Akkerland 2013

44
Tijdschrift voor de Nederlandse Akkerbouw Werken aan zorgvuldige overdracht of afbouw van taken productschap AUGUSTUS 2013 PRODUCTSCHAP AKKERBOUW

description

Tijdschrift voor de Nederlandse Akkerbouw uitgegeven door het Productschap Akkerbouw.

Transcript of Akkerland 2013

Page 1: Akkerland 2013

AKKERLAND | 1

Tijdschrift voor de Nederlandse Akkerbouw

Werken aan zorgvuldigeoverdracht of afbouw

van taken productschap

AUGUSTUS 2013

PRODUCTSCHAP AKKERBOUW

Page 2: Akkerland 2013

2 | AKKERLAND

INHOUD

04 Werken aan zorgvuldige overdracht of afbouw van taken

06 Kennisprogramma Productschap Akkerbouw

08 Masterplan Mineralenmanagement

10 Actieplan Aaltjesbeheersing

12 Kiemkracht: game-changing innovaties voor de akkerbouw

15 Rassenonderzoek, basis voor een objectieve voorlichting over nieuwe rassen

16 Nieuwsbrief Water ABC

18 Project effectief middelenpakket

20 Teeltvoorschriften

32 Nieuwsbrief Stof? Pak ´t aan!

34 Bepalen de ontwikkelingen in China de Nederlandse graanprijzen?

36 Aardappel- en uienmarktinformatie voor telers

38 Aardappelprijsinformatiesysteem komende maanden vrij beschikbaar

40 De ongelofelijke vlasoogst

41 Kwaliteitsimpuls voor akkerbouwonderwijs

Voorwoord

Hierbij treft u de vijfde en tevens laatste jaargang van ‘Akkerland’ aan, het magazine van het Productschap Akkerbouw (PA) voor de telers.

De afgelopen jaren gaf Akkerland u altijd een terugblik op de activiteiten van PA. Op die manier kon u zien wat er met de door PA geïnde heffingen was gedaan. Ook kon u in Akkerland lezen over de plannen van PA voor de toekomst. Dit keer is dat anders.

De komende periode zal namelijk in het teken staan van de afbouw en beëindiging van het productschap. Een periode waarin we zorgvuldig de ons toegewezen taken zullen blijven uitvoeren, maar ook een periode waarin binnen het productschap geen ruimte meer is voor de ontwikkeling van nieuwe activiteiten voor de toekomst. In deze Akkerland dus geen blik naar voren.

Ik vind het mooi om te zien dat de akkerbouwsector zoekt naar nieuwe mogelijkheden om het gat te vullen dat straks ontstaat bij het wegvallen van PA. Zo is er bijvoorbeeld het voornemen van de LTO-vakgroep akkerbouw en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) om een producentenorganisatie op te richten. Met zo’n organisatie kan, met behulp van een juist pakket aan teeltvoorschriften, de vaktechnische kennis- en kwaliteitsvoorsprong van de Nederlandse akkerbouw behouden blijven. Inmiddels is duidelijk dat het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid de ruimte biedt voor het opzetten van dergelijke producentenorganisaties. Het komende jaar zal moeten blijken hoe dit uitgewerkt kan worden voor en door de akkerbouwsector.

Als voorzitter ben ik trots op mijn medewerkers die zich ondanks de naderende beëindiging van het productschap blijven inzetten voor al die verschillende activiteiten op het gebied van plantgezondheid, voedselveiligheid en marktinformatie. Ook ben ik trots op al die akkerbouwers die rechtstreeks of via hun bestuurders zoeken naar nieuwe manieren voor het invullen van taken die voorheen door of via het productschap werden opgepakt.

Als productschap staan we ook in deze laatste fase van onze organisatie klaar om u te ondersteunen bij uw activiteiten als akkerbouwer. Dat blijft belangrijk. Want uiteindelijk gaat het er om dat u als akkerbouwers zo goed mogelijk aan de toekomst kunt bouwen.

Ik hoop dat de onderwerpen in dit magazine u aanspreken en inspireren. Natuurlijk zijn we nieuwsgierig naar uw reacties. U kunt ze per mail aan ons doorgeven ([email protected])

Ik wens u veel plezier met het lezen van Akkerland.

Renée BergkampVoorzitter Productschap Akkerbouw

Page 3: Akkerland 2013

AKKERLAND | 3

Page 4: Akkerland 2013

4 | AKKERLAND

ONTWIKKELINGEN PBO

Haanstra vindt het nog steeds

ongelofelijk dat de productschappen

verdwijnen. “Een productschap is

een uniek instrument. Kijk naar het

Productschap Akkerbouw. In de

Commissie Teeltaangelegenheden zijn

de akkerbouwers vertegenwoordigd,

via de LTO vakgroep Akkerbouw en de

Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV).

Er gaat geen rekening de deur uit of de

akkerbouwers hebben die goedgekeurd.

Hetzelfde geldt voor de regelingen. En

dat is straks weg! Ik voel nog steeds

boosheid; het huidige platform voor de

agribusiness gaat weg en daarover is

geen discussie meer mogelijk.”

Dat de regels en verordeningen van

het productschap vanuit de sector

zelf kwamen, had volgens Haanstra

twee grote voordelen. “Ten eerste

zijn de regels daardoor praktisch. Als

akkerbouwers zelf hebben meegedacht

over de invulling, dan kun je er rustig

van uitgaan dat ook hun collega’s er op

hun bedrijven goed mee uit de voeten

kunnen. Het tweede voordeel van

met elkaar afspraken maken is dat er

draagvlak is.”

Uiteindelijk hangen die twee ook met

elkaar samen; voor praktische regels

is meer draagvlak. “En daarmee is de

kans groter dat iedereen zich daaraan

houdt. Daar gaat het om. Dat maakt de

handhaafbaarheid ook gemakkelijker.”

Zorgvuldige overdracht in belang van

overheid en bedrijfsleven

Dat het productschap straks niet meer

bestaat betekent, dat het werk van het

productschap dit jaar vooral bestaat

uit het zorgvuldig overdragen van de

taken aan andere partijen. Secretaris

Matthé Elema weet dat voor een bepaald

aantal taken geld is gereserveerd in

de begroting van het Ministerie van

Economische Zaken (EZ). “Eerst is een

taakanalyse uitgevoerd. Welke taken

van het productschap zijn werkelijk

publiek en behoren dus bij de overheid?

En welke taken zijn een zaak van het

bedrijfsleven?”

Onduidelijk is nog wanneer de overheid

de publieke taken van het productschap

overneemt. Gedacht wordt dat dat

vanaf 1 januari 2014 zal gebeuren.

Niet alleen EZ neemt taken over, er

gaan waarschijnlijk ook taken naar

de Nederlandse Voedsel en Waren

Autoriteit (NVWA) en het Ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

(VWS).

Ondertussen zoekt het bedrijfsleven

naar mogelijkheden om een deel

van de activiteiten die niet naar het

ministerie gaan voort te zetten. Zo

hebben de LTO-vakgroep akkerbouw

en de NAV het voornemen om

een producentenorganisatie op

te richten. Met zo’n organisatie

kan de vaktechnische kennis-

en kwaliteitsvoorsprong van de

Nederlandse akkerbouw ook in de

toekomst behouden blijven. De

producentenorganisatie moet het

gat opvullen dat ontstaat als het

Productschap Akkerbouw stopt.

Haanstra: “De producentenorganisatie

moet zich vooral gaan bezighouden met

uitvoerende taken. Teeltmaatregelen

en onderzoek op het gebied van

plant- en bodemgezondheid zijn van

groot belang voor de hele sector.

Bij sommige taken, waar een groot

draagvlak voor is, hebben we een

algemeenverbindendverklaring van de

overheid nodig.” De samenwerking met

de NAV is een logische keuze volgens

Haanstra. “We hebben altijd uitstekend

samengewerkt en kunnen het goed met

elkaar vinden.”

Het is een spannend jaar. Welke werkzaamheden van het Productschap Akkerbouw worden voortgezet en waar worden

ze dan ondergebracht? “De teeltverordeningen moeten beslist blijven”, zegt Jaap Haanstra, voorzitter van de Commissie

Teeltaangelegenheden. “Dat zijn regels die bijdragen aan het in stand houden van de Nederlandse exportpositie. Ook

collectief onderzoek moet behouden blijven. Die beide zaken zijn voor de hele akkerbouwsector belangrijk.”

Jaap Haanstra en Matthé Elema betreuren verdwijnen productschappen

‘We werken aan zorgvuldige overdracht of afbouw van taken’

Jaap Haanstra en Matthé Elema (rechts).

Page 5: Akkerland 2013

AKKERLAND | 5

ONTWIKKELINGEN PBO

Bedrijfsleven

Dat de overheid zich niet gaat

bezighouden met marktinformatie en

sectorpromotie, dat ligt voor de hand.

Daarvoor moet het bedrijfsleven zelf

oplossingen bedenken. “Als dat niet

meer collectief wordt gefinancierd, is dat

lastig”, zegt Haanstra daarover. “Ieder

individu is gebaat bij sectorpromotie,

maar we verliezen nu de mogelijkheid

om de rekening daarvan eerlijk over alle

bedrijven in de sector te verdelen.

Maar het is ook vrij logisch dat

marktinformatie en sectorpromotie geen

overheidstaak is, geeft Haanstra toe.

“Dus moeten we kijken hoe we dat toch

kunnen voortzetten na 2013.” Voor een

deel passen de werkzaamheden goed bij

de op te richten producentenorganisatie.

“Markt- en prijsinformatie zou daar

bijvoorbeeld passen. Of misschien

zien commerciële partijen er brood in

om de marktinformatie over te

nemen.” Ook deze taken die bij het

bedrijfsleven horen, zijn geanalyseerd

om ze zo zorgvuldig mogelijk te kunnen

overdragen.

Collectief werkt

Onafhankelijk onderzoek en

verordeningen op het gebied van

plantgezondheid zijn volgens Haanstra

zowel voor de sector als voor de

overheid van belang. “Het is niet

voor niets dat we dat als collectief

in het leven hebben geroepen”, zegt

de akkerbouwer. “Stel je voor dat

de verplichte rotatie van 1 op 3 bij

aardappelen verdwijnt en je buurman

besluit twintig jaar lang aardappelen te

telen op hetzelfde perceel. Het klinkt

absurd, maar dat kan in principe. Wat

betekent dat voor het risico op aaltjes in

zijn product en wat betekent dat voor de

positie van Nederland als exportland van

pootgoed, consumptieaardappelen, uien,

bloembollen en ander materiaal?” De

belangen van Nederland als exportland

zijn zo groot, dat voor de akkerbouw

regels en voorschriften moeten blijven

gelden, vindt Haanstra.

De verordeningen zijn bovendien

bewezen effectief. “De verordening voor

knolcyperus is een goed voorbeeld.

Dat kwam in de jaren tachtig van de

vorige eeuw op. Het onkruid kon zich

razendsnel verspreiden en bestrijden

was vrijwel niet mogelijk. Nu speelt het

probleem hier en daar nog wel, maar we

liggen er niet meer wakker van. Hadden

we toen geen verordening in het leven

geroepen, dan hadden de Nederlandse

akkers nu onder de knolcyperus

gezeten”, zegt Haanstra stellig.

Ook zaken als het afdekken van

aardappelafvalhopen, de verplichting om

goedgekeurd pootgoed te gebruiken,

de bestrijding van valse meeldauw in

uien en de spuitkeuring zijn geregeld

in de teeltvoorschriften. “Het zijn

allemaal belangrijke onderwerpen

voor de akkerbouw”, zegt Elema.

Niet alleen in Nederland, want België

is bijvoorbeeld geïnteresseerd in de

aanpak van Phytophthora zoals wij

dat via het Masterplan Phytophthora

hebben georganiseerd en onze

spuitkeuring is opgenomen in Europese

regelgeving inzake duurzaam gebruik

van gewasbeschermingsmiddelen. “Wat

ook pleit voor dergelijke verordeningen:

er gaat niet veel geld in om, er werken

weinig mensen aan maar de effecten zijn

groot”, weet Elema.

Page 6: Akkerland 2013

6 | AKKERLAND

Mengsel voor vandaag, morgen en 2030Het PA draagt in 2013 ruim 2,5 miljoen euro bij aan

onderzoek en kennisverspreiding. Hiervan is tweederde deel

gericht op de korte en middellange termijn en eenderde

deel op de lange termijn.

Bij de middellange en lange termijn moet u denken aan

het Masterplan Mineralenmanagement, het Actieplan

Aaltjesbeheersing en Kiemkracht. Hierover kunt u in andere

artikelen in deze Akkerlanduitgave het nodige lezen.

Bij de kortere termijn gaat het vooral om onderwerpen die

via de onderzoeksprogrammering naar boven komen. In de

overzichten van vorig jaar afgeronde projecten en dit jaar

gestarte projecten ziet u deze aandacht voor de korte en

middellange termijn toegelicht.

Ook uw kenniswensen kunnen opgenomen worden in het

programma, maar dan moet u deze wensen wel kenbaar

maken! Op de PA-website (www.productschapakkerbouw.nl,

en dan onder teelt->onderzoek->programmering), vindt u

daarvoor informatie.

KennisakkerMeer informatie over onderzoeksprojecten van het PA en de

resultaten ervan vindt u vooral op www.kennisakker.nl en in

de landelijke en regionale vakbladen.

TopsectorenIn 2011 heeft de overheid het bedrijvenbeleid aangepast.

De overheid wil 9 topsectoren waarin Nederland

wereldwijd uitblinkt nog sterker maken. Om dat te

bereiken zijn overheid, bedrijfsleven, universiteiten en

onderzoeksorganisaties samen gaan werken aan kennis en

innovatie.

Afgeronde projecten (2012)

• Vermeerderingzetmeelaardappelrassenvoorpootgoed

• Bestrijdingvanresistentemelganzevoet

• Bonenspintmijtinaardappel

• Schemabodemplagen

• Transportvanvirusindeaardappelplant

• Werkingcombinatiemiddelenbijrijenbehandeling

• Sclerotiniainaardappel

• EffectvanContansenShirlanopSclerotiniain

zetmeelaardappel

• Koprotinuien

• Ontsmettingtegenringrot

• WaterABC

Gestarte projecten (2013, excl. Masterplan

Mineralenmanagement, Actieplan Aaltjesbeheersing en

Kiemkracht)

• Rasvolgordezaaiuienopzand-enlössgrond

• Energiebesparingbijbewaringakkerbouwproducten

• Duurzameonkruidbestrijdingbijniet-kerende

grondbewerking

• Aarfusariuminbrouwgerst

• Quickscanemissiereducerendetechnieken

• Gezondheidsrisico’svangewasbeschermingsmiddelen

• BeheersingvanAlternariainaardappel

• VervolgonderzoekDeltaplanErwiniaC

Onderzoek voor rendabele en duurzame kennisHet kennisprogramma van het Productschap Akkerbouw (PA) is een mengsel van on-

derzoeks- en voorlichtingsprojecten, gericht op de vragen van vandaag tot innovaties voor

het jaar 2030. Zo werkt de akkerbouwsector aan een duurzaam rendement op de korte en

lange termijn en is er voor iedereen iets interessants te vinden.

Met het topsectorenbeleid is de rol van het bedrijfsleven bij de aansturing van door de

overheid gefinancierd onderzoek veel groter geworden. Het PA coördineert de inbreng

vanuit de akkerbouwketens.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Page 7: Akkerland 2013

AKKERLAND | 7

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Eind 2012 hebben de Productschappen Akkerbouw

en Tuinbouw samen met ketenpartners publiek-private

samenwerkingsverbanden uitgewerkt en ingediend

voor de onderwerpen bodem, kleinschalige bio-

raffinage, precieze data voor de keten, het nieuwe doen

in plantgezondheid en fytosanitaire robuuste ketens.

Deze samenwerkingsverbanden zijn, met uitzondering

van precieze data voor de keten, goedgekeurd door de

topsectoren.

Belangrijke onderzoeksthema’s voor de akkerbouwsector

zijn zodoende goedgekeurd en daarmee zal fundamenteel

en toegepast onderzoek voor de akkerbouwsector, een

belangrijke basis voor innovatie, worden voortgezet.

Hoe na het afschaffen van de productschappen

met de (financiering van de) goedgekeurde

samenwerkingsverbanden zal worden omgegaan, is op dit

moment onduidelijk. Ook de overheid heeft geconstateerd

dat er een fors probleem voor de topsectoren dreigt te ont-

staan en heeft toegezegd hierop tijdig te zullen reageren.

MEER INFORMATIEOnderzoeksprojecten van het PA en de resultaten ervan

vindt u op www.kennisakker.nl,

www.producschapakkerbouw.nl en in de landelijke en

regionale vakbladen.

U kunt ook contact opnemen met Tjitse Bouwkamp:

T 079 3687513

E [email protected]

Kees van Dijk

‘Onderzoek moet onafhankelijk zijn’

Onafhankelijk onderzoek heeft de Nederlandse landbouw op het

huidige hoge niveau gebracht, stelt Kees van Dijk, akkerbouwer

inDeHeen.“HetProductschapAkkerbouw(PA)coördineertde

onderzoeken. Dat is een groot goed. Dat kunnen we beslist niet

missen als we die voorsprong willen vasthouden.”

Van Dijk: “Alle onderzoek dat via het PA loopt en waaraan wij als

akkerbouwers meebetalen, is onafhankelijk. Dat betekent dat

alle uitkomsten worden gepubliceerd, ongeacht of het onderzoek

positieve of negatieve resultaten heeft opgeleverd. Belangrijk,

want onderzoek levert altijd kennis op. Ook als het mij niet

meteen een pasklaar antwoord geeft voor het probleem op mijn

bedrijf.”

Daarnaast wordt ook onderzoek uitgevoerd waar marktpartijen

niet direct op zitten te wachten, zoals de vergelijking van

bewaarstrategieën, zegt Van Dijk. “Een voordeel is ook dat wij

als telers zelf onderzoeksvragen kunnen indienen. We bepalen

dus zelf wat er wordt onderzocht.”

Als de collectieve financiering van onderzoek wegvalt, zal niet

alle onderzoek verdwijnen. “Fabrikanten en handelaren van

gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen en dergelijke

doen ook zelf onderzoek”, zegt Van Dijk. “Het grote verschil

met het onderzoek onder PA-vlag is dat het geen onafhankelijk

onderzoek is. Over de kwaliteit van het onderzoek kun je

discussiëren; hoe is de opzet van de proef, hoe lang loopt het,

hoe gaat de beoordeling. Maar belangrijker vind ik dat wij als

akkerbouwers nooit zullen weten of we wel alles te horen krij-

gen. Vertellen ze ons alle resultaten of alleen die resultaten die

de financiers van het onder-zoek goed uitkomen? De uitkomsten

die hen niet passen, kunnen ze immers in de kast leggen. Dat is

ondenkbaar bij onafhankelijk onderzoek.”

Kennisakker

De resultaten van de collectief gefinancierde onderzoeken

worden onder meer via Kennisakker openbaar gemaakt. Van Dijk

bezoekt de website geregeld. “Voor rassenkeuze bijvoorbeeld,

of ik zoek gericht een bepaald onderzoek. En als ik eenmaal op

de site zit, dan zit ik er vaak lang achter. Een uurtje is zomaar

voorbij”, zegt de akkerbouwer. “Wat op de site staat, heeft

waarde. Het is interessant. Voor mij is het een mooie manier om

bij te blijven, om de ontwikkelingen te volgen.”

INTERVIEW

Page 8: Akkerland 2013

8 | AKKERLAND

Het MMM is opgedeeld in vijf

hoofdthema’s, namelijk: (1) timing en

management van mineralen, (2) vitale

bodem, (3) mineralen en klimaat/

energie, (4) mineralenkringlopen

en (5) communicatie. Naast de

genoemde hoofdthema’s valt het

lopende bemestings-, bodem- en

wateronderzoek van het PA onder de

paraplu van het MMM.

In 2012 heeft de Commissie

Teeltaangelegenheden besloten om

in 2012 en 2013 een extra heffing van

€ 1,50 per hectare op te leggen ten

behoeve van het MMM. Na 2013 zakt de

begroting, conform afspraak, weer terug

naar het oude niveau. Het MMM loopt in

principe door tot en met 2015, maar met

het oog op het Regeerakkoord is het

aannemelijk om te stellen dat 2013 het

laatste jaar wordt voor het MMM. Het is

in 2013 dus zaak om alle ontwikkelde

kennis te verzilveren.

Met het extra budget in 2012 en

2013 zijn veel projecten uitgevoerd

op het gebied van organische

mest, stikstofbijmestsystemen,

rijenbemesting, bodemverbeteraars,

fosfaatbenutting, groenbemesters,

organische stof en de daaraan

gerelateerde stikstofmineralisatie. Vanuit

het laatstgenoemde onderwerp is een

rekenmodule ontwikkeld. Deze rekentool

kan ingezet worden als hulpmiddel bij

het plannen van de N-bemesting. Hierbij

wordt zo nauwkeurig mogelijk rekening

gehouden met de stikstoflevering uit

de bodemorganische stof en uit de

verschillende bemestingen in de loop

van het groeiseizoen. Door hier rekening

mee te houden kunt u besparen op

stikstof. Het mes snijdt daarbij aan twee

kanten: (1) u bespaart op uw stikstofgift

en (2) u reduceert de N-uitspoeling. De

rekenmodule is (als Excel 2007 bestand)

te downloaden op Kennisakker.nl.

Daarnaast heeft het MMM in

2012 een belangrijke rol gespeeld

in het topsectorenbeleid. In dit

topsectorenbeleid wordt gestreefd

naar publiek-private samenwerking.

Derhalve heeft het MMM, samen

met ketenpartijen, haar private inzet

ingeschreven in een publiek-private-

samenwerking: PPS Bodem. De

PPS Bodem is in december 2012

goedgekeurd en dat betekent dat het

Ministerie van Economische Zaken

eenzelfde inzet (circa 2,3 miljoen euro)

voor bodemonderzoek reserveert. Een

mooi resultaat, want goed bodem- en

bemestingsonderzoek is in ieders

belang.

Daarnaast heeft het PA inhoudelijke

steun gegeven aan de PPS Kleinschalige

Bioraffinage. Deze PPS sluit aan op

de biobased economie. De primaire

sector is, als producent van biobased

grondstoffen, namelijk onderdeel van

(nieuwe) biobased ketens. Het is in

deze ketens belangrijk dat telers een

goede vergoeding ontvangen voor

hun biobased grondstoffen, waarbij

ook rekening is gehouden met keuzes

op het gebied van bijvoorbeeld

bodemvruchtbaarheid. Alle biomassa

(en daarmee de organische stof)

zomaar afvoeren is niet altijd wenselijk.

Bovendien moet het te telen biobased

gewas passen in het bouwplan. Hier

liggen de uitdagingen waar de PPS

Kleinschalige Bioraffinage aan gaat

werken.

Tenslotte heeft de beoogde

samenwerking met het Platform

Biodiversiteit, Ecosystemen en

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Masterplan MineralenmanagementOm de voedselzekerheid nu en in de toekomst te waarborgen zijn LTO Nederland, de Nederlandse Akkerbouw

Vakbond en het Productschap Akkerbouw (PA) gestart met het Masterplan Mineralenmanagement (MMM).

Met het MMM streeft de akkerbouw naar een emissieneutrale akkerbouw in 2030 waarbij de bijdrage van het

landbouwkundig handelen (lees: de verliezen van nutriënten naar bodem, water en lucht) niet hoger is dan de

emissie op onbemeste gronden, met maximaal rendement en maximaal gebruik van biodiversiteit.

Page 9: Akkerland 2013

AKKERLAND | 9

Economie de afgelopen maanden

concreet gestalte gekregen. In overleg

zijn er twee projecten uitgewerkt die het

nut en de noodzaak van biodiversiteit

helder over het voetlicht brengen, met

focus op het gebruik van praktische

handvatten voor de teler. Want

(bodem)biodiversiteit is belangrijk,

maar we weten nog niet goed wat

we er mee kunnen/moeten. De twee

uitgewerkte projecten dragen bij aan de

kennisontsluiting en kennistoepassing

rondom bodembiodiversiteit in de

Nederlandse akkerbouw en worden

voorzien van 50% cofinanciering vanuit

het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen

en Economie.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

MEER INFORMATIEAlle informatie, waaronder rapporten,

brochures en vakbladartikelen, is te

vinden op www.kennisakker.nl

(klik op het logo ‘Masterplan

MineralenManagement’) of neem

contact op met Tjitse Bouwkamp,

T 079 - 368 7513,

E [email protected].

‘Optimale teelt met minder mineralen’

De bemesting moet anders, weet Roel

Hesselmans. Zijn akkerbouwbedrijf in

Diessen is een demobedrijf van het project

‘Van papier naar praktijk’. Dat betekent dat

Hesselmans zoekt naar het optimaliseren

van de mineralenstroom. Het is een

driejarig project dat in 2012 is begonnen.

Dat de bemesting gaat veranderen,

staat voor Hesselmans vast. “Dit project

stimuleert om ermee aan de slag te gaan

terwijl deskundigen meekijken. Mijn

voorwaarde is dat de teelt optimaal blijft. Ik

kan me niet veroorloven om opbrengst te

laten liggen. En de kennis moet openbaar

zijn. Daar komen we allemaal verder mee.”

In de regio bestaat de bemesting vooral uit

dierlijke mest, aangevuld met kunstmest.

Hesselmans gebruikt nu dierlijke mest in

combinatie met mineralenconcentraat.

Mineralenconcentraat is een product van

mestscheiding en bevat relatief weinig

fosfaat. Dat past goed. “De fosfaatgehalten

zijn hier in Midden-Brabant hoog. Ik

mag dit jaar maximaal 55 kilo fosfaat

toedienen”, zegt Hesselmans.

Nauwkeurig bemestingsplan

Hesselmans laat voorafgaand aan de teelt

alle percelen bemonsteren. De helft van

zijn areaal bestaat uit huurpercelen en

ook daar laat hij monsters nemen. Samen

met Henry van den Akker van DLV Plant,

begeleider vanuit het project, stelt hij

daarna een bemestingsplan op. Tijdens de

teelt controleert hij de aardappelen eens

per week met de bladsapmethode, zodat

hij tijdig kan bijsturen. “Daar heb ik een

goed gevoel bij.”

Of mineralenconcentraat in de

mineralenboekhouding meetelt als

kunstmest of als dierlijke mest, mag

Hesselmans kiezen. Als hij kiest voor

dierlijke mest, dan telt de stikstof voor 80

procent mee, met een maximum aanvoer

van 170 kilo uit dierlijke mest. “Hoe ik het

laat meetellen, moet ik vooraf aangeven

via Dienst Regelingen”, zegt Hesselmans.

“Wat het beste past, blijkt vooraf uit mijn

bemestingsplan. Dat plan gaat uit van een

optimaal mineralengebruik.”

In het concentraat zit weinig organische

stof. “Compost compenseert dat

ruimschoots. Op mijn eigen grond is dat

een goede optie”, vindt Hesselmans. Voor

de huurpercelen is compost een dure

keuze. “Bovendien, vaak is dat gescheurd

grasland. Dat bevat vaak al relatief veel

organische stof.”

Roel Hesselmans

INTERVIEW

Page 10: Akkerland 2013

10 | AKKERLAND

Vanuit het Actieplan Aaltjesbeheersing

is de belangrijkste informatie voor

een aaltjesbeheersingsstrategie

uitontwikkeld en praktijkrijp gemaakt.

Er zijn grote stappen gemaakt,

voor zowel de boer als de adviseur.

De aaltjesmanagementbrochure

bundelt bijvoorbeeld alle relevante

informatie en op Kennisakker.nl zijn de

onderzoeksrapporten te vinden. Tevens

is er, via het kennisoverdrachtproject

‘Aaltjeswijzer’, sterk ingezet op

kennisoverdracht. Het doel van

Aaltjeswijzer is om de problematiek

en de oplossingsrichtingen uniform

en helder te communiceren, zodat

telers en adviseurs eenduidig

worden geïnformeerd over de

aaltjesproblematiek.

Ondanks alle beschikbare informatie

blijkt dat het gesprek over schadelijke

aaltjes tussen teler en adviseur nog niet

altijd wordt gevoerd. Is dat omdat de

problematiek te complex is of omdat er

in veel gevallen geen bouwplan is samen

te stellen waar de schadelijke aaltjes

geen rol meer spelen? Desalniettemin

is de overtuiging bij Praktijkonderzoek

Plant en Omgeving (Wageningen

UR) dat een goede invulling van het

bouwplan resulteert in minimaal 15%

opbrengststijging. Een goede invulling

van het bouwplan, rekening houdend

met populaties schadelijke aaltjes, kan

dus zeker bijdragen aan de verbetering

van het saldo! Het is daarom nuttig om

eens het gesprek aan te gaan met de

bedrijfsadviseur.

Daarbij is het belangrijk dat u beiden

goed inzicht heeft in de (probleem-)

percelen. Begin daarom altijd met een

goede bemonstering. In de brochure

‘bemonsteren op aaltjes - doe het

met regelmaat’ (te downloaden op

Kennisakker.nl) staan in het kort de

belangrijkste zaken om u te helpen

bij uw keuzes en afwegingen met

betrekking tot het (laten) bemonsteren.

Vanuit de grondanalyses kan vervolgens

worden afgeleid welke keuzes er binnen

een aaltjesbeheerssingstrategie mogelijk

zijn.

In 2012 is de tweede fase van het

Actieplan Aaltjesbeheersing door de

Commissie Teeltaangelegenheden

financieel en economisch goedgekeurd.

Tevens heeft de Commissie

Teeltaangelegenheden besloten om in

2013 een nieuwe fase van het Actieplan

Aaltjesbeheersing te starten. In deze

derde fase komt nog meer focus op

kennisoverdracht te liggen. Deze

derde fase is in principe aangegaan

voor de periode 2013-2015, maar met

het oog op het Regeerakkoord is het

aannemelijk om te stellen dat 2013 het

laatste jaar wordt voor het Actieplan

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Het Actieplan AaltjesbeheersingDe belangrijkste doelstelling van het Actieplan Aaltjesbeheersing is het waarborgen van de continuïteit

van teelten voor de land- en tuinbouw in Nederland. De (economische) schade door aaltjes in de

teelten moet zoveel mogelijk worden voorkomen of geminimaliseerd. De schade kan een gedeeltelijke

afkeuring zijn met een lagere prijs of een volledige misoogst. De schadebedragen kunnen oplopen

tot wel € 3.000,- per hectare.

Page 11: Akkerland 2013

AKKERLAND | 11

Aaltjesbeheersing. In 2013 moet het

actieplan dus oogsten!

Momenteel wordt daarom hard

gewerkt aan een aaltjes-tipkalender.

Deze digitale tipkalender moet per

periode inzichtelijk maken welke

maatregelen welk effect hebben op de

aaltjesbeheersingsstrategie. Hiermee

komt in 2013 weer een praktisch

hulpmiddel beschikbaar.

Daarnaast wordt vanuit het actieplan,

in nauwe samenwerking met het

Masterplan MineralenManagement,

gekeken naar de mogelijkheden voor

een breder bodemkwaliteitsplan:

een (in beginsel) simpele set van

bodemindicatoren die u helpen met

het handhaven en/of verbeteren van de

bodemvruchtbaarheid, vanuit biologisch,

chemisch en fysisch perspectief.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

MEER INFORMATIEAlle informatie, waaronder

rapporten, brochures en

vakbladartikelen, is te vinden op

www.kennisakker.nl (klik op het

logo ‘Actieplan Aaltjesbeheersing’)

of neem contact op met Tjitse

Bouwkamp, T 079 - 368 7513,

E [email protected].

Page 12: Akkerland 2013

12 | AKKERLAND

AgroBot-SmartBot

ArgoBot-SmartBot is een Europees

INTERREG IVa project dat in het

Nederlands-Duits grensgebied

plaatsvindt. Om een effectieve en

duurzame landbouw in de toekomst

te garanderen, stimuleert Kiemkracht

het gebruik van kleine lichte robots in

het open veld. In het Agrobot project

werken de volgende partners samen:

Grimme, Amazone, Strautmann, Tyker

Technology, Axum Engineering, WUR,

DFKI, Hochschule Osnabrück, DLV-Plant

en Productschap Akkerbouw. De weg

naar de uiteindelijke Smartbot is lang

maar er zijn binnenkort veelbelovende

ontwikkelingen te verwachten. De

eerste is een ‘vogelverschrik-robot’,

een langgekoesterde wens van veel

akkerbouwers in de buurt van de

kust. De tweede is de realisatie van

een ‘wied-en aardappelopslagrobot’.

De biologische teelt heeft een grote

behoefte aan het automatiseren van

mechanische onkruidbestrijding.

De derde ontwikkeling is een lichte

kleine suikerbietenrooier. Kiemkracht

heeft samen met studenten van de

Rijksuniversiteit Groningen en het

DFKI (Deutsche Forschungszentrum

für künstliche Intelligenz) de technisch

economische haalbaarheid van een

aantal concepten uitgewerkt. In

de komende maanden wordt hier

een “technical conceptual design”

van gemaakt. De eerste stappen

naar robotisering zijn gezet door

“open-source” robot-software als

standaard te nemen. Hiermee kunnen

ontwikkelingen versneld worden. Door

de Maxtron van Grimme met deze

software uit te rusten, kan deze nu zelf

autonoom zonder bestuurder en met

satellietnavigatie rijden. Dit is de opmaat

tot een verdergaande robotisering

van suikerbietrooimachines. De WUR

heeft van Kiemkracht een robot in

bruikleen gekregen voor ontwikkeling

van de sensoren voor aardappelopslag

bestrijding in suikerbiet. Deze

Kiemkracht-Husky is in maart 2013

feestelijk overhandigd aan de WUR.

Innovatie lupineketen:

lupine goed voor U!

De liefde voor een gewas gaat door

de maag. Met dat motto stimuleert

Kiemkracht de vraagontwikkeling

van producten op lupinebasis. Bij

consumenten staat smaak voorop.

Als een product lekker is, dan wordt

het vaker gekocht. Als een product

ook nog extra waarde heeft door

bijvoorbeeld gezond, duurzaam,

regionaal of mooi te zijn dan mag het

ook iets meer kosten. Kiemkracht

heeft lupine gekozen als icoon voor

de plantaardige eiwit-transitie. Lupine

is een oud echter onbekend gewas.

Lupine heeft een aantal mogelijke

gezondheidsbevorderende effecten

zoals het verlagen van bloeddruk en

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Kiemkracht: game-changing innovaties voor de akkerbouwKiemkracht is de alliantie van het Productschap Akkerbouw en het InnovatieNetwerk van het Ministerie van Economische Zaken. Kiemkracht heeft tot doel grensverleggende innovaties te bedenken en uit te voeren waarbij het perspectief 30 jaar vooruit ligt.Kiemkracht is innovatie door en voor de boer. Boeren veranderen al sinds mensenheugenis mee met veranderende omstandigheden en weten daarmee duurzame waarde te creëren. Kiemkracht maakt hiervan gebruik door boerenideeën om te zetten naar de praktijk.

Page 13: Akkerland 2013

AKKERLAND | 13

cholesterolgehalte en het bevorderen

van darmgezondheid. Lupine is hiermee

ideale voeding voor de ouder wordende

mens. Met de projecten LupinSilver

(medegefinancierd door de Europese

Gemeenschap, het Europees Fonds

voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

en de provincie Groningen, Innovatief

Actieprogramma Groningen-3,

www.lupinsilver.nl) en LupiCarp

(ondersteund door de EU, Research for

SMEs: PF7-SME-2011, Grant Agreement No.

285819 www.lupicarp.eu) worden nieuwe

voedingsproducten met mogelijke

gezondheidseffecten ontwikkeld.

Kennisopbouw voor regionale teelten

voor innovatieve lupineproducten wordt

gerealiseerd in samenwerking met het

Louis Bolk Insitituut en de Nederlandse

Akkerbouw Vakbond. Lupine is ook zeer

geschikt voor veevoer en met name

voor varkens: het lupinevarken! Het

lupinevarken is een Kiemkracht-initiatief

waar akkerbouwers, veevoederbedrijven,

varkenshouders, slachters, slagers en

horeca samenwerken om een lekker,

eerlijk, diervriendelijk en duurzaam

stukje varkensvlees op het bord van de

consument te krijgen.

LupiCoop Haalbaar?

Onder de werktitel ‘LupiCoop’ doet

Kiemkracht onderzoek naar de

haalbaarheidvaneencoöperatieten

behoeve van de lupineteelt. Lupine

is een van de gewassen die kunnen

bijdragen aan de vergroting van

de productie van plantaardig eiwit,

in Europa maar om te beginnen in

Nederland. Een innovatieve ontwikkeling

die past in het streven van Kiemkracht

concepten uit te voeren die bijdragen

aan een duurzame toekomst van de

Nederlandse akkerbouw.

De teelt is nog niet zo gemakkelijk

rendabel te maken. Diverse (markt-)

factoren zijn daarvan de oorzaak.

Bundeling van krachten zou een

oplossing kunnen zijn. In de sector zijn

we al ruim 100 jaar bekend met het

ondernemingsmodelvandecoöperatie.

Coöperatieszijnerechterinvelesoorten

en maten. Kiemkracht onderzoekt of

en zo ja, in welke vorm een ‘LupiCoop’,

eenverticaleketencoöperatie,kan

bijdragen aan toegang tot markten en

de verbetering van het rendement. Dit

wordt geen ‘papieren’ onderzoek maar

een dialoog met geïnteresseerden uit de

gehele keten die zo mogelijk dit jaar leidt

tot de oprichting van LupiCoop.

Greenfertilizer: zonnemelken voor

carbo-neutrale landbouw

Kunstmest voor de velden en brandstof

voor landbouwvoertuigen zijn belangrijke

kostenposten voor de landbouw.

Kunstmest en dieselbrandstof zijn

energie-intensieve producten en

daarmee ook een belangrijke bron van

CO2-emissies vanuit de landbouw.

Technologie voor hernieuwbare energie

zoals zonne- en windenergie, wordt

steeds goedkoper waardoor het

rendabeler wordt deze technologie

ook te gebruiken. Terugleveren van

geproduceerde hernieuwbare elektriciteit

aan het elektriciteitsnet is echter

niet altijd voordelig. Hernieuwbare

energie moet hier concurreren met

gesubsidieerde fossiele elektriciteit,

opgewekt met kolen, gas en

kerncentrales.

Kiemkracht ontwikkelt technologie voor

kleinschalige decentrale productie van

kunstmest en transportbrandstof voor

het eigen boerenbedrijf.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Page 14: Akkerland 2013

14 | AKKERLAND

Boeren en samenleving profiteren direct

van deze nieuwe toepassingen van

hernieuwbare energie.

• Inkoopkostenvoordezeproducten

worden lager.

• VermindertdeCO2-emissie van de

landbouw aanzienlijk, de carbo-

footprint wordt verminderd.

• Rendementophernieuwbare

energietechnologie wordt hoger.

Ammoniak (NH3) is zowel grondstof

voor kunstmest als brandstof voor

motoren. Ammoniak kan diesel voor

meer dan 90% vervangen in bestaande

dieselmotoren. Kiemkracht ontwikkelt

samen met kennisinstellingen de

technologie om met behulp van

brandstofcellen ammoniak te maken.

Het streven is om in 2013 aan te

tonen dat je met zonlicht ammoniak

kunt produceren met een kleine

brandstofcel. De ontwikkeling van

het eerste prototype is gepland voor

2014 en 2015. Maar wie gaat dat voor

de sector doen nu het collectief gaat

verdwijnen? (Samenwerkingsverband

Noord-Nederland. Dit project wordt

medegefinancierd door het Europees

Fonds voor Regionale Ontwikkeling en

door het Ministerie van Economische

Zaken, Pieken in de Delta).

Biochar: klimaatreddende bodem

De bodem is levend en moet gevoed

en gekoesterd worden. Micro-

organismen verhogen biodiversiteit,

bodemstabiliteit, watervasthoudend

vermogen en bodemvruchtbaarheid.

Biochar is stabiele koolstof dat

langzaam afgebroken wordt. Daarmee

kan een bijdrage worden geleverd voor

langdurige CO2-opslag in de bodem.

Biochar als bodemverbeteraar biedt

bescherming aan talloze bacteriën en

schimmels en vormt de ruggengraat van

de bodem. Biochar is een veelbelovend

idee maar de praktijk is weerbarstig. De

opbrengstverhoging van gewassen lijkt

minimaal te zijn, terwijl de kosten voor

biochar hoog zijn: 200 – 1500 €/ton.

De kwaliteit van Biochar is onduidelijk.

De grondstof voor Biochar-productie

kan verontreinigd zijn of van zodanige

samenstelling dat er tijdens het proces

PAK’s (polycyclische aromatische

koolwaterstoffen) ontstaan. Tijdens het

productieproces kunnen ook zware

metalen in de Biochar terechtkomen.

Kortom er is nog veel onduidelijk, dus

verder onderzoek is gewenst voordat

Biochar op grotere schaal op de akker

kan worden toegepast. (Het project

Biochar: klimaatreddende bodem wordt

medegefinacierd door het EU INTERREG

IVb programma van de Noordzeeregio)

Kiemkracht heeft in de afgelopen zes

jaren bovengenoemde concepten

ontwikkeld en deels in de praktijk

gebracht. Kiemkracht heeft hiermee een

bijdrage geleverd aan het op termijn

duurzamer maken van de akkerbouw en

heeft de akkerbouw een innovatief imago

gegeven. Nu de collectief gefinancierde

activiteiten gaan verdwijnen, is het

onduidelijk hoe de toekomst voor

innovaties in de akkerbouw er uit gaat

zien.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

VOOR MEER INFORMATIEkijk op www.kiemkracht.com

Page 15: Akkerland 2013

AKKERLAND | 15

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Rassenonderzoek en de resultaten

daarvan, zijn om meerdere redenen

van belang. Allereerst stellen ze de

teler van een bepaald gewas in staat

om zijn rassenkeuze mede te baseren

op objectieve onderzoeksgegevens.

Het besluitvormingsproces verbetert,

daardoor wordt het rendement van de

teelt verhoogd.

Daarnaast zorgt het rassenonderzoek

ervoor dat rassen die niet geschikt

zijn voor de teelt in Nederland

afvallen. Zo kan worden voorkomen

dat de teler echte “missers” maakt

bij zijn rassenkeuze. Kosten voor

rassenonderzoek zijn dus ook op te

vatten als een soort verzekeringspremie

tegen dergelijke missers.

Ten slotte vormen de uitkomsten van het

rassenonderzoek vaak het uitgangspunt

voor publicaties over rassen, zowel in

de vakliteratuur als in de reclame van

handelsbedrijven.

Als de Commissie Samenstelling

Aanbevelende Rassenlijst (CSAR) een

persbericht uitbrengt over nieuwe

aanbevelingen, verschijnen er vervolgens

in de landbouwbladen artikelen, die

gebaseerd zijn op de uitkomsten van

het rassenonderzoek. Dat zorgt ervoor

dat de informatie die de teler bereikt in

het algemeen evenwichtig is en dat de

inkleuring door commerciële belangen

van de aanbieders van zaaizaad minder

is dan wanneer er geen onafhankelijk

rassenonderzoek zou plaatsvinden.

De eindverantwoordelijke voor het

rassenonderzoek en de Aanbevelende

Rassenlijst is de Stichting CSAR

(Commissie Samenstelling

Aanbevelende Rassenlijst, www.

rassenlijst.info). In het bestuur zijn

vertegenwoordigd: LTO Nederland, als

vertegenwoordiger van de landbouw,

Plantum, de vertegenwoordiger van de

zaaizaadhandel en het Productschap

Akkerbouw. Gewaswerkgroepen, waarin

al naar gelang het gewas, kwekers,

telers en verwerkers zitting hebben,

stellen de onderzoeksprotocollen samen.

Ook bepalen ze op welk niveau de lat

gelegd moet worden voor het toelaten

van nieuwe rassen op de Aanbevelende

Rassenlijst.

Het wegvallen van het productschap

betekent dat in het bovengenoemde

verandering gaat komen. Op dit moment

is nog niet duidelijk in welke vorm het

rassenonderzoek voortgang zal vinden.

Voor landbouwgewassen, met uitzondering van de aardappel, vindt

onafhankelijk rassenonderzoek plaats met het doel om informatie

over de cultuur- en gebruikswaarde van nieuwe rassen boven water te

krijgen. Cultuurwaarde heeft betrekking op de kwaliteiten van het ras

bij de teelt: ziektegevoeligheid, bestendigheid tegen stressfactoren,

bijvoorbeeld de legeringsgevoeligheid bij granen en vlas en natuurlijk de

opbrengst. De gebruikswaarde heeft te maken met de bestemming van

het gewas. Dan gaat het om vragen als: is een tarweras bakwaardig of

hoeveel suiker levert een ton bieten op.

Rassenonderzoek, basis voor een objectieve voorlichting over nieuwe rassen.

VOOR MEER INFORMATIEkijk op www.rassenlijst.info

Page 16: Akkerland 2013

16 | AKKERLAND

www.waterabc.nl

Waarom water ABC?De afgelopen jaren heeft de landbouw veel gedaan om de waterkwaliteit te verbeteren,

maar we zijn er nog niet. De waterkwaliteitsknelpunten in oppervlaktewater en drinkwater-

winning blijken hardnekkig. Er is veel kennis beschikbaar over emissieroutes van

gewasbeschermingsmiddelen naar het water. Ook effectieve maatregelen zijn in beeld

(www.waterabc.nl/info). Voor de waterkwaliteit is het belangrijk dat deze maatregelen in de

praktijk breed toegepast worden. Dat gebeurt nog te weinig en daarom zet project Water ABC

in op de borging van effectieve maatregelen. Bijvoorbeeld door het opnemen van maatregelen

in VVAK, VKL, Global Gap, het Activiteitenbesluit, het nieuwe GLB (Gemeenschappelijk

Landbouw Beleid) of via leveringsvoorwaarden voor gewasbeschermingsmiddelen of

spuitlicentie. Of via eisen van afnemers zoals SuikerUnie, Lambweston, Agrifi rm, enz.

Bert van den Bosch – Waterschap Zuiderzeeland“Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit. Het water moet aan de normen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) voldoen en hiervoor zijn we met zijn allen verantwoordelijk. De waterkwaliteitsge-gevens worden door het CTGB ook meegenomen in de toelating van middelen. Telers hebben er dus alle belang bij om zorgvuldig te werken, anders snijden ze zichzelf in de vingers.”

Klaas Jilderda – BASF “Uiteraard willen we dat onze middelen geen overschrijdingen van de waterkwaliteitsnorm veroorzaken. Als dit toch gebeurt, doet BASF onderzoek naar de oorzaak hiervan. Uitkomst van zo’n onderzoek kan zijn dat we de voorlichting over het juiste gebruik intensiveren of de toepassingseisen aanscherpen. Bijvoorbeeld het aantal toepassingen per seizoen verminderen, het middelgebruik beperken tot een bepaalde tijd van het jaar of de voorgeschreven driftreductie vergroten.

Water ABCAanpak, Borging & Certificering

van waterkwaliteit

1990.13 Flyer Water ABC.indd 1 19-02-13 15:01

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Page 17: Akkerland 2013

AKKERLAND | 17

@waterabc_nl

Wat kunt u doen?De belangrijke emissieroutes voor de akkerbouw zijn druppeldrift, afspoeling en uitspoeling van middel via drains bij spuiten op het perceel. Daarnaast speelt afspoeling vanaf het perceel en het erf bij het reinigen en (op het erf) vullen van de spuitmachine, een belangrijke rol. Met de volgende maatregelen kunt u emissie naar het water voorkomen:

Water ABC is in initiatief van Vewin, Nefyto, Agrodis, Unie van Waterschappen, LTO Nederland, Ministerie van EZ en Ministerie van I&M. Het wordt uitgevoerd door WUR-PPO, DLV Plant en CLM. Via een bescheiden bijdrage van Productschap Akkerbouw hebben alle akkerbouwers dit project mede gefinancierd.

Voor meer informatie: www.waterabc.nl

Voorkom geforceerde afvoer regenwater: geen greppelsHet heeft veel geregend en er staan flinke plassen op de percelen. Veel telers graven dan een greppel om het regenwater af te voeren naar de sloot. Maar met het regenwater gaan ook meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen de sloot in. En daar kunnen zij de waterkwaliteitsnormen flink overschrijden. Probeer het graven van greppels die direct afwateren op de sloot daarom te voorkomen. Met een goede bodemstructuur voorkomt u wateroverlast.

Driftreducerende technieken of spuitdoppenHet gebruik van 50% driftreducerende doppen is verplicht binnen 14 meter van een sloot. Voor veel middelen geldt echter een strengere eis van 75% driftreductie. Voor sommige middelen zelfs 90%.

Door standaard met 75% driftreducerende doppen of technieken te spuiten, voldoet u in veel gevallen aan de regelgeving. Het overgrote deel van de bespuitingen is ook bij grovere spuitdruppels effectief. De verminderde drift zorgt ervoor dat er minder middelen in de sloot terecht komen, wat uiteindelijk bijdraagt aan behoud van het middelpakket. Door driftreducerende technieken als Wingssprayer en luchtondersteuning te gebruiken, hoeft u geen spuitdoppen te wisselen en voldoet u bijna altijd aan de eisen. Bovendien kunt u met deze technieken met een lagere dosering een effectieve bespuiting uitvoeren. Dat scheelt u ook in de portemonnee.

AkkerrandenAkkerranden kunt u als buffer aanleggen langs sloten. Op de strook teelt u een één- of meerjarig bloemen- en grassenmengsel. Door de bufferstrook vermindert u de emissie van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater doordat afspoeling, oppervlakkige uitspoeling en drift worden tegengegaan. Door het vergroten van de biodiversiteit (meer natuurlijke vijanden), kunt u op insecticiden besparen. Voor het aanleggen van akkerranden zijn subsidies beschikbaar in verschillende regio’s.

Verwerking van restvloeistoffen op het bedrijf In de praktijk gebeurt het vullen, spoelen en reinigen van de spuit vaak op het erf. Als er geen wasplaats aanwezig is, kan het spoelwater direct, of via het riool, naar het oppervlaktewater stromen. Met een vloeistofdichte vul- en spoelplaats en een systeem voor de verwerking van restvloeistof en waswater hoort deze emissie tot het verleden. Er zijn verschillende systemen beschikbaar, op basis van biologische zuivering of verdamping (bijv. Biofilter, Phytobac, Heliosec).

Edwin Goedegebuure - akkerbouwer in Swifterbant“Ik vind dat je kritisch moet zijn en blijven op je eigen bedrijf, en milieubelasting hoort daar ook bij. We hebben gekeken hoe we hier op eenvoudige wijze wat aan kunnen doen. Het resultaat is dat we sinds 2012 gebruik maken van de Wingssprayer, die is opgebouwd op een bestaande spuit van 10 jaar oud. Doordat we de Wingssprayer gebruiken is de emissie via drift een stuk lager. We kunnen de dosering vaak verlagen, waardoor ons middelgebruik omlaag is gegaan. Dat scheelt flink in de kosten. We verwachten dat we deze investering in 2 á 3 jaar hebben terugverdiend. Via Veldleeuwerik let ik erop dat er vanaf de verharde oppervlakten van het erf geen puntemissie meer plaatsvindt. In de toekomst wil ik een biofilter op het erf. Tot slot zijn we ook meer bezig geweest met de middelkeuze. We hebben er extra op gelet om, waar mogelijk, minder milieubelastende middelen in te zetten. Effectiviteit van de bespuiting blijft altijd voorop staan.”

1990.13 Flyer Water ABC.indd 2 19-02-13 15:01

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

Page 18: Akkerland 2013

18 | AKKERLAND

De teeltpraktijk draagt direct of via LTO en NAV

gewasbeschermingknelpunten aan bij de CEMP

(coördinatoreffectiefmiddelenpakket).Dezezoektzo

snel mogelijk oplossingen in samenwerking met telers,

gewasbeschermingsmiddelenindustrie, overheid, (praktijk)

onderzoek en voorlichting.

Voor de financiering van toelatingsonderzoek voor kleine

gewassen is het Fonds Kleine Toepassingen (FKT) een

belangrijk middel. Productschap en overheid voeden dit fonds

(allebei de helft). Voor het door PA ingebrachte deel zal nieuwe

financiering moeten worden gevonden.

Daarnaast heeft de CEMP nauw contact met fabrikanten zodat

kleine toepassingen en teelten worden meegenomen bij nieuwe

ontwikkelingen.

Het PA was altijd een ideaal platform voor dit project. Door

het directe contact met de telers (vertegenwoordigers) en

de collectieve aanpak (alle akkerbouwers droegen naar

draagkracht (per ha) bij aan de gewasbeschermingspot)

konden gewasbeschermingsknelpunten in een vroeg stadium

worden onderkend en aangepakt.

In 2012 en begin 2013 zijn weer verschillende toelatingen

gerealiseerd. Waar structurele oplossingen nog niet mogelijk

zijn of te lang op zich laten wachten, zijn vrijstellingen

aangevraagd.

Project effectief middelen pakketHet Productschap Akkerbouw (PA) heeft in de afgelopen jaren gewerkt aan het beschikbaar komen en houden

van een gewasbeschermingsmiddelenpakket dat toereikend is voor zowel grote als kleine teelten. Het project

wordt in 2013 nog voortgezet. Als gevolg van de afschaffing van de productschappen valt de collectieve

financiering van dit project door alle akkerbouwers via PA daarna weg.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

‘Gezamenlijk optrekken is in algemeen belang’

“Water ABC is een goed project”, zegt

Jaap van Wenum, akkerbouwer en

beleidsmedewerker van LTO Noord. “We

moeten als akkerbouw aantonen dat we

werken aan waterkwaliteit. We nemen

duurzaamheid serieus.” Stok achter

de deur is het beschikbaar blijven van

gewasbeschermingsmiddelen.

Gewasbeschermingsmiddelen zijn

omstreden. De sector moet ongewenste

gevolgen van het gebruik zo veel mogelijk

beperken. Water ABC richt zich op de

kwaliteit van het oppervlaktewater. Er

is al veel bereikt, maar er worden nog

steeds gewasbeschermingsmiddelen

gevonden. Om dat te voorkomen, zijn al

maatregelen opgenomen in verordeningen

van het Productschap Akkerbouw, zoals

de spuitkeuring, en in regels zoals bij

driftreductie. “Maar we hebben nog wat

dingen op te lossen”, zegt Van Wenum.

“We moeten de puntjes op de i zetten.”

Met name op het eigen erf zijn nog

verbeteringen mogelijk. Volgens de

akkerbouwer zijn er voor de meeste

risicovolle handelingen eenvoudige en

betaalbare oplossingen. Bijvoorbeeld voor

het schoonspuiten van de spuitmachine

op het erf. “Je kunt investeren in een

opvangvoorziening om de vloeistoffen

op het boerenerf te zuiveren. Je kunt

ook voorkomen dat je in de toekomst

deze handelingen op het erf doet door

nieuwe spuitmachines te voorzien van een

spuitlans op de schoonwatertank, zodat je

op het land de machine kunt afspuiten. Dat

zou je kunnen borgen via de spuitkeuring.”

In Water ABC werken verschillende

partijen samen. Dat is in het algemeen

belang. Van Wenum vindt het essentieel

dat de akkerbouw daarbij betrokken

blijft. “Als je als sector mede het initiatief

neemt, heb je ook inspraak. Dan kun je

ervan uitgaan dat de afspraken voor de

sector op een praktische manier worden

ingevuld”, zegt Van Wenum. “Als je de

regie uit handen geeft, krijg je algemene

regelgeving. Het gevaar is dat die regels

worden opgesteld vanuit het oogpunt om

handhaving gemakkelijk te maken. Of je als

akkerbouwer daarmee kunt werken, dat is

dan minder belangrijk.”

Als akkerbouwers niet via een

productschap kunnen meepraten, zullen

volgens Van Wenum belangenbehartigers

als LTO en NAV een trekkende rol moeten

hebben. “Met het risico dat je dan

prioriteiten moet stellen, vanwege het

ontbreken van collectieve financiering.”

Jaap van Wenum

INTERVIEW

Page 19: Akkerland 2013

AKKERLAND | 19

Voorbeelden van structurele oplossingen in kleine gewassen

zijn:

• Tramat500ingraszaadengraszoden.

• AgrichemEthofumesaatFlowable(nuOblix500SC)in

graszaad en graszoden.

• PrevicurEnergyinaromatischekruidgewassen(onbedekt).

• Signuminaromatischekruidgewassen(onbedekt).

• Stomp400SCinaromatischekruidgewassen(onbedekt),

lupine voor levensmiddelen en diervoeding en als

groenbemester.

• Glyphoganinvezelhennep.

• Lontrel100inwouw.

• Carambaingraszoden.

• DelanDFinwijndruiven(onbedekt).

• LunaPrivilegeindruiven(onbedekt).

• Scalaindruiven(onbedekt).

• FrontierOptimaincichoreiensuikermaïsenop

tijdelijk onbeteeld terrein met een teeltverbod vanwege

knolcyperus.

• Prosaroingraszaadengraszoden.

• Calypsoincichorei,koolzaad,blauwmaanzaad,vezelvlas

en mosterdzaad.

• Oblix500SCincichorei.

• FocusPlusinvlinderbloemigegroenbemesters,zilveruien,

picklers en in druiven onbedekt.

• Flintinvezelgewassenenmeekrap;

• Opus(alsonderdeelvanImtrexDuo)inhaverenspelt.

• Safariincichorei(enwitlofpennenteeltenzaadteelt).

Bij de uitbreidingen van Tramat 500, Previcur Energy, Stomp

400 SC, Caramba, Delan DF, Focus Plus en Frontier Optima is

gebruik gemaakt van financiering vanuit het FKT.

Bij de overgang van WGGA naar WG zijn bij herbiciden door de

toelatinghouders de volgende uitbreidingen gerealiseerd:

• SpeltextraopetiketvanAccurate,AllySX,Artus,

Basagran, Basagran SG, Bentazon-Imex, Kart, Stomp 400

SC en Stomp SC.

• KanariezaadextraopetiketvanAccurate,Basagran,

Basagran SG, Bentazon-Imex, Biathlon, Primstar, Primus,

Stomp 400 SC en Stomp SC.

• TeffextraopetiketvanBasagran,BasagranSG,Bentazon-

Imex, Biathlon, Primstar en Primus.

• ZomertarweextraopetiketvanAgrichemFiny,CapriTwin

en Finy.

• WintergerstextraopetiketvanAgrichemFinyenFiny.

• TriticaleextraopetiketvanStomp400SCenStompSC.

• ZomerroggeextraopetiketvanBasagran,BasagranSG,

Bentazon-Imex en Biathlon.

• ZilveruiextraopetiketvanBetterDF,RoxyenTotril.

• PicklersextraopetiketvanBetterDF,Roxy,Stomp400SC,

Stomp SC en Totril.

• KnoflookextraopetiketvanBrabantChloorIPC.

• VezelhennepextraopetiketvanBrabantLinuronflowable

en Vivendi 100.

• Brandnetel(vezel)extraopetiketvanBrabantLinuron

flowable en Vivendi 100.

• AromatischekruidgewassenopetiketvanBrabantLinuron

flowable (oude etiket noemde dille, kervel, maggikruid,

peterselie en snijselderij).

• SojaextraopetiketvanBasagran,BasagranSG,Bentazon-

Imex, Brabant Linuron flowable, Centium 360 SC, Focus

Plus en Troy.

• Doodspuitengroenbemestersinplaatsvandoodspuiten

grasgroenbemesters op etiket van Basta 200, Finale SL 14

en Radicale 2.

De uitbreiding van het etiket van Vivendi 100 naar

vezelgewassen in plaats van alleen vezelvlas heeft als keerzijde

dat de toepassing in lijnzaad is vervallen (maar dat staat nog

op het etiket van Lontrel 100). Verder vervallen bij Flurostar 200

de toelatingen in kanariezaad, spelt en teff, en bij Verigal D de

toepassingen in kanariezaad en spelt.

Voor 2013 zijn er vrijstellingen

gevraagd voor:

• Perfekthioninzilveruieneneerstejaarsplantuien.Geen

vrijstelling gekregen in verband met te hoge toxiciteit voor

vogels.

• Perfekthionincichorei.Geenvrijstellinggekregen(knelpunt

niet erkend).

• Safariincichoreivoordeperiode1maart–28juni.

Vrijstelling gekregen (inmiddels reguliere toelating);

• AgrichemAsulam2incichorei,blauwmaanzaadeninde

onbedekte teelt van peterselie, maggi en valeriaan. Geen

vrijstelling gekregen in verband met het ontbreken van

residugegevens.

• RetengoPlusinsuikerbieten.Geenvrijstellinggekregen

(knelpunt niet erkend).

Verder is er nog een vrijstelling voor Caragoal en Brabant

Slakkendood voor de periode 1 maart – 1 augustus tegen

slakken in wintergraan, koolzaad en graszaad. Deze vrijstelling

is er ook voor 2014; voor 2015 en verder moet er een andere

oplossing worden gevonden.

PLANTGEZONDHEID, KENNIS EN INNOVATIE

MEER INFORMATIEZie voor meer informatie www.productschapakkerbouw.nl/

teelt/teelt klik op gewasbescherming en vervolgens op effectief

middelenpakket.

Op www.kennisakker.nl is meer informatie te vinden over diverse

door het PA gefinancierde gewasbeschermingsprojecten.

Voor meer informatie over gewasbescherming kunt u contact

opnemen met Hans de Keijzer.

T 06 – 52723623,

E [email protected].

Page 20: Akkerland 2013

20 | AKKERLAND

TEELTVOORSCHRIFTENVia het Productschap Akkerbouw (PA) kan de akkerbouw

zelf voorschriften vaststellen, waaraan alle telers zich

moeten houden. In dit hoofdstuk kunt u de belangrijkste

ontwikkelingen bij de verschillende teeltvoorschriften

lezen.

In het kader van de opheffing van de productschappen

(streefjaar 2014) is nog niet duidelijk of en hoe deze,

door de sector zelf gewenste, autonome verordeningen

gecontinueerd zullen worden en in hoeverre de sector

daarbij zelf de regie in handen blijft houden. Voor

de medebewindsverordeningen (spuitkeuring en

spoelverordening) lijkt het duidelijker. Deze worden

immers uitgevoerd in opdracht van de overheid op

basis van EU-regelgeving. Die opdracht zal bij opheffing

van PA logischerwijs worden “teruggenomen” door de

overheid. Dat betekent ook dat de handhaving bij telers

door toezichthouders van de overheid (NVWA) zal worden

uitgevoerd.

Snijverbod pootaardappelenNaar aanleiding van de ringrotvondsten op Goeree-

Overflakkee eind 2011 is binnen de akkerbouw nagedacht over

instrumenten en maatregelen om deze bacterieziekte effectief

aan te pakken. Infectie van knollen vindt plaats via wonden en

besmette apparatuur, zakken, kisten en bewaarruimten. Eén

instrument is een hygiëneprotocol waarin beschreven staat

welke maatregelen in elke schakel van de keten nodig zijn

om ringrot te bestrijden en vermeerdering en verspreiding te

voorkomen. Eén maatregel is het verbieden van het snijden van

pootaardappelen.

Op verzoek van LTO/NAV en NAO heeft het productschap

daarom een verordening vastgesteld, waarmee het gebruik

van gesneden pootgoed (NAK, TBM en ATR) voor de

aardappelteelt verboden wordt. Uitgezonderd is pootgoed

voor de consumptie- en zetmeelaardappelteelt op bedrijven

zonder reguliere NAK-pootgoedvermeerdering. Op NAK-

pootgoedbedrijven is het gebruik van gesneden pootgoed

dus voor elke aardappelteelt verboden. Wel mag op die

bedrijven voor derden gesneden worden, alleen wel fysiek en

praktisch gescheiden. Dat wil zeggen geen gezamenlijk gebruik

van werktuigen en voorzieningen, onder andere machines,

transportmiddelen, (opslag- en bewaar)ruimten, fust, enz. Het

snijverbod is op 2 juni jl. in werking getreden en geldt dus met

ingang van het volgende teeltseizoen.

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Bert Sloetjes

‘Verbod kunnen instellen is sectorbelang’

Bert Sloetjes stopt met het snijden van zijn eigen bovenmaatse

pootgoed voor zijn consumptieteelt. “Het mag nog wel

voor consumptieteelt, maar ik vind de risico’s te groot.”

De akkerbouwer in Halle heeft voor de pootgoedteelt nooit

uitgangsmateriaal gesneden.

Pootaardappelen snijden is een risico voor de verspreiding

van ringrot. Dat het nu verboden is, vindt Sloetjes een zinvolle

maatregel. “De belangen van de pootgoedsector zijn te groot

om risico te lopen.” Voor Sloetjes kwam het gevaar dichtbij. Hij

kreeg op zijn bedrijf een partij die klonaal verwant was aan een

van besmetting verdachte partij.

Omdat de Nederlandse pootgoedsector sterk afhankelijk is van

de export, is een goed imago van de sector essentieel. “Het

buitenland kijkt met argusogen naar Nederland. Elk probleem

kan leiden tot moeilijkheden bij de export. We kunnen ons

daarom zeker de komende jaren geen problemen met ringrot

veroorloven”, zegt Sloetjes. “Ook de consumptiesector heeft

baat bij een goed imago. Consumptieaardappelen worden

geëxporteerd naar de frietindustrie in België, maar ook naar

andere afnemers elders in de wereld. Het buitenland maakt

geen splitsing in die sectoren, die ziet onze aardappelsector

als geheel. Een vondst van ringrot schaadt de Nederlandse

status en de export. Of we het nu in pootaardappelen of in

consumptieaardappelen vinden. Daarom zou het mooi zijn als

consumptietelers ook niet meer snijden.”

De handel heeft dan ook een verantwoordelijkheid. “De handel

moet zorgen dat de consumptieteler voldoende pootgoed in de

gewone maten kan krijgen. Want als er een tekort aan kleinere

maten is, dan hebben de consumptietelers weinig andere keuze

dan grote maten snijden.”

Dat de sector zichzelf maatregelen als een snijverbod kan

opleggen, vindt Sloetjes belangrijk. “We kunnen niet zonder zo’n

mogelijkheid. Dat het productschap weggaat, is jammer. Dat wil

ik best eens aan de minister uitleggen. Het is altijd nuttig om te

kijken of een organisatie beter of efficiënter kan werken, maar

klakkeloos opdoeken gaat mij te ver.” Het zal weinig uithalen,

weet hij. “Daarom zijn wij aan zet om straks weer iets op te

zetten. Al heb ik niet de illusie dat we dan goedkoper uit zijn.”

INTERVIEW

Page 21: Akkerland 2013

AKKERLAND | 21

WratziekteOm vermeerdering en daarmee verspreiding van wratziekte

bij aardappelen tegen te gaan, mogen in grote delen van

Nederland slechts aardappelrassen worden gebruikt die

resistent, weinig vatbaar, licht vatbaar of matig vatbaar zijn

voor het in dat gebied voorkomende fysio.

Voor de verschillende preventiegebieden (zie kaart: A, B, C en 5

kerngebieden) bestaan lijsten met toegestane rassen. Jaarlijks

worden de lijsten (D, O en T) herzien.

Hieronder vindt u de wijzigingen. De toegevoegde rassen

mogen met ingang van 2013 worden geteeld.

De volledige lijsten en uitvergrotingen van de gebieden kunt u

vinden op

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wratziekte.

Lijst O

Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor de

consumptieteelt (min. cijfer 6) en NAK-teelt (min. cijfer 5) in

gebied A en de zetmeelteelt incl. TBM (min. cijfer 6) in gebied

A en B.

De volgende rassen worden aan de lijst toegevoegd:

8 7 6

Royal Lindita

Supporter

Verwijderd is: Pallina.

Lijst D

Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor alle

teelten in gebied C.

De volgende rassen worden aan de lijst toegevoegd:

10 9 8

Bernina Endeavour Coronada

Captiva Glorietta Madeira

Hermes Madison

Kea Tonia

Odin

Supporter

Verwijderd zijn: Aspirant, Atica, Goldika, Meerlander,

Noordeling, Oktan, Olga, Pallina, Patrona, Rosita, Topas,

Triumpf en Woudster.

Lijst T

Deze lijst bevat de toegestane aardappelrassen voor de

zetmeelteelt (incl. TBM) in de 5 kerngebieden (bij Veendam, Ter

Apel, Foxel, Barger Compascuüm en Mantinge).

Lijst T wordt als volgt gewijzigd:

De volgende rassen worden aan de lijst toegevoegd:

8

Altus

Axion

Supporter

Verwijderd is: Pallina.

Controle

Jaarlijks worden 650 percelen in de preventiegebieden

geïnspecteerd op het geteelde aardappelras. In 2012 zijn

geen verboden rassen aangetroffen. Wel is op basis van een

melding van gebruik van illegaal pootgoed een verboden

ras aangetroffen. De betreffende teler mag zich binnenkort

verantwoorden voor het tuchtgerecht (zie ‘tuchtrecht’).

Belangrijk

Als een door u gewenst ras niet is vermeld in de lijst(en), kunt

u de status opvragen bij Bert Waterink (079-3687521) en

vernemen of en zo ja, welke mogelijkheden er zijn om het ras

op de lijst(en) te krijgen.

Naast de raskeuze is een goede bedrijfshygiëne erg belangrijk

in de strijd tegen wratziekte!

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Page 22: Akkerland 2013

22 | AKKERLAND

Aardappelmoeheid Op percelen mogen aardappelen worden geteeld als er in de

voorafgaande 2 jaren geen aardappelen hebben gestaan (1:3

vruchtwisselingsvoorschrift). Uitgezonderd is de consumptie-

en zetmeelaardappelteelt in het ‘NO zand- en dalgrondgebied’

(‘gebied A’ op de kaart bij wratziekte).

Onder bepaalde voorwaarden mag 1:1 of 1:2 worden geteeld.

Dit kan door deelname aan de vroegrooiregeling of door een

ontheffing. Ontheffingen kunnen worden verkregen bij oud

grasland (>8 jaar), herindeling van het bedrijf, ruilverkaveling,

praktijkonderzoek, planten of rooien van een boomgaard,

onttrekking aan agrarisch gebruik en de teelt van aardappel als

vanggewas. In 2012 zijn 88 (+9) ontheffingen verstrekt en werd

met 74 (+6) percelen deelgenomen aan de vroegrooiregeling.

Een ontheffing of deelname aan de vroegrooiregeling kost

€ 150,- per aanvraag/perceel.

MEER INFORMATIEDe aanvraagformulieren, toelichtingen en

eenmalige incasso (ad. € 150,- per aanvraag/

perceel) vindt u op www.productschapakkerbouw.

nl/teelt/aardappelmoeheid. Deze kunt u ook

bestellen bij de NAK (0900-0625, keuze 2).

Spuitkeuring onder EU-regelgevingVoor het effectief en met minimale milieubelasting inzetten

van gewasbeschermingsmiddelen is een goed onderhouden

en afgestelde veldspuit vereist. Om hieraan bij te dragen

zijn in Nederland de akkerbouwers en derden, zoals

loonwerkers, verplicht om volveldspuiten periodiek (eens in

de drie jaar) te laten keuren. In Nederland hebben we op die

manier al ongeveer 15 jaar lang een goed werkende APK

voor de veldspuiten geregeld in een verordening van het

Productschap Akkerbouw. Productschap Tuinbouw kent

eenzelfde verordening voor de boomgaardspuiten. Er is een

groot draagvlak voor de manier waarop deze door SKL wordt

uitgevoerd en succesvol door de markt wordt gecontroleerd

en gehandhaafd. De keuringsplicht is opgenomen in de

certificeringschema’s en wordt langs deze weg prima

gehandhaafd. Vrijwel alle akkerbouwers zijn gecertificeerd.

Er is immers geen teler die het risico wil lopen dat zijn

producten niet worden afgenomen omdat zijn veldspuit niet is

goedgekeurd. Er zijn in Nederland in totaal ongeveer 12.000

volveldspuiten in gebruik. Bij een keuringsfrequentie van eens

in de drie jaar worden er jaarlijks gemiddeld dus 4.000 spuiten

gekeurd. In 2012 zijn 3.900 veldspuiten gekeurd, waarvan 450

nieuwe. Vrijwel alle spuiten zijn direct (52%) of na herstel van 2

tot 3 punten (47%) goedgekeurd, 22 spuiten zijn afgekeurd.

De top 5 van meest voorkomende herstelpunten is:

• lekkagesonderdruk;

• doorhangen/speling/zwiepvandespuitboom;

• lekkagebijstilstand;

• nadruppelenspuitdoppen;

• slechteafleesbaarheidtankinhoud.

Meestal kunnen deze punten gemakkelijk zelf worden

gecontroleerd en zo nodig hersteld. Ga voor meer informatie

hierover naar www.sklkeuring.nl en klik op ‘veldspuit’.

Nieuw is de nationale implementatie van de “EU Kaderrichtlijn

Duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen” door

de overheid. Daarin is onder andere de periodieke keuring

van spuitmachines verplicht in de hele EU. Voor de

Nederlandse implementatie van deze EU-richtlijn heeft PA een

medebewindsopdracht gekregen van de overheid. Daarmee

staat de sector ook mede aan het stuur bij de uitvoering

van de keuringsplicht voor de overige spuitapparatuur in de

akkerbouw. In het kader van deze medebewindsopdracht

is door PA een nieuwe verordening opgesteld, die voldoet

aan de gestelde eisen van de EU-kaderrichtlijn. Deze

verordening vervangt de huidige “Verordening PA gebruik van

verdeelapparatuur bij gewasbeschermingsmiddelen 2008”. In

de nieuwe verordening, die in januari 2013 is goedgekeurd,

is ook geregeld welke apparatuur in aanmerking komt voor

vrijstelling of afwijkende keuringsfrequenties (6 in plaats van 3

jaar).

De keuringsplicht van eens in de drie jaar geldt niet alleen meer

voor veldspuiten (en boomgaardspuiten) maar ook voor de

volgende spuitapparatuur:

• grondontsmettingsapparatuur;

• motorvatspuiten(wordenvooralindetuinbouwtoegepast);

• spuittreinen,-vliegtuigenen–boten;

• installatieswaarmeemiddelwordtgeïnjecteerdinhet

gietwater door middel van doseerunit (vooral in de

glastuinbouw);

• rijen/strokenspuiten>3mspuitboomenonkruidspuitenin

de fruitteelt > 3m spuitboom.

Voor laagvolume apparatuur (LVM) geldt in principe een

keuringsfrequentie van eens in de 6 jaar (relatief lage

slijtagegevoeligheid en/of risico’s). Voor specifieke laagvolume

apparatuur geldt dat als de nozzle, mits dit het meest

slijtagegevoelige onderdeel is (bijvoorbeeld pulsfog bij

antispruitmiddelen in de aardappelbewaring), niet ouder is dan

3 jaar, deze is vrijgesteld van de keuringsplicht.

De volgende apparatuur is vrijgesteld van de keuringsplicht:

• handgedragenapparatuurenrugspuiten;

• laagvolumeapparatuur(bijvoorbeeldfoggersvoor

toepassing van kiemremmers in de aardappelbewaring)

waarbij de nozzle het meest slijtagegevoelige onderdeel is,

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Page 23: Akkerland 2013

AKKERLAND | 23

mits de nozzle niet ouder is dan 3 jaar;

• zwavelverdampersenapparatuurwaarmeemiddelwordt

meegegeven in gietwater;

• granulaatstrooiers;

• zaaizaadbehandelingsapparatuur(hiervoorgeldenandere

richtlijnen);

• onkruidstrijkers;

• rijen/strokenspuiten<3mspuitboomenonkruidspuitenin

defruitteelt<3mspuitboom;

• staminjectie;

• dompelapparatuurensmartfreshtoepassingen.

Voor de huidige keuring van veldspuiten (en boomgaardspuiten

in de tuinbouwsector) verandert er in principe niets. De

overige apparatuur die onder de keuringsplicht valt dient

conform de EU-richtlijn voor medio december 2016 gekeurd

te zijn en daarna eens in de 3 of (indien van toepassing) 6

jaar. Om dit in de praktijk soepel te laten verlopen wordt in

de verordening opgenomen dat dit gefaseerd dient plaats te

vinden. Apparatuur ouder dan bouwjaar 1996 keuren voor

2015, bouwjaar 1996-2000 voor 2016 en bouwjaar vanaf 2000

voor medio december 2016.

Voor alle informatie over dit voorschrift kunt u terecht op

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/spuitkeuring.

In het kader van de opheffing van de productschappen

(streefjaar 2014) zal deze zogenoemde

medebewindsverordening waarschijnlijk worden overgenomen

door de overheid.

Spoelverordening onder EU-regelgeving Binnen de nieuwe EU-richtlijn dienen de lidstaten ook

noodzakelijke maatregelen vast te stellen om te verzekeren

dat de hantering van verpakkingen en restanten van

gewasbeschermingsmiddelen de gezondheid of het milieu

niet in gevaar brengen. Dit was in Nederland geregeld in

het convenant verpakkingen (afspraak tussen overheid

en bedrijfsleven) waarvan de huidige PA-verordening

reiniging verpakkingen onderdeel is. Als verpakkingen van

gewasbeschermingsmiddelen direct nadat deze zijn geleegd

op een voorgeschreven manier en met voorgeschreven

apparatuur (fustreiniger) gereinigd worden, vallen ze onder

de categorie bedrijfsafval (en geen klein chemisch afval), mits

dat op het etiket is vermeld. Na reiniging mag de verpakking

minder dan 0,01% residu bevatten.

Voor de telers is het belangrijk dat de voorschriften (EU-richtlijn

en PA-spoelverordening) goed sporen met elkaar en een

minimale lastendruk veroorzaken.

In dat licht is de spoelverordening nader onder de loep

gehouden en aangepast. Voor de nationale implementatie heeft

de overheid ook hiervoor medebewind gevorderd van PA.

De huidige, oude spoelverordening is in dat verband

ingetrokken en vervangen door een nieuwe “Verordening PA

reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen”. In de

nieuwe spoelverordening wordt aangesloten bij de ontwikkelde

ISO-norm voor fustenreinigers (machinerichtlijn). Binnen deze

norm ligt de nadruk vooral op de prestatie die het apparaat

moet leveren (doel) en niet op de exacte afmetingen (middel).

Binnen de huidige verordening is de eis dat maximaal 0,01%

van het gewicht van het middel wat oorspronkelijk aanwezig

was in de verpakking na reiniging nog aanwezig is. Binnen

deze ISO-norm is ook gesteld dat de verpakking na reiniging

minder dan 0,01% residu mag bevatten.

Voor alle informatie over dit voorschrift kunt u terecht op http://

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/reinigen-verpakkingen-

gewasbeschermingsmiddelen.

Ook hier geldt dat in het kader van de opheffing van de

productschappen deze medebewindsverordening net als de

spuitkeuring waarschijnlijk overgenomen zal gaan worden door

de overheid.

BedrijfshygiëneMet een goede bedrijfshygiëne kunt u voorkomen

dat ziekten en plagen (wratziekte, wilde haver,

knolcyperus, ringrot, Phytophthora, valse

meeldauw, cysteaaltjes, vrijlevende aaltjes

etc.) uitgroeien tot een grote bedreiging voor

de toekomst van uw bedrijf en dat van uw

collega’s. Zorg dat u niet degene bent die

zorgt voor vermeerdering en/of verspreiding,

ook niet binnen uw eigen bedrijf. Zie erop

toe dat uw uitgangsmateriaal en de percelen

schoon zijn (meten is weten). Voor uw erf en bij

machinegebruik is het motto: “bezemschoon, heel

gewoon”. Zorg dat u weet welke bedreigingen

er zijn, welke ziekten en plagen u al op het

bedrijf heeft, welke risico’s u loopt en hoe u

vermeerdering en verspreiding kunt voorkomen.

Kijk voor meer informatie op www.kennisakker.nl.

KnolcyperusDit lastige onkruid is een grote bedreiging voor de akker- en

tuinbouw. Op besmette percelen worden daarom teeltverboden

opgelegd voor alle akker- en tuinbouwgewassen en is uitroeiing

verplicht. Een teeltverbod wordt pas opgeheven als in 3

achtereenvolgende jaren op het perceel geen knolcyperus is

aangetroffen.

De bestrijding is sinds 2007 aanzienlijk verbeterd; dat is

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Page 24: Akkerland 2013

24 | AKKERLAND

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

vanaf 2009 zichtbaar door de daling van het aantal besmette

percelen en de totale omvang van de besmettingen (zie tabel).

Teeltverboden (per 31/12)

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Aantal 335 344 346 337 332 283 266

Areaal (in ha) 416 411 422 407 403 344 328

Ook is de zwaarte van de besmetting aanzienlijk verminderd.

In 2012 werden op 55% van de besmette percelen geen

knolcyperusplanten aangetroffen. Helaas was 34% niet

inspecteerbaar, vaak door gebruik als grasland.

Sinds 2009 wordt goed gedrag (bestrijding) beloond in de

vorm van ontheffingen voor snijmaïs en (snij)graan. Dit is

bijvoorbeeld het geval als tijdens de jaarlijkse inspectie geen

knolcyperus is aangetroffen, of een natte grondontsmetting

is/wordt uitgevoerd. Het beloningsbeleid voorziet duidelijk in

een behoefte. Met ingang van 2013 wordt ook tulpentrek als

beloningsgewas ingezet.

Het is zaak om een besmetting met knolcyperus te voorkomen

of zo spoedig mogelijk te bestrijden. Voor de meest recente

bestrijdingsadviezen zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/

knolcyperus. Daar vindt u ook een lijst met gemeenten waar

reeds knolcyperus is aangetroffen.

Besmette percelen kunt u melden bij het Meldpunt

Knolcyperus. Daar kunt u (telers, loonwerkers en andere

betrokkenen) ook meer informatie krijgen over de ligging van

besmette percelen.

Meldpunt KnolcyperusT: 0900-0625 (keuze 2)

E: [email protected]

Wilde haverWilde haver is een lastig onkruid door de lange levensduur van

het zaad en de snelle vermeerdering. Het is een schadelijke

verontreiniging in zaaizaden van granen.

Als de wilde haver niet tijdig wordt verwijderd uit

graangewassen, kan via de maaidorser verspreiding

plaatsvinden naar andere percelen. De beste methode om dit

te voorkomen is om elke plant te verwijderen voordat de eerste

zaden rijp zijn. Om die reden moet wilde haver verwijderd en

vernietigd worden vóór het zaad uitvalt maar in ieder geval

vóór 15 juli in Noord-Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe,

Flevoland, Overijssel en Noord-Holland) en vóór 1 juli in Zuid-

Nederland (overige provincies).

Jaarlijks wordt via de media gevraagd om percelen waarop

de wilde haver niet tijdig of onvoldoende bestreden wordt te

melden bij Bert Waterink (tel. 079-3687521).

In 2012 zijn 10 meldingen ontvangen. De helft van de

meldingen is in voorgaande jaren eerder gemeld. Nieuw

waren meldingen uit de Noordoostpolder en Opperdoes. De

ondernemers hebben in alle gevallen de wilde haver alsnog

bestreden. Voor meer informatie:

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wilde-haver.

Meldpunt Wilde haverT: 079-3687521

F: 079-3687010

E: [email protected]

Goedgekeurd pootgoedKwalitatief goed pootgoed is voor individuele ondernemers

een voorwaarde voor een geslaagde aardappelteelt en voor

de Nederlandse aardappelteelt als geheel betekent het een

lagere ziektedruk en een beter imago. Voordeel is hogere

opbrengsten, minder inzet van gewasbeschermingsmiddelen

en betere exportkansen. Telers zijn daarom verplicht om

gebruik te maken van goedgekeurd (gecertificeerd) pootgoed.

Dit kan aangekocht of zelf vermeerderd NAK-pootgoed zijn of

zelf vermeerderd pootgoed onder het ATR- of TBM-regime.

Consumptieaardappeltelers kunnen zelf pootgoed

vermeerderen onder het ATR-regime. De keuring moet tijdig

aangevraagd worden bij de NAK in Emmeloord (zie www.

nak.nl/aardappelen/aangifte). Voor het perceel is geen AM

vrijverklaring vereist, maar er gelden wel 2 voorwaarden.

Zo mag op het bedrijf geen reguliere NAK-pootgoedteelt

plaatsvinden en vermeerdering en gebruik van het pootgoed

(de consumptieteelt) moeten plaatsvinden binnen 25 km van

het bedrijf. De NAK keurt de gewassen op de C-norm.

De deelname is sinds de start in 2007 als volgt:

2007 2008 2009 2010 2011 2012

Aantal 257 273 293 298 312 317

Areaal (in ha) 570 607 599 653 695 721

Onder het TBM-regime mogen zetmeelaardappeltelers zelf

pootgoed vermeerderen. Deze telers worden (in opdracht

van Stichting TBM) door een keurmeester benaderd voor

deelname. Ongeveer driekwart van de bijna 1.400 telers

maakt hier jaarlijks gebruik van. De gewassen worden

beoordeeld en er wordt advies gegeven over de te verwachten

pootgoedkwaliteit.

Page 25: Akkerland 2013

AKKERLAND | 25

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Voor de TBM-vermeerdering geldt dat alleen zetmeelrassen

mogen worden gebruikt die opgenomen zijn in de

PA-verordening, te weten:

Achilles * Aventra * Festien * Plasandes Signum *

Actaro * Averia * Kantara Plasent * Smaragd

Albas Axion * Karakter * Plasettie * Sofista *

Allure * Belita * Karnico Plasinka * Sophytra

Altus * Benno Vrizo Katinka * Plasstärke * Starga *

Amyla Dartiest * Kuba * Plasuno * Stefano *

Astarte Dirigent Merano * Realist Stratos

Aurora * Energie Mercator Robény * Supporter *

Avano Eurobona Mercury Sassy Valiant *

Avarna * Euroflora Messina Savona Vebeca *

Avaya Euronova Nomade Scarlet Vebesta *

Aveka Eurotango Novano * Seresta * Vectra

Let op: In de wratziektekerngebieden in de omgeving van

Barger Compascuüm, Foxel, Mantinge, Ter Apel en Veendam

(zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/wratziekte) mogen

alleen rassen met voldoende resistentie tegen fysio 18 geteeld

worden. Deze rassen zijn aangeduid met een *.

Met ingang van 2013 zijn de rassen Amyla, Sassy en Supporter

toegevoegd en Pallina verwijderd.

Meer informatie, inclusief de zogenoemde TBM-lijst, kunt u

vinden op www.productschapakkerbouw.nl/teelt/goedgekeurd-

pootgoed.

Landelijke handhaving

De handhaving geschiedt jaarlijks op basis van keurings- en

beoordelingsgegevens van de NAK, respectievelijk de Stichting

TBM, en op basis van meldingen. In 2012 zijn 2 meldingen

ontvangen, tegenover 0 in 2011, 2 in 2010, 0 in 2009, 1 in

2008 en 6 in 2007. Daarnaast kwamen uit de gegevens van

de NAK 2 overtredingen naar voren van de 25 km-norm bij

vermeerdering onder het ATR-regime. Deze ondernemers

mogen het geoogste product in 2012 niet als pootgoed

gebruiken in 2013.

Naar aanleiding van de ringrotvondsten op Goeree-Overflakkee

eind 2011, waarbij signalen waren van het gebruik van

ongekeurd pootgoed, zijn in 2012 inspecties verricht in het

gebied. Inspecties vonden plaats rond het poten (maart/

april) en aan het eind van het groeiseizoen (september). Bij

de inspectie in het voorjaar is gezocht in het gebied waar de

hoogste pakkans werd verwacht. Van de 64 geïnspecteerde

bedrijven, bleken 7 telers in overtreding. Het pootgoed werd

door de NVWA vastgelegd en afgezet als diervoeder.

In september 2012 zijn 9 aselect gekozen bedrijven

onderzocht, door de gegevens van de aardappelteelt vast

leggen en de bewijzen van goedgekeurd pootgoed op

Jan Verhoeven

‘Illegaal pootgoed schaadt hele aardappelsector’

Illegaal pootgoed doet de aardappelsector veel schade.

Terecht dat daarop wordt gecontroleerd, zegt Jan Verhoeven,

akkerbouwer in Mookhoek. “Met een verordening kun je dan

een straf opleggen, dat is het voordeel van een verordening.”

Verhoeven vindt wel dat er te weinig controles zijn.

Verhoeven teelt consumptieaardappelen. Maar als hij het

over de aardappelsector heeft, dan kijkt hij verder dan alleen

consumptieteelt. “De consumptieteler en pootaardappelteler

zijn afhankelijk van elkaar”, zegt hij. “Beide hebben hun aandeel

in het imago van Nederland als aardappelland. Dat kun je niet

los van elkaar zien.” De pootgoedsector exporteert het grootste

deel van de productie, maar ook veel consumptieaardappelen

gaan naar het buitenland, als grondstof voor de frites- en

chipsindustrie of als tafelaardappel. “Als het buitenland denkt

dat de aardappelen uit Nederland niet goed zijn, schaadt dat alle

aardappelen. Pootgoed én consumptie.”

Het draait om het vertrouwen in de kwaliteit. “De afnemer moet

weten dat het met Nederlandse aardappelen goed zit. Daarom

kunnen we ons geen gerommel veroorloven.” In dat licht is

het volgens Verhoeven goed dat er controle is op het gebruik

van illegaal pootgoed. “De handel en het gebruik schaden het

imago van de sector. Daar hebben we last van, zeker als er ook

nog een probleem als ringrot bij komt.” Verhoeven refereert aan

recente problemen met illegaal pootgoed in zuidwest Nederland.

“Een enkeling bederft het voor de rest. Het is dus goed om te

controleren. Al heb ik geen hoge verwachtingen, want er zijn te

weinig controles.”

Als consumptieteler wil Verhoeven zelf ook goed

uitgangsmateriaal. “Onze marges zijn niet ruim. Het kost ons

teveel als het uitgangsmateriaal niet goed is. Als ik een gegronde

klacht heb, krijg ik de kosten van het pootgoed vergoed maar

niet de vervolgschade. Terwijl die ook aanzienlijk kan zijn.” De

oorzaken zijn divers. “De pootgoedteler heeft tegenwoordig een

groot areaal schoon te houden en de fritesfabrieken hebben

steeds vaker ziektegevoeliger rassen.” Maar de akkerbouwer

steekt ook de hand in eigen boezem. “Je kunt je afvragen of

wij als consumptietelers een meerprijs willen betalen voor goed

uitgangsmateriaal.”

INTERVIEW

Page 26: Akkerland 2013

26 | AKKERLAND

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

te vragen. Bij 4 bedrijven werden voldoende certificaten

overgelegd, bij 3 onvoldoende certificaten maar wel facturen,

bij 1 was sprake van onderverhuur en bij de laatste was sprake

van deelbouw. Bij geen van deze ondernemers werd het

gebruik van illegaal pootgoed aangetoond.

Deze resultaten zijn binnen de aardappelketen besproken,

waarna de Commissie Teeltaangelegenheden besloten heeft in

2013 een actieve en landelijke opsporing van illegaal pootgoed

te organiseren. Telers en handel financieren elk de helft van

deze opsporing. De opsporing is begin maart gestart in de

gebieden waar vroege aardappelen worden geteeld, zoals op

Tholen, Goeree-Overflakkee en Opperdoes. Vervolgens is/

wordt ook gezocht in de andere aardappelteeltgebieden.

Erosie Zuid-LimburgIn Zuid-Limburg gelden regels om erosie door regenwater te

voorkomen. Vanaf 1 september a.s. gaan er nieuwe regels

gelden.

De provincie Limburg is toezichthouder en controleert

jaarlijks op akker- en tuinbouwbedrijven. Indien ondanks

de maatregelen toch erosie optreedt, is melding bij het

productschap verplicht. In teeltjaar 2012 (najaar 2011 t/m oogst

2012) zijn in totaal 3 meldingen ontvangen en zijn corrigerende

maatregelen getroffen. Als oorzaak werd veel neerslag, al

dan niet in combinatie met afstroming van een bovenliggend

perceel gemeld.

Sinds 2009 ligt de nadruk bij erosiebestrijding op het

toepassen van niet-kerende grondbewerking (NKG) in

combinatie met een bodembedekker. Ploegen is onder

voorwaarden (nog) toegestaan. Eén van die voorwaarden is

dat het ploegen moet worden gemeld bij het productschap.

In teeltjaar 2012 zijn 220 meldingen ontvangen. Daarnaast

zijn 10 ontheffingen aangevraagd en verstrekt, in verband met

de aanleg van een gasleiding, wortelonkruidbestrijding en

deelname aan het project Bodembreed.

Nieuwe regels

De bovengenoemde regels golden tot eind 2012 en zijn met

een jaar verlengd. Ondertussen wordt gewerkt aan een nieuwe

verordening die vanaf 1 september a.s. van kracht wordt.

Percelenmeteenhellingslengtevan<50menpercelen

vlakker dan 2%, evenals het winterbed van de Maas en het

inundatiegebied van Geul en Gulp, vallen niet langer onder de

verordening. Ook geldt de verordening niet op percelen tot

18% helling indien de teler bepaalde maatregelen treft, zoals

een grondbewerking na elke oogst, wissen van wielsporen,

toepassing NKG + bodembedekker, waterdrempels in

ruggenteelt, wateropvangvoorziening en/of wintergraanteelt.

Op alle resterende percelen moeten de ondernemers

maatregelen treffen om erosie te voorkomen. De maatregelen

moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Op helling van

18% of meer is alleen grasland toegestaan.

Alle akker- en tuinbouwers in en rond Zuid-Limburg krijgen

binnenkort een brochure toegezonden met daarin de nieuwe

regels met een toelichting.

Handhaving

In 2012 zijn alle dossiers van de toezichthouder over

vermeende overtredingen in teeltjaar 2011 beoordeeld.

Bij 3 dossiers is duidelijk sprake van overtreding van de

erosieregels. In het teeltjaar 2012 heeft de toezichthouder geen

overtredingen aangetroffen met voldoende bewijs voor een

tuchtrechtzaak, wel zijn waarschuwingen gegeven.

De dossiers van vermeende overtredingen in teeltjaar 2013

worden begin 2014 verwacht.

De erosieregels maken deel uit van de Cross Compliance-

voorwaarden voor EU-steun. Een bewezen overtreding kan

daarom leiden tot korting op de bedrijfstoeslag en eventueel

andere steunregelingen. Voor meer informatie zie

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/erosie-zuid-limburg.

Bestrijdingsplicht valse meeldauw in uienDoel van dit teeltvoorschrift is om verspreiding van en

besmetting met valse meeldauw in uien te beheersen. Het is

verplicht om de belangrijkste bronnen te bestrijden. Dit zijn

uienafvalhopen en ziektehaarden in uienpercelen. De regels zijn

vastgesteld op verzoek van en door de (uien)telers en gelden

ook voor sjalotten (Allium ascalonicum).

Handhaving op valse meeldauw in uien is in 2012 voor het

8ste opeenvolgende jaar uitgevoerd. Mede op basis van

meldingen heeft de toezichthouder 36 gerichte controles

uitgevoerd. Er zijn 2 gele kaarten (waarschuwing) uitgedeeld

voor de aanwezigheid van een afvalhoop en een strafbare

ziektehaard. In beide gevallen werd aan de waarschuwing

gevolg gegeven. De afvalhoop is afgedekt en het betreffende

perceel werd gebrand. De toezichthouder heeft deze

maatregelen als afdoende beoordeeld, waardoor er net als

vorig jaar geen rode kaarten (tuchtrechtprocedure) hoefden te

worden uitgedeeld. De handhavingsperiode liep van 15 april tot

26 augustus. Mede op basis van informatie van NAKtuinbouw

kon worden vastgesteld dat toen ongeveer 2/3 deel van de

eerstejaarsplantuitjes was geoogst. Ontwikkeling, afstemming

en evaluatie van de regels gebeurt jaarlijks in de ‘Werkgroep

valse meeldauw’ van het PA. Hierin zijn zowel biologische

als gangbare uientelers vertegenwoordigd. Aan de hand van

ervaringen uit 2012 heeft de werkgroep besloten om in 2013 bij

de handhaving extra aandacht te vestigen op de zogenoemde

meeldauwvrijverklaring.

Uit praktijkonderzoek van de afgelopen jaren is gebleken dat

de eerste valse meeldauwhaarden meestal in plantuien worden

gevonden. Systemisch geïnfecteerd uitgangsmateriaal (bij de

teelt van eerstejaarsplantuitjes in het voorafgaande jaar is het

bolletje besmet) is dan vaak de bron. De bestaande verplichting

om ziektehaarden en afvalhopen te bestrijden, is daarom op

Page 27: Akkerland 2013

AKKERLAND | 27

verzoek van de telers al enkele jaren geleden uitgebreid en

aangescherpt met een meeldauwvrijverklaring bij de afzet van

eerstejaarsplantuitjes. Deze verklaring bij het uitgangsmateriaal

moet er toe leiden dat telers van tweedejaarsplantuien zo

schoon mogelijk starten. Vanaf teeltjaar 2010 is het niet

toegestaan om in Nederland tweedejaarsplantuien te telen

zonder te beschikken over een, door NAKtuinbouw afgegeven,

beoordelingsrapport waaruit blijkt dat het (eerstejaars)

uitgangsmateriaal meeldauwvrij is.

NAKtuinbouw keurt daarom vlak voor de oogst een gewas

eerstejaarsplantuitjes visueel op de aanwezigheid van valse

meeldauw. Als hieruit blijkt dat er geen valse meeldauw is

geconstateerd, dan dient (een kopie van) dit rapport als

bewijs voor de afnemende teler van tweedejaarsplantuien

dat het uitgangsmateriaal schoon is. Als wel valse meeldauw

in het gewas eerstejaarsplantuitjes is geconstateerd, maar

bij nacontrole (biotoets uitgevoerd door NAKtuinbouw)

blijkt dat de uitjes vrij van valse meeldauw zijn, dient de

rapportage hiervan als bewijs voor de afnemende teler

van tweedejaarsplantuien dat het uitgangsmateriaal

“schoon” is. Besmet bevonden eerstejaarsplantuitjes of

eerstejaarsplantuitjes waarvan geen beoordelingsrapport kan

worden overlegd waaruit blijkt dat deze meeldauwvrij zijn,

kunnen alleen na het ondergaan van een warmtebehandeling

op de (door NAKtuinbouw) voorgeschreven wijze (warm

waterbehandeling van 1 uur bij 40º C) alsnog voor de teelt van

tweedejaarsplantuien worden gebruikt. Van deze behandeling

dient de afnemende teler van tweedejaarsplantuien eveneens

een bewijs te kunnen overleggen.

Er wordt in de praktijk vaak gedacht dat alle eerstejaars

plantuitjes onder het keuringsprotocol van Naktuinbouw

vallen en dus ook automatisch door NAKtuinbouw op valse

meeldauw worden gecontroleerd. Dat is echter niet altijd het

geval. Telers die voor eigen gebruik plantuitjes vermeerderen,

vallen niet automatisch onder het keuringsprotocol en dienen

dus met betrekking tot de meeldauwvrijverklaring (van het

eerstejaarsuitgangsmateriaal voor hun eigen tweedejaars-

plantuien) zelf een keuringsverzoek bij NAKtuinbouw in te

dienen of moeten aantonen dat het gebruikte eerstejaars-

uitgangsmateriaal een warmwaterbehandeling (1 uur

bij 40º C) heeft ondergaan. Ook eerstejaarsuitjes uit het

buitenland (bijvoorbeeld Engeland) die doorverkocht worden

aan Nederlandse tweedejaarstelers zijn niet automatisch

meeldauwvrij verklaard. Het is voor de teler van tweedejaars-

plantuien dus zaak om van de leverancier van het eerstejaars-

uitgangsmateriaal altijd een meeldauwvrijverklaring te

eisen, zodat deze bij controle getoond kan worden aan

toezichthouderBQSupport.Deverplichtingligtimmersbij

de teler van tweedejaarsplantuien. Hierop wordt in 2013 extra

gecontroleerd. Indien de verklaring niet binnen twee werkdagen

kan worden getoond of niet aantoonbaar kan worden

gemaakt dat het uitgangsmateriaal een (door NAKtuinbouw

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Frans Claassen

‘Verordening deels opgenomen in reguliere keuring’

NAKtuinbouw keurt eerstejaars plantuien en geeft ook de

verplichte meeldauwvrijverklaring voor eerstejaarsplantuien

af. Daar is nooit discussie over, zegt Frans Claassen, manager

keuring groentegewassen bij NAKtuinbouw. “De telers werken

altijd mee, de vrijverklaring hoort er gewoon bij. Ze zien er de

meerwaarde van in.”

Vlak voor de oogst beoordelen keurmeesters of de eerstejaars-

plantuien vrij zijn van valse meeldauw. “Vaak hebben ze daarvoor

contact met de telers van de plantuien”, zegt Claassen. “Ze

overleggen wanneer de telers denken te gaan oogsten of

bespreken de oogstplanning. Daar houden ze rekening mee.” De

vrijverklaring is geen onderdeel van de verplichte keuring, maar

is een aanvullende dienst die NAKtuinbouw levert.

Dat geen van de telers de vrijverklaring ter discussie stelt,

komt volgens Claassen doordat er afstemming is in de gehele

sector. “Niet alleen vertegenwoordigers van NAKtuinbouw

maar ook de telers van eerstejaarsplantuien zitten bij ons in de

Adviescommissie Plantuien die de keuringsplannen bespreekt.

Ze denken dus zelf mee.”

De rol van de telers in de totstandkoming van de regels is

belangrijk. “Het Productschap Akkerbouw, verantwoordelijk voor

deze verordening, maakt die betrokkenheid mogelijk. Er zitten

heel veel overlegstructuren achter de voorschriften en dat is

de verdienste van het productschap. Daar wordt bepaald wat

wel of niet praktisch is. Dat ieder zich aan de regels houdt en

tegelijkertijd openstaat voor oplossingen voor problemen die

tijdens de rit ontstaan, dat is het echte werk.”

Het is afwachten wat er gebeurt als het productschap verdwijnt,

zegt Claassen. “Ik hoop dat het Ministerie van Economische

Zaken de verordeningen overneemt. Hopelijk kijken ze dan niet

alleen met een juridische bril naar de invulling, maar hebben ze

oog voor het hele pakket aan maatregelen dat inherent is aan

deze verordening. Bij de valse meeldauw geeft NAKtuinbouw

de meeldauwvrijverklaring af, een andere instantie controleert

op het opruimen van afvalhopen. Het is een totaalpakket waar

het ministerie naar moet kijken. Dat is het goede nieuws van

de verordening: de mensen in de sector willen het zelf en ze

willen samenwerken; er ligt een gezamenlijk probleem aan ten

grondslag.”

INTERVIEW

Page 28: Akkerland 2013

28 | AKKERLAND

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

voorgeschreven) warmtebehandeling heeft gehad, dan volgt

tuchtrechtelijke afhandeling (=geldboete).

Om extra aandacht te vestigen op de meeldauwvrijverklaring

is er een informatieve folder gemaakt. Deze is bij specifieke

landelijke evenementen uitgedeeld (bijvoorbeeld themadag

uien) en staat vanzelfsprekend ook op

www.productschapakkerbouw.nl.

Handhaving (gele en rode kaartensysteem)

De handhaving (gele en rode kaartensysteem) van de

bestrijdingsplicht wordt in 2013 weer uitgevoerd door

keurmeesters van de Bloembollenkeuringsdienst (BKD),

dieonderverantwoordelijkheidvanBQSupportals

toezichthouders van het PA optreden. Naast de actieve

controle is ook het meldsysteem operationeel. U kunt

uienafvalhopen en valse meeldauwhaarden melden bij:

Meldpunt valse meeldauw T: 0252-433060;

F: 0252-417856;

E: [email protected]

Vanaf 2006 wordt in Zuidelijk Flevoland zelfhandhaving

uitgevoerd.

De controle en handhaving van de PA-regels rond

Phytophthora worden onder bepaalde voorwaarden door de

telers zelf uitgevoerd en georganiseerd. Dit biedt in dat gebied

een mogelijkheid om in goede afstemming tussen gangbare

en biologische telers Phytophthora beter te kunnen bestrijden.

Belangrijke voorwaarde en slaagfactor is dat het initiatief vanuit

de telers(groep) zelf moet komen en dat iedereen in het gebied

meedoet. Na evaluatie is wederom gebleken dat de aanwezige

telers het project als nuttig hebben ervaren en wensen te

vervolgen in 2013. Daarnaast is het mogelijk om deze vorm

van handhaving waar mogelijk en gewenst uit te breiden naar

andere gebieden.

Overige ontwikkellingen

Op verzoek van de sector wordt de afdekplicht van uien(afval-)

hopen aangescherpt. De reden hiervoor is het optreden van

koprot de afgelopen seizoenen. Onafgedekte (afval)hopen

met uien kunnen mogelijk een infectiebron van koprot zijn.

De bestaande verplichting (i.v.m. valse meeldauw) is van

toepassing op (afval)hopen met uien waarop groene delen

aanwezig zijn. Het huidige teeltvoorschrift wordt aangescherpt

zodat de afdekplicht ook van toepassing is op uien(afval-)

hopen als er nog geen groene delen op de uien aanwezig zijn,

terwijl de ondernemer zich ook niet mag ontdoen van uien

(artikel 2 lid 2) zonder zodanige maatregelen te nemen dat de

koprotschimmel zich niet kan verspreiden. Ook niet-uitgeplante

uien zoals plantmateriaal dient afgedekt te worden of bewaard

te worden op een plaats waardoor verspreiding van valse

meeldauw en koprot naar de omgeving niet mogelijk is.

Hiermee wordt zowel het risico op verspreiding van valse

meeldauw als van koprot verkleind.

Deze wijziging van het huidige teeltvoorschrift wordt dit seizoen

uitgewerkt en kan volgend jaar in werking treden. Dat neemt

niet weg dat dit jaar al geadviseerd wordt om uien(afval)hopen

altijdenzosnelmogelijkaftedekken.ToezichthouderBQ

Support neemt dit advies bij de jaarlijkse controles mee.

Ga voor meer informatie over dit teeltvoorschrift naar

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/valse-meeldauw.

Bestrijdingsplicht Phytophthora in aardappelenDit teeltvoorschrift beoogt de verspreiding van en

besmetting met Phytophthora infestans (aardappelziekte)

te beheersen. Het is verplicht om de belangrijkste

ziektebronnen (aardappelafvalhopen, Phytophthorahaarden en

aardappelopslagplanten) te bestrijden.

De regels zijn vastgesteld op verzoek van en door

de (aardappel)telers. Ontwikkeling, afstemming en

evaluatie van de regels gebeurt in de ‘Stuurgroep aanpak

Phytophthorabronnen’ van het PA. Hierin zijn zowel biologische

als gangbare aardappeltelers vertegenwoordigd.

Voor de handhaving zijn met toezichthouder NAK afspraken

gemaakt over gele kaarten (waarschuwingen) en rode kaarten

(tuchtrechtprocedure). Evenals de voorgaande jaren is in het

verslagjaar 2012 een 1000-tal controles uitgevoerd, waarbij

54 gele kaarten (2011: 67) zijn uitgedeeld aan telers met een

afvalhoop (40) en een ziektehaard in het perceel (14) en geen

rode kaarten (2011: 3 rode kaarten voor een afvalhoop).

Voor aardappelopslag werd geen overtreding geconstateerd. In

2011 werd hiervoor 5 keer geel getrokken.

In 2012 zijn er bij de handhaving in het algemeen weinig

problemen met de aardappelziekte geconstateerd. Het jaar

2012 was een normaal groeiseizoen met regelmatig regen.

Plaatselijk vielen er zware buien. Medio juli openbaarden zich

de eerste grote ziektehaarden, die door de plaatselijk zeer

natte omstandigheden met name in de biologisch geteelde

aardappelpercelen moeilijk te bestrijden waren. Gelukkig

verbeterden de (weers)omstandigheden in de tweede helft

van juli waardoor de bestrijdingsmogelijkheden verbeterden

en de telers tijdig maatregelen konden nemen. Mede

daardoor hoefden er geen rode kaarten (tuchtrecht) te worden

uitgedeeld.

Na evaluatie door de “stuurgroep aanpak bronnen”, is

geconcludeerd, dat de huidige regels in 2013 ongewijzigd

worden gecontinueerd en gehandhaafd.

Vanaf 2006 wordt in Zuidelijk Flevoland zelfhandhaving

uitgevoerd.

Page 29: Akkerland 2013

AKKERLAND | 29

De controle en handhaving van de PA-regels rond

Phytophthora worden onder bepaalde voorwaarden door de

telers zelf uitgevoerd en georganiseerd. Dit biedt in dat gebied

een mogelijkheid om in goede afstemming tussen gangbare

en biologische telers Phytophthora beter te kunnen bestrijden.

Belangrijke voorwaarde en slaagfactor is dat het initiatief vanuit

de telers(groep) zelf moet komen en dat iedereen in het gebied

meedoet. Na onderlinge evaluatie van de handhaving in het

afgelopen jaar is wederom gebleken dat de aanwezige telers

het project als nuttig hebben ervaren en wensen te vervolgen

in 2013.

De handhaving (gele en rode kaartensysteem in het kader

van het Masterplan Phytophthora) van de bestrijdingsplicht

wordt in 2013 wederom uitgevoerd door de NAK als

toezichthouder van het Productschap Akkerbouw. Naast

de actieve controle blijft ook het meldsysteem operationeel.

U kunt aardappelafvalhopen, Phytophthorahaarden en

aardappelopslag melden bij:

Meldpunt PhytophthoraT: 0527-635432;

E: [email protected]

Het Masterplan Phytophthora is afgelopen jaar gestopt

als apart project maar met het verdwijnen van de naam

stoppen niet alle activiteiten. De door de sector gewenste

activiteiten op het gebied van Phytophthora worden in 2013

aangestuurd door de Commissie Teeltaangelegenheden (de

telersvertegenwoordigers) van PA. In de CT is afgesproken

dat de communicatie naar de telers over de middelen en de

optimale bestrijdingsstrategie wordt vervolgd. Dat betekent

dat alle aardappeltelers ook in 2013 weer de jaarlijkse

Phytophthora –info hebben ontvangen. Hierin staan de

bestrijdingsstrategie 2013 en de middelentabel weer centraal.

Meer informatie hierover kunt u vinden op

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/gewasbes-phytophthora.

Voor onderzoeksresultaten zie www.kennisakker.nl.

Overige teeltvoorschriften Naast de genoemde teeltvoorschriften gelden nog andere

teeltvoorschriften van het PA. Deze hebben betrekking op:

- Coëxistentie (ggo’s)

Bij de teelt van ggo’s moeten de telers van buurpercelen

tijdig geïnformeerd worden en er gelden isolatieafstanden

voor suikerbieten, maïs en aardappelen. Voor meer

informatie zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/

coëxistentie.

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Jeroen Kloos

‘Invulling door sector creëert draagvlak’

“Na goede voorlichting doet 95 procent van de telers het uit

zichzelf gewoon goed”, zegt Jeroen Kloos, beleidsmedewerker

akkerbouw bij LTO Noord, over de aanpak van Phytophthora.

“Phytophthora komt via de lucht heel gemakkelijk bij de buren

terecht, en nog veel verder ook. Daarom zoek je een instrument

om de mensen die minder alert zijn, op hun gedrag aan te

spreken.” Dat instrument is de Phytophthoraverordening van het

Productschap Akkerbouw.

Voor de aanpak van Phytophthora is onder meer het systeem

met gele en rode kaarten bedacht. Aardappeltelers kunnen een

kaart krijgen voor een niet-afgedekte afvalhoop of bij een te

grote haard in hun aardappelperceel. “Doel van dat systeem is

niet om akkerbouwers bij een overtreding af te straffen, maar

ze op een prettige manier bewust te maken van de risico’s die

ze voor zichzelf en voor anderen veroorzaken.” Kloos was nauw

betrokken bij het project Masterplan Phytophthora, dat vorig jaar

is geëindigd, en bij de invoering van het systeem met gele en

rode kaarten.

De Phytophthoraverordening is een van de verordeningen die

bij het Productschap Akkerbouw is ondergebracht. De sector

bepaalt zelf de invulling van de verordeningen. “Dat creëert

draagvlak en daardoor werkt een verordening”, zegt Kloos.

“Door het verdwijnen van de productschappen verdwijnt ook de

mogelijkheid om dergelijke zaken met elkaar af te spreken. Dat is

zorgelijk.”

Het vastleggen van regels en de controle op het naleven daarvan

kan uiteraard op een andere manier worden geregeld. “De

overheid kan dezelfde verordening opstellen en door de NVWA

laten controleren. Het draagvlak is dan minder, want de sector

praat niet zelf mee over de invulling. En als boerenbestuurders

het hoe en waarom van bepaalde afspraken uitleggen, is dat

voor boeren toch een heel ander geluid dan wanneer iemand van

de NVWA dat doet.”

Dat het Masterplan Phytophthora goed heeft gewerkt, is volgens

Kloos te danken aan de productschappen. “De Belgen zijn

jaloers op hoe wij dit konden organiseren. Zij willen het graag

kopiëren vanwege de resultaten, maar hebben geen structuur als

de productschappen.”

INTERVIEW

Page 30: Akkerland 2013

30 | AKKERLAND

- Bietenvergeling

In bepaalde gebieden gelden regels voor de opslag

van suiker-/voederbieten en zaadbietenteelt, om (de

verspreiding van) bietenvergeling tegen te gaan. Voor

meer informatie zie www.productschapakkerbouw.nl/teelt/

vergelingsziekten.

TuchtrechtOvertredingen van de teeltvoorschriften worden tuchtrechtelijk

bestraft. Het tuchtgerecht bestaat uit een onafhankelijk

rechtsgeleerd voorzitter en 11 leden (akkerbouwers), van wie er

per zitting 2 aanwezig zijn. Het secretariaat is in handen van het

Instituut Agrarisch Recht (IAR) in Wageningen.

Bij overtredingen worden geldboetes opgelegd, maar het

tuchtgerecht kan ook besluiten tot openbaarmaking van de

uitspraak of onder verscherpte controle stellen van het bedrijf

op kosten van de betrokkene, of een berisping. De wettelijk

vastgelegde maximale geldboete per overtreding is sinds

1 januari 2012 € 7.800,-. Als het wederrechtelijk genoten

voordeel echter meer is dan € 1.950,-, is de maximale boete € 19.500,-.

In 2012 heeft geen zitting van het tuchtgerecht plaatsgehad.

Er zijn twee zaken in voorbereiding, waarvan er een betrekking

heeft op overtreding van de regels voor het gebruik van

goedgekeurd pootgoed. De andere zaak heeft betrekking op

overtreding van de wratziekteverordening.

Indien de ondernemer zich (na verzet) niet kan vinden in

de uitspraak van het tuchtgerecht, kan beroep worden

aangetekend bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven

(CBb). Dit hoogste rechtscollege heeft begin 2011 een beroep

ontvangen. Betrokkene had een geldboete opgelegd gekregen

vanwege overtreding van de regels voor knolcyperus. Het CBb

heeft de zaak in april behandeld en de opgelegde geldboete

verlaagd.

MEER INFORMATIEAlgemeen:

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/voorschriften

Spuitkeuring, Phytophthora en valse meeldauw:

Ben Kimmann, T 079-368 75 19, M 06-510 655 13,

E [email protected]

Overige teeltvoorschriften:

Bert Waterink, T 079-368 75 21, M 06-512 692 57,

E [email protected]

Hans van Kessel

‘Als de markt het moet regelen, krijgen we wildgroei’

Het Productschap Akkerbouw is de uitgelezen plaats om te

praten over certificering, vindt Hans van Kessel, akkerbouwer in

Erichem. “Daar zitten alle partijen al bij elkaar om tafel. Daar kun

je dus één standaard voor je productcertificering afspreken. Dat

is in feite een ondergrens in de kwaliteit die de sector levert.”

De kracht van certificering is dat het erkenning geniet, vindt Van

Kessel. “Daarmee kun je afnemers waar ook ter wereld aan je

binden. Voorwaarde daarvoor is dat je als sector één certificering

hebt. Daar moeten we voor strijden.” Het productschap zet zich

in voor certificering. “Terecht. Certificering is nauw verbonden

met voedselveiligheid en nu ook met duurzaamheid. De

maatschappij vraagt van ons dat we daaraan werken. Door

certificering voldoen we aantoonbaar aan bepaalde eisen en

wensen.”

Als certificering niet collectief wordt geregeld, pakt de markt het

zelf op. De afnemers van de akkerbouwproducten stellen dan

zelf eisen. “Dat is beslist niet in ons belang. Als elke afnemer zijn

eigen regels opstelt, krijgen we een wildgroei in certificeringen.

Dat is onduidelijk voor de eindgebruikers, maar ook ongunstig

voor de onderhandelingspositie van ons als telers. Het kan dan

gebeuren dat je bij de afzet van je product erachter komt dat je

aan bepaalde afnemers niet kunt leveren omdat je niet voldoet

aan al hun eisen.”

Meepraten

Belangrijk is ook dat de sector meepraat over de eisen die bij

de certificering worden gesteld, zegt Van Kessel. “De regels en

voorschriften moeten wel werkbaar blijven. Alleen als je als telers

en afnemers met elkaar om tafel zit, krijg je een evenwichtige

formulering van de certificeringsvoorschriften.”

Van Kessel heeft ruime ervaring met certificering. Hij heeft zelf

enige tijd het GlobalGAP-certificaat gehad. “Dat moest voor de

afzet van mijn fruit. Maar ik ben ermee gestopt omdat ik van

sommige zaken het nut niet inzag.” Zo moest hij bijvoorbeeld op

een plattegrond intekenen waar hij zijn zeven ongediertekistjes

had staan. “Een afgetekende plattegrond zelfs. Een controleur

heeft gecheckt of ze echt op hun plek stonden.” Nu heeft hij

weer VVAK.

INTERVIEW

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Page 31: Akkerland 2013

AKKERLAND | 31

CertificeringHet productschap is sinds eind jaren ’90 nauw betrokken bij

de certificering in de akkerbouw door het actief ondersteunen

van het ‘Akkerbouw Certificeringsoverleg’, de beheerder

van de Voedsel- en Voederveiligheid Akkerbouw (VVAK).

Dit is een uniek platform voor praktijkgerichte en zinvolle

certificering. De deelnemende afnemers zijn beheerders van

de zogenoemde gewascertificaten (VVC’s). Het productschap

voert het voorzitterschap en het secretariaat. Daarnaast is het

productschap vertegenwoordigd in de nationale werkgroep van

GlobalGAP.

Akkerbouw

Vrijwel alle akkerbouwers zijn al gecertificeerd en voldoen

aan de door de afnemer gestelde eisen, hetgeen blijkt uit het

jaarlijks zeer lage aantal afkeuringen en even zo weinig zaken

in bezwaar- en beroepsprocedures. Het betreft vooral eisen

om voedsel- en voederveiligheidsrisico’s af te dekken. De

VVC’s en de bedrijfscertificaten VVAK en GlobalGAP zijn op dat

gebied qua aantal certificaten de grootste in de Nederlandse

akkerbouw. Van de akkerbouwbedrijven heeft naar schatting

58% VVC(‘s), 22% VVAK en 20% GlobalGAP. De aandelen van

VVAK en GlobalGAP nemen jaarlijks licht toe ten koste van de

VVC’s.

Wederzijdse erkenning

Om dubbele certificering van telers te voorkomen wordt, indien

de sector dit wenst, toegewerkt naar wederzijdse acceptatie

(gelijkwaardigheid). Om die reden is reeds meerdere jaren

wederzijdse acceptatie van en door het Belgische IKKB-

schema voor de plantaardige sector. Ook wordt samenwerking

gezocht met andere nationale schema’s via het A-net. Zo wordt

getracht een netwerk te maken van schema’s in Duitsland,

Zwitserland, Oostenrijk, België en het Verenigd Koninkrijk.

Duurzaamheid

Met ingang van 2011 bevat het VVAK eisen, waarmee

gecertificeerde telers aantoonbaar kunnen voldoen aan de

EU-eisen voor duurzame biomassaproductie ten behoeve van

energiedoeleinden (‘RED’-eisen). Dit is bijvoorbeeld relevant

voor granen voor bioethanol en koolzaad voor plantaardige

olie.

In 2012 zijn de eisen verwerkt in een nieuwe VVAK-

module: ‘Duurzaam Akkerbouw Bedrijf’. Deze is op 25

juni 2012 aangeboden aan het Ministerie van EL&I. Ook

is het aangeboden aan het Ministerie van I&M, waarna de

Nederlandse Emissieautoriteit op 17 oktober 2012 namens

het ministerie heeft gemeld dat het duurzaamheidssysteem

VVAK voor alle duurzaamheidscriteria wordt geaccepteerd.

Dit betekent dat biomassa van akkerbouwmatige teelten van

bedrijven met het VVAK-duurzaamheidscertificaat met een

jaarlijkse controle aantoonbaar voldoet aan de RED-eisen.

Het duurzaamheidscertificaat is vooral interessant voor

akkerbouwers die met het onderwerp aan de slag zijn/willen

en wiens consumptieaardappel- en GZP-teelt gecertificeerd

is op basis van het VVAK of gewascertificaten (VVC’s). Voor

deze telers is het duurzaamheidscertificaat slechts een kleine

uitbreiding van eisen met weinig extra kosten.

Als u nu één of meerdere VVC’s hebt en wilt overstappen

naar VVAK of omgekeerd, dan kunt u dit aangeven bij uw CI

(NAK AGRO, SGS of CUC). De kosten zijn namelijk gelijk,

evenals de eisen. Voordeel van VVAK is de administratieve

vereenvoudiging (slechts één telershandleiding voor al uw

gewassen).

Meer informatie over het VVAK kunt u vinden op

www.productschapakkerbouw.nl/teelt/vvak.

TEELTVOORSCHRIFTEN EN HANDHAVING

Page 32: Akkerland 2013

32 | AKKERLAND

VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID

Page 33: Akkerland 2013

AKKERLAND | 33

VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID

Page 34: Akkerland 2013

34 | AKKERLAND

MARKT

Hoe anders is de situatie in een land als China met een

bevolking van ongeveer 1,3 miljard inwoners en een jaarlijkse

economische groei van 8 à 10%. De Chinese graanoogst

stijgt de laatste jaren fors en voor het seizoen 2012/13 ramen

analisten de graanoogst op 337 miljoen ton. Ter vergelijking,

de graanoogst bedroeg in het seizoen 2009/10 ongeveer 286

miljoen ton ofwel een stijging met 51 miljoen in enkele jaren. De

Chinese invoer van graan is beperkt en bedraagt slechts 7,5

miljoen ton in 2012/13 terwijl de EU dit seizoen 15,6 miljoen ton

graan (voornamelijk maïs en tarwe) zal gaan invoeren.

Een ander opmerkelijk verschil tussen de Europese Unie en

China is het strategisch voorraadbeleid. Bij aanvang van dit

seizoen bedroeg de Chinese graanvoorraad ruim 115 miljoen

ton bij een graanconsumptie van 342 miljoen ton ofwel een

minimale graanvoorraad van 17,5 weken graanconsumptie

terwijl de Europese Unie 1 juli 2012 een graanvoorraad had

van 7 weken graanconsumptie.

Uiteraard zijn er meer dan voldoende redenen voor de Chinese

autoriteiten om de voedselvoorraden aan te leggen en de

productie van granen te stimuleren. De Chinese minimumprijs

voor maaltarwe bedraagt € 285,- per ton en er worden

subsidies toegekend voor onder andere investeringen in

machines, irrigatiesystemen, voor deugdelijk uitgangsmateriaal.

In enkele regio’s zijn de akkerbouwers vrijgesteld van het

betalen van belasting.

Door de economische groei in China is het traditionele

eetpatroon gewijzigd. Zo zal consumptie van kippenvlees

volgens OESO-FAO stijgen van 12 kilo per persoon in 2012 tot

15,5 kilo in 2021. Voor de EU blijft die consumptie stabiel op

20 à 21 kilo, terwijl voor de Verenigde Staten een consumptie

wordt verwacht van 44 à 47 kilo per persoon.

Door de toename van de vleesconsumptie in China is een

stijging van de productie van granen en soja noodzakelijk. De

productie van sojabonen stagneert de laatste jaren (12 à 15

miljoen ton per jaar) waardoor de invoer is toegenomen van

54 miljoen ton in 2009/10 tot 61 miljoen ton in het seizoen

2012/13.

De internationale graanprijzen daalden begin december 2012

omdat China een order van ruim 1 miljoen ton soja in de

Verenigde Staten annuleerde om enkele dagen later voor een

aanzienlijk lagere prijs die 1 miljoen ton alsnog af te nemen.

De ontwikkelingen van de graanprijzen zijn uiteraard afhankelijk

van de oogst en consumptie, maar de ontwikkelingen in China

zijn van groot belang.

Bepalen de ontwikkelingen in China de Nederlandse graanprijzen?De EU heeft het oude Europese landbouwbeleid voor onder andere granen bijna volledig afgeschaft. Het

oude vangnet voor granen in de vorm van een interventieprijs van € 185,- per ton graan uit bijvoorbeeld

1984 is ontmanteld en gedeeltelijk omgezet in een hectaretoeslag voor de akkerbouwers zonder enige

vorm van stimulering van de productie. Ook de (strategische) voorraden die ontstonden als gevolg van

het interventiesysteem zijn verdwenen en het vangnet zal pas opengesteld worden indien de Europese

graanprijzen onder het niveau van € 100,- per ton komen.

MEER INFORMATIEVoor meer informatie kunt u contact opnemen met Fred Klein

T 079-3687 528

M 06-22 45 87 79

E [email protected]

Page 35: Akkerland 2013

MARKT

AKKERLAND | 35

Page 36: Akkerland 2013

36 | AKKERLAND

MARKT

Vaste onderdelen van de activiteiten zijn:

• onafhankelijkevoorraadmetinginnovember,februarien

april van consumptieaardappelen en zaaiuien;

• maandelijksepublicatievandeverwerkingvanaardappelen

tot aardappel-consumptieproducten (elke vrijdag na de 15e

van de maand);

• telersbeursnoteringen.PAfaciliteertopverzoekvande

aardappelsector (teelt, handel en industrie) bij het tot

stand komen van de wekelijkse aardappelnoteringen

“fritesgeschikt” Noord (Emmeloord) en Zuid (Goes).

Volgens een gezamenlijk afgesproken protocol wordt

op een uniforme manier genoteerd. Jaarlijks wordt in

afstemming met alle belanghebbenden vastgesteld of

en zo ja, hoe de ‘koers’ bijgesteld moet worden. In 2013

betaalt PA de ‘noteringskosten’ (vacatie en km-vergoeding)

van de telersnoteerders van de noteringscommissie van

LNCN (Emmeloord), ZLTO (Goes) en Wieringermeer e.o.

(Middenmeer m.b.t de notering poot- en tafelaardappelen);

• dagelijksbijhoudenenactualiserenvandesites.

Het totale pakket wordt in 2013 nog collectief gefinancierd door

de consumptieaardappeltelers (fonds consumptieaardappelen)

en de uientelers (fonds uien) en kost aardappeltelers

omgerekend per ha consumptieaardappelen ongeveer € 1,75

en uientelers per ha uien ongeveer € 3,70 (onderdeel van de

jaarlijkse heffing).

Een nieuwe activiteit is Agriprins, het landelijk digitaal

prijsinformatiesysteem van en voor consumptieaardappeltelers.

Vanaf maart 2013 is Agriprins vrij beschikbaar voor iedereen tot

eind van het marktseizoen (zie www.agriprins.nl).

Het Productschap Akkerbouw (PA) levert op verzoek

van consumptieaardappel- en uientelers online al

vele jaren onafhankelijke markt- en prijsinformatie via

www.aardappelinfo.nl en www.ui-info.nl. Daarnaast

wordt er iedere week een aardappel– en een

uiennieuwsbrief gepubliceerd. Het aantal abonnees

van deze service is de afgelopen jaren gegroeid naar

een vrij stabiel aantal van 4.000 (3.000 aardappelinfo

en 1.000 ui-info). In nauwe afstemming met de sector

wordt getracht de dienstverlening optimaal aan te

laten sluiten bij de wensen van de telers. De laatste

nieuwsbrieven worden naar schatting eind juni

verstuurd.

Aardappel- en uienmarktinformatie voor telers

Page 37: Akkerland 2013

AKKERLAND | 37

Elders in deze Akkerland wordt uitgebreid aandacht besteed

aan Agriprins.

Met de voorgenomen opheffing van PA in 2014 is het

ook duidelijk dat dit het laatste seizoen is dat markt- en

prijsinformatie nog uit collectieve heffingen gefinancierd

worden. Uit de laatste ondernemerspeiling kan worden afgeleid

dat onafhankelijke markt- en prijsinformatie door de telers wel

zeer gewenst en gewaardeerd wordt (met een rapportcijfer 8).

De sector (LTO en NAV) is nu aan zet om te bepalen of deze

activiteit nog gewenst is en zo ja, hoe deze met ingang van de

vermarkting van oogst 2013 georganiseerd en gefinancierd kan

worden.

Geoogst areaal en oogstraming aardappelen en uien 2012 (2011)

Oppervlakteha geoogst

Opbrengst/haton/ha

Totale bruto opbrengst ton

Consumptie-aardappelen 67.452 (72.231) 50,2 (53,4) 3.383.603 (3.857.284)

Zaai-uien 20.833 (23.200) 58,5 (60,6) 1.329.867 (1.582.032)

Bron: CBS

MARKT

Nog geen abonnee van de nieuwsbrief AARDAPPELINFO en/of UI-INFO?

Ga voor NIEUWSBRIEF AARDAPPELINFO naar www.aardappelinfo.nl, klik onderaan op ‘aanmelden’, vul de gegevens in en selecteer fax of e-mail.

Ga voor NIEUWSBRIEF UI-INFO naar www.ui-info.nl, klik onderaan op ‘aanmelden nieuwsbrief’, vul de gegevens in en selecteer fax of e-mail.

OF:

Stuur een fax naar 079-3687010 met daarin:• nieuwsbriefaardappelinfoen/ofnieuwsbriefui-info;• naam,adresenwoonplaats;• uwfaxnummer.

De nieuwsbrieven worden in 2013 (markt oogst 2012) nog collectief gefinancierd.

telersprijzen fritesgeschikte aardappelen gedurende het seizoen in Є/100 kg

fritesaardappelen

prij

s/10

0 kg

0,00

wk 44

wk 47

wk 50

wk 2 wk 5 wk 8

wk 11

wk 14

wk 17

wk 20

wk 23

wk 26

wk 29

5,00

10,00

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

40,00

seizoen 2009/2010 seizoen 2010/2011

seizoen 2011/2012 seizoen 2012/2013

gemiddelde telersprijzen zaaiuien gedurende het seizoen in Є/100 kg

zaaiuien grof

prij

s/10

0 kg

zaaiuien grof 2009/2010 zaaiuien grof 2010/2011

zaaiuien grof 2011/2012 zaaiuien grof 2012/2013

0,00

wk 33

wk 36

wk 39

wk 42

wk 45

wk 48

wk 51

wk 3 wk 6 wk 9

wk 12

wk 15

wk 18

wk 21

wk 24

wk 27

5,00

10,00

15,00

20,00

25,00

30,00

35,00

40,00

Page 38: Akkerland 2013

38 | AKKERLAND

MARKT

In Agriprins worden op transparante,

gecontroleerde en betrouwbare wijze

aardappeltransacties vastgelegd, zodat

telers hieruit informatie over markt- en

prijsontwikkelingen kunnen afleiden.

De vier grootste fritesverwerkers

(Aviko, Farm Frites, LambWeston en

McCain) hebben zich daarbij verplicht

om alle seizoentransacties met telers

(fritesgeschikt en vanaf 50 ton) in te

voeren. Dankzij deze inbreng zijn er

jaarrond (van medio februari 2012

tot medio februari 2013) in totaal

1600 transacties ingebracht met

een totaalvolume van 500.000 ton

aardappelen. De informatie die zichtbaar

is en bekeken kan worden betreft onder

andere transactiedatum, aflevermaand,

ras, prijs, tonnen, bestemming,

maatsortering, grondsoort en regio.

Met de (aardappel)afnemende handel

is ook afgestemd over mogelijke

deelname aan Agriprins. Daarmee

zou ook een substantieel deel van de

consumptieaardappelen, bestemd

voor export (schillerij) en buitenlandse

fritesfabrieken, in beeld komen.

Zo zou het systeem een beter

totaalbeeld geven van de markt

van de Nederlandse consumptie-

en industrieaardappelen. Helaas,

maar wel begrijpelijk, ziet de handel

onvoldoende meerwaarde in deelname.

Als belangrijkste knelpunt wordt de

mate van transparantie en weergave van

detailinformatie ervaren, waardoor het

inkoopbeleid van individuele bedrijven

min of meer openbaar gemaakt zou

worden. Telers kunnen natuurlijk zelf

de transacties met afnemende handel

inbrengen, maar de mate waarin dat

gebeurt is vooralsnog zeer beperkt.

In het afgelopen jaar hebben 250

consumptieaardappeltelers Agriprins

getest en verbeterd. Een ruime

meerderheid van de geraadpleegde

telers wil blijven beschikken over

Agriprins en geeft aan voorstander van

voortzetting ervan te zijn. Agriprins is

daarbij vooral een waardevolle aanvulling

op andere informatiebronnen. Het

oordeel van deze telers is bepalend

geweest voor het onlangs genomen

besluit van de stuurgroep om Agriprins

(www.agriprins.nl) vanaf 1 maart vrij

beschikbaar te stellen voor iedereen. Dat

leverde in maart meteen een piek op in

de webstatistiek. Het aantal bezoeken

steeg van 1000 (testgroep) naar 5.000

per maand.

Mede in verband met de opheffing van

het PA in 2014 zullen de telers (LTO

en NAV) zich de komende maanden

beraden over al of niet continuering

van Agriprins in de periode daarna

en, vanzelfsprekend ook in het licht

van andere initiatieven, de wijze

waarop Agriprins dan georganiseerd

en gefinancierd moet worden. De

Aardappelprijsinformatiesysteem komende maanden vrij beschikbaarOp verzoek van – en gefinancierd door – de consumptieaardappeltelers (PA

fonds consumptieaardappelen) is het afgelopen jaar Agriprins, een landelijk

dekkend digitaal online marktprijssysteem voor consumptieaardappelen

ontwikkeld, gebouwd, getest en door een onafhankelijk onderzoeksbureau

geëvalueerd. Een stuurgroep, waarin vertegenwoordigers van de telers (LTO en

NAV), afnemers (VAVI) en de beursbesturen zitting hebben is verantwoordelijk

voor de aansturing. Het Productschap Akkerbouw (PA) faciliteert en voert uit.

Page 39: Akkerland 2013

AKKERLAND | 39

verwerkers hebben in ieder geval al

aangegeven dat als de telers besluiten

om met Agriprins verder te gaan, zij

ook weer deel zullen nemen en zelfs

van plan zijn om de deelname uit te

breiden tot alle leden van de VAVI. Totale

exploitatiekosten om Agriprins te laten

draaien zijn ongeveer € 50.000,- op

jaarbasis. Bij een abonneesysteem komt

dat dus neer op € 50,- per bedrijf bij

1.000 abonnees.

De komende maanden is Agriprins gratis

te bekijken. Ga naar www.agriprins.nl en

bepaal of Agriprins voor u een aanvulling

is op bestaande aardappelmarkt-

prijsinformatie.

MARKT

‘Met marktkennis kun je beter onderhandelen’

Agriprins is een van de instrumenten

waarmee de akkerbouwer meer inzicht

in de markt kan krijgen. “De primaire

sector heeft altijd een kennisachterstand.

Markttransparantie is daarom in het

belang van de primaire sector”, zegt Adrie

Bossers, akkerbouwer en ZLTO-bestuurder.

De partijen waarmee de akkerbouwer om

tafel zit om zijn product te verhandelen,

hebben altijd meer marktkennis dan de

akkerbouwer zelf. Agriprins is het jongste

initiatief van het Productschap Akkerbouw

om de akkerbouwer te informeren over de

situatie op de markt. Daarmee draagt het

initiatief bij aan markttransparantie.

Om het systeem te testen, hebben 250

akkerbouwers een jaar lang ermee gewerkt.

“Dat was omdat er vooraf veel discussie

was over nut en noodzaak van een

dergelijk systeem”, zegt Bossers. De test

was erg waardevol om het draagvlak onder

akkerbouwers te meten. “De deelnemers

aan de proef kunnen vanuit hun ervaringen

aangeven of het systeem meerwaarde

heeft voor de sector.”

Tweederde van de deelnemers aan de

proef vindt dat Agriprins moet blijven,

13 procent vindt dat het niets toevoegt.

“Er moet dus nog een discussie worden

gevoerd”, concludeert Bossers. “Want veel

voorstanders, dat is mooi. Maar je kunt

niet negeren dat bij sommige deelnemers

draagvlak ontbreekt. Akkerbouwers die niet

in de testgroep zaten, zien soms ook geen

meerwaarde. Ieders mening telt mee, daar

moeten we zorgvuldig mee omgaan. En we

moeten de handel nog zien te overtuigen

om mee te doen.”

Agriprins is een modern instrument. “De

politiek heeft een liberale houding, die

is voor open concurrentie. Daar past

Agriprins uitstekend bij”, zegt Bossers. “Als

je beter geïnformeerd bent, kun je beter

onderhandelen. Een inkoper wil natuurlijk

niet teveel betalen. Maar als ik door mijn

marktkennis weet dat ik misschien een

centje meer kan lospeuteren, zal ik dat ook

beslist niet nalaten.”

Strikt genomen is een productschap

niet nodig om zo’n proef op te zetten,

zegt Bossers. “Maar het gaat wel veel

handiger dan via bijvoorbeeld LTO of een

van de regionale landbouwbeurzen. Bij

het productschap zaten we toch al om

tafel, daar konden we elkaar gemakkelijk

vinden.”

Adrie Bossers

INTERVIEW

MEER INFORMATIEVoor meer informatie kijk op

www.productschapakkerbouw.nl/

teelt/agriprins. U kunt ook contact

opnemen met Ben Kimmann:

T 079 - 368 75 19

M 06 - 51 06 55 13

E [email protected]

Page 40: Akkerland 2013

40 | AKKERLAND

MARKT

Dit gebeurde tijdens twee evenementen, gericht op het

grote publiek. Het eerste was van 3 tot 9 juni in Parijs. Op

de Place du Palais-Royal, niet ver van het Louvre, werden

de vlasteelt en de producten die van vlas gemaakt worden,

op een uitnodigende manier zichtbaar gemaakt. Kern van

de manifestatie was een vlasveld van 1000 m2, dat werd

aangelegd met bakken waarin vlas is gezaaid. Het geheel werd

verzorgd door een Franse vlasverwerker in samenwerking met

4 jonge vlastelers. Gedurende de gehele manifestatie waren

vlastelers en –verwerkers uit Frankrijk, België en Nederland

aanwezig om uitleg te geven over hun vak. Een ruime week

daarna, van 18 tot 23 juni, was een soortgelijk evenement in

Florence.

Deze evenementen waren het sluitstuk van een 3-jarig

promotieprogramma voor vlas, getiteld Be Linen. De eerste

2 jaren waren vooral gericht op ontwerpers, textielindustrie

en distributie; in de laatste fase is ook het grote publiek

de doelgroep. Gekozen is voor Frankrijk en Italië vanwege

de belangrijke positie van deze landen in de modewereld.

Het totale programma, dat € 3,3 miljoen kost, is voor 50%

gefinancierd door de EU, 20% door de Franse overheid en de

rest door CELC, waarvan ook de Commissie Vlas en Hennep

van het Productschap Akkerbouw deel uitmaakt.

Een andere nieuwe ontwikkeling is het merk European Linen,

dat gelanceerd werd op het CELC congres in oktober 2012.

Het is bedoeld om de herkenbaarheid van de kwaliteiten van

Europese vlasvezels te vergroten, zowel bij de textielindustrie

als bij de bedrijven die vlasvezels gebruiken in allerlei nieuwe

toepassingen, zoals vezelversterkte composietmaterialen of

isolatiemateriaal voor de bouw. Op het congres werd goed

duidelijk dat afnemers in China, de belangrijkste bestemming

van de Europese vlasvezel, maar ook in Japan en India, groot

belang hechten aan het gebruik van Europese vlasvezels.

In dat verband is de inspanning, die India levert om linnen te

promoten, indrukwekkend. De Aditya Birla groep heeft de Linen

Club opgericht (www.linenclub.com/linenclub.html). Onder de

slogan “Cotton is for strivers and linen is for achievers” (vrij

vertaald: katoen is voor strebers, linnen voor degenen die iets

bereikt hebben in hun leven) is een keten van kledingzaken

opgezet, die alleen linnen producten aanbieden. De vlasvezels

hiervoor komen uit Europa.

De verruimde afzet in India draagt er op dit moment aan bij dat

de afzet van vlasvezels vlot verloopt, ondanks de economische

crisis die de Europese en Amerikaanse textielafzet hard raakt.

Voor de Commissie Vlas en Hennep van het Productschap

Akkerbouw is op dit moment de grote vraag hoe Nederland kan

blijven participeren in de Europese organisatie CELC. Duidelijk

is dat Nederland in de vlaswereld een bescheiden plaats

inneemt, maar op het punt van de rassen die in Europa worden

geteeld, is Nederland nog steeds belangrijk. Ongeveer de

helft van het Europese areaal wordt beteeld met Nederlandse

rassen. Om die reden, maar ook vanwege het landbouwkundig

onderzoek aan vlas, is het nodig aansluiting te houden bij wat

er in andere landen gebeurt. Nu het productschap wegvalt,

beraadt het vlasbedrijfsleven, samen met de bedrijven die

met hennep actief zijn, zich op een nieuwe structuur voor de

belangenbehartiging.

De ongelooflijke vlasoogstOnder het motto “LINcroyable récolte” (de ongelooflijke

vlasoogst), heeft de internationale vlas- en

henneporganisatie CELC (www.mastersoflinen.com) deze

zomer vlas in de schijnwerpers geplaatst.

MEER INFORMATIEVoor meer informatie kunt u contact opnemen met

David Kasse:

T 079 - 368 75 23

E [email protected]

Page 41: Akkerland 2013

AKKERLAND | 41

ONDERWIJS

Akkerbouwonderwijs wordt vaak

gegeven aan enkele leerlingen die,

vanwege dat geringe aantal, individuele

leeropdrachten doorwerken. Daarbij

worden zij begeleid door docenten

die een beperkte kennis van zaken

hebben en meer affiniteit hebben

met bijvoorbeeld teelten onder glas.

Leerlingen missen op die manier de

discussie met de medeleerlingen en

een docent die theorie en praktijk weet

te verbinden. Zo zien we geleidelijk niet

alleen een afnemende belangstelling

voor de akkerbouw als vakgebied, maar

die belangstelling voor de opleiding gaat

nog eens extra achteruit doordat de

kwaliteit onder druk komt te staan door

gebrek aan middelen voor investeringen

in de opleiding. Daarnaast is ook de te

verwachten krapte op de arbeidsmarkt

een belangrijke motivatie om aandacht te

schenken aan het akkerbouwonderwijs

in zowel kwalitatief en kwantitatief

opzicht.

LTO Nederland heeft in 2011

onderzoek uitgevoerd naar het

akkerbouwonderwijs in Nederland.

Concreet heeft dit geresulteerd in het

project ‘Vernieuwing en concentratie

akkerbouwonderwijs’, waarbij het

bestaande akkerbouwonderwijs op

AOC’s een kwaliteitsimpuls krijgt. Manou

van der Meulen is als scholingsconsulent

van het Productschap Akkerbouw

nauw betrokken bij dit project. Er is

afgesproken onder andere dat er jaarlijks

een docentendag wordt georganiseerd.

In 2012 zijn docenten bijgeschoold over

precisielandbouw. Dit jaar zal op deze

docentendag aandacht worden besteed

aan de bodem. Verder zijn drie docenten

van de genoemde opleidingsinstituten,

samen met de scholingsconsulent, bezig

met het ontwikkelen van gezamenlijk

lesmateriaal. Vanuit dit deelproject zoekt

de scholingsconsulent continu naar

verbinding met partijen die zich ook

met het onderwijs bezighouden, zoals

deGroeneKenniscoöperatie(GKC),het

Ontwikkelcentrum en Kennisnet.

Het project ‘Vernieuwing en concentratie

akkerbouwonderwijs’ sorteert voor

op het nieuwe bedrijvenbeleid van de

overheid, waarbij meer (structurele)

aansluiting tussen onderwijs

en arbeidsmarkt een belangrijk

aandachtspunt is. Door middel van

Centra voor Innovatief Vakmanschap

(CIV) voor het mbo, worden instellingen

uitgedaagd zich meer te specialiseren

in topsectoren en invulling te geven

aan de behoefte aan innovatief

vakmanschap voor het regionaal

bedrijfsleven. Voor de agrosector hebben

onderwijs en bedrijfsleven een eerste

aanzet gegeven met de oprichting

van het CIV Precisielandbouw en het

CIV Pootgoed, ervan uitgaande dat

CIV’s bijdragen aan het opleiden van

vakmensen met ‘gouden handjes’ en

inzicht. Innovatieve vakmensen die

beschikken over technisch inhoudelijke

Kwaliteitsimpuls voor akkerbouwonderwijs

De belangstelling voor agrarische opleidingen voor de primaire productiesectoren en de directe periferie neemt

voortdurend af. Dat is zeker het geval bij de open teelten en in het bijzonder het akkerbouwonderwijs. Deze teruggang

leidt niet alleen tot het verdwijnen van akkerbouwopleidingen, maar ook tot een afnemende bereidheid op de scholen om

te investeren in de kwaliteit van het docententeam en de leermiddelen. Er moet dus wat gebeuren wil er in de toekomst

voldoende opgeleid personeel beschikbaar zijn.

Page 42: Akkerland 2013

42 | AKKERLAND

ONDERWIJS

kennis en vaardigheden wat betreft

het daadwerkelijk, installeren en

onderhouden van innovatietoepassingen

(systeemdenken).

Om in de toekomst voldoende

opgeleid personeel ter beschikking

te hebben, moet er daarnaast

geïnvesteerd worden in bekendheid

van de sector. Communicatie over

de carrièremogelijkheden en de

functies en de daarbij behorende

opleidingsmogelijkheden is van groot

belang. Kernwoorden hierbij zijn

innovatie, export, techniek, etc.

Een goede communicatiestrategie mag

daarbij niet ontbreken.

‘Opleiding moet aansluiten bij wensen sector’

Toekomstige medewerkers op

akkerbouwbedrijven en bedrijfsopvolgers

moeten heel wat in hun mars hebben. Dat

vraagt om een gedegen opleiding. “Om

hun opleiding op het gewenste niveau te

krijgen en te houden, is samenwerking

tussen scholen en met akkerbouwers hard

nodig”, zegt Ben Hasselo, akkerbouwer in

Eibergen.

Hasselo is betrokken bij het project

‘Akkerbouwonderwijs Vernieuwing en

Concentratie’. In 2011 hadden de AOC’s

samen 180 leerlingen op de mbo-opleiding

akkerbouw. “Dat betekent dat op sommige

vestigingen één docent verantwoordelijk

is voor het lesprogramma akkerbouw.

Terwijl de leerling die een akkerbouwbedrijf

overneemt of er gaat werken, moet

weten hoe gps werkt maar ook diverse

hoogwaardige gewassen moet kunnen

verzorgen. De akkerbouwbedrijven worden

groter, de werkzaamheden specialistischer.

Steeds meer akkerbouwers hebben

medewerkers en die moeten goed opgeleid

zijn.”

In overleg met de AOC’s is besloten om het

onderwijs te centraliseren. “De AOC’s in

Zeeland, Flevoland en Groningen hebben

de meeste akkerbouwleerlingen. Daarom

werken we met deze drie de plannen

verder uit. Hun docenten hebben een

voortrekkersrol”, zegt Hasselo. Zij gaan

gezamenlijk lesmateriaal ontwikkelen. Dat

lesmateriaal is ook beschikbaar voor de

overige AOC’s die een opleiding akkerbouw

aanbieden. “Die drie voortrekkers kunnen

ook specifieke verdiepingslessen of

praktijklessen op hun locaties aanbieden

aan de leerlingen van de overige

opleidingen. Eventueel kan een deel van de

lessen via internet worden gegeven.”

Het bedrijfsleven is ook bij het ontwikkelen

van lesmateriaal betrokken. “Dat is

heel goed”, zegt Hasselo. “Wij als

akkerbouwers moeten aangeven wat

we van onze toekomstige opvolgers of

medewerkers verwachten. We moeten ook

goede stageplaatsen aanbieden, want de

praktijk is een belangrijk onderdeel van de

opleiding.” De stagebedrijven moeten een

hoog niveau bieden. “Daarvoor moeten die

akkerbouwers bijscholing krijgen.”

Het productschap is bij dit proces vooral

betrokken als begeleider bij de uitvoering

en klankbord vanuit de praktijk, zegt

Hasselo. “De scholingsconsulent van

het productschap doet de begeleiding.

Daarvoor moet andere financiering worden

gevonden. Het inhoudelijke werk, het

centraal ontwikkelen van lesstof, moeten

de AOC’s zelf doen. Het project kost

daardoor relatief weinig, maar het effect is

groot. En het is belangrijk voor de toekomst

van de akkerbouw.”

Ben Hasselo

INTERVIEW

Page 43: Akkerland 2013

AKKERLAND | 43

Organisaties van ondernemers

LTO-Nederland:

Jaap Haanstra (voorzitter)

Jakob Bartelds

Adrie Bossers

Chrit Wolfhagen

IJzebrand Rijzebol

Upt Hiddema

Dirk de Heer

Nederlandse Akkerbouw Vakbond:

Teun de Jong

Klaas Hoekstra

NAJK:

Eric Pelleboer

Organisaties van werknemers

FNV Bondgenoten:

André Steijaert

COMMISSIE TEELTAANGELEGENHEDENBestuurders en Organisaties

COLOFON

CONTACT

LTO NoordT 088 - 888 66 66F 088 - 888 66 60E [email protected]

ZLTOT 073 - 217 30 00F 073 - 217 30 01E [email protected]

LLTBT 0475 - 38 17 77F 0475 - 33 32 43E [email protected]

NAVT 0168 - 32 91 30F 0168 - 32 87 35E [email protected]

NAJKT 030 - 276 98 69E [email protected]

FNV BondgenotenT 0900 - 9690E [email protected]

Tekst

Harma Drenth, Ben Kimmann, Bert

Waterink, Erik Greve, Hans de Keijzer,

David Kasse, Fred Klein, Tjitse

Bouwkamp

Redactie

Afdeling Communicatie, Ben Kimmann

Eindredactie

Afdeling Communicatie

Ontwerp

JP Result Zoetermeer

Drukwerk

JP Offset BV

Oplage

15.500 stuks

Uitgave

Productschap Akkerbouw

Louis Braillelaan 80

2719 EK Zoetermeer

© Productschap Akkerbouw 2013

Overname toegestaan met

bronvermelding.

Akkerland is een initiatief van het

Productschap Akkerbouw. Het

Productschap Akkerbouw stelt zich

niet aansprakelijk voor schade, van

welke aard dan ook, die het gevolg is

van handelingen en/of beslissingen

die gebasseerd zijn op bedoelde

informatie.

De verzending van Akkerland is

gebaseerd op adresgegevens van

landbouwtelling 2012. Het is dus

mogelijk dat u Akkerland ten onrechte

krijgt. Excuses daarvoor.

BESTUUR

Page 44: Akkerland 2013

Onderzoek en innovatie

Organisatie

Bestuur

Teeltvoorschriften

Promotie

Milieu

Markt- en prijsinformatie

Overige

2009 2010 2011 2012 2013 2013

Onderzoek en innovatie 3.072.100 3.109.000 2.902.500 3.345.000 2734000 48.2%

Organisatie 1.366.600 1.589.200 1.314.100 1.379.200 1212600 21.3%

Bestuur - - 302.800 254.200 281200 5.0%

Teeltvoorschriften 539.000 527.000 530.000 388.000 449000 7.9%

Promotie 275.000 285.000 281.500 298.000 362000 6.4%

Milieu 285.000 285.000 280.000 280.000 180000 3.2%

Markt- en prijsinformatie 160.000 160.000 251.000 251.000 251000 4.4%

Overige 337.500 338.100 280.400 165.000 205000 3.6%

Totaal 6.035.200 6.293.300 6.142.300 6.360.400 5.674.800 100.0%

Besteding Akkerbouwheffingen (in euro’s)

P R O D U C T S C H A P A K K E R B O U W

www.productschapakkerbouw.nl

www.ui-info.nl

www.rassenlijst.info

www.kennisakker.nl

www.aardappelinfo.nl