokkenmeningitis
werd het serotype bepaald bij 32 van de 67 gevallen, waarbij de grote meerderheid behoorde tot
serotype B. De geïsoleerde H. influenzae stammen waren allen niet- typeerbare, ongekapselde
serotypes. [51] In Denemarken werd het serotype bepaald in 92% van de gevallen, waarbij de grote
meerderheid (62%) het gevolg was van serotypes die in het PCV7 vaccin opgenomen zijn. Dit echter
wel in een periode waarbij algemeen gebruik van PCV7 vaccinatie nog niet geïntroduceerd was. Bij de
gevallen van N. meningitidis behoorde het overgrote deel tot het serotype B. In de studieperiode van 9
jaar werden slechts 8 gevallen gemeld van H. influenzae meningitis, waarvan 1 enkel geval door
kapseltype b veroorzaakt werd. [25] In Turkije gebeurde ook serotypering van de verschillende isolaten
N. meningitidis. 42.7% van de infecties bleken veroorzaakt door W- 135, 31.1% door serogroep B,
2.2% door serogroep Y en 0.7% door groep A. Serogroep C echter werd in geen enkel geval
geïsoleerd. Dit staat in sterk contrast tot gegevens uit andere streken van Europa, waar serotype B en C
nog steeds het epidemiologisch landschap domineren. [12]
Uit de studie van Nigrovic et al. [51] blijkt dat, zelfs na algemene introductie van PCV7, nog steeds
1/3de
van de bacteriële meningitis- gevallen bij kinderen veroorzaakt wordt door Streptococcus
pneumoniae. Gegevens uit deze studie suggereren ook dat ongeveer de helft van de kinderen met
pneumokokkenmeningitis besmet worden door stammen die niet in het vaccin werden opgenomen.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
20
Resultaten | Meningitis door H. influenzae
Meningitis door H. influenzae
Auteur Periode Studie Onderwerp Besluit
Farhoudi et al. [18] 1997-2003 Surveillance Epidemiologische
trends van invasieve
Hib ziekte nagaan in
het tijdperk na
vaccinatie. (Zweden)
Gemiddelde leeftijd is
49.1 jaar. 20% van de
gevallen trad op bij
kinderen tussen 0 en 4
jaar.
Kalies et al. [29] 1998-2005 Actief
surveillance
Inschatten van een
potentiële shift naar
non- type b invasieve
infecties in een
populatie met een hoge
covering van het Hib
vaccin. (Duitsland)
Geen toename in
voorkomen van
invasieve ziekte als
gevolg van non- type b
Hi serotypes.
Pop- Jora et al. [56] 2001-2006 Actief
surveillance
Beschrijven van
overige H. influenzae
meningitis in de
pediatrische populatie
in Frankrijk na de
sterke daling van Hib
meningitis als gevolg
van het geconjugeerde
vaccin.
Haemophilus
influenzae meningitis
bestaat nog, meer dan
de helft zelfs door Hib,
vaak als gevolg van
afwezige of niet-
volledige vaccinatie.
Scheifele et al. [62] 2001-2003 Actief
surveillance
De oorzaak nagaan van
nieuwe gevallen van
invasieve Hib infecties
in Canada.
Uit de studie blijkt de
effectiviteit van de
vaccinatiestrategie
stabiel. Bij kinderen die
een volledig
vaccinatieschema
toegediend krijgen, is
het risico op Hib
infectie heel klein.
Tabel 3: Meningitis door H. influenzae
Meningitis als gevolg van Haemophilus influenzae komt nog zelden voor in landen met vaccinatie
tegen Hib. [37] Voor het gebruik van een geconjugeerd vaccin tegen Hib was de jaarlijkse incidentie
van Hib meningitis in de Scandinavische landen gelijk aan 49/ 100.000. [28] In 2002 daarentegen, toen
het vaccin reeds enkele jaren in gebruik was, werd geen enkel geval van Hib meningitis bij kinderen
jonger dan 5 jaar gemeld in Denemarken en Finland, in Noorwegen werden 2 gevallen gemeld, wat
overeenkomt met een incidentie van 0.66/100.000 bij kinderen jonger dan 5 jaar en in Zweden zag
men in datzelfde jaar 7 gevallen. [46] De gemiddelde incidentie van Hib meningitis in Europa was 23
per 100.000 voor de invoer van vaccinatie, nu echter ziet men in deze streken nog weinig of geen
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
21
Resultaten | Meningitis door H. influenzae
gevallen van Hib meningitis, met een gemiddelde jaarlijkse incidentie van minder dan 1 per 100.000.
[52] In België werden van 2000 tot 2007 nog slechts 26 stalen van CSV positief bevonden op
Haemophilus influenzae, al dan niet type b. [49]
Kalies et al. [29] onderzochten de potentiële shift naar non- type b invasieve infecties in een populatie
met een hoge covering van het Hib vaccin. Gevallen met bevestigde H. influenzae infecties bij
kinderen jonger dan 10 jaar werden vastgesteld door 2 onafhankelijke nationale actieve surveillance
systemen gedurende de periode 1998- 2005. Invasieve ziekte als gevolg van H. influenzae type b
daalde van 28 gevallen in 1998 naar 12 in 2005. Er werd geen trend waargenomen voor non- type b
gevallen. In de meeste jaren was het aantal gevallen als gevolg van non- type b serotypes groter dan
het aantal gevallen veroorzaakt door Hib. Het aantal infecties door ongekapselde types namen de
bovenhand over gekapselde – non type b- serotypes. Vanaf 2001 werden nog 192 casussen van
invasieve H. influenzae infecties bij kinderen gezien. Serotypering gebeurde in 157 gevallen. 64
casussen bleken Hib serotypes, 18 gekapselde, non- type b serotypes en 70 gevallen waren
ongekapselde serotypes. Van de 64 invasieve ziektegevallen als gevolg van Hib, was de meest
voorkomende klinische manifestatie meningitis. In deze groep had 11% een predisponerende conditie
en 62% van de gevallen vond plaats bij kinderen die niet gevaccineerd waren. Ook bij de
ongekapselde types was de meest frequente klinische manifestatie meningitis. Toch was meningitis
minder frequent als gevolg van ongekapselde serotypes in vergelijking met Hib serotypes. Van de
invasieve infecties veroorzaakt door non- type b gekapselde serotypes had 22% een predisponerende
factor voor het ontwikkelen van een invasieve infectie, in de groep van infecties veroorzaakt door niet
gekapselde serotypes had 38% een predisponerende conditie. Pop- Jora et al. [56] beschreven de
overige meningitis gevallen in een pediatrische populatie waar vaccinatie tegen Hib algemeen wordt
toegepast. Gedurende de studieperiode van 5 jaar werden 69 gevallen genoteerd van H. influenzae
meningitis. Dit geldt voor 2.7% van het totaal aantal gevallen van bacteriële meningitis die gezien
werden. Van deze 69 werd in 36 keren Hib als oorzaak aangeduid, 8 gevallen werden veroorzaakt
door andere kapseltypes, 20 gevallen door ongekapselde H. influenzae bacteriën. In 5 gevallen kon het
type niet bepaald worden. Van deze meningitisgevallen veroorzaakt door Hib, bleken 41% van de
kinderen geen enkel dosis van het vaccin ontvangen te hebben en een andere 14% volgde niet het
aanbevolen vaccinatieschema. Ook Farhoudi et al. [18] onderzochten epidemiologische trends van
invasieve Hib ziekte in de periode na vaccinatie. De leeftijdsspecifieke incidentie bij kinderen tussen 0
en 4 jaar is 1.1/100.000. Vijfendertig percent van de gevallen bij hen trad op in het eerste levensjaar,
27% in de eerste 6 maanden van het leven. De gemiddelde jaarlijkse incidentie in de gehele populatie
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
22
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
daalde met 50% ten opzichte van de periode voor vaccinatie. Er werd enkel een lichte piek in
incidentie gezien in de jaren 2002-2003.
Wanneer Scheifele et al. [62] de oorzaak van nieuwe gevallen van invasieve Hib infecties nagaan,
vinden ze als mogelijke verklaring falen van het vaccin, steeds –mits 2 gevallen buiten beschouwing
gelaten- bij kinderen met een gedaalde immuniteit of chronische ziekte of het feit dat een kind geen of
onvolledige immunisatie toegediend gekregen had. Dit als gevolg van een weigering door de ouders,
een verlate toediening van het vaccin of een te jonge leeftijd van het kind om volledige
vaccinatieschema reeds doorlopen te hebben. Ook Kalies et al. zagen in hun studie dat 40 van de 64
kinderen met een invasieve Hib infectie niet gevaccineerd waren, 24 hadden wel 1 of meerdere
dosissen van het vaccin gekregen. [29] Het merendeel van de Hib meningitis trad op voor de leeftijd
van 18 maanden met een piek tussen 6 en 11 maanden, wanneer het boostervaccin nog niet is
toegediend. Infectie als gevolg van andere, ongekapselde Haemophilus influenzae types kwamen voor
op elke leeftijd. Bij 18 kinderen met meningitis als gevolg van H. influenzae, zowel gekapselde als
ongekapselde types, werden voorbeschikkende factoren zoals prematuriteit.
Pop- Jora et al.[56] concluderen dat meningitis veroorzaakt door H. influenzae nog steeds voorkomt in
Frankrijk en dat de helft van de gevallen het gevolg is van H. influenzae type b. Bij de gevallen die
veroorzaakt werden door Hib, had 41% van de kinderen geen enkele vaccinatie tegen Hib ontvangen,
14% van de kinderen kreeg een onvolledig schema. Belangrijk is dus dat de beschermingsgraad voor
het vaccin verhoogt. Ook Scheifele et al. oordelen dat de effectiviteit van de vaccinatiestrategie stabiel
blijft. Bij kinderen die een volledige vaccinatieschema toegediend krijgen, is het risico op Hib infectie
heel klein.[62] Kalies et al zijn daarenboven van oordeel dat invasieve ziekte als gevolg van non- type
b serotypes niet enkel voorkomt bij kinderen met risicofactoren. [29]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
23
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
Pneumokokkenmeningitis
Verenigde Staten
Auteur Onderwerp Studie Pre- vaccin Post- vaccin
Black et al. [6] Incidentie IPD bij
kinderen < 5j
Passief
surveillance
Labo- gebaseerd
62.5/100.000
PCV7:
50.9/100.000
15.3/100.000
PCV7:
4.9/100.000
Hsu et al. [26] Prevalentie
pneumokokkenmeningitis
Actief surveillance
Populatie-
gebaseerd
1.13/100.000
PCV7:
0.66/100.000
0.79/100.000
PCV7:
0.18/100.000
Mera et al. [42] Wijziging in serotypes Surveillance PCV7: 68.5% PCV7: 29.3%
Hsu et al. [27] Wijziging in serotypes
verantwoordelijk voor
IPD bij kinderen
Passief
surveillance
- 2001: PCV7: 25%
2006: PCV7: geen
=> meest
frequente
verwekker: 19A
Pilishvili et al. [54] Incidentie IPD in tijdperk
van vaccinatie
Actief surveillance 24.4/100.000
PCV7:
15.5/100.000
13.5/100.000
PCV7:
1.0/100.000
Tsai et al. [66] Hospitalisaties als
gevolg van
pneumokokkenmeningitis
Retrospectief 7.7/ 100.000
( bij kinderen < 2j)
2.6/100.000
( bij kinderen < 2j)
Tabel 4: Studies uit de VS
Men ziet in de VS een duidelijke afname in incidentie van IPD (invasive pneumococcal disease) en
pneumokokkenmeningitis in de periode na PCV7 vaccinatie. Black et al. [6] bepaalden op basis van
laboratoriumgegevens van de Northern Californian Kaiser Permanente de incidentie van IPD bij
kinderen jonger dan 5 jaar na de introductie van het heptavalent vaccin in april 2000 gedurende een
periode van 5 jaar. Gemiddelde incidentie van IPD in de postlicentie periode van het vaccin was 15.3
gevallen/100.000 persoonsjaren, in vergelijking met 62.5 gevallen/100.000 persoonsjaren voor de
introductie van het PCV7. Ook Pilishvili et al.[54] merkten op basis van een actieve surveillance studie
een daling van IPD in de VS, de totale incidentie daalde hier van 24.4/100.000 in de pre-
vaccinatieperiode naar 13.5/100.000 na invoering van het vaccin. Bij kinderen jonger dan 5 jaar daalde
de incidentie met 76% in vergelijking met gegevens van de periode voor vaccinatie werd toegepast.
Ook bij kinderen jonger dan 2 maand, die dus te jong zijn om reeds gevaccineerd te zijn geweest,
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
24
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
daalde de incidentie van IPD van 49.5/100.000 in de periode voor vaccinatie naar 25.0/100.000 in de
periode erna. Dit waarschijnlijk als gevolg van het effect van haardimmuniteit. Dit is een belangrijk
gegeven wat betreft invoering van vaccinatie in ontwikkelingslanden, waar pneumokokkeninfecties
voornamelijk op jongere leeftijd voorkomen. [54]
Wanneer men specifiek kijkt naar de incidentie van pneumokokkenmeningitis na invoering van
vaccinatie, merkten Hsu et al. [26] op basis van actieve populatiegerichte surveillancegegevens dat
deze daalde van 1.13 gevallen per 100.000 personen voor vaccinatie naar 0.79 gevallen/100.000 na de
ingebruikname van het vaccin. Bij kinderen jonger dan 2 jaar daalde de incidentie gedurende de
studieperiode zelfs van 10.16/ 100.000 naar 3.66/ 100.000, wat overeenkomt met een daling van 64%.
Wel wordt een stijging in incidentie van pneumokokkenmeningitis veroorzaakt door niet-
vaccinserotypes gezien. [54]
In de studie van Black et al.[6] zag men dat de verantwoordelijke serotypes ook verschilden
naargelang de periode. De vaccin serotypes waren verantwoordelijk voor 50.1 gevallen van IPD per
100.000 persoonsjaren voor de introductie van het vaccin, in de periode erna slechts voor 4.9
gevallen/100.000 persoonsjaren. Tegelijk zag men dat de gemiddelde incidentie van IPD veroorzaakt
door niet- vaccin serotypes steeg van 5.3/100.00 voor invoer van het vaccin naar 6.2 gevallen/ 100.000
in de post-vaccin periode. Een gelijkaardige daling ziet men in de studie van Pilishvili et al. [54] Zij
zagen dat PCV7 serotypes voor vaccinatie verantwoordelijk waren voor een incidentie van
15.5/100.000, na vaccinatie echter waren ze slechts verantwoordelijk voor een incidentie van
1.0/100.000. Serotype 19A, dat niet in het vaccin is opgenomen, is dan weer sterk in aantal
toegenomen. Zij stegen van 0.8 naar 2.7/100.000. Ook Mera et al. [42] merkten een verandering in
serotypes verantwoordelijk voor invasieve ziekte in de periode na vaccinatie. Prevalentie van PCV7
serotypes was 68.5% in de pre -vaccinatiejaren, in de periode na introductie van het vaccin daalde dit
percentage tot 29.3%. Van de serotypes die niet in het vaccin vervat waren, maakte serotype 19A de
grootste winst, bij kinderen maakte het respectievelijk 3% en 22.1% uit van alle serotypes, voor en na
introductie van het vaccin. [42] Tijdens de periode volgend op invoer van vaccinatie, nam het aandeel
van serotype 19A gedurende 6 jaar steeds meer toe, met een incidentie van 0.4/100.000 in 2001,
1.4/100.000 in 2003 en 2.2/100.000 in 2006. In 2007 viel de incidentie wel terug op 1.7 gevallen per
100.000. Dit in tegenstelling tot de andere meest voorkomende serotypes (7F, 6A, 22F, 33F, 15B/C en
3) die allen een incidentiecijfer hebben van minder dan 1 per 100.000 en niet significant veranderden
gedurende de 6 jaar na introductie van het PCV7 vaccin. [27] In totaal zijn deze andere niet- vaccin
serotypes wel verantwoordelijk voor een jaarlijkse incidentie van 7.9/100.000, in tegenstelling tot
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
25
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
6.1/100.000 in de periode voor vaccinatie. [54] IPD als gevolg van vaccin- gerelateerde serotypes bij
kinderen jonger dan 5 jaar, daalde ook significant. Dit als gevolg van een opmerkelijke daling van
82% in ziekte veroorzaakt door serotype 6A/C. Bij de andere vaccin- gerelateerde serotypes werd
echter geen verandering vastgesteld. [54]
Ook de serotypes verantwoordelijk voor meningitis verschilden sterk. Hsu et al [26] zagen dat de
serotypes die opgenomen zijn in het PCV7 vaccin in de pre- vaccinatie periode verantwoordelijk
waren voor 0.66 gevallen/ 100.000 personen, waar na de algemene vaccinatie deze serotypes slechts
verantwoordelijk waren voor 0.18 gevallen per 100.000. Voor kinderen jonger dan 2 jaar was deze
daling van PCV7 serotypes nog groter; in de pre- vaccinatieperiode waren PCV7 serotypes
verantwoordelijk voor 8.2 gevallen/ 100.000, waar deze in de post –vaccinatieperiode slechts 0.59
gevallen/100.000 veroorzaakten. Tegelijkertijd nam de incidentie van meningitis veroorzaakt door
serotypes die niet in het vaccin waren opgenomen toe met 60.5%.
Op basis van hun resultaten stelden Mera et al. [42] dat serotypes die niet in het vaccin opgenomen
zijn, de plaats van vaccin serotypes overgenomen hebben bij kinderen jonger dan 5 jaar. Pilishvili et
al. echter menen dat de toenemende incidentie van IPD veroorzaakt door 19A en andere niet-
vaccinserotypes eigenlijk relatief laag is in vergelijking met de dramatische daling van IPD als gevolg
van PCV7- serotypes. [54]
Het aantal hospitalisaties als gevolg van pneumokokkenmeningitis daalde ook significant na
vaccinatie, zeker bij kinderen jonger dan 2 jaar, die de doelgroep zijn van deze vaccinatiestrategie. In
de periode voor het vaccin werd ingevoerd, waren er jaarlijks 7.7 hospitalisaties per 100.000 bij
kinderen jonger dan 2 jaar. In de periode 2001- 2004, wanneer het vaccin reeds in gebruik is, daalde
dit tot 2.6/100.000. Dit is een daling van 66%. Bij kinderen tussen 2 en 4 jaar daalde het aantal
hospitalisaties met 51.5%.Voor de ingebruikname van het vaccin waren kinderen jonger dan 5 jaar
verantwoordelijk voor 30% van de hospitalisaties als gevolg van pneumokokkenmeningitis, na de
invoer slechts voor 15%. [66]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
26
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
Europa
Auteur Onderwerp Land Studie Pre- vaccin Post- vaccin
Casado et
al. [11]
Epidemiologie van
pneumokokken-
meningitis
Spanje Prospectief 6.4/100.000 2.83/100.000
Salleras et
al. [61]
Veranderingen in
serotypes bij kinderen
<2j
Spanje
(Catalonia)
Surveillance PCV7: 70.54%
PCV7-
gerelateerd: 9.82%
PCV7: 31.67%
PCV7-
gerelateerd: 32.5%
Levy et al. [36]
Epidemiologie van
penumokokken-
meningitis bij kinderen
Frankrijk Actief
surveillance
PCV7: 63.9% PCV7: 22.8%
Lepoutre
et al. [32]
Impact vaccin op
incidentie IPD bij
kinderen <15j
Frankrijk Surveillance
Labo-
gebaseerd
8/100.000
PCV7:
5.6/100.000
Niet- PCV7:
2.4/100.000
6/100.000
PCV7:
1/100.000
Niet- PCV7:
4.9/100.000
Dubos et
al. [17]
Epidemiologie van
pneumokokken-
meningitis bij kinderen
<18j
Noord-
Frankrijk
Retrospectief 1.65/100.000 0.80/100.000
Harboe et
al. [24]
Nagaan vroege
effectiviteit PCV7
vaccin
Denemarken Surveillance
Labo-
gebaseerd –
prospectief?
13.2/100.000
(meningitis bij
kind<2j)
6.9/100.000
Rückinger
et al. [59]
Reductie incidentie van
IPD na invoer PCV7
vaccin
Duitsland Surveillance
(labo- en
hospitaal-
gebaseerd)
16.7/100.000 (IPD
bij kind<2j)
7.4/100.000 (IPD
bij kind<2j)
Tabel 5: Studies uit Europa
Ook in Europa stelt men een daling van de incidentie van IPD vast. In Duitsland werd bij kinderen
jonger dan 2 jaar een daling in incidentie gezien van 16.7/100.000 voor de invoering van het vaccin
naar 7.4 erna.[59] Ook wanneer we specifiek naar meningitis kijken, is een daling merkbaar. In Spanje
zagen Casado et al. [11] op basis van een prospectief onderzoek dat gegevens verzamelde in 50
ziekenhuizen in verschillenden autonome regio’s bij kinderen jonger dan 14 jaar, een daling van
incidentie van 6.4/100.000 in de periode voor vaccinatie naar 2.83/100.000 in 2006, wanneer
vaccinatie algemeen verspreid was. Ook Lepoutre et al. [32] stelden in Frankrijk een daling van
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
27
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
incidentie vast. Bij kinderen jonger dan 2 jaar daalde de incidentie van pneumokokkenmeningitis na
vaccinatie met 25%. In de regio van Noord- Frankrijk daalde de incidentie bij kinderen jonger dan 2
jaar zelfs van 8.9/100.000 voor vaccinatie naar 1.8/100.000 na invoering van het vaccin. Deze daling
komt overeen met een reductie van 82%. [17] In Denemarken werd 1 jaar na invoering van het PCV7
vaccin in het algemene vaccinatieschema reeds een daling gezien van 13.2/100.000 in de pre- vaccin
jaren naar 6.9/100.000 post- vaccinatie, dit bij kinderen jonger dan 2 jaar. [24]
Deze daling in incidentie was voornamelijk het gevolg van een daling van door vaccin-serotypes
veroorzaakte ziekte. Zo was in Duitsland serotype 14 de meest frequente verwekker in de pre-
vaccinatieperiode -verantwoordelijk voor een incidentie van 5.7/100.000- na vaccinatie echter drong
de incidentie terug tot 1.2/100.000. [11, 59] Casado et al zagen geen significante toename van het
aantal gevallen veroorzaakt door serotypes die niet in het vaccin waren opgenomen. [11] Ook in
Duitsland bleef de incidentie van ziekte veroorzaakt door niet- vaccin serotypes relatief stabiel. Enkel
een toename van 7F werd opgemerkt, maar deze was niet significant. [59]
Dit in tegenstelling tot Salleras et al. die een significante toename zagen van ziekte veroorzaakt door
serotypes 19A en 24F die beiden niet in het vaccin zijn opgenomen. [61] Ook Lepoutre et al. [32]
zagen een stijging van het aantal gevallen veroorzaakt door serotypes die niet in het PCV7 vaccin
opgenomen zijn. Gedurende 6 jaar werden alle pneumokokken- isolaten van bloed of CSV bij
kinderen jonger dan 15 jaar verzameld en door het NRCP (national reference centre for pneumococci)
getypeerd. De incidentie van meningitis veroorzaakt door serotypes die niet in het vaccin opgenomen
zijn, steeg hier namelijk van 2.4/100.00 voor de invoering van het vaccin naar 4.9/100.000 na
invoering van het PCV7 vaccin. Voornamelijk serotypes 19A en 7F zijn hier verantwoordelijk voor
meningitis en sepsis. De incidentie van meningitis veroorzaakt door vaccingerelateerde serotypes bleef
gelijk gedurende de studieperiode die liep van 2001 tot 2006. Ook Levy et al. [36] merkten op basis
van een actief surveillancesysteem, waarbij 252 pediatrie- afdelingen van ziekenhuizen verspreid in
Frankrijk alle gevallen van pneumokokkenmeningitis bij kinderen jonger dan 18 jaar documenteerden,
dat nog weinig gevallen van meningitis veroorzaakt werden door vaccin- serotypes. Vaccin serotypes
waren verantwoordelijk voor 63.9% van de gevallen in de pre-vaccinatieperiode en gelden slechts
voor 22.8% van de gevallen in de periode van verspreide vaccinatie. Ook in de populatie die niet
gevaccineerd werd, was een duidelijke daling te merken van meningitis veroorzaakt door vaccin-
serotypes. In de periode tussen 2001 en 2007, dus voor en na vaccinatie, is serotype 19A verdubbeld
in voorkomen en is nu verantwoordelijk voor 22% van de gevallen. Ook de serotypes 7F, 15B/C en
33F zijn sterk toegenomen.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
28
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
België
Vergison et al.[69] deden voor de invoer van het PCV-7 vaccin in België een onderzoek naar de
werkelijke incidentiecijfers van IPD in België. Dit om rationele keuzes te kunnen maken wat betreft
vaccinatiestrategie. Ze gebruikten hiervoor een nationaal actief surveillancesysteem, dat zowel labo-
als kliniek- gebaseerd was. 128 Belgische ziekenhuizen met een pediatrieafdeling werkten mee en
gaven gedurende 1 jaar (2002- 2003) elk geval van IPD aan. De incidentiecijfers voor IPD bij kinderen
jonger dan 2 jaar waren 104/100.000 en voor meningitis 16.1/100.000. Voor kinderen jonger dan 5
jaar waren de cijfers respectievelijk 59.9/100.000 en 7.7/100.000. Zevenenzestig percent van de
serotypes verantwoordelijk voor ziekte bij kinderen zijn vervat in het PCV7 vaccin, 18% zijn vaccin-
gerelateerd. Serotype 19A was de derde meest frequente verwekker, verantwoordelijk voor 10%. Voor
specifiek meningitis, is 69.7% van de gevallen veroorzaakt door een vaccin- serotype, 9.1% door een
vaccin- gerelateerd serotype en 21.2% door andere zoals serotype 1 en 7F.
In het jaarverslag van Pedisurv (Surveillance van infectieziekten bij kinderen in België)[33], werden in
2007 driehonderdachtenzestig gevallen van IPD bij kinderen jonger dan 15 jaar vermeld. De diagnose
van IPD gebeurde door isolatie van S. pneumoniae in een cultuur of detectie met PCR uit een normaal
steriele lichaamsvloeistof. De incidentie is 19.1/100.000 bij kinderen jonger dan 15 jaar en
49.4/100.000 bij kinderen jonger dan 5 jaar. Het serotype was gekend voor 91% van de patiënten. De
meest frequente serotypes hiervan, dit zowel bij gevaccineerde als niet- gevaccineerde kinderen,
blijken serotype 19A (18%) en 7F (13%) bij kinderen jonger dan 2 jaar en serotype 1 (29%- 47%)
voor kinderen ouder dan 2 jaar. Bij kinderen jonger dan 2 jaar, zijnde de doelgroep van het vaccin, is
de proportie vaccin- serotypes gedaald van 72% in 2002-2003 naar 15% in 2007. Dit wijst op een
significante impact van de vaccinatie. De incidentie (gecorrigeerd voor de dekkingsgraad van de
surveillance) van IPD bij kinderen jonger dan 2 jaar door een serotype dat vervat zit in het heptavalent
vaccin is verminderd van 73.5 per 100.000 in 2002-2003 naar 10.1 per 100.000 in 2007, wat
overeenkomt met een daling van 86%. Meningitis als gevolg van pneumokokkeninfectie wordt steeds
minder gezien, met in 2007 een incidentie van 1.5/100.000 bij kinderen jonger dan 15 jaar. In tabel 5
is een vergelijking gemaakt tussen het aantal infecties in het jaar 2007, 2006 en het jaar 2002-2003, de
periode voor vaccinatie. Door de introductie van het PCV7 vaccin in het algemene vaccinatieschema
bij zuigelingen is de vaccinatiegraad bij kinderen aanzienlijk verhoogd, op basis van het aantal
verkochte vaccins wordt de coveringsgraad op 90% geschat. In 2006 echter was het vaccin al op de
markt in België, maar doordat het niet in het standaard vaccinatieschema was opgenomen was de
vaccinatiegraad eerder laag. (30 à 50%). Hierdoor was het effect enkel te merken wat betreft ziekte
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
29
Resultaten | Pneumokokkenmeningitis
veroorzaakt door vaccin- serotypes, maar werd geen verschil gezien op de globale incidentie van IPD
bij kinderen jonger dan 5 jaar. Door de goede vaccinatiegraad in 2007 echter, is een globale daling
merkbaar bij kinderen jonger dan 5 jaar.
2007 2006 2002-2003 (pre- vaccin)
< 2 jaar 171 227 240
2 -4 jaar 118 109 102
5- 15 jaar 79 70 Niet inbegrepen in de studie
Totaal 368 406 342
Tabel 6: IPD infecties per leeftijdsgroep pre- en postvaccin (Surveillance van infectieziekten bij kinderen in
België, PediSurv, jaarverslag 2007) [33]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
30
Resultaten | Invasieve ziekte door meningokokken
Invasieve ziekte door meningokokken
Auteur Periode Onderwerp Studie Pre- vaccin Post- vaccin
Bettinger
et al.[4]
2002-2006 Evaluatie van het
vaccinatieprogramma tegen
men C in Canada.
Actief
surveillance
0.38/100.000
(<4 jaar)
0.12/100.000
(<4 jaar)
Cano et
al.[7]
2002-2003 De impact nagaan van
vaccin op de epidemiologie
van invasieve
meningokokkenziekte in
Spanje.
Passief
surveillance
6.6/100.000
(<5jaar)
1.0/100.0000
(<5jaar)
Levy et al. [35]
2001-2007 Analyse van de
epidemiologie, klinische en
biologische kenmerken van
meningokokkenmeningitis
bij kinderen in Frankrijk.
Actief
surveillance
Martinez
et al. [41]
1997-2007 Evolutie van
meningokokkenziekte
nagaan na de invoer van het
geconjugeerd vaccin in
Catalonië.
Retrospectief,
surveillance
7.6/100.000 0.6/100.000
Miller et
al.[43]
1999-2000 Effectiviteit van vaccinatie-
campagne nagaan.
-81%
(<17jaar)
Mooney et
al. [45]
1994-2003 Impact nagaan van het
geconjugeerd menC vaccin
op de incidentie van
meningokokkenziekte in
Schotland.
15.8/100.000
(<5jaar)
0.7/100.000
(<5jaar)
Stefanelli
et al. [63]
2005-2008 Evaluatie na invoering van
menC vaccin in Italië.
Surveillance
1.7/100.000
(<4jaar)
0.5/100.000
(<4jaar)
Tabel 7: Meningococcemie
Cano et al. [7] gingen de impact na van het geconjugeerde meningokokken C vaccin op de
epidemiologie van invasieve meningokokkenziekte in Spanje 2 tot 3 jaar na invoering van het vaccin.
Het risico op ziekte veroorzaakt door een meningokok C tijdens het seizoen van 2002-2003 was 25%
lager dan het jaar ervoor en zelfs 58% lager in vergelijking met het jaar voor de ingebruikname van het
vaccin. Bij kinderen jonger dan 5 jaar daalde de incidentie van serogroep C ziekte zelfs van
6.6/100.000 in de periode voor vaccinatie naar 1.0/100.000 erna, wat overeenkomt met een
vermindering van 85% . Ook in Italië, waar het vaccin nochtans enkel werd toegediend bij kinderen
jonger dan 1 jaar en bij personen met asplenie of immuundeficiëntie, daalde de incidentie van
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
31
Resultaten | Invasieve ziekte door meningokokken
serogroep C significant van 1.7/100.000 in 2004 naar 0.5/100.000 in 2007, dit in de leeftijdsgroep
tussen 0 en 4 jaar. [63] Ook Mooney et al. [45] evalueerden het effect van invoering van het
geconjugeerd vaccin in Schotland op de incidentie van meningokokkenziekte. Hier daalde de
incidentie van ziekte veroorzaakt door serogroep C van 15.8/100.000 in 1999 naar 0.7/100.000 in 2001
bij kinderen jonger dan 5 jaar. Bij kinderen tussen 5 en 19 jaar oud daalde de incidentie in dezelfde
periode van 6.7 naar 1.5/100.000. In Canada daalde de incidentie van meningococcus C –ziekte in de
leeftijdsgroep tussen 1 en 4 jaar van 0.38 naar 0.12/ 100.000, dit in de provincies die het vaccin
vroegtijdig hebben geïmplementeerd. [4] In Engeland en Wales was serogroep C endemisch in de
periode voor vaccinatie. Toen in november 1999 de UK als eerste land een geconjugeerd vaccin tegen
serogroep C in zijn vaccinatieprogramma opnam, bleek het een onmiddellijk en grondig effect te
hebben op de incidentie van meningokokken C ziekte. Een totale reductie van 81% werd gezien in
incidentie bij kinderen en jongeren tot 17 jaar. [43]
In Spanje stelden Cano et al. ook een daling vast van meningokok B ziekte bij kinderen jonger dan 1
jaar in het jaar volgende op de invoering van het geconjugeerde meningokokken C vaccin. In de
andere leeftijdsgroepen echter steeg de proportie van serogroep B geleidelijk van 58.3% in 2000 naar
68% in 2001 en 2002, tot bijna 72.9% in het begin van 2003. [7] Ook Mooney et al. merkten na
invoering van het menC vaccin een daling van ziekte veroorzaakt door serotype B, terwijl in de
periode voor vaccinatie de incidentie van serogroep B ziekte juist in stijgende lijn ging. [45] Martinez
et al. merkten op hun beurt een reductie in de incidentie van serogroep B, maar het verschil voor
serogroep B was veel kleiner dan voor serogroep C. [41] Dit in tegenstelling tot Bettinger et al. [4] die
zagen dat de incidentie van serogroep B gelijk bleef, alsook de incidentie van serogroep Y en W135.
Ook Stefanelli et al. merkten geen verandering in incidentie veroorzaakt door serogroep B. [63] De
natuurlijke cyclus van de serogroep B bacterie en het feit dat men in bepaalde regio’s in een
interepidemische periode zou zitten, kunnen een mogelijke verklaring vormen voor deze verschillende
waarnemingen.
Op verschillende plaatsen hebben ook de subserotypes een belangrijke verandering ondergaan. In
Spanje steeg C:2a van 20% in 2000 naar 56% in 2003, een trend die wel al begon voor de introductie
van het vaccin, maar waar verder geen uitleg voor werd gegeven. [7] Ook in Italië toonde analyse van
de serogroep C serotypes een gelijkaardige verandering: C:2a steeg van 15% in 2005 naar 48% in
2008, terwijl C:2b daalde van 70% naar 30% in dezelfde periode. Hierbij moet vermeld worden dat de
outcome van C:2a veel slechter is dan bij C:2b met meer dan dubbel zoveel gevallen van sepsis en een
fatale afloop. [63] De subserotypes van groep B ondergingen geen veranderingen. Opmerkelijk is wel
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
32
Resultaten | Invasieve ziekte door meningokokken
het feit dat in het noorden van Spanje verschillende B:2a:P1.5 stammen werden teruggevonden. Deze
kunnen hun oorsprong hebben in C:2a:P1.5 en via genetisch recombinatie nu serogroep B kapseltype
tot expressie brengen. [7, 41]
Bettinger et al. [4] vonden geen evidentie voor serotype replacement. Ook Miller et al. zagen 18 maand
na de intrede van het vaccin geen argumenten om aan te nemen dat er capsulaire switching naar
serogroep B gebeurde na invoering van het vaccinatieprogramma. [43]
Daar waar vroeger (in de periode voor vaccinatie) ziekte als gevolg van meningokokken voornamelijk
optrad bij kinderen jonger dan 6 jaar (53.3%), is meningokok C nu vooral verantwoordelijk voor
ziekte bij jongeren ouder dan 20 jaar (68.6%). [41] Ook Stefanelli et al. stelden vast dat na introductie
van het vaccin de incidentie laag bleef bij kinderen tussen 0 en 4 jaar, terwijl in de oudere
leeftijdsgroepen (die niet systematisch gevaccineerd werden), het percentage van ziekte veroorzaakt
door meningokok C weer toenam. Dit gaat gepaard met een minder goed effect van haardimmuniteit,
waarschijnlijk omdat hier enkel jonge kinderen worden gevaccineerd en zij onvoldoende in staat zijn
een groot effect van haardimmuniteit te induceren. [63] Wanneer echter een catch-up programma
gevolgd wordt, waarbij ook oudere kinderen tot 18 jaar een eenmalig vaccin krijgen toegediend, blijkt
het effect in deze leeftijdscategorieën ook bewaard. [43]
De case fatility rate (CFR) van ziekte veroorzaakt door groep C (9.9%) is beduidend hoger dan
wanneer serogroep B het oorzakelijke pathogeen is (5.5%). [35] Martinez et al. zagen zelfs een
toename van CFR, zowel voor serogroep B als serogroep C als gevolg van de vaccinatie. [41]
Ook in België blijven meningokokkeninfecties een groot probleem. Voor 1990 schommelde de
jaarlijkse incidentie rond de 1/100.000, maar sinds het begin van de jaren 1990 werd een graduele
stijging gezien naar een incidentie van 2/100.000 tot 3.7 gevallen per 100.000 in 2001. (ref) Het totale
aantal isolaten dat door het nationaal referentielabo werd gezien steeg van 96 in 1991 naar 210 in
1996. Het grootste percentage wordt veroorzaakt door serogroep B, dat reeds tussen de 62 en 76%
uitmaakte in de jaren 1980, maar in 1997 verantwoordelijk was voor meer dan 90% van de gevallen.
[10, 68] In 2001-2002 werd een grote uitbraak van serogroep C ziekte gezien in de provincie
Antwerpen, waarbij de totale incidentie in een jaar tijd steeg van 3.9 per 100,000 naar 9.1 per 100,000
inwoners met een totale shift van serogroep B (87%) in 2000 naar serogroep C (66%) in 2001. In de
leeftijdsgroep tussen 0 en 4 jaar steeg de totale incidentie van meningokokkenziekte zelfs van 14 per
100,000 in 2000 naar 49 per 100,000 in 2001. [15] De incidentie van invasieve ziekte veroorzaakt door
serotype C steeg van 0.4 per 100,000 naar 4.5 per 100,000 in 2001 in de provincie Antwerpen. [15]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
33
Resultaten | Invasieve ziekte door meningokokken
Ook in de andere provincies overheerste serogroep C in 2001, met een incidentie van ziekte
veroorzaakt door serogroep C van 1.7/100.000. [9] Zes maanden na het begin van de ziekte-uitbraak in
Antwerpen, werd beslist om een nationale vaccinatiecampagne te organiseren waarbij kinderen van 1
tot 5 jaar gratis met het geconjugeerde vaccin tegen meningokok C zouden worden ingeënt. In de
Vlaamse Gemeenschap waar het aantal gevallen hoger was, startte de campagne die alle jongeren van
1 tot 18 jaar wilde beschermen in november 2001 en eindigde zij in december 2004. In de Duitse en
Franse Gemeenschap startte de vaccinatiecampagne in maart 2002, ze eindigde in september 2002 en
beoogde alleen kinderen van 1 tot 5 jaar. Sinds 2002 krijgen baby’s van 12-15 maanden het vaccin
automatisch toegediend in het kader van het basisvaccinatieschema. [9] Tussen 2001 en 2004, daalde
de jaarlijkse incidentie van meningococcose van 3,7 tot 1,5 gevallen per 100.000 inwoners. Ten
gevolge van de vaccinatiecampagne, daalde het aantal infecties veroorzaakt door serogroep C effectief
met 88% in België, 93% in Vlaanderen en 78% in Wallonië.
In het jaarrapport van 2008 van het wetenschappelijk instituut voor volksgezondheid vind ik volgende
gegevens terug: in 2008 werden in België 111 stalen van N. meningitidis geïdentificeerd in het
nationaal referentiecentrum voor meningokokken. De ziekte-incidentie in 2008 is gelijk aan
1/100.000. Meningococcose treft vooral nog kinderen jonger dan 5 jaar (45% van de gevallen) en
jongeren tussen 15 en 19 jaar (14%). Serogroep B werd in 83% van de stalen teruggevonden en
serogroepen C, W135 en Y respectievelijk in 12%, 3% en 1% van de stalen. Het aantal infecties te
wijten aan serogroep B was hoog bij jonge kinderen en verminderde met de leeftijd, behalve in de
leeftijdsgroep 15-19 jaar. Voor serogroep C daarentegen waren er meer gevallen bij volwassenen dan
bij personen jonger dan 20 jaar. Deze serogroep C infecties zijn echter wel nog zeer uitzonderlijk in
Vlaanderen.
Sinds de invoering van het geconjugeerd vaccin in 2001- 2002, is de incidentie van meningococcose in
België gedaald. Dit als gevolg van een significante daling van het aantal infecties door serogroep C,
maar ook een daling van het aantal infecties door serogroep B werd gezien. Men kan stellen dat in
2008 de ziekte terug gedaald is tot een endemisch niveau, met een incidentie van 1/100.000,
gelijkaardig aan de incidentie in het begin van de jaren ’90. [9]
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
34
Discussie |
Discussie
Het geconjugeerd vaccin tegen Hib dat begin de jaren 1990 op de markt kwam, is een groot succes.
Eind 2007 hebben 38 van de 52 Europese landen het geconjugeerde vaccin tegen Hib in hun
vaccinatieschema opgenomen. Hierdoor daalde de jaarlijkse incidentie van Hib meningitis van
gemiddeld 23/100.000 naar minder dan 1 per 100.000. [52] Ook in Noord- Amerika werd als gevolg
van vaccinatie een daling gezien in invasieve Hib ziekte van 85 tot 99%. [46] Dankzij de vaccinatie in
de rijke landen worden naar schatting jaarlijks 21.000 gevallen van Hib meningitis voorkomen bij
kinderen tussen 0 en 4 jaar. [52] Toch komt Hib meningitis ook in de Westerse landen nog voor, wat
meer het gevolg is van weigering van vaccinatie, te late toediening van het vaccin of doordat het kind
nog te jong is om reeds gevaccineerd te zijn. [62] Uit opvolging van de verschillende gevallen blijkt
dat het vaccin nog steeds even effectief is, maar dat falen in het vaccinatieprogramma, eerder dan falen
van het vaccin nu de grootste risicofactor is voor invasieve Hib ziekte. [46, 62] Heel belangrijk is dus
om de maximale dekkingsgraad van het vaccin te blijven nastreven, waardoor elk kind beschermd
wordt tegen invasieve ziekte veroorzaakt door Hib. [56] Ook opvolging van de verantwoordelijke
Haemophilus influenzae stammen is noodzakelijk, hoewel er geen evidentie gevonden werd van shift
naar non- type b invasieve infecties in een populatie met hoge covering voor het Hib vaccin. [29]
Ondanks de bewezen hoge effectiviteit van het vaccin echter, heeft minder dan 1/3de
van de landen in
de wereld het vaccin opgenomen in zijn vaccinatieprogramma, waardoor in 2006 slechts 26% van de
kinderen wereldwijd tegen Hib gevaccineerd werden.[46] Daardoor is Hib op wereldvlak nog steeds
verantwoordelijk voor ongeveer 371.000 doden per jaar bij kinderen tussen de 1 maand en 5 jaar oud.
[70] De hoge kostprijs voor ontwikkelingslanden en het debat omtrent de ziektelast blijven belangrijke
obstakels in het doel om wereldwijd te vaccineren. [26, 46]
Een ander verhaal is het heptavalent vaccin tegen S. pneumoniae. Door de invoering van het vaccin
tegen serotypes 4, 6B, 9V, 14, 18C, 19F en 23F in 2000, is de incidentie van IPD veroorzaakt door
deze serotypes wel degelijk sterk gedaald. [6, 11, 24, 26, 32] Deze daling is echter voornamelijk het
gevolg van een daling van ziekte veroorzaakt door vaccin-serotypes. [11] Op verschillende plaatsen
wordt dan weer opgemerkt dat de incidentie van ziekte veroorzaakt door serotypes die niet in het
vaccin zijn opgenomen, stijgt. [32, 36, 61] Dit wordt beschouwd als een effect van serotype
replacement. S. pneumoniae is immers in staat tot capsulaire switching. De ecologische niche die
gecreëerd wordt als gevolg van vaccinatie, wordt op zijn beurt opgevuld door serotypes waartegen niet
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
35
Discussie |
gevaccineerd wordt. Er bestaat echter twijfel of de stijging van incidentie als gevolg van niet-
vaccinserotypes, voornamelijk dan 19A, wel (enkel) toe te schrijven is aan het effect van vaccinatie
met PCV7. In landen waar het vaccin niet wordt toegediend, zoals bijvoorbeeld in Zuid- Korea, wordt
immers ook een duidelijke toename gezien van ziekte veroorzaakt door serotype 19A. [13, 23, 61] Ook
zijn er voldoende studies waarbij er geen verandering te merken is van niet- vaccinserotypes na
gebruik van PCV7 vaccin. Op deze manier wordt het duidelijk dat vaccinatie niet per se gepaard gaat
met serotype replacement. [11] Mogelijks spelen ook het ongecontroleerde gebruik van antibiotica,
voornamelijk dan macroliden een rol in het ontstaan van serotype replacement. Het gebruik van
azithromycine voor pneumonie en otitis in een gemeenschap gaat immers gepaard met een verhoogd
aantal infecties door serotype 19A.[5] Verder onderzoek naar de oorzaak en het effect van het
fenomeen serotype replacement is dus zeker nodig, al moet vermeld worden dat ondanks serotype
replacement, de incidentie van meningitis na vaccinatie nog steeds significant lager is dan in de
periode voor vaccinatie.
Toekomstige vaccinatie met een 10- en 13-valent vaccin waarin onder andere ook serotypes 19A, 7F
en serotype 1 worden opgenomen kunnen eventueel verdere ziekte voorkomen en hierdoor de
incidentie van invasieve pneumokokkenziekte nog meer doen dalen. [33] Zij zullen immers
bescherming bieden tegen meerdere oorzakelijke serotypes, ook tegen deze die na invoering van
PCV7 de meeste gevallen van invasieve ziekte en meningitis veroorzaken. Maar doordat er meer dan
91 verschillende serotypes bestaan die allen verantwoordelijk kunnen zijn voor invasieve ziektes, is
het mogelijk dat het probleem zich opnieuw verschuift. Niets garandeert ons immers dat het
toekomstige 10- en/of 13-valent vaccin een blijvende oplossing zal bieden. Daarom is het van groot
belang de epidemiologische trends goed op te volgen en te monitoren, en zo nodig vaccinatie bij te
sturen. Enkel op deze manier kan het succes van vaccinatie blijvend gegarandeerd worden. Een
andere mogelijke oplossing voor het effect van serotype replacement is na te gaan of we het 23-valent
polysaccharide vaccin (op dit ogenblik is dit in België niet erkend voor kinderen onder 2 jaar) niet als
boostervaccin kunnen gebruiken op de leeftijd van 15 maanden. Op deze manier wordt misschien een
immuniteit gecreëerd tegen de 23 serotypes vervat in dit vaccin. [53] Ook proteïnevaccins die op dit
moment onder volle ontwikkeling zijn kunnen een brede protectie bieden die serotype- onafhankelijk
is, waardoor de kwestie van overheersende serotypes misschien voorgoed van de baan kan zijn. [54]
We kunnen dus stellen dat vaccinatie met PCV7 een positief effect heeft gehad op de incidentie van
meningitis bij kinderen, zowel in de VS als in Europa. In België was de incidentie van
pneumokokkenmeningitis bij kinderen jonger dan 15 jaar in 2007 nog slechts 1.5/100.000. [33] De
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
36
Discussie |
incidentie van niet-vaccin serotypes, en dan voornamelijk serotype 19A is in de periode na vaccinatie
significant gestegen in alle leeftijdsgroepen, maar ondanks het feit dat de stijgingspercentages zeer
groot lijken, is de absolute toename maar klein in vergelijking met de geobserveerde daling in PCV7-
types IPD. [26, 54] Het grotere effect dat in de VS gezien werd, heeft te maken met het feit dat de
PCV7 serotypes in de periode voor vaccinatie hier verantwoordelijk waren voor 82.2% van de
gevallen, terwijl dit percentage in Europa slechts rond de 68% lag. [61] Ook de snellere en volledige
implementatie van het vaccin in het basis vaccinatieschema voor kinderen zijn verantwoordelijk voor
een snellere daling van ziekte-incidentie in de VS. [24]
Eind 2009 had PCV7 een licentie in 100 van de 193 landen ter wereld, maar routinegebruik door
implementatie in het basisvaccinatieschema gebeurt slechts in 42 landen. Daarom zijn
pneumokokkeninfecties nog steeds de meest belangrijke oorzaak van sterfte als gevolg van een door
vaccin te voorkomen ziekte bij kinderen jonger dan 5 jaar. In ontwikkelingslanden daarenboven
zorgen serotypes 1 en 5, die niet in het PCV7 vaccin vervat zijn, voor echte epidemieën van ziekte bij
kinderen.[58] Het 13-valent vaccin zou hier een oplossing kunnen bieden, maar ook hier zal de
kostprijs van het vaccin mogelijks in de weg staan voor een optimaal gebruik.
Het derde vaccin dat de laatste decennia is ingevoerd met de bedoeling de incidentie van invasieve
ziekte en meningitis bij kinderen te doen dalen, is het geconjugeerde vaccin tegen meningokok type C.
In 1999 werd dit in het Verenigd Koninkrijk in gebruik genomen, waarbij het in 2 jaar tijd een daling
van 87% veroorzaakte in de doelgroep van vaccinatie. [2] Ook in België kende het een groot succes.
Na invoering van het vaccin in 2001-2002, daalde de incidentie van serogroep C gevallen in 2 jaar tijd
met 75%, dit bij kinderen tussen 1 en 5 jaar. [8] In de daarop volgende jaren daalde de totale incidentie
van serogroep C meningococcose nog verder waardoor een effectieve daling van 88% in België en
zelfs van 93% in Vlaanderen bevonden werd. [9] Een daling in serotype C meningitis kan eventueel
ook het gevolg zijn van de normale natuurlijke cyclus van oorzakelijke pathogenen, al lijkt het
vaccinatieprogramma een belangrijke rol te hebben gespeeld in deze opmerkelijke daling. Dit wordt
aangenomen op basis van de significante scherpe afname in incidentie in de doelgroepen van
vaccinatie. [45] In Canada was een daling van incidentie enkel te zien in de provincies die het vaccin
vroegtijdig hebben geïmplementeerd in het vaccinatieprogramma, terwijl de incidentie gelijk bleef in
provincies zonder meningokok C programma’s, wat ook wijst op het effect van vaccinatie. [4]
Ondanks het feit dat in sommige streken ook een daling van serogroep B wordt vastgesteld [41, 45], is
deze vandaag de dag de belangrijkste verwekker van meningokokkenmeningitis in de Westerse
wereld. De CFR voor serogroep B meningococcose is weliswaar lager dan bij ziekte veroorzaakt door
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
37
Discussie |
serogroep C, toch is het nog steeds verantwoordelijk voor aanzienlijke morbiditeit en mortaliteit. Een
geconjugeerd vaccin tegen serogroep B is niet te verwezenlijken, maar een vaccin op basis van
buitenste membraan vesikels wordt bijvoorbeeld in Frankrijk reeds met succes gebruikt. In de studie
van Levy et al waarbij 252 pediatrie -afdelingen verspreid over heel Frankrijk alle gevallen van
bacteriële meningitis aangaven, werd tussen 2001 en 2007 slechts 1 geval van serogroep B meningitis
gezien bij een kind dat gevaccineerd werd met MenBVac®. [35] Verder onderzoek naar de effectiviteit
van dit vaccin kan aantonen of invoer ook bij ons nuttig zou kunnen zijn.
De vastgestelde gedaalde incidentie van serotype B die eerder vermeld werd, staat in contrast met het
fenomeen van capsular genetic exchange. [41] Daarnaast vonden ook Bettinger et al. geen evidentie
voor serotype replacement. Nadeel echter hier is dat het om een klein aantal gegevens gaat, waar dus
ook mogelijks een grote variabiliteit is in de schattingen. [4] Ook Miller et al. zagen 18 maand na de
intrede van het vaccin geen argumenten om aan te nemen dat er capsulaire switching naar serogroep B
gebeurde na invoering van het vaccinatieprogramma. [43] Mogelijks is het na 18 maanden nog te vroeg
om een dergelijk effect waar te kunnen nemen, want op basis van vaststellingen elders neemt men aan
dat een nieuwe B serotype (type B:2a:P1.5) eventueel afkomstig kan zijn van C:2a:P1.5. [41] Er is dus
duidelijk nood aan goede opvolging, die de detectie toelaat van nieuwe circulerende stammen.
Een opmerking die gemaakt kan worden bij het huidige vaccinatieschema in België is het feit dat het
geconjugeerde vaccin tegen serogroep C pas op de leeftijd van 15 maanden wordt toegediend. [50]
Aangezien de piek van meningokokkenbesmettingen bij kinderen ligt tussen de leeftijd van 6 maanden
en 2 jaar oud, is het kind dus toch nog een hele periode onbeschermd ‘at risk’. Zou het niet beter zijn
het schema van bijvoorbeeld de UK te volgen, waar er 3 dosissen worden toegediend in de eerste
levensjaren? [21]
Invoering van vaccinatie tegen frequent voorkomende verwekkers van bacteriële meningitis bij
kinderen in de laatste decennia, heeft dus de incidentie van bacteriële meningitis bij jonge kinderen
drastisch doen dalen. Als gevolg van vaccinatie tegen Hib, wordt meningitis veroorzaakt door deze
verwekker zo goed als nooit meer gezien in Vlaanderen. Ook het geconjugeerde vaccin tegen N.
meningitidis serogroep C wierp zijn vruchten af: serogroep C infecties worden nog zelden gezien bij
kinderen in Vlaanderen. En dankzij het PCV7 vaccin komt ook pneumokokkenmeningitis steeds
minder voor, met in 2007 een incidentie van 1.5/100.000 bij kinderen jonger dan 15 jaar. Invoering
van dit laatste vaccin zorgde wel voor een toename van ziekte veroorzaakt door serotypes die niet in
het vaccin vervat zitten. Desalniettemin blijft dit vaccin een succes: de toename van ziekte door niet-
vaccin serotypes blijft immers beperkt ten opzichte van de opmerkelijke daling die gezien wordt in
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
38
Discussie |
incidentie van ziekte als gevolg van vaccinserotypes. Hierdoor is de incidentie na vaccinatie
significant lager dan in de periode ervoor. Zoals eerder vermeld zijn de monitoring en een goede
opvolging van de oorzakelijke serotypes wel noodzakelijk om een blijvend succes van vaccinatie te
kunnen garanderen.
De succesvolle daling van meningitis wordt ook gezien bij kinderen die niet gevaccineerd zijn en in
leeftijdsgroepen die niet in het vaccinatieschema zijn opgenomen. Dit alles dankzij het grote indirecte
effect van haardimmuniteit die deze vaccins induceren: een verminderde nasopharyngeale kolonisatie
zorgt ervoor dat minder ziekte wordt verspreid. De daling in incidentie bij kinderen was echter wel
groter dan bij volwassenen, waardoor bacteriële meningitis vandaag de dag nog voornamelijk
voorkomt bij volwassenen. Daar waar meningokok C meningitis voor vaccinatie voornamelijk
voorkwam bij kinderen onder de 6 jaar, is nu de grootste groep ouder dan 20 jaar. [41] Ook in België
worden nu meer gevallen van serogroep C infectie gezien bij volwassenen.[9] Ook
pneumokokkenmeningitis komt tegenwoordig vaker voor bij volwassenen. In de VS waren in de pre-
vaccinatieperiode kinderen jonger dan 5 jaar verantwoordelijk voor 30% van de hospitalisaties als
gevolg van meningitis, nu maken zij nog slechts 15% uit. [66] Toch moet men ook waakzaam blijven
bij kinderen, vroegtijdige diagnose en behandeling zijn immers onontbeerlijk voor een goede afloop
van de ziekte.
Meningokokkenmeningitis veroorzaakt door serogroep B blijft echter wel zorgwekkend. Zolang geen
effectief vaccin ter beschikking is, zal het heel erg moeilijk zijn om wereldwijd controle te krijgen
over serogroep B meningitis. Verder is ook nog werk aan de winkel op wereldschaal om de
vaccinaties tegen Hib, S.pneumoniae en N. meningitidis die voorhanden zijn ook werkelijk toe te
passen en zo vermijdbare ziekten bij kinderen te voorkomen. Projecten zoals het ‘Meningitis vaccine
project’ die een voor ontwikkelingslanden betaalbaar vaccin ontwikkelen tegen serogroep A, kunnen
hier in de toekomst nog een grote rol in spelen.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
39
Referenties |
Referenties
1. Antignac, A., et al., Neisseria meningitidis strains isolated from invasive infections in France (1999-2002): phenotypes and antibiotic susceptibility patterns. Clin Infect Dis, 2003. 37(7): p. 912-20.
2. Balmer, P., R. Borrow, and E. Miller, Impact of meningococcal C conjugate vaccine in the UK. J Med Microbiol, 2002. 51(9): p. 717-22.
3. Bedford, H., et al., Meningitis in infancy in England and Wales: follow up at age 5 years. Bmj, 2001. 323(7312): p. 533-6.
4. Bettinger, J.A., et al., The impact of childhood meningococcal serogroup C conjugate vaccine programs in Canada. Pediatr Infect Dis J, 2009. 28(3): p. 220-4.
5. Black, S., Changing epidemiology of invasive pneumococcal disease: a complicated story. Clin Infect Dis, 2008. 47(4): p. 485-6.
6. Black, S., et al., Surveillance for invasive pneumococcal disease during 2000-2005 in a population of children who received 7-valent pneumococcal conjugate vaccine. Pediatr Infect Dis J, 2007. 26(9): p. 771-7.
7. Cano, R., et al., Impact of the meningococcal C conjugate vaccine in Spain: an epidemiological and microbiological decision. Euro Surveill, 2004. 9(7): p. 11-5.
8. Carion, F., Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België, in 2003, W.i.v. volksgezondheid, Editor. 2003: Brussel.
9. Carion, F., Neisseria meningitidis stammen afgezonderd in België, in 2008, W.i.v. volksgezondheid, Editor. 2008: Brussel.
10. Carion, F., M. Van Looveren, and H. Goossens, New epidemiological features of meningococcal disease in Belgium. Euro Surveill, 1997. 2(10): p. 80.
11. Casado-Flores, J., et al., Decline in pneumococcal meningitis in Spain after introduction of the heptavalent pneumococcal conjugate vaccine. Pediatr Infect Dis J, 2008. 27(11): p. 1020-2.
12. Ceyhan, M., et al., A Prospective Study of Etiology of Childhood Acute Bacterial Meningitis, Turkey. Emerging Infectious Diseases, 2008. 14(7): p. 1089-1096.
13. Choi, E.H., et al., Streptococcus pneumoniae serotype 19A in children, South Korea. Emerg Infect Dis, 2008. 14(2): p. 275-81.
14. Cockeran, R., R. Anderson, and C. Feldman, The role of pneumolysin in the pathogenesis of Streptococcus pneumoniae infection. Curr Opin Infect Dis, 2002. 15(3): p. 235-9.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
40
Referenties |
15. De Schrijver, K. and I. Maes, An outbreak of serogroup C meningococcal disease in the province of Antwerp (Belgium) in 2001-2002. Eur J Epidemiol, 2003. 18(11): p. 1073-7.
16. Douce, G., et al., Novel mucosal vaccines generated by genetic conjugation of heterologous proteins to pneumolysin (PLY) from Streptococcus pneumoniae. Vaccine, 2010. 28(18): p. 3231-7.
17. Dubos, F., et al., Decline in pneumococcal meningitis after the introduction of the heptavalent-pneumococcal conjugate vaccine in northern France. Arch Dis Child, 2007. 92(11): p. 1009-12.
18. Farhoudi, D., M. Lofdahl, and J. Giesecke, Invasive Haemophilus influenzae type b disease in Sweden 1997-2003: epidemiological trends and patterns in the post-vaccine era. Scand J Infect Dis, 2005. 37(10): p. 717-22.
19. Gasparini, R., et al., Seroprevalence of bactericidal antibody against Neisseria meningitidis serogroup C in pre-vaccinal era: the Italian epidemiological scenario. Vaccine, 2009. 27(25-26): p. 3435-8.
20. Gershon, Krugman’s infectious disease of children. 2004: Mosby, Inc.
21. Girard, M.P., et al., A review of vaccine research and development: meningococcal disease. Vaccine, 2006. 24(22): p. 4692-700.
22. Granoff, D.M., Review of meningococcal group B vaccines. Clin Infect Dis, 2010. 50 Suppl 2(50): p. S54-65.
23. Guevara, M., et al., Changing epidemiology of invasive pneumococcal disease following increased coverage with the heptavalent conjugate vaccine in Navarre, Spain. Clin Microbiol Infect, 2009. 15(11): p. 1013-9.
24. Harboe, Z.B., et al., Early effectiveness of heptavalent conjugate pneumococcal vaccination on invasive pneumococcal disease after the introduction in the Danish Childhood Immunization Programme. Vaccine, 2010. 20: p. 20.
25. Howitz, M., et al., Surveillance of bacterial meningitis in children under 2 y of age in Denmark, 1997-2006. Scandinavian Journal of Infectious Diseases, 2008. 40(11/12): p. 881-887.
26. Hsu, H.E., et al., Effect of pneumococcal conjugate vaccine on pneumococcal meningitis. N Engl J Med, 2009. 360(3): p. 244-56.
27. Hsu, K.K., et al., Changing serotypes causing childhood invasive pneumococcal disease: Massachusetts, 2001-2007. Pediatr Infect Dis J, 2010. 29(4): p. 289-93.
28. Hviid, A. and M. Melbye, Impact of routine vaccination with a conjugate Haemophilus influenzae type b vaccine. Vaccine, 2004. 22(3-4): p. 378-82.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
41
Referenties |
29. Kalies, H., et al., Invasive Haemophilus influenzae infections in Germany: impact of non-type b serotypes in the post-vaccine era. BMC Infect Dis, 2009. 9(45): p. 45.
30. Kim, K.S., Acute bacterial meningitis in infants and children. Lancet Infect Dis, 2010. 10(1): p. 32-42.
31. Lee, H., et al., Immune response in infants to the heptavalent pneumococcal conjugate vaccine against vaccine-related serotypes 6A and 19A. Clin Vaccine Immunol, 2009. 16(3): p. 376-81.
32. Lepoutre, A., et al., Impact of infant pneumococcal vaccination on invasive pneumococcal diseases in France, 2001-2006. Euro Surveill, 2008. 13(35): p. 18962.
33. Lernout T, S.M. Jaarverslag 2007. [cited 2009; Available from: http://www.iph.fgov.be/PEDISURV/AnnualReports%5C2007%5Cjaarverslag_2007_nl.pdf.
34. Levy, C., et al., [Surveillance network of bacterial meningitis in children, 7 years of survey in France]. Arch Pediatr, 2008. 15 Suppl 3(3): p. S99-S104.
35. Levy, C., et al., [Characteristics of meningococcal meningitis in children in France]. Arch Pediatr, 2008. 15 Suppl 3(3): p. S105-10.
36. Levy, C., et al., [Pneumococcal meningitis in children in France: 832 cases from 2001 to 2007]. Arch Pediatr, 2008. 15 Suppl 3(3): p. S111-8.
37. Lissauer T, C.G., ed. Illustrated textbook of paediatrics. 3th ed. 2007, Mosby, Elsevier.
38. Long, Principles and practice of pediatric infectious diseases. 3rd ed. 2008: Churchill Livingstone.
39. Makwana, N. and F.A. Riordan, Bacterial meningitis: the impact of vaccination. CNS Drugs, 2007. 21(5): p. 355-66.
40. Mandell, B.D., Principles and practice of infectious diseases. 6th ed. 2005: Churchill Livingstone.
41. Martinez, A.I., et al., Changes in the evolution of meningococcal disease, 2001-2008, Catalonia (Spain). Vaccine, 2009. 27(25-26): p. 3496-8.
42. Mera, R., et al., Serotype replacement and multiple resistance in Streptococcus pneumoniae after the introduction of the conjugate pneumococcal vaccine. Microb Drug Resist, 2008. 14(2): p. 101-7.
43. Miller, E., D. Salisbury, and M. Ramsay, Planning, registration, and implementation of an immunisation campaign against meningococcal serogroup C disease in the UK: a success story. Vaccine, 2001. 20 Suppl 1(20): p. S58-67.
44. Mims, Medical Microbiology. 3rd ed. 2004: Elsevier Mosby.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
42
Referenties |
45. Mooney, J.D., et al., The impact of meningococcal serogroup C conjugate vaccine in Scotland. Clin Infect Dis, 2004. 39(3): p. 349-56.
46. Morris, S.K., W.J. Moss, and N. Halsey, Haemophilus influenzae type b conjugate vaccine use and effectiveness. Lancet Infect Dis, 2008. 8(7): p. 435-43.
47. NA. Meningitis vaccine project. [Webpagina ] 20 maart 2010]; PATH]. Available from: http://www.path.org/projects/meningitis_vaccine.
48. NA, Kinderkwesties, Kind en Gezin, Editor. 2007.
49. NA. Doelstellingen en beschrijving van het surveillancenetwerk Haemophilus influenzae. 2007 september 2009]; Available from: http://www.iph.fgov.be/epidemio/EPINL/plabnl/plabannl/07_028n_v.pdf.
50. NA. Algemeen schema van de aanbevolen vaccinaties. 2010 maart 2010]; Available from: http://www.kindengezin.be/Images/Vaccinatieschema_maart2010_tcm149-37501.pdf.
51. Nigrovic, L.E., N. Kuppermann, and R. Malley, Children with bacterial meningitis presenting to the emergency department during the pneumococcal conjugate vaccine era. Acad Emerg Med, 2008. 15(6): p. 522-8.
52. Peltola, H., Worldwide Haemophilus influenzae type b disease at the beginning of the 21st century: global analysis of the disease burden 25 years after the use of the polysaccharide vaccine and a decade after the advent of conjugates. Clin Microbiol Rev, 2000. 13(2): p. 302-17.
53. Beutels P, Van Damme P, Oosterhuis-Kafeja F. Effecten en kosten van de vaccinatie van Belgische kinderen met geconjugeerd pneumococcenvaccin. Health Technology Assessment (HTA). Brussel: Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE); 2006. KCE reports 33A (D/2006/10.273/21)
54. Pilishvili, T., et al., Sustained reductions in invasive pneumococcal disease in the era of
conjugate vaccine. J Infect Dis, 2010. 201(1): p. 32-41.
55. Pletz, M.W., et al., Pneumococcal vaccines: mechanism of action, impact on epidemiology and adaption of the species. Int J Antimicrob Agents, 2008. 32(3): p. 199-206.
56. Pop-Jora, D., et al., [Surveillance of Haemophilus Influenzae meningitis in children in France, 2001-2006]. Arch Pediatr, 2008. 15 Suppl 3(3): p. S148-53.
57. Rajam, G., et al., Pneumococcal surface adhesin A (PsaA): a review. Crit Rev Microbiol, 2008. 34(3-4): p. 131-42.
58. Reinert, R.R., P. Paradiso, and B. Fritzell, Advances in pneumococcal vaccines: the 13-valent pneumococcal conjugate vaccine received market authorization in Europe. Expert Rev Vaccines, 2010. 9(3): p. 229-36.
Bacteriële meningitis bij kinderen
Wijzigingen in prevalentie en verwekkers sinds het aanpassen van de vaccinatiestrategie.
43
Referenties |
59. Ruckinger, S., et al., Reduction in the incidence of invasive pneumococcal disease after general vaccination with 7-valent pneumococcal conjugate vaccine in Germany. Vaccine, 2009. 27(31): p. 4136-41.
60. Sadarangani, M. and A.J. Pollard, Serogroup B meningococcal vaccines-an unfinished story. Lancet Infect Dis, 2010. 10(2): p. 112-24.
61. Salleras, L., et al., Changes in serotypes causing invasive pneumococcal disease (2005-2007 vs. 1997-1999) in children under 2 years of age in a population with intermediate coverage of the 7-valent pneumococcal conjugated vaccine. Clin Microbiol Infect, 2009. 15(11): p. 997-1001.
62. Scheifele, D., et al., Invasive Haemophilus influenzae type b infections in vaccinated and unvaccinated children in Canada, 2001-2003. Cmaj, 2005. 172(1): p. 53-6.
63. Stefanelli, P., et al., Serogroup C meningococci in Italy in the era of conjugate menC vaccination. BMC Infect Dis, 2009. 9(135): p. 135.
64. Theodoridou, M.N., et al., Meningitis registry of hospitalized cases in children: epidemiological patterns of acute bacterial meningitis throughout a 32-year period. BMC Infect Dis, 2007. 7(101): p. 101.
65. Trotter, C.L., et al., Optimising the use of conjugate vaccines to prevent disease caused by Haemophilus influenzae type b, Neisseria meningitidis and Streptococcus pneumoniae. Vaccine, 2008. 26(35): p. 4434-45.
66. Tsai, C.J., et al., Changing epidemiology of pneumococcal meningitis after the introduction of pneumococcal conjugate vaccine in the United States. Clin Infect Dis, 2008. 46(11): p. 1664-72.
67. Turk, D.C., The pathogenicity of Haemophilus influenzae. J Med Microbiol, 1984. 18(1): p. 1-16.
68. Van Looveren, M., et al., Surveillance of meningococcal infections in Belgium. Clin Microbiol Infect, 1998. 4(4): p. 224-228.
69. Vergison, A., et al., Epidemiologic features of invasive pneumococcal disease in Belgian children: passive surveillance is not enough. Pediatrics, 2006. 118(3): p. e801-9.
70. Watt, J.P., et al., Burden of disease caused by Haemophilus influenzae type b in children younger than 5 years: global estimates. Lancet, 2009. 374(9693): p. 903-11.
71. Whitney, C.G., et al., Increasing prevalence of multidrug-resistant Streptococcus pneumoniae in the United States. N Engl J Med, 2000. 343(26): p. 1917-24.