Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het...

56
ISSN 0772-6627 • Afgiftekantoor Brussel X Verantwoordelijke uitgever: Sonja Eggerickx Verschijnt driemaandelijks 2011 - 29 ste jaargang nr. 4 Antenne Beroepsgeheim

Transcript of Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het...

Page 1: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

ISSN

077

2-66

27 •

Afg

iftek

anto

or B

russ

el X

Vera

ntw

oord

elijk

e ui

tgev

er: S

onja

Egg

eric

kx

Vers

chijn

t dr

iem

aand

elijk

s

2011

- 2

9ste

jaar

gang

nr.

4A

nten

ne

Beroepsgeheim

Page 2: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Lid van de Unievan de Uitgevers van

de Periodieke Pers

CONFORM DE WET TOT BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENS-

SFEER TEN OPZICHTE VAN DE VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(8 DECEMBER 1992) DELEN WIJ U MEE DAT EEN AANTAL VAN UW PER-

SOONSGEGEVENS OPGENOMEN WORDEN IN ONS ADRESSENBESTAND.

DEMENS.NU ZAL, ALS HOUDER VAN DIT BESTAND, UW GEGEVENS VER-

WERKEN IN HET KADER VAN VOLGEND DOELEIND: VERSPREIDEN VAN

PUBLICATIES EN INTERNE COMMUNICATIE.

OP SCHRIFTELIJK VERZOEK, GERICHT AAN MEVROUW MARINA VAN

HAEREN, SECRETARIS-GENERAAL, BRAND WHITLOCKLAAN 87 TE

1200 SINT-LAM BRECHTS -WOLUWE, KAN U EEN OVERZICHT KRIJGEN

VAN DE DOOR DEMENS.NU OVER U OPGESLAGEN PERSOONSGEGEVENS.

ONJUISTE GEGEVENS VERBETEREN WIJ OP UW VERZOEK.

KernredactieFranky Bussche

Sonny Van de SteeneMarina Van Haeren

CoördinatorSonny Van de Steene

EindredactieJulie Van Garsse

Lay-out GrafiekGroep

DE STANDPUNTEN WEERGEGEVEN IN DE BIJDRAGEN,VERTOLKEN ENKEL DE MENING VAN DE AUTEUR

EN ZIJN NIET NOODZAKELIJK DE VISIE VAN DEMENS.NU.

AbonnementenAntenne wordt gratis verspreid

binnen de Vrijzinnige Gemeenschap

Federaal Secretariaat

Brand Whitlocklaan 87

1200 Sint-Lambrechts-Woluwe

Tel. 02 735 81 92

Fax 02 735 81 66

E-mail: [email protected]

www.deMens.nu

Aan alle geadresseerden van dit tijdschrift vragen wij of de naam en het adres, zoals afgedrukt op het etiket van de voorpagina, correct zijn.

Is dit niet zo, gelieve dan het Federaal Secretariaat schriftelijk of tele fonisch te verwittigen.

Reacties op dit nummer kan u steeds doormailen naar [email protected], deze worden, na overleg en goedkeuring door de kernredactie, geplaatst op de website

bij de rubriek ‘Reacties’ van de desbetreffende Antenne.

Aanvulling bij Antenne ScheidenSiska Van Gheluwe schreef het artikel “Gelukkig gescheiden.Toelichting bij de vernieuwde echtscheidingswet” inAntenne Scheiden (2011 - 29ste jaargang nr.4 - p.26).Zij is juriste - familiaal bemiddelaar. Meer info vindt u op www.samen-uitelkaar.be.

Page 3: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Thema’s als omgaan met vertrouwelijke gegevens en res-pect voor de privacy kwamen de laatste tijd ruim aan bodin de media. Het beroepsgeheim van de hulpverlener,

een basisvoorwaarde voor een vertrouwelijke hulpverlening,komt onder druk te staan. Een spanningsveld treedt op tussenhet beroepsgeheim en de rapportageplicht van bepaaldehulpverleners in samenwerking met Justitie. De gevolgen vande feiten van seksueel misbruik in de kerk, het rapport van decommissie voor de behandeling van klachten over seksueelmisbruik in een pastorale relatie onder het voorzitterschapvan professor Peter Adriaenssens, de Operatie Kelk en de bij-zondere Kamer commissie “betreffende de behandeling vanseksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezags-relatie, inzonderheid binnen de Kerk” plaatsten het beroeps-geheim soms ter discussie. Dit alles resulteerde in het wetge-vende initiatief om artikel 458 bis van het Strafwetboek tewijzigen waarbij er een uitbreiding voorzien wordt van hetspreekrecht van de hulpverlener.Nieuwe technologieën maken een grote controle van heelwat persoonsgegevens mogelijk. De vrees voor het bestaanvan een ‘Big Brother’ die iedereen in de gaten houdt duiktop. Tal van persoonlijke gegevens worden elektronischbewaard in cliëntendossiers en allerlei databases. Er ont-stond ook discussie rond het plaatsen van televisiecamera’sin bepaalde politiezones zoals de Westkust en Mechelen. Indeze Antenne belichten verschillende auteurs vanuit ver-schillende disciplines het moeilijke thema van beroepsge-heim en privacy. Het nummer nodigt uit om verder na tedenken over de toepassing van het beroepsgeheim en deprivacywet. Het is niet alleen van belang voor de concretewerking van de vrijzinnig humanisten in de verschillendewerkvelden, maar voor alle hulpverleners.

Filiep Deruyck bespreekt grondig het wettelijk kader en debegrippenomschrijving van het beroepsgeheim. IngeClaesen en Liesbeth Pairoux hadden een gesprek met ChrisVan Maele, directeur provincie Oost-Vlaanderen deMens.nu.Ze gaat in op hoe er omgegaan wordt met het beroepsge-heim en de cliëntendossiers door de vrijzinnig humanistischconsulenten in de huizenvandeMens en de collega’s vrijzin-nig humanistisch consulenten in de verzorgingssector.Hulpverleners gaan op zoek naar juridische ondersteuning bijhun dagelijkse werking. Davy Vanloffeld van het huisvandeMensLommel inventariseert waar vrijzinnig humanistisch consu-lenten terecht kunnen voor de nodige hulp.Tania Ramoudt vertelt hoe zij als vrijzinnig humanistischconsulent omgaat met het thema beroepsgeheim binnen destrafinrichtingen. Defensie vormt ook een andere specifiekesetting met haar eigen regels en zeer hiërarchische struc-

tuur. Annie Van Paemel schetst hoe zij als vrijzinnig huma-nistisch consulent omgaat met het beroepsgeheim.Jan Hein Mooren brengt verslag uit over de discussie inNederland over het ambt van de geestelijk begeleiders (vrij-zinnig humanistisch consulenten) en de ‘vrijplaats’ die zebieden aan mensen met vragen. De vertrouwelijkheid vande gesprekken met de geestelijk verzorgers is essentieel.Gedeeld beroepsgeheim vormt een belangrijk gegeven inde verschillende hulpverleningssettings. Vanuit zijn ervaringals therapeut en hulpverlener en vanuit de praktijk vanintervisie / supervisie met vrijzinnig humanistisch consulen-ten geeft Mark Luyten een aantal tips mee.Hoe we moeten werken met vertrouwelijke persoonsgege-vens conform de privacywet vernemen we van RonnySaelens. Tine Berbé en Gaya Van Boven toetsen met hem dedagelijkse werking van een huisvandeMens aan deze wet.Tot slot formuleert Renaat Landuyt als verslaggever van debijzondere commissie betreffende de behandeling van sek-sueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsre-latie, inzonderheid binnen de kerk een aantal bedenkingenin verband met het biechtgeheim, het beroepsgeheim enhet spanningsveld tussen hulpverlening en Justitie.

Beroepsgeheim. Wettelijk kader en begrippenom-schrijving door Filiep Deruyck..................................p. 5

“Waarover men niet spreken mag, moet men zwij-gen...” Een gesprek met Chris Van Maele door IngeClaesen en Liesbeth Pairoux ..................................p. 15

Juridische ondersteuning: waar kunnen vrijzinnig humanis-tische consulenten terecht? door Davy Vanloffeld .......p. 22

Beroepsgeheim binnen de muren door TaniaRamoudt ..................................................................p. 26

“Top Secret” door Annie Van Paemel ....................p. 29

Ambt en vrijplaats ter discussie door Jan Hein Mooren...p. 33

Het gedeeld beroepsgeheim: sprekend zwijgen doorMark Luyten.............................................................p. 37

Omgaan met vertrouwelijke gegevens. Een gesprek metRonny Saelens door Tine Berbé en Gaya Van Boven ....p. 43

Beroepsgeheim is geen alibi om misdrijven te ver-zwijgen door Renaat Landuyt ................................p. 51

Franky Busschedirecteur Studie en Onderzoek deMens.nu

Heidi Hermansadministratief medewerker huisvandeMens Hasselt

van deRedactie

december 2011 3

Page 4: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald
Page 5: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek,gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald in Titel VIII, waarin de misdaden en wan-bedrijven tegen personen worden opgenomen(1).

Het misdrijf van schending van het beroepsgeheim is duseen misdrijf tegen personen. Het belang van het individu(de zogenaamde geheimgerechtigde), dat zijn geheimenaan een welbepaalde vertrouwenspersoon (de zogenaam-de geheimhouder) heeft toevertrouwd, vormt dus eenbelangrijke grondslag voor de instelling van het beroeps-geheim.

Naast het belang van het individu, dat bescherming van zijnpersoonlijke gegevens verdient, heeft het beroepsgeheimnog twee andere grondslagen(2):

• het belang van de samenleving, dat vereist dat aan deburgers bepaalde waarborgen worden verstrekt wan-neer zij zich richten tot bijvoorbeeld een advocaat, een arts en dergelijke;

• het belang van de betrokken beroepen, die maar naarbehoren kunnen worden uitgeoefend wanneer de bur-ger zich tot de beoefenaars ervan kan wenden in vollevertrouwen.

2. Hierna komt eerst het algemene principe aan bod: deschending van het beroepsgeheim is een misdrijf (zie §1).Daarna komen de uitzonderingen aan bod, waarin de toe-vertrouwde gegevens mogen worden meegedeeld aan der-den zonder dat dit een misdrijf oplevert (zie §2).

§1. De schending van het beroepsgeheim is een misdrijf

3. Opdat de schending van het beroepsgeheim een misdrijfzou zijn, moeten de diverse constitutieve bestanddelenervan uiteraard vervuld zijn. Deze constitutieve bestandde-len zijn(3):

¬ een welbepaalde dader¬ een bekendmaking¬ van een beroepsgeheim¬ met opzet gepleegd¬ buiten de gevallen van getuigenis in rechte en van ver-

plichte bekendmaking.

1. Artikel 458 van het Strafwetboek bestraft de schendingvan het beroepsgeheim in de volgende bewoordingen:

“GENEESHEREN, HEELKUNDIGEN, OFFICIEREN VAN

GEZONDHEID, APOTHEKERS, VROEDVROUWEN EN ALLE

ANDERE PERSONEN DIE UIT HOOFDE VAN HUN STAAT OF

BEROEP KENNIS DRAGEN VAN GEHEIMEN DIE HUN ZIJN

TOEVERTROUWD, EN DEZE BEKENDMAKEN BUITEN HET

GEVAL DAT ZIJ GEROEPEN WORDEN OM IN RECHTE OF

VOOR EEN PARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIE

GETUIGENIS AF TE LEGGEN EN BUITEN HET GEVAL DAT DE

WET HEN VERPLICHT DIE GEHEIMEN BEKEND TE MAKEN,

WORDEN GESTRAFT MET GEVANGENISSTRAF VAN ACHT

DAGEN TOT ZES MAANDEN EN MET GELDBOETE VAN

HONDERD FRANK TOT VIJFHONDERD FRANK.”

prof. dr. Filiep Deruyck

hoofddocent Vrije Universiteit Brussel – advocaat

.

december 2011 5

BeroepsgeheimWettelijk kader en begrippenomschrijving

FILIEP DERUYCK

Page 6: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

is dus niet zo dat eender wie kennis zou moeten kunnennemen van de bekendgemaakte gegevens. De bekendma-king aan één persoon volstaat.

7. Ook indien de geheimhouder een feit bevestigt dat reedsbekend was, kan dit een schending van het beroepsgeheimopleveren. Als daarentegen de geheimhouder zich beperkttot het vermelden van feiten die zo algemeen bekend zijndat zij geen bevestiging meer nodig hebben, zou er geenschending van het beroepsgeheim meer zijn(12).

8. Indien de drager van het beroepsgeheim de aan hem toe-vertrouwde gegevens aan een andere persoon meedeelt,die ook drager is van het beroepsgeheim, levert dit geenschending van het beroepsgeheim op.

Deze theorie, die ook wel eens de theorie van het gedeeldgeheim wordt genoemd, mag evenwel niet verkeerd begre-pen worden. Het delen van vertrouwelijke informatie meteen andere geheimhouder is maar geoorloofd onder drievoorwaarden:

• beide geheimhouders, waartussen de vertrouwelijkegegevens worden gedeeld, behartigen de belangen vandezelfde geheimgerechtigde(13);

• het delen van de informatie is, in het kader van diebelangen, noodzakelijk;

• enkel de noodzakelijke informatie – en dus niet meteende gehele vertrouwelijke informatie – mag wordengedeeld.

De theorie van het gedeeld geheim biedt dus geen vrijge-leide voor “Moet je nu eens weten wat ik vernomen heb”-gesprekken…

9. Er is uiteraard ook geen schending van het beroepsge-heim wanneer de geheimhouder, na vertrouwelijke gege-vens van de geheimgerechtigde te hebben ontvangen, dezeopnieuw overmaakt aan deze geheimgerechtigde teneindediens situatie of toestand toe te lichten.

C. Van een beroepsgeheim

10. Artikel 458 van het Strafwetboek spreekt over “gehei-men die hun zijn toevertrouwd”. Dit mag evenwel niet al teletterlijk worden opgevat: het gaat niet alleen om zaken diede geheimgerechtigde uitdrukkelijk aan de geheimhoudertoevertrouwt, maar om alles wat de geheimhouder ter ken-nis komt wegens zijn staat of beroep. De vraag die degeheimhouder moet stellen is de volgende: zou ik dit of datgegeven kennen, mocht ik mijn beroep niet uitoefenen? Ishet antwoord daarop negatief, dan behoort dat gegeven tothet beroepsgeheim.

11. Vereist is wel dat de geheimhouder, bij het vernemenvan de gegevens, als de noodzakelijke vertrouweling van degeheimgerechtigde heeft gehandeld. Gegevens die men ver-

Hierna wordt op elk van deze bestanddelen nader ingegaan.

A. Een welbepaalde dader

4. In tegenstelling tot de meeste misdrijven, die zich richtentot iedere burger (“al wie …”, “hij die …”, “zij die …”), ver-eist het misdrijf van schending van het beroepsgeheim datde dader een bepaalde hoedanigheid bezit. Schending vanhet beroepsgeheim is derhalve een zogenaamd eigendelict, waarbij een bepaalde hoedanigheid van de dadereen constitutief bestanddeel van het misdrijf uitmaakt.

Artikel 458 van het Strafwetboek somt een aantal vandeze hoedanigheden met name op. Het gaat om genees-heren, heelkundigen, officieren van gezondheid, apothekersen vroedvrouwen, met andere woorden: om de medischesector.

Na deze expliciete hoedanigheden eindigt de opsommingvan artikel 458 van het Strafwetboek met een zogenaamderestcategorie: “en alle andere personen die uit hoofde vanhun staat of beroep kennis dragen van geheimen die hunzijn toevertrouwd”.

5. De invulling van deze restcategorie kan op twee verschil-lende wijzen gebeuren. Vooreerst is het de taak van derechtspraak om deze algemene restcategorie concreet in tevullen. Daarbij wordt geval per geval nagegaan of een wel-bepaald beroep kan gerekend worden tot deze restcatego-rie van dragers van een beroepsgeheim.Aldus werd beslist dat tot die restcategorie behoren, onderanderen, advocaten en notarissen, alsook priesters en vrij-zinnig humanistische consulenten die tot de niet-confessio-nele gemeenschap behoren en die een bij de wet erkendberoep uitoefenen.Behoren daarentegen niet tot die restcategorie: bankiers(deze hebben wel een discretieplicht(4)), journalisten (dejournalistieke bronnen zijn uiteraard wel beschermd(5)),bedrijfsjuristen en boekhouders.

Daarnaast zijn er heel wat bijzondere wetten, die aan talvan beroepen de plicht van de geheimhouding opleggen, aldan niet met uitdrukkelijke verwijzing naar het beginsel vanartikel 458 van het Strafwetboek. Het gaat daarbij onderanderen om bedrijfsrevisoren(6), accountants(7), alle perso-neelsleden van de OCMW’s(8), alle personen die, in welkehoedanigheid ook, hun medewerking verlenen aan de toe-passing van de wet op de jeugdbescherming(9), de afgevaar-digden die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing(10) en de morele consulen-ten bij de Krijgsmacht(11).

B. Een bekendmaking

6. De bekendmaking van de gegevens kan mondeling ofschriftelijk zijn. Er is geen enkele openbaarheid vereist. Het

Ant

enne

6 december 2011

Page 7: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

december 2011 7

Bij opzet is daarentegen vereist dat de dader wetens en wil-lens (sciens et volens) heeft gehandeld. De component“wetens” houdt in dat de dader wist dat hij door zijn han-delen de strafwet zou overtreden, de component “willens”betekent dat de dader zulks ook wil.

Schending van het beroepsgeheim is een opzettelijk mis-drijf.

13. Dit algemeen opzet volstaat evenwel. Het algemeenopzet wordt soms verbijzonderd tot een bijzonder opzet,waarbij een bepaald doel wordt toegevoegd aan hetwetens en willens handelen, zoals het doel zichzelf ofeen ander onrechtmatig te verrijken (bijvoorbeeld bijoplichting), het doel een ander te benadelen (wat vaakhet correlarium is van de onrechtmatige verrijking) ofnog het kwaadwillig doel (bijvoorbeeld bij laster en eer-roof).Dergelijk bijzonder opzet is voor de schending van hetberoepsgeheim niet vereist.

neemt in de uitoefening van zijn beroep, zijn dus beroepsge-heimen. Dat is niet het geval met gegevens die men ver-neemt ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep.

Dit onderscheid is in de praktijk niet altijd eenvoudig temaken(14). Het lijkt mij daarom aangewezen, bij twijfel, ervan uit te gaan dat men in de eerste categorie valt (in deuitoefening van het beroep)…

D. Met opzet gepleegd

12. Het Belgisch strafrecht kent, grof gesproken, tweeschuldvormen: het opzet en de onachtzaamheid.

Bij onachtzaamheid ontstaat reeds strafbaarheid indien dedader onvoldoende voorzorgen heeft genomen of onvol-doende voorzichtig is geweest, waardoor het door de straf-wet geviseerde gevolg intreedt, ook al wilde de dader ditniet. Type-voorbeelden zijn de onopzettelijke slagen en ver-wondingen of de onopzettelijke doding.

Page 8: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Of hij op de gestelde vragen antwoordt (de derde verplich-ting), mag hij evenwel zelf beoordelen. Hij mag het doorhet beroepsgeheim gedekte feit bekend maken indien hijmeent dit te moeten doen(16). Het bekendmaken van dehem toevertrouwde gegevens is dus niet verboden, maarook niet verplicht. Met andere woorden: de geheimhouderdie opgeroepen wordt om te getuigen in rechte, heeft nietlanger een zwijgplicht (omdat hij een geheimhouder is),maar hij heeft ook geen spreekplicht (omdat hij een getui-ge is): hij heeft een spreekrecht of ook wel een zwijgrecht.

Die beoordeling komt enkel de geheimhouder toe. Indien hijeen beroep uitoefent dat over een tuchtoverheid (een deon-tologische orde) beschikt, kan hij over de kwestie natuurlijkadvies inwinnen bij het hoofd van ervan. Doch de uiteinde-lijke beslissing blijft bij de geheimhouder.

Beslist hij te spreken, dan moet hij uiteraard, net zoals elkeandere getuige, de waarheid spreken.

18. Er wordt vaak voorgehouden dat het bekendmaken vangegevens die onder het beroepsgeheim vallen, ook al is hetgeoorloofd omdat het gebeurt in het kader van een getui-genis in rechte, niettemin een tuchtvergrijp zou kunnen uit-maken, of nog dat het niet volgen van een negatief adviesvan de tuchtoverheid een tuchtvergrijp zou uitmaken.

Zulk standpunt moet mijns inziens worden genuanceerd.

De geheimhouder heeft inderdaad niet alleen een strafrech-telijk gesanctioneerde verplichting tot stilzwijgen, maar isdaartoe meestal ook tuchtrechtelijk gehouden. Het is nietomdat een bepaalde handeling geen misdrijf (schendingvan het beroepsgeheim) uitmaakt, dat het niet toch eentuchtrechtelijk vergrijp kan zijn. In een arrest van 10 maart1982 heeft het Hof van Cassatie inderdaad beslist dat indieneen advocaat geen inbreuk pleegt op artikel 458 van hetStrafwetboek, deze vaststelling geschiedt “onverminderd detoepassing van de regels van de beroepsplichtenleer”(17).Dit mag er mijns inziens evenwel niet toe leiden dat hettuchtrecht in alle gevallen zou moeten primeren op dewaarheidsvinding. Nadat een geheimhouder, die opgeroe-pen was om in rechte te getuigen, besloten heeft te spre-ken, kan de tuchtoverheid nadien wel een marginale toet-sing uitoefenen ten aanzien van de omstandigheden waar-in de geheimhouder deze beslissing heeft genomen, maarvan een ijzeren wetmatigheid dat deze beslissing steeds enper definitie een tuchtvergrijp zou opleveren, kan geensprake zijn. Dat zou immers betekenen dat de ruimte die hetstrafrecht laat, volledig zou worden weggevaagd door hettuchtrecht, en dat kan niet de bedoeling van de wetgeverzijn.

Ook het niet volgen van een negatief advies van de tucht-overheid levert mijns inziens geen tuchtvergrijp op. Hetbewaren van het beroepsgeheim hoort toe aan elke indivi-

Ant

enne

8 december 2011

E. Buiten de gevallen van getuigenis in rechte en van ver-plichte bekendmaking

14. Artikel 458 van het Strafwetboek bepaalt dat er geenschending is van het beroepsgeheim, indien de geheimhou-der wordt geroepen om in rechte te getuigen of indien dewet de geheimhouder verplicht bepaalde geheimen bekendte maken.

Het gaat om een dubbel, negatief uitgedrukt, constitutiefbestanddeel(15).

Mijns inziens kunnen deze gevallen best worden onderge-bracht in het volgende deel van deze bijdrage, dat gewijd isaan de uitzonderingen, waarin de toevertrouwde gegevensmogen worden meegedeeld aan derden zonder dat dit eenmisdrijf oplevert.

§2. Gevallen waarin beroepsgeheimenmogen/moeten worden bekendgemaakt

15. Zelfs indien alle onder A t/m D vermelde constitutievebestanddelen vervuld zijn, maakt degene, die hem toever-trouwde gegevens meedeelt aan derden, zich niet schuldigaan een misdrijf in een zestal gevallen.

De eerste twee hierna besproken gevallen staan uitdrukke-lijk vermeld in artikel 458 van het Strafwetboek, het derdegeval vindt zijn grondslag in artikel 458bis van hetStrafwetboek, de laatste drie gevallen vloeien voort uit derechtspraak.

A. De getuigenis in rechte (of voor een parlementaireonderzoekscommissie)

16. De getuige – die duidelijk moet worden onderscheidenvan de verdachte – heeft in principe vier verplichtingen: hijmoet verschijnen, hij moet de eed afleggen, hij moet op dehem gestelde vragen antwoorden en hij moet daarbij dewaarheid spreken.

Het feit dat iemand drager is van een beroepsgeheim, beletniet dat hij kan worden opgeroepen als getuige.

Met een getuigenis in rechte wordt bedoeld het verhoorvan de getuige door ofwel de onderzoeksrechter ofwel devonnisrechter. Ook het overleggen van stukken, die onderhet beroepsgeheim vallen, wordt beschouwd als een getui-genis in rechte.

17. Wanneer de geheimhouder wordt opgeroepen om tegetuigen in rechte over een feit dat door het beroepsge-heim is gedekt, moet hij in elk geval de eerste twee ver-plichtingen van elke getuige nakomen, met name verschij-nen en de eed afleggen.

Page 9: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

duele geheimhouder, en niet aan zijn beroepsgroep als dus-danig. De afweging om toch te spreken is dus uitsluitendindividueel. Het vragen om advies is een hulpmiddel – hoebelangrijk ook – om die afweging te maken. Het niet volgenvan dat advies kan evenwel niet als een tuchtvergrijp wor-den aanzien. Dat is enkel het geval wanneer een beslissingvan de tuchtoverheid niet wordt nageleefd. Een advies isevenwel geen beslissing.

19. Door de wet van 30 juni 1996 tot wijziging van de wetvan 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek en van arti-kel 458 van het Strafwetboek werd de getuigenis voor eenparlementaire onderzoekscommissie gelijkgesteld met eengetuigenis in rechte.Deze gelijkstelling werd noodzakelijk geacht omdat werdvastgesteld dat er steeds meer parlementaire onderzoeks-commissies worden opgericht, die zich bovendien buigenover feiten die ook het voorwerp van een strafrechtelijkonderzoek uitmaken.

B. De wettelijke spreekplicht

20. Bijzondere wetsbepalingen kunnen een geheimhouderverplichten een aangifte te doen van gegevens, die noch-tans onder zijn beroepsgeheim vallen.

Het artikel 29 van het Wetboek van Strafvordering levertdaarvan het meest algemeen geformuleerde voorbeeld.Iedere gestelde overheid, iedere openbaar officier of iedereambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgtvan een misdaad of een wanbedrijf, is verplicht daarvandadelijk kennis te geven aan de procureur des Konings. Dezebepaling betreft uitsluitend overheidsambtenaren, en het iseerder uitzonderlijk dat deze over een beroepsgeheim in destrikte betekenis van het woord beschikken.

Een ander voorbeeld is de wet van 11 januari 1993 tot voor-koming van het gebruik van het financieel stelsel voor hetwitwassen van geld en de financiering van het terrorisme,die bepaalde geheimhouders, zoals advocaten(18) en notaris-sen, verplicht om de Cel voor Financiële Informatie -verwerking in te lichten van mogelijke feiten van witwassen.

Nog een ander voorbeeld is de wetgeving op besmettelijkeziekten, die een aangifteplicht voorschrijven voor artsen diebij hun patiënt bepaalde ziekten, die de volksgezondheidbedreigen, vaststellen.

21. Deze spreekplicht of aangifteplicht ontstaat enkel dooreen uitdrukkelijke wetsbepaling. Hij kan niet worden ver-moed, noch impliciet worden afgeleid uit de wet.

december 2011 9

Page 10: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

10 december 2011

C. Minderjarige slachtoffers van bepaalde misdrijven

22. De wet van 28 november 2000 betreffende de strafrech-telijke bescherming van minderjarigen heeft artikel 458bisvan het Strafwetboek ingevoerd. Dit artikel bepaalt datwanneer een geheimhouder door zijn beroep kennis krijgtvan een welbepaald misdrijf, gepleegd op een minderjarige,hij dit misdrijf onder bepaalde omstandigheden mag terkennis brengen van de procureur des Konings.

23. Opdat deze mogelijkheid tot spreken zou ontstaan, moe-ten wel een aantal voorwaarden vervuld zijn.

a) De aangifte moet betrekking hebben op een limitatie-ve reeks van misdrijven, die gepleegd werden op eenminderjarige. Het gaat vooral om seksuele misdrijven(aanranding van de eerbaarheid en verkrachting) engeweldmisdrijven (opzettelijke slagen of opzettelijkedoding, genitale verminking), alsook om het achterla-ten in een behoeftige toestand, het onthouden vanvoedsel of het dusdanig nalatig zijn in de zorg voor deminderjarige dat diens gezondheid in het gedrangkomt.

b) De drager van het beroepsgeheim heeft kennis van ditmisdrijf, ofwel omdat hij het minderjarige slachtofferervan zelf heeft onderzocht, ofwel omdat hij door datslachtoffer in vertrouwen werd genomen. Men magdus niet voortgaan op mededelingen van derden of oploutere geruchten.

c) Er bestaat een ernstig en dreigend gevaar voor de fysi-sche of psychische integriteit van de betrokkene. Hetcriterium van ernst heeft te maken met de omvang enhet ingrijpend karakter van de feiten. Het criteriumvan dreiging slaat op de actuele nood om in de situa-tie in te grijpen. Deze nood kan misschien bij het beginvan de hulpverlening niet aanwezig zijn, maar tijdenshet verloop ervan toch ontstaan, wanneer ontoerei-kende vooruitgang wordt geboekt binnen die hulpver-lening.

d) De geheimhouder kan de integriteit van de betrokkenminderjarige niet zelf of met behulp van anderenbeschermen. De mogelijkheid tot aangifte ontstaatmet andere woorden slechts subsidiair, nadat degeheimhouder heeft vastgesteld dat hij noch zelf,noch eventueel met hulp van anderen, de integriteitvan de minderjarige kan waarborgen. Dit is uiteraardeen moeilijke afweging en men kan zich afvragen ofdeze vierde voorwaarde wel moet gehandhaafd blij-ven.

24. De regeling van artikel 458bis van het Strafwetboekdoet sterk denken aan de rechtspraak die is ontwikkeldnopens het beroepsgeheim van geneesheren. In deze recht-

spraak werd beslist dat het verbod tot spreken voor eengeneesheer niet geldt voor feiten, waarvan de patiënt hetslachtoffer is geweest(19). Het medisch beroepsgeheim heeftimmers tot doel de patiënt te beschermen en kan dus niettot doel hebben de bestraffing te verhinderen van de dadervan het misdrijf, waarvan de patiënt het slachtoffer isgeweest.

Deze rechtspraak heeft betrekking op elke patiënt, nietalleen de minderjarige. Men kan zich dan ook afvragen ofartikel 458bis van het Strafwetboek het spreken door eenarts van minderjarige patiënten niet aan striktere voor-waarden koppelt, en of één en ander wel logisch is…

25. De zonet beschreven regeling lijkt bovendien ook erg opde noodtoestand, die onmiddellijk hierna aan bod komt. Dewetgever heeft aangegeven dat de regeling van artikel458bis van het Strafwetboek niets afdoet aan de jurispru-dentiële creatie van de noodtoestand(20). Dus ook buiten deopgesomde voorwaarden kan de geheimhouder strafbarefeiten aangeven, indien de voorwaarden van de noodtoe-stand vervuld zijn.

25bis. Op 20 juli 2011 keurde de Kamer van Volks ver -tegenwoordigers het wetsontwerp goed “tot wijziging vande wetgeving wat de verbetering van de aanpak van seksu-eel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrela-tie betreft”(21). Als ook de Senaat hieraan zijn goedkeuringverleent, wordt de tekst van artikel 458bis van het Straf -wetboek grondig gewijzigd.

Vooreerst zal het bijzonder regime van artikel 458bis vanhet Strafwetboek voortaan niet enkel van toepassing zijn opminderjarigen, maar ook op personen die kwetsbaar zijn tengevolge van hun leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan weleen lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid.

Voorts zullen er twee gevallen van spreekrecht wordenonderscheiden.

De geheimhouder kan, ten eerste, één van de in artikel458bis van het Strafwetboek bedoelde misdrijven ter kennisbrengen van de procureur des Konings, wanneer er een ern-stig en dreigend gevaar bestaat voor de fysieke of psychi-sche integriteit van de minderjarige of de kwetsbare per-soon en hij deze integriteit niet zelf of met hulp van ande-ren kan beschermen.De vroegere voorwaarde, dat hij het slachtoffer zelf heeftonderzocht of door het slachtoffer in vertrouwen werdgenomen, wordt dus niet langer gehandhaafd. Doch demoeilijke afweging of men zelf (eventueel met de hulp vananderen) de integriteit van de betrokkene kan waarborgen,moet nog steeds gemaakt worden.

De geheimhouder kan, ten tweede, zulk misdrijf ook terkennis brengen van de procureur des Konings, wanneer er

Page 11: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar datandere minderjarigen of kwetsbare personen het slachtofferworden van de in artikel 458bis van het Strafwetboekbedoelde misdrijven en hij deze integriteit niet zelf of methulp van anderen kan beschermen.Het bijzonder regime van artikel 458bis van hetStrafwetboek wordt dus uitgebreid van de bescherming vanhet slachtoffer van het misdrijf naar de bescherming vanandere potentiële slachtoffers van dergelijke toekomstigemisdrijven. Ook hier moet de moeilijke afweging wordengemaakt of men de integriteit van die andere personen nietzelf (eventueel met de hulp van anderen) kan beschermen.

Deze wetswijziging heeft zeker zijn verdiensten, maar defundamentele kritieken, die hierboven werden verwoord inde randnummers 24 en 25, blijven onverkort gelden.

D. De noodtoestand

26. In principe is in het Belgisch strafrecht een misdrijf vol-trokken, wanneer alle bestanddelen ervan zijn vervuld,zowel het materieel bestanddeel (de materiële gedraging)als het moreel bestanddeel (de schuld, dus het opzet of deonachtzaamheid).

Niettemin kan de wederrechtelijkheid van een misdrijf wor-den opgeheven door een rechtvaardigingsgrond. Men zegtwel eens dat zo’n rechtvaardigingsgrond ‘het karakter vanmisdrijf’ van de gedraging wegneemt.

Die rechtvaardigingsgronden hebben een algemene toepas-sing op alle misdrijven, dus ook op dat van de schendingvan het beroepsgeheim.

27. Eén van die rechtvaardigingsgronden is de noodtoe-stand. Deze rechtvaardigingsgrond is een creatie van derechtspraak(22).

Noodtoestand veronderstelt een conflict tussen twee belan-gen, waarvan het ene enkel kan gevrijwaard worden door hetandere te schenden. Toegepast op het beroepsgeheim kanhet gaan om enerzijds het belang om de strafwet na te leven(en dus te zwijgen) en anderzijds bijvoorbeeld het algemeenbelang om de samenleving te dienen (en dus te spreken).

Een bekend geval uit de rechtspraak is dat van een arts dieopgeroepen werd om verwondingen te verzorgen van eenpersoon die zich in een schuilplaats bevond, en waarvan hijvia de media wist dat deze persoon werd opgespoordwegens zeer ernstige feiten (in het kader waarvan hij trou-wens de verwondingen had opgelopen). Deze arts had, nade betrokkene te hebben verzorgd – en er aldus eenarts/patiëntrelatie had opgebouwd – nadien de schuilplaatsaan de politiediensten bekendgemaakt. Er werd aangeno-men dat de arts zijn beroepsgeheim weliswaar hadgeschonden, maar dat dit door de noodtoestand kon

gerechtvaardigd worden(23). Het algemeen belang bij deopsporing van een dergelijke gevaarlijke misdadiger mag,in de belangenafweging, primeren op de plicht om de straf-wet na te leven en zijn beroepsgeheim niet te schenden.

28. Opdat een beroep op de noodtoestand mogelijk is, die-nen een aantal voorwaarden te worden vervuld.

a) Er moet een ernstig en ogenblikkelijk gevaar zijn. Degeheimhouder die zijn beroepsgeheim schendt, moetderhalve de overtuiging hebben dat indien hij dat nietzou doen, er een ernstig en ogenblikkelijk gevaar ont-staat (in het hierboven gegeven voorbeeld: dat debetrokken misdadiger, om aan arrestatie te ontsnap-pen, andere personen zal verwonden).

b) Er mag geen andere manier zijn om het gevaar te ver-mijden. De strafwet mag enkel worden overtreden,indien dit het uiterste redmiddel is. Zo zijn er anderemanieren om een faillissement af te wenden dan hetplegen van fiscale of sociale fraude…

c) Het door de strafwet gesanctioneerde belang, datgekrenkt wordt, moet een geringere waarde hebbendan het belang dat wordt gevrijwaard. In het hierbo-ven gegeven voorbeeld was dat het geval. Zulks isevenwel niet het geval wanneer een arts zijn beroeps-geheim schendt om zijn eer of reputatie te bescher-men(24).

E. Het recht van verdediging

29. Wanneer de geheimhouder zelf strafrechtelijk wordt ver-volgd wegens een misdrijf, en hij kan zich enkel verdedigendoor zijn beroepsgeheim te schenden, dan primeert hetrecht van verdediging(25).

Over deze uitzondering wordt in de praktijk nogal wat onzinverteld.

30. Zo leeft bij bepaalde opsporingsambtenaren, procureursof onderzoeksrechters de overtuiging dat wanneer eengeheimhouder zelf in verdenking wordt gesteld van eenmisdrijf, hij zich niet meer zou kunnen beroepen op zijnberoepsgeheim om niet te antwoorden op de hem gesteldevragen.

Zulke zienswijze is uiteraard absoluut te verwerpen.

Het feit dat een geheimhouder in verdenking wordt gesteld,doet zijn beroepsgeheim immers geenszins te niet. Enkelwanneer hij zich zelf niet anders kan verdedigen dan doorzijn beroepsgeheim te schenden, mag hij dit doen. Buitendit geval – dus bijvoorbeeld wanneer hem vragen wordengesteld over de rol van anderen bij de feiten – dient hij zichaan zijn beroepsgeheim te houden.

december 2011 11

Page 12: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

12 december 2011

Bovendien heeft elke inverdenkinggestelde – dus ook degeheimhouder – het zwijgrecht. Niemand moet immerszichzelf incrimineren en aldus meewerken aan zijn eigenveroordeling. Dat is een principe dat voortvloeit uit het ver-moeden van onschuld, onder meer gewaarborgd door arti-kel 6.2 van het Europees Verdrag tot Bescherming van deRechten van de Mens.

31. Enkel wanneer het nodig is om zichzelf te verdedigen,ontstaat een spreekrecht. Daarbuiten blijft de zwijgplichtvan de betrokken geheimhouder onverminderd van kracht.Het zal in de praktijk niet steeds eenvoudig zijn om aan ditonderscheid strikt de hand te houden.

F. Opheffing door de geheimgerechtigde?

32. Over de vraag of de geheimgerechtigde de geheimhou-der kan ontslaan van zijn zwijgplicht, is de rechtspraak ende rechtsleer tot op de dag van vandaag erg verdeeld.

Aan de ene kant is er een meer absolute visie op hetberoepsgeheim, waaraan de toestemming van de geheim-gerechtigde niets afdoet: ook dan blijft de geheimhouderdie spreekt strafbaar.Aan de andere kant is er een meer beschermende visie ophet beroepsgeheim: als degene die door het beroepsge-heim wordt beschermd zelf van deze bescherming afziet,

Page 13: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

kan er geen sprake meer zijn van een strafbare schendingvan het beroepsgeheim.

33. In het begin van deze bijdrage werd benadrukt dat deschending van het beroepsgeheim is ingedeeld in de mis-drijven tegen de personen. Het hoort dus, letterlijk, thuis indezelfde categorie als opzettelijke slagen en verwondingenof doding.Er is bij deze misdrijven dus steeds een persoon die slacht-offer is van het misdrijf.

34. Bij wijze van algemene regel wordt in het strafrechtaanvaard dat de toestemming van het slachtoffer nietsafdoet aan de strafbaarheid van de gedraging. Het strafrechtis immers van openbare orde en beschermt dus bovenal deopenbare orde en niet de particuliere belangen. Wij levenmet andere woorden in een samenleving waarin wij nietaanvaarden dat aan iemand fysische pijn wordt toege-bracht, ook al vraagt hij daarom…

Zo bekeken is het standpunt, dat de geheimgerechtigde– die bij schending van het beroepsgeheim het slachtof-fer is – de geheimhouder kan ontslaan van zijn beroeps-geheim, moeilijk te verzoenen met deze algemeneregel.

Problemen desbetreffend kunnen op dit ogenblik enkelworden opgelost door een doordacht en weloverwogen ver-volgingsbeleid van het openbaar ministerie…

Mijns inziens zou een wettelijke regeling hieromtrent klaar-heid moeten verschaffen (zoals dat bijvoorbeeld gebeurd ismet euthanasie).

Voetnoten

(1) En meer bepaald in het laatste Hoofdstuk VI van deze titel, met als opschrift

“Enige nadere wanbedrijven tegen personen”.

(2) Zie HUYBRECHTS, L., “Het zaken-, bank- en beroepsgeheim in het straf-

proces”, in Ondernemingsstrafrecht, Brugge, Die Keure, 1999, 150;

STEVENS, J., Regels en gebruiken van de advocatuur te Antwerpen,

Antwerpen, Kluwer, 1997, 603.

(3) DE NAUW, A., Inleiding tot het bijzonder strafrecht, Mechelen, Kluwer, 2010,

286 e.v., nrs. 366 e.v.

(4) De discretieplicht is duidelijk te onderscheiden van het beroepsgeheim. Daar

waard de schending van het beroepsgeheim strafrechtelijke gevolgen kan

hebben, blijft de schending van de discretieplicht in de privaatrechtelijke

sfeer, en kan deze enkel aanleiding geven tot schadevergoeding overeen-

komstig artikel 1382 B.W.

(5) Zie de wet van 7 april 2005 tot bescherming van de journalistieke bronnen,

zoals gewijzigd door de wet van 9 mei 2006.

(6) Artikel 27, 2de lid van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een

instituut der Bedrijfsrevisoren.

(7) Artikel 58, 4de lid van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoud-

kundige en fiscale beroepen.

(8) Artikelen 36, 2de lid en 50 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffen-

de de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

(9) Artikel 77 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming,

het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit

hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade.

(10) Zie artikel 57 van de wet van 21 juni 2002 betreffende de Centrale Raad der

niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschappen van België, de

afgevaardigden en de instellingen belast met het beheer van de materiële

en financiële belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwe-

lijke gemeenschappen: “De afgevaardigden zijn gebonden door het beroeps-

geheim met betrekking tot feiten die zij zouden kennen uit hoofde van hun

ambt, overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.”

(11) Zie artikel 5 van de wet van 18 februari 1991 betreffende morele consulen-

ten bij de Krijgsmacht, die tot de niet-confessionele Gemeenschap van België

behoren: “De morele consulenten moeten het beroepsgeheim in acht nemen

zowel in verband met het functioneel aspect van hun opdracht als met

betrekking tot feiten waarvan zij bij de uitoefening van hun functie kennis

zouden hebben genomen.”

(12) Cass., 27 juni 2007, nr. P.05.1685.F, www.cass.be. Dit arrest werd geveld

in de marge van de zgn. zaak KB-LUX, waarbij de onderzoeksrechter, die

het onderzoek had gevoerd, verdacht werd van schending van zijn

beroepsgeheim. Het Hof van Cassatie stelde vast, niet zonder enige wel-

willendheid, dat de antwoorden die de onderzoeksrechter had gegeven

op vragen van journalisten naar aanleiding van zijn optreden in bepaal-

de televisieprogramma’s, “de grenzen niet lijken te hebben overschreden

van wat deze laatsten (de journalisten) reeds zelf hadden gepubliceerd

of verkondigd in talrijke artikels of uitzendingen...”. Met andere woorden:

als het beroepsgeheim maar genoeg geschonden wordt, wordt het niet

langer geschonden?

(13) Een voorbeeld: dat is niet geval tussen de behandelende geneesheer ener-

zijds en de geneesheer die optreedt voor een ziekenfonds of een verzeke-

ringsmaatschappij.

(14) Een voorbeeld: iemand bezoekt een arts, niet als patiënt, maar om te trach-

ten van die arts voorschriften te bekomen om zich verdovende middelen te

kunnen verschaffen. Wanneer deze arts nadien aangifte doet bij de gerech-

telijke autoriteiten, schendt hij niet zijn beroepsgeheim, daar hij de gege-

vens die hij aangeeft niet heeft verkregen in de uitoefening van zijn beroep,

maar enkel ter gelegenheid van de uitoefening van zijn beroep.

(15) Met een negatief constitutief bestanddeel wordt een bestanddeel bedoeld

dat er niet mag zijn. Is het er wel, dan is er geen sprake van een misdrijf.

(16) Reeds Cass., 15 maart 1948, Pas., 1948, I, 168.

(17) Cass., 10 maart 1982, R.W., 1982-1983, 234.

(18) Voor advocaten gaat het om een eerder beperkte meldingsplicht, die enkel

ontstaat buiten het geval waarin zij een cliënt vertegenwoordigen in een

procedure en buiten het geval waarin zijn de rechtspositie van hun cliënt

bepalen.

(19) Cass., 9 februari 1988, Arr. Cass., 1987-1988, 720.

(20) Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1907/1.

(21) Zie de tekst, zoals aangenomen in de plenaire vergadering van de Kamer en

zoals overgezonden aan de Senaat, Parl. St., Kamer, 2010-2011, nr.

1639/005.

(22) De twee nadere rechtvaardigingsgronden – met name het bevel van de wet

of overheid en de wettige verdediging – hebben een wettelijke grondslag.

(23) Cass., 13 mei 1987, A.C., 1986-1987, 1203.

(24) Corr. Antwerpen, 7 april 2000, T. Gezondheidsr., 2004-2005, 126. Het

ging om een hoofdgeneesheer van een ziekenhuis, die een persmede-

deling had gedaan omdat het ziekenhuis in de media onder vuur kwam

te liggen, en in die persmededeling vertrouwelijke gegevens had vrijge-

geven.

Opmerkelijk: in hoger beroep werd de betrokken hoofdgeneesheer als-

nog vrijgesproken wegens onoverwinnelijke dwaling, omdat hij, alvo-

rens de persmededeling te doen, het advies had ingewonnen van drie

advocaten (Antwerpen, 14 juni 2001, T. Gezondheidsr., 2004-2005, 128).

(25) Cass. 5 februari 1985, Arr. Cass., 1984-1985, 760.

december 2011 13

Page 14: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald
Page 15: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne“Waarover men

niet spreken mag, moet men zwijgen…”

Een gesprek met Chris Van Maele

Wat is de houding met betrekking tot het beroepsgeheimbinnen deMens.nu? Hoe is deze veranderd doorheen dejaren?

Toen de Unie Vrijzinnige Verenigingen (UVV) in 1982startte met haar eerste Centra voor MoreleDienstverlening werd meteen werk gemaakt van eenberoepscode voor alle moreel consulenten (nu vrijzinnighumanistisch consulenten) die toen de dienst uitmaak-ten. Deze beroepscode ging in 1985 in voege en werd in1987 en in 1988 aangepast en verfijnd. Telkens was ereen apart artikel in de rubriek “algemene plichtenleer”waarin ook de discretieplicht en het beroepsgeheim aande orde waren. Met betrekking tot het beroepsgeheimgold toen: “de moreel consulent is gebonden door hetberoepsgeheim tegenover de cliënt, de collega’s, deopdrachtgever. Dit geldt ook tegenover de overheid, ten-zij de wet hem tot spreken verplicht. Dit is het geval voorde algemene aangifteplicht (artikel 30 Wetboek vanStrafvordering) en voor bijstand aan personen in nood(artikel 422 bis Strafwetboek).”Dit (zelfgekozen) beroepsgeheim was hiermee dus volle-dig geënt op artikel 458 van het Strafwetboek dat luidt:“Geneesheren, heelkundigen, officieren van gezondheid,apothekers, vroedvrouwen en alle andere personen die uithoofde van hun staat of beroep kennis dragen van gehei-men die hun toevertrouwd zijn, en deze bekendmakenbuiten het geval dat zij geroepen worden om in recht [ofvoor een parlementaire onderzoekscommissie] getuigenisaf te leggen en buiten het geval dat de wet hen verplichtdie geheimen bekend te maken, worden gestraft metgevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en metgeldboete van honderd euro tot vijfhonderd euro.”. Dezegeldboete moest in 1997 reeds met 200 vermenigvuldigdworden.Gezien de doelstellingen van UVV met betrekking tot demorele bijstand (nu vrijzinnig humanistische begeleiding),

HOE GAAN VRIJZINNIG HUMANISTISCH CONSULENTEN BINNEN DE HUIZENVANDEMENS OM MET HET BEROEPSGEHEIM? WE VERNEMEN

ER ALLES OVER VIA CHRIS VAN MAELE, DIRECTEUR PROVINCIE OOST-VLAANDEREN DEMENS.NU EN PROVINCIAAL COÖRDINATOR

STUURGROEP MORELE BIJSTAND OOST-VLAANDEREN. ZIJ WAS ERBIJ VANAF DE START VAN DE CENTRA MORELE DIENSTVERLENING

(NU HUIZENVANDEMENS) VAN DE UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN (NU DEMENS.NU) EIND 1982. ALS DIRECTEUR EN PRO-

VINCIAAL COÖRDINATOR VOLGT ZE HET RESPECTEREN VAN DE REGELS ROND HET BEROEPSGEHEIM EN DE CODEX CLIËNTENDOSSIERS

NAUWGEZET OP. VANUIT HAAR JARENLANGE ERVARING LICHT ZE DE PRAKTIJK BINNEN DEMENS.NU TOE.

Inge Claesen

vrijzinnig humanistisch consulent, huisvandeMens Hasselt

Liesbeth Pairoux

vrijzinnig humanistisch consulent, huisvandeMens Tienen

december 2011 15

INGE CLAESEN

LIESBETH PAIROUX

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

CHRIS VAN MAELE

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

Page 16: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

16 december 2011

lag het voor de hand dat men de moreel consulenten wouzien als een beroepsgroep behorend tot “alle andere perso-nen die uit hoofde van hun staat of beroep kennis dragenvan geheimen”. De consulenten hadden immers een direc-te vertrouwensrelatie met hun cliënten, en bovendien hadhun functie ook enig maatschappelijk belang.In 2002 trad de voor ons belangrijke wet in voege betreffen-de de Centrale Raad der niet-confessionele levensbeschou-welijke gemeenschappen van België en de instellingenbelast met het beheer van de materiële en financiële belan-gen ervan. Deze wet regelt ook het ambt van de afgevaar-digden die morele diensten verlenen op basis van een niet-confessionele levensbeschouwing en hun aanstelling tenaanzien van de staat.

In deze wet werd een artikel 57 ingelast dat verwijst naarhet beroepsgeheim van de afgevaardigden: “de afgevaar-digden zijn gebonden door het beroepsgeheim met betrek-king tot feiten die zij zouden kennen uit hoofde van hunambt volgens artikel 458 van het Strafwetboek”. Op diemanier werd het beroepsgeheim wettelijk verankerd methet ambt van moreel consulent.

Het vigerende arbeidsreglement en de beroepscode dievoor alle afgevaardigden gelden, verwijzen expliciet naar ditberoepsgeheim.

Wat was voor jou de aanleiding om in 2002 eenInterprovinciaal Ontmoeting- en Studiemoment (IPOS)met betrekking tot cliëntendossiers te organiseren?

De directe aanleiding vormde het in voege treden van dewet op de verwerking van persoonsgegevens (WVP). Hoewel deze wet aanvankelijk helemaal niet voor de sec-tor opgesteld, werd ze later aangepast zodat ook de helegezondheids- en welzijnssector hiermee te maken kreeg.Deze wet legt belangrijke regels op met betrekking tothet aanleggen, bewaren en doorgeven van persoonlijkedossiers aan de zogenaamde “houders van bestanden”.Tegelijk was er ook het in voege treden van de bovenge-noemde wet van 2002 betreffende de Centrale Raad derniet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap-pen van België, de afgevaardigden en de instellingenbelast met het beheer van de materiële en financiëlebelangen van de erkende niet-confessionele levensbe-

Page 17: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

schouwelijke gemeenschappen. Deze wet maakte eensubstantiële expansie mogelijk van het aantal “afgevaar-digden die morele diensten verlenen” en die zich dusmet zogenaamde gevoelige materie (zouden gaan)bezighouden en/of cliëntendossiers aanleggen.Het leken mij twee prima redenen om de bestaande situa-tie door te lichten en een praktische leidraad voor allebetrokkenen op te stellen.

Wat waren de conclusies? Heeft dit de werking van UVVbeïnvloed?

Het directe gevolg was dat er een codex tot stand kwamvoor de afgevaardigden die aan morele bijstand deden.Deze codex verschaft duidelijkheid, enerzijds omtrent dewijze waarop er met gevoelige materie moet wordenomgesprongen, anderzijds omtrent het aanleggen, bewarenen vernietigen van cliëntendossiers.Het is belangrijk om te stellen dat de wet op de bescher-ming van persoonsgegevens (WBP) als dusdanig niets fun-damenteels veranderde aan de algemene gedragsregels diereeds binnen UVV golden ten aanzien van het omgaan metcliëntengegevens.Deze regels waren immers al ingegeven door het ethisch enjuridisch beginsel van het beroepsgeheim. De WVP heeft opgeen enkele manier wijzigingen aangebracht aan de regle-mentering inzake het beroepsgeheim. Integendeel, devraag naar het beroepsgeheim gaat vooraf aan de vraagnaar de toepassing van de WVP.Wel geeft deze wet een aantal bepalingen die individue-le waarborgen proberen te scheppen in geval van hetaanleggen van persoonlijke dossiers. In dat verband wilde wet verplichtingen invoeren voor de zogenaamde“houders van bestanden”, en dit voor alle categorieën vanpersoonsgegevens.Veel welzijnswerkers en ook vrijzinnig humanistische consu-lenten vinden het raar dat er voor hen een wet is die demanuele en automatische verwerking van persoonsgege-vens aan strikte regels onderwerpt. Er wordt namelijk nogalgauw van uitgegaan dat de privacy voldoende wordtbeschermd door de verplichting om het beroepsgeheim teeerbiedigen. Maar dit klopt slechts ten dele. Er zijn aan hetrecht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeernamelijk twee aspecten verbonden die in het Engels tref-fend worden omschreven als “no invasion of privacy” en “nodivulgation of privacy”. “No divulgation of privacy” betekentdat men het privéleven van anderen niet aan derden ken-baar maken eenmaal men er is in binnengedrongen. Het isdit aspect – de zogenaamde mag output-kant van gegevens –dat wordt geregeld door de wet op het beroepsgeheim van1867. Met “no invasion of privacy” wordt bedoeld dat menniet willekeurig mag binnendringen in het privéleven vananderen. En dit aspect is aan de orde in de wet op debescherming van persoonsgegevens.Uiteraard is individuele hulpverlening slechts mogelijk doorbinnen te dringen in het privéleven van de hulpvrager. Toch

kan verregaande nieuwsgierigheid van sommige hulpverle-ners terecht vragen oproepen. Het is dus onjuist te beweren dat men de privacy van per-sonen voldoende respecteert door aan anderen niet mee tedelen wat men over hen weet.Minstens even belangrijk is dat niet verder doorgedrongenwordt in het privéleven dan echt nodig en te verantwoordenis. Of in andere woorden: men kan de privacy grondigschenden zonder het beroepsgeheim te schenden.

Is er dan een verschil in beroepsgeheim voor de verschil-lende afgevaardigden (consulenten die aan vrijzinnighumanistische begeleiding doen, consulenten die zichbezighouden met gemeenschapsvorming, administratie-ve medewerkers, stafmedewerkers, directeurs...)?

Deze vraag is enigszins misleidend omdat ze insinueert dater verschillende soorten beroepsgeheim bestaan. Maarofwel ben je gebonden aan het beroepsgeheim, zoals datwordt beschreven in de wet van 1867, ofwel ben je dat niet.De vraag is dus eerder: zijn alle medewerkers vandeMens.nu gebonden aan het beroepsgeheim en wat bete-kent dit voor hun werking?Op de eerste vraag is het antwoord onomwonden “ja”. Dewet van 2002, maar ook het arbeidsreglement en deberoepscode laten hierover geen onduidelijkheid bestaan(cf supra).Ook de discretieplicht geldt voor iedereen. Beroeps -geheim én discretieplicht worden trouwens in één ademgenoemd in artikel 11 van de beroepscode, hoewel hettoch twee verschillende zaken zijn: “de werknemer ver-plicht zich ertoe om zich gedurende de overeenkomst teonthouden van het bekendmaken van geheime of ver-trouwelijke gegevens in verband met de onderneming,de lidverenigingen en/of personen waarvan hij kennisneemt of genomen heeft. Hij is gebonden aan hetberoepsgeheim met betrekking tot feiten die hij zou ken-nen uit hoofde van zijn ambt en valt onder het toepas-singsgebied van artikel 458 van het Strafwetboek.Overtreding van deze regel kan een voldoende reden zijntot onmiddellijk ontslag”.De tweede vraag is moeilijker te beantwoorden. De takenen opdrachten van de afgevaardigden zijn immers doorde aard van hun functie vrij uiteenlopend. En hoewel erdus allerminst onduidelijkheid bestaat over het feit dathet beroepsgeheim geldt voor alle afgevaardigden, kanje er niet omheen dat dit beroepsgeheim in een anderdaglicht staat voor afgevaardigden die zich met vrijzinnighumanistische begeleiding bezighouden dan voor mede-werkers die zich bijvoorbeeld voornamelijk van admini-stratieve taken kwijten.De afgevaardigden die aan vrijzinnig humanistischebegeleiding doen hebben immers weet van heel wat“intieme”, “vertrouwelijke”, “geheime”… informatie diehen vrijwillig werd verteld binnen de setting van hetcounselinggesprek. Een flink stuk van dit emotioneel

december 2011 17

Page 18: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

18 december 2011

werk kan overigens slechts bij de gratie van dit beroeps-geheim vruchten afwerpen, en mensen vertrouwen erdan ook op dat het verhaal dat zij binnen deze settingvertellen veilig opgeborgen blijft. Kortom, deze vertrou-wensrelatie is primordiaal voor beide partijen. Het is danook niet toevallig dat enkel de afgevaardigden die aanvrijzinnig humanistische begeleiding doen verplicht zijnom een cliëntendossier op te stellen conform de regelsvan de codex ter zake (cf supra).Daarentegen zullen administratieve medewerkers, consu-lenten gemeenschapsvorming, stafmedewerkers en direc-teurs, eveneens uit hoofde van hun beroep, heel wat infor-matie te weten komen over anderen. Deze informatie is henniet per se in een vertrouwelijke setting, noch vrijwillig toe-vertrouwd. Hier rijst de vraag in hoeverre dit beroepsge-heim op dezelfde manier aan de orde is en hoe zij dit zelfervaren?Feit is dat voor iedereen de discretieplicht van toepassing is.Deze geldt voor de duur van de overeenkomst, terwijl hetberoepsgeheim blijft gelden, ook na uitdiensttreding.

Wat maakt beroepsgeheim zo belangrijk voor een vrijzin-nig humanistisch consulent?

Beroepsgeheim is belangrijk omdat het aan de consulenttoelaat om de eerbied voor de hulp vragende persoon ende bescherming van het individu tegen indiscretie maxi-maal te garanderen. Strikt genomen zou men kunnen den-ken dat het alleen gaat om vertrouwelijke mededelingendie tijdens een counselinggesprek worden toevertrouwd.Dit is echter niet zo. Het gaat om alles wat de vrijzinnighumanistische consulenten door de uitoefening van hunberoep te weten komen, ontdekken, vaststellen, afleidenof interpreteren.Bovendien is het voor de vrijzinnig humanistische consulen-ten als beroepsgroep niet onbelangrijk dat zij door desamenleving worden gezien als personen die ambtshalvegeheimen kunnen/moeten garanderen. Op die manier kun-nen vrijzinnig humanistische consulenten het label van“noodzakelijke vertrouwenspersonen” dragen.En, last but not least, moeten vrijzinnig humanistischeconsulenten de mogelijkheid hebben om die geheimenin alle veiligheid in ontvangst te nemen. Zonder diezekerheid zouden zij immers niet meer in staat zijn omhun opdracht uit te voeren. Dit laatste argument onder-streept het recht op geheimhouding (zwijgrecht), terwijlde eerste twee motiveringen de verplichting tot geheim-houding benadrukken (zwijgplicht). Zoals u weet werd eronder invloed van nieuwe maatschappelijke stromingenen de feiten die aanleiding gaven tot Operatie Kelk eenrecent wetsvoorstel in de Kamer goedgekeurd dat ditlaatste wijzigt (wetsvoorstel 20 juli 2011 tot wijzigingvan de wetgeving wat de verbetering van de aanpak vanseksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen eengezagsrelatie betreft). Dit voorstel werd overgezondennaar de Senaat, waar het nog kan besproken worden. Het

wordt dus tijd om na te gaan hoe wij daar als beroeps-groep zullen mee omgaan en welke implicaties dit kanhebben op onze werking.

Vallen de vrijwillig vrijzinnig humanistische consulentenvan de Stuurgroep Morele Bijstand onder het beroepsge-heim?

Inderdaad. Ook zij vallen onder het beroepsgeheim. Dit isgestipuleerd in artikel 5 van hun deontologische code waar-van de inhoud quasi gelijk is aan deze van deMens.nu: “Demoreel consulent is gebonden door het beroepsgeheim,onder anderen tegenover de cliënt, de collegae, deopdrachtgever. Dit geldt ook tegenover de overheid, tenzijde wet hem tot spreken verplicht. Dit is het geval voor dealgemene aangifteplicht (artikel 30 Wetboek vanStrafvordering), en voor bijstand aan personen in nood (arti-kel 422bis van het Strafwetboek). Geroepen om te getuigenin rechte, dient de moreel consulent aan de oproep gevolgte geven, maar mag hij het beroepsgeheim inroepen enzwijgen.”

Als argumentatie kan worden aangevoerd dat de vrijwilli-gers die door de Stuurgroep Morele Bijstand ingezet wordenin ziekenhuizen en/of woon- en zorgcentra of aanverwanteinstellingen, een hulpverlenende taak hebben waarin ze alsnoodzakelijke vertrouwensfiguren fungeren. Hierdoornemen zij een positie in die zodanig vergelijkbaar is met dievan professionele collega’s, dat het voor de cliënt of patiëntbijzonder moeilijk wordt om een onderscheid te maken tus-sen beiden. Met andere woorden: het beroepsgeheimsteunt ook hier op het bestaan van een specifieke vertrou-wensrelatie met een hulpvrager, in dit geval een patiënt ineen ziekenhuis of een bewoner van een woon- en zorgcen-trum of een aanverwante instelling. Deze vertrouwensrela-tie is inherent aan de functie van vrijzinnig humanistischconsulent om dezelfde redenen als deze die gelden vooreen professionele consulent.

Hoe zie je je rol als provinciaal coördinator van de SMB enzie je hierin een verschil met je rol als provinciaal direc-teur?

In mijn rol als provinciaal coördinator zie ik erop toe datnieuwe medewerkers van de SMB bij aanwerving ten gron-de geïnformeerd worden over deze belangrijke elementenvan de plichtenleer, en dat zij de beroepscode ter zakeondertekenen.Ook zie ik toe op het nakomen van deze beroepscode, endus ook op het naleven van het beroepsgeheim.Maar even belangrijk voor mij is dat er een klankbord en denodige ondersteuning worden aangereikt om de medewer-ker daadwerkelijk te helpen in geval er zich problemen terzake aandienen.Eigenlijk is mijn rol van provinciaal directeur hierin vrijgelijklopend. De specifieke codex met betrekking tot het

Page 19: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

omgaan met cliëntengegevens stelt bovendien dat, indieneen consulent zich in een situatie bevindt waarin de wethaar/hem tot spreken verplicht, hij/zij dit eerst met dedirecteur moet bespreken.

Zijn er situaties waarin een vrijzinnig humanistisch consu-lent het beroepsgeheim mag verbreken?

Die zijn er inderdaad. Het beroepsgeheim werd lang geachtabsoluut te zijn, in die zin dat alle personen die bedoeldworden in artikel 458 van het Strafwetboek hieraan gebon-den zijn ten opzichte van gelijk welke persoon en voor alleswat ze te weten komen door de uitoefening van hunberoep. Het beroepsgeheim wordt geacht van openbareorde te zijn. Dit betekent dat het niemand toebehoort (endus niet ter beschikking kan zijn van iemand): noch aan devertrouwenspersoon, noch aan degene die de vertrouwelij-ke mededeling doet, noch aan de overheid. Deze strenge principes worden echter genuanceerd door degerechtelijke praktijk en door artikel 458 dat zelf mogelijkeuitzonderingen heeft ingevoerd.

Een eerste uitzondering op de strafbaarheid voor schendingvan het beroepsgeheim betreft de situaties waarin een vrij-zinnig humanistisch consulent zou geroepen worden om inrechte getuigenis af te leggen. In dit geval is de consulentniet verplicht om het geheim bekend te maken, maar als ineer en geweten beslist wordt om het wel te doen, is dit nietstrafbaar.Een tweede uitzondering waarin de consulent het beroeps-geheim mag verbreken, is wanneer de wet hem daartoeverplicht. Hier kunnen zich een aantal gevallen voordoendie van belang zijn voor vrijzinnig humanistische consulen-ten. Ze hebben te maken met de artikelen 29 en 30 van hetWetboek van Strafvordering. Zo zegt artikel 29: “Iederegestelde overheid, ieder openbaar officier of ambtenaar diein de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een mis-daad of van een wanbedrijf, is verplicht daarvan dadelijkbericht te geven aan de procureur des Konings bij de recht-bank binnen wier rechtsgebied die misdaad of dat wanbe-drijf is gepleegd, of de verdachte zou kunnen wordengevonden, en aan die magistraat alle desbetreffende inlich-tingen, processen-verbaal en akten te doen toekomen.”.

december 2011 19

Page 20: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

20 december 2011

En in artikel 30 staat “Ieder die getuige is geweest van eenaanslag, hetzij tegen de openbare veiligheid, hetzij tegeniemands leven of eigendom, is eveneens verplicht daarvanbericht te geven aan de procureur des Konings, hetzij van deplaats van de misdaad of van het wanbedrijf, hetzij van deplaats waar de verdachte kan worden gevonden.”.

Mogelijks belangrijker voor vrijzinnig humanistische consu-lenten is artikel 422bis van het Strafwetboek: “Met gevan-genisstraf van acht dagen tot (een jaar) (dit maximumwordt op 2 jaar gebracht indien het gaat om een minderja-rige die in gevaar is, n.v.d.r.) en met geldboete van vijftigeuro tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen

Page 21: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te ver-schaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hijzelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestandhem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen”.Dit artikel schrijft voor dat men ‘hulp moet verlenen of ver-schaffen’ (en dus niet noodzakelijk het beroepsgeheimmoet schenden, bijvoorbeeld door het gerecht of de politiete verwittigen). Soms zal die hulp echter alleen mogelijkzijn door geweld te gebruiken (met name om de oorzaakvan ernstig gevaar te stoppen) of door bepaalde rechten teschenden (bijvoorbeeld: met geweld binnendringen in eenwoning, iemand van de vrijheid te beroven, iemand uit hetouderlijk gezag ontzetten...). In een dergelijke situatie zal devrijzinnig humanistisch consulent zich verplicht zien om wathij weet te onthullen aan de overheid en is hij niet strafbaar.Zoals reeds gezegd werd in de Kamer recent een wetsvoor-stel goedgekeurd waarin de voorwaarden om het beroeps-geheim te schenden en het spreekrecht te gebruiken aan-gepast worden.Meer nog: wie in bepaalde gevallen dat spreekrecht nietgebruikt, kan worden vervolgd voor schuldig verzuim. Dezeversoepeling heeft te maken met de reacties op de verschil-lende schandalen van misbruik van kinderen en pedofiliedie de laatste jaren aan het licht zijn gekomen.Deze nieuwe situatie is nog niet ten gronde doorgesprokenmaar roept alvast heel wat vragen en kanttekeningen op.Tijd om onze houding hierin te bepalen en om de implica-ties voor onze werking helder te krijgen!

Hoe zit het met beroepsgeheim en collegiaal overleg? Watkan er in een team gedeeld worden?

Daarover kan men discussiëren. Ik merk dat sommigen, aan-gezien alle afgevaardigden onderworpen zijn aan het beroeps-geheim, het “gedeeld beroepsgeheim” inroepen als argumentom zonder veel omhaal allerlei vertrouwelijke gegevens uit tewisselen. Dit is echter geenszins evident. Ik vind het belang-rijk dat iedereen hier de nodige schroom aan de dag legt enzichzelf de vraag stelt in hoeverre het écht nodig is dat ande-ren kennis krijgen van bepaalde informatie. Maximale discre-tieplicht en een correcte afweging tussen “need to know”,“nice to know” en “wish to know” moeten hierin als richtsnoergelden. Het bewaren en doorgeven van, en het toegang heb-ben tot, cliëntendossiers zijn overigens aan specifieke regelsonderworpen. Zo moeten dossiers achter slot worden bewaardin speciale dossierkasten waar enkel de vertrouwenspersoontoegang toe heeft. Overdracht van cliëntendossiers aan der-den, ook al betreft het collegae-consulenten of andere zorg-verstrekkers, is verboden, tenzij de cliënt daartoe specifiek detoestemming geeft of er een wettelijke verplichting is.Voor cliëntenbespreking, intervisie, supervisie… geldt datcasusbespreking kan mits de anonimiteit van de cliëntenge-gevens wordt gerespecteerd. Teamleden en onthaalmede-werkers moeten uiteraard kunnen beschikken over de pas-poortgegevens van cliënten voor zover een vlotte en klant-vriendelijke werkplanning dit vereisen.

Ik verwijs voor dit alles opnieuw naar de eerder genoemdecodex die elke beginnende consulent die aan vrijzinnighumanistische begeleiding doet moet ontvangen bij het indienst treden.

Hoe zie je jouw rol van directeur hierin passen?

Ik kan mij volledig vinden in de codex zoals die nu vankracht is. Ik voel me er dan ook verantwoordelijk voor datmijn medewerkers zich gedragen volgens de geest vandeze codex, die ingegeven is door respect en discretie.Mijn rol als directeur zie ik vooral op het vlak van informe-ren en opvolgen van de instructies ter zake. Maar ook oogen oor hebben voor de moeilijkheden die een consulent opdat vlak kan ervaren en/of voor de werkpunten die verbe-tering behoeven, lijken mij inherent aan deze rol. Ook faci-liteiten aanreiken die goede vrijzinnig humanistische bege-leiding mogelijk reken ik hierbij. Hiervoor is het helemaalniet nodig om inzage te hebben in de cliëntendossiers vanmijn consulenten: er zijn heus andere en betere middelenom te achterhalen of ze goed bezig zijn. Wij werken boven-dien niet met gedeelde dossiers, waardoor het probleemeigenlijk amper aan de orde is. Dat kan wel even anders lig-gen in een ziekenhuis en/of in een woon- en zorgcentrumwaar moet worden gezocht naar manieren om de cliëntenmultidisciplinair optimaal te ondersteunen…

Wat zijn de aandachtspunten voor beginnende consulen-ten? Wat wordt er aangereikt vanuit deMens.nu?

De werkgever reikt met betrekking tot beroepsgeheim, dis-cretieplicht en het omgaan met vertrouwelijke informatie,enkele “bakens in de stroom” aan: een beroepscode, eenarbeidsreglement en een codex, die samen de contourenaangeven van de belangrijkste uitgangspunten ter zake.Maar het is in het werkveld dat deze uitgangspunten totleven komen en dat ze de toetsing met de dagelijkse prak-tijk moeten doorstaan. Voor beginnende afgevaardigden ishet van belang dat zij deze toetsing ter harte (durven)nemen en dus niet te beroerd zijn om hierover in dialoog tegaan met ervaren collega’s en/of om hulp in te roepen ingeval van onduidelijkheid of problemen. De ter beschikkinggestelde werkvormen van intervisie en supervisie lenen zichoverigens goed om dergelijke punten aan te kaarten.Het onderscheid tussen “no invasion of privacy” en “nodivulgation of privacy” vind ik relevante inzichtpunten, enhet “nice to know’’ versus “need to know” principe bij hetomgaan met en delen van vertrouwelijke informatie vind ikeveneens waardevolle aandachtspunten, evenals debelangrijke attitudes van discretie, zelfreflectie en zelfken-nis die een soort deontologische triade vormen.Voor consulenten die cliëntendossiers (moeten) aanleggenvind ik het belangrijk om voor ogen te houden dat dezedossiers er in de eerste plaats moeten zijn om een optima-le dienstverlening te garanderen aan de persoon die omhulp vraagt.

december 2011 21

Page 22: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

In dit artikel bekijken we de ondersteuningsmethodiekenvan het Steunpunt Jeugdhulp. Daarnaast kijken we ook eensbuiten de jeugdhulpverleningssector en gaan we na welkejuridische ondersteuning er in de sector van het AlgemeenWelzijnswerk geboden wordt. Daarbij wordt ook telkens devraag gesteld of vrijzinnig humanistische consulentengebruik kunnen maken van deze externe ondersteuning.Vragen over het beroepsgeheim of de privacy vormen deachtergrond waartegen we al deze ondersteuningsmetho-den bekijken.

Na een blik bij de buren nemen we ons eigen werkveldonder de loep. We vragen ons eerst af of er bij de vrijzinnighumanistische consulenten behoefte is aan juridischeondersteuning. Vervolgens wordt gekeken naar de internejuridische ondersteuningsinstrumenten. Tenslotte stellen weonszelf de vraag of de besproken interne en externe instru-menten een afdoende ondersteuning bieden voor de vrijzin-nig humanistisch consulent in het veld.

Gluren bij de buren

De juridische ondersteuning vanuit het Steunpunt Jeugdhulp

Het Steunpunt Jeugdhulp van de Vlaamse overheid (devroegere Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg)staat open voor vragen van werknemers uit de BijzondereJeugdzorg en sinds 2010 ook voor vragen van werknemersuit het Algemeen Welzijnswerk en andere hulpverlenings-sectoren die minderjarigen als belangrijke doelgroep heb-ben. De vrijzinnig humanistische consulenten uit dehuizenvandeMens kunnen dus ook een beroep doen op(bepaalde vormen van) juridische ondersteuning vanuit hetSteunpunt Jeugdhulp. Hier kan soms wel een financiële ver-goeding tegenover staan.

De ondersteunende rol van het Steunpunt Jeugdhulp bestaatuit drie pijlers: de juridische helpdesk, de juridischeFrequently Asked Questions (FAQ)-lijst en de websiteJeugdrecht.be. Daarnaast geeft het Steunpunt regelmatigmee vorm aan studiedagen en infomomenten rond thema'sdie in het werkveld veel juridische vragen oproepen.

De juridische helpdesk vormt een zeer belangrijk ondersteu-ningsinstrument. Nadat de jeugdhulpverlener er contact

Juridische ondersteuning:waar kunnen vrijzinnighumanistische consulenten terecht?

Davy Vanloffeld

vrijzinnig humanistisch consulent, huisvandeMens Lommel

22 december 2011

TIJDENS HUN WERK BOTSEN VRIJZINNIG HUMANISTISCHE CONSULENTEN

VAAK OP VRAGEN ROND HET BEROEPSGEHEIM OF DE PRIVACY.

VANDAAR DAT DEMENS.NU (UNIE VRIJZINNIGE VERENIGINGEN) IN

HET NAJAAR VAN 2010 EEN INTERPROVINCIALE ONTMOETINGS- EN

STUDIEDAG (IPOS) VOOR HAAR PERSONEELSLEDEN ORGANISEERDE,

VOLLEDIG GEWIJD AAN DEZE THEMA’S. VOOR DEZE GELEGENHEID WERD

OOK MEVROUW MIN BERGHMANS UITGENODIGD. ZIJ WERKT VOOR HET

STEUNPUNT JEUGDHULP VAN DE VLAAMSE OVERHEID EN STAAT HIER

ONDER MEER IN VOOR DE JURIDISCHE ONDERSTEUNING VAN HULPVER-

LENERS. DEZE LAATSTEN KUNNEN BIJ HET STEUNPUNT TERECHT MET

ALLERLEI VRAGEN ROND WETGEVING EN DE PRAKTISCHE TOEPASSING

ERVAN. ZOALS WE VERDER IN DIT ARTIKEL NOG ZULLEN ZIEN, DRAAI-

EN DE VRAGEN WAARVOOR HULPVERLENERS EEN BEROEP DOEN OP DIE

JURIDISCHE ONDERSTEUNING VAAK ROND HET BEROEPSGEHEIM EN/OF

DE PRIVACY. MEVROUW BERGHMANS WAS DAN OOK DE GEKNIPTE

PERSOON OM ONS TE LATEN ZIEN HOE MEN DEZE THEMA’S IN DE SEC-

TOR VAN DE JEUGDHULPVERLENING AANPAKT EN HOE MEN DE HULP-

VERLENERS CONCREET ONDERSTEUNT. MEER PRECIES HAD ZIJ HET OVER

EEN INSTRUMENT DAT HET STEUNPUNT JEUGDHULP ONTWIKKELDE

VOOR ZIJN ACHTERBAN: DE BESLISSINGSBOOM BEROEPSGEHEIM.

DAVY VANLOFFELD

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

Page 23: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

mee heeft opgenomen, wordt er gestreefd om binnen detwee weken een toegankelijk antwoord te formuleren, toe-gepast op zijn of haar concrete situatie.

Wanneer we kijken naar de vraagstellers, zien we dat hetovergrote deel binnen de Bijzondere Jeugdzorg tewerkge-steld is. Dit hoeft niet te verbazen, gezien de verruiming vande doelgroep van het Steunpunt nog maar van recentedatum is. Vragen vanuit de huizenvandeMens vinden weniet terug in de statistieken (tenzij in de zeer kleine restca-tegorie).

Wanneer we kijken naar het aantal vragen die in 2010 aande helpdesk gesteld werden, dan zien we dat het beroeps-geheim en de privacy het meest aan bod komen. Ongeveer35 procent van het totaal aantal vragen hebben er recht-streeks of onrechtstreeks mee te maken!

De juridische FAQ’s vormen een tweede bron van ondersteu-ning voor jeugdhulpverleners. Dit is een lijst van veelgestel-de vragen, te raadplegen via de website van het Steunpunt(www.steunpuntjeugdhulp.be). Via een systeem van tref-woorden vindt de gebruiker vragen over een specifiekthema snel terug.

De FAQ’s zijn gebaseerd op de vragen die het vaakst bij dehelpdesk binnenkomen. We zien dus ook hier dat er veelaandacht gaat naar het beroepsgeheim en de privacy. Er zijntrouwens niet alleen veel FAQ’s over deze thema’s, deze

FAQ’s worden ook het meest aangeklikt door de gebruikersvan de website.

De website Jeugdrecht.be is nog een manier waarop hetSteunpunt Jeugdhulp zijn achterban ondersteunt. Dezewebsite maakt praktijkwerkers wegwijs in de rechtsposi-tie van jongeren en jongvolwassenen in de hulpverlening.Een abonnement (voor sommige sectoren gratis, voorandere betalend) verschaft toegang tot een online data-bank met diepgaande artikels (bijvoorbeeld in de vormvan concrete casussen). Een tweemaandelijks E-Zinebrengt hen op de hoogte van nieuwe en aangepaste arti-kels. We stellen ook hier vast dat beroepsgeheim en pri-vacy populaire thema’s zijn.

De juridische ondersteuning vanuit het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk

Beleidsmakers en praktijkwerkers uit de sector van hetAlgemeen Welzijnswerk kunnen niet enkel een beroep doenop het Steunpunt Jeugdhulp, maar beschikken ook over eeneigen steunpunt: het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk.Naast een eerder algemene ondersteuningsopdracht (rondthema’s als nieuw samengestelde gezinnen, Eigen KrachtConferenties, bemiddeling enzovoort) kunnen zij er met alhun juridische vragen terecht.

Op de nieuwe website van het Steunpunt AlgemeenWelzijnswerk (www.steunpunt.be) zullen regelmatig arti-

december 2011 23

Page 24: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

24 december 2011

kels en opiniestukken gepubliceerd worden, waarin hulp-verleners inspiratie kunnen vinden voor de aanpak vanjuridische kwesties. Vaak draaien die rond het omgaan methet beroepsgeheim of de privacy van hun cliënten.Iedereen, dus ook de vrijzinnig humanistisch consulent,heeft toegang tot deze website. De nieuwe website is ech-ter nog in opbouw.

Wat juridische ondersteuning betreft, werd er vanuit hetSteunpunt Algemeen Welzijnswerk ook een soort help-deskfunctie uitgewerkt. Personeelsleden binnen hetAlgemeen Welzijnswerk kunnen hun probleem voorleggenaan juridisch geschoolde experts, die vervolgens een helderen adequaat antwoord formuleren. Hoewel deze vragenminder systematisch geregistreerd worden als bij hetSteunpunt Jeugdhulp, schat men dat het beroepsgeheim ende privacy ook hier weer een hot topic zijn. Voor de sectorheeft het Steunpunt een kader ontwikkeld voor het omgaanmet cliënteninformatie en met situaties die bedreigend zijnvoor de integriteit van mensen.

In vergelijking met de helpdesk van het SteunpuntJeugdhulp, is de helpdeskfunctie van het SteunpuntAlgemeen Welzijnswerk minder uitgebreid (men kan immersook bij de eerste helpdesk terecht), al wordt er toch volopgebruik van gemaakt. En in tegenstelling tot de helpdesk vanhet Steunpunt Jeugdhulp staat die van het AlgemeenWelzijnswerk niet open voor andere sectoren. Vrijzinnighumanistische consulenten kunnen dus wel terecht op dewebsite van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, maarhebben geen toegang tot de helpdeskfuntie.

Ten slotte dient ook gewezen te worden op de ondersteu-ning bij allerhande implementatieprocessen en op de vor-mingen en infosessies die het Steunpunt AlgemeenWelzijnswerk organiseert, onder andere rond beroepsge-heim en privacy. In deze en andere ondersteuningsstrate-gieën wordt er niet enkel gewerkt binnen en voor de eigensector, maar vormt men ook netwerken met personen enorganisaties uit andere sectoren. Zo wordt er gewerkt aanwerkwijzen om in gesprek te gaan met andere actoren,zoals Justitie of OCMW’s, met respect en betrokkenheid vande cliënt. Het Steunpunt gaat ook dieper in op specifiekecontexten waarin het omgaan met het beroepsgeheim sterkin het vizier komt, zoals hulp aan gedetineerden, uitvoeringvan gerechtelijke maatregelen, hulpverlening in situatiesvan misbruik en geweld enzovoort.

Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk werkt nauw samenmet het Steunpunt Jeugdhulp (onder andere aan de web siteJeugdrecht.be). Hierdoor is wederzijdse kruisbestuivingmogelijk en profiteren werknemers uit beide sectoren vanelkaars kennis en deskundigheid. Beide steunpunten hech-ten dan ook veel belang aan intersectoriële samenwerkingen staan open voor netwerkvorming met organisaties uitandere hulpverleningsdomeinen.

Hoe zit het bij ons?

De behoefte aan juridische ondersteuning

We hebben gezien dat de praktijkwerkers van het AlgemeenWelzijnswerk en de jeugdhulpverlening regelmatig beroepdoen op de ondersteuningsinstrumenten van de besprokensteunpunten. Daarbij gaat het vaak over vragen rond hetberoepsgeheim en de privacy. De behoefte aan juridischeondersteuning, zeker op het vlak van die laatste domeinen,is dus groot. Hoewel het niet systematisch onderzocht werd,is er geen enkele reden om aan te nemen dat dit bij de vrij-zinnig humanistische consulenten niet het geval zou zijn.Vrijzinnig humanistische consulenten zijn immers ook hulp-verleners die vallen onder de toepassing van de wet op hetberoepsgeheim. Ook zij zijn tijdens de uitoefening van hunberoep getuige van persoonlijke, gevoelige en vertrouwelij-ke ontboezemingen van hun cliënten. Ook zij dienen daar(althans wat de vrijzinnig humanistische begeleidingbetreft) een dossier over bij te houden. En ook zij wordenregelmatig geconfronteerd met vragen van andere hulpver-leners, overheidsfunctionarissen, familieleden, media enandere belangstellenden. Bovendien werken vrijzinnighumanistisch consulenten binnen het domein van delevensbeschouwing, een domein dat door de privacyweteen bijzondere bescherming geniet.

Dat de behoefte aan juridische ondersteuning inzake hetberoepsgeheim en de privacy zo groot is, heeft verschillen-de oorzaken. Zo duikt het thema bijvoorbeeld gewoon ergveel op. In haast elk onderdeel van onze dienstverlening -het opstellen en bijhouden van dossiers, wilsverklaringen,verzendlijsten, klassementen, verslaggeving en rapporte-ring naar cliënten en externen, contacten met de pers enzo-voort - moet rekening gehouden worden met de bepalingenrond het beroepsgeheim en de privacy. Verder is de wetge-ving inzake beroepsgeheim en privacy nogal onduidelijk.Het gaat natuurlijk om een complexe materie. De wet trachtenerzijds een fundamenteel grondrecht te vrijwaren, terwijlhet anderzijds soms mogelijk moet zijn om dit recht op teofferen aan een andere, nog belangrijkere waarde. De rege-lingen hierrond kunnen niet anders dan ingewikkeld zijn,gezien uitzondering op uitzondering gestapeld wordt.Bovendien gaat het niet enkel over een complex domein,maar ook over een materie waarbij de hulpverlener zelfrechtstreeks betrokken partij is. Het beroepsgeheim is straf-rechterlijk beschermd en overtredingen ervan kunnen lei-den tot veroordelingen met een ingrijpende impact, niet inhet minst op het privé-leven van de hulpverlener. Voor zijneigen bestwil - en dus niet enkel voor dat van zijn cliënt -dient de hulpverlener dus te weten waar hij of zij staat!

De behoefte aan juridische ondersteuning bij vrijzinnighumanistische consulenten is niet enkel naar omvang, maarook naar inhoud vergelijkbaar met andere sectoren. Bij devoorbereiding van de IPOS waarvan in de inleiding sprake

Page 25: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

was, werd bij de consulenten gepeild naar vragen rondberoepsgeheim en privacy. Die vragen bleken overeen testemmen met de vragen die bijvoorbeeld bij jeugdhulpver-leners leven. Het gaat met name over de grenzen van ver-slaggeving in verhouding met de plicht tot verslaggevingaan externen, de inkijkrechten in een dossier en de samen-stelling ervan, het beroepsgeheim en de relatie met degezinscontext en andere betrokken hulpverleners, privacybij het gebruik van nieuwe media, de relatie met de pers,privacy aangaande de administratie en registratie enzo-voort.

Mogelijkheden inzake juridische ondersteuning

Vrijzinnig humanistische consulenten beschikken over ver-schillende mogelijkheden om een antwoord te krijgen ophun juridische vragen. Deze mogelijkheden dienen verderuitgewerkt te worden.

Idealiter zouden zij terecht moeten kunnen bij een stafme-dewerker / jurist van deMens.nu. De taak van deze persoonzou moeten bestaan uit het formuleren van accurate enwaar nodig spoedige antwoorden op vragen van zowelexterne bronnen (cliënten) van deMens.nu als van internebronnen (lidverenigingen en personeel deMens.nu).

De vormingen zijn een tweede belangrijke bron van juridi-sche ondersteuning voor vrijzinnig humanistische consulen-ten. De inhoud ervan wordt vraaggericht bepaald. En ook bijons gaat het dan regelmatig over het beroepsgeheim en deprivacy, getuige de IPOS.

Vrijzinnig humanistische consulenten kunnen problemendie zij tijdens hun begeleidingen ervaren, voorleggen aanhun collega's tijdens de provinciaal georganiseerde super-visiebijeenkomsten. Het gaat hier echter niet meteen overjuridische vragen; het is vooral de bedoeling om in tegaan op de meer inhoudelijke aspecten die tijdens debegeleiding van cliënten spelen: hoe moedig ik iemandaan om te praten over zijn problemen? Hoe ga ik een effi-ciënte hulpverleningsrelatie aan? Hoe ga ik om met eenagressieve of suïcidale cliënt? Enzovoort. Er wordt dan ookmeer over gesprekstechnieken en hulpverleningsmetho-dieken gesproken dan over wetgevingen en de praktischetoepassingen ervan. Desondanks kunnen we, met eenbeetje goede wil, de supervisiebijeenkomsten zien alseen bron van juridische ondersteuning voor vrijzinnighumanistische consulenten die de vrijzinnig humanisti-sche begeleiding voor hun rekening nemen. Het is weleen beperkte ondersteuning die ook niet kort op de balkan spelen, gezien het feit de bijeenkomsten driemaan-delijks georganiseerd worden.De tijdschriften van deMens.nu, Antenne en de vroegereUVV-info (die momenteel gerestyled wordt en een nieu-we naam meekrijgt), vormen eigenlijk ook juridischeondersteuningsinstrumenten die vermeld dienen te wor-

den. Ze gaan in op thema's die leven binnen ons werk-veld. Deze uitgave bijvoorbeeld is volledig gewijd aan hetberoepsgeheim en de privacy. De lezer vindt er uitgebrei-de informatie terug, waarmee een begin gemaakt kanworden van de aanpak van zijn juridisch probleem. Dat erin vorige edities van het tijdschrift Antenne soms ook zeeruitgebreid stilgestaan werd bij het beroepsgeheim, toontbovendien aan dat de evoluties op dit vlak nauwgezetopgevolgd worden.

Besluit: moet er nog zand zijn?

In dit artikel hebben we een aantal mogelijkheden belichtwaarover vrijzinnig humanistische consulenten beschikkenwanneer ze met juridische vragen zitten. Naast de interneondersteuning blijkt dat ze ook terecht kunnen bij (bepaal-de instrumenten van) steunpunten uit andere sectoren.

Verder wilden we hier laten zien welke strategieën eninstrumenten in andere sectoren zoal ontwikkeld werdenom de behoefte aan juridische ondersteuning op te vangen.Daarbij viel het op dat sommige sectoren hierin heel vergaan en dat ze bovendien vragende partij zijn naar samen-werking over de verschillende sectoren heen. Deze samen-werking kan heel ver gaan (bijvoorbeeld structurele afspra-ken rond het gebruik van een helpdesk of andere bestaan-de instrumenten, hulp bij de ontwikkeling van nieuweondersteuningsinstrumenten, enzovoort), maar het kan ookgaan over kleinschaliger of éénmalige projecten (een oplei-ding over het beroepsgeheim bijvoorbeeld).

Welke strategie men ook kiest en welke samenwerkingmen in het kader daarvan ook aangaat, eerst dient altijd debestaande situatie grondig onderzocht te worden. Hoe grootis de behoefte aan juridische ondersteuning bij ons? In ditartikel zijn we ervan uitgegaan dat deze niet anders is danin andere sectoren, maar eigenlijk moet die veronderstellinggrondiger geanalyseerd worden.

Indien de behoefte inderdaad groot is, moet vervolgensnagegaan worden of en zoja, in welke mate, vrijzinnighumanistische consulenten gebruik maken van al de juridi-sche ondersteuningsmogelijkheden die tot hun beschikkingstaan: kennen ze die? Ervaren ze drempels bij de toegangtot die mogelijkheden? Zijn er beperkingen of moeilijkhedentijdens het gebruik ervan? En de belangrijkste vraag: is hunnood aan juridische ondersteuning na het gebruik van dezeinstrumenten geledigd? Pas nadat deze en andere vragenbeantwoord zijn, kan er nagedacht worden over een even-tuele intensievere bekendmaking van bestaande instrumen-ten, de ontwikkeling van nieuwe instrumenten en strate-gieën enzovoort.

Bronnen- Werkingsverslag 2010 van het Steunpunt Jeugdhulp- Jaarverslag 2005 van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk- Voorbereidende documenten IPOS Beroepsgeheim

december 2011 25

Page 26: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

Dit is het wettelijk kader, zeg maar de lijntjes waarbinnen jemoet kleuren en waar je dan in de dagelijkse praktijk meeaan de slag moet. Als geestelijk verzorger, in casu als vrijzinnig humanistischconsulent, is dit binnen de setting van een strafinrichtingniet altijd evident. Regelmatig kom je in een spanningsveldterecht waarbij je genoodzaakt bent om één en ander tekaderen.

Je wordt geacht een vertrouwenspersoon te zijn van degedetineerden. Om hiertoe te komen moet je een zekeregeloofwaardigheid opbouwen die zich niet alleen manifes-teert in je woorden, maar ook in je houding, je daden, jeauthenticiteit, in je hele zijn. De mond-tot-mond reclamedoet, zeker in zo’n besloten gemeenschap als een gevange-nis, zijn werk zowel in goede als in slechte zin. Als vrijzinnighumanistisch consulent bouw je binnen de inrichting waarje werkzaam bent een bepaalde reputatie op, en dat nietalleen ten aanzien van de gedetineerden maar zeer zekerook ten aanzien van het personeel.

Binnen een hulpverlening garandeert het beroepsgeheimdat iemand zich kwetsbaar kan en mag opstellen. Zo kun-nen de donkere kantjes even het daglicht zien en worden zebespreekbaar zonder dat er onvermijdelijke gevolgen aanverbonden zijn voor het verdere detentieverloop.Als vertrouwenspersoon ben ik diegene bij wie de gedeti-neerden terecht kunnen met hun grote en kleine verhalen,met hun verdriet, hun wanhoop, gevoelens van spijt… Maarook hun vreugdes, hun vooruitzichten en toekomstplannen.En daar kom ik wel eens in een schemerzone terecht, wantniet iedereen heeft altijd de beste bedoelingen als hij of zijbuitenkomt. De wet stelt eveneens dat, wanneer anderen ingevaar kunnen gebracht worden, je meldingsplicht hebt.Wat doe je dan met die informatie die je hebt gekregen?Naast je neerleggen? Geen aandacht aan besteden?Minimaliseren? Panikeren en onmiddellijk alarm slaan!

Met het oog op het beroepsgeheim probeer ik in te schattenin hoeverre iemand in staat is om zijn plannen daadwerkelijkuit te voeren. Ik ben geen psychiater of psycholoog die eenpersoonlijkheidsonderzoek heeft gedaan en zelfs dan nog,wie kan er garanderen dat de testresultaten 100 procent cor-rect zijn of juist geïnterpreteerd worden! De praktijk leert ookdat vooraleer een gedetineerde bepaalde onthullingen komtdoen, meestal al een bepaalde weg samen werd afgelegd.

Beroepsgeheimbinnen de muren

ARTIKEL 458 VAN HET STRAFWETBOEK BEPAALT DAT ALLE PERSONEN

DIE VANUIT HUN STAAT OF BEROEP KENNIS DRAGEN VAN GEHEIMEN

DIE HUN ZIJN TOEVERTROUWD, VERPLICHT ZIJN TOT GEHEIMHOUDING

VAN DEZE KENNIS. DE SCHENDING VAN DIT BEROEPSGEHEIM KAN

GESANCTIONEERD WORDEN MET EEN (GEVANGENIS)STRAF.

BOVENDIEN STELT ARTIKEL 929 VAN HET GERECHTELIJK WETBOEK

DAT HET BEROEPSGEHEIM EEN WETTIGE REDEN VORMT OM TE WEIGE-

REN IN RECHTE TE GETUIGEN.

Tania Ramoudt

vrijzinnig humanistisch consulent, Gevangenissen Hasselt en Leuven-Hulp

26 december 2011

TANIA RAMOUDT

Page 27: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Laat een portie boerenverstand vermengd met een vleugjemensenkennis dan het recept zijn om één en ander al danniet ernstig te nemen. Wanneer ik twijfel, denk ik aan dewijze les van onze oud-voorzitter dat je in bepaalde settings(en zeker in een gevangenis) niet vanuit je emoties mag rea-geren. Soms ben je zo verontwaardigd of voel je je zo mach-teloos, dat de verleiding inderdaad groot is om vanuit diebepaalde gemoedstoestand te reageren. Niet doen dus. Laathet allemaal even bezinken, weeg een aantal zaken af, pro-beer de slaagkansen in te schatten, raadpleeg desnoods eenbevoegd vertrouwenspersoon zonder je beroepsgeheim teschenden, en trek dan je conclusies op een rationele manier.Laat dit dan ook de leidraad zijn in mijn dagelijkse werkingzonder dat dit beroepsgeheim een blok aan mijn been is.

Als vrijzinnig humanistisch consulent ben ik er in de eersteplaats voor de gedetineerden. Maar ook sommige leden vanhet bewakingspersoneel nemen me al eens in vertrouwenen zo kom ik zaken te weten over hun collega’s, hoe deonderlinge verhoudingen liggen en besef ik dat er een zeke-re sociale controle onder collega’s bestaat. Hier geldt danevenzeer het beroepsgeheim: ik kan niet zomaar allerleiroddels te grabbel gooien. Een niet te onderschatten bijko-mend aspect is het feit dat ik door die informatie bepaaldemensen op een andere manier zou gaan bekijken. Als vrij-zinnig humanist dragen we het onbevooroordeeld zijn hoogin ons vaandel en het is juist doordat ik een vertrouwens-functie heb en in die hoedanigheid word aangesproken datik niet in die valkuil mag trappen.

Ook naar gedetineerden toe moet ik die discretie in het ooghouden en bewaren want binnen een zo besloten gemeen-schap als een gevangenis gebeurt het regelmatig dat ik ver-trouwelijke gesprekken heb met gedetineerden die, zoalsachteraf blijkt, elkaar kennen, samen optrekken op de wan-deling, of soms zelfs in dezelfde zaak betrokken zijn en dankom ik al eens iets te weten waardoor ik de andere zou kun-nen gaan compromitteren. Af en toe krijg ik ook wel eensdoelbewust foute informatie doorgespeeld of wordt er eenkwakkel van een roddel verteld, juist om me te testen opmijn geloofwaardigheid en betrouwbaarheid.Soms gebeurt het ook wel dat iemand een tipje van de slui-er oplicht en de aanzet geeft tot een spectaculair verhaal.Op dat moment wordt mijn nieuwsgierigheid wel zeergeprikkeld en moet ik dan ook aan de verleiding kunnenweerstaan om door te blijven vragen als de gesprekspartnerzegt dat hij liever niets méér vertelt. Na afloop van zo’ngesprek denk ik toch na en stel ik mezelf in vraag. Het ver-trouwen is er al geruime tijd, er wordt één en ander verteld,maar de essentie krijg ik niet te horen. Is het vertrouwendan toch niet zo groot als dat ik tot dan toe dacht dat hetwas? Of wil die ander me dan toch voor een stuk bescher-men tegen mezelf en bij uitbreiding tegen anderen? Dit zijnmuizenissen die soms blijven hangen en waar ik zelf moetzien uit te komen, al dan niet met behulp van anderen.Wederom zonder het beroepsgeheim te schenden.

Een ander spanningsveld kan ontstaan wanneer ik in vertrou-wen verneem dat iemand zelfmoordneigingen heeft. Hetgebeurt dat iemand van het personeel of de directie de vrij-zinnig humanistisch consulent aanspreekt wanneer er zwarevermoedens zijn van suïcidale gedachten bij een bepaaldegedetineerde. Vanuit mijn levensbeschouwing ga ik dan metdie man of vrouw in gesprek zonder met het spreekwoorde-lijke vingertje te staan zwaaien. Neen, dan ga ik op zoek water juist scheelt, waarom iemand niet verder wil leven en danproberen we samen een uitweg te zoeken door perspectie-ven te bieden (als die er nog zijn, uiteraard). Soms kom ikdan te weten dat iemand niet aan zijn proefstuk toe is en aleerder een poging heeft ondernomen. Door bijvoorbeeld tevragen hoe die persoon er de vorige keer is uitgekomen enof hij/zij hier achteraf spijt van had, door samen een bepaal-de weg af te leggen, kom ik te weten of iemand echt uit hetleven wil stappen of dat hij/zij op zoek is naar aandacht ofeen luisterend oor. Dit alles gebeurt binnen een serene sfeer,zonder dramatiek, met het nodige respect voor de vrije wils-beschikking van de betrokkene. Voor mij als vrijzinnig huma-nistisch consulent is het een uitgemaakte zaak: als iemandzich van het leven wil beroven, zonder daarbij anderen teschaden, zal ik dit ten volle respecteren en zal ik zeker nietmijn beroepsgeheim schenden door dit te gaan melden. Enja, ik weet dat ze in een gevangenis niet graag met eenoverlijden te maken hebben, maar bij mij primeert op datmoment de autonomie van het individu.

Regelmatig zit ik met een gevoel van frustratie omdat ikbinnen een structuur werk waar ik alléén opereer, waar ikvaak machteloos ben, waar mijn onrechtvaardigheidsgevoelopspeelt, waar bepaalde loyauteiten gelden en waar ikbovendien gebonden ben door het beroepsgeheim. Maarhet is juist dankzij dat beroepsgeheim dat ik de kans hebom mensen te ontmoeten en een stuk mee te gaan in hununieke verhalen en bij sommigen zelfs een stukje mee inhun leven gedurende hun detentietijd. Het blijft bij wijlen dansen op een slap koord, maar om tebesluiten met de woorden van Bram Vermeulen(1) hoop ikook een steen te hebben verlegd, bewijs van mijn bestaante hebben geleverd en bij bepaalde mensen iets te hebbenteweeggebracht zonder dat mijn beroepsgeheim de spreek-woordelijke blok/steen aan mijn been is geweest.

“Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten,

ik leverde bewijs van mijn bestaanOmdat, door het verleggen van die ene steen,de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan”

Voetnoot(1) Derde strofe songtekst ‘De Steen’ van Bram Vermeulen. CD Voltooid verleden

tijd. De Beste van Bram Vermeulen. Productie Bram Vermeulen. Virgin,België, 2001, EAN 0724381151822

december 2011 27

Page 28: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald
Page 29: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne“Top secret”

Organisatiecultuur versus zachte sector?

In dit artikel poog ik een beeld te geven van de context waar-in vrijzinnig humanistische consulenten bij Defensie werken.Als hulpverlener krijg je via de vrijzinnig humanistische bege-leiding het vertrouwen van militairen die op hun beurt eeneigen deontologie moeten hanteren. Daarbij word je door hetkader soms aanzien als pottenkijker, en krijg je regelmatig temaken met dilemma’s of tegenstrijdige belangen.Defensie is gehouden aan een organisatiecultuur, dit bete-kent dat de normen en waarden binnen de organisatiemoeten bepaald, gecommuniceerd en toegepast worden.De militaire cultuur wordt voornamelijk veruiterlijkt doorzichtbare lagen: traditie, symboliek, kledij, reglementen enhiërarchie. Waarden worden voornamelijk bepaald dooropvoeding, overtuiging en religie en zijn vaak de instrumen-ten om de norm te bepalen, die uitgedrukt wordt in concre-te handelingen en gedragingen. Deze waarden zijn vanbelang voor de effecten die de organisatie vertegenwoor-digt en die ze wil nastreven.Daarenboven heeft het militaire ambt een specifiek karak-ter. Het Handbook on Human Rights and FundamentalFreedoms of Armed Forces Personnel (Warschau, 2008)stelt het zo:

”Armed forces are an integral part of a democratic stateand society. By fulfilling their defense and national securityfunctions, the armed forces play a key role in enabling asecurity environment that allows us to enjoy the inalienablerights and freedoms to which we are all entitled as humanbeings.”

Ook het tuchtreglement onderwerpt militairen aan voor-schriften, zoals bijvoorbeeld strikte gehoorzaamheidsplichtof de plicht om op gevaar van eigen leven te dienen.Daarenboven is elke militair operationeel oproepbaar, aldusde theorie.En toch is de zachte sector prominent aanwezig in dezeogenschijnlijk rigide en gestructureerde organisatie.

Beroepsgroepen die bij elkaar aanleunen

Bij Landsverdediging bestaan tal van hulpverlenende instan-ties. De sociale dienst helpt militairen bij problemen op profes-sioneel, familiaal en financieel gebied.

OMGAAN MET GEHEIME INFORMATIE IS DEFENSIE NIET VREEMD. HET

DEPARTEMENT INLICHTINGEN EN VEILIGHEID IS HET MILITAIR CENTRUM

VOOR HET VERWERKEN VAN VERTROUWELIJKE INFORMATIE. DEZE

INFORMATIE GAAT VOORNAMELIJK OVER FEITELIJKE GEGEVENS. DE

WERKZAAMHEDEN VOLTREKKEN ZICH ACHTER GESLOTEN DEUREN EN DE

GEHEIMHOUDING WORDT AAN STRIKTE REGELS ONDERWORPEN. WIE

AAN EEN MILITAIR VRAAGT WAT HIJ OF ZIJ VERSTAAT ONDER BEROEPS-

GEHEIM ZAL ALLICHT EEN ANDER ANTWOORD KRIJGEN DAN ALS HIJ OF

ZIJ DEZE VRAAG STELT AAN EEN VRIJZINNIG HUMANISTISCH CONSU-

LENT, OOK AL WERKT DEZE BIJ DEFENSIE.

MILITAIREN DIE BEROEPSHALVE OMGAAN MET GEHEIME INFORMATIE

WORDEN GRONDIG GESCREEND: BETROUWBAARHEID, DISCRETIE EN

LOYAUTEIT ZIJN DE BASISKENMERKEN VAN ZIJ DIE DE STEMPEL

“STRICTLY CONFIDENTIAL” OF “TOP SECRET” MOGEN DRUKKEN OP

DOSSIERS GAANDE VAN VEILIGHEID EN INFORMATIE TOT BESTRIJDING

VAN BIJVOORBEELD PIRATERIJ EN TERRORISME .

Annie Van Paemel

directeur vrijzinnig humanistische begeleiding Defensie

december 2011 29

ANNIE VAN PAEMEL

Page 30: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

30 december 2011

De bemiddelingsdienst behandelt conflicten op de werkvloeren beschikt over een batterij aan vertrouwenspersonen. De raadgevers mentale operationaliteit nemen voorname-lijk deel aan buitenlandse zendingen. Deze militaire psycho-logen behartigen het algemene welzijn van de militair opzending. Er is ook nog de cel addict die verslaving behandelt en hetaids interventieteam dat voorlicht, sensibiliseert en respon-sabiliseert. Elke militair kan beroep doen op één van deze diensten.Soms constateert men shopping-gedrag waarbij één indivi-du voor eenzelfde probleem aanklopt bij meerdere dien-sten. Op zich geen probleem, voor zover ze een bijdragekunnen leveren aan de noden van de militair. De cliënt gaatzich ook steeds meer opstellen als een individu dat zichbewust is van zijn rechten en die de aangeboden dienstenkritisch zal evalueren. In het belang van de cliënt - en voorde geloofwaardigheid van de betrokken diensten - is hetsoms aangewezen om de inspanningen van deze verschil-lende actoren op elkaar af te stemmem, zonder echterafbreuk te doen aan het deskundig en autonoom functione-ren. Een gezonde vorm van kruisbestuiving kan soms mooievruchten opleveren!In deze ketting dient de vrijzinnig humanistisch consulent eensterke schakel te zijn. Een professionele houding is de funda-mentele vereiste om het evenwicht tussen de belangen vande cliënt en die van de organisatie te bewerkstelligen.

“Ik zweer getrouwheid aan de koning”

Bij hun indiensttreding leggen de vrijzinnig humanistischeconsulenten van de Krijgsmacht de eed van getrouwheid afaan de koning en aan de wetten van het land. In deze con-text zijn ze gebonden aan de deontologische code van defederale ambtenarij. Deontologie gaat uit van “commonsense” en zeker in de hulpverlening kunnen niet alle vragen100 procent correct beantwoord worden.Vrijzinnig humanistische consulenten bij Defensie dragen bijtot een opener maatschappelijk klimaat maar dat kan weleens botsen met de belangen van de organisatie waardooreen spanningsveld ontstaat. Neem bijvoorbeeld de drugs-problematiek: strikt genomen kun je als hulpverlener bijDefensie iemand die drugs neemt niet begeleiden, aange-zien binnen Defensie een nultolerantie heerst ten aanzienvan verdovende middelen. De reden hiervoor is dat men inDefensie hierover geen maatschappelijk debat kan/zal voe-ren omdat de veiligheidsvoorschriften (bijvoorbeeld bij hetbesturen van voertuigen, het bedienen van instrumenten opeen schip, het hanteren van wapens…) bijzonder streng zijn.Nochtans moet elke persoon in de hulpverlening kunnenstappen en er ongehavend uitkomen. Elke dienstverleningmoet dit kunnen garanderen. In deze context kan een hulp-verlener gebruik maken van een gedeeld beroepsgeheimmet andere actoren, maar met inachtneming van een strik-te discretieplicht, enkel en alleen ter optimalisering van dehulpverlening.

Deontologie en privacy gaan hand in hand

Deontologie is een verzameling van criteria en normen voorgoed professioneel handelen. Ze is vervat in een beroepsco-de die de leden van deze beroepsgroep in acht moetennemen en toepassen in de uitoefening van hun beroep.In een wettelijk kader staan aalmoezeniers en consulentenvan Defensie op dezelfde lijn, ze hebben eenzelfde statuut.De oprichting van de vrijzinnig humanistische begeleidingin het leger (DRMB/nc: Dienst Religieuze en Morele Bij -stand/niet confessioneel), ruim 13 jaar geleden, maakteeen einde aan het monopolie van de katholieke aalmoeze-niersdiensten. Dit monopolie was erg verstrekkend want erwaren nauwelijks andere interne onafhankelijke hulpverle-nende instanties waar mensen terecht konden. Het was eengoed bewaard geheim dat de aalmoezeniers niet alleen indirect contact met God stonden, maar ook duurzame relatiesmet sommige hooggeplaatste officieren onderhielden. Metandere woorden, het gezag van het kader stemde al weleens overeen met het gezag van God.Na 13 jaar echter mogen we toch stellen dat de vrijzinnighumanistische consulenten flink ingeburgerd zijn en eenvolwaardige plaats innemen in de structuur van de organi-satie. Ze werken autonoom en onafhankelijk van het kader.Deze positionering kwam er niet zonder slag of stoot, wantvandaag de dag gebeurt het nog wel eens dat we onzebestaansreden moeten uitleggen. Maar dat is een kans diewe graag grijpen.

Vrijzinnig humanistische consulenten zijn steeds begaanmet kwaliteitsvolle dienstverlening. Ze leveren een actievebijdrage inzake het naleven van een vrijzinnig humanistischwaardenkader. Waarden zijn niet feitelijk, volgens het woor-denboek staan waarden voor “een zedelijke, persoonlijkebetekenis van een belang” (Van Dale). Een primordiaalbelang in onze hulpverlening is het belang van de bescher-ming van de persoon en zijn privacy: het is een basismen-senrecht .Het recht op privacy wordt vervat in artikel 12 van deUniversele Verklaring voor de Rechten van de Mens en inartikel 8 van het Europees Verdrag van de FundamenteleRechten en Vrijheden van de Mens. In 1994 is het rechtop eerbiediging van het privéleven tevens opgenomen inartikel 22 van de Belgische grondwet.

Vrijzinnig humanistische consulenten eerbiedigen alle aspec-ten van de privacy. Deze kan volgens de rechtsleer immers invier componenten worden opgedeeld. Voornamelijk debescherming van persoonlijke gegevens (informationele pri-vacy) moet bijzondere aandacht krijgen. Temeer daar onzehuidige technologische mogelijkheden verstrekkend zijn,dienen ze aan strikte voorwaarden te voldoen.Daarnaast onderscheiden we ook het recht op rust en isole-ment (“the right to be left alone”), het recht op het uitbou-wen van menselijke contacten (relationele privacy) en hetrecht op fysieke, morele en psychische integriteit.

Page 31: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Basisprincipes van een professionele attitude

Beroepsmatig handelen is gestoeld op waarden en normenenerzijds en op juridische verplichtingen anderzijds. Wiesoms omgaat met ethische vragen en dilemma’s betrapter zich echter op dat er niet altijd pasklare antwoordenzijn. Daarnaast vereist beroepsbekwaamheid een continuengagement, ondanks of dankzij juridische richtlijnen.Recht spraak benadert de rechtvaardigheid, maar is daar-om niet altijd rechtvaardig.De beroepscode, de regels die in contacten worden gehan-teerd moeten zoveel mogelijk openbaar gemaakt wordenopdat ze een betekenis hebben naar de organisatie en zelfsnaar de samenleving. Alleen dan kan men als hulpverlenerbetrouwbare relaties opbouwen, zowel met het oog op decliënt als binnen de organisatie. Hieronder enkele basis-principes:

1.Respect voor de integriteit van de persoon:de vrijzinnig humanistisch consulent is erop gerichtom de verantwoordelijkheid en de uniciteit te(h)erkennen van elke cliënt. Dit houdt in dat de cliënthet laatste woord heeft om beslissingen te nemen diehem /haar binnen een bepaalde problematiek aan-gaan.

2.Competentie:de vrijzinnig humanistisch consulent dient elke situa-tie deskundig te kunnen evalueren, rekening hou-dend met de context en de sociale werkelijkheid. Devrijzinnig humanistisch consulent zorgt ervoor dat zijndeskundigheidsniveau permanent geactualiseerd enverbeterd wordt.

3.Professionele verantwoordelijkheid:de vrijzinnig humanistisch consulent neemt de voor-schriften in acht eigen aan zijn/haar opdracht en aan-vaardt alleen de opdrachten die niet strijdig zijn metzijn/haar statuut of opdracht.

4.Zorgcultuur:om een ondersteuning zo goed als kan uit te bouwen,dient de vrijzinnig humanistisch consulent een bijdragete ontwikkelen, waar nodig met andere zorgverlenen-de diensten binnen Defensie.

5.Beroepsgeheim: bij het aangaan van een professionele relatie gaat devrijzinnig humanistisch consulent een vertrouwensre-latie aan met de cliënt. Daardoor is deze gebondenaan het beroepsgeheim. De plicht tot het bewarenvan dit beroepsgeheim kan met collega’s gedeeldworden wanneer het noodzakelijk is voor het profes-sioneel uitvoeren van zijn/haar opdracht.

Beroepsgeheim

Een cliënt zal de hulpverlener slechts vertrouwen schenkenals hij/zij ervan kan uitgaan dat de informatie vertrouwe-lijk blijft. Om de begeleidingskansen te optimaliseren dient

de vrijzinnig humanistisch consulent deze vertrouwelijkheidzo streng mogelijk te respecteren. Het beroepsgeheim ishierin een instrument ter bescherming van het privélevenen richt zich tot personen die beroepsmatig belast zijn meteen vertrouwensopdracht. Het schenden van deze geheim-houdingsplicht door de consulent kan aanleiding geven totvervolging en tot schadevergoeding van de cliënt conformartikel 458 van het Strafwetboek.

En nu de praktijk…

Vrijzinnig humanistische begeleiding dienst steeds tegebeuren in strikte vertrouwelijkheid. Derden kunnen geenkennis krijgen van wat gedurende de begeleiding wordtbesproken, tenzij ze de uitdrukkelijke toestemming krijgenvan de cliënt. De hulpverlener is steeds verantwoordelijkvoor de geheimen die hem/haar zijn toevertrouwd.

Binnen een team kan er echter sprake zijn van een geza-menlijk beroepsgeheim. Dit impliceert dat er relevanteinformatie van de cliënt gedeeld wordt. Toch blijft het eenindividuele verplichting en verantwoordelijkheid om tewaken over de vertrouwelijke informatie.Buiten een team kan er sprake zijn van een gedeeldberoepsgeheim. Voorwaarde hiervoor is wel dat de anderehulpverleners in dezelfde context werken en in dezelfdegraad gebonden zijn aan het beroepsgeheim. Alleen nood-zakelijke informatie kan gedeeld worden.De hulpverlener heeft geen uitdrukkelijke toestemmingnodig van de cliënt als het geheim gedeeld wordt metandere, door het beroepsgeheim gebonden, personen,indien men de casus bespreekt in het kader van intervisie,supervisie, intake en opvolgingsgesprekken. Doch, de aan-brenger van de informatie draagt de verantwoordelijkheidover de discretie en de anonimiteit van de cliënt.

Begin juli 2011 keurde de Kamercommissie Justitie eenwetsvoorstel goed waarbij het beroepsgeheim werd ver-soepeld. De kerkelijke misbruikschandalen waren de aan-leiding. Vroeger konden professionele hulpverleners zakenzoals seksueel misbruik melden, nu kunnen ze nu vervolgdworden als blijkt dat ze dit niet deden in geval er acuutgevaar dreigde voor de (minderjarige) slachtoffers.De reacties hierop zijn gemengd: de verbreding van hetspreekrecht is mijns inziens geen slechte zaak, toch pleitenhulpverleners voor het behoud van de vrijheid van oordeel.Dit impliceert dat de hulpverlener elke situatie goed moetkunnen inschatten. Geen gemakkelijke discussie want hulp-verleners zijn geen waarheidszoekers die proactief onder-zoeksdaden (mogen) stellen.

Hoe ga je om met iemand die komt vertellen dat hij mis-bruikt werd of iemand die overweegt zelfdoding te plegen?Of een militair die na een stressvolle opdracht met eenwapen begint te zwaaien?Een consulent die met dergelijke situaties wordt geconfron-

december 2011 31

Page 32: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

32 december 2011

teerd heeft, zal in eerste instantie zelf hulp moeten verle-nen. Mogelijks met de steun van andere collega’s diegehouden zijn aan de discretieplicht.Gelukkig vormen dergelijke situaties een miniem aandeel inonze vrijzinnig humanistische begeleiding. Soms wordenzaken opgelost door inzicht te bieden of door mensen temobiliseren, te sensibiliseren en te responsabiliseren. Maardat kan tijd vergen. En die tijd is soms nodig om de zakenniet te doen escaleren en de cliënt de mogelijkheid te bie-den om over zijn wangedrag te reflecteren. Hulpverlenerszijn terecht bezorgd dat spreekrecht spreekplicht zou wor-den. Want ook in noodtoestanden zijn er soms grijze zones.Een psychiater (artikel De Morgen van 4 juli 2011) stelde hetzo:

“Je moet vermijden dat verantwoordelijkheid bij bijvoor-beeld misbruik bij de hulpverlener wordt gelegd. Als hetgerecht voortdurend zou meekijken over onze schouderkunnen we niet werken. Als mensen denken dat alles met-een wordt doorgebrieft, nemen ze je niet meer in vertrou-wen. Er wordt in de counseling wel eens vaker zaken ver-teld die gevaarlijk lijken, maar waarvan het risico pas ach-teraf duidelijk wordt. Het is niet aan ons om als detectiveste beoordelen.”

Vrijzinnig humanistische consulenten zijn geenszins thera-peuten en bij reëel gevaar voor een slachtoffer is het aan-gewezen om door te verwijzen naar gespecialiseerde dien-sten. Toen ikzelf destijds (anoniem) raad vroeg in verbandmet de behandeling en opvolging van een kindermishande-

lingsdossier zei een jurist uit mijn kennissenkring dat ik aan-gifte moest doen; de psychiater aan wie ik hetzelfde adviesvroeg, raadde me aan om de cliënt door te verwijzen. Depsychiater benaderde de zaak vanuit pathologisch oogpunt,namelijk, perversie wordt behandeld en niet bestraft.

Tot besluit dit, beroepsgeheim is essentieel.De cliënten die aankloppen bij de DRMB/NC zijn nagenoegallen militairen die geacht zijn om te voldoen aan de speci-fieke eisen van het ambt ( zie eerder dit artikel).Hun problemen ontstaan vaak vanuit hun functioneren envaak verzoekt de cliënt zelf om een tussenkomst naar hetkader toe. Deze tussenkomst is adviserend en niet arbitrair.Het departement Wellbeing is hiervoor bevoegd en stelt datelke verantwoordelijke, van atelierchef tot directeur gene-raal waakt zowel over de fysische (veiligheid, bescherming,preventie…) als over de psychische (sociaal, spiritueel…)integriteit van elke werknemer. Vrijzinnig humanistischeconsulenten kunnen hierin een complementaire rol spelen,van anonieme getuige tot zelfs klokkenluider!

BronnenMondeling• Neerslag studiedag VLHORA Nov 2008

Tijdschrift• Belgisch Militair tijdschrift juni 2011

Boeken• R. Stockman “Het beroepsgeheim in de zorgverleningsector. Een confrontatie

tussen recht en praktijk”• Van Der Staete en J.Put “Beroepsgeheim en hulpverlening’ Die Keure 2005

Page 33: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enneAmbt en vrijplaats

ter discussie

Achtergrond

Nederland kent inzake de geestelijke begeleiding in zorgin-stellingen, in gevangenissen en in het leger het principe vande ambtelijke binding. Dit wil zeggen: een geestelijk bege-leider vervult zijn functie niet namens zichzelf, maar verte-genwoordigt een bredere gemeenschap van mensen die inlevensbeschouwelijk opzicht samen op een bepaalde wijzein het leven staan. En hij is daartoe gemachtigd door een alszodanig erkend levensbeschouwelijk genootschap: kerkge-nootschap, Humanistisch Verbond, etc.(1)

Het principe van de ambtelijke binding staat al enige tijd onderdruk. Zo kwam reeds in 1984 bij het bestuur van de VGVZ(2) eenverzoek binnen om een sector in te stellen voor geestelijkbegeleiders zonder binding met een geestelijk genootschap.Dat verzoek werd niet gehonoreerd, op grond van bovenstaan-de, namelijk dat ze namens een bredere gemeenschap func-tioneren. “Dat is wezenlijk voor hen. Daaraan ontlenen zij hunidentiteit” (Kemper, 2010, p. 6 , VGVZ-cahiers 4, 2010, p. 6).In de tussenliggende jaren is er veel veranderd in de zorg-sector en ook wat betreft de levensbeschouwelijke kaartvan Nederland. De geestelijke begeleiding heeft zich gaan-deweg steeds meer als een specialisme met een eigenexpertise geprofileerd. Ze heeft geprofiteerd van inhoudelij-ke ontwikkelingen op het gebied van de psychotherapie(met name van begeleidingsmethodieken). Maar ze heeftook haar eigenheid (die eerst steeds meer leek te verwate-ren) behouden en versterkt. Het recente 40-jarig jubileumvan de VGVZ bracht een grote en zelfbewuste groep profes-sionals bijeen, die meer dan voorheen weet wat de toege-voegde waarde van de geestelijke begeleiding op het ter-rein van zingeving en hulpverlening is.Dit laatste wil allerminst zeggen dat alles pais en vree isonder de geestelijk begeleiders. Het principe van de ambte-lijke binding staat onder druk. En dat is niet zozeer een pro-bleem dat primair door de organisatorische omgeving vande geestelijke begeleiding is veroorzaakt, al spelen culture-le en maatschappelijke ontwikkelingen een rol. Het lijkt eer-der een probleem van de geestelijk begeleiders en de zen-dende genootschappen samen(3), dat echter wel grotegevolgen heeft voor de positie van de geestelijke begelei-ding. Het is ontstaan en gaandeweg gegroeid, doordat eenlangzaam groter wordende groep geestelijk begeleiderszonder ambtelijke binding is aangesteld. Het gaat dan allereerst om aanstellingen van mensen dievakkundig zijn op het terrein van de geestelijke begeleiding,

IN NEDERLAND VINDT DE LAATSTE PAAR JAREN EEN DISCUSSIE PLAATS

OVER DE VRAAG NAAR HET AMBTELIJKE KARAKTER VAN DE GEESTELIJKE

BEGELEIDING. IS DE VAN OUDSHER GELDENDE AMBTELIJKE BINDING

NOG WEL EEN GEWENST EN NOODZAKELIJK ELEMENT DAT HET BEROEP

KENMERKT? OF DIENT DE GEESTELIJKE BEGELEIDING, IN HET LICHT VAN

HEDENDAAGSE ONTWIKKELINGEN OP HET VLAK VAN GELOOFS- EN

LEVENSOVERTUIGING, MEER OP AFSTAND TE GAAN STAAN VAN HET

ZOGEHETEN ZENDEND GENOOTSCHAP?

IN DEZE BIJDRAGE GEEF IK EEN INDRUK VAN WAT ER OP HET SPEL STAAT

EN WAT ER SPEELT. DIT IS EEN MOMENTOPNAME, EEN TUSSENSTAND.

DE PROBLEMATIEK IS NOG NIET HELEMAAL UITGEKRISTALLISEERD.

KERNWOORDEN IN DE DISCUSSIE ZIJN AMBTELIJKE BINDING, VRIJPLAATS,

PROFESSIONALITEIT, EN LEVENSBESCHOUWELIJKE COMPETENTIE.

Jan Hein Mooren

Universitair docent Praktische humanistiek,

in het bijzonder geestelijke begeleiding en psychologie van zingeving en

levensbeschouwing aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.

Lid van het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond in Nederland.

december 2011 33

JAN HEIN MOOREN

Page 34: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

34 december 2011

maar van kerkelijke zijde geen ambtelijke benoeming kun-nen krijgen, ook al wil een aantal van hen dat zeker. Dit zijnvrouwelijke geestelijk verzorgenden, uitgetreden priesters,gehuwde priesters, mensen die het instituut kerk niet meermaar het beroep wel zien zitten, mensen zonder het juisteopleidingsprofiel(4), etc. Tegelijkertijd vindt bij een aantal geestelijk verzorgendeneen verschuiving plaats van de focus op geloofsleer naaroriëntatie op meer algemene zingevingsprocessen (ook:spirituele oriëntatie). Deze twee groepen vallen niet zondermeer samen en de genoemde verschuiving van focus wordtongetwijfeld mede beïnvloed doordat in veel instellingenterritoriaal gewerkt wordt(5).

In beweging gezet

Het bestuur van de VGVZ heeft in 2008 een proces in ganggezet om de problematiek van de ambtelijke binding en dedaarmee samenhangende ontwikkelingen te bestuderen.Dit met het oog op fundamentele keuzes die gemaakt moe-ten worden om aan de onzekerheid over de aard en de legi-timiteit van het beroep een einde te maken en de professi-onals zekerheid te geven over hun professionele status (totop heden geldt de eis van ambtelijke binding formeel nogsteeds voor het lidmaatschap van de VGVZ). Een expertmeeting in 2008 leidde tot de instelling van eenonafhankelijke wetenschappelijke Commissie AmbtelijkeBinding (CAB). Die kwam in 2010 met een rapport. Dat rapportbevat behalve een analyse van de problematiek aanwijzingenvoor de toekomstige ontwikkelingen die nagestreefd dienente worden(6). Het instellen van de Commissie was een moedi-ge stap, want bij expertmeeting en Commissie werd gezorgdvoor een afspiegeling van de diversiteit van meningen. De CAB heeft (in grote lijnen) geadviseerd voor een dualebenadering van de problematiek. Dit komt neer op het hand-haven van het model van de ambtelijke binding en het vindenvan een gelijkwaardige oplossing voor de niet-gebondengeestelijk begeleiders. Het rapport bevat suggesties voor derichting waarin over de oplossing verder gedacht kan worden.Daarbij wordt met name een model genoemd waarbij degeestelijke begeleiding zich aan de standaarden van deberoepsuitoefening committeert door het afleggen van eeneed. De CAB wordt opgevolgd door een binnenkort van startgaande Regiegroep Ambtelijke Binding, die de problematiektot een oplossing moet brengen. Vandaar dat in de aanhefgesproken werd over een tussenstand. Nieuw in het rapport is het concept levensbeschouwelijkecompetentie en het belang ervan: “De CAB is eensgezindvan mening, dat de levensbeschouwelijke (hermeneutisch)competentie de centrale competentie is voor de geestelijkeverzorging” (Mooren en Smeenk, 2010, p. 95). De levensbe-schouwelijke competentie staat vooralsnog omschreven als“het vermogen om het verhaal van de cliënt in zijn religieu-ze of levensbeschouwelijke implicaties te kunnen verstaanen het vermogen om deze doorleefd in verband te brengenmet diens eigen levensoriëntatie” (idem, 78).

Twee oriëntatiepunten

Zoals gezegd staat er met de discussie het een en ander ophet spel. Zo lijkt het alsof er sprake is van twee met elkaarconcurrerende oriëntatiepunten als het gaat om de identi-teit van het beroep. De ene groep geestelijk begeleidersheeft ambtelijkheid als oriëntatiepunt, een andere groeplaat zich bij het definiëren van de beroepsidentiteit meerleiden door professionaliteit. In de jaren ’80 van de vorigeeeuw waren beide aspecten nog op elkaar afgestemd.

Geestelijk begeleiders die moeite hebben met het ambtelij-ke karakter van hun vak halen een of meer van de volgen-de argumenten/bezwaren naar voren. Door de veranderin-gen op het gebied van geloofs- of levensovertuiging sluithet ambtelijke model niet meer aan bij de wijze waaropmensen gelovig zijn of anderszins levensbeschouwelijk inhet leven staan. Ook zou het ambtelijke model bij beleids-makers en hulpverleners op weerstand stuiten en eerdereen last dan een versterking voor de geestelijke begeleidingzijn. Geestelijk begeleiders zouden zich daarom primairlangs de lijn van de professionaliteit dienen te profileren.Volgens aanhangers van de professionele oriëntatie spelende zendende instanties bovendien nauwelijks een (positie-ve) rol in de vormgeving van de geestelijke begeleiding. Deambtelijke binding fungeert eerder als machtsmiddel danals ondersteuning. En tenslotte zou de betekenis van dezogeheten vrijplaatsfunctie (zie volgende paragraaf) in depraktijk van het werk nihil zijn.

Een flink aantal geestelijk begeleiders hecht nog altijd aande ambtelijke binding. Zij voeren andere argumenten aan.De ambtelijke binding brengt iets van het wezen van degeestelijke begeleiding tot uitdrukking, te weten dat levens-beschouwing en religie geen puur persoonlijke, individueleverschijnselen zijn, maar gezamenlijke ondernemingen vanoverstijgende (of, zo men wil, van funderende) betekenis-geving. In het verlengde hiervan constateren zij dat veelcliënten nog wel degelijk binding hebben met religieuzetradities. Bovendien mogen religie en levensbeschouwingdan geprivatiseerd en gemarginaliseerd lijken in de samen-leving, op belangrijke momenten in het leven hebben men-sen toch behoefte aan voor hen herkenbare begeleiding inhet zoeken naar antwoorden op levensvragen. In de ogenvan deze groep geestelijk begeleiders bijten ambtelijke bin-ding en professionaliteit elkaar ook niet, maar dienen ze opelkaar afgestemd te worden. En ambtelijke binding tenslot-te, is van belang voor de vrijheid van godsdienst en levens-beschouwing, want voorwaarde voor de vrijplaatsfunctievan het beroep.

De betekenis van de vrijplaats

Hiermee zijn we gekomen aan het laatste aspect dat wordtbesproken: de vrijplaatsfunctie van de geestelijke verzor-ging. In lang voorbije tijden bestond in de sfeer van de

Page 35: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

wereldse rechtspraak de mogelijkheid om onder bepaaldecondities gevrijwaard te zijn van rechtsvervolging of schuld-eisers. In essentie is dat de oorspronkelijke betekenis vanhet woord vrijplaats: een plaats (stad) waar “misdadigers,bankroetiers, schuldenaren vrij waren voor gerechtelijkevervolging, aanspraken van schuldeisers” (Woordenboekder Nederlandse Taal / WNT). Synoniemen zijn dan ookonder meer “wijkplaats”, “toevluchtsoord”, “schuilplaats”.Waar die traditie zijn oorsprong vond laat zich slechts raden,want de notie van de vrijplaats bestond in verschillende cul-turen die in tijd en plaats ver uiteen lagen. We komen datidee op meerdere plaatsen tegen, bijvoorbeeld in de Bijbel:“Maar in het geval dat hij het niet met opzet deed en Godzijn hand bestuurde, kan hij vluchten naar een plaats die ikjullie zal aanwijzen” (Exodus 21:13). Een tweede voorbeeldverwijst naar het Heilige Woud van de Germanen. Daar wistiemand zich veilig, tenzij hij “zich tegen de goden zelf ver-grepen had” (WNT). Er waren vrijplaatsen met specifiekefuncties. Bekend is het plaatsje Oudewater, vroeger in Zuid-Holland gelegen, nu behorende tot de provincie Utrecht,waar mensen zich in de 17e eeuw konden laten wegen enzo konden ontkomen aan heksenvervolging. Als men niet telicht bevonden werd, kreeg men (tegen betaling) een oor-konde die je in de rest van Europa vrijwaarde van heksen-vervolging. Het stadje Vianen was daarentegen een toe-vluchtsoord voor schuldenaren.Alhoewel er, zoals uit deze twee laatste voorbeelden blijkt,seculiere vrijplaatsen waren, speelde van oudsher het heili-ge als tegenhanger van de wereldse rechtspleging eenbelangrijke rol. Dit weerklinkt in het gebruik van het woord“sanctuarium” als synoniem voor vrijplaats. Bekend is ver-der het asielrecht van de kerken.De kern van het oude begrip vrijplaats is bewaard geblevenin het werk van geestelijk begeleiders. De letterlijke beteke-nis van het begrip heeft echter plaats gemaakt voor eenfiguurlijke. De vrijplaats is een metafoor geworden. Watgebleven is, is de betekenis van vrij zijn van werelds gezagen invloed.

Vroeger verwees vrijplaats naar een concrete plek, zoalseen stad, een altaar in de kerk, of een heilige boom in hetwoud. Nu staat vrijplaats, in verband met geestelijke verzor-ging, voor twee aspecten: vertrouwelijkheid en toeganke-lijkheid. Deze aspecten moeten de vrijheid van godsdiensten levensbeschouwing garanderen, dit juist voor mensendie in zorginstellingen en in gevangenissen verblijven of inhet leger werken. Alles tussen cliënt en geestelijk verzorgeris strikt vertrouwelijk, tenzij de cliënt anders beschikt. Datgeldt ook voor artsen etc. maar deze mogen noodzakelijkeinformatie over de behandeling delen met elkaar en metandere disciplines op basis van “need to know”. De geeste-lijk verzorger in een zorginstelling vormt op die regel eenuitzondering. Het voorbeeld van het biechtgeheim is daar-van de beste illustratie.Aan de vertrouwelijkheid van de gesprekken met de gees-telijk begeleider zit ook een juridische kant. Het begrip vrij-

plaats is weliswaar geen juridische term, maar staat voorhet beroepsgeheim en het verschoningsrecht dat voor gees-telijk begeleiders geldt. Vooral in de sfeer van de justitiëleinstellingen is dat van belang: bij juridische procedures rondgedetineerden kan de geestelijk verzorger, indien hij wordtgevraagd te getuigen, een beroep doen op zijn zwijgplicht,moet hij dat zelfs, een enkele uitzondering daargelaten.Het tweede element is toegankelijkheid: de geestelijke ver-zorger kan de cliënt benaderen en omgekeerd kan de cliëntcontact maken zonder dat van behandelnoodzaak sprake is.Voor de overige disciplines in een instelling geldt dat debemoeienis met een cliënt gebaseerd is op functionaliteit.Bij elkaar garanderen deze elementen de vrijheid van bele-ven van godsdienst en levensbeschouwing in instellingenwaar cliënten verblijven. Dat is het wezenlijke belang vande vrijplaats. Ook in een ander opzicht is de vrijplaats vanbelang. Het voorbeeld van de psychiatrie maakt dat goedzichtbaar. De geestelijk begeleider is voor de cliënt niet zel-den de enige met wie de cliënt buiten een behandelplanom contact heeft.Het loslaten van de ambtelijkheid brengt het risico mee datde geestelijk verzorging een van de normale disciplineswordt, met gevolgen zoals het moeten delen van informa-tie met andere disciplines, en zoals een selectieve, functio-nele inzet naar cliënten, die dan door interdisciplinair over-leg wordt bepaald. En daarmee wordt, zonder dat behande-laars dit goed beseffen, een grondrecht van de cliëntbedreigd.

Voetnoten(1) Mooren en Smeenk, 2010, p. 79-80.(2) VGVZ staat voor Vereniging van Geestelijk Begeleiders in Zorginstellingen, een

denominatieoverstijgende beroepsvereniging. De vereniging kent een katholieke,protestantse, humanistische, joodse, islamitische en een hindoestaanse sector.

(3) Het is vooral het probleem van de klassieke denominaties in de geestelijkbegeleiding: katholieken, protestanten en (in mindere mate) de humanisten.Voor de islamistische, de joodse en de hindoestaanse geestelijke begeleidingspeelt de problematiek niet of nauwelijks. Zij werken overwegend categori-aal (zie noot 5).

(4) De laatste jaren is de opleidingscultuur voor de geestelijk begeleiding ingrij-pend veranderd. Dit aspect valt echter buiten de doelstelling van dit artikel.Een korte aanduiding volstaat hier: de traditionele opleidingsroutes tot gees-telijke begeleiding waren denominatiegebonden en betroffen onder meereen initiële scholing op academisch niveau (studie theologie, humanistiek).Op dit moment worden er, onder meer in de sfeer van het Hoger BeroepsOnderwijs maar ook op universitair niveau, algemene opleidingen tot gees-telijke begeleiding aangeboden.

(5) Bij categoriaal werken is de geestelijke begeleiding van een bepaalde deno-minatie primair voor de eigen levensbeschouwelijke achterban die in deinstelling is opgenomen. Bij territoriaal werken is een geestelijke begelei-ding ongeacht denominatie verbonden aan een of meer afdelingen en pri-mair beschikbaar voor alle patiënten die daar zijn opgenomen. Er zijn tot nutoe weinig onderzoekscijfers over het al dan niet onderling verwijzen, dat bijterritoriaal werken stilzwijgend verwacht wordt.

(6) De resultaten van de Expertmeeting, het rapport van de CAB en enkele anderedocumenten zijn gebundeld in de in de literatuuropgave genoemde VGVZ-cahiers 4.

Literatuur• Kemper, A. (2010): Voorwoord namens het Algemeen Bestuur. In: VGVZ-

cahiers 4 (2010), p. 6-9.• Mooren, J.H.M. & W. Smeenk (2010): Commissie Ambtelijke Binding. In:

VGVZ-cahiers 4 (2010), p.73-109.• VGVZ-cahiers 4 (2010): Ambtelijke Binding. Amsterdam: VGVZ.

december 2011 35

Page 36: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald
Page 37: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enneHet gedeeld beroepsgeheim:

sprekend zwijgen

Het lijkt eenvoudig. Wat een cliënt aan de hulpverlener ver-telt, blijft binnen die relatie en wordt niet aan derden mee-gedeeld. Dat is het principe. Maar de dagelijkse realiteit isveel complexer en nodigt ons uit steeds nadrukkelijker tezoeken naar een juiste(re) beroepsattitude. Wat als het inhet voordeel is van de cliënt dat anderen op de hoogte wor-den gebracht? Wat als de hulpverlener nood heeft aan col-legiaal overleg of ondersteuning? Wat als zwijgen hetbelang van anderen schaadt? De therapeutische relatie? It’scomplicated.Als vertrouwenspersoon voor mijn beroepsorganisatie(Nederlands Vlaamse Associatie voor Gestalttherapie enGestalttheorie) heb ik vaak te maken met de interpretatievan de beroepscode. Collega’s consulteren me met de vraagof ze hier of daar niet fout waren. Cliënten hebben vragenover de correctheid van de hulpverlening en of de hulpver-lener wel gedaan heeft wat hij/zij moest doen, of hij/zijniet te weinig deed (schuldig verzuim). Ook worden veelvragen gesteld over het inzagerecht van het dossier en overde vermeende schending van het beroepsgeheim. Er gaatzelden iets verkeerd: flagrante overtredingen van de codezijn hoogst uitzonderlijk. Gelukkig maar. Maar die vragenblijven komen en dat betekent dat het onderwerp leeft, dathet de mensen bezighoudt.

Verzamelen - bewaren - delen

Vertrouwelijke gegevens worden verzameld, bewaard engedeeld.Het bewaren van gegevens kan op verschillende manieren.We kunnen al deze informatie onthouden. Met het ouderworden is dit echter een weinig succesvolle methode. Zekernaarmate de omvang van de informatie groter en groterwordt. Gegevens bewaren we bij voorkeur in een dossier,elektronisch of op papier. Het dossier bevat de neerslag vanalle informatie die we over een cliënt verzamelen en nogveel meer. In de ene dossiermap zitten amper wat per-soonsgegevens en enkele notities. Een ander dossier isvuistdik en bevat tal van egodocumenten, testresultaten endergelijke meer.Dossiers zijn ook iemands verantwoordelijkheid. Ook albewaren we alle dossiers centraal in een afsluitbare dossier-kast in een afsluitbare ruimte, de individuele hulpverlenerblijft verantwoordelijk voor zijn of haar dossier en dient erop toe te zien dat de vertrouwelijke informatie ook vertrou-welijk blijft.

HET BEROEPSGEHEIM GARANDEERT ONZE CLIËNTEN DE ABSOLUTE

ZEKERHEID DAT WIJ ZORGVULDIG EN ZORGZAAM ZULLEN OMSPRINGEN

MET DE ONS TOEVERTROUWDE INFORMATIE. DIT FUNDAMENTEEL VER-

TROUWEN MAAKT VAN EEN HULPVERLENINGSRELATIE EEN VEILIG PRO-

CES. ZONDER DEZE VEILIGHEID ZOU HULPVERLENEN – ZOALS WIJ DAT

VANDAAG KENNEN – ONMOGELIJK ZIJN. HET BEROEPSGEHEIM IS VAN

OPENBARE ORDE EN OVERSTIJGT HET INDIVIDUEEL BELANG. ZO

BELANGRIJK IS HET.

OP ZICH IS DIT KLARE WIJN. DE DAGELIJKSE PRAKTIJK IS ECHTER VAAK

INGEWIKKELD EN VRAAGT EEN ZEKERE CREATIVITEIT OM EEN EVEN-

WICHT TE VINDEN TUSSEN AL DIE WETTEN, REGLEMENTEN, DEONTO-

LOGISCHE CODES VAN WERKGEVERS EN BEROEPSORGANISATIES ENER-

ZIJDS EN DE REËLE NOOD EN HULPVRAAG WAARMEE WE GECONFRON-

TEERD WORDEN ANDERZIJDS. EN DAN BLIJKEN ER OOK HIER TUSSEN

WIT EN ZWART VELE SCHAKERINGEN GRIJS TE BESTAAN.

Mark Luyten

psychotherapeut

december 2011 37

MARK LUYTEN

Page 38: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

38 december 2011

Een organisatie die hulpverleningsdossiers aanlegt, ont-werpt ook liefst een beleid ter zake, waarbij met wettelijkebepalingen en andere noodzakelijkheden wordt rekeninggehouden, zoals de privacywet dat trouwens voorschrijft.Dat beleid vindt zijn neerslag in een protocol dat de spelre-gels vastlegt. Welke gegevens worden verzameld? Doorwie? Ten behoeve van wie? Hoe wordt de inzage geregeld?Welke gegevens worden bewaard en hoe lang worden zijbewaard? Welke gegevens worden verwijderd bij het afslui-ten van het dossier? Het zijn pertinente vragen.

Geert veroorzaakte een verkeersongeval en werd veroor-deeld voor slagen en verwondingen. Strafblad dus. Datstond in zijn dossier bij een sociale tewerkstellingsorganisa-tie. Een aantal jaren later verkrijgt hij eerherstel. Dit stondniet in het dossier. Het gevolg was dat Geert niet werddoorgestuurd voor jobs waarvoor een blanco strafblad ver-eist was. In deze case had de betrokken hulpverlener tweedingen kunnen doen. Aan Geert vragen hoe het nu op ditmoment zat in plaats van op het dossier te vertrouwen.Ofwel dienden indertijd bij de aanvankelijke afsluiting degerechtelijke gegevens uit het dossier verwijderd te wor-den.

Een dossierkast of een ruimte kan op slot. Wie met compu-terbestanden werkt, dient deze gegevens op een correctemanier te versleutelen of de toegang tot het systeem metpaswoorden te beveiligen.Hulpverleners hebben niet automatisch ongelimiteerde toe-gang tot alle dossiers op hun dienst of in de organisatie.Uiteraard is het geen enkel probleem om het dossier van jeeigen cliënt raad te plegen, maar om een dossier van eencollega in te kijken moet er al een gegronde reden zijn endit dient telkens in het belang van de betrokken cliënt tegebeuren.Bij het afsluiten van een dossier dienen ook enkele regels inacht te worden genomen. Niet alle informatie mag bewaardworden. Informatie kan jaren later schaden (zie voorbeeldhierboven) terwijl de context volledig is veranderd. Dus ver-wijderen we uit dossiers die gegevens die problemen kun-nen geven. Medische en juridische informatie moet ersowieso uit, tenzij men gemachtigd is deze te bewaren.Maar ook de persoonlijke nota’s worden best nog eens over-lopen en ontdaan van schadelijke elementen die niet echtter zake doen. Zoals bijvoorbeeld informatie over derden diede cliënt aanreikte. Er zijn niet zo direct spelregels dus val-len we hier terug op ons gezond verstand. Vaak ontbreektde tijd om dit naar behoren te doen.

Gezamenlijk en gedeeld beroepsgeheim

Hulpverleners functioneren vaak in teamverband, op een-zelfde afdeling of in een groepspraktijk waar ze met ver-trouwelijke gegevens in aanraking komen. In deze situatieshanteren we een gezamenlijk beroepsgeheim. We hoevendus niet per hulpverlener een aparte archiefkast te kopen.

Het gezamenlijk beroepsgeheim maakt het uitwisselen vancliëntengegevens binnen eenzelfde team gemakkelijk. Wegaan er dus van uit dat er tussen teamleden van eenzelfdeteam geen beroepsgeheimgrenzen bestaan. Het betekentechter niet dat de informatie binnen een team zomaar voorhet grijpen ligt. Ook hier blijft de individuele hulpverlenerverantwoordelijk en zijn er wel degelijk regels over demanier waarop en welke informatie wordt doorgegeven.Het recht van de cliënt op geheimhouding blijft immersonverminderd bestaan. Teamleden hebben geen automa-tisch recht op informatie. Ze krijgen informatie in functie vanwat nodig is voor de cliënt.Het “need to know”-principe is van kracht en niet het “niceto know”-principe. Het meedelen van informatie moet inhet voordeel van de cliënt zijn, proportioneel zijn en nodig(relevant) om een goede of betere hulpverlening te garan-deren. Het doorgeven van de naaktkalender waar een cliëntaan meewerkte op de teamvergadering behoort hier niettoe. Het was wel “nice to see” maar absoluut niet nodig endus niet in het belang van deze cliënt.De versleuteling van een elektronisch dossier zorgt hiersoms voor problemen. De bedoeling van dergelijke dossiersis vaak om de informatie uit vele bronnen te bundelen endan ter beschikking te stellen van verschillende mensen, dieallen toegang hebben tot (een ander deel van) de gege-vens. Hoe gaan we hier de proportionaliteit en de noodza-kelijkheid aantonen, en vooral, handhaven? Op de teamver-gadering zitten we nog rond dezelfde tafel. Maar hier zittenhulpverleners allemaal op een andere werkplaats en is hetplotseling veel moeilijker om verantwoordelijk te zijn voorhet dossier. Ook onze elektronische agenda maakt deel uitvan het cliëntendossier. Heel wat meer mensen dan wense-lijk krijgen op die manier toegang tot informatie die striktgenomen onder het beroepsgeheim valt. Moderne commu-nicatiemiddelen zoals e-mail en voice-mail vragen om denodige voorzichtigheid. Bent u absoluut zeker dat uwbericht alleen door de geadresseerde wordt gelezen ofbeluisterd? Het is een aandachtspunt voor de sector dathulpverleners beter met deze nieuwe media moeten lerenwerken. Nu gaat het nog te vaak verkeerd. Dat is dangênant voor de hulpverlener en mogelijk schadelijk voor decliënt.

Overleg: het gedeeld beroepsgeheim

Het lijkt erop dat terughoudendheid om informatie te ver-strekken een goede basishouding is. Uitgaan van het zwij-gen om dan behoedzaam te spreken. Dat is zeker het gevalbij situaties waar we met een gedeeld beroepsgeheim zit-ten. De wettelijke basis ervoor komt uit de rechtspraak waarde krijtlijnen werden uitgetekend. Het gezamenlijk beroeps-geheim van daarnet is een onderdeel van het gedeeldberoepsgeheim. Het gedeeld beroepsgeheim laat ons toevertrouwelijke informatie over onze cliënt uit te wisselenmet collega’s van andere diensten. Maar zo simpel is hetook weer niet. Een te soepele toepassing van dit principe

Page 39: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

leidt op termijn tot een uitholling van het beroepsgeheimen creëert onveilige hulpverleningssituaties.Onze cliënt moet op de hoogte zijn van deze transfer enheeft daar bij voorkeur zijn fiat aan gegeven. De cliëntervaart deze overdracht soms als bedreigend. Wie is die pot-tenkijker? Is die te vertrouwen? Wat gaat er met die kennisgebeuren? Een cliënt kan nadrukkelijk bezwaar makentegen deze transfer. Jongeren kunnen van dit recht gebruikmaken vanaf twaalf jaar. We zullen dit vertrouwen moetencreëren door in alle openheid met de cliënt hierover in dia-loog te gaan. Dat betekent niet dat we open kaart spelen.De info die wij van elders krijgen is niet zomaar ter inzagevan de cliënt. Informatie aangaande derden valt onder hetberoepsgeheim.We geven alleen noodzakelijke info door, alleen als dat inhet belang is van de cliënt en alleen aan hulpverleners uitdezelfde context en die hetzelfde doel hebben. Dat zijnnogal een aantal voorwaarden op een rij.

Advocaat X, uit hoofde van zijn beroep gebonden door eenberoepsgeheim, vraagt een verslag over de psychischegezondheidstoestand van een cliënt. Meester X pleit voorde tegenpartij in een rechtszaak. Zelfs als het hier een gun-stig rapport betreft, kan niet op de vraag worden ingegaanomdat de doelstellingen van Meester X verschillen van deonze. Maar ook omdat hij niet in dezelfde context werkt enuiteraard ook omdat hij geen hulpverlener is.

Leraar Y is bezorgd om een van zijn leerlingen. Hij weet vande ouders dat ze in relatietherapie zijn. Hij wil weten hoegroot de kans is dat dit koppel uit elkaar gaat. Ook metdeze man is er geen gedeeld beroepsgeheim mogelijk. Alwas het maar omdat een leerkracht geen beroepsgeheimheeft (wel een discretieplicht).

In de praktijk is de situatie soms ronduit complex.

Een voorbeeld:Ik werkte enkele jaren als casemanager. Ik bracht hulpverle-ners en andere belanghebbenden samen die in eenzelfdedossier actief waren. De cliënte waarover het ging was mevrouw L, 78 jaaroud, die alleen woonde in een sociaal woonblok. Ze wasdementerend (dixit de huisarts) en kon zich niet meerzelfstandig verzorgen. In haar appartement stapelde hethuisvuil zich op, ze gooide ook vaak etensresten uit hetraam op de parking, wat ongedierte aantrok. De anderebewoners klaagden over deze overlast. Het waren desyndicus van het gebouw en de notaris die als bewind-voerder was aangesteld die het casemanagement heb-ben aangevraagd.Rond de tafel zaten uiteindelijk 10 betrokkenen:

• Maatschappelijk werkster van het OCMW bejaardente-huis waar een aanvraag tot opname liep

• Maatschappelijk werkster van het OCMW ziekenhuiswaar mevrouw tijdelijk was opgenomen

• Huisarts• Vrijzinnig humanistisch consulent (leerde mevrouw L

kennen tijdens een vorige opname in een psychiatrischziekenhuis, woonde in de buurt en had sporadisch con-tact)

• Notaris – bewindvoerder• Syndicus• Wijkagent• Vrijwilliger van een Dienstencentrum (ze organiseerde

knutselnamiddagen waaraan mevrouw L deelnam enhad – zegde zijzelf – een goed contact met haar, ze wastevens bewoner van hetzelfde appartementsgebouw endus ook anderszins betrokken)

• Mevrouw A (nichtje van mevrouw L en dichtste familie-lid, na de opname in de psychiatrie verbleef mevrouw Lvier maanden bij mevrouw A. Mantelzorgfunctie)

• Casemanager

december 2011 39

Page 40: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

40 december 2011

Met deze groep overleggen over mevrouw L zou betekenendat diverse mensen hun beroepsgeheim of discretieplichtzouden schenden. Ook niet iedereen in deze groep is gebon-den door het beroepsgeheim en niet allemaal op dezelfdemanier.Gebonden door een beroepsgeheim zijn:

• MW bejaardentehuis• MW ziekenhuis• Huisarts• Notaris-bewindvoerder• Wijkagent (maar met rapporteringplicht)• Vrijzinnig humanistisch consulent

Gebonden door de discretieplicht (wordt niet wettelijkgesanctioneerd maar wel door het huishoudelijk reglementvan de dienst):

• Vrijwilligster dienstencentrum• Syndicus

Niet gebonden door enig beroepsgeheim:• Mevrouw A nicht van mevrouw L

Als casemanager besloot ik de vergadering op te splitsen intwee thema’s. Als eerste vroeg de gezondheidssituatie vanmevrouw L om een dringende reactie. Hier gingen in eersteinstantie vier hulpverleners met elkaar in dialoog:

• De huisarts• Maatschappelijk werkster bejaardenhuis• Maatschappelijk werkster ziekenhuis• Vrijzinnig humanistisch consulent

Hier is sprake van een gedeeld beroepsgeheim. Op basisvan de samengebrachte gegevens werd duidelijk dat eenversnelde opname van Mevrouw L in het bejaardenhuiswenselijk was. Eens dit standpunt was ingenomen werdentwee andere gesprekspartners bij het overleg betrokken,namelijk:

• Notaris-bewindvoerder: die is ook gebonden door eenberoepsgeheim maar dat is van een andere orde. Hij isgeen hulpverlener.

• Mevrouw A (mantelzorger)

Daarnaast moest het appartement worden ontruimd. Hierwerden andere betrokkenen samengebracht:

• Syndicus• Notaris-bewindvoerder• Wijkagent• Vrijwilligster dienstencentrum (medebewoner)• Mevrouw A

De bespreking beperkte zich tot praktische regelingen. Desyndicus en de wijkagent engageerden zich om vrijwilli-gers te mobiliseren. De notaris regelde een container. Hethuurcontract diende beëindigd te worden en de opslagvan de bezittingen van mevrouw L geregeld. Er kwam watbij kijken.

Terwijl iedereen achteraf zeer tevreden was met dezemanier van werken, riep ze aanvankelijk veel weerstand op:“We hebben toch allemaal het beste voor”, “Vertrouwt gemij niet”, “Gij maakt het wel ingewikkeld” enzoverder. Maarachteraf gaven vooral de professionele hulpverleners toe dathet veel comfortabeler was om onder elkaar te praten zon-der de onzekerheid over wat er met hun informatie zougebeuren als die zo maar met iedereen zou gedeeld worden.

Diverse vormen van overleg

Hulpvragen en probleemsituaties zijn vaak zeer complex.Hulpverleners hebben dan ook nood aan overleg met colle-ga’s teneinde hun dienstverlening te optimaliseren.Daarnaast hebben ze ook nood aan ondersteuning in hunwerk en daarvoor is het soms nodig ervaringen te delen metcollega’s. Dat hulpverleners met elkaar overleggen wordtalgemeen aanvaard. Maar wat is daar good practice? Het ene overleg is het andere niet en kan dus op zeer ver-schillende manieren georganiseerd worden. We overlopeneven, zonder volledig te willen zijn.

• Collegiaal overleg: even ventileren of een prangendevraag stellen.

• Teamvergadering: verloopt vaak volgens een bepaaldstramien en het bespreken van cliënten is een vastonderdeel. Deze besprekingen vinden soms plaats opsleutelmomenten in de begeleiding; intake, na eenaantal maanden, bij de afronding… al dan niet metgestructureerde vragenlijsten. Het is zeer van belangdat de verzamelde informatie gewogen wordt op rele-vantie. Zo is het niet altijd relevant te vermelden dat decliënt is doorverwezen door bijvoorbeeld een probatie-assistent. Zeker niet als de problematiek niets met degerechtelijke geschiedenis van de cliënt te makenheeft. Op een teamvergadering zijn vaak ook figurenaanwezig die geen toegang hebben tot beschermdecliënteninformatie, zoals de directeur van een organisa-tie, de secretariaatsmedewerker… Deze hebben geenberoepsgeheim te delen en zijn dus uitgesloten vanbepaalde informatie. In principe verlaten zij de verga-dering als er over cliënten wordt overlegd.

• Intervisiegroep: de focus ligt op de cliënt, op de case.Veel hangt hier af van de samenstelling van de intervi-siegroep. Komen de deelnemers uit diverse centra of uitéén dienst? Komen ze allemaal uit gelijkaardige centraof niet? Is hetzelfde soort beroepsgeheim op iedereenvan toepassing (verschil tussen leerkrachten en hulp-verleners; verschil hulpverleners met een rapporte-ringsverplichting of niet)? Laten we hierbij niet vergetendat naast het beroepsgeheim ook de discretieplichtgeldt. Soms vertellen intervisanten al eens iets uit deinterne keuken van hun organisatie. Of praten ze overhun collega’s of leidinggevenden. Goed draaiende inter-visiegroepen worden gekenmerkt door een grote ver-trouwelijkheid en welwillende solidariteit en dan verva-gen grenzen soms. Daarom is het nuttig hierover met

Page 41: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

de groep regelmatig te evalueren en spelregels op testellen. Wat in de intervisiegroep wordt gezegd, blijft inde groep. Dit geldt ook voor de supervisiegroep.

• Supervisiegroep: de focus ligt hier meer op de hulpver-lener, op diens functioneren of de methode die wordttoegepast en dus veel minder op de cliënt. Is de groepsamengesteld op basis van het arbeidsveld (teamsuper-visie) of op basis van het therapeutisch model?

• Opleidingsgroepen: het opleidingsmodel bepaalt deaard van de focus. In een systemische opleiding zal menop andere cliëntengegevens focussen dan in een analy-tische context. Het cliëntensysteem en hoe daar profes-sioneel mee omgegaan wordt staat vaak centraal.Cursisten brengen graag eigen cliënten in omdat zo hetdirecte nut van de opleiding wordt geoptimaliseerd. Nogeen stap verder is het organiseren van lifesessies metcliënten of het introduceren van (video)opnames. Hierontstaan vaak problemen op het vlak van anonimiseren.

• Casemanagement: Dit is een ad hoc samengebrachtegroep rond een gemeenschappelijk dossier. Het gaatom een zeer gevoelige situatie waar met alles en nogwat rekening moet worden gehouden (zie voorbeeldeerder).

Voor alle duidelijkheid: er is geen enkel bezwaar tegen hetdelen van gevoelige informatie in deze contacten met colle-ga’s zolang het voor iedereen duidelijk is wat de spelregelszijn. Deze samenwerkingsvormen verhogen vaak de kwali-teit van de hulpverlening en de deskundigheid van de hulp-verlener. Beide voordelen komen de cliënt zeker ten goede.Het is echter ons aller opdracht erover te waken dat hetbelang van de cliënt niet wordt geschaad. Doen we dat nieten nemen we het niet zo nauw met de regels dan zal het inde meeste gevallen toch goed lopen. Gaat het echter ver-keerd, dan gaat het meestal goed verkeerd en zijn de gevol-gen ernstig.

december 2011 41

Page 42: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

42 december 2011

Een aantal spelregels die zeer gemakkelijk toepasbaar zijn,helpen ons een flink eind vooruit:

• De cliënt wordt geanonimiseerd. Dit wil zeggen datinformatie (en dat is meer dan alleen de naam) die kanleiden tot het blootleggen van de identiteit wordt weg-gelaten of vervormd.

• Er wordt terdege rekening gehouden met de proportio-naliteit en de relevantie van de doorgegeven informa-tie. Dat kan betekenen dat eenzelfde verhaal telkensmet een andere graad van terughoudendheid wordtgebracht naargelang het een teamvergadering, eenintervisie of supervisie betreft. In elk van die situatieswordt een inschatting gemaakt van de noodzakelijk-heid en de relevantie.

• De cliënt wordt op voorhand op de hoogte gebracht endiens akkoord wordt gevraagd. De cliënt wordt grondiggeïnformeerd over de bedoeling en de zwijgplicht vande betrokken collega’s. Vele organisaties laten de cliëntéén of twee verklaringen ondertekenen: één om infor-matie te mogen opvragen, één om informatie te mogendelen. Strikt genomen zou men deze cliënt elke keeropnieuw een dergelijke verklaring moeten laten teke-nen. Of het minstens elke keer opnieuw vragen.Meningen en opvattingen kunnen wijzigen.

• De informatie die verkregen wordt tijdens deze overleg-momenten wordt verkregen tijdens de beroepsuitoefe-ning. Dus valt ze onder het beroepsgeheim. Zelfs alsonze collega in de fout ging.

Reeds enkele jaren begeleid ik een intervisie-supervisie-groep van medewerkers van de huizenvandeMens in West-Vlaanderen. Zorgvuldigheid en respect zijn centrale waardenin het omgaan met gevoelige informatie. Het beroepsge-heim is reeds verschillende keren aan de orde geweest. Eendegelijke kennis van het onderwerp helpt om tot een goodpractice te komen. De vele collega’s in de groep zijn eenklankbord en maken dat de beslissingen die genomen wor-den, breed worden gedragen en ondersteund. En dat geeftde veiligheid en het vertrouwen om dit soort overleggroe-pen te laten slagen. Zonder de mogelijkheden om deze vra-gen te delen zou het heel eenzaam werken zijn en blijvenvragen nodeloos lang hangen.

Beroepsgeheim versus schuldig verzuim

Soms zien we ons ook geplaatst voor het dilemma dat weaan de ene kant ons beroepsgeheim hebben en aan deandere kant de verplichting om iemand in nood te helpen.Doen we dit laatste niet, dan spreken we van schuldig ver-zuim. Beide wetten staan in de hiërarchie der wetten opgelijke hoogte. Rechtbanken legden vroeger de verantwoor-delijkheid nog al eens bij de hulpverlener, die in eer engeweten deze knoop kon doorhakken.

Een cliënte vertelt in een gesprek over de ernstige zelf-moordgedachten die haar de laatste dagen bezighouden.

Ze heeft over de methode nagedacht en voorbereidingengetroffen. U kunt de cliënte niet tegenhouden, maar zouwel haar omgeving op de hoogte kunnen brengen ofanderszins ingrijpen.

Dit is een situatie waar een zeker spreekrecht geldt. Er iseen duidelijk acuut gevaar voor het leven van deze cliënte.Deze noodtoestand rechtvaardigt het doorbreken van hetberoepsgeheim. Het beroepsgeheim kent een aantal uitzon-deringen waarop wij ons kunnen beroepen om die absolutezwijgplicht naast ons neer te leggen. Sinds de zaak Dutroux en de zaak Vangheluwe in ons collec-tief geheugen zijn gebrand, neigt de gerechtelijke wereldeerder naar het ondergeschikt maken van het beroepsge-heim aan het thema van schuldig verzuim. Spreekrecht enspreekplicht krijgen meer en meer aandacht. Dit betekentdat de druk op professionelen in deze is toegenomen.Kiezen voor je beroepsgeheim gaat hoe langer hoe meer integen de maatschappelijke verwachtingen, lijkt het. Zeerrecent zorgde de inbeslagname van de dossiers van de com-missie Adriaenssens echter terecht voor veel verontwaardi-ging. Houd er rekening mee dat dit ons ook kan overkomen.Het beroepsgeheim staat los van de mogelijkheid van hetparket om een gerechtelijk onderzoek te voeren. En striktgenomen zijn alleen medische gegevens moeilijker toegan-kelijk en dan nog. Ook de politieke wereld wil dan vaak reageren en vertaaltdie dadendrang meestal in intentieverklaringen die danmogelijk leiden tot - al dan niet zinnige – wetswijzigingen(zo was het artikel 458 bis Strafwetboek niet echt een ver-betering).

Mijn ervaring met Justitie (brede context) is echter overallgeen negatieve ervaring. Ik kon mij daarbij steeds houdenaan mijn beroepsgeheim mits gerecht en politie ook hunwerk mochten doen. Zo kreeg de probatieassistent steedsde informatie die nodig was voor zijn of haar verslag (fre-quentie van de contacten, houden aan afspraken, mate vanmedewerking…) maar werd er geenszins inhoudelijk gerap-porteerd, dat kon namelijk niet vanuit mijn beroepsgeheim.Ik heb mij daarin steeds gerespecteerd geweten.

Besluit

Deze materie is een levende materie. Wat we er vandaagmet grote stelligheid over beweren, durven we morgenmisschien niet meer te herhalen. Toch blijf ik de meningtoegedaan dat het beroepsgeheim één van onze voornaam-ste troeven is om van de hulpverleningssituatie een veiligesituatie te maken. Veilig, zowel voor de cliënt als voor dehulpverlener. Ik ervaar een duidelijke weerstand bij mezelfom in deze thematiek concessies te doen maar ervaar demaatschappelijke druk om dat wel te doen. Het beroepsge-heim is van openbare orde, het overstijgt het individuelebelang maar het dient dat ook. Het is en blijft een even-wichtsoefening.

Page 43: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enneOmgaan met

vertrouwelijke gegevens

Een gesprek met Ronny Saelens

Kunt u ons uitleggen wat de wet van 8 december 1992 totbescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichtevan de verwerking van persoonsgegevens (privacywet)precies inhoudt en regelt?

“De privacywet wil de burger beschermen tegen misbruikvan zijn persoonlijke gegevens. Zowel de rechten en plich-ten van de persoon wiens gegevens verwerkt worden als derechten en plichten van de verwerker zelf worden in de privacy-wet vastgelegd. De kern van de privacywet is het verwerkenvan persoonsgegevens. Persoonsgegevens omvatten alleinformatie waarmee men geïdentificeerd kan worden (eentelefoonnummer, bankcode, e-mail…). Het is echter nietverboden om persoonsgegevens te verwerken maar er zijnwel een aantal spelregels bij de automatische verwerkingervan. Er is een onderscheid tussen gewone gegevens(onder andere naam, adres, telefoonnummer…) waar jedagelijks mee communiceert en andere bijzondere gege-vens. Bij de gewone gegevens is de verwerking toegelatenmits het volgen van een aantal spelregels. Gevoelige gege-vens zijn gegevens over politieke opvattingen, levensbe-schouwelijke overtuigingen, medische gegevens, seksueelleven, juridische gegevens… Het verwerken van gevoeligegegevens is in principe verboden. Er is een soort knipperlichtdat je waarschuwt dat je nog meer moet beginnen naden-ken.

Een naam of een adres zijn op zichzelf betekenisloos. Het ispas wanneer je deze gegevens gebruikt voor een bepaalddoel dat het een invloed kan hebben op je privacy. In depraktijk komt het erop neer dat al onze gegevens dagelijksworden verwerkt, zowel gevoelige als niet-gevoelige. Vaneen organisatie wordt verwacht dat ze de spelregels inzakeprivacy respecteert en hanteert. Want persoonsgegevensworden de dag van vandaag ook gebruikt en verhandeld.”

In een huisvandeMens staat de mens centraal en werkenwe vaak met zogenaamde gevoelige gegevens. De keuzevan een levensbeschouwing is ook een privéaangelegen-heid. Hoe kunnen we er in onze dienstverlening voor zor-gen dat we de privacy van al de bezoekers in hethuisvandeMens maximaal kunnen garanderen?

Er dient allereerst een onderscheid gemaakt te worden tus-sen praktische (gewone) gegevens en inhoudelijke (gevoe-lige) gegevens die van belang zijn bij de dienstverlening.

NET ZOALS IN ANDERE TAKKEN VAN DE MAATSCHAPPELIJKE HULP-

VERLENING WORDEN OOK IN DE VRIJZINNIG HUMANISTISCHE

DIENSTVERLENING DAGELIJKS GEGEVENS VERWERKT. IN EEN PERIO-

DE WAARIN HET BEROEPSGEHEIM OP LOSSE SCHROEVEN STAAT EN

ONZE PRIVACY SCHIJNBAAR TE GRABBEL WORDT GEGOOID, IS HET

VOOR ONS ALS MEDEWERKERS VAN DEMENS.NU BELANGRIJK DAT

WE HIER OMZICHTIG MEE OMSPRINGEN. MAAR, HOE DOEN WE DIT?

WE VROEGEN HET RONNY SAELENS, WETENSCHAPPELIJK MEDEWER-

KER VERBONDEN AAN DE ONDERZOEKSEENHEID RECHT, WETEN -

SCHAP, TECHNOLOGIE EN SAMENLEVING VAN DE VRIJE

UNIVERSITEIT BRUSSEL. VOLGENS HEM EFFENEN BEWUSTWORDING

EN TRANSPARANTIE BINNEN DE ORGANISATIE HET PAD.

Tine Berbé

vrijzinnig humanistisch consulent, huisvandeMens Jette

Gaya Van Boven

administratief coördinator, huisvandeMens Brussel

december 2011 43

RONNY SAELENS

TINE BERBÉ

GAYA VAN BOVEN

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

© IS

ABE

LLE

PATE

ER-

OTH

ERW

EYES

Page 44: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

44 december 2011

Bijvoorbeeld: ik meld me aan in het ziekenhuis bij het ont-haal. Daar kent men mijn dossier, maar men heeft geeninzage in mijn medische gezondheidsgegevens. Ik kan teweten komen waar een bepaalde patiënt ligt om hem tebezoeken. Deze gegevens staan in relatie met de functiona-liteit. Het is echter niet noodzakelijk voor onthaalmedewer-kers om te weten waarom een patiënt in het ziekenhuis ligten wat zijn medische achtergrond is. Het inhoudelijke of dereden waarom iemand om begeleiding verzoekt, mag nietdoor iedereen raadpleegbaar zijn. Niet iedereen kan dezegegevens inkijken. Enkel het behandelingsteam heeft inza-gerecht. Organisaties dienen via logins en codes een onder-scheid te maken in wie toegang heeft tot welke informatie.Dit kennen we als het vertrouwelijkheidsbeginsel. Bij deadministratie is de persoon bekend en beschikt men over depraktische gegevens. Men weet wie instaat voor de begelei-ding, maar niet wat de reden is of de inhoud vormt van zijnbezoek aan het huisvandeMens.

Voor de verwerking van de gevoelige gegevens is een wet-telijke grondslag nodig, anders is de verwerking verboden.Voor de vrijzinnig humanistische dienstverlening is ditbepaald in de wet van 21 juni 2002 (1). Artikel 57 van dezewet vermeldt dat alle afgevaardigden van de CentraleVrijzinnige Raad gebonden zijn aan het beroepsgeheim.Kortom, de wetgever erkent dat jullie gevoelige gegevensverwerken, maar bepaalt niet hoe jullie dat (moeten) doen.Transparantie in het beleid is hier erg belangrijk. Is het door-

zichtig naar de cliënt toe? Kan hij/zij de verwerking vanzijn/haar gegevens volgen? Weet hij/zij wat er gebeurt metzijn/haar levensverhaal? Wie heeft toegang tot welke gege-vens? Kan hij/zij zaken opvragen of wijzigen enzovoort?”

Welke rol speelt de Privacycommissie hierin?

“Op grond van de privacywet zorgt de Commissie er alsonafhankelijke instantie voor dat alle persoonsgegevenszorgvuldig worden gebruikt en beveiligd zodat de privacyvan de burgers gewaarborgd blijft. Iedere organisatie dientaangifte te doen vooraleer ze kan starten met de verwer-king van persoonsgegevens. De aangifte is bij wet verplichtvoor gevoelige gegevens. De aangifte is een handelingwaarmee de verantwoordelijke voor de verwerking deCommissie informeert dat hij een verwerking van persoons-gegevens zal uitvoeren. Deze aangifte bevat een beschrij-ving van de gegevens die je als organisatie verwerkt met alsdoel de organisatie van de vrijzinnig humanistische begelei-ding. Dat gaat via een elektronische aangifte. Bij vragen kanje een afspraak maken met de Commissie. In sommigeorganisaties stellen ze een informatieconsulent aan dieinstaat voor de aangifte. Er zijn diverse doeleinden mogelijkbij het verwerken van persoonsgegevens (bijvoorbeeld:scholen… ). Het opzet van de aangifte is dat iedereen kancontroleren welke organisaties een aangifte hebben gedaanen voor welke redenen dit gebeurt. Deze informatie isimmers openbaar.”

Page 45: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Is er een sanctie als je geen aangifte doet?

Ja. Een overtreding van de privacywetgeving wordt gesanc-tioneerd met geldboetes. In extreme gevallen staat er zelfseen gevangenisstraf op. In de praktijk loopt het niet zo’nvaart. Deze wet is ook complex, daarom zal de Commissiede organisatie eerst aansporen om de aangifte te doen.Privacy gaat over spelregels die iedere organisatie moetinvullen. De interpretatie hiervan kan verschillen. De priva-cycommissie geeft een advies over deze materie. Dit bete-kent niet dat de rechtspraak of het parket dit advies gaatvolgen. Voor een sanctie hoef je niet meteen te vrezen.Binnen de Commissie streeft men naar bewustwording inza-ke privacy.”

Wie kan er op aangesproken worden? Is de organisatieeigenaar van al deze gevoelige gegevens en dossiers?

Er is bijvoorbeeld al veel discussie gevoerd over hetmedisch dossier. Is dit eigendom van de dokter? Naar vormwel, naar inhoud eigenlijk niet, want een arts legt gege-vens aan over anderen omdat hij dat mag en soms moetvan de wetgever. Als je van arts verandert, blijft het jouwdossier. Er staat geen eigendomstitel op het dossier. Ermoet altijd transparantie zijn en de spelregels inzake priva-cy blijven van kracht. De persoonsgegevens zijn altijd ver-bonden aan de persoon zelf, ze maken deel uit van zijnidentiteit en zijn persoon. Vandaar ook dat het zo belang-rijk is dat je met deze gegevens omzichtig omgaat. Hetgaat niet over tafels en stoelen, wel over mensen. Eenvoortdurend besef dat het eigenlijk met en over iemandanders gaat, is daarom nodig. Wie in het huisvandeMenskomt voor een bepaald probleem is niet zozeer bezig methoe zijn gegevens zullen verwerkt worden. Daarom is hetbelangrijk dat de vrijzinnig humanistisch consulent er zichwel degelijk van bewust is en de spelregels inzake privacyhanteert.”

Heeft u tips voor een goed privacybeleid?

“In een goed privacybeleid zijn de spelregels transparant.Elke organisatie kan hierover communicatie voeren meten zijn beleid laten aftoetsen door de Privacycommissie.De Commissie zal nooit vertellen hoe het moet, want hetis een adviesorgaan. Ze zegt wel waar je aandacht moetvoor hebben in het kader van de privacywet. Daarom steltze in veel organisaties die werken met gevoelige gege-vens een informatie - of privacybeheerder aan, een con-sulent die de verwerking in kaart brengt en een oogje inhet zeil houdt. Dat is al een eerste controle. Meer en meerbedrijven beginnen dit te doen. Deze persoon beant-woordt de vragen van het personeel over de verwerkingvan gegevens en kan een aanspreekpunt zijn voor deCommissie. Deze persoon moet onafhankelijk kunnenwerken. Een informatieconsulent bemiddelt niet maartoetst af wat de regels zijn.”

Onze plechtigheden bestaan vaak uit persoonlijke tekstenvan cliënten, familie of vrienden, aangevuld met tekstenvan een vrijzinnig humanistisch consulent. Hoe moetenwe deze informatie benaderen? Welke informatie mogenwe bewaren of doorgeven?

“De verwerking van gegevens bij vrijzinnige plechtighedenvormt geen probleem omdat je deze informatie ontvangtvan de persoon die de plechtigheid laat doorgaan. Dat iseen toestemming om de gegevens te verwerken. Het lente-feest omvat levensbeschouwelijk gevoelige gegevens overeen persoon, die hiermee tot bij jou komt. Je kan niet meergegevens verwerken dan de persoon zelf toelaat. Het is duseen zaak om als consulent hierover afspraken te maken metdeze persoon.

Voor de Privacycommissie gaat het vooral om de gegevenswaarmee je personen kan identificeren. De vraag is altijd: isdeze persoon identificeerbaar? Bij een vrijzinnige plechtig-heid moet je de tekst niet langer bewaren dan de plechtig-heid. Het lentefeest, een geboorteplechtigheid… zijn één-malige gebeurtenissen voor de betrokken personen. Dezegevoelige gegevens mag je niet bewaren, ook niet als depersoon hiervoor de toestemming geeft. Tenzij het gaat omteksten van de vrijzinnig humanistisch consulent waarbij jestelt dat je ze op een volgend lentefeest kan gebruiken. Dankan je deze tekst in functie van dit doel (dienstverlening)alsnog bewaren. Bij de teksten moet je dus de afwegingmaken of het nodig is om de tekst te bewaren. De afwegingmoet je zelf maken.

Belangrijk is dat alles geweten moet zijn. Gevoelige gege-vens mogen niet gebruikt worden zonder medeweten oftoestemming van de betrokkenen. Transparantie en eenduidelijke scheiding naargelang functie en doeleinden zijnde sleutels voor een goed privacybeleid. Een plechtigheidmag niet zomaar doorgegeven worden zonder toestemmingvan de betrokkenen. Als je de tekst teruggeeft aan de men-sen verhoogt dit de transparantie. Er zijn natuurlijk ookauteursrechten die een rol spelen. Vandaar dat je als orga-nisatie hierbij best vermeldt dat de gegevens niet verderkunnen verspreid of gebruikt worden zonder toestemming.Of dat er bij hergebruik minstens een referentie naardeMens.nu moet zijn. Als organisatie moet je een keuzemaken over wat je met de gegevens doet na de plechtig-heid. Is het noodzakelijk dat we dat bewaren? Zoja, danmoet hier ook een redelijke termijn op geplakt worden.”

Binnen de vrijzinnig humanistische dienstverlening wer-ken wij met vertrouwelijke dossiers. Hoe kunnen we dekwaliteit van onze werking garanderen en aan een goedverantwoord dossierbeheer doen, rekening houdendemet de privacywetgeving?

“Voor dossierbeheer zijn de twee volgende principes vanbelang: de vertrouwelijkheid (informatiebeveiliging) van

december 2011 45

Page 46: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

46 december 2011

de gegevens en de mogelijkheid tot inzage in een ver-trouwelijk dossier. Een voorbeeld om dit uit te leggen:op basis van de ziekenhuiswetgeving beheert de hoofd-geneesheer alle medische dossiers. Hij heeft echtergeen toegang tot alle medische dossiers. Enkel wanneerde geneesheer een behandelingsrelatie heeft met depatiënt, heeft hij inzagerecht in diens dossier. Ook infunctie van de kwaliteitsbewaking en evaluatie van dewerking kan een hoofdgeneesheer beperkte toegangkrijgen tot een dossier. Dit kan enkel anoniem. Via code-ringssystemen kunnen leidinggevenden perfect nagaanof de begeleiding van een consulent overeenstemt methet verzoek of de vraag van de cliënt. Dit principe geldteveneens bij advies of feedback door een collega zorg-verlener. Zo bespreken verpleegkundigen onderlingmedische dossiers terwijl ze geen zorgrelatie hebbenmet de patiënt. De essentie blijft immers het probleemoplossen en hiervoor doet de naam van de patiënt erniet toe. Naast het beroepsgeheim is ook informatiebe-veiliging en het vertrouwelijk omgaan met persoonsge-gevens cruciaal.”

Bestaan er richtlijnen rond dossierbeheer?

“De privacywet voorziet geen regels of termijnen. Een dos-sier moet je niet langer bewaren dan nodig. Een periode vandrie à vijf jaar lijkt me niet overdreven. Als een persoon eenjaar niet komt en je hebt het dossier niet bewaard, dan kanje gewoon een nieuw dossier aanleggen. Meestal beslist deorganisatie hoe en hoelang de dossiers worden bijgehou-den.

Bij een overlijden mag men in principe het dossier nietdoorgeven aan de nabestaanden. Hierover is wel discus-sie. Kan je de privacy schenden van iemand die dood is?In ieder geval schend je op zijn minst zijn nagedachtenis.Bij medische dossiers kan dit wel door middel van de wetop de patiëntenrechten. In het geval van de vrijzinnighumanistische begeleiding kan het niet omdat er geenwettelijke regeling is. Transparantie en communicatienaar de cliënt toe vormen de kern voor een goed dossier-beheer. Wilsverklaringen kan je enkel bewaren als decliënt hiervoor toestemming geeft. Eigenlijk moet jealleen datgene verwerken dat noodzakelijk is voor jebegeleiding. Als een cliënt op gesprek komt met eenkopie van zijn medisch dossier, dan maakt dit niet auto-matisch deel uit van je dossier. Als er belangrijke origine-le documenten of medische informatie in je dossier zit,moet je bij doorverwijzing steeds expliciet vragen naarwat je mag/kan doorgeven. Stilaan gaan ook ziekenhui-zen meer en meer informatie differentiëren, zodat enkeldatgene zichtbaar wordt wat van belang is in functie vande specialisatie.”

Onze gegevens liggen sinds het internet en andere tech-nologieën te grabbel. Onze e-mails bevatten vaak vertrou-

welijke informatie. Veel jongeren communiceren via e-mail en internet. Hoe kunnen we ons hiertegen wapenen?

“E-mails vallen onder de wet op de elektronische communi-catie, de vroegere Belgacomwet. Deze wet stelt dat het nie-mand kennis mag nemen van het bestaan van de commu-nicatie, dat niemand mag controleren of een e-mail is toe-gekomen of de inhoud van e-mails mag bekijken, tenzij hetom een correspondent of deelnemer in de communicatiegaat. Hierover kan je opnieuw afspraken maken in hetteam. Personen die zonder toelating e-mails bekijken, ple-gen in principe een misdrijf op de wet. Deze wet is toepas-baar binnen alle organisaties en staat los van de eventuelecliëntenwerking. Het kennis nemen van de e-mail zondertoestemming van de deelnemende is verboden. Vandaardat het nuttig is om via tegenbericht aan de verzender temelden dat een e-mail gelezen kan worden binnen hetbehandelingsteam, zodat hij beseft dat hij niet alleen metde ontvanger communiceert. De verzender kan zich hierte-gen verzetten en vragen om zijn e-mails te vernietigen.”

Tot slot, een actueel thema. Wat denkt de Privacy commis sievan het gebruik van technologie door politie-eenhedenom bestuurders te monitoren en te controleren?

“Ik vind het gevaarlijk om het installeren van camera’s terechtvaardigen vanuit het principe: wie niks te verbergenheeft, heeft niks te verliezen. Iedereen heeft wel iets te ver-bergen in zijn leven. Het is daarom niet strafrechtelijk. Het isgewoon menselijk dat je soms dingen liever voor jezelf houdt.Als er geen aanwijzingen zijn, laat de mensen dan gerust.

De camerawet is bedoeld om bepaalde risicogebieden af tebakenen en te observeren. Vooraleer men camera’s plaatst,moet het duidelijk zijn dat er een risico bestaat. Men moetook kunnen aantonen dat camera’s dit risico verminderen.Dat is ook één van de redenen waarom je niet zomaar vijf-tien camera’s mag installeren op één en dezelfde plek (hetproportionaliteitsbeginsel). Sommige politiediensten focus-sen zich te sterk op het opsporen van misdadigers. Ik volgdit niet. We moeten oppassen voor stigmatisering. Er zijnheel veel gegevens die je eigenlijk niet nodig hebt en dusniet mag verwerken. Niemand hoeft te weten waar ikgeweest ben als het niet nodig is om dit te weten. Als er ineen café vaak gestolen wordt en een camera is daarvooreen oplossing, dan is er geen probleem. Maar op datmoment moet dit duidelijk gemaakt worden aan de klan-ten, zodat die kunnen wegblijven uit het café als ze nietgefilmd willen worden. Maar camera’s op invalswegenplaatsen, gewoon omdat het interessant is, past niet meerin het systeem van onschuld.”

Is de bescherming van onze privacy geen illusie?

“We kunnen wel degelijk iets doen. Bij nieuwe technologieënmoet bij de ontwikkeling rekening gehouden worden met de

Page 47: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

privacy. Afluisteren bijvoorbeeld, is bij wet verboden. In veelwinkels zijn er echter technische applicaties en zelfs gsm’sverkrijgbaar waarmee je iemand perfect kan afluisteren. Endaar wringt het schoentje. De winkelier verwijst naar demaker, de maker zegt dat het een keuze van de gebruiker is,de gebruiker koppelt terug naar de producent... In elk procesmoeten we terug naar de basis om daar de privacytoets in teschakelen. Een ander voorbeeld: Google heeft een fantas-tisch profiel van ons surfgedrag op het internet en verkooptdit. Elke klik die je doet is een impliciete toestemming. Er isdiscussie tussen wetenschappers en technici hoe ze ervoorkunnen zorgen dat je je toestemming geeft. Op dit momentis er echter geen vorm van controle. En dat is nu net het uit-gangspunt van de privacywet, dat je controle hebt over deverwerking van je persoonsgegevens. Ik moet kunnen con-troleren wat er met mijn gegevens gebeurt. De persoonsge-gevens zijn een fantastische business geworden. De wet opde privacy is hiertegen een belangrijk wapen.”

Meer info: www.privacycommission.be

Enkele begrippen, zoals uitgelegd op de website van de Privacycommissie:

Bewakingscamera (camerawet)De wet omschrijft een bewakingscamera als elk vast ofmobiel observatiesysteem dat tot doel heeft:

• misdrijven te voorkomen, vast te stellen of op tesporen, of

• overlast te voorkomen, vast te stellen of op te spo-ren, of

• de orde te handhaven.Hiervoor verzamelt, verwerkt of bewaart het systeem beel-den.

CamerawetDe wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing enhet gebruik van bewakingscamera’s (gepubliceerd in hetBelgisch Staatsblad van 31 mei 2007). De camerawet is vantoepassing op de plaatsing en het gebruik van bewakings-camera’s met het oog op bewaking en toezicht.

december 2011 47

Page 48: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

48 december 2011

Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeerDe Commissie (beter gekend als Privacycommissie) is opge-richt door de wet van 8 december 1992 tot bescherming vande persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerkingvan persoonsgegevens (beter gekend als de privacywet).

Finaliteit(sbeginsel)Persoonsgegevens mogen volgens de privacywet slechtsverwerkt worden met het oog op een of meer gerechtvaar-digde doelstellingen. Dit houdt in dat er steeds een concre-te reden moet zijn waarvoor de persoonsgegevens zullenverwerkt worden en dat deze reden nauwkeurig moet wor-den vastgelegd vooraleer een verwerking te starten.De finaliteit is de hoeksteen van de privacywet en bepaalthet kader waarbinnen persoonsgegevens mogen verwerktworden, bijvoorbeeld: welke gegevens worden verwerkt,wat wordt er met deze gegevens gedaan, worden ze mede-gedeeld aan derden...

Gegevens (anonieme)Dit zijn gegevens die niet in verband kunnen gebracht wor-den met een geïdentificeerde of identificeerbare persoon endus geen persoonsgegevens zijn.

Gevoelige gegevensBepaalde persoonsgegevens zijn gevoeliger van aard danandere. De naam en het adres van een persoon zijn eerderonschuldige gegevens, maar dit geldt niet voor zijn politie-ke overtuiging, seksuele voorkeur of gerechtelijk verleden.De privacywet regelt de registratie en het gebruik van dezegevoelige gegevens strikter dan andere persoonsgegevens.Het gaat om gegevens over ras, politieke opvattingen, gods-dienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen, lidmaat-schap van een vakvereniging, gezondheid, seksuele leven,verdenkingen, vervolgingen, strafrechtelijke of bestuurlijkeveroordelingen. Het is in principe verboden om dergelijkegegevens te verwerken.

PersoonsgegevensEen persoonsgegeven is iedere informatie over een geïden-tificeerd of identificeerbaar natuurlijk persoon (de “betrok-kene” genoemd in de privacywet). Anders gezegd, is eenpersoonsgegeven elk gegeven dat het mogelijk maaktiemand te identificeren. Het kan gaan om de naam van eenpersoon, een foto, een telefoonnummer, zelfs een telefoon-nummer op het werk, een code, een bankrekeningnummer,een e-mailadres, een vingerafdruk…

Het gaat niet alleen over gegevens die te maken hebbenmet de persoonlijke levenssfeer (privacy) van personen,maar ook over gegevens die te maken hebben met het pro-fessionele of openbare leven van een persoon. Er wordtalleen rekening gehouden met de gegevens over eennatuurlijk (fysiek) persoon en niet met de gegevens overeen rechtspersoon of een vereniging (civiele of commerciëlevennootschap of een v.z.w.).

Proportionaliteit(sbeginsel)Het proportionaliteitsbeginsel dat vermeld wordt in de pri-vacywet houdt in dat enkel deze persoonsgegevens mogenverzameld worden die “toereikend, terzake dienend en nietovermatig zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zijworden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt”.Dit houdt in dat enkel relevante en noodzakelijke gegevensmogen verzameld worden. Zo mag een handelaar de naamen het adres van zijn klanten vragen zodat hij facturen kansturen. Hij heeft in principe niet meteen een reden om ookde geboortedatum of het beroep van zijn klanten te vragen.Voor een school is het niet noodzakelijk om naar het loonvan de ouders te vragen. Voor de inschrijving in een open-bare bibliotheek is het niet relevant om ook de burgerlijkestaat te kennen van diegene die zich inschrijft.

Vertrouwelijkheid (informatiebeveiliging)Vertrouwelijkheid is een informatie-eigenschap waardooralleen gemachtigde personen, entiteiten of processen toe-gang hebben tot informatie en waardoor informatie alleenkan worden doorgegeven aan gemachtigde personen, enti-teiten of processen.De mogelijkheid om informatie selectief toegankelijk temaken, moet gegarandeerd worden zolang de informatiebestaat, dat wil zeggen gedurende de verzameling, bewa-ring, verwerking en mededeling ervan. In de praktijk krijgen alleen personen die een functie of pro-fessionele activiteit uitoefenen die toegang tot persoonsge-gevens rechtvaardigt hiervoor een machtiging.

Verwerking van persoonsgegevensEen verwerking van gegevens is elke bewerking of elkgeheel van bewerkingen van persoonsgegevens. Diebewerkingen zijn bijzonder gevarieerd en hebben ondermeer betrekking op de verzameling, bewaring, gebruik, wij-ziging, mededeling van de gegevens.Enkele voorbeelden:

• Een hotel dat de mogelijkheid biedt om via internet tereserveren verwerkt gegevens wanneer het de naamvan de klant, de data en zijn kredietkaartnummer regis -treert.

• De gemeente die de naam van de personen die eenbouwaanvraag indienen, doorgeeft aan een aannemerdie hen reclame wenst toe te zenden, verwerkt ookpersoonsgegevens.

De wet is van toepassing zodra de verwerking van persoons-gegevens gebeurt op een geautomatiseerde manier, zelfsgedeeltelijk. Die geautomatiseerde manier van werkenslaat op alle informatietechnologieën: informatica, telema-tica, telecommunicatienetwerken (internet).De privacywet wordt bijvoorbeeld toegepast op:

• een geïnformatiseerde gegevensbank van een bedrijfwaarin de klanten of de leveranciers geregistreerdstaan;

• de elektronische lijst van de verrichtingen op een bank-rekening;

Page 49: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

• het geïnformatiseerde bestand van het personeel vaneen onderneming of van de kinderen die in een schoolzijn ingeschreven;

• enz… Maar de privacywet is eveneens van toepassing zodra eréén verwerking wordt verricht met een geautomatiseerdmiddel. Bijvoorbeeld:

• Het interimkantoor dat het curriculum vitae van kandi-daten in de geschreven versie bijhoudt maar per faxaan werkgevers toezendt, moet de voorschriften van deprivacywet naleven voor alle bewerkingen die het metcurricula vitae verricht (zoals bewaren, klasseren of ver-zenden van de cv’s).

Wanneer een verwerking van gegevens niet geautomati-seerd wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld op papier of op micro-fiches) moet de wet toch worden nageleefd als die gege-vens zijn opgenomen of zullen worden opgenomen in eenmanueel bestand, dat met specifieke criteria kan geraad-pleegd worden (bijvoorbeeld een alfabetische rangschikkingop naam van de personen).

Vrijstelling van aangifteNiet alle verwerkingen van persoonsgegevens moetenaangegeven worden. Naast manuele verwerkingen (bij-voorbeeld op papier of op microfiche), is een reeks vangeautomatiseerde verwerkingen vrijgesteld van de ver-plichting tot aangifte. Deze worden opgesomd in het uit-voeringsbesluit van 13 februari 2001 en betreffen enkelevan de meest courante verwerkingen (bijvoorbeeld: per-soneelsbeheer, boekhouding, klantenbeheer, loonbe-heer…). De vrijstelling van aangifte betekent evenwelniet dat de andere verplichtingen van de wet niet dienennageleefd te worden.

Voetnoot

(1) 21 JUNI 2002 – wet betreffende de Centrale Raad der niet-confessionele

levensbeschouwelijke gemeenschappen van België, de afgevaardigden en

de instellingen belast met het beheer van de materiële en financiële

belangen van de erkende niet-confessionele levensbeschouwelijke

gemeenschappen.

december 2011 49

Page 50: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald
Page 51: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enneBeroepsgeheim

is geen alibi om misdrijven te verzwijgen

Renaat Landuyt (sp.a) lid Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers,

verslaggever van de Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie,

inzonderheid binnen de kerk, 26 september 2011

december 2011 51

Biechtgeheim is geen beroepsgeheim

Hoe is dit kunnen gebeuren? Waarom is er zo lang gezwegen?In haar zoektocht naar de reden waarom seksueel misbruikbinnen de katholieke kerk zo lang is kunnen gebeuren enwaarom er zo lang over is gezwegen stootte de Bij zondereParlementaire Commissie Seksueel Misbruik al vlug op grotewoorden als “biechtgeheim” en “beroepsgeheim”. Maar watdat beroepsgeheim nu juist inhield en voor wie dat beroeps-geheim er was, bleek minder duidelijk. De “BijzondereCommissie betreffende de behandeling van seksueel mis-bruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzon-derheid binnen de kerk” formuleerde als vaststelling dan ook:

“De bijzondere commissie heeft tijdens de hoorzittingenveel sprekers een standpunt over het beroepsgeheim horeninnemen en vastgesteld dat over de bestaande draagwijdtevan het beroepsgeheim geen overeenstemming bestaat.”

RENAAT LANDUYT

Page 52: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

52 december 2011

De hoorzittingen hadden minstens aangetoond dat één enander niet duidelijk was. Wat of wie onder het beroepsge-heim valt: niemand kon het met zekerheid bepalen. En watmet het biechtgeheim? Is dit een beroepsgeheim of niet?Want is priesterschap wel een beroep? Als het ging over deaansprakelijkheid van de katholieke kerk voor het seksueelmisbruik haastten sommigen zich om er op te wijzen datpriesterschap geen beroep was en de aansprakelijkheidre-gels van de werkgever hier dus niet zomaar konden wordentoegepast. Maar wanneer het biechtgeheim door enkelecommissieleden in vraag werd gesteld, werd maar al tegraag teruggegrepen naar de figuur van het beroepsgeheimom de geheimhouding te rechtvaardigen. Maar is “biecht”niet een specifiek katholiek instituut en geen profaan rech-terlijk instituut? Overigens werd door bisschoppen en schrift-geleerden zelf uitgelegd dat, volgens het canoniek recht,“biecht” meer is dan een luisterend priesteroor achter eenhouten schuif met gaatjes. Het sacrament houdt enige ele-menten in die – het weze herhaald – niet tot het profanerechtshandelen behoren. Het is dus in ieder geval nietzomaar zeker dat een priester met een gewetensprobleem,een priester die dus aangifte zou doen van wat hij in debiecht vernomen heeft, kan worden gestraft op grond vanhet artikel 458 van ons Strafwetboek dat van de schendingvan het beroepsgeheim een misdrijf maakt.

Laat het duidelijk zijn: het biechtgeheim en het beroepsge-heim zijn twee verschillende figuren die niet met elkaarmogen worden verward. Het biechtgeheim is iets van hetcanoniek recht, iets wat geldt binnen de vrije vereniging,maar niet iets dat enige waarde heeft in de (buiten)wereld.Alleen wordt dit onderscheid niet door iedereen even con-sequent gemaakt. Aangezien sommige rechtsgeleerden enrechters priesters ook beschouwen als mensen die eenberoep uitoefenen dat vertrouwensrelaties veronderstelt,worden ze door sommigen wel effectief aanzien als dragersvan een beroepsgeheim. Overigens konden we de discussieover het beroepsgeheim en aangifte van seksueel misbruikook niet uit de weg gaan. Want ook in andere sectoren vande samenleving wordt er seksueel misbruik gepleegd - inscholen en welzijnsorganisaties, al dan niet in katholiekehanden - en ook daar verschuilt men zich al te vaak achterhet beroepsgeheim.

Beroepsgeheim: het biechtgeheim van de 21e eeuw

Het probleem dat ook tijdens de onderzoeksactiviteiten van deBijzondere Commissie werd vastgesteld, was dat het beroeps-geheim (buiten de kerk) de allures had gekregen van hetbiechtgeheim (binnen de kerk). Het beroepsgeheim dreigtvoor de welzijnssector te verworden tot wat het biechtgeheimvoor de katholieke kerk was: absolute geheimhouding waarbijenig doorbreken gelijk staat aan vloeken in de kerk.

Ooit werd de schending van het beroepsgeheim strafbaargesteld omdat men de ongeletterde patiënt wou bescher-

men tegen een mogelijk misbruik door de dokter van watdeze in vertrouwelijke gesprekken van de patiënt had ver-nomen. Zou de dokter deze vertrouwelijke gegevens rond-bazuinen, dan pleegde deze een misdrijf. De hypothese datde dokter hiermee het recht had te zwijgen indien hij in ditgesprek te weten kwam dat de patiënt een misdrijf hadgepleegd, had men toen niet voor ogen. Toen ging men ervanuit dat het logisch was dat in deze gevallen iedereen,dokter of niet, zou spreken. De wet voorzag en voorzietenkel dat ambtenaren misdrijven moeten aangeven, datgetuigen van aanslagen misdrijven moeten aangeven, endat men in noodsituaties iemand moet helpen. Men vondhet niet nodig in de wet te expliciteren dat iemand met ken-nis van een misdrijf daarvan direct aangifte moest doen.Men ging ervan uit dat dit sowieso gebeurde. Daarvoor uit-drukkelijk een strafrechtelijke regel opstellen was dus nietnodig. Nooit ging men er immers van uit dat het verzwijgenvan misdrijven tot de vertrouwelijkheid tussen dokter enpatiënt kon behoren.

De hele discussie over een algemene meldingsplicht ont-stond pas naar aanleiding van de evolutie van dit beroeps-geheim. Vandaag gaat het al lang niet meer enkel over dedokter en zijn patiënt. Tal van andere beroepscategorieënhebben zich een beroepsgeheim aangemeten. Of dit altijdklopt, is lang niet zeker. Dit zou moeten beoordeeld wordentijdens een proces over de al dan niet strafrechtelijke schen-ding van het beroepsgeheim in kwestie. Maar zover komthet zelden. Meestal is er wel één of ander tuchtrecht opge-legd door de beroepsorganisatie die waakt over het respec-teren van het beroepsgeheim.

Met als resultaat dat de figuur van beroepsgeheim een heeleigen leven is gaan leiden. De invulling, de finaliteit ervan,is grondig veranderd. Het gaat niet zozeer meer over debescherming van de privacy van de cliënt, maar over debescherming van het beroep. Op edele wijze wordt dit ver-woord als het algemeen belang dat vereist dat een dokter,advocaat, sociaal assistent zijn werk kan doen. En dit werkkan enkel als er de garantie is dat er een vertrouwensbandis tussen de professioneel en zijn cliënt, wie dit ook magzijn. Dat de drager van het beroepsgeheim hierdoor veelminder druk voelt om zich zorgen te moeten maken over demisdrijven van zijn cliënt, is wel een bijzonder nefast neven-effect. Het leidt tot de logica dat een dokter een gewondeen gewapende bankovervaller kan verplegen, maar hemdaardoor niet meer mag verraden. Tegenstanders van demeldingsplicht zullen dit voorbeeld als absurd bestempelen.Terwijl ze toch maar aannemen dat een dokter die van eencliënt verneemt dat hij zijn kinderen misbruikt zomaar zelfgeen aangifte kan doen. Het beroepsgeheim zou hem datverbieden. Want zonder dat beroepsgeheim, aldus de rede-nering, zou de patiënt zich immers nooit aanmelden bij dedokter en dus een zieke pedofiel blijven, zo luidt de theorie.Met andere woorden, een pedofiel die zich bij de doktermeldt, wordt beschermd. Dat ook het gerecht hierin een rol

Page 53: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

zou kunnen spelen, wordt door zij met een beroepsgeheimveelal vergeten. Na enig aandringen kwam tijdens de hoor-zittingen telkens hun wantrouwen ten opzichte van hetgerecht naar boven. Volgens het heersend vooroordeelbetekent aangifte immers dat de betrokkene toch maar zalworden opgepakt, dat het gezin uit elkaar zou wordengetrokken. Kortom, met het gerecht heb je alleen maarmiserie. Laten we het dus zelf maar oplossen. Ooit werd erbinnen de kerk ook gedacht – soms even ter goeder trouw –dat ze de gevallen van misbruik van kinderen beter zelf zou-den oplossen. Zeg me eens, wat is dan het verschil tussenwat de kerk jarenlang stil heeft gehouden, en waar – terecht –vol verontwaardiging op wordt gereageerd, en het zwijg-recht dat bepaalde dokters en welzijnswerkers zich vandaagtoemeten?

De Bijzondere Commissie Seksueel Misbruik grijpt in

De Bijzondere Commissie betreffende de behandeling vanseksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen eengezagsrelatie, inzonderheid binnen de kerk kon in haar rap-port dan ook niet anders dan het volgende te besluiten:

“Dit (de onenigheid over begrip en inhoud van het beroeps-geheim, n.v.d.r.) neemt niet weg dat het beroepsgeheim alte vaak als alibi heeft gediend voor zwijgen, ook al ging hetom totaal ontoelaatbare feiten ten aanzien van kinderen ofbijzonder kwetsbare personen. De bijzondere commissieerkent het beroepsgeheim, maar wil vooral dat er niet‘schuldig gezwegen’ wordt.”

Daarmee kwam de Commissie tot een compromis tussen zijdie vooral, onder druk van de welzijnssector, het beroepsge-heim verdedigden en zij die binnen en buiten de Commissiepleitten voor een aangifteplicht.

Eerder was reeds – na de onderzoekscommissie Dutroux –in samenspraak met de welzijnssector een spreekrechtvoor houders van een beroepsgeheim ingevoerd. Weze hetbeperkt. Toen werd – zeer beperkt – de mogelijkheid gege-ven aan professionelen om aangifte te doen van seksueelmisbruik van minderjarigen voor zover de minderjarige hetzelf had aangebracht, zelf in gevaar was en voor zover deprofessioneel er zelf niets aan kon verhelpen. Als eendader zelf professionele hulp vroeg en in dit kader feitenbekende, dan viel dit onherroepelijk onder het beroepsge-heim. Als het geen betrekking had op de betrokken min-derjarige maar eventueel op andere kinderen, dan viel ditonder het beroepsgeheim. Als men er zelf iets aan konverhelpen dan viel het onder het beroepsgeheim. Metandere woorden: zwijgen was de regel. Alle middelenwerden ingezet om maar niet naar Justitie te hoeven gaan.Vertegenwoordigers van de welzijnssector zijn dit voor deBijzondere Commissie Seksueel Misbruik in volle ernstkomen verdedigen op een wijze dat de bisschoppen hetniet meer durfden.

Na de Bijzondere Commissie kon men de uitbreiding van hetspreekrecht dan ook niet meer tegenhouden, al bleef heteen scherpe discussie tot aan de stemming van de tekst.Voortaan mag men spreken als gelijk wie, ook de dader, defeiten aanbrengt. Het volstaat nu dat er een gevaar bestaat,niet alleen voor het slachtoffer maar ook voor potentieelnieuwe slachtoffers. En ook de voorwaarde dat de houdervan het beroepsgeheim het probleem eerst zelf moet pro-beren oplossen vervalt. Met andere woorden, als het overseksueel misbruik gaat van minderjarigen worden professi-onelen opnieuw gewone burgers. Aangifte moet niet, maareen persoon in gevaar niet helpen, is strafbaar als schuldigverzuim. De voorstanders van een aangifteplicht, zoalsmezelf, konden over de streep getrokken worden op voor-waarde dat duidelijk onderlijnd werd dat wie door te zwij-gen minderjarigen in gevaar brengt, veroordeeld kan wor-den wegens schuldig verzuim. Dit zou nog eens expliciet inde wet worden opgenomen. Wie bijvoorbeeld verzwijgt datiemand zich schuldig maakt aan seksueel misbruik van min-derjarigen terwijl men weet dat de dader tussen kinderenwerkt, loopt het gevaar te worden veroordeeld wegensschuldig verzuim. Hier kan de professioneel de paraplu vanhet beroepsgeheim niet meer openen.

En juist daarom werd opnieuw – onder druk van de welzijns -lobby – gedebatteerd over de formulering van dit risico – voorde professioneel – inzake schuldig verzuim. De angst om eenaangifte van seksueel misbruik te dwingend te maken wasblijkbaar bijzonder groot. Wat mezelf en verschillende ande-ren een wrange smaak bezorgde. Het is duidelijk dat mennog altijd liever geen feiten aangeeft bij Justitie.

Wantrouwen ten aanzien van Justitie overheerst

Nog steeds staat men zeer huiverig ten aanzien van een stapnaar het gerecht. Waarom? Na enig aandringen in deBijzondere Commissie Seksueel Misbruik stootten we steedsop een fundamenteel wantrouwen in het gerecht. Vele pro-fessionelen willen geen aangifte doen omdat ze meer gelo-ven in het eigen kunnen en vooral niet in de rechterlijke aan-pak. De welzijnssector wil het zelf oplossen. Het gerechtwordt aanzien als een baarlijke duivel die alles om zeephelpt. Nochtans leidt niet elke aangifte tot een hard optreden.Dat zouden zij toch ook moeten weten. De procureur vordertniet altijd zomaar een aanhouding. Onder zijn leiding kaneven goed, kan zelfs best gekeken worden naar een alterna-tieve aanpak. En hierbij is de hulp van de professionelenbroodnodig. Voor zover ze niet opnieuw hun beroepsgeheiminroepen. Want ook op dit punt bestaan heel wat klachten.

Toen de voorzitter van de strafrechtbank in Brussel door deBijzondere Commissie gehoord werd, wees hij op de velemoeilijkheden, zelfs belemmeringen, van zijn werk doordatdoor alle mogelijke assistenten steeds weer het beroepsge-heim werd ingeroepen. Indien een persoon over wiens vrij-heid de strafuitvoeringsrechtbank wil oordelen in therapie is

december 2011 53

Page 54: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

Ant

enne

54 december 2011

bij een welzijnsinstelling dan weigert die instelling informatiete geven over het verloop van de therapie. Data en aanwe-zigheden op therapeutische sessies, dat willen ze nog mee-delen. Maar of die sessies ook hun vruchten afwerpen, datdan weer niet. Beroepsgeheim, zo luidt het. Nochtans gaathet hier over cruciale elementen om te oordelen of iemand aldan niet geschikt is om opnieuw in de maatschappij te func-tioneren. Op deze manier dwingt men het gerecht om blindte werken. Op deze manier verhindert men het alternatiefoptreden onder leiding en controle van het gerecht.

Het probleem zit diep. Om alternatieve maatregelen uit tespreken en vooral uit te voeren doet het gerecht beroep opjustitieassistenten. Welnu, het hoofd van de afdeling justitie-huizen, onder wie de justitie-assistenten ressorteren, her-haalde tijdens haar hoorzitting onverbloemd dat aangezienjustitieassistenten sociaal assistenten zijn, zij een beroepsge-heim hebben. Een rechter of een procureur die een opdrachtgeeft aan een justitieassistent krijgt, omwille van ditberoepsgeheim, niet zomaar alle informatie over de betrok-ken persoon. Zo creëert men risico’s voor de maatschappij.

Op termijn maakt dit elk efficiënt werken onmogelijk. En hetblijft niet beperkt tot seksueel misbruik van minderjarigen.Op tal van terreinen blokkeert dit verkeerd begrepenberoepsgeheim de werking van ons gerecht. Nog tweevoorbeelden als uitsmijter.

Bij de opening van een nieuw initiatief inzake begeleidbezoekrecht van kinderen bij een echtscheiding, toonde eengeëngageerd substituut-procureur zich bijzonder blij met hetinitiatief. Deze instellingen bezorgen de jeugdrechterimmers steeds een goed verslag over het verloop van hetbezoekrecht. In andere gevallen is dit niet altijd zo. Indiende jeugdrechter een beroep doet op een door Vlaanderenerkende welzijnsinstelling voor de begeleiding van de uitoe-fening van bezoekrecht dan wordt hem keer op keer infor-matie geweigerd over het verloop van het bezoekrecht.Reden: het beroepsgeheim van de medewerkers van dedoor Vlaanderen erkende instelling. Enkel de datum en aan-wezigheid van kind en ouder worden vermeld, nooit of hetcontact al dan niet gunstig is verlopen.

Tweede voorbeeld. Op 1 september van ieder jaar houdende procureurs-generaal van het land hun speech om het jaarin te leiden, de Mercuriales. Onder druk van de tijd wordendie van jaar tot jaar scherper en scherper. Minder juridischeigenlijk, en daardoor duidelijker. De hoofdvogel werd ditjaar afgeschoten door de procureur-generaal van Ant -werpen. Samen met advocaat-generaal Van Den Bon had hijhet over het feit dat onze sociale welvaartstaat overbe-vraagd wordt door mensen die daartoe niets hebben bijge-dragen. De tekst was zo scherp dat hij, mede op mijn vraag,leidde tot een extra hoorzitting van de commissie Justitie,Binnenlandse Zaken en Sociale Zaken. Volgens hetAntwerpse parket kan er te weinig worden gecontroleerd.

En één van de redenen voor die gebrekkige controle is datambtenaren van het OCMW te veel en te snel teruggrijpennaar hun beroepsgeheim. Begeleidende diensten weigerenhet parket de ware toestand van hun cliënten mee te delen.

Het is vooral de mentaliteit die moet veranderen

Maar goed, terug naar het pijnlijke probleem van seksueelmisbruik van minderjarigen. Nu de katholieke kerk, onderdruk van de omstandigheden, meer vertrouwen stelt in hethuidig gerecht, mag de welzijnssector niet dezelfde foutengaan maken. Uit de hoorzittingen van de BijzondereCommissie Seksueel Misbruik blijkt dat de kerk grotendeelshaar lesje heeft geleerd, en feiten van seksueel misbruikvoortaan consequent aan Justitie zal melden. De publiekeverontwaardiging over het feit dat dit vroeger niet gebeur-de, is immers groot. Daarom mogen we niet aanvaarden datde welzijnssector zich nu dezelfde rechten zou toedienendie de kerk – terecht – worden ontzegd. Laat ons geen tweekeer dezelfde fout maken. De hulpverlening moet erkennendat Justitie haar werk moet kunnen doen en moet kunnenzorgen voor de veiligheid van iedereen. En dat kan alleenals ze over alle mogelijke elementen beschikt en zelf kanbeslissen welk gevolg wordt gegeven bij een misdrijf.

Laat mij besluiten met de woorden van de voorzitter van de ver-eniging van onderzoeksrechters in de Bijzondere CommissieSeksueel Misbruik. Onderzoeksrechter Karel Van Cauwenberghelegde uit waarom hij voorstander is van een algemene aangif-teplicht: “Mijn overtuiging is inderdaad dat, om te vermijden datdingen toch gestuurd worden op een manier die niet controleer-baar is, het toch beter zou zijn dat de hulpverleningscentra allesdoorspelen zodanig dat ook zo kort mogelijk op de bal kan wor-den gespeeld en dat men geen tijd verliest om te kijken of hetslachtoffer er wel klaar voor is. Alle begrip voor het slachtoffer,maar wij moeten toch ook proberen te vermijden dat er men-sen blijven rondlopen die feiten hebben gepleegd. Anderzijdshebben wij als samenleving een zekere verantwoordelijkheiden ik vind dat wij die verantwoordelijkheid moeten kunnenopnemen en zeggen dat er een slachtoffer is van zeer ernstigefeiten, want wij spreken toch niet over de minste feiten, enmoeten kijken op welke manier wij daarop kunnen reageren. Eris maar één manier, namelijk door het te weten te komen enervoor te zorgen dat die verdachte zo snel mogelijk opgespoordwordt en eventueel voor zijn verantwoordelijkheden geplaatstwordt. Het is ook correct ten opzichte van het slachtoffer en desamenleving om te vermijden dat er nieuwe slachtoffers zou-den vallen. Dat is de enige manier om te kunnen ingrijpen”.

Wettelijk is alles nu voorzien opdat houders van eenberoepsgeheim zonder risico aangifte kunnen doen van sek-sueel misbruik. Waar we nu nog op wachten is een menta-liteitswijziging in de welzijnssector, waarbij zij hun schroomen wantrouwen ten aanzien van Justitie aan de kant kunnenzetten en evolueren naar een werkelijke samenwerking tus-sen het gerecht en de hulpverlening.

Page 55: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

A ankondig ing

Op zaterdag 5 mei 2012 organiseert

deMens.nu (Unie Vrijzinnige Verenigingen vzw)

een symposium, in samenwerking met het

LevensEinde InformatieForum (LEIF) en de

Leerstoel Waardig Levenseinde aan de Vrije

Universiteit Brussel:

2002 ~ 2012: 10 jaar “controversiële” euthanasiewet

Dit symposium zal doorgaan in de KVS te Brussel

MEER INFO: www.deMens.nu

Page 56: Antenne - deMens.nu · 2017. 11. 9. · Antenne Dit artikel is opgenomen in Boek II van het Strafwetboek, gewijd aan de misdrijven en hun bestraffing in het bijzon-der, meer bepaald

huisvandeMens in je buurthuisvandeMens Hasselt A. Rodenbachstraat 183500 HasseltT 011 21 06 54 - F 011 23 55 [email protected]

huisvandeMens LeopoldsburgKoningstraat 49/gelijkvloers3970 LeopoldsburgT 011 51 62 00 - F 011 51 62 [email protected]

huisvandeMens LommelHertog Jan Plein 24 - 3920 LommelT 011 34 05 40 - F 011 34 05 [email protected]

huisvandeMens Maasland Pauwengraaf 633630 MaasmechelenT 089 77 74 21 - F 089 77 74 [email protected]

huisvandeMens Sint-TruidenKazernestraat 10/0013800 Sint-TruidenT 011 88 41 17 - F 011 31 26 [email protected]

huisvandeMens TongerenVlasmarkt 113700 TongerenT 012 45 91 30 - F 012 45 91 [email protected]

PROVINCIE OOST-VLAANDEREN

huisvandeMens Aalst Koolstraat 80-82 - 9300 AalstT 053 77 54 44 - F 053 77 97 [email protected]

huisvandeMens EekloBoelare 131 - 9900 EekloT 09 218 73 50 - F 09 218 73 [email protected]

huisvandeMens GentSint-Antoniuskaai 2 - 9000 GentT 09 233 52 26 - F 09 233 74 [email protected]

huisvandeMens RonseZuidstraat 13 - 9600 RonseT 055 21 49 69 - F 055 21 66 [email protected]

huisvandeMens Sint-NiklaasAnkerstraat 96 - 9100 Sint-NiklaasT 03 777 20 87 - F 03 777 31 [email protected]

huisvandeMens ZottegemKastanjelaan 739620 ZottegemT 09 326 85 70 - F 09 326 85 [email protected]

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT

huisvandeMens HalleMolenborre 28/021500 HalleT 02 383 10 50 - F 02 383 10 [email protected]

huisvandeMens LeuvenTiensevest 403000 LeuvenT 016 23 56 35 - F 016 20 75 [email protected]

huisvandeMens TienenBeauduinstraat 423300 TienenT 016 81 86 70 - F 016 82 40 [email protected]

huisvandeMens VilvoordeFrans Geldersstraat 251800 VilvoordeT 02 253 78 54 - F 02 253 57 [email protected]

PROVINCIE WEST-VLAANDEREN

huisvandeMens BruggeJeruzalemstraat 518000 BruggeT 050 33 59 75 - F 050 34 51 [email protected]

huisvandeMens DiksmuideEsenweg 308600 DiksmuideT 051 55 01 60 - F 051 55 01 [email protected]

huisvandeMens IeperKorte Torhoutstraat 48900 IeperT 057 23 06 30 - F 057 23 06 [email protected]

huisvandeMens KortrijkOverleiestraat 15A8500 KortrijkT 056 25 27 51 - F 056 25 27 [email protected]

huisvandeMens RoeselareGodshuislaan 948800 RoeselareT 051 26 28 20 - F 051 26 28 26 [email protected]

FEDERAAL SECRETARIAATBrand Whitlocklaan 87 1200 Sint-Lambrechts-WoluweT 02 |735 81 92 - F 02 |735 81 [email protected]

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

huisvandeMens BrusselStalingradlaan 18-20 - 1000 BrusselT 02 242 36 02 - F 02 242 56 [email protected]

huisvandeMens JetteJetse laan 362 - 1090 JetteT 02 513 16 33 - F 02 420 42 [email protected]

PROVINCIE ANTWERPEN

huisvandeMens AntwerpenJan Van Rijswijcklaan 96 - 2018 AntwerpenT 03 259 10 80 - F 03 259 10 [email protected]

huisvandeMens AntwerpenBreughelstraat 60 - 2018 AntwerpenT 03 227 47 [email protected]

huisvandeMens HerentalsLantaarnpad 20 - 2200 HerentalsT 014 85 92 90 - F 014 85 44 [email protected]

huisvandeMens LierBegijnhofstraat 4 - 2500 LierT 03 488 03 33 - F 03 488 03 [email protected]

huisvandeMens Mechelen Hendrik Consciencestraat 92800 MechelenT 015 45 02 25 - F 015 43 55 [email protected]

huisvandeMens MolLaar 2 bus 3a - 2400 MolT 014 31 34 24 - F 014 31 34 [email protected]

huisvandeMens Turnhout Begijnenstraat 53 - 2300 TurnhoutT 014 42 75 31 - F 014 42 54 [email protected]

PROVINCIE LIMBURG

huisvandeMens BilzenKlokkestraat 4 bus 1 - 3740 BilzenT 089 30 95 60 - F 089 56 57 [email protected]

huisvandeMens BreeOpitterstraat 20 - 3960 BreeT 089 73 05 00 - F 089 73 05 [email protected]

huisvandeMens GenkBochtlaan 16 bus 6 - 3600 GenkT 089 51 80 40 - F 089 51 80 [email protected]