0
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
KATRIN VAN DEN TROOST
MASTERPROEF SOCIOLOGIE
PROMOTOR: PROF. DR. RONAN VAN ROSSEM
COMMISSARIS: DR. MAYA CAEN
ACADEMIEJAAR 2012 – 2013
Marktgericht hervormingen als de ideale ontwikkelingsstrategie?
Een studie over de sociale obstakels van een marktgerichte
hervorming door Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen in
Mkuranga (Tanzania)
aantal woorden: 17321
1
Dankwoord
Graag zou ik Dr. Prof. Lesley Hustinx en Dr. Prof. Ronan Van Rossem bedanken voor de begeleiding van
mijn thesis. Aangezien ik mijn onderwerp zelf heb gekozen, ben ik dankbaar voor het vertrouwen en de
steun die zij mij geschonken hebben, evenals de sociologische inzichten die me inspiratie gaven om mijn
onderzoek vorm te geven. In het bijzonder wil ik Kain Mvanda bedanken, voor de onvoorwaardelijke
steun en begeleiding, zeer bruikbare informatie en de gepaste contactpersonen waarmee hij me in
contact bracht. Dankzij hem was het mogelijk om een veldonderzoek uit te voeren bij VECO East Africa in
Tanzania. Wat betreft mijn onderzoek in Tanzania zelf, druk ik grote dankbaarheid uit voor de
medewerkers van het landenkantoor en in het bijzonder voor Frank Kaminyoge. Hij heeft me in contact
gebracht met de verschillende boerengemeenschappen, waardoor ik mijn feitelijk onderzoek in de
praktijk kon uitvoeren. Zijn professionele en sociologische visie, onderbouwd door zijn expertise en
ervaring op het vlak van onderzoek, grotendeels opgedaan bij VECO, bleken van grote waarde voor mijn
onderzoek en zijn aanpassingen zorgden meermaals voor verrassende inzichten. Daarnaast dank ik Laura
Beke, Catherine Savard en Suzanne Shalko bij wie ik gedurende vijf weken kon verblijven en mijn
ervaringen kon delen en ventileren. Zonder hulp van hen allen was dit niet mogelijk geweest. Tenslotte
wil ik mijn ouders, vriend, broer, zus, familie, studiegenoten en vrienden danken. Zij hebben me
gedurende de voorbereiding van dit onderzoek en ruimer gezien de afgelopen vier jaar tijdens mijn
universitaire studie gesteund en me het vertrouwen gegeven om te durven denken naast het evidente.
Zonder hen had ik de moed niet gehad om deze onderzoekreis alleen te ondernemen.
2
Abstract
Deze masterproef gaat de ervaringen van boeren met betrekking tot de marktgerichte hervormingen na
in de vorm van een ontwikkelingsproject van Vredeseilanden (VECO). Concreet wordt onderzocht wat de
sociale obstakels zijn in boerengemeenschappen bij deze hervormingen. De data waarvan gebruik wordt
gemaakt is afkomstig van semigestructureerde interviews afgenomen bij 14 leden van drie verschillende
‘Commercial Farmer Family Organizations’ uit het district Mkuranga in Tanzania. Eveneens worden
documentanalyse en participerende observatie gebruikt om de data van de interviews aan te vullen. De
analyse geeft aan dat er sociale obstakels ervaren worden door de leden van de boerengemeenschappen.
De sociale obstakels worden geanalyseerd op twee niveaus, het micro en mesoniveau. Op het
microniveau wordt er gekeken naar de verandering in sociale statusposities in de gemeenschap en de
verandering in takenverdeling in de gemeenschap. De oudere vrouwelijke respondenten van deze groep
lijken omwille van hun traditionele positie opzij geschoven te worden door economisch invloedrijkere
leden. De economische taakverdeling van economische taken wordt, in tegenstelling tot de traditionele
taakverdeling, niet georganiseerd volgens geslacht: iedereen heeft als doel maniok op de markt te
brengen bijgevolg doen mannen en vrouwen dezelfde taak. De intrede van economische belangen in de
gemeenschap zorgt ook voor uitdagingen voor de sociale cohesie in de gemeenschap in de toekomst. Dit
onderzoek vult eerder uitgevoerd onderzoek aan door op mesoniveau te focussen op een verandering van
mentaliteit in de boerengemeenschappen. Deze informatie wordt samengevat in de bevindingen. In de
conclusie van dit onderzoek worden verschillende implicaties voor verder onderzoek gegeven en
suggereert men nieuwe onderzoeken in dit thema.
Kernwoorden: sociale verandering, individuele modernisering, sociale status, kwalitatief onderzoek
3
Inhoudstafel
Dankwoord .................................................................................................................................................... 1
Abstract ......................................................................................................................................................... 2
Inhoudstafel .................................................................................................................................................. 3
1. Inleiding ................................................................................................................................................. 4
2. Case studie ............................................................................................................................................ 9
2.1 Vredeseilanden .............................................................................................................................. 9
2.2 Werking van VEC0 ....................................................................................................................... 11
2.3 Werking van de boerengemeenschappen .................................................................................. 15
3. Theoretisch kader ................................................................................................................................ 17
3.1 Sociale en economische verandering ................................................................................................ 17
3.2 Stromingen ........................................................................................................................................ 21
Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor ................................................................................................... 21
Modernisering van economische en culturele waarden ..................................................................... 23
3.3 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 25
3.4 Voorspellingen ................................................................................................................................... 27
4. Conceptueel model ............................................................................................................................. 29
5. Methodologie ...................................................................................................................................... 32
5.1 Ervaringen van boeren ...................................................................................................................... 36
Microniveau ......................................................................................................................................... 36
Mesoniveau ......................................................................................................................................... 37
6. Bevindingen ......................................................................................................................................... 39
6.1 Sociale obstakels van het project ...................................................................................................... 39
Sociale obstakels op microniveau ....................................................................................................... 40
Sociale obstakels op mesoniveau ........................................................................................................ 43
7. Conclusie en discussie ......................................................................................................................... 46
Referenties .................................................................................................................................................. 52
4
1. Inleiding
De meerderheid van de Afrikaanse bevolking is afhankelijk van kleinschalige landbouw (Van Damme &
Dirckx, 2000). Ze rekenen hierop voor voedsel en inkomen. Hierbij worden ze geconfronteerd met
opkomende industrialisatie van de landbouw, terwijl kleinschalige landbouw steeds hun dagelijkse leven
blijft beïnvloeden. Ze zijn afhankelijk van kleinschalige landbouw voor zelfvoorziening in een gevarieerd
dieet. Om het inkomen van kleinschalige boeren te stabiliseren en te vergroten moeten er verschillende
obstakels overwonnen worden. Binnen de ontwikkelingssamenwerking worden er vele projecten
georganiseerd om de economische ontwikkeling van gemeenschappen te stimuleren door marktgerichte
hervormingen door te voeren (Renshaw, Edward, & Hulme, 1997). De transformatie vanuit een onzeker
levensonderhoudend systeem naar marktgericht landbouwsysteem vergt grote inspanningen voor alle
leden van de gemeenschap. Het huidige systeem met kleine input en lage productiviteit staat model voor
vele landbouwsystemen in vele Afrikaanse landen. Ontwikkelingssamenwerking ziet in de economische
versterking van gemeenschappen de sleutel om een gehele maatschappij te kunnen ontwikkelen in
ontwikkelingslanden.
Nieuwe economische groei in Afrikaanse landbouw veronderstelt financieel duurzame intensifiëring van
bestaand akkerland, sinds het grootste deel van hoog-potentieel landbouwland al in gebruik is (Afionis,
2012). Hiervoor heeft men een onderscheid gemaakt in de soorten gewassen naar productiviteit. Men
kan de opdeling maken tussen ‘cashcrops’ en ‘foodcrops’ (Alwang & Norton, 1993). ‘Cashcrops’ zijn
gewassen die gemakkelijk een grote opbrengst voortbrengen en die aangeraden worden aan zowel
kleinschalige boeren als aan grote industriële landbouwbedrijven. Zij worden vooral gekweekt om op de
markt gebracht te worden. ‘Foodcrops’ daarentegen staan bekend om hun huiselijke productie bij
kleinschalige boerengemeenschappen. Deze gewassen verkopen niet goed op de markt en worden
vooral geteeld voor eigengebruik. Op vele plaatsen in Afrika worden ‘cashcrops’ gebruikt om een groter
volume gewassen te produceren op één akkerland (Norton, Alwang, Masters, & von Witzke, 2007). Een
grotere oogst maakt het mogelijk meer producten op de markt te brengen, daardoor een groter
winstpercentage te behalen en zo een stabiel inkomen te verwerven. Een stabiel inkomen kan ervoor
zorgen dat kleine boerengemeenschappen meer krediet hebben om voedsel aan te kopen en minder
afhankelijk zijn van eigen teelt en productie. Theoretisch is dit correct, maar in de praktijk zijn er veel
obstakels die men moet overwinnen om mee te kunnen genieten van een veilig inkomen door
marktgerichte herstructureringen met als doel landbouwproducten op de markt te valideren.
5
De marktgerichte aanpak van ontwikkelingssamenwerking draagt veel potentieel in zich (Borras, 2003).
Vooropgesteld dat samenlevingen in ontwikkelingslanden gebaseerd zijn op kleinschalige landbouw die
de boerenbevolking onderhoudt in haar dagelijkse behoeften, is het inspelen op kleinschalige landbouw
een goede piste voor ontwikkeling. De meerderheid van de bevolking is afhankelijk van kleinschalige
landbouw, bijgevolg kan dit ook de motor van een nationale economie worden.
Ngo’s (niet-gouvernementele organisatie) bieden structurele ondersteuning bij het leggen van contacten
tussen prodenten, handelaars en consumenten, het verstevigen van de onderhandelingspositie van
kleine boeren, etc (Van Damme & Dirckx, 2000). Dit zijn cruciale activiteiten van het
ontwikkelingsproject. Maar deze projecten verlopen niet zoals de theorie het voorspelt. Projecten voor
marktgerichte hervormingen kunnen samenlevingen ook ontwrichten waardoor de weg naar
ontwikkeling langer lijkt dan voorheen. Zowel economische als culturele veranderingen in een
samenleving van boeren zijn niet te herleiden tot doelstellingen van ngo. De snelle economische
innovaties en veranderingen kunnen op sociaal verzet stuiten (Scott, 2005) of krijgen geen gehoor in de
boerengemeenschappen (Woolcock, 1998). Ook de mentaliteitsverandering, zoals het inzetten op
winstmaximalisatie en het naar de voorgrond brengen van het eigenbelang, wordt niet altijd warm
onthaald in boerengemeenschappen (Kunkel, 1965). De mentaliteitsverandering die meestal nodig is om
marktgerichte herstructureringen te dragen op lange termijn, is het resultaat van een moeilijk en
langzaam proces. Dit is een proces waar ngo van buitenaf moeilijk invloed op hebben, maar zij zijn wel
afhankelijk van de resultaten van de ondersteuningsprojecten om hun hulp te kunnen garanderen.
Het is interessant om een duidelijker beeld te verkrijgen van de problemen waar ngo’s mee te maken
krijgen als zij de structurele hervorming van kleine landbouwmarkten wil volbrengen. Het is opmerkelijk
dat ontwikkelingssamenwerking verantwoordelijk is voor grote transformaties in gemeenschappen
(Renshaw et al., 1997). De aanpak van ngo’s in het implementeren van projecten is cruciaal voor het
verloop van gemeenschapstransitie. Daarbij is het leerrijk om te kijken naar de manier waarop boeren de
transformaties ervaren en om te polsen naar hun visie op de toekomst van de gemeenschap. Al deze
facetten zijn nodig om de sociale en economische situatie in de samenleving te begrijpen en zo degelijke
inzichten te verwerven in ontwikkelingssamenwerking. Daarom is dit onderzoek gebaseerd op een
marktgericht project van Vredeseilanden1 in Mkuranga, Tanzania (VECO, 2011). Vredeseilanden is een
Belgische ngo en draagt de missie uit er voor te zorgen dat boeren een eerlijker inkomen verdienen. Dit
1 “What we do”: www.vecoeastafrica.org
6
eerlijke inkomen willen ze verkrijgen door landbouwproducten op de markt te brengen. Het onderzoek
vond plaats in drie boerengemeenschappen in het district Mkuranga.
We vragen ons af hoe boeren de economische en culturele veranderingen in de maatschappij ervaren.
Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die boeren ervaren
bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ Meer specifiek
wordt er ingegaan op deze onderzoeksvraag aan de hand van een case. Het onderzoek bestaat uit een
casestudie die focust op de belangrijkste sociale uitdagingen van het project doorheen de perceptie van
leden van de boerengemeenschap. Het project van Vredeseilanden VECO (Vredeseilanden Country
Office), dat van start ging in 2006, is een goede illustratie voor deze onderzoeksvraag. Vredeseilanden
voert een project uit waarbij men marktgerichtere hervormingen doorvoert in boerengemeenschappen.
De ngo probeert in de gemeenschappen in Mkuranga maniok (Manihot esculenta) op de landbouwmarkt
te brengen. Maniok en cassave zijn dezelfde groente, beide namen worden doorgaans allebei gebruikt
(Kivuyo, 2011). Hierbij ondervinden de organisatie en de leden van de boerengemeenschap
moeilijkheden. In dit onderzoek focussen we op moeilijkheden die gepaard gaan met de verandering in
sociale status, rolverdeling en de uitdagingen voor het project. Dit wordt onderzocht vanuit de ervaring
van boeren met obstakels in het project.
Het vermoeden bestaat dat zowel de financiële, materiële als morele inbreng van ngo’s van buitenaf een
bepalende invloed heeft op de start en het verloop van de veranderingen van boerengemeenschappen
(Bebbington & Perreault, 1999). Zoals gezegd kunnen deze projecten ook een ontwrichtend effect
hebben op de samenleving. Daarom wordt er in dit onderzoek extra aandacht besteed aan de inbreng
van de ngo in de werking van de samenleving. Door het onderzoek te staven vanuit de ervaringen van
boeren, onderscheidt dit onderzoek zich van andere kwantitatieve benaderingen. Vaak worden
projecten door de donor heel economisch benaderd (De Maesschalck, 2005). Kwantitatieve resultaten
van ontwikkelingsprocessen worden vaak aangehaald om vervolgprojecten te legitimeren. Een
kwalitatieve aanpak van de evaluatie van projecten is aangewezen om de kwaliteit van projecten te
garanderen en te evalueren.
Ondanks het feit dat er voor het verkrijgen van resultaten voornamelijk uitgegaan wordt van gegevens
verkregen via kwalitatief onderzoek, kan men de reeds gevoerde kwantitatieve onderzoeken niet
7
negeren (Zinam, 1989; Ward & Lowe, 1998; Vaisey, 2007; Olowu, 2009). Sociale en economische
veranderingen worden in veel onderzoeken beoordeeld via kwantitatieve surveys.
Met deze thesis wordt geprobeerd ontbrekende hiaten op te vullen via een casestudie over het tot nu
toe vooral kwantitatief benaderd onderwerp. De bestaande onderzoeken omtrent gemeenschappen in
transitie in ontwikkelingslanden, alsook de theorieën die economische en sociale veranderingen worden
verklaard en besproken in deze thesis. Giddens en Parsons schetsen de invloed van sociale en
economische verandering op een gemeenschap in het algemeen. Daarna wordt gefocust op twee
stromingen die een verklaring kunnen bieden voor die veranderingen. Zo bekijken we het cultureel
determinisme waarbij we refereren naar McClelland en Weber: zij focussen op culturele waarden in een
gemeenschap die ervoor zorgen dat er economische ontwikkeling optreedt. Eveneens analyseren we
‘the moral economy’ van Scott die voorgaande inzichten uitbreidt met de veerkracht van samenlevingen
tegenover verandering. Vervolgens betrekken we Inkeles in het theoretisch kader. Hij onderzocht de
individuele modernisering in ontwikkelingslanden. Tot slot worden deze bestaande theorieën
samengevat in een nieuw model voor de sociale obstakels van marktgerichte hervormingen. Er wordt
toegespitst op de problemen die de leden van de boerengemeenschappen in het project van
Vredeseilanden ervaren hebben tijdens de marktgerichte herstructureringen op micro- en mesoniveau.
Hierbij worden verschillende factoren van een samenleving in acht genomen en wordt de algemene
theorie uitgebreid met specifieke problemen vanuit de praktijk. In het nieuwe model wordt als eerste de
focus op verandering in sociale status gelegd. Daarnaast is ook rolverdeling een hoofditem en als laatste
zijn de uitdagingen voor het project vanuit het standpunt van de boeren opgenomen in het nieuwe
model. Vanuit de literatuur wordt een conceptueel model opgesteld waarbij gefocust wordt op de
ervaringen van boeren met de sociale verandering in de boerengemeenschap. Deze ervaringen worden
opgesplitst in twee niveaus. Enerzijds is er het microniveau: deze ervaringen hebben betrekking op het
dagelijkse leven van de gemeenschap. Anderzijds wordt er gefocust op factoren op het mesoniveau:
deze factoren hebben invloed op de lange termijn werking van de gemeenschap.
Het unieke aan dit onderzoek is dat er wordt getracht om zelf in de leefwereld van de boeren te stappen.
Dit gebeurt aan de hand van drie kwalitatieve onderzoeksmethoden: semigestructureerde interviews,
documentanalyse en participatieve observatie. De semigestructureerde interviews met boeren uit drie
verschillende boerengemeenschappen gaven ons de mogelijkheid beter inzicht te krijgen in de perceptie
van boeren ten aanzien van de veranderingen in hun samenleving. Hierbij worden de veranderingen
8
benaderd vanuit de obstakels die Vredeseilanden al ervaren heeft in het verloop van het project.
Daarnaast was documentanalyse van Vredeseilanden zeer verruimend om inzicht te krijgen in de missie
en doelen van het project. De jaarrapporten gaven een duidelijk beeld van de evolutie van het project.
Ten slotte werden ook workshops, trainingssessies en het dagelijks verloop van zaken in het
districtskantoor bijgewoond. Enkel zo veronderstellen we dat we de perceptie van
boerengemeenschappen op de veranderingen in de samenleving en de mogelijke invloed van de
structuren van Vredeseilanden op een volledige manier in kaart kunnen brengen. Met de resultaten
wordt getracht een nieuwe kijk te geven op sociale obstakels die een marktgerichte herstructurering als
ontwikkelingssamenwerkingsstrategie tegenkomt en hoe boerengemeenschappen uit
ontwikkelingslanden in transitie deze veranderingen ervaren. Het is interessant verder onderzoek te
doen naar de effecten van ontwikkelingssamenwerking als economische motor van ontwikkelingslanden.
9
2. Case studie
2.1 Vredeseilanden
De keuze voor Vredeseilanden2 werd gemaakt omdat zij zeer duidelijk en klaar hun doelstellingen
verwoorden: de projecten worden gebaseerd op het versterken van kleinschalige boeren door hun
landbouwproducten op de markt te proberen te krijgen. Vredeseilanden is een Belgische niet-
gouvernementele organisatie die haar hoofdkwartier heeft in Leuven en actief is in acht andere landen
waar ze regionale kantoren hebben onder de naam Vredeseilanden Country Offices (VECO). Hun aanpak
van de projecten heeft als doel de integratie van de kleine boer in de gehele waardeketen van producent
tot consument. Ze proberen de link te ontwikkelen tussen elke belanghebbende van de waardeketen van
een product. Door de verschillende belanghebbenden in contact te brengen, en vooral de kleine boer
een stabiele onderhandelingspositie te geven, willen ze de motor van de ontwikkelingseconomieën weer
aanzwengelen. De missie van Vredeseilanden is om boeren een eerlijk en stabiel inkomen te geven en
daardoor de voedselveiligheid in deze landbouwgemeenschappen te verbeteren.
Vredeseilanden is geëvolueerd naar een organisatie die zich focust op de levenskwaliteit van boeren in
ontwikkelingslanden. Het verdrag van Parijs3, dat werd opgesteld in 2005 door de OESO landen
(Organisatie van Economische Samenwerking en Ontwikkeling), geeft een aanzet tot de structurering van
de ontwikkelingssamenwerkingssector. Het verdrag van Parijs leidde tot herstructureringen in de
werking van ngo, zowel in het donorland als in het partnerland. Het verdrag focust op meer ‘ownership’
voor de partnerlanden. In het partnerland leidde het verdrag tot meer integratie van plaatselijke
bevolking in de werking van de organisatie: het project moet meer gestuurd worden door de plaatselijke
vraag naar begeleiding en ondersteuning. Hieruit richtte Vredeseilanden landenkantoren op in de landen
waar zij actief zijn: de organisatie bestaat uit een hoofdkantoor in België en landenkantoren in
partnerlanden. VECO Tanzania, het landenkantoor in Dar es Salaam (Tanzania), heeft als doel de
marktpositie van kleine boeren te verstevigen door middel van de teelt van maniok.
2 “Wat we doen”: www.vredeseilanden.be
3 Déclaration de Paris sur l’efficacité de l’aide au développement (2005)
10
Vredeseilanden4 leidt het project in Mkuranga district (Tanzania) reeds 7 jaar en heeft als doel
marktgerichte hervormingen door te voeren in boerengemeenschappen door maniok en
maniokproducten efficiënter op de markt te brengen. De maniokwortel kan vergeleken worden met de
aardappel in onze cultuur: het is de basis voor veel maaltijden en wordt aanzien als ‘food security crop’
(Alwang & Norton, 1993). De voedingswaarde van maniok ligt zeer hoog en het is gemakkelijk te telen,
vandaar dat vele landbouwgezinnen maniok telen voor eigen gebruik. Het gewas heeft niet veel water
nodig, wat het een aantrekkelijke groente maakt om te telen in steeds droger wordende gebieden. Maar
de landbouwfamilies hebben ingezien dat ze individueel niet kunnen voldoen aan de marktvraag zowel
in de zin van kwaliteit als kwantiteit. De kwaliteit van maniok wordt sterk bepaald door de afstand tussen
de planten. Te veel planten op een bepaalde oppervlakte kunnen ertoe leiden dat de vruchten klein
uitvallen, die dan weer voor een beperktere opbrengst zorgen. Daarom hebben ze zich georganiseerd in
Commercial Family Farmers Organizations (CFFO). De boerenfamilies organiseren zich om zo beter te
kunnen voldoen aan de marktvraag van maniok. De verwerking is te duur en te intensief om op
individueel niveau te organiseren. De boerenfamilies die toetreden tot boerengemeenschappen bestaan
gemiddeld uit 4,4 leden per familie.
Tanzania is een van de hoofdproducenten van maniok in Afrika, er wordt jaarlijks zo’n 6,8 miljoen ton
maniok geteeld (Kivuyo, 2011; Samoff, 1996; Jayne & Jones, 1997). Enkel Niger en Kenya produceren
meer maniok. Dit is 5,5 % van de wereldwijde maniokproductie en 14 % van de totale Afrikaanse
productie. Tijdens de projectperiode is de productie van maniok sterk gestegen. Een boer bezit
gemiddeld 5 hectaren grond waarvan hij, voor de start van het project gemiddeld een halve hectare
gebruikte voor maniokteelt en grote delen braak liet liggen. Sinds de start van het project en de focus op
maniokproductie is de oogst gestegen. De boeren gebruiken reeds 2 tot 3 hectare van hun totale grond
om maniok te cultiveren. In 2006 behaalde men gemiddeld 2 ton maniok per hectare en de totale oogst
in 2011 bedroeg 4 ton maniok per hectare. De manier van denken over de productie van maniok is
veranderd. De intensifiëring van de maniokteelt en nieuwe manieren om de oogst te optimaliseren
hebben ertoe geleid dat de boeren in de mogelijkheid zijn maniok en maniokproducten op de markt te
brengen. In 2011 haalde de boeren 50 % van hun inkomen uit maniokhandel.
4 Resettlement policy framework, participatory agricultural development and empowerment project (PADEP), The
united republic of Tanzania Ministry of agriculture and food security (2003)
11
Tanzania werd gekozen omdat Vredeseilanden hier een project gedurende meerdere jaren heeft
opgesteld en omdat de sociaal-politieke situatie van Tanzania stabiel genoemd kan worden vooral omdat
gedurende de jaren zeventig een socialistische regering aan de macht was die de economie controleerde
(Bryceson, 1993). Onder gezag van President Nyerere werd plattelandsontwikkeling mogelijk gemaakt en
leek Tanzania het ‘juiste’ voorbeeld te zijn voor anderen ontwikkelingslanden (Ponte, 2000).
Kleinschalige landbouw werd aangemoedigd en lokale markten draaiden op afzet van de boerenfamilies.
De huidige meer liberale regering zet meer in op grootschalige mono-culturele landbouwbedrijven. Hun
motto ‘Kilimo Kwanza’, wordt vertaald als ‘landbouw eerst’ (Putterman, 1995). De monoculturele
opbrengsten van grote landbouwbedrijven maken van Tanzania een exportland, waardoor het BBP
(Bruto Binnenlands Product) fors toeneemt de laatste jaren. De economische groei wordt echter niet
gelijk verdeeld binnen het land. Kleine boeren kunnen niet meegenieten van de economische groei en
ondervinden daarnaast ook nog eens grote concurrentie op de binnenlandse markt. Hierop speelt VECO
in: het is hun doel om de om de kleinschalige boeren een stevigere plaats op de binnenlandse
landbouwmarkt te geven. Via lobbywerk bij de Tanzaniaanse regering, zowel op nationaalals lokaal
niveau ijvert VECO wetgeving rond landbouw en landeigendomsrechten die meer bescherming bieden
aan kleinschalige boerengemeenschappen.
2.2 Werking van VEC0
In het landenkantoor in Dar es Salaam werken acht medewerkers aan de opvolging en het organiseren
van het project5. Zes medewerkers zijn van Tanzaniaanse afkomst, één medewerker is afkomstig uit
Duitsland en ondersteunt het project en de andere medewerker is van Belgische afkomst en loopt zijn
stage in de organisatie. Dar es Salaam bevindt zich op ongeveer 50 kilometer van het district Mkuranga.
Vanuit het landenkantoor bezoeken de medewerkers drie tot vier keer per week de gemeenschappen.
De medewerkers integreren niet volledig in de gemeenschappen door niet permanent aanwezig te zijn:
hun sporadische contacten zorgen ervoor dat hun faciliterende rol niet in het gedrang komt. Het feit dat
men enkel op controlemomenten en trainingsmomenten ter plaatse is, maakt dat de inmenging zich
beperkt. VECO reikt de kennis aan, maar laat de intrede van de nieuwe werkwijzen in de werking van de
boerengemeenschap aan die gemeenschappen zelf. Dit soort interventie heeft ook een keerzijde: de
sporadische aanwezigheid op het veld maakt dat resultaten en verandering moeilijk op te volgen zijn en
5 Document VECO: Annual report 2011 Veco East Africa
12
langzaam verlopen, terwijl VECO afhankelijk is van de resultaten in haar jaarrapport voor de continuïteit
van de organisatie.
Dit landenkantoor wordt, zoals eerder vermeld, geleid door plaatselijke medewerkers. Zij kunnen beter
inspelen op de behoeften en vragen van de boerengemeenschappen. Taal is hierbij al een belangrijk
aspect waarover zij beschikken. Het feit dat een groot deel van de medewerkers de lokale taal machtig
is, is een belangrijke troef. Maar de vele dialecten in Tanzania zorgen ervoor dat communicatie nog
steeds stroef verloopt in sommige boerengemeenschappen. Over het algemeen verloopt de
communicatie met de boerengemeenschappen in het Kiswahili, de officiële taal van Tanzania die op de
meeste plaatsen gesproken wordt.
Naast het beheersen van de taal, is ook de sociale functie van de medewerkers van het landenkantoor
van belang. Tanzania is een van de meest ontwikkelde landen van Oost Afrika. Toch is er nog steeds een
grote sociale kloof tussen blanke inwoners en de plaatselijke bevolking. De lange voorgeschiedenis van
apartheid en racisme is nog steeds voelbaar in sociale interacties. Plaatselijke medewerkers krijgen meer
respect en gehoor bij de boerengemeenschappen doordat ze de cultuur en omgangsregels beheersen.
Boeren gaan gemakkelijker in op verzoeken van plaatselijke medewerkers dan op verzoeken van een
blanke medewerker.
In de werking van VECO6 wordt sterk gefocust op de onderhandelingspositie van kleinschalige
boerenfamilies. Allereerst probeert VECO CFFO’s op te stellen: kleine boerenfamilies worden
aangemoedigd samen te werken en zich te verenigen. VECO werkt volgens de ‘Sustainable agriculture
chain development’ (SACD)7 benadering (VECO, 2011). Hun missie bestaat erin de bestaansmiddelen van
georganiseerde landbouwfamilies in rurale gebieden te verbeteren door het organiseren van een multi-
stakeholder platform. Via dit platform kunnen actoren uit de gehele waardeketen van producent tot
consument met elkaar in discussie treden, elkaar ontmoeten en onderhandelingen opstarten. De
integratie van boeren in de waardeketen verloopt via trainingen en workshops rond optimale
landbouwtechnieken (in rijen planten, afstand tussen planten, soort zaden, land voorbereidingen,
wieden, etc). Ook risicoverspreiding via het differentiëren en verwerken van landbouwproducten
behoort tot de aanpak van VECO. Ze bieden informatie en kennis aan over het drogen en vermalen van
6“What we do”: www.vecoeastafrica.org
7 “What we do”: www.vecoeastafrica.org
http://www.vecoeastafrica.org/http://www.vecoeastafrica.org/
13
de maniokwortel. In combinatie met andere bloem kan maniokbloem een goede aanvulling zijn. De
handelaars van bloem eisen een hoge kwaliteitsgarantie van de kleine boeren. Deze is moeilijk te bieden
zonder de geschikte machines en technieken. VECO ondersteunt hier de lokale
landbouwgemeenschappen met workshops en trainingsmomenten. Deze benadering komt overeen met
de Market Led Agrarian Reform die teruggevonden werd in de literatuur (Borras, 2003).
Naast trainingen en het organiseren van multi-stakeholder platforms, werkt VECO ook rond het
behartigen van belangen bij de overheid: VECO dient voorstellen in bij de overheid om het
landbouwbeleid aan te passen in het voordeel van kleinschalige landbouw. Samen met andere
organisaties (TAWLAE, MVIWATA) bepleiten ze de belangen van kleinschalige boerengemeenschappen
bij de lokale en regionale overheden (Alawiya, 2011). Een medewerker van het kantoor houdt zich
specifiek bezig met de wetgeving en de veranderingen erin, waardoor er snel en gefocust kan
gereageerd worden op wendingen die niet in het voordeel zijn van kleinschalige
boerengemeenschappen.
Het project van VECO8 ging van start in 2006 maar voordien waren er reeds organisaties die een actieve
samenwerking hadden met deze boerengemeenschappen. TAWLAE9 (Tanzania Association of Women
Leaders in Agriculture and Environment) is een organisatie die opgericht is door de Tanzaniaanse
overheid om de positie van vrouwen in de samenleving te versterken. Dit project in Mkuranga werd
reeds opgestart in 2003. De werking van deze organisatie ging via het bestuur van de gemeenschap. Zij
organiseerden bijeenkomsten voor vrouwen: veel vrouwen zijn aan de slag in de kippenkweek, om deze
te verkopen op de plaatselijke markt. Maar aangezien weinig vrouwen hiervoor samenwerkten is het
project vandaag uitgedoofd.
Daarnaast was ook MVIWATA10 (Mtandao wa Vikundi vya Wakulima Tanzania; netwerk van
boerenorganisaties in Tanzania) aanwezig in de boerengemeenschappen waar VECO in 2006 tot toetrad
(Alawiya, 2011). Dit is een organisatie die zich focust op het versterken van het netwerk tussen
boerengemeenschappen. Zij hebben ervoor gezorgd dat verschillende boerengemeenschappen in heel
Tanzania beschikken over een gsm-toestel waarmee ze prijsafspraken kunnen maken, zodat handelaars
8 Document VECO: Cassava chain in Tanzania. Sustainable livelihood analysis and chain analysis, Mkuranga District, Raymond Mnenwa, januari 2009 9 http://www.mifugo.go.tz/associations/
10 http://www.mviwata.org/ MVIWATA, the defender of the farmer is the farmer himself (2002)
http://www.mifugo.go.tz/associations/http://www.mviwata.org/
14
niet zelf de prijs kunnen bepalen en opleggen. Op deze strategie bouwt VECO verder, door multi-
stakeholder platformen te organiseren om boerengemeenschappen, handelaars, producenten en
consumenten met elkaar in contact te brengen. Doordat boerengemeenschappen op de hoogte zijn van
de marktprijs kunnen ze hun maniok voor een eerlijke prijs verkopen. Het systeem met gsm-toestellen
stuit echter op problemen met ontvangst in de kleine en afgelegen boerengemeenschappen. Maar
wordt er wel zoveel mogelijk gebruik van gemaakt door de boerengemeenschappen.
VECO is dus niet gestart in boerengemeenschappen die nog niet bestonden: deze gemeenschappen
hebben voordien al eerder samengewerkt rond projecten. Enerzijds zorgt het feit dat de boeren al
eerder economisch hebben samengewerkt ervoor dat hun ervaringen ruimer en uitgebreider zijn,
anderzijds zorgt dit ervoor dat bepaalde veranderingen geïnitieerd werden voor de start van dit project.
Het project van VECO is wel het eerste project dat zo intensief samenwerkt met de
boerengemeenschappen: ze zetten de leden aan tot sparen om een economisch centrum te bouwen en
voorzien trainingsmomenten en workshops. Nochtans proberen ze niet te veel te interageren met de
gemeenschappen.
Het feit dat er al andere organisaties aanwezig waren voordat VECO toetrad tot de werking van
boerengemeenschappen, maakt het moeilijk de effecten specifiek toe te schrijven aan VECO. Bij de
bevraging naar de ervaring van boeren is het daarom belangrijk in het achterhoofd te houden dat de
ervaringen niet alleen toe te schrijven zijn aan het project van VECO. Het onderzoek richt zich op de
effecten van de marktgerichte herstructureringen die reeds zijn doorgevoerd, los van de achterliggende
organisatie. De veranderingen kunnen ook niet toegeschreven worden aan enkele factoren en zijn steeds
een samenloop van acties en reacties van verschillende factoren in de samenleving. Eerdere ervaringen
zijn in deze zin een verrijking omdat men kan vergelijken met de werking van andere organisaties.
Daarbij kunnen we echter niet nagaan in hoeverre er in het begin meer of minder sociale weerstand was
ten opzichte van buitenstaande projecten.
Bovendien helpt VECO11 ook de gemeenschappen een ondernemingsplan op te stellen. Door de
gestructureerde voorstelling van toekomstplannen is het mogelijk een lening te krijgen bij
gemeenschapsbanken. Door financiële ondersteuning is het mogelijk nieuwe machines aan te kopen,
11
Document Wereldbank: Diagnostic Trade Integrated Study (DTIS) SURVEY OF AGRICULTURAL MARKETING LOGISTICS COSTS IN RURAL TANZANIA, David Nyange, December 2004 (geanalyseerd in November 2012)
15
economische centra te bouwen, etc. VECO heeft tot doel een faciliterende rol te spelen in dit facet van
het project. Ze willen kennis en hulp aanreiken maar houden zich ook op afstand van de
gemeenschappen.
2.3 Werking van de boerengemeenschappen
Religie is een belangrijke factor in Afrikaanse samenlevingen. Het geloof in Tanzania is verdeeld in
enerzijds animistische en inheemse godsdiensten, vooral beleden in de stammen in het binnenland, en
anderzijds de islam die zich concentreert in de oostelijke kuststreek. 35% van de Tanzanianen is moslim
(Hillbom, 2012). Het merendeel van de moslims is woonachtig aan de oostkust waar vroeger de
Arabische handelsroute liep naar Zanzibar. Op Zanzibar, waar de Arabische invloeden nog sterker
aanwezig zijn, is 99% van de inwoners moslim. Mkuranga is het district aan de oostkust en een groot deel
van de bevolking is dus bijgevolg moslim. De leden van de onderzochte boerengemeenschappen zijn
allemaal moslim. Het aanleren van Koranteksten staat hoog aangeschreven in de gemeenschap en hier
wordt veel tijd aan besteed. De tradities en rituelen hebben een grote invloed op de organisatie van het
dagelijkse leven van de leden van de boerengemeenschap.
De economische veranderingen in de boerengemeenschap stuiten op moeilijkheden doordat de
economische activiteiten moeilijk kunnen worden ingepland in de structuur van het dagelijkse leven
(Temudo & Schiefer, 2003). Deze structuur wordt sterk bepaald door het geloof en de Koran. De
dagelijkse gebedsmomenten, het strakke eetpatroon en de gezamenlijke momenten zijn prioritair voor
de leden. Dit maakt het moeilijk de leden te laten inzien dat efficiënter werken bijdraagt tot een stabieler
levensonderhoud. Een verandering in de dagindeling omdat meer werk vereist is, wordt vaak negatief
onthaald. De medewerkers van VECO moeten hun trainingsmomenten en workshops goed afstellen op
de tradities en rituelen van de boerengemeenschappen. Als er bijvoorbeeld iemand gestorven is, is de
gemeenschap voor drie dagen in rouw en mag er niemand in het dorp komen. Dit zijn voorvallen die de
werking vertraging opleveren maar die niet te omzeilen zijn.
De hoofdfunctie van boerengemeenschappen (CFFO’s)12 is het organiseren van collectieve initiatieven
zoals collectief verwerken van maniok tot droge maniok, een collectieve opslagplaats ter beschikking
12 Document VECO: Sustainability criteria for value chain development, screening tool
16
stellen, marketing en fondsenmobilisatie. De functie van de aangesloten landbouwfamilies is om de
productie van maniok in de individuele families aan te moedigen.
Een voorbeeld van zo’n groep is de Kizapala’s dorpsgemeenschap, in Mkamba wijk in het district
Mkuranga (VECO, 2011). Deze boerengemeenschap telt 44 leden. Ze heeft zich gespecialiseerd in
maniokteelt sinds de intrede van Vredeseilanden in de gemeenschap. In 2009 besliste de leden, samen
met VECO, om geld in te zamelen voor de bouw van een gemeenschappelijk centrum dat kan gebruikt
worden voor de opslag en verwerking van maniok. Elk lid van de boerengemeenschap doneerde
omgerekend ongeveer 40 euro (Tsh 80,000) aan de gemeenschap om de bouw van het economisch
centrum te financieren. Het overige bedrag werd gesponsord door VECO. Elk lid participeerde in de
opbouw van het centrum. Doordat iedereen van de gemeenschap mee geïnvesteerd had in het centrum,
was het centrum eigendom van iedereen. Het bewustzijn dat het economisch centrum er was gekomen
met hun eigen geld, maakt dat er erg veel zorg voor wordt gedragen: de collectieve investering mag niet
verloren gaan door toedoen van een enkel lid van de gemeenschap. Het gebouw heeft vijf kamers voor
verwerking, opslag, ontmoetingsruimte en twee kantoren. Het gemeenschappelijk belang van een goed
gebruik en onderhoud ligt in de handen van ieder lid. De samenwerking wordt dus opgebouwd vanuit
gemeenschappelijk belangen.
De boerengemeenschap in Kizapala is één van de drie organisaties waarvan leden werden ondervraagd.
De andere organisaties in Solete en Njanne doorlopen hetzelfde project. De boerengemeenschap in
Solete heeft nog geen economisch centrum gebouwd, maar is wel sterk bezig met de intensifiëring van
maniokteelt. Er worden steeds meer trainingsmomenten georganiseerd en de boeren beginnen steeds
meer efficiëntere plant-, teelt- en oogsttechnieken toe te passen. In de gemeenschap in Njanne zijn de
leden momenteel aan het sparen om te kunnen investeren in een economisch centrum: er zijn reeds
plannen opgemaakt. De naburige gemeenschappen van Kizapala maken gebruik van het economisch
centrum. Dit verloopt echter stroef omdat de verplaatsingskosten hoog zijn. Het transport van maniok
naar andere dorpen verloopt moeilijk bij gebrek aan de gepaste vervoersmiddelen en een ontoereikende
wegeninfrastructuur. Bovendien is er reeds misbruik gemaakt van de gebouwen en machines en worden
de machines en het centrum zo intensief gebruikt door de boerengemeenschap in Kizapala dat er een
beperkt draagvlak is voor het delen van de infrastructuur.
17
3. Theoretisch kader De effecten en resultaten van ontwikkelingssamenwerking zetten aan tot een reflectie over andere
manieren van ontwikkelen waarbij de reeds geïdentificeerde obstakels in de literatuur minder of niet aan
bod komen (Van Damme, 2005). Moeten we inderdaad stoppen met ontwikkelingssamenwerking en elk
land op zijn eigen tempo laten ontwikkelen? Of is onze rol als westerse ontwikkelde landen de
onderontwikkelde landen te helpen? Is de interdependentie tussen landen op globaal vlak zo verwikkeld
geraakt dat economische belangen alles bepalen en dit hulp noodzakelijk maakt? Wat is het einddoel van
ontwikkelingssamenwerking. Dit zijn fundamentele vragen bij het maken van opmerkingen over
bestaande ontwikkelingsstrategieën.
Ontwikkelingssamenwerking concentreert zich meer en meer op het stimuleren van kleinschalige
landbouw als motor van ontwikkeling (Cummings, 2001). In volgende paragrafen worden theorieën en
onderzoeken weer gegeven die economische en sociale veranderingen reeds hebben proberen te
verklaren. Het eerste deel bevat een ruimere sociologische omkadering van sociale en economische
verandering in de samenleving. Daarbij wordt er nagegaan wat sociale verandering juist inhoudt en hoe
individuen omgaan met sociale veranderingen in hun omgeving. Vervolgens worden verschillende
stromingen bekeken om het verband tussen sociale en economische veranderingen beter te kaderen.
Daarna wordt er toegespitst op literatuur die reeds is ingegaan op wat de individuele en collectieve
uitdagingen van marktgerichte hervormingen kunnen zijn. Op die manier kan het theoretisch luik ons
meer inzichten geven over hoe de transitie in boerengemeenschappen ervaren wordt door boeren.
3.1 Sociale en economische verandering
Giddens (1983) bespreekt in zijn agence-structure theorie dat actie nood heeft aan een soort
referentiekader. Actie kan hier ook gedefinieerd worden als de oorzaak van verandering. Hij ziet actie als
een stroom van gebeurtenissen die elkaar opvolgen. Acties vinden plaats in een bepaalde context.
Hierbij duidt context op de acties van andere mensen, en de mogelijkheden en limieten van sociale
structuren in een samenleving om acties mogelijk te maken. Hij bepleit dat de kennis van de andere
personen in de structuren een belangrijke rol speelt in de werking van een samenleving. Giddens (1983)
bespreekt in zijn paper ‘Agency and structure’ de wisselwerking tussen agenten (individuen in een
maatschappij) en de structuur van een samenleving. Enerzijds beaamt hij dat individuen structuren
18
kunnen beïnvloeden. Zij maken en vormen de structuren in een samenleving. Anderzijds vormen
structuren onze omgeving en beïnvloeden ze onze referentiekaders en denkpatronen. Sociale
verandering is een wisselwerking tussen agenten en structuren in een samenleving.
Giddens (1978) bespreekt het concept ‘structuration’, hij verwijst hiermee naar de voorwaarden die
ervoor zorgen dat structuren blijven bestaan en bijgevolg gereproduceerd worden als een systeem. Hij
verwijst met het concept ‘structuur’ naar de waarden en normen die sociaal geproduceerd worden, en
gehanteerd worden als richtlijnen voor de organisatie van het dagelijkse leven. Het systeem van waarden
en normen reproduceert relaties tussen actoren in de samenleving (Giddens, 1979). Kennis is belangrijk
in dit proces want het geeft actoren de kans om de omgeving en het systeem te begrijpen en te
veranderen. Actoren zijn cognitief en reflexief zodat ze de motor vormen voor veranderingen in het
systeem. Hierbij wordt het systeem gezien als dominant en legitiem voor alle actoren in de samenleving.
Structuren zijn het medium waardoor systemen blijven bestaan of transformeren. Deze transformatie
wordt dus in gang gezet door actoren die veranderingen willen teweegbrengen aan het systeem. De bron
van verandering komt volgens Giddens van uit de gemeenschap.
De aanwezigheid van ngo’s in ontwikkelingslanden zorgt ervoor dat bestaande structuren of hiërarchieën
gewijzigd worden (Renshaw et al., 1997). De exogene invloed van ngo’s doorbreekt de cirkel van
Giddens’ idee over transitie in een samenleving, omdat de structuren van het systeem niet veranderd
worden door actoren van binnenuit maar door exogene invloeden van ngo’s. Het betrekken van de
actoren van de gemeenschap in de ngo is een goede stap richting het internaliseren van het
veranderingsproces. Dit wil echter ook zeggen dat de wil tot transformatie niet geheel van actoren in de
samenleving zelf komt waardoor de sociale actie in boerengemeenschappen in ontwikkelingslanden niet
de gewenste sociale verandering te weeg zou brengen.
Men kan stellen dat ngo’s allocatieve bronnen hebben die dominantie uitoefenen over materiële
objecten (Woolcock, 2004). Zo hebben ngo’s veel invloed op economische middelen zoals de aankoop
van machines en het voorzien van infrastructuur. Maar actoren, de boeren uit de gemeenschappen,
hebben nog steeds autoriteitsbronnen zoals gezag en legitimiteit. Deze bronnen bezitten dominantie
over waarden en normen in de gemeenschap en dus beheersen ze het denkpatroon van leden van de
gemeenschap. Tradities, waarden en normen zijn gebaseerd op autoriteitsbronnen en vormen een
sterke basis voor de sociale cohesie in boerengemeenschappen. De economische en sociale
19
veranderingen die ngo’s teweeg willen brengen, verlopen niet zoals Giddens’ structuratie-theorie het
voorschrijft.
Parsons (Parsons, 1961) bespreekt sociale verandering vanuit een structureel-functioneel oogpunt: de
samenleving opgedeeld in verschillende subsystemen die samen bijdragen tot een functioneel
overkoepelend systeem. Zo ziet hij economie als een apart subsysteem dat in relatie staat tot andere
subsystemen. Hij onderscheidt naast economie ook nog het cultureel subsysteem dat instaat voor de
productie van symbolen en tekens die een algemene betekenis verkrijgen in de samenleving. Deze
symbolen worden gevormd doordat betekenissen geïnstitutionaliseerd worden door actoren. Het
systematische gebruik van deze symbolen door verschillende actoren zorgt ervoor dat de betekenis
geïnternaliseerd wordt en doet sociale interactie ontstaan in de structuur. Door een machtsstrijd tussen
verschillende discours wordt de betekenis van symbolen bepaald. Het volgende subsysteem dat Parsons
onderscheidt is het sociale subsysteem dat individuele actoren in een specifieke situatie tot interactie
aanzet.
In dit geheel van subsystemen is het karakter van actoren belangrijk om interacties aan te gaan. Parsons
bestudeert sociale actie en betrekt hierbij het organiserend karakter van het culturele systeem,
individuele karaters en het sociale systeem in de samenleving (von Collani & Grumm, 2009). Bijgevolg
wordt het totale set van behoeften opgebouwd uit verschillende individuele karakters die in sociale
interactie treden met elkaar. Daardoor is er een gevarieerd sociaal systeem van interacties en relaties in
een gemeenschap waardoor het culturele systeem van waarden en normen vorm krijgt. Op het niveau
van de interactie krijgt de discoursstrijd vorm en worden betekenissen gedefinieerd die op een hoger
niveau invloed hebben op andere processen van sociale actie. Er kan bijgevolg gesteld worden dat micro-
interacties kunnen leiden tot verandering van betekenis van symbolen en daarmee een aanzet geven tot
sociale verandering. Hierbij kan worden aangehaald dat de invloed van ngo’s de discoursvorming
beïnvloedt. Doordat VECO inspeelt op de micro-interacties door middel van trainingsmomenten en
workshops met de boeren proberen zij het economische discours in de gemeenschappen te veranderen.
VECO volbrengt een faciliterende rol waardoor de discoursvorming volbracht moet worden door de
leden van de boerengemeenschap. De ideeën en werkwijzen worden aangeboden door VECO maar de
internalisering moet gebeuren door de leden zelf in de gemeenschap. Parsons laat dus al meer ruimte
voor de werking van ngo’s in het proces van sociale verandering dan Giddens.
20
De discoursvorming in boergemeenschappen over concepten als rationaliteit en prestatiedruk zijn van
belang om economische veranderingen tot stand te doen komen (Kunkel, 1965). De
mentaliteitsverandering naar meer presteren en rationeler denken is een traag en gestaag proces dat
generaties overbrugt. Veranderingen in de sociale context en interactie zijn vandaag de dag nodig om
gedragspatronen te veranderen van volgende generaties. Deze veranderingen kunnen leiden tot het
ondernemen van stappen naar economische ontwikkeling. De psychologische elementen van de
samenleving zullen zich aanpassen aan de nieuwe structuren (Roccas, Sagiv, Schwartz, & Knafo, 2002).
Ook boerengemeenschappen zijn opgebouwd uit sociale systemen. Het systeem wordt in stand
gehouden doordat de verschillende subsystemen op elkaar afgestemd zijn. Verandering in de
samenwerking tussen de systemen brengt een samenleving in beweging. Enerzijds kan verandering van
binnenuit komen en kan de verandering opgenomen worden in het sociaal systeem. Anderzijds kunnen
exogene veranderingen zorgen voor sociale weerstand van actoren (Edelman, 2005). De veranderingen
die ngo’s teweeg willen brengen stuitten op sociaal verzet van gemeenschappen. De verandering komt
niet van binnenuit en het sociale systeem is niet in staat de transformaties te absorberen. Als de
wisselwerking tussen subsystemen verstoort wordt en het systeem uit evenwicht geraakt, is het mogelijk
dat deze sociale verandering niet leidt tot structurele verandering die opgenomen worden in het
systeem.
Sociale verandering in een samenleving is dus een cruciaal proces dat kan botsen op sociale weerstand
van de actoren enerzijds of anderzijds tot een structureel aangepast systeem kan leiden (Temudo &
Schiefer, 2003). De intrede van een ngo in ontwikkelingslanden kan zulke systemen danig in de war
brengen waardoor sociale veranderingen verkeerd gepercipieerd worden door de plaatselijke
boerengemeenschappen. De actoren van de gemeenschap aanvaarden de veranderingen niet en bieden
weerstand waardoor oude systemen overleven (Allen et al., 2007). We kunnen bovendien niet eenduidig
stellen dat veranderingen aanvaard worden of niet. Doorheen deze theorieën van Giddens en Parsons
komen veranderingen van het sociale systeem steeds hoofdzakelijk van binnenuit. De implementatie van
projecten van ngo’s worden, volgens deze ngo’s zelf, op aanvraag van de plaatselijke bevolking
opgesteld. Hierbij kunnen we in vraag stellen welke behoeften een samenleving heeft en wie deze
eenduidig kan definiëren (Dijkzeul & Herman, 2009).
21
Nu sociale verandering uitvoerig besproken werd, wordt onderzocht waarom ontwikkelingsprojecten van
ngo’s op weerstand kunnen stuitten. Waarom aanvaarden leden van de boerengemeenschappen de
implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten niet? In het volgend luik wordt uitvoerig
besproken welke factoren een invloed kunnen hebben op de mate van weerstand in
boerengemeenschappen tegen ontwikkelingsprojecten, meer bepaald marktgerichte hervormingen.
3.2 Stromingen
Sociaal kapitaal ontwikkelingsmotor
Het sociale systeem kan gezien worden als een referentiekader voor ontwikkeling (Giddens, 1983).
Putnam pleit volgens Woolcock (2004) voor investering in sociaal kapitaal naast economische
vooruitgang om zo ontwikkeling in ontwikkelingslanden aan te moedigen. Een samenleving is
opgebouwd uit sociaal kapitaal waarop men democratische instellingen en een liberale economie vanuit
kan opbouwen. Het investeren in sociaal kapitaal is echter een holistische benadering en Putnam
omschrijft niet juist wat hij met sociaal kapitaal bedoelt. Neoweberianen (Giddens, 1993; Parkin, Piven, &
Cloward, 1980) vullen sociaal kapitaal in als de combinatie van banden of ‘ties’ en normen die individuen
binden met elkaar. Zij zien sociaal kapitaal als een ‘moral resource’ en een bron van vertrouwen.
Sociaal kapitaal in een gemeenschap is een belangrijke factor om veranderingen te begeleiden en op te
volgen (Woolcock, 2004). Putnam maakt, volgens Woolcock (2004), onderscheid tussen sociaal kapitaal
als medium en als boodschap. Als sociaal kapitaal wordt benaderd vanuit het standpunt dat men het als
medium kan gebruiken, doelt men hiermee op infrastructuur en instellingen in de samenleving. Het zit
dan opgeborgen in de historische evolutie van instituties en institutionalisering. Daarnaast wordt sociaal
kapitaal ook gezien als een boodschap waarbij men naar de inhoud van sociale relaties verwijst. Hiermee
wordt bedoeld dat er verschillende soorten relaties zijn tussen leden van de samenleving. De
verzameling van sociaal kapitaal is padafhankelijk en de hoeveelheid sociaal kapitaal in een samenleving
beïnvloedt ook de staat als machtsorgaan (Bebbington & Perreault, 1999). Hoe meer sociaal kapitaal er
aanwezig is in een samenleving, hoe meer de staat ontmanteld wordt en hoe minder functies ze moet
volbrengen. Ze blijft echter wel noodzakelijk maar kan haar functies delegeren naar het maatschappelijk
middenveld. Sociaal kapitaal wordt aanzien als een cruciale factor in het ontwikkelingsproces van een
gemeenschap. (Bello & Baviera, 2009; Granato, Inglehart, & Leblang, 1996; Kunkel, 1965).
22
De benadering van ontwikkeling vanuit sociaal kapitaal gaat ervan uit dat culturele waarden
economische verandering stimuleren (Allen et al., 2007; Granato et al., 1996; Inglehart & Baker, 2000).
Vanuit het culturele perspectief haalt men aan dat bijvoorbeeld de protestantse ethiek, samen met een
rationele mentaliteit aanzet heeft gegeven tot economische innovaties en efficiëntie in het Westen
(McKinnon, 2010). McClelland, volgens Kunkel (1965), onderzocht hierbij de nood voor het bereiken van
doelen, waaruit ondernemers voortkomen. Hij ziet de relatie tussen de behoeften om iets te bereiken en
economische groei. De aanwezigheid van deze behoefte in een samenleving stimuleert economische
groei. Porter (2006) onderscheidt in de aanwezigheid van culturele waarden twee concepten. ‘Bounded
solidarity’ definieert de solidariteit in de groep waardoor hulp wordt gezien als een gift en als iets
vanzelfsprekend. Deze bron van solidariteit is niet gebaseerd op algemene waarden maar op de
particularistische verbondenheden in een groep in een samenleving. De hulp wordt verleend omdat het
als normaal wordt ervaren in de samenleving en er wordt dus ook geen wederdienst verwacht.
Daarnaast onderscheidt Porter (2006) ook ‘enforceable trust’. Deze term verwijst naar een mechanisme
van sociale controle en ervoor zorgt dat de wederkerigheid van bronnen verzekerd wordt. Deze
wederkerigheid is echter onzeker en bouwt verder op vertrouwen in de leden van de groep.
Wederkerige transacties in sociale structuren kunnen daarnaast wel een vorm van status geven
waardoor deze wederkerigheid wordt aangemoedigd. ‘Enforceable trust’ wordt ondersteund door
sociale structuren en netwerken waarin ongereguleerde transacties plaatsvinden. Leden van de
samenleving die hun netwerkinformatie delen met anderen worden beloond met een status van
hulpvaardigheid. Daar tegenover zijn er ook leden die hun netwerken niet openstellen voor anderen
waardoor zij dreigen zowel hun status alsook toekomstige hulp te verliezen (Ramachandran, 2004).
Hieruit kan gesteld worden dat de samenleving garant staat voor het naleven van culturele normen.
Normen die innovatie en efficiëntie aanmoedigen, zullen door de verschillende vormen van solidariteit
meer vorm krijgen in de gemeenschappen.
Het belang van sociale netwerken en toegang tot sociale netwerken om economische veranderingen in
gang te zetten is niet te onderschatten. Het vertrouwen onder leden van de samenleving is belangrijk om
op wederzijdse hulp te kunnen rekenen (Woolcock, 2004). Dit is nodig om een gemeenschap zowel
sociaal als economisch verder te kunnen uitbouwen. Veranderingen van buitenaf stuiten op veel verzet
als het vertrouwen in gemeenschappen groot is: leden zijn gehecht aan het vertrouwen en willen de
manier van samenleven niet op het spel zetten voor verandering in deze relaties. De sociale interacties
23
zijn gefundeerd op vertrouwen en sociaal kapitaal waardoor veranderingen moeilijk toegang krijgen tot
de gemeenschap.
Men kan dus stellen dat sociaal kapitaal in een gemeenschap bepalend is voor de economische
vooruitgang. Deze economische vooruitgang wordt binnen de ontwikkelingssamenwerking gedefinieerd
als economische groei van een land. Putnam (Woolcock, 2004) pleit voor investeringen in sociaal kapitaal
als motor voor ontwikkeling van armere landen. Porter (2006) vult Putnam hierbij aan en ziet solidariteit
en vertrouwen als twee belangrijke bouwstenen van ontwikkeling. Culturele waarden en normen hangen
samen met de economische situatie van een land. Veranderingen in ofwel culturele waarden ofwel de
economische situatie van een land beïnvloeden elkaar (Ramachandran, 2004). Het huidige
ontwikkelingsbeleid is erop gericht economische groei te verkrijgen in ontwikkelingslanden.
Ontwikkelingsprojecten dienen naast economische standpunten ook over culturele standpunten te
beschikken. De consequenties voor ngo’s bij het implementeren van projecten zijn dat men meer moet
focussen op het sociale proces van verandering en niet blind staren op de realisatie van economische
groei (Quinn, Huby, Kiwasila, & Lovett, 2003; Portes & Landolt, 2000).
Modernisering van economische en culturele waarden
Ontwikkelingssamenwerking is altijd een omstreden sector geweest. Het nut van
ontwikkelingssamenwerking wordt fel bekritiseerd. Enerzijds zijn er tegenstanders die reeds gegeven
hulp in vraag stellen. Er vloeit zo veel geld doorheen de sector, en toch is er nog steeds armoede (Moyo,
2009; Easterly, 2006). Anderzijds zijn er de voorstanders die erin geloven dat
ontwikkelingssamenwerking wel degelijk reeds een verschil heeft gemaakt en paal en perk kan stellen
aan de armoede in onze wereld (Sachs, 2008). De waarheid ligt waarschijnlijk in het midden. In het
volgend luik bespreken wat modernisering van boerengemeenschappen nu juist inhoudt en wat de
verschillende visies hierop zijn.
Het huidige ontwikkelingsbeleid is erop gebaseerd economische groei te realiseren in
ontwikkelingslanden. Modernisatietheorieën stellen dat economische transformaties en veranderingen
in traditionele waarden samenhangen (Van Damme, 2005). Tijdens de industriële revolutie in het
Westen verschoven de traditionele waarden naar meer moderne waarden. Moderne waarden worden
opgebouwd rond rationaliteit en efficiëntie (McKinnon, 2010). Modernisatie wordt omschreven als de
24
graad van economische groei en industrialisatie. Het moderniseringsdenken is gebaseerd op het Westers
model van ontwikkeling. Het westen is ontwikkeld via het model van economische groei en weerspiegelt
dit nu in zijn ontwikkelingsbeleid.
Ontwikkeling wordt al te vaak gelijkgesteld met economische groei (Easterly, 2006; Sachs, 2008). Maar
ontwikkeling is meer dan enkel economische verandering. Traditionele waarden staan in sociologische
benadering van ontwikkeling meer in de belangstelling. De verschuiving van traditionele waarden naar
moderne waarden is geen lineair proces. Inglehart (1980) weerlegt de bewering dat we convergeren
naar dezelfde moderne waarden en normen in alle samenlevingen, zowel in ontwikkelde landen als
onderontwikkelde landen. Economische verandering duwt landen in dezelfde richting van economische
ontwikkeling, maar culturele basiswaarden en normen zijn nog steeds afhankelijk van cultureel erfgoed.
Basiswaarden zijn ingeprent in het collectief geheugen van de leden van de samenleving. De
mentaliteitsverandering, waarbij basiswaarden veranderen, is een traag proces. Zo toont Inglehart
(1980) aan dat ontwikkelingslanden met economische groei evolueren naar culturele waarden die
omschreven kunnen worden als onderdanig en volgzaam. Ontwikkelde landen oefenen een dominantie
uit over ontwikkelingslanden waardoor zij niet hetzelfde ontwikkelingspatroon volgen.
De implementatie van projecten door ngo’s om ook ontwikkelingslanden te moderniseren moet dus
gezien worden als een traag en gestaag project (von Collani & Grumm, 2009). De einddoelstellingen van
projecten worden op korte termijn meestal niet gehaald, vooral omdat die projecten momenteel vooral
worden gewaardeerd op basis van de economische veranderingen die teweeg gebracht diende te
worden. Men vergeet hierbij dat de culturele waarden ook mee moeten veranderen en dit proces heel
delicaat en complex is (Taylor, 1989). Ngo’s zetten hun doelstellingen uit om hun project te doen slagen
en zo hun werking te verdedigen in het donorland, maar deze doelstellingen op korte termijn dienen
vooral om financiële middelen te verkrijgen. Culturele veranderingen zijn moeilijk om te forceren en
hebben hun eigen tempo, waardoor ze ook moeilijker als beoordelingsfactor gebruikt kunnen worden.
Modernisatie is dus een lang proces van economische en culturele veranderingen in een samenleving,
zowel op individueel als gemeenschapsniveau.
De individuele modernisering van boeren in een samenleving is een proces waarbij sociale en
economische transformatie samengaan. Inkeles (1969) omschrijft de moderne man als actieve
participerende burger die enige technische competentie heeft. Alles is gestructureerd in een moderne
25
samenleving en er is geen plaats voor passiviteit. In elke samenleving zijn er wel leden die
modernistische tendensen in gang zetten. ‘No one is born modern’, hiermee haalt Inkeles (1969) aan dat
modernisering een levenslang proces is en dat de graad van modernisering afhangt van
levenservaringen. De padafhankelijkheid van modernisering is dus terug te brengen tot op het
individuele niveau waar de verschillende karakters spelen (Inglehart, 1980). Bepaalde karaktertrekken
zoals ‘open staan voor nieuwe uitdagingen’ en ‘het initiatief nemen’ bevorderen het ondernemerschap
in een samenleving (Kunkel, 1965). In het kader van individuele modernisering is het interessant om te
kijken naar de perceptie van boeren in een boerengemeenschap op de veranderingen in hun
samenleving.
3.3 Ervaringen van boeren
Globalisering en liberalisering van de wereldmarkt hebben ertoe geleid dat zelfs de kleinste
boerengemeenschappen afhankelijk zijn van een marktprijs die ver buiten bereik bepaald wordt (Wood,
1997). De economische belangen van andere, meer ontwikkelde landen, bij ontwikkeling van Afrika zijn
ambigu (Guttal, 2007). Ontwikkeling van Afrika houdt in dat er zich een middenklasse ontplooit in
Afrikaanse landen en deze middenklasse zal niet bereid zijn om tegen lage lonen te werken. Afrika is ook
het continent waar de grootste voorraden mineralen en grondstoffen aanwezig is. Dit maakt de
aanwezigheid en invloed van buitenlandse machten een grote rol speelt. We kunnen dus niet meer
stellen dat we Afrikaanse landen laten ontwikkelen op hun eigen tempo. De interdependentie tussen alle
landen op globaal vlak is te groot om alles aan het marktgebeuren over te laten (Devèze, 2011). Bijstand
en coöperatie zijn nodig om Afrikaanse landen een eerlijke onderhandelingsbasis te geven. Dit kunnen
we doortrekken tot op gemeenschapsniveau. Marktgerichte hervormingen in boerengemeenschappen
leiden er namelijk toe dat gemeenschappen afhankelijk worden van marktprijzen op de wereldmarkt. Dit
maakt dat gemeenschappen kwetsbaar en afhankelijk worden van de rest van de wereld. De duurzame
landbouw, waar ontwikkelingssamenwerking op inzet, kan omschreven worden als een
landbouwsysteem dat onderhouden wordt gedurende verschillende jaren, zonder reducering van de
capaciteit van de grondstoffen (Boesen, Kikula, & Maganga, 1999). Elliott (2006) omschrijft duurzame
landbouw als milieuvriendelijk, economisch levensvatbaar en sociaal wenselijk.
Maar bij deze aanpak van ontwikkelingssamenwerking zijn er ook obstakels die de redenering laten
vastlopen. Zowel sociale als economische obstakels kunnen teruggevonden worden in de literatuur. In
26
dit onderzoek wordt vooral gefocust op de sociale obstakels die ervoor zorgen dat boeren
ontwikkelingsprojecten niet zomaar accepteren in de gemeenschap. De boerengemeenschappen
veranderen en dit stuit op verzet van de leden (Edelman, 2005). Door de economische veranderingen
komt de sociale cohesie in gevaar.
De sociale spanningen uiten zich in veranderende sociale status van leden van de boerengemeenschap
(Ramachandran, 2004). Leden die voor de herstructureringen geen hoog aangeschreven functie
volbrachten kunnen nu via economische invloed, hen aangeboden door het ontwikkelingsproject, wel
sociale status verwerven. Dit heeft tot gevolg dat de traditionele statusdragers hun gezag en legitimiteit
zien af nemen. Zij verzetten zich tegen de marktgerichte hervormingen en alles wat met het project te
maken heeft. Dit slaat een kloof in de gemeenschap. De hiërarchie wordt verstoord in de gemeenschap
en dit bedreigt de sociale cohesie.
Sociale obstakels kunnen van verschillende aard zijn. De redenen waarom boeren het project verwerpen
of veranderingen tegenhouden zijn uiteenlopend. We proberen, in wat volgt, een overzicht te geven van
enkele factoren die het verwerpen kunnen verklaren.
Als eerst geformuleerd kunnen er problemen optreden met de verandering in hiërarchie in
gemeenschappen (Ramachandran, 2004). Doordat sommige leden meer macht hebben gekregen over de
economische activiteiten, verliezen anderen hun positie in de samenleving. Vooral oudere vrouwen die
in de traditionele samenleving gezag en aanzien verworven hebben door hun leeftijd, zien hun positie in
de gemeenschap nu verzwakken. Hun inspraak in de gemeenschap vermindert en men vraagt minder
raad aan de ouderen omdat ze niet op de hoogte zijn van de economisch strategische keuzes. Boeren
trainen hun economisch inzicht en proberen de risico’s uit te leggen aan de andere leden. Hierdoor
verwerven leden met meer economisch inzicht in risico’s en uitdagingen een hogere positie in de
gemeenschap. De spanning die ontstaat doordat de sociale cohesie ontwricht is en het verzoenen van
voor- en tegenstanders van de verandering, vormt de belangrijkste uitdaging voor de gemeenschap.
Daarnaast verandert de vorm van inspraak in de gemeenschap ook drastisch (Dorward, Kydd, Morrison,
& Urey, 2004). Doordat er een ngo aanwezig is, die nieuwe ideeën en werkwijzen voorstelt, moet de
gemeenschap hierop reageren. De beslissingen worden gemaakt door afgevaardigden van de
gemeenschap. Ook de economische beslissingen worden ook door deze afgevaardigden genomen,
27
terwijl de economische risico’s niet voor alle leden van de gemeenschap duidelijk zijn (Granato et al.,
1996). Inspraak voor niet-afgevaardigden of niet-onderlegden in deze beslissingen is moeilijk.
Ook verandert de economische takenverdeling binnen de gemeenschap (Inkeles, 1977). De economische
activiteiten worden steeds door iedereen vervuld. De leden doen de activiteit niet voor de
eigenvoorziening waardoor de takenverdeling niet gebeurt volgens de traditionele systemen: het doel
van de economische taak in casu is zoveel mogelijk producten op de markt te krijgen en daardoor geld te
verdienen. Hiervoor kunnen mannen en vrouwen dezelfde taken vervullen, waardoor het traditionele
rollenpatroon doorbroken wordt. Thuis blijft de takenverdeling nog steeds traditioneel. Dit duidt aan dat
op gemeenschapsvlak de waarden sneller verschuiven van traditioneel naar moderne waarden. Op het
individuele niveau duurt het langer om traditionele waarden te vervangen. De organisatie van het
dagelijkse leven is afgestemd op traditionele waarden, een verandering in deze organisatie is zeer
voelbaar. Daardoor is een verandering van de privésfeer een langer proces dan veranderingen op het
gemeenschapsniveau.
3.4 Voorspellingen
We kunnen vanuit de literatuur bepaalde veronderstellingen maken met betrekking tot economische en
sociale veranderingen in boerengemeenschappen door toedoen van ontwikkelingsprojecten: de
implementatie en werking van ontwikkelingsprojecten die gebaseerd zijn op marktgerichte
hervormingen stuiten op sociaal verzet, de leden van de gemeenschap verwerpen het project. De leden
zien namelijk het nut niet in van de projecten en de verandering binnen de gemeenschap. Deze sociale
obstakels moeten mee in rekening gebracht worden bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten.
Bij het opstellen van ontwikkelingsprojecten wordt al te vaak gefocust op economische doelstellingen
van het project (Portes & Landolt, 2000). De intrede van het sociale aspect bij de opstelling van projecten
zet ook aan tot nadenken over de voor- en nadelen van het project op lange termijn. Als het project leidt
tot sociale ontwrichting, kan het economisch misschien wel een inkomen verwerven, maar tegelijkertijd
sociaal de hiërarchie totaal ontregelen. Als de interactie tussen het sociale en het economische
subsysteem uit evenwicht is, kan dit leiden tot grote spanningen die de gemeenschap uiteen drijven. Een
nauwgezette aanpak van het project, zodat de sociale cohesie niet in het gedrang komt, wordt
28
bemoeilijkt omdat de sociale cohesie moeilijk empirisch te meten is. Sociale cohesie zit verscholen in
sociale netwerken en ervaringen van mensen met de werking van de gemeenschap.
Toch trachten we in dit onderzoek de sociale obstakels te achterhalen door de ervaring van boeren te
ondervragen. Concreet behandelt dit onderzoek de vraag: ‘Wat zijn de mogelijke sociale obstakels die
boeren ervaren bij marktgerichte hervormingen van Vredeseilanden in drie boerengemeenschappen?’ .
Dit gaan we na aan de hand van interviews met leden van boerengemeenschappen die deelnemen aan
het project. ‘Welke ervaring hebben boeren met de economische en culturele veranderingen in de
gemeenschap?’. In dit onderzoek verwachten we de sociale obstakels te kunnen identificeren bij de
verandering van sociale status, inspraak in de gemeenschap en de veranderende rolverdeling in de
boerengemeenschappen. Als eerste verwachten we dat er problemen worden ervaren met de
verandering in statuspositie in de gemeenschap. Vervolgens verwachten we dat de verandering in
rolverdeling in de gemeenschap voor een negatieve ervaring leiden bij de leden van de
boerengemeenschap.
In het volgende luik van de thesis zal een conceptueel model gevormd worden om het onderzoek te
onderbouwen. De concepten die centraal staan in het onderzoek worden geoperationaliseerd en worden
met elkaar in verband gebracht.
29
4. Conceptueel model
Aanwezigheid van ngo in de boerengemeenschap (A)
Economische veranderingen Sociale en culturele (op de markt (B) veranderingen brengen van landbouw- producten) (C)
(D) Micro- en mesoniveau Ervaring van boeren met
verandering in samenleving (individuele en gemeenschapsfactoren)
Figuur 1: Conceptueel kader
Als we voorgaand literatuuroverzicht in het achterhoofd houden kunnen we volgend conceptueel kader
betreffende sociale en economische veranderingen in een boerengemeenschap opstellen, voorgesteld in
figuur 1. Het model toont een wederzijdse relatie tussen twee elementen.
Enerzijds zijn er economische veranderingen in de samenleving waar Vredeseilanden een Market Led
Agrarian Reform benadering (MLAR) (Borras, 2003) gebruikt om een project op te starten. Deze aanpak
wordt gestuurd vanuit het idee dat bestaande, nationale en internationale machtsrelaties arme boeren
ondergeschikt maken op de economische markt. Hierbij kan een ngo als Vredeseilanden hulp bieden als
faciliterende functie door contacten te leggen met andere marktspelers. Hierdoor krijgen boeren een
betere positie in de onderhandeling waardoor ze een eerlijke(re) prijs krijgen voor hun diensten. Deze
faciliterende rol houdt in dat de economische situatie van boerengemeenschappen verandert.
Anderzijds zijn er de culturele waarden en normen in de boerengemeenschap die veranderen. Gezien de
verschillende perspectieven uit de literatuur op transformaties in de samenleving, wordt ervan uitgegaan
dat er een samenhang is tussen transformaties in economische situatie en verandering in culturele
waarden en normen binnen een boerengemeenschap. Deze wisselwerking heeft uiteindelijk invloed op
de ervaring van leden van de boerengemeenschappen met de transformaties binnen de gemeenschap.
De wederzijdse relatie via pad B is ongedefinieerd in zijn causaliteit omdat veranderingen in een
samenleving probabilistisch zijn en verschillende oorzaken hebben. Het resultaat van de wederzijdse
30
beïnvloeding is dat de veranderingen in de samenleving zowel van economische als van sociale en
culturele aard zijn.
De aanwezigheid van de ngo in de gemeenschap is een cruciaal gegeven als we de invloed van
veranderingen willen nagaan, voorgesteld door pad A. Doordat VECO aanwezig is in de gemeenschap,
verandert de interactie binnen de gemeenschap. Een nieuw element in de gemeenschap zorgt ervoor dat
zij hierop moet reageren, het is de combinatie van deze reacties die de ervaringen van boeren met het
project bepaalt. Het project van VECO is dus een belangrijk gegeven in het onderzoek en is
vanzelfsprekend een onmisbaar gegeven in het conceptueel model.
Economische transformatie kunnen we omschrijven door te kijken naar de voltrokken verwezenlijkingen
op vlak van marktgerichte herstructureringen van maniok en maniokproducten (Alwang & Norton, 1993).
De intrede van het economisch centrum in de gemeenschap, waar leden maniok kunnen verwerken tot
maniokchips en maniokbloem, was een grote verandering in de dagelijkse bezigheden van de leden. De
aankoop van machines veranderde de werkomstandigheden. Ook de mogelijkheid om workshops en
trainingen te volgen, veranderde de werking van de gemeenschap. Economische factoren worden steeds
belangrijker en zijn duidelijker aanwezig in het dagelijkse leven van boerengemeenschappen (Quinn et
al., 2003).
Sociale en culturele transformaties kunnen we samennemen onder één noemer, maar toch moet er een
onderscheid gemaakt worden (Block, 2003). Enerzijds zijn er sociale veranderingen, deze verwijzen naar
de verandering in hiërarchische posities in de samenleving. Door het stijgende belang van economische
functies en factoren verzwakken traditionele statusposities in de gemeenschap. Economisch invloedrijke
leden verkrijgen meer aanzien en legitimiteit dan voor de intrede van het project. Dit gaat ten koste van
meestal oudere leden die traditioneel gezien meer aanzien hebben in de samenleving. Culturele
veranderingen, anderzijds, zijn de processen die op lange termijn voortvloeien uit de veranderende
hiërarchische posities. De nieuwe statusposities worden geïnternaliseerd door de leden en de oude
statusposities worden verwaarloosd. Er vindt een verplaatsing plaats van gezag en legitimiteit van oude
gezaghebbenden naar nieuwe statuspersonen.
Deze transformaties worden geoperationaliseerd door het project van Vredeseilanden als maatstaf te
nemen. In dit onderzoek werd de respondenten gevraagd de oefening te maken om de situatie voor de
31
intrede van het project, en de huidige situatie te vergelijken. Dit gebeurt aan de hand van verschillende
items die het dagelijkse leven en het gemeenschapsleven van de leden beïnvloeden. Al deze
transformaties hebben effect op de ervaring van boeren in de gemeenschap. Deze relatie wordt
weergegeven via weg C en vormt de ervaringen van boeren.
De intrede van VECO in de boerengemeenschappen, geïllustreerd door relatie D, zorgt ervoor dat
bestaande structuren veranderd worden. De invloed van een meer economisch discours in de
boerengemeenschappen heeft een invloed op de manier van samenleven. Economische activiteiten
worden steeds belangrijker in het dagelijkse leven van de boeren. De ervaring van de boeren met het
project is dus een proces dat verloopt vanaf de implementatie tot nu. De veranderingen hebben een
indruk achter gelaten op de boeren, deze ervaringen en indrukken worden in dit onderzoek verder
onderzocht. Hierbij vragen we ons specifiek af waarom boeren het project gedeeltelijk of geheel
verwerpen. De sociale obstakels delen we op in twee niveaus.
Ten eerste focussen we op het microniveau, hierbij identificeren we sociale obstakels die invloed hebben
op de organisatie van het dagelijkse leven. Hierbij onderscheiden we de sociale status van leden en de
takenverdeling in de gemeenschap. Vervolgens breiden we het onderzoek uit met sociale obstakels op
mesoniveau. Dit zijn de factoren die de respondenten in nabije toekomst ervaren als sociale obstakels.
De sterkte van dit niveau is terug te vinden in de focus op de mentaliteitsverandering in de
gemeenschap. De ervaring van boeren met de verandering in deze factoren op beide niveaus zijn de
bevindingen van dit onderzoek.
In het volgende luik wordt uitgelegd hoe het veldonderzoek ondernomen is.
32
5. Methodologie Dit onderzoek is gebaseerd op de ervaringen en percepties van boeren met betrekking tot het project
van Vredeseilanden. Daaruit blijkt dat kwalitatief onderzoek hier de beste keuze is. Door middel van
kwalitatief onderzoek is het mogelijk de motivaties en ervaringen van de boeren in kaart te brengen. Er
worden drie verschillende onderzoeksmethodes gebruikt.
Ten eerste werd gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews om een beter inzicht te krijgen in
de ervaring van boeren met de economische transities in de samenleving. De economische verandering
houdt in dat Vredeseilanden boerengemeenschappen ondersteunt om maniok op de markt te brengen.
De ervaring van boeren werd in kaart gebracht door hen te laten vertellen hoe zij de situatie van voor en
na het project van Vredeseilanden ervaren (Giddens & Outhwaite, 1977). Naast interviews met de
boeren, werden er ook interviews afgenomen van VECO medewerkers, anderen ngo’s en organisaties die
meewerkten aan het project zoals TOAM (Tanzania organic agriculture movement) en BTC (Belgian
Technical Operation). Deze interviews gaven een betere kijk op de werking van het project. Zo konden
we de stakeholders van het project beter in kaart brengen waardoor we het project beter konden
begrijpen.
Daarnaast waren er observaties van hun leefwereld, deze werden voltrokken door een tijd mee te
functioneren in de werking van de ngo en mee workshops en infomomenten bij te wonen bij de boeren.
Hierbij werd aandacht besteed aan de betekenis en waarde die de boeren hechten aan hun
gemeenschapsleven en ondernemingszin. En in welke mate ze denken dat ze via deze ondernemingszin
resultaat kunnen boeken om hun inkomen te verhogen en een betere levensstandaard kunnen
opbouwen. Eveneens was het een goede manier om te ontdekken hoe de organisatiestructuur en
machtsrelaties van zowel de boerengemeenschappen als van de ngo in de praktijk werden omgezet.
Daarnaast werd er ook geobserveerd tijdens het inwonen bij de boeren. Dit was een uitstekende manier
om de organisatie van het dagelijkse leven van de boeren te observeren.
Tenslotte bracht documentanalyse13 meer informatie over de historie van de organisatie en werking van
het project van Vredeseilanden in Mkuranga District. Jaarrapporten gaven meer inzicht in de
doelstellingen en het ondertussen zesjarig verloop van het project.
13
Study on gender responsive cassava chain with HIV and aids component in Mkuranga district, Aida C. Isinka and Rehema Mwateba, December 2010
33
De data zijn verzameld gedurende een vier weken durend verblijf (november 2012) in de stad Dar es
Salaam (Tanzania). Er werden verschillende bezoeken gebracht aan de boerengemeenschap in Kizapala
(Tanzania) en aan boerengemeenschappen in Sotele en Njanne. Alle drie deze gemeenschappen zijn
gelegen in het district Mkuranga. In totaal werden er veertien semigestructureerde interviews
afgenomen bij leden van drie verschillende boerengemeenschappen in het district Mkuranga. Hierbij is
getracht om een evenredig aantal vrouwen en mannen te ondervragen, maar in bepaalde dorpen stuitte
dit op moeilijkheden. Vrouwen werden niet aan het woord gelaten met een blanke interviewer. Deze
bevoorrechte taak was bestemd voor mannen. Hierdoor zijn er meer mannen dan vrouwen ondervraagd.
Bij de selectie van respondenten werd geprobeerd zo veel mogelijk variatie in verschillende posities in de
gemeenschap te realiseren, om een scheve steekproef te vermijden. De uiteindelijke steekproef bevat
vijf vrouwen en tien mannen van variërende leeftijdsklasse. De beschrijving van de informatie van de
respondenten wordt weergegeven in onderstaande Tabel 1.
ID Naam Dorp Geslacht Leeftijd Kinderen Ha grond
Organisatie
1 MPANGA THABIT Kizapala Man 47 jaar 4 kinderen 2,5ha 4 jaar in organisatie CFO
2 MAUA MIGOKO Kizapala Vrouw 60 jaar 5 kinderen 2ha 7 jaar in de organisatie
3 S. KISOMA Kizapala Man 89 jaar 14 kinderen, 8 levende (4/4)
3ha 6 jaar in de organisatie
4 FAUZIA SELEMAN Kizapala Vrouw Geen kinderen 13ha 3 jaar in organisatie
5 RAJABU SALUM
Kizapala Man 52 jaar 7 kinderen 2 ha 2 jaar in organisatie
6 MIRAJ. KASIM MNYIKA
Sotele Man 4 kinderen 4 ha 4 jaar in organisatie
7 ALI HATIBU MATIMBUA
Sotele Man 70 jaar 7 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie
8 HASAN MOHAMED MVUONY
Sotele Man 51 jaar 9 kinderen 6 ha 7 jaar in de organisatie (TAWLAE)
9 SAIDI BAKARI KWEMBE
Sotele Man 35 jaar 5 kinderen 10 ha 10 jaar in de organisatie (TAWLAE)
10 UPANG MPODI
Njanne Man 35 jaar 3 kinderen 2,5 ha 3 jaar in organisatie
11 TIDOU MIKAR Njan
Top Related