Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte … · 2013. 12. 23. · bestaand...

63
0 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling KATRIN VAN DEN TROOST MASTERPROEF SOCIOLOGIE PROMOTOR: PROF. DR. RONAN VAN ROSSEM COMMISSARIS: DR. MAYA CAEN ACADEMIEJAAR 2012 – 2013 Marktgericht hervormingen als de ideale ontwikkelingsstrategie? Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte hervorming door Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen in Mkuranga (Tanzania) aantal woorden: 17321

Transcript of Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte … · 2013. 12. 23. · bestaand...

  • 0

    UNIVERSITEIT GENT

    FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

    Wetenschappelijke verhandeling

    KATRIN VAN DEN TROOST

    MASTERPROEF SOCIOLOGIE

    PROMOTOR: PROF. DR. RONAN VAN ROSSEM

    COMMISSARIS: DR. MAYA CAEN

    ACADEMIEJAAR 2012 – 2013

    Marktgericht hervormingen als de ideale ontwikkelingsstrategie?

    Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte

    hervorming door Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen in

    Mkuranga (Tanzania)

    aantal woorden: 17321

  • 1

    Dankwoord

    Graag zou ik Dr. Prof. Lesley Hustinx en Dr. Prof. Ronan Van Rossem bedanken voor de begeleiding van

    mijn thesis. Aangezien ik mijn onderwerp zelf heb gekozen, ben ik dankbaar voor het vertrouwen en de

    steun die zij mij geschonken hebben, evenals de sociologische inzichten die me inspiratie gaven om mijn

    onderzoek vorm te geven. In het bijzonder wil ik Kain Mvanda bedanken, voor de onvoorwaardelijke

    steun en begeleiding, zeer bruikbare informatie en de gepaste contactpersonen waarmee hij me in

    contact bracht. Dankzij hem was het mogelijk om een veldonderzoek uit te voeren bij VECO East Africa in

    Tanzania. Wat betreft mijn onderzoek in Tanzania zelf, druk ik grote dankbaarheid uit voor de

    medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge. Hij heeft me in contact

    gebracht met de verschillende boerengemeenschappen, waardoor ik mijn feitelijk onderzoek in de

    praktijk kon uitvoeren. Zijn professionele en sociologische visie, onderbouwd door zijn expertise en

    ervaring op het vlak van onderzoek, grotendeels opgedaan bij VECO, bleken van grote waarde voor mijn

    onderzoek en zijn aanpassingen zorgden meermaals voor verrassende inzichten. Daarnaast dank ik Laura

    Beke, Catherine Savard en Suzanne Shalko bij wie ik gedurende vijf weken kon verblijven en mijn

    ervaringen kon delen en ventileren. Zonder hulp van hen allen was dit niet mogelijk geweest. Tenslotte

    wil ik mijn ouders, vriend, broer, zus, familie, studiegenoten en vrienden danken. Zij hebben me

    gedurende de voorbereiding van dit onderzoek en ruimer gezien de afgelopen vier jaar tijdens mijn

    universitaire studie gesteund en me het vertrouwen gegeven om te durven denken naast het evidente.

    Zonder hen had ik de moed niet gehad om deze onderzoekreis alleen te ondernemen.

  • 2

    Abstract

    Deze masterproef gaat de ervaringen van boeren met betrekking tot de marktgerichte hervormingen na

    in de vorm van een ontwikkelingsproject van Vredeseilanden (VECO). Concreet wordt onderzocht wat de

    sociale obstakels zijn in boerengemeenschappen bij deze hervormingen. De data waarvan gebruik wordt

    gemaakt is afkomstig van semigestructureerde interviews afgenomen bij 14 leden van drie verschillende

    ‘Commercial Farmer Family Organizations’ uit het district Mkuranga in Tanzania. Eveneens worden

    documentanalyse en participerende observatie gebruikt om de data van de interviews aan te vullen. De

    analyse geeft aan dat er sociale obstakels ervaren worden door de leden van de boerengemeenschappen.

    De sociale obstakels worden geanalyseerd op twee niveaus, het micro en mesoniveau. Op het

    microniveau wordt er gekeken naar de verandering in sociale statusposities in de gemeenschap en de

    verandering in takenverdeling in de gemeenschap. De oudere vrouwelijke respondenten van deze groep

    lijken omwille van hun traditionele positie opzij geschoven te worden door economisch invloedrijkere

    leden. De economische taakverdeling van economische taken wordt, in tegenstelling tot de traditionele

    taakverdeling, niet georganiseerd volgens geslacht: iedereen heeft als doel maniok op de markt te

    brengen bijgevolg doen mannen en vrouwen dezelfde taak. De intrede van economische belangen in de

    gemeenschap zorgt ook voor uitdagingen voor de sociale cohesie in de gemeenschap in de toekomst. Dit

    onderzoek vult eerder uitgevoerd onderzoek aan door op mesoniveau te focussen op een verandering van

    mentaliteit in de boerengemeenschappen. Deze informatie wordt samengevat in de bevindingen. In de

    conclusie van dit onderzoek worden verschillende implicaties voor verder onderzoek gegeven en

    suggereert men nieuwe onderzoeken in dit thema.

    Kernwoorden: sociale verandering, individuele modernisering, sociale status, kwalitatief onderzoek

  • 3

    Inhoudstafel

    Dankwoord .................................................................................................................................................... 1

    Abstract ......................................................................................................................................................... 2

    Inhoudstafel .................................................................................................................................................. 3

    1. Inleiding ................................................................................................................................................. 4

    2. Case studie ............................................................................................................................................ 9

    2.1 Vredeseilanden .............................................................................................................................. 9

    2.2 Werking van VEC0 ....................................................................................................................... 11

    2.3 Werking van de boerengemeenschappen .................................................................................. 15

    3. Theoretisch kader ................................................................................................................................ 17

    3.1 Sociale en economische verandering ................................................................................................ 17

    3.2 Stromingen ........................................................................................................................................ 21

    Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor ................................................................................................... 21

    Modernisering van economische en culturele waarden ..................................................................... 23

    3.3 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 25

    3.4 Voorspellingen ................................................................................................................................... 27

    4. Conceptueel model ............................................................................................................................. 29

    5. Methodologie ...................................................................................................................................... 32

    5.1 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 36

    Microniveau ......................................................................................................................................... 36

    Mesoniveau ......................................................................................................................................... 37

    6. Bevindingen ......................................................................................................................................... 39

    6.1 Sociale obstakels van het project ...................................................................................................... 39

    Sociale obstakels op microniveau ....................................................................................................... 40

    Sociale obstakels op mesoniveau ........................................................................................................ 43

    7. Conclusie en discussie ......................................................................................................................... 46

    Referenties .................................................................................................................................................. 52

  • 4

    1. Inleiding

    De meerderheid van de Afrikaanse bevolking is afhankelijk van kleinschalige landbouw (Van Damme &

    Dirckx, 2000). Ze rekenen hierop voor voedsel en inkomen. Hierbij worden ze geconfronteerd met

    opkomende industrialisatie van de landbouw, terwijl kleinschalige landbouw steeds hun dagelijkse leven

    blijft beïnvloeden. Ze zijn afhankelijk van kleinschalige landbouw voor zelfvoorziening in een gevarieerd

    dieet. Om het inkomen van kleinschalige boeren te stabiliseren en te vergroten moeten er verschillende

    obstakels overwonnen worden. Binnen de ontwikkelingssamenwerking worden er vele projecten

    georganiseerd om de economische ontwikkeling van gemeenschappen te stimuleren door marktgerichte

    hervormingen door te voeren (Renshaw, Edward, & Hulme, 1997). De transformatie vanuit een onzeker

    levensonderhoudend systeem naar marktgericht landbouwsysteem vergt grote inspanningen voor alle

    leden van de gemeenschap. Het huidige systeem met kleine input en lage productiviteit staat model voor

    vele landbouwsystemen in vele Afrikaanse landen. Ontwikkelingssamenwerking ziet in de economische

    versterking van gemeenschappen de sleutel om een gehele maatschappij te kunnen ontwikkelen in

    ontwikkelingslanden.

    Nieuwe economische groei in Afrikaanse landbouw veronderstelt financieel duurzame intensifiëring van

    bestaand akkerland, sinds het grootste deel van hoog-potentieel landbouwland al in gebruik is (Afionis,

    2012). Hiervoor heeft men een onderscheid gemaakt in de soorten gewassen naar productiviteit. Men

    kan de opdeling maken tussen ‘cashcrops’ en ‘foodcrops’ (Alwang & Norton, 1993). ‘Cashcrops’ zijn

    gewassen die gemakkelijk een grote opbrengst voortbrengen en die aangeraden worden aan zowel

    kleinschalige boeren als aan grote industriële landbouwbedrijven. Zij worden vooral gekweekt om op de

    markt gebracht te worden. ‘Foodcrops’ daarentegen staan bekend om hun huiselijke productie bij

    kleinschalige boerengemeenschappen. Deze gewassen verkopen niet goed op de markt en worden

    vooral geteeld voor eigengebruik. Op vele plaatsen in Afrika worden ‘cashcrops’ gebruikt om een groter

    volume gewassen te produceren op één akkerland (Norton, Alwang, Masters, & von Witzke, 2007). Een

    grotere oogst maakt het mogelijk meer producten op de markt te brengen, daardoor een groter

    winstpercentage te behalen en zo een stabiel inkomen te verwerven. Een stabiel inkomen kan ervoor

    zorgen dat kleine boerengemeenschappen meer krediet hebben om voedsel aan te kopen en minder

    afhankelijk zijn van eigen teelt en productie. Theoretisch is dit correct, maar in de praktijk zijn er veel

    obstakels die men moet overwinnen om mee te kunnen genieten van een veilig inkomen door

    marktgerichte herstructureringen met als doel landbouwproducten op de markt te valideren.

  • 5

    De marktgerichte aanpak van ontwikkelingssamenwerking draagt veel potentieel in zich (Borras, 2003).

    Vooropgesteld dat samenlevingen in ontwikkelingslanden gebaseerd zijn op kleinschalige landbouw die

    de boerenbevolking onderhoudt in haar dagelijkse behoeften, is het inspelen op kleinschalige landbouw

    een goede piste voor ontwikkeling. De meerderheid van de bevolking is afhankelijk van kleinschalige

    landbouw, bijgevolg kan dit ook de motor van een nationale economie worden.

    Ngo’s (niet-gouvernementele organisatie) bieden structurele ondersteuning bij het leggen van contacten

    tussen prodenten, handelaars en consumenten, het verstevigen van de onderhandelingspositie van

    kleine boeren, etc (Van Damme & Dirckx, 2000). Dit zijn cruciale activiteiten van het

    ontwikkelingsproject. Maar deze projecten verlopen niet zoals de theorie het voorspelt. Projecten voor

    marktgerichte hervormingen kunnen samenlevingen ook ontwrichten waardoor de weg naar

    ontwikkeling langer lijkt dan voorheen. Zowel economische als culturele veranderingen in een

    samenleving van boeren zijn niet te herleiden tot doelstellingen van ngo. De snelle economische

    innovaties en veranderingen kunnen op sociaal verzet stuiten (Scott, 2005) of krijgen geen gehoor in de

    boerengemeenschappen (Woolcock, 1998). Ook de mentaliteitsverandering, zoals het inzetten op

    winstmaximalisatie en het naar de voorgrond brengen van het eigenbelang, wordt niet altijd warm

    onthaald in boerengemeenschappen (Kunkel, 1965). De mentaliteitsverandering die meestal nodig is om

    marktgerichte herstructureringen te dragen op lange termijn, is het resultaat van een moeilijk en

    langzaam proces. Dit is een proces waar ngo van buitenaf moeilijk invloed op hebben, maar zij zijn wel

    afhankelijk van de resultaten van de ondersteuningsprojecten om hun hulp te kunnen garanderen.

    Het is interessant om een duidelijker beeld te verkrijgen van de problemen waar ngo’s mee te maken

    krijgen als zij de structurele hervorming van kleine landbouwmarkten wil volbrengen. Het is opmerkelijk

    dat ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk is voor grote transformaties in gemeenschappen

    (Renshaw et al., 1997). De aanpak van ngo’s in het implementeren van projecten is cruciaal voor het

    verloop van gemeenschapstransitie. Daarbij is het leerrijk om te kijken naar de manier waarop boeren de

    transformaties ervaren en om te polsen naar hun visie op de toekomst van de gemeenschap. Al deze

    facetten zijn nodig om de sociale en economische situatie in de samenleving te begrijpen en zo degelijke

    inzichten te verwerven in ontwikkelingssamenwerking. Daarom is dit onderzoek gebaseerd op een

    marktgericht project van Vredeseilanden1 in Mkuranga, Tanzania (VECO, 2011). Vredeseilanden is een

    Belgische ngo en draagt de missie uit er voor te zorgen dat boeren een eerlijker inkomen verdienen. Dit

    1 “What we do”: www.vecoeastafrica.org

  • 6

    eerlijke inkomen willen ze verkrijgen door landbouwproducten op de markt te brengen. Het onderzoek

    vond plaats in drie boerengemeenschappen in het district Mkuranga.

    We vragen ons af hoe boeren de economische en culturele veranderingen in de maatschappij ervaren.

    Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die boeren ervaren

    bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ Meer specifiek

    wordt er ingegaan op deze onderzoeksvraag aan de hand van een case. Het onderzoek bestaat uit een

    casestudie die focust op de belangrijkste sociale uitdagingen van het project doorheen de perceptie van

    leden van de boerengemeenschap. Het project van Vredeseilanden VECO (Vredeseilanden Country

    Office), dat van start ging in 2006, is een goede illustratie voor deze onderzoeksvraag. Vredeseilanden

    voert een project uit waarbij men marktgerichtere hervormingen doorvoert in boerengemeenschappen.

    De ngo probeert in de gemeenschappen in Mkuranga maniok (Manihot esculenta) op de landbouwmarkt

    te brengen. Maniok en cassave zijn dezelfde groente, beide namen worden doorgaans allebei gebruikt

    (Kivuyo, 2011). Hierbij ondervinden de organisatie en de leden van de boerengemeenschap

    moeilijkheden. In dit onderzoek focussen we op moeilijkheden die gepaard gaan met de verandering in

    sociale status, rolverdeling en de uitdagingen voor het project. Dit wordt onderzocht vanuit de ervaring

    van boeren met obstakels in het project.

    Het vermoeden bestaat dat zowel de financiële, materiële als morele inbreng van ngo’s van buitenaf een

    bepalende invloed heeft op de start en het verloop van de veranderingen van boerengemeenschappen

    (Bebbington & Perreault, 1999). Zoals gezegd kunnen deze projecten ook een ontwrichtend effect

    hebben op de samenleving. Daarom wordt er in dit onderzoek extra aandacht besteed aan de inbreng

    van de ngo in de werking van de samenleving. Door het onderzoek te staven vanuit de ervaringen van

    boeren, onderscheidt dit onderzoek zich van andere kwantitatieve benaderingen. Vaak worden

    projecten door de donor heel economisch benaderd (De Maesschalck, 2005). Kwantitatieve resultaten

    van ontwikkelingsprocessen worden vaak aangehaald om vervolgprojecten te legitimeren. Een

    kwalitatieve aanpak van de evaluatie van projecten is aangewezen om de kwaliteit van projecten te

    garanderen en te evalueren.

    Ondanks het feit dat er voor het verkrijgen van resultaten voornamelijk uitgegaan wordt van gegevens

    verkregen via kwalitatief onderzoek, kan men de reeds gevoerde kwantitatieve onderzoeken niet

  • 7

    negeren (Zinam, 1989; Ward & Lowe, 1998; Vaisey, 2007; Olowu, 2009). Sociale en economische

    veranderingen worden in veel onderzoeken beoordeeld via kwantitatieve surveys.

    Met deze thesis wordt geprobeerd ontbrekende hiaten op te vullen via een casestudie over het tot nu

    toe vooral kwantitatief benaderd onderwerp. De bestaande onderzoeken omtrent gemeenschappen in

    transitie in ontwikkelingslanden, alsook de theorieën die economische en sociale veranderingen worden

    verklaard en besproken in deze thesis. Giddens en Parsons schetsen de invloed van sociale en

    economische verandering op een gemeenschap in het algemeen. Daarna wordt gefocust op twee

    stromingen die een verklaring kunnen bieden voor die veranderingen. Zo bekijken we het cultureel

    determinisme waarbij we refereren naar McClelland en Weber: zij focussen op culturele waarden in een

    gemeenschap die ervoor zorgen dat er economische ontwikkeling optreedt. Eveneens analyseren we

    ‘the moral economy’ van Scott die voorgaande inzichten uitbreidt met de veerkracht van samenlevingen

    tegenover verandering. Vervolgens betrekken we Inkeles in het theoretisch kader. Hij onderzocht de

    individuele modernisering in ontwikkelingslanden. Tot slot worden deze bestaande theorieën

    samengevat in een nieuw model voor de sociale obstakels van marktgerichte hervormingen. Er wordt

    toegespitst op de problemen die de leden van de boerengemeenschappen in het project van

    Vredeseilanden ervaren hebben tijdens de marktgerichte herstructureringen op micro- en mesoniveau.

    Hierbij worden verschillende factoren van een samenleving in acht genomen en wordt de algemene

    theorie uitgebreid met specifieke problemen vanuit de praktijk. In het nieuwe model wordt als eerste de

    focus op verandering in sociale status gelegd. Daarnaast is ook rolverdeling een hoofditem en als laatste

    zijn de uitdagingen voor het project vanuit het standpunt van de boeren opgenomen in het nieuwe

    model. Vanuit de literatuur wordt een conceptueel model opgesteld waarbij gefocust wordt op de

    ervaringen van boeren met de sociale verandering in de boerengemeenschap. Deze ervaringen worden

    opgesplitst in twee niveaus. Enerzijds is er het microniveau: deze ervaringen hebben betrekking op het

    dagelijkse leven van de gemeenschap. Anderzijds wordt er gefocust op factoren op het mesoniveau:

    deze factoren hebben invloed op de lange termijn werking van de gemeenschap.

    Het unieke aan dit onderzoek is dat er wordt getracht om zelf in de leefwereld van de boeren te stappen.

    Dit gebeurt aan de hand van drie kwalitatieve onderzoeksmethoden: semigestructureerde interviews,

    documentanalyse en participatieve observatie. De semigestructureerde interviews met boeren uit drie

    verschillende boerengemeenschappen gaven ons de mogelijkheid beter inzicht te krijgen in de perceptie

    van boeren ten aanzien van de veranderingen in hun samenleving. Hierbij worden de veranderingen

  • 8

    benaderd vanuit de obstakels die Vredeseilanden al ervaren heeft in het verloop van het project.

    Daarnaast was documentanalyse van Vredeseilanden zeer verruimend om inzicht te krijgen in de missie

    en doelen van het project. De jaarrapporten gaven een duidelijk beeld van de evolutie van het project.

    Ten slotte werden ook workshops, trainingssessies en het dagelijks verloop van zaken in het

    districtskantoor bijgewoond. Enkel zo veronderstellen we dat we de perceptie van

    boerengemeenschappen op de veranderingen in de samenleving en de mogelijke invloed van de

    structuren van Vredeseilanden op een volledige manier in kaart kunnen brengen. Met de resultaten

    wordt getracht een nieuwe kijk te geven op sociale obstakels die een marktgerichte herstructurering als

    ontwikkelingssamenwerkingsstrategie tegenkomt en hoe boerengemeenschappen uit

    ontwikkelingslanden in transitie deze veranderingen ervaren. Het is interessant verder onderzoek te

    doen naar de effecten van ontwikkelingssamenwerking als economische motor van ontwikkelingslanden.

  • 9

    2. Case studie

    2.1 Vredeseilanden

    De keuze voor Vredeseilanden2 werd gemaakt omdat zij zeer duidelijk en klaar hun doelstellingen

    verwoorden: de projecten worden gebaseerd op het versterken van kleinschalige boeren door hun

    landbouwproducten op de markt te proberen te krijgen. Vredeseilanden is een Belgische niet-

    gouvernementele organisatie die haar hoofdkwartier heeft in Leuven en actief is in acht andere landen

    waar ze regionale kantoren hebben onder de naam Vredeseilanden Country Offices (VECO). Hun aanpak

    van de projecten heeft als doel de integratie van de kleine boer in de gehele waardeketen van producent

    tot consument. Ze proberen de link te ontwikkelen tussen elke belanghebbende van de waardeketen van

    een product. Door de verschillende belanghebbenden in contact te brengen, en vooral de kleine boer

    een stabiele onderhandelingspositie te geven, willen ze de motor van de ontwikkelingseconomieën weer

    aanzwengelen. De missie van Vredeseilanden is om boeren een eerlijk en stabiel inkomen te geven en

    daardoor de voedselveiligheid in deze landbouwgemeenschappen te verbeteren.

    Vredeseilanden is geëvolueerd naar een organisatie die zich focust op de levenskwaliteit van boeren in

    ontwikkelingslanden. Het verdrag van Parijs3, dat werd opgesteld in 2005 door de OESO landen

    (Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling), geeft een aanzet tot de structurering van

    de ontwikkelingssamenwerkingssector. Het verdrag van Parijs leidde tot herstructureringen in de

    werking van ngo, zowel in het donorland als in het partnerland. Het verdrag focust op meer ‘ownership’

    voor de partnerlanden. In het partnerland leidde het verdrag tot meer integratie van plaatselijke

    bevolking in de werking van de organisatie: het project moet meer gestuurd worden door de plaatselijke

    vraag naar begeleiding en ondersteuning. Hieruit richtte Vredeseilanden landenkantoren op in de landen

    waar zij actief zijn: de organisatie bestaat uit een hoofdkantoor in België en landenkantoren in

    partnerlanden. VECO Tanzania, het landenkantoor in Dar es Salaam (Tanzania), heeft als doel de

    marktpositie van kleine boeren te verstevigen door middel van de teelt van maniok.

    2 “Wat we doen”: www.vredeseilanden.be

    3 Déclaration de Paris sur l’efficacité de l’aide au développement (2005)

  • 10

    Vredeseilanden4 leidt het project in Mkuranga district (Tanzania) reeds 7 jaar en heeft als doel

    marktgerichte hervormingen door te voeren in boerengemeenschappen door maniok en

    maniokproducten efficiënter op de markt te brengen. De maniokwortel kan vergeleken worden met de

    aardappel in onze cultuur: het is de basis voor veel maaltijden en wordt aanzien als ‘food security crop’

    (Alwang & Norton, 1993). De voedingswaarde van maniok ligt zeer hoog en het is gemakkelijk te telen,

    vandaar dat vele landbouwgezinnen maniok telen voor eigen gebruik. Het gewas heeft niet veel water

    nodig, wat het een aantrekkelijke groente maakt om te telen in steeds droger wordende gebieden. Maar

    de landbouwfamilies hebben ingezien dat ze individueel niet kunnen voldoen aan de marktvraag zowel

    in de zin van kwaliteit als kwantiteit. De kwaliteit van maniok wordt sterk bepaald door de afstand tussen

    de planten. Te veel planten op een bepaalde oppervlakte kunnen ertoe leiden dat de vruchten klein

    uitvallen, die dan weer voor een beperktere opbrengst zorgen. Daarom hebben ze zich georganiseerd in

    Commercial Family Farmers Organizations (CFFO). De boerenfamilies organiseren zich om zo beter te

    kunnen voldoen aan de marktvraag van maniok. De verwerking is te duur en te intensief om op

    individueel niveau te organiseren. De boerenfamilies die toetreden tot boerengemeenschappen bestaan

    gemiddeld uit 4,4 leden per familie.

    Tanzania is een van de hoofdproducenten van maniok in Afrika, er wordt jaarlijks zo’n 6,8 miljoen ton

    maniok geteeld (Kivuyo, 2011; Samoff, 1996; Jayne & Jones, 1997). Enkel Niger en Kenya produceren

    meer maniok. Dit is 5,5 % van de wereldwijde maniokproductie en 14 % van de totale Afrikaanse

    productie. Tijdens de projectperiode is de productie van maniok sterk gestegen. Een boer bezit

    gemiddeld 5 hectaren grond waarvan hij, voor de start van het project gemiddeld een halve hectare

    gebruikte voor maniokteelt en grote delen braak liet liggen. Sinds de start van het project en de focus op

    maniokproductie is de oogst gestegen. De boeren gebruiken reeds 2 tot 3 hectare van hun totale grond

    om maniok te cultiveren. In 2006 behaalde men gemiddeld 2 ton maniok per hectare en de totale oogst

    in 2011 bedroeg 4 ton maniok per hectare. De manier van denken over de productie van maniok is

    veranderd. De intensifiëring van de maniokteelt en nieuwe manieren om de oogst te optimaliseren

    hebben ertoe geleid dat de boeren in de mogelijkheid zijn maniok en maniokproducten op de markt te

    brengen. In 2011 haalde de boeren 50 % van hun inkomen uit maniokhandel.

    4 Resettlement policy framework, participatory agricultural development and empowerment project (PADEP), The

    united republic of Tanzania Ministry of agriculture and food security (2003)

  • 11

    Tanzania werd gekozen omdat Vredeseilanden hier een project gedurende meerdere jaren heeft

    opgesteld en omdat de sociaal-politieke situatie van Tanzania stabiel genoemd kan worden vooral omdat

    gedurende de jaren zeventig een socialistische regering aan de macht was die de economie controleerde

    (Bryceson, 1993). Onder gezag van President Nyerere werd plattelandsontwikkeling mogelijk gemaakt en

    leek Tanzania het ‘juiste’ voorbeeld te zijn voor anderen ontwikkelingslanden (Ponte, 2000).

    Kleinschalige landbouw werd aangemoedigd en lokale markten draaiden op afzet van de boerenfamilies.

    De huidige meer liberale regering zet meer in op grootschalige mono-culturele landbouwbedrijven. Hun

    motto ‘Kilimo Kwanza’, wordt vertaald als ‘landbouw eerst’ (Putterman, 1995). De monoculturele

    opbrengsten van grote landbouwbedrijven maken van Tanzania een exportland, waardoor het BBP

    (Bruto Binnenlands Product) fors toeneemt de laatste jaren. De economische groei wordt echter niet

    gelijk verdeeld binnen het land. Kleine boeren kunnen niet meegenieten van de economische groei en

    ondervinden daarnaast ook nog eens grote concurrentie op de binnenlandse markt. Hierop speelt VECO

    in: het is hun doel om de om de kleinschalige boeren een stevigere plaats op de binnenlandse

    landbouwmarkt te geven. Via lobbywerk bij de Tanzaniaanse regering, zowel op nationaalals lokaal

    niveau ijvert VECO wetgeving rond landbouw en landeigendomsrechten die meer bescherming bieden

    aan kleinschalige boerengemeenschappen.

    2.2 Werking van VEC0

    In het landenkantoor in Dar es Salaam werken acht medewerkers aan de opvolging en het organiseren

    van het project5. Zes medewerkers zijn van Tanzaniaanse afkomst, één medewerker is afkomstig uit

    Duitsland en ondersteunt het project en de andere medewerker is van Belgische afkomst en loopt zijn

    stage in de organisatie. Dar es Salaam bevindt zich op ongeveer 50 kilometer van het district Mkuranga.

    Vanuit het landenkantoor bezoeken de medewerkers drie tot vier keer per week de gemeenschappen.

    De medewerkers integreren niet volledig in de gemeenschappen door niet permanent aanwezig te zijn:

    hun sporadische contacten zorgen ervoor dat hun faciliterende rol niet in het gedrang komt. Het feit dat

    men enkel op controlemomenten en trainingsmomenten ter plaatse is, maakt dat de inmenging zich

    beperkt. VECO reikt de kennis aan, maar laat de intrede van de nieuwe werkwijzen in de werking van de

    boerengemeenschap aan die gemeenschappen zelf. Dit soort interventie heeft ook een keerzijde: de

    sporadische aanwezigheid op het veld maakt dat resultaten en verandering moeilijk op te volgen zijn en

    5 Document VECO: Annual report 2011 Veco East Africa

  • 12

    langzaam verlopen, terwijl VECO afhankelijk is van de resultaten in haar jaarrapport voor de continuïteit

    van de organisatie.

    Dit landenkantoor wordt, zoals eerder vermeld, geleid door plaatselijke medewerkers. Zij kunnen beter

    inspelen op de behoeften en vragen van de boerengemeenschappen. Taal is hierbij al een belangrijk

    aspect waarover zij beschikken. Het feit dat een groot deel van de medewerkers de lokale taal machtig

    is, is een belangrijke troef. Maar de vele dialecten in Tanzania zorgen ervoor dat communicatie nog

    steeds stroef verloopt in sommige boerengemeenschappen. Over het algemeen verloopt de

    communicatie met de boerengemeenschappen in het Kiswahili, de officiële taal van Tanzania die op de

    meeste plaatsen gesproken wordt.

    Naast het beheersen van de taal, is ook de sociale functie van de medewerkers van het landenkantoor

    van belang. Tanzania is een van de meest ontwikkelde landen van Oost Afrika. Toch is er nog steeds een

    grote sociale kloof tussen blanke inwoners en de plaatselijke bevolking. De lange voorgeschiedenis van

    apartheid en racisme is nog steeds voelbaar in sociale interacties. Plaatselijke medewerkers krijgen meer

    respect en gehoor bij de boerengemeenschappen doordat ze de cultuur en omgangsregels beheersen.

    Boeren gaan gemakkelijker in op verzoeken van plaatselijke medewerkers dan op verzoeken van een

    blanke medewerker.

    In de werking van VECO6 wordt sterk gefocust op de onderhandelingspositie van kleinschalige

    boerenfamilies. Allereerst probeert VECO CFFO’s op te stellen: kleine boerenfamilies worden

    aangemoedigd samen te werken en zich te verenigen. VECO werkt volgens de ‘Sustainable agriculture

    chain development’ (SACD)7 benadering (VECO, 2011). Hun missie bestaat erin de bestaansmiddelen van

    georganiseerde landbouwfamilies in rurale gebieden te verbeteren door het organiseren van een multi-

    stakeholder platform. Via dit platform kunnen actoren uit de gehele waardeketen van producent tot

    consument met elkaar in discussie treden, elkaar ontmoeten en onderhandelingen opstarten. De

    integratie van boeren in de waardeketen verloopt via trainingen en workshops rond optimale

    landbouwtechnieken (in rijen planten, afstand tussen planten, soort zaden, land voorbereidingen,

    wieden, etc). Ook risicoverspreiding via het differentiëren en verwerken van landbouwproducten

    behoort tot de aanpak van VECO. Ze bieden informatie en kennis aan over het drogen en vermalen van

    6“What we do”: www.vecoeastafrica.org

    7 “What we do”: www.vecoeastafrica.org

    http://www.vecoeastafrica.org/http://www.vecoeastafrica.org/

  • 13

    de maniokwortel. In combinatie met andere bloem kan maniokbloem een goede aanvulling zijn. De

    handelaars van bloem eisen een hoge kwaliteitsgarantie van de kleine boeren. Deze is moeilijk te bieden

    zonder de geschikte machines en technieken. VECO ondersteunt hier de lokale

    landbouwgemeenschappen met workshops en trainingsmomenten. Deze benadering komt overeen met

    de Market Led Agrarian Reform die teruggevonden werd in de literatuur (Borras, 2003).

    Naast trainingen en het organiseren van multi-stakeholder platforms, werkt VECO ook rond het

    behartigen van belangen bij de overheid: VECO dient voorstellen in bij de overheid om het

    landbouwbeleid aan te passen in het voordeel van kleinschalige landbouw. Samen met andere

    organisaties (TAWLAE, MVIWATA) bepleiten ze de belangen van kleinschalige boerengemeenschappen

    bij de lokale en regionale overheden (Alawiya, 2011). Een medewerker van het kantoor houdt zich

    specifiek bezig met de wetgeving en de veranderingen erin, waardoor er snel en gefocust kan

    gereageerd worden op wendingen die niet in het voordeel zijn van kleinschalige

    boerengemeenschappen.

    Het project van VECO8 ging van start in 2006 maar voordien waren er reeds organisaties die een actieve

    samenwerking hadden met deze boerengemeenschappen. TAWLAE9 (Tanzania Association of Women

    Leaders in Agriculture and Environment) is een organisatie die opgericht is door de Tanzaniaanse

    overheid om de positie van vrouwen in de samenleving te versterken. Dit project in Mkuranga werd

    reeds opgestart in 2003. De werking van deze organisatie ging via het bestuur van de gemeenschap. Zij

    organiseerden bijeenkomsten voor vrouwen: veel vrouwen zijn aan de slag in de kippenkweek, om deze

    te verkopen op de plaatselijke markt. Maar aangezien weinig vrouwen hiervoor samenwerkten is het

    project vandaag uitgedoofd.

    Daarnaast was ook MVIWATA10 (Mtandao wa Vikundi vya Wakulima Tanzania; netwerk van

    boerenorganisaties in Tanzania) aanwezig in de boerengemeenschappen waar VECO in 2006 tot toetrad

    (Alawiya, 2011). Dit is een organisatie die zich focust op het versterken van het netwerk tussen

    boerengemeenschappen. Zij hebben ervoor gezorgd dat verschillende boerengemeenschappen in heel

    Tanzania beschikken over een gsm-toestel waarmee ze prijsafspraken kunnen maken, zodat handelaars

    8 Document VECO: Cassava chain in Tanzania. Sustainable livelihood analysis and chain analysis, Mkuranga District, Raymond Mnenwa, januari 2009 9 http://www.mifugo.go.tz/associations/

    10 http://www.mviwata.org/ MVIWATA, the defender of the farmer is the farmer himself (2002)

    http://www.mifugo.go.tz/associations/http://www.mviwata.org/

  • 14

    niet zelf de prijs kunnen bepalen en opleggen. Op deze strategie bouwt VECO verder, door multi-

    stakeholder platformen te organiseren om boerengemeenschappen, handelaars, producenten en

    consumenten met elkaar in contact te brengen. Doordat boerengemeenschappen op de hoogte zijn van

    de marktprijs kunnen ze hun maniok voor een eerlijke prijs verkopen. Het systeem met gsm-toestellen

    stuit echter op problemen met ontvangst in de kleine en afgelegen boerengemeenschappen. Maar

    wordt er wel zoveel mogelijk gebruik van gemaakt door de boerengemeenschappen.

    VECO is dus niet gestart in boerengemeenschappen die nog niet bestonden: deze gemeenschappen

    hebben voordien al eerder samengewerkt rond projecten. Enerzijds zorgt het feit dat de boeren al

    eerder economisch hebben samengewerkt ervoor dat hun ervaringen ruimer en uitgebreider zijn,

    anderzijds zorgt dit ervoor dat bepaalde veranderingen geïnitieerd werden voor de start van dit project.

    Het project van VECO is wel het eerste project dat zo intensief samenwerkt met de

    boerengemeenschappen: ze zetten de leden aan tot sparen om een economisch centrum te bouwen en

    voorzien trainingsmomenten en workshops. Nochtans proberen ze niet te veel te interageren met de

    gemeenschappen.

    Het feit dat er al andere organisaties aanwezig waren voordat VECO toetrad tot de werking van

    boerengemeenschappen, maakt het moeilijk de effecten specifiek toe te schrijven aan VECO. Bij de

    bevraging naar de ervaring van boeren is het daarom belangrijk in het achterhoofd te houden dat de

    ervaringen niet alleen toe te schrijven zijn aan het project van VECO. Het onderzoek richt zich op de

    effecten van de marktgerichte herstructureringen die reeds zijn doorgevoerd, los van de achterliggende

    organisatie. De veranderingen kunnen ook niet toegeschreven worden aan enkele factoren en zijn steeds

    een samenloop van acties en reacties van verschillende factoren in de samenleving. Eerdere ervaringen

    zijn in deze zin een verrijking omdat men kan vergelijken met de werking van andere organisaties.

    Daarbij kunnen we echter niet nagaan in hoeverre er in het begin meer of minder sociale weerstand was

    ten opzichte van buitenstaande projecten.

    Bovendien helpt VECO11 ook de gemeenschappen een ondernemingsplan op te stellen. Door de

    gestructureerde voorstelling van toekomstplannen is het mogelijk een lening te krijgen bij

    gemeenschapsbanken. Door financiële ondersteuning is het mogelijk nieuwe machines aan te kopen,

    11

    Document Wereldbank: Diagnostic Trade Integrated Study (DTIS) SURVEY OF AGRICULTURAL MARKETING LOGISTICS COSTS IN RURAL TANZANIA, David Nyange, December 2004 (geanalyseerd in November 2012)

  • 15

    economische centra te bouwen, etc. VECO heeft tot doel een faciliterende rol te spelen in dit facet van

    het project. Ze willen kennis en hulp aanreiken maar houden zich ook op afstand van de

    gemeenschappen.

    2.3 Werking van de boerengemeenschappen

    Religie is een belangrijke factor in Afrikaanse samenlevingen. Het geloof in Tanzania is verdeeld in

    enerzijds animistische en inheemse godsdiensten, vooral beleden in de stammen in het binnenland, en

    anderzijds de islam die zich concentreert in de oostelijke kuststreek. 35% van de Tanzanianen is moslim

    (Hillbom, 2012). Het merendeel van de moslims is woonachtig aan de oostkust waar vroeger de

    Arabische handelsroute liep naar Zanzibar. Op Zanzibar, waar de Arabische invloeden nog sterker

    aanwezig zijn, is 99% van de inwoners moslim. Mkuranga is het district aan de oostkust en een groot deel

    van de bevolking is dus bijgevolg moslim. De leden van de onderzochte boerengemeenschappen zijn

    allemaal moslim. Het aanleren van Koranteksten staat hoog aangeschreven in de gemeenschap en hier

    wordt veel tijd aan besteed. De tradities en rituelen hebben een grote invloed op de organisatie van het

    dagelijkse leven van de leden van de boerengemeenschap.

    De economische veranderingen in de boerengemeenschap stuiten op moeilijkheden doordat de

    economische activiteiten moeilijk kunnen worden ingepland in de structuur van het dagelijkse leven

    (Temudo & Schiefer, 2003). Deze structuur wordt sterk bepaald door het geloof en de Koran. De

    dagelijkse gebedsmomenten, het strakke eetpatroon en de gezamenlijke momenten zijn prioritair voor

    de leden. Dit maakt het moeilijk de leden te laten inzien dat efficiënter werken bijdraagt tot een stabieler

    levensonderhoud. Een verandering in de dagindeling omdat meer werk vereist is, wordt vaak negatief

    onthaald. De medewerkers van VECO moeten hun trainingsmomenten en workshops goed afstellen op

    de tradities en rituelen van de boerengemeenschappen. Als er bijvoorbeeld iemand gestorven is, is de

    gemeenschap voor drie dagen in rouw en mag er niemand in het dorp komen. Dit zijn voorvallen die de

    werking vertraging opleveren maar die niet te omzeilen zijn.

    De hoofdfunctie van boerengemeenschappen (CFFO’s)12 is het organiseren van collectieve initiatieven

    zoals collectief verwerken van maniok tot droge maniok, een collectieve opslagplaats ter beschikking

    12 Document VECO: Sustainability criteria for value chain development, screening tool

  • 16

    stellen, marketing en fondsenmobilisatie. De functie van de aangesloten landbouwfamilies is om de

    productie van maniok in de individuele families aan te moedigen.

    Een voorbeeld van zo’n groep is de Kizapala’s dorpsgemeenschap, in Mkamba wijk in het district

    Mkuranga (VECO, 2011). Deze boerengemeenschap telt 44 leden. Ze heeft zich gespecialiseerd in

    maniokteelt sinds de intrede van Vredeseilanden in de gemeenschap. In 2009 besliste de leden, samen

    met VECO, om geld in te zamelen voor de bouw van een gemeenschappelijk centrum dat kan gebruikt

    worden voor de opslag en verwerking van maniok. Elk lid van de boerengemeenschap doneerde

    omgerekend ongeveer 40 euro (Tsh 80,000) aan de gemeenschap om de bouw van het economisch

    centrum te financieren. Het overige bedrag werd gesponsord door VECO. Elk lid participeerde in de

    opbouw van het centrum. Doordat iedereen van de gemeenschap mee geïnvesteerd had in het centrum,

    was het centrum eigendom van iedereen. Het bewustzijn dat het economisch centrum er was gekomen

    met hun eigen geld, maakt dat er erg veel zorg voor wordt gedragen: de collectieve investering mag niet

    verloren gaan door toedoen van een enkel lid van de gemeenschap. Het gebouw heeft vijf kamers voor

    verwerking, opslag, ontmoetingsruimte en twee kantoren. Het gemeenschappelijk belang van een goed

    gebruik en onderhoud ligt in de handen van ieder lid. De samenwerking wordt dus opgebouwd vanuit

    gemeenschappelijk belangen.

    De boerengemeenschap in Kizapala is één van de drie organisaties waarvan leden werden ondervraagd.

    De andere organisaties in Solete en Njanne doorlopen hetzelfde project. De boerengemeenschap in

    Solete heeft nog geen economisch centrum gebouwd, maar is wel sterk bezig met de intensifiëring van

    maniokteelt. Er worden steeds meer trainingsmomenten georganiseerd en de boeren beginnen steeds

    meer efficiëntere plant-, teelt- en oogsttechnieken toe te passen. In de gemeenschap in Njanne zijn de

    leden momenteel aan het sparen om te kunnen investeren in een economisch centrum: er zijn reeds

    plannen opgemaakt. De naburige gemeenschappen van Kizapala maken gebruik van het economisch

    centrum. Dit verloopt echter stroef omdat de verplaatsingskosten hoog zijn. Het transport van maniok

    naar andere dorpen verloopt moeilijk bij gebrek aan de gepaste vervoersmiddelen en een ontoereikende

    wegeninfrastructuur. Bovendien is er reeds misbruik gemaakt van de gebouwen en machines en worden

    de machines en het centrum zo intensief gebruikt door de boerengemeenschap in Kizapala dat er een

    beperkt draagvlak is voor het delen van de infrastructuur.

  • 17

    3. Theoretisch kader De effecten en resultaten van ontwikkelingssamenwerking zetten aan tot een reflectie over andere

    manieren van ontwikkelen waarbij de reeds geïdentificeerde obstakels in de literatuur minder of niet aan

    bod komen (Van Damme, 2005). Moeten we inderdaad stoppen met ontwikkelingssamenwerking en elk

    land op zijn eigen tempo laten ontwikkelen? Of is onze rol als westerse ontwikkelde landen de

    onderontwikkelde landen te helpen? Is de interdependentie tussen landen op globaal vlak zo verwikkeld

    geraakt dat economische belangen alles bepalen en dit hulp noodzakelijk maakt? Wat is het einddoel van

    ontwikkelingssamenwerking. Dit zijn fundamentele vragen bij het maken van opmerkingen over

    bestaande ontwikkelingsstrategieën.

    Ontwikkelingssamenwerking concentreert zich meer en meer op het stimuleren van kleinschalige

    landbouw als motor van ontwikkeling (Cummings, 2001). In volgende paragrafen worden theorieën en

    onderzoeken weer gegeven die economische en sociale veranderingen reeds hebben proberen te

    verklaren. Het eerste deel bevat een ruimere sociologische omkadering van sociale en economische

    verandering in de samenleving. Daarbij wordt er nagegaan wat sociale verandering juist inhoudt en hoe

    individuen omgaan met sociale veranderingen in hun omgeving. Vervolgens worden verschillende

    stromingen bekeken om het verband tussen sociale en economische veranderingen beter te kaderen.

    Daarna wordt er toegespitst op literatuur die reeds is ingegaan op wat de individuele en collectieve

    uitdagingen van marktgerichte hervormingen kunnen zijn. Op die manier kan het theoretisch luik ons

    meer inzichten geven over hoe de transitie in boerengemeenschappen ervaren wordt door boeren.

    3.1 Sociale en economische verandering

    Giddens (1983) bespreekt in zijn agence-structure theorie dat actie nood heeft aan een soort

    referentiekader. Actie kan hier ook gedefinieerd worden als de oorzaak van verandering. Hij ziet actie als

    een stroom van gebeurtenissen die elkaar opvolgen. Acties vinden plaats in een bepaalde context.

    Hierbij duidt context op de acties van andere mensen, en de mogelijkheden en limieten van sociale

    structuren in een samenleving om acties mogelijk te maken. Hij bepleit dat de kennis van de andere

    personen in de structuren een belangrijke rol speelt in de werking van een samenleving. Giddens (1983)

    bespreekt in zijn paper ‘Agency and structure’ de wisselwerking tussen agenten (individuen in een

    maatschappij) en de structuur van een samenleving. Enerzijds beaamt hij dat individuen structuren

  • 18

    kunnen beïnvloeden. Zij maken en vormen de structuren in een samenleving. Anderzijds vormen

    structuren onze omgeving en beïnvloeden ze onze referentiekaders en denkpatronen. Sociale

    verandering is een wisselwerking tussen agenten en structuren in een samenleving.

    Giddens (1978) bespreekt het concept ‘structuration’, hij verwijst hiermee naar de voorwaarden die

    ervoor zorgen dat structuren blijven bestaan en bijgevolg gereproduceerd worden als een systeem. Hij

    verwijst met het concept ‘structuur’ naar de waarden en normen die sociaal geproduceerd worden, en

    gehanteerd worden als richtlijnen voor de organisatie van het dagelijkse leven. Het systeem van waarden

    en normen reproduceert relaties tussen actoren in de samenleving (Giddens, 1979). Kennis is belangrijk

    in dit proces want het geeft actoren de kans om de omgeving en het systeem te begrijpen en te

    veranderen. Actoren zijn cognitief en reflexief zodat ze de motor vormen voor veranderingen in het

    systeem. Hierbij wordt het systeem gezien als dominant en legitiem voor alle actoren in de samenleving.

    Structuren zijn het medium waardoor systemen blijven bestaan of transformeren. Deze transformatie

    wordt dus in gang gezet door actoren die veranderingen willen teweegbrengen aan het systeem. De bron

    van verandering komt volgens Giddens van uit de gemeenschap.

    De aanwezigheid van ngo’s in ontwikkelingslanden zorgt ervoor dat bestaande structuren of hiërarchieën

    gewijzigd worden (Renshaw et al., 1997). De exogene invloed van ngo’s doorbreekt de cirkel van

    Giddens’ idee over transitie in een samenleving, omdat de structuren van het systeem niet veranderd

    worden door actoren van binnenuit maar door exogene invloeden van ngo’s. Het betrekken van de

    actoren van de gemeenschap in de ngo is een goede stap richting het internaliseren van het

    veranderingsproces. Dit wil echter ook zeggen dat de wil tot transformatie niet geheel van actoren in de

    samenleving zelf komt waardoor de sociale actie in boerengemeenschappen in ontwikkelingslanden niet

    de gewenste sociale verandering te weeg zou brengen.

    Men kan stellen dat ngo’s allocatieve bronnen hebben die dominantie uitoefenen over materiële

    objecten (Woolcock, 2004). Zo hebben ngo’s veel invloed op economische middelen zoals de aankoop

    van machines en het voorzien van infrastructuur. Maar actoren, de boeren uit de gemeenschappen,

    hebben nog steeds autoriteitsbronnen zoals gezag en legitimiteit. Deze bronnen bezitten dominantie

    over waarden en normen in de gemeenschap en dus beheersen ze het denkpatroon van leden van de

    gemeenschap. Tradities, waarden en normen zijn gebaseerd op autoriteitsbronnen en vormen een

    sterke basis voor de sociale cohesie in boerengemeenschappen. De economische en sociale

  • 19

    veranderingen die ngo’s teweeg willen brengen, verlopen niet zoals Giddens’ structuratie-theorie het

    voorschrijft.

    Parsons (Parsons, 1961) bespreekt sociale verandering vanuit een structureel-functioneel oogpunt: de

    samenleving opgedeeld in verschillende subsystemen die samen bijdragen tot een functioneel

    overkoepelend systeem. Zo ziet hij economie als een apart subsysteem dat in relatie staat tot andere

    subsystemen. Hij onderscheidt naast economie ook nog het cultureel subsysteem dat instaat voor de

    productie van symbolen en tekens die een algemene betekenis verkrijgen in de samenleving. Deze

    symbolen worden gevormd doordat betekenissen geïnstitutionaliseerd worden door actoren. Het

    systematische gebruik van deze symbolen door verschillende actoren zorgt ervoor dat de betekenis

    geïnternaliseerd wordt en doet sociale interactie ontstaan in de structuur. Door een machtsstrijd tussen

    verschillende discours wordt de betekenis van symbolen bepaald. Het volgende subsysteem dat Parsons

    onderscheidt is het sociale subsysteem dat individuele actoren in een specifieke situatie tot interactie

    aanzet.

    In dit geheel van subsystemen is het karakter van actoren belangrijk om interacties aan te gaan. Parsons

    bestudeert sociale actie en betrekt hierbij het organiserend karakter van het culturele systeem,

    individuele karaters en het sociale systeem in de samenleving (von Collani & Grumm, 2009). Bijgevolg

    wordt het totale set van behoeften opgebouwd uit verschillende individuele karakters die in sociale

    interactie treden met elkaar. Daardoor is er een gevarieerd sociaal systeem van interacties en relaties in

    een gemeenschap waardoor het culturele systeem van waarden en normen vorm krijgt. Op het niveau

    van de interactie krijgt de discoursstrijd vorm en worden betekenissen gedefinieerd die op een hoger

    niveau invloed hebben op andere processen van sociale actie. Er kan bijgevolg gesteld worden dat micro-

    interacties kunnen leiden tot verandering van betekenis van symbolen en daarmee een aanzet geven tot

    sociale verandering. Hierbij kan worden aangehaald dat de invloed van ngo’s de discoursvorming

    beïnvloedt. Doordat VECO inspeelt op de micro-interacties door middel van trainingsmomenten en

    workshops met de boeren proberen zij het economische discours in de gemeenschappen te veranderen.

    VECO volbrengt een faciliterende rol waardoor de discoursvorming volbracht moet worden door de

    leden van de boerengemeenschap. De ideeën en werkwijzen worden aangeboden door VECO maar de

    internalisering moet gebeuren door de leden zelf in de gemeenschap. Parsons laat dus al meer ruimte

    voor de werking van ngo’s in het proces van sociale verandering dan Giddens.

  • 20

    De discoursvorming in boergemeenschappen over concepten als rationaliteit en prestatiedruk zijn van

    belang om economische veranderingen tot stand te doen komen (Kunkel, 1965). De

    mentaliteitsverandering naar meer presteren en rationeler denken is een traag en gestaag proces dat

    generaties overbrugt. Veranderingen in de sociale context en interactie zijn vandaag de dag nodig om

    gedragspatronen te veranderen van volgende generaties. Deze veranderingen kunnen leiden tot het

    ondernemen van stappen naar economische ontwikkeling. De psychologische elementen van de

    samenleving zullen zich aanpassen aan de nieuwe structuren (Roccas, Sagiv, Schwartz, & Knafo, 2002).

    Ook boerengemeenschappen zijn opgebouwd uit sociale systemen. Het systeem wordt in stand

    gehouden doordat de verschillende subsystemen op elkaar afgestemd zijn. Verandering in de

    samenwerking tussen de systemen brengt een samenleving in beweging. Enerzijds kan verandering van

    binnenuit komen en kan de verandering opgenomen worden in het sociaal systeem. Anderzijds kunnen

    exogene veranderingen zorgen voor sociale weerstand van actoren (Edelman, 2005). De veranderingen

    die ngo’s teweeg willen brengen stuitten op sociaal verzet van gemeenschappen. De verandering komt

    niet van binnenuit en het sociale systeem is niet in staat de transformaties te absorberen. Als de

    wisselwerking tussen subsystemen verstoort wordt en het systeem uit evenwicht geraakt, is het mogelijk

    dat deze sociale verandering niet leidt tot structurele verandering die opgenomen worden in het

    systeem.

    Sociale verandering in een samenleving is dus een cruciaal proces dat kan botsen op sociale weerstand

    van de actoren enerzijds of anderzijds tot een structureel aangepast systeem kan leiden (Temudo &

    Schiefer, 2003). De intrede van een ngo in ontwikkelingslanden kan zulke systemen danig in de war

    brengen waardoor sociale veranderingen verkeerd gepercipieerd worden door de plaatselijke

    boerengemeenschappen. De actoren van de gemeenschap aanvaarden de veranderingen niet en bieden

    weerstand waardoor oude systemen overleven (Allen et al., 2007). We kunnen bovendien niet eenduidig

    stellen dat veranderingen aanvaard worden of niet. Doorheen deze theorieën van Giddens en Parsons

    komen veranderingen van het sociale systeem steeds hoofdzakelijk van binnenuit. De implementatie van

    projecten van ngo’s worden, volgens deze ngo’s zelf, op aanvraag van de plaatselijke bevolking

    opgesteld. Hierbij kunnen we in vraag stellen welke behoeften een samenleving heeft en wie deze

    eenduidig kan definiëren (Dijkzeul & Herman, 2009).

  • 21

    Nu sociale verandering uitvoerig besproken werd, wordt onderzocht waarom ontwikkelingsprojecten van

    ngo’s op weerstand kunnen stuitten. Waarom aanvaarden leden van de boerengemeenschappen de

    implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten niet? In het volgend luik wordt uitvoerig

    besproken welke factoren een invloed kunnen hebben op de mate van weerstand in

    boerengemeenschappen tegen ontwikkelingsprojecten, meer bepaald marktgerichte hervormingen.

    3.2 Stromingen

    Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor

    Het sociale systeem kan gezien worden als een referentiekader voor ontwikkeling (Giddens, 1983).

    Putnam pleit volgens Woolcock (2004) voor investering in sociaal kapitaal naast economische

    vooruitgang om zo ontwikkeling in ontwikkelingslanden aan te moedigen. Een samenleving is

    opgebouwd uit sociaal kapitaal waarop men democratische instellingen en een liberale economie vanuit

    kan opbouwen. Het investeren in sociaal kapitaal is echter een holistische benadering en Putnam

    omschrijft niet juist wat hij met sociaal kapitaal bedoelt. Neoweberianen (Giddens, 1993; Parkin, Piven, &

    Cloward, 1980) vullen sociaal kapitaal in als de combinatie van banden of ‘ties’ en normen die individuen

    binden met elkaar. Zij zien sociaal kapitaal als een ‘moral resource’ en een bron van vertrouwen.

    Sociaal kapitaal in een gemeenschap is een belangrijke factor om veranderingen te begeleiden en op te

    volgen (Woolcock, 2004). Putnam maakt, volgens Woolcock (2004), onderscheid tussen sociaal kapitaal

    als medium en als boodschap. Als sociaal kapitaal wordt benaderd vanuit het standpunt dat men het als

    medium kan gebruiken, doelt men hiermee op infrastructuur en instellingen in de samenleving. Het zit

    dan opgeborgen in de historische evolutie van instituties en institutionalisering. Daarnaast wordt sociaal

    kapitaal ook gezien als een boodschap waarbij men naar de inhoud van sociale relaties verwijst. Hiermee

    wordt bedoeld dat er verschillende soorten relaties zijn tussen leden van de samenleving. De

    verzameling van sociaal kapitaal is padafhankelijk en de hoeveelheid sociaal kapitaal in een samenleving

    beïnvloedt ook de staat als machtsorgaan (Bebbington & Perreault, 1999). Hoe meer sociaal kapitaal er

    aanwezig is in een samenleving, hoe meer de staat ontmanteld wordt en hoe minder functies ze moet

    volbrengen. Ze blijft echter wel noodzakelijk maar kan haar functies delegeren naar het maatschappelijk

    middenveld. Sociaal kapitaal wordt aanzien als een cruciale factor in het ontwikkelingsproces van een

    gemeenschap. (Bello & Baviera, 2009; Granato, Inglehart, & Leblang, 1996; Kunkel, 1965).

  • 22

    De benadering van ontwikkeling vanuit sociaal kapitaal gaat ervan uit dat culturele waarden

    economische verandering stimuleren (Allen et al., 2007; Granato et al., 1996; Inglehart & Baker, 2000).

    Vanuit het culturele perspectief haalt men aan dat bijvoorbeeld de protestantse ethiek, samen met een

    rationele mentaliteit aanzet heeft gegeven tot economische innovaties en efficiëntie in het Westen

    (McKinnon, 2010). McClelland, volgens Kunkel (1965), onderzocht hierbij de nood voor het bereiken van

    doelen, waaruit ondernemers voortkomen. Hij ziet de relatie tussen de behoeften om iets te bereiken en

    economische groei. De aanwezigheid van deze behoefte in een samenleving stimuleert economische

    groei. Porter (2006) onderscheidt in de aanwezigheid van culturele waarden twee concepten. ‘Bounded

    solidarity’ definieert de solidariteit in de groep waardoor hulp wordt gezien als een gift en als iets

    vanzelfsprekend. Deze bron van solidariteit is niet gebaseerd op algemene waarden maar op de

    particularistische verbondenheden in een groep in een samenleving. De hulp wordt verleend omdat het

    als normaal wordt ervaren in de samenleving en er wordt dus ook geen wederdienst verwacht.

    Daarnaast onderscheidt Porter (2006) ook ‘enforceable trust’. Deze term verwijst naar een mechanisme

    van sociale controle en ervoor zorgt dat de wederkerigheid van bronnen verzekerd wordt. Deze

    wederkerigheid is echter onzeker en bouwt verder op vertrouwen in de leden van de groep.

    Wederkerige transacties in sociale structuren kunnen daarnaast wel een vorm van status geven

    waardoor deze wederkerigheid wordt aangemoedigd. ‘Enforceable trust’ wordt ondersteund door

    sociale structuren en netwerken waarin ongereguleerde transacties plaatsvinden. Leden van de

    samenleving die hun netwerkinformatie delen met anderen worden beloond met een status van

    hulpvaardigheid. Daar tegenover zijn er ook leden die hun netwerken niet openstellen voor anderen

    waardoor zij dreigen zowel hun status alsook toekomstige hulp te verliezen (Ramachandran, 2004).

    Hieruit kan gesteld worden dat de samenleving garant staat voor het naleven van culturele normen.

    Normen die innovatie en efficiëntie aanmoedigen, zullen door de verschillende vormen van solidariteit

    meer vorm krijgen in de gemeenschappen.

    Het belang van sociale netwerken en toegang tot sociale netwerken om economische veranderingen in

    gang te zetten is niet te onderschatten. Het vertrouwen onder leden van de samenleving is belangrijk om

    op wederzijdse hulp te kunnen rekenen (Woolcock, 2004). Dit is nodig om een gemeenschap zowel

    sociaal als economisch verder te kunnen uitbouwen. Veranderingen van buitenaf stuiten op veel verzet

    als het vertrouwen in gemeenschappen groot is: leden zijn gehecht aan het vertrouwen en willen de

    manier van samenleven niet op het spel zetten voor verandering in deze relaties. De sociale interacties

  • 23

    zijn gefundeerd op vertrouwen en sociaal kapitaal waardoor veranderingen moeilijk toegang krijgen tot

    de gemeenschap.

    Men kan dus stellen dat sociaal kapitaal in een gemeenschap bepalend is voor de economische

    vooruitgang. Deze economische vooruitgang wordt binnen de ontwikkelingssamenwerking gedefinieerd

    als economische groei van een land. Putnam (Woolcock, 2004) pleit voor investeringen in sociaal kapitaal

    als motor voor ontwikkeling van armere landen. Porter (2006) vult Putnam hierbij aan en ziet solidariteit

    en vertrouwen als twee belangrijke bouwstenen van ontwikkeling. Culturele waarden en normen hangen

    samen met de economische situatie van een land. Veranderingen in ofwel culturele waarden ofwel de

    economische situatie van een land beïnvloeden elkaar (Ramachandran, 2004). Het huidige

    ontwikkelingsbeleid is erop gericht economische groei te verkrijgen in ontwikkelingslanden.

    Ontwikkelingsprojecten dienen naast economische standpunten ook over culturele standpunten te

    beschikken. De consequenties voor ngo’s bij het implementeren van projecten zijn dat men meer moet

    focussen op het sociale proces van verandering en niet blind staren op de realisatie van economische

    groei (Quinn, Huby, Kiwasila, & Lovett, 2003; Portes & Landolt, 2000).

    Modernisering van economische en culturele waarden

    Ontwikkelingssamenwerking is altijd een omstreden sector geweest. Het nut van

    ontwikkelingssamenwerking wordt fel bekritiseerd. Enerzijds zijn er tegenstanders die reeds gegeven

    hulp in vraag stellen. Er vloeit zo veel geld doorheen de sector, en toch is er nog steeds armoede (Moyo,

    2009; Easterly, 2006). Anderzijds zijn er de voorstanders die erin geloven dat

    ontwikkelingssamenwerking wel degelijk reeds een verschil heeft gemaakt en paal en perk kan stellen

    aan de armoede in onze wereld (Sachs, 2008). De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. In het

    volgend luik bespreken wat modernisering van boerengemeenschappen nu juist inhoudt en wat de

    verschillende visies hierop zijn.

    Het huidige ontwikkelingsbeleid is erop gebaseerd economische groei te realiseren in

    ontwikkelingslanden. Modernisatietheorieën stellen dat economische transformaties en veranderingen

    in traditionele waarden samenhangen (Van Damme, 2005). Tijdens de industriële revolutie in het

    Westen verschoven de traditionele waarden naar meer moderne waarden. Moderne waarden worden

    opgebouwd rond rationaliteit en efficiëntie (McKinnon, 2010). Modernisatie wordt omschreven als de

  • 24

    graad van economische groei en industrialisatie. Het moderniseringsdenken is gebaseerd op het Westers

    model van ontwikkeling. Het westen is ontwikkeld via het model van economische groei en weerspiegelt

    dit nu in zijn ontwikkelingsbeleid.

    Ontwikkeling wordt al te vaak gelijkgesteld met economische groei (Easterly, 2006; Sachs, 2008). Maar

    ontwikkeling is meer dan enkel economische verandering. Traditionele waarden staan in sociologische

    benadering van ontwikkeling meer in de belangstelling. De verschuiving van traditionele waarden naar

    moderne waarden is geen lineair proces. Inglehart (1980) weerlegt de bewering dat we convergeren

    naar dezelfde moderne waarden en normen in alle samenlevingen, zowel in ontwikkelde landen als

    onderontwikkelde landen. Economische verandering duwt landen in dezelfde richting van economische

    ontwikkeling, maar culturele basiswaarden en normen zijn nog steeds afhankelijk van cultureel erfgoed.

    Basiswaarden zijn ingeprent in het collectief geheugen van de leden van de samenleving. De

    mentaliteitsverandering, waarbij basiswaarden veranderen, is een traag proces. Zo toont Inglehart

    (1980) aan dat ontwikkelingslanden met economische groei evolueren naar culturele waarden die

    omschreven kunnen worden als onderdanig en volgzaam. Ontwikkelde landen oefenen een dominantie

    uit over ontwikkelingslanden waardoor zij niet hetzelfde ontwikkelingspatroon volgen.

    De implementatie van projecten door ngo’s om ook ontwikkelingslanden te moderniseren moet dus

    gezien worden als een traag en gestaag project (von Collani & Grumm, 2009). De einddoelstellingen van

    projecten worden op korte termijn meestal niet gehaald, vooral omdat die projecten momenteel vooral

    worden gewaardeerd op basis van de economische veranderingen die teweeg gebracht diende te

    worden. Men vergeet hierbij dat de culturele waarden ook mee moeten veranderen en dit proces heel

    delicaat en complex is (Taylor, 1989). Ngo’s zetten hun doelstellingen uit om hun project te doen slagen

    en zo hun werking te verdedigen in het donorland, maar deze doelstellingen op korte termijn dienen

    vooral om financiële middelen te verkrijgen. Culturele veranderingen zijn moeilijk om te forceren en

    hebben hun eigen tempo, waardoor ze ook moeilijker als beoordelingsfactor gebruikt kunnen worden.

    Modernisatie is dus een lang proces van economische en culturele veranderingen in een samenleving,

    zowel op individueel als gemeenschapsniveau.

    De individuele modernisering van boeren in een samenleving is een proces waarbij sociale en

    economische transformatie samengaan. Inkeles (1969) omschrijft de moderne man als actieve

    participerende burger die enige technische competentie heeft. Alles is gestructureerd in een moderne

  • 25

    samenleving en er is geen plaats voor passiviteit. In elke samenleving zijn er wel leden die

    modernistische tendensen in gang zetten. ‘No one is born modern’, hiermee haalt Inkeles (1969) aan dat

    modernisering een levenslang proces is en dat de graad van modernisering afhangt van

    levenservaringen. De padafhankelijkheid van modernisering is dus terug te brengen tot op het

    individuele niveau waar de verschillende karakters spelen (Inglehart, 1980). Bepaalde karaktertrekken

    zoals ‘open staan voor nieuwe uitdagingen’ en ‘het initiatief nemen’ bevorderen het ondernemerschap

    in een samenleving (Kunkel, 1965). In het kader van individuele modernisering is het interessant om te

    kijken naar de perceptie van boeren in een boerengemeenschap op de veranderingen in hun

    samenleving.

    3.3 Ervaringen van boeren

    Globalisering en liberalisering van de wereldmarkt hebben ertoe geleid dat zelfs de kleinste

    boerengemeenschappen afhankelijk zijn van een marktprijs die ver buiten bereik bepaald wordt (Wood,

    1997). De economische belangen van andere, meer ontwikkelde landen, bij ontwikkeling van Afrika zijn

    ambigu (Guttal, 2007). Ontwikkeling van Afrika houdt in dat er zich een middenklasse ontplooit in

    Afrikaanse landen en deze middenklasse zal niet bereid zijn om tegen lage lonen te werken. Afrika is ook

    het continent waar de grootste voorraden mineralen en grondstoffen aanwezig is. Dit maakt de

    aanwezigheid en invloed van buitenlandse machten een grote rol speelt. We kunnen dus niet meer

    stellen dat we Afrikaanse landen laten ontwikkelen op hun eigen tempo. De interdependentie tussen alle

    landen op globaal vlak is te groot om alles aan het marktgebeuren over te laten (Devèze, 2011). Bijstand

    en coöperatie zijn nodig om Afrikaanse landen een eerlijke onderhandelingsbasis te geven. Dit kunnen

    we doortrekken tot op gemeenschapsniveau. Marktgerichte hervormingen in boerengemeenschappen

    leiden er namelijk toe dat gemeenschappen afhankelijk worden van marktprijzen op de wereldmarkt. Dit

    maakt dat gemeenschappen kwetsbaar en afhankelijk worden van de rest van de wereld. De duurzame

    landbouw, waar ontwikkelingssamenwerking op inzet, kan omschreven worden als een

    landbouwsysteem dat onderhouden wordt gedurende verschillende jaren, zonder reducering van de

    capaciteit van de grondstoffen (Boesen, Kikula, & Maganga, 1999). Elliott (2006) omschrijft duurzame

    landbouw als milieuvriendelijk, economisch levensvatbaar en sociaal wenselijk.

    Maar bij deze aanpak van ontwikkelingssamenwerking zijn er ook obstakels die de redenering laten

    vastlopen. Zowel sociale als economische obstakels kunnen teruggevonden worden in de literatuur. In

  • 26

    dit onderzoek wordt vooral gefocust op de sociale obstakels die ervoor zorgen dat boeren

    ontwikkelingsprojecten niet zomaar accepteren in de gemeenschap. De boerengemeenschappen

    veranderen en dit stuit op verzet van de leden (Edelman, 2005). Door de economische veranderingen

    komt de sociale cohesie in gevaar.

    De sociale spanningen uiten zich in veranderende sociale status van leden van de boerengemeenschap

    (Ramachandran, 2004). Leden die voor de herstructureringen geen hoog aangeschreven functie

    volbrachten kunnen nu via economische invloed, hen aangeboden door het ontwikkelingsproject, wel

    sociale status verwerven. Dit heeft tot gevolg dat de traditionele statusdragers hun gezag en legitimiteit

    zien af nemen. Zij verzetten zich tegen de marktgerichte hervormingen en alles wat met het project te

    maken heeft. Dit slaat een kloof in de gemeenschap. De hiërarchie wordt verstoord in de gemeenschap

    en dit bedreigt de sociale cohesie.

    Sociale obstakels kunnen van verschillende aard zijn. De redenen waarom boeren het project verwerpen

    of veranderingen tegenhouden zijn uiteenlopend. We proberen, in wat volgt, een overzicht te geven van

    enkele factoren die het verwerpen kunnen verklaren.

    Als eerst geformuleerd kunnen er problemen optreden met de verandering in hiërarchie in

    gemeenschappen (Ramachandran, 2004). Doordat sommige leden meer macht hebben gekregen over de

    economische activiteiten, verliezen anderen hun positie in de samenleving. Vooral oudere vrouwen die

    in de traditionele samenleving gezag en aanzien verworven hebben door hun leeftijd, zien hun positie in

    de gemeenschap nu verzwakken. Hun inspraak in de gemeenschap vermindert en men vraagt minder

    raad aan de ouderen omdat ze niet op de hoogte zijn van de economisch strategische keuzes. Boeren

    trainen hun economisch inzicht en proberen de risico’s uit te leggen aan de andere leden. Hierdoor

    verwerven leden met meer economisch inzicht in risico’s en uitdagingen een hogere positie in de

    gemeenschap. De spanning die ontstaat doordat de sociale cohesie ontwricht is en het verzoenen van

    voor- en tegenstanders van de verandering, vormt de belangrijkste uitdaging voor de gemeenschap.

    Daarnaast verandert de vorm van inspraak in de gemeenschap ook drastisch (Dorward, Kydd, Morrison,

    & Urey, 2004). Doordat er een ngo aanwezig is, die nieuwe ideeën en werkwijzen voorstelt, moet de

    gemeenschap hierop reageren. De beslissingen worden gemaakt door afgevaardigden van de

    gemeenschap. Ook de economische beslissingen worden ook door deze afgevaardigden genomen,

  • 27

    terwijl de economische risico’s niet voor alle leden van de gemeenschap duidelijk zijn (Granato et al.,

    1996). Inspraak voor niet-afgevaardigden of niet-onderlegden in deze beslissingen is moeilijk.

    Ook verandert de economische takenverdeling binnen de gemeenschap (Inkeles, 1977). De economische

    activiteiten worden steeds door iedereen vervuld. De leden doen de activiteit niet voor de

    eigenvoorziening waardoor de takenverdeling niet gebeurt volgens de traditionele systemen: het doel

    van de economische taak in casu is zoveel mogelijk producten op de markt te krijgen en daardoor geld te

    verdienen. Hiervoor kunnen mannen en vrouwen dezelfde taken vervullen, waardoor het traditionele

    rollenpatroon doorbroken wordt. Thuis blijft de takenverdeling nog steeds traditioneel. Dit duidt aan dat

    op gemeenschapsvlak de waarden sneller verschuiven van traditioneel naar moderne waarden. Op het

    individuele niveau duurt het langer om traditionele waarden te vervangen. De organisatie van het

    dagelijkse leven is afgestemd op traditionele waarden, een verandering in deze organisatie is zeer

    voelbaar. Daardoor is een verandering van de privésfeer een langer proces dan veranderingen op het

    gemeenschapsniveau.

    3.4 Voorspellingen

    We kunnen vanuit de literatuur bepaalde veronderstellingen maken met betrekking tot economische en

    sociale veranderingen in boerengemeenschappen door toedoen van ontwikkelingsprojecten: de

    implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten die gebaseerd zijn op marktgerichte

    hervormingen stuiten op sociaal verzet, de leden van de gemeenschap verwerpen het project. De leden

    zien namelijk het nut niet in van de projecten en de verandering binnen de gemeenschap. Deze sociale

    obstakels moeten mee in rekening gebracht worden bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten.

    Bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten wordt al te vaak gefocust op economische doelstellingen

    van het project (Portes & Landolt, 2000). De intrede van het sociale aspect bij de opstelling van projecten

    zet ook aan tot nadenken over de voor- en nadelen van het project op lange termijn. Als het project leidt

    tot sociale ontwrichting, kan het economisch misschien wel een inkomen verwerven, maar tegelijkertijd

    sociaal de hiërarchie totaal ontregelen. Als de interactie tussen het sociale en het economische

    subsysteem uit evenwicht is, kan dit leiden tot grote spanningen die de gemeenschap uiteen drijven. Een

    nauwgezette aanpak van het project, zodat de sociale cohesie niet in het gedrang komt, wordt

  • 28

    bemoeilijkt omdat de sociale cohesie moeilijk empirisch te meten is. Sociale cohesie zit verscholen in

    sociale netwerken en ervaringen van mensen met de werking van de gemeenschap.

    Toch trachten we in dit onderzoek de sociale obstakels te achterhalen door de ervaring van boeren te

    ondervragen. Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die

    boeren ervaren bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ .

    Dit gaan we na aan de hand van interviews met leden van boerengemeenschappen die deelnemen aan

    het project. ‘Welke ervaring hebben boeren met de economische en culturele veranderingen in de

    gemeenschap?’. In dit onderzoek verwachten we de sociale obstakels te kunnen identificeren bij de

    verandering van sociale status, inspraak in de gemeenschap en de veranderende rolverdeling in de

    boerengemeenschappen. Als eerste verwachten we dat er problemen worden ervaren met de

    verandering in statuspositie in de gemeenschap. Vervolgens verwachten we dat de verandering in

    rolverdeling in de gemeenschap voor een negatieve ervaring leiden bij de leden van de

    boerengemeenschap.

    In het volgende luik van de thesis zal een conceptueel model gevormd worden om het onderzoek te

    onderbouwen. De concepten die centraal staan in het onderzoek worden geoperationaliseerd en worden

    met elkaar in verband gebracht.

  • 29

    4. Conceptueel model

    Aanwezigheid van ngo in de boerengemeenschap (A)

    Economische veranderingen Sociale en culturele (op de markt (B) veranderingen brengen van landbouw- producten) (C)

    (D) Micro- en mesoniveau Ervaring van boeren met

    verandering in samenleving (individuele en gemeenschapsfactoren)

    Figuur 1: Conceptueel kader

    Als we voorgaand literatuuroverzicht in het achterhoofd houden kunnen we volgend conceptueel kader

    betreffende sociale en economische veranderingen in een boerengemeenschap opstellen, voorgesteld in

    figuur 1. Het model toont een wederzijdse relatie tussen twee elementen.

    Enerzijds zijn er economische veranderingen in de samenleving waar Vredeseilanden een Market Led

    Agrarian Reform benadering (MLAR) (Borras, 2003) gebruikt om een project op te starten. Deze aanpak

    wordt gestuurd vanuit het idee dat bestaande, nationale en internationale machtsrelaties arme boeren

    ondergeschikt maken op de economische markt. Hierbij kan een ngo als Vredeseilanden hulp bieden als

    faciliterende functie door contacten te leggen met andere marktspelers. Hierdoor krijgen boeren een

    betere positie in de onderhandeling waardoor ze een eerlijke(re) prijs krijgen voor hun diensten. Deze

    faciliterende rol houdt in dat de economische situatie van boerengemeenschappen verandert.

    Anderzijds zijn er de culturele waarden en normen in de boerengemeenschap die veranderen. Gezien de

    verschillende perspectieven uit de literatuur op transformaties in de samenleving, wordt ervan uitgegaan

    dat er een samenhang is tussen transformaties in economische situatie en verandering in culturele

    waarden en normen binnen een boerengemeenschap. Deze wisselwerking heeft uiteindelijk invloed op

    de ervaring van leden van de boerengemeenschappen met de transformaties binnen de gemeenschap.

    De wederzijdse relatie via pad B is ongedefinieerd in zijn causaliteit omdat veranderingen in een

    samenleving probabilistisch zijn en verschillende oorzaken hebben. Het resultaat van de wederzijdse

  • 30

    beïnvloeding is dat de veranderingen in de samenleving zowel van economische als van sociale en

    culturele aard zijn.

    De aanwezigheid van de ngo in de gemeenschap is een cruciaal gegeven als we de invloed van

    veranderingen willen nagaan, voorgesteld door pad A. Doordat VECO aanwezig is in de gemeenschap,

    verandert de interactie binnen de gemeenschap. Een nieuw element in de gemeenschap zorgt ervoor dat

    zij hierop moet reageren, het is de combinatie van deze reacties die de ervaringen van boeren met het

    project bepaalt. Het project van VECO is dus een belangrijk gegeven in het onderzoek en is

    vanzelfsprekend een onmisbaar gegeven in het conceptueel model.

    Economische transformatie kunnen we omschrijven door te kijken naar de voltrokken verwezenlijkingen

    op vlak van marktgerichte herstructureringen van maniok en maniokproducten (Alwang & Norton, 1993).

    De intrede van het economisch centrum in de gemeenschap, waar leden maniok kunnen verwerken tot

    maniokchips en maniokbloem, was een grote verandering in de dagelijkse bezigheden van de leden. De

    aankoop van machines veranderde de werkomstandigheden. Ook de mogelijkheid om workshops en

    trainingen te volgen, veranderde de werking van de gemeenschap. Economische factoren worden steeds

    belangrijker en zijn duidelijker aanwezig in het dagelijkse leven van boerengemeenschappen (Quinn et

    al., 2003).

    Sociale en culturele transformaties kunnen we samennemen onder één noemer, maar toch moet er een

    onderscheid gemaakt worden (Block, 2003). Enerzijds zijn er sociale veranderingen, deze verwijzen naar

    de verandering in hiërarchische posities in de samenleving. Door het stijgende belang van economische

    functies en factoren verzwakken traditionele statusposities in de gemeenschap. Economisch invloedrijke

    leden verkrijgen meer aanzien en legitimiteit dan voor de intrede van het project. Dit gaat ten koste van

    meestal oudere leden die traditioneel gezien meer aanzien hebben in de samenleving. Culturele

    veranderingen, anderzijds, zijn de processen die op lange termijn voortvloeien uit de veranderende

    hiërarchische posities. De nieuwe statusposities worden geïnternaliseerd door de leden en de oude

    statusposities worden verwaarloosd. Er vindt een verplaatsing plaats van gezag en legitimiteit van oude

    gezaghebbenden naar nieuwe statuspersonen.

    Deze transformaties worden geoperationaliseerd door het project van Vredeseilanden als maatstaf te

    nemen. In dit onderzoek werd de respondenten gevraagd de oefening te maken om de situatie voor de

  • 31

    intrede van het project, en de huidige situatie te vergelijken. Dit gebeurt aan de hand van verschillende

    items die het dagelijkse leven en het gemeenschapsleven van de leden beïnvloeden. Al deze

    transformaties hebben effect op de ervaring van boeren in de gemeenschap. Deze relatie wordt

    weergegeven via weg C en vormt de ervaringen van boeren.

    De intrede van VECO in de boerengemeenschappen, geïllustreerd door relatie D, zorgt ervoor dat

    bestaande structuren veranderd worden. De invloed van een meer economisch discours in de

    boerengemeenschappen heeft een invloed op de manier van samenleven. Economische activiteiten

    worden steeds belangrijker in het dagelijkse leven van de boeren. De ervaring van de boeren met het

    project is dus een proces dat verloopt vanaf de implementatie tot nu. De veranderingen hebben een

    indruk achter gelaten op de boeren, deze ervaringen en indrukken worden in dit onderzoek verder

    onderzocht. Hierbij vragen we ons specifiek af waarom boeren het project gedeeltelijk of geheel

    verwerpen. De sociale obstakels delen we op in twee niveaus.

    Ten eerste focussen we op het microniveau, hierbij identificeren we sociale obstakels die invloed hebben

    op de organisatie van het dagelijkse leven. Hierbij onderscheiden we de sociale status van leden en de

    takenverdeling in de gemeenschap. Vervolgens breiden we het onderzoek uit met sociale obstakels op

    mesoniveau. Dit zijn de factoren die de respondenten in nabije toekomst ervaren als sociale obstakels.

    De sterkte van dit niveau is terug te vinden in de focus op de mentaliteitsverandering in de

    gemeenschap. De ervaring van boeren met de verandering in deze factoren op beide niveaus zijn de

    bevindingen van dit onderzoek.

    In het volgende luik wordt uitgelegd hoe het veldonderzoek ondernomen is.

  • 32

    5. Methodologie Dit onderzoek is gebaseerd op de ervaringen en percepties van boeren met betrekking tot het project

    van Vredeseilanden. Daaruit blijkt dat kwalitatief onderzoek hier de beste keuze is. Door middel van

    kwalitatief onderzoek is het mogelijk de motivaties en ervaringen van de boeren in kaart te brengen. Er

    worden drie verschillende onderzoeksmethodes gebruikt.

    Ten eerste werd gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews om een beter inzicht te krijgen in

    de ervaring van boeren met de economische transities in de samenleving. De economische verandering

    houdt in dat Vredeseilanden boerengemeenschappen ondersteunt om maniok op de markt te brengen.

    De ervaring van boeren werd in kaart gebracht door hen te laten vertellen hoe zij de situatie van voor en

    na het project van Vredeseilanden ervaren (Giddens & Outhwaite, 1977). Naast interviews met de

    boeren, werden er ook interviews afgenomen van VECO medewerkers, anderen ngo’s en organisaties die

    meewerkten aan het project zoals TOAM (Tanzania organic agriculture movement) en BTC (Belgian

    Technical Operation). Deze interviews gaven een betere kijk op de werking van het project. Zo konden

    we de stakeholders van het project beter in kaart brengen waardoor we het project beter konden

    begrijpen.

    Daarnaast waren er observaties van hun leefwereld, deze werden voltrokken door een tijd mee te

    functioneren in de werking van de ngo en mee workshops en infomomenten bij te wonen bij de boeren.

    Hierbij werd aandacht besteed aan de betekenis en waarde die de boeren hechten aan hun

    gemeenschapsleven en ondernemingszin. En in welke mate ze denken dat ze via deze ondernemingszin

    resultaat kunnen boeken om hun inkomen te verhogen en een betere levensstandaard kunnen

    opbouwen. Eveneens was het een goede manier om te ontdekken hoe de organisatiestructuur en

    machtsrelaties van zowel de boerengemeenschappen als van de ngo in de praktijk werden omgezet.

    Daarnaast werd er ook geobserveerd tijdens het inwonen bij de boeren. Dit was een uitstekende manier

    om de organisatie van het dagelijkse leven van de boeren te observeren.

    Tenslotte bracht documentanalyse13 meer informatie over de historie van de organisatie en werking van

    het project van Vredeseilanden in Mkuranga District. Jaarrapporten gaven meer inzicht in de

    doelstellingen en het ondertussen zesjarig verloop van het project.

    13

    Study on gender responsive cassava chain with HIV and aids component in Mkuranga district, Aida C. Isinka and Rehema Mwateba, December 2010

  • 33

    De data zijn verzameld gedurende een vier weken durend verblijf (november 2012) in de stad Dar es

    Salaam (Tanzania). Er werden verschillende bezoeken gebracht aan de boerengemeenschap in Kizapala

    (Tanzania) en aan boerengemeenschappen in Sotele en Njanne. Alle drie deze gemeenschappen zijn

    gelegen in het district Mkuranga. In totaal werden er veertien semigestructureerde interviews

    afgenomen bij leden van drie verschillende boerengemeenschappen in het district Mkuranga. Hierbij is

    getracht om een evenredig aantal vrouwen en mannen te ondervragen, maar in bepaalde dorpen stuitte

    dit op moeilijkheden. Vrouwen werden niet aan het woord gelaten met een blanke interviewer. Deze

    bevoorrechte taak was bestemd voor mannen. Hierdoor zijn er meer mannen dan vrouwen ondervraagd.

    Bij de selectie van respondenten werd geprobeerd zo veel mogelijk variatie in verschillende posities in de

    gemeenschap te realiseren, om een scheve steekproef te vermijden. De uiteindelijke steekproef bevat

    vijf vrouwen en tien mannen van variërende leeftijdsklasse. De beschrijving van de informatie van de

    respondenten wordt weergegeven in onderstaande Tabel 1.

    ID Naam Dorp Geslacht Leeftijd Kinderen Ha grond

    Organisatie

    1 MPANGA THABIT Kizapala Man 47 jaar 4 kinderen 2,5ha 4 jaar in organisatie CFO

    2 MAUA MIGOKO Kizapala Vrouw 60 jaar 5 kinderen 2ha 7 jaar in de organisatie

    3 S. KISOMA Kizapala Man 89 jaar 14 kinderen, 8 levende (4/4)

    3ha 6 jaar in de organisatie

    4 FAUZIA SELEMAN Kizapala Vrouw Geen kinderen 13ha 3 jaar in organisatie

    5 RAJABU SALUM

    Kizapala Man 52 jaar 7 kinderen 2 ha 2 jaar in organisatie

    6 MIRAJ. KASIM MNYIKA

    Sotele Man 4 kinderen 4 ha 4 jaar in organisatie

    7 ALI HATIBU MATIMBUA

    Sotele Man 70 jaar 7 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie

    8 HASAN MOHAMED MVUONY

    Sotele Man 51 jaar 9 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie (TAWLAE)

    9 SAIDI BAKARI KWEMBE

    Sotele Man 35 jaar 5 kinderen 10 ha 10 jaar in de organisatie (TAWLAE)

    10 UPANG MPODI

    Njanne Man 35 jaar 3 kinderen 2,5 ha 3 jaar in organisatie

    11 TIDOU MIKAR Njan