Akademos juni 2006

16
1. Onderzoek ................................... p2 Brutus............................................ p7 Innovatie ................................... p13 (c) Enthoven Associates design consultants, fotograaf Marc Wouters Akademos Informatiemagazine van de Vrije Universiteit Brussel Jaargang 9 - N° 3 - juni 2006 Mobiliteit: een multi- disciplinaire aanpak .................................. p4 Reclame werkt! ................................................... p10 Heropening Trefcentrum Y' ... p14 BELGIË - BELGIQUE P.B. Brussel X BC 9467 TIJDSCHRIFT TOELATING GESLOTEN VERPAKKING Verschijnt 5 maal per jaar, in feb., apr., juni, okt. en dec. Afgiftekantoor 1099 Brussel X P409339

description

- Mobiliteit: een multi-disciplinaire aanpak - Reclame werkt! - Heropening trefcentrum Y'

Transcript of Akademos juni 2006

Page 1: Akademos juni 2006

1.

Onderzoek ................................... p2

Brutus............................................ p7

Innovatie ................................... p13(c) E

ntho

ven

Asso

ciat

es d

esig

n co

nsul

tant

s, fo

togr

aaf

Mar

c W

oute

rs

AkademosInformat iemagazine van de Vr i je Univers i te i t Brusse lJaargang 9 - N° 3 - juni 2006

Mobiliteit: een multi-disciplinaire aanpak .................................. p4

Reclame werkt! ................................................... p10

Heropening Trefcentrum Y' ... p14

BELGIË - BELGIQUE

P.B.Brussel XBC 9467

TIJDSCHRIFTTOELATING GESLOTEN VERPAKKING

Verschijnt 5 maal per jaar,in feb., apr., juni, okt. en dec.

Afgiftekantoor 1099 Brussel XP409339

Page 2: Akademos juni 2006

2.

O N D E R Z O E K K O R T

Wist u dat…

De ‘werkgroep onderzoekscompetentie (WOC)’, een initiatief binnen deInterDisciplinaire vakgroep LerarenOpleiding (IDLO) startte onlangs met eeneigen website: www.vub.ac.be/IDLO/onderzoekscompetentie, met daarop alleinformatie over de werkgroep en haar kerndoelstelling: de ontwikkeling vanonderzoekscompetentie op alle onderwijsniveaus maar in het bijzonder ophet niveau van het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO). Om dit na te stre-ven is de werkgroep onderzoekscompetentie begaan met het pedagogisch-didactisch handelen van leraren en van toekomstige leraren. Concreetondersteunt de werkgroep directies, leraren en leerlingen bij de realisatievan de specifieke eindtermen m.b.t. onderzoekscompetentie voor de poleneconomie, Grieks/Latijn, humane wetenschappen, moderne talen, sport,wetenschappen en wiskunde in het ASO. De werkgroep ontwikkelt en opti-maliseert hiervoor een methodiek en didactiek gesteund op psycho-pedago-gisch onderzoek en veldervaringen. Daarnaast worden aspirant-leraren ookgeholpen om eigen competenties in onderzoek didactisch te vertalen voorleerlingen van het ASO.

… U ALLES OVER ONDERZOEKSCOMPETENTIE IN HET ASO OP EENNIEUWE WEBSITE VINDT?

Een medische wereldprimeur van het AZ-VUB in Jette heeft ervoorgezorgd dat de Britse Mandy Baum beviel van een kerngezond zoontjeSamuel. Dankzij de uitgebreide Brusselse kennis op het vlak van 'gene-tisch samengestelde' proefbuisbaby's wist het echtpaar Baum-Moshi metzekerheid dat Sam geboren zou worden zonder de erfelijke aandoeningtubereuze sclerose. Met die ziekte, die onder meer epileptische aanvallenen hersentumoren veroorzaakt, werd zijn broer Joe zes jaar geleden welgeboren. “Dat risico wilden we uitsluiten en dat is alleen gelukt dankzijhet schitterende werk van de Brusselse dokters”, aldus Baum. Dit durehuzarenstukje (PGD-behandeling, inclusief medicatie) werd onder meerin goede banen geleid door Maryse Bonduelle, kliniekhoofd van hetCentrum Medische Genetica en Willem Verpoest, gynaecoloog in hetCentrum voor Reproductieve Geneeskunde. Ondertussen is er ook al eenBelgische patiënte zwanger die zich liet testen op tubereuze sclerose.

… HET AZ-VUB MET EEN WERELDPRIMEUR EEN BRITS GEZINGEHOLPEN HEEFT?

… KLEURTECHNIEK DE BEHANDELING VAN EEN KLAPLONG VERBETERT?

Professor Marc Noppen, hoofd van de Kliniek voor InterventioneleEndoscopie in het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel,heeft een techniek ontwikkeld om bij patiënten met een spontane klap-long verschillende zieke longdelen beter te visualiseren. Dat gebeurt doormiddel van een bepaalde kleurstof die de patiënt inademt. Die kleurstoffluoresceert geelgroen wanneer ze beschenen wordt met blauw lichtwaardoor de arts een beter zicht krijgt op de exacte plaats van de aan-doening. Bovendien heeft prof. Marc Noppen met deze techniek aange-toond dat de oorzaak van een spontane klaplong niet altijd daar ligt waariedereen het tot nu toe vermoedde. De exacte onderliggende oorzaak vaneen spontane klaplong is nog ongekend, maar duidelijk is wel dat er eenspontaan luchtlek moet ontstaan ter hoogte van de long. Omdat vele vandeze patiënten kleine ‘blaasjes’ vertonen op het longoppervlak (zoge-naamde ‘blebs’) menen velen dat dààr de plaats van het lek ligt. Dankzijde nieuwe techniek van prof. Marc Noppen is duidelijk geworden dat dezieke longdelen niet noodzakelijk ter hoogte van die blebs liggen en datsystematisch verwijderen van deze blaasjes dus eigenlijk overbodig is.

Naar schatting twee miljoen Belgen hebben vandaag last van hypertensie,een bloeddruk die hoger is dan 14 op 9. Hoge bloeddruk geeft recht-streeks aanleiding tot hart- en vaatproblemen, nog steeds de belangrijkstedoodsoorzaak in ons land. Ondanks alle sensibiliseringscampagnes voorminder vet en meer beweging is er geen beterschap in zicht. Integendeel.Op de Werelddag Hypertensie maakten experts van de Vrije UniversiteitBrussel en de UCL een studie bekend waaruit blijkt dat het aantal 18- en19-jarige studenten met overgewicht (7%) en hoge bloeddruk (4%) deafgelopen tien jaar is verdubbeld. "Een alarmerende evolutie, aangezienhet probleem nog toeneemt met ouder worden", zegt dokter Persu vanhet Belgisch Comité tegen Hypertensie. "Als deze evolutie zich doorzet,zullen er over 20 jaar wellicht nog 60 procent meer hypertensiepatiëntenzijn dan vandaag. We moeten dus dringend iets aan onze leef- en eetge-woonten doen."

… STEEDS MEER JONGEREN EEN HOGE BLOEDDRUK HEBBEN?

Voor de vierde maal stuurde het labo Ultrastructuur van de VrijeUniversiteit Brussel kameelantilichamen de ruimte in om het kristallisa-tieproces te kunnen bestuderen. Omwille van de gewichtloosheid ofmicrozwaartekracht in de ruimte treden er in kristallisatieoplossingengeen storende elementen op en kunnen kristallen op een beter geor-dende manier groeien. De kristallisatie van de proteïnen werd waarge-nomen door PromISS, een holografische microscoop, ontwikkeld aanhet Microgravity Research Center van de Université Libre de Bruxelles,en door een videocamera op beeld gezet zodat onderzoekers dezenadien kunnen bestuderen. Voor dit PromISS-4 experiment werd hetwetenschappelijk team vertegenwoordigd door Ingrid Zegers en MikeSleutel van de Vrije Universiteit Brussel. De lancering van de reactorengebeurde op 21 december 2005 van op Bajkonoer (Kazachstan) met deProgress 20P. Verhaert Space en de Vrije Universiteit Brussel waren terplekke om de laatste hand te leggen aan de hardware. Het experimentin de ruimte startte op 19 januari en na succesvolle proeven landden dekristallen met de Sojoez 11S op 8 april terug op aarde.

… HET LABO ULTRASTRUCTUUR OPNIEUW KAMEELANTILICHAMENIN DE RUIMTE STUURDE?

Page 3: Akademos juni 2006

Bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen scoorde Vlaams Blok (nu VlaamsBelang) beter in rijkere gemeenten met een hoge bevolkingsdichtheid.Gunstige economische omstandigheden verhogen ook de kans dat de par-tij deelneemt aan de verkiezingen. In 2000 nam het Vlaams Blok namelijkniet in alle Vlaamse gemeenten deel aan de verkiezingen, maar slechts in180 van de 308. Dit blijkt uit een studie van onder meer Jan Vermeir vande Vrije Universiteit Brussel. Vermeir wijst erop dat het zeker niet dehoogste inkomens zijn die op Vlaams Belang stemmen, maar dat in eenrijkere gemeente het migrantenthema en vooral het veiligheidsthema veelsterker leeft dan in andere gemeenten. Precies daarom zou de partij in diegemeenten beter scoren dan elders. Feit is dat een hogere criminaliteits-graad de kans dat Vlaams Belang deelneemt aan de verkiezingen ver-hoogt. Andere sleutels tot het Vlaams Belang-succes zijn de aanwezigheidvan vreemdelingen en een gebrek aan sociaal-culturele verenigingen.

… HET VLAAMS BELANG BETER SCOORT IN RIJKE GEMEENTEN?

De onderzoeksgroep onder leiding van Serge Muyldermans en Patrick DeBaetselier verbonden aan het Vlaams Interuniversitair Instituut voorBiotechnologie (VIB) heeft met succes een nieuwe behandeling ontwik-keld tegen de Afrikaanse slaapziekte, die jaarlijks wereldwijd meer dan300.000 mensenlevens eist. Ze brengt ernstige slaapproblemen met zichmee, waardoor de patiënt uiteindelijk in een coma belandt en sterft.Slechts tien procent van de zieken wordt op tijd behandeld. Helaas is dezebehandeling ook niet zonder risico's, zodat vele patiënten sterven tijdensde behandeling. De nieuwe behandeling van het VIB kan de infectie doorparasieten elimineren. De proeven op muizen zijn alvast geslaagd. Zeoverleven al na één behandeling omdat de parasiet is uitgeschakeld.

… VLAMINGEN STEEDS VAKER MET DE FRANSE ‘R’ SPREKEN?

De huig-r of 'Franse r' is in opmars ten koste van de trillende tongpunt-ren neemt het sterkst toe in steden en in kleinere gemeenten rond oudehuig-r gebieden. Jongeren praten bovendien vaker met de huig-r danouderen. Dat blijkt uit het onderzoek van doctoraatsstudente Evi Tops aande Vrije Universiteit Brussel. De resultaten zijn gebaseerd op 1.912 straat-interviews, verspreid over heel Vlaanderen. 66 % van de Vlamingenspreekt met een tongpunt-r, 28 % met een huig-r. De zuivere tongpunttrilklank komt nog zelden voor. Ruim 5 % van de Vlamingen gebruiktbeide vormen door elkaar. Mannen en vrouwen spreken ongeveer even-veel met de huig-r, maar jongeren doen het vaker dan ouderen. Ze doendat omdat de 'Franse r' meer prestige krijgt. Veel mediafiguren zoals BirgitVan Mol, Frieda Van Wijck of Heidi Lenaerts praten almaar meer met dehuig-r. De 'Franse r' hoor je het meest in de oudere huig-r-gebieden Oost-Limburg, Ronse, rond Brussel en Gent en een aantal steden in Vlaams-Brabant, zoals Tienen en Leuven.

Het centrum voor Studies in Media, Informatie en Telecommunicatie(SMIT) van de Vrije Universiteit Brussel neemt sinds dit jaar deel aantwee toonaangevende onderzoeken binnen het Wireless World Initiative(WWI), één van de grootste Europese initiatieven ooit op het gebied vanmobiele communicatie. Pieter Ballon, programmamanager van het SMIT,werd recent aangesteld als coördinatorvan al het WWI-onderzoek naar zakelijkeen strategische succesfactoren. DeEuropese mobiele industrie is met dezogenaamde tweede generatie (GSM) enderde generatie (UMTS) een wereldleiderinzake mobiele standaarden. Intussen ishet onderzoek naar "Beyond ThirdGeneration" (B3G) al op gang geschotenen belooft een versmelting van media,mobiele telecommunicatie en internet.Eén van de grootste problemen is dat hetsucces van B3G afhangt van de samen-werking tussen die verschillende, vaakconcurrerende sectoren. Het is net op ditstrategisch en politiek-economisch terreindat het SMIT expertise levert, in nauwesamenwerking met bedrijven alsMotorola, France Telecom, Nokia enTelefonica. De eerste resultaten wordenverwacht tegen eind 2007.

… SMIT MEE DE TOEKOMST VAN MOBIELE COMMUNICATIE BEPAALT?

In de vorige editie van Akademos is een foutje geslopen in het berichtn.a.v. Katrien Alewaeters' onderzoek naar de eet- en leefgewoontes vanvegetariërs. Hier volgt de juiste informatie:De subjectieve gezondheidsperceptie bij vegetariërs is beter dan die bijniet-vegetariërs. Bij deze laatste groep beschreef 77,2% van de mensenhun gezondheid als “goed” tot “zeer goed”, terwijl de resterende 22,8%hun gezondheid “redelijk”, “slecht” of “zeer slecht” vond. Opvallend meervegetariërs waren tevreden met hun gezondheid: 90,4% noemde zijngezondheid “goed” tot “zeer goed”, terwijl slechts 9,6% “redelijk”, “slecht”of “zeer slecht” antwoordde.

… ER EEN NIEUWE BEHANDELING IS TEGEN DE AFRIKAANSE SLAAPZIEKTE?

3

Het klassieke eindwerk in de opleidingen tot Bachelor in het kleuter- enlager onderwijs zou omgevormd moeten worden tot een portfolio om zomeer aansluiting te vinden bij de professionele gerichtheid van dezeopleidingen. Dat concludeert Wil Meeus van de Interdisciplinaire vak-groep lerarenopleiding (IDLO) uit zijn doctoraatsonderzoek. De term‘portfolio’ is afkomstig uit de kunstwereld. In de lerarenopleiding is hetportfolio in essentie een multimediaal dossier waarmee de student zijncompetenties en zijn competentieontwikkeling zichtbaar maakt. De stu-dent kan het instrument gebruiken om zijn onderwijspraktijk te verbete-ren, maar het is in de eerste plaats bedoeld om het zelfstandig werkenen leren van de student te bevorderen. Dat is belangrijk omdat het eind-werk in professionele bacheloropleidingen de brug moet maken tussende opleiding en het werkveld. Dankzij het portfolio leren studentenbovendien beter de klassieke en de digitale onderwijsmedia gebruiken,beter plannen en reflecteren, meer doorzetten en creatief zijn. De stu-denten en de promotoren appreciëren het portfolio trouwens ook veelmeer dan het klassieke eindwerk.

… HET KLASSIEKE EINDWERK IN DE LERARENOPLEIDING BETERWORDT VERVANGEN DOOR EEN PORTFOLIO?

Page 4: Akademos juni 2006

4.

Jullie pleiten in jullie boek vooreen multidisciplinaire aanpak vanhet verkeersprobleem, wat houdtdat in?Van Mierlo: We zien dat mobili-teitsproblemen te vaak vanuit éénspecifieke invalshoek worden beke-ken. Wanneer de overheid eenbepaalde maatregel neemt met hetoog op een bepaald effect, verliestze de neveneffecten uit het oog. Inmijn lessen geef ik als voorbeeld hetGewestelijk Expresnet (GEN). DatGEN is in de eerste plaats een goedezaak. Men wil immers mensen dienaar Brussel pendelen uit de wagenen op het openbaar vervoer krijgen.Maar als Brussel beter bereikbaarwordt, kan dat er ook voor zorgendat mensen eerder buiten Brusselgaan wonen. Daardoor creëer je bij-komende mobiliteit, net omdat destad zo goed bereikbaar is. Daarom iseen degelijk stedenbeleid met goed-kopere woningen onontbeerlijk.Macharis: Die multidisiplinariteitwaar we het over hebben, komt totuiting in de multi-actor, multi-crite-ria-analyse aanpak die ik vaak inmijn onderzoek hanteer. Dat is eentool om transportinvesteringen -enprojecten te evalueren. Daarbij han-teren we economische, ecologische,sociale en maatschappelijke criteria.We kijken wie de stakeholders zijn bijeen bepaalde problematiek en wathun doelstellingen zijn. Zo kunnenwe beter adviseren welke soortbeslissing nodig is.

In het beleid komt die multidisci-plinaire aanpak volgens jullie teweinig aan bod. Kan je daar eenvoorbeeld van geven?Van Mierlo: Eén voorbeeld is de fis-cale aftrek van voertuigen die eenzeer lage CO2-uitstoot hebben. Datis interessant met het oog op eendaling van die CO2-uitstoot en hetbroeikaseffect, maar op die manierstimuleer je ook de verkoop van die-selvoertuigen. Die stoten dan weermeer stofdeeltjes uit en zijn zo scha-delijker voor de gezondheid, zeker in

een stedelijke omgeving.Macharis: Men neemt dus beslissin-gen op basis van één bepaald criteri-um. In dit geval CO2, omdat men deCO2-emissies naar beneden wilhalen in het kader van hetKyotoprotocol, maar men kijkt nietnaar de andere gevolgen van diemaatregelen. Van Mierlo: De versnippering vanbevoegdheden in ons land zorgtenerzijds voor dit soort beslissingen.Anderzijds kijkt men ook welk prijs-kaartje aan zo’n een maatregel vasthangt. Wat die CO2-maatregelbetreft, weet men dan ook dat erniet veel van die voertuigen rondrij-den en het invoeren ervan geengroot gat in de begroting zal veroor-zaken.

Hoe zit het dan met gratis open-baar vervoer?Van Mierlo: Het gratis maken vanhet openbaar vervoer heeft een soci-ale doelstelling om mensen mobielte maken. Men denkt echter ver-keerd dat met het invoeren van gra-tis openbaar vervoer, we een groteverschuiving zullen zien van auto-verkeer naar openbaar vervoer. Dat isdus niet het geval. Er ontstaat voorsommige groepen in de maatschap-pij wel een grotere mobiliteit envooral die sociale functie is belang-rijk. Macharis: In mijn onderzoek metAstrid De Witte naar het gebruik vanopenbaar vervoer bij studenten heb-ben we gezien dat er met het invoe-ren van het gratis abonnement maareen klein substitutie-effect optreedt.Een deel van de studenten doet weldegelijk de overstap van de autonaar het openbaar vervoer, maar datis een klein deel. Je creëert daarente-gen wel extra mobiliteit. En dat wasook het opzet; de studenten mobie-ler maken in de stad zodat ze Brusselbeter leren kennen. Maar je merktook dat andere factoren dan de prijshun invloed hebben. Zo zie je dat deFranstalige studenten, die geen gra-tis abonnement kregen, toch vaker

het openbaar vervoer blijven nemen.Dat komt omdat zij Brussel veelbeter kennen dan hun Nederlands-talige collega’s en hun perceptie vanBrussel positiever is. Met gratisopenbaar vervoer kan je hen dus welmobieler maken, maar dat is slechtseen deel van de oplossing om te zor-gen dat ze Brussel beter leren ken-nen.

Kiest men in het buitenland ookvoor een beleid van gratis open-baar vervoer?Macharis: Het gratis openbaar ver-voeridee is vooral populair in België.In het buitenland is men helemaal

niet gewonnen voor dat gratis-idee.Dat bleek uit een internationaleworkshop die we hebben georgani-seerd. Die gratis-politiek creëertmeer mobiliteit, maar daar ziet mendit niet als een voordeel. Voordienhad je immers mensen die zich tevoet of met de fiets verplaatsten,maar nu, door het gratis openbaarvervoer, de bus of de tram nemen. Van Mierlo: Je moet weten datwanneer slechts tien procent van dehuidige verplaatsingen per auto methet openbaar vervoer zouden wor-den gedaan, de capaciteit van onsopenbaar vervoer zou moeten ver-dubbelen. Dat betekent dus enorm

Professoren Cathy Macharis en Joeri Van Mierlo werken alle twee rond mobiliteit en vervoer. Zij doceert als handelsingenieur vakkenzoals Transport en logistiek management en Duurzame mobiliteit, hij geeft als Burgerlijk Ingenieur les over Verkeerskunde enMilieuvriendelijke voertuigen. Samen schreven ze het boek ‘Goederen- en personenvervoer, vooruitzichten en breekpunten’. Daarinpleiten ze voor een multidisciplinaire aanpak van het mobiliteitsvraagstuk. Akademos vroeg hen naar de uitdagingen voor de toe-komst, de eventuele oplossingen en of we met het huidig mobiliteitsbeleid op het goede spoor zitten.

Mobiliteit: een multidisciplinaire aanpak

M O B I L I T E I T

4.

Page 5: Akademos juni 2006

5.

veel extra investeringen in het open-baar vervoer. Daarom is het vooralbelangrijk heel wat verplaatsingen tevermijden. Door bijvoorbeeld dichtbij het werk te gaan wonen en scho-len vlakbij huis te kiezen.Macharis: We hebben ook onder-zocht of er op het vlak van het pen-delverkeer naar Brussel nog een ver-schuiving van auto naar openbaarvervoer mogelijk is, want er gaan nual heel veel mensen met de treinnaar Brussel. Tien procent van deautopendelaars zou de overstap naarde trein maken wanneer dit gratiszou zijn. Die gratis-maatregelenhebben dus een zeker effect, maar jemoet bij dit soort beleid ook reke-ning houden met andere, nevenef-fecten.Van Mierlo: Zoals ik reeds zei, denkik niet dat alle maatregelen geno-men worden met de bedoeling omhet gebruik van bepaalde transport-modi te bevorderen. Werkgevers,zoals de overheid, zien een gratisabonnement eerder als een extraaantrekkingspool voor hun werkne-mers. Bedrijven in de privé-sectordoen het dan weer anders. Zij geven

een bedrijfswagen. En dat heeft danweer grotere gevolgen, want allemaatregelen die de overheid nuneemt voor een doordacht gebruikvan een particulier voertuig hebbengeen effect voor diegenen die hunwagen gratis krijgen en wiens benzi-ne door het bedrijf wordt betaald.We zien in de verkoopscijfers dat hetaandeel van de bedrijfswagenssteeds toeneemt. Er is dus nood aaneen ander beleid, specifiek naarbedrijfswagens toe, om het gebruikervan af te raden of duurder temaken.

Hoe ver staat men met de alterna-tieven voor het personenvervoer,zoals hybride voertuigen, voertui-gen op biobrandstof,… ?Van Mierlo: De laatste jaren is menbezig met de ontwikkeling en deproductie van hybride voertuigen,dit zijn voertuigen met zowel eenbenzinemotor als een elektrischeaandrijving. Ze verbruiken 15 tot 30procent minder brandstof en reduce-ren de emissies. Je kan nu al eenaantal modellen, vooral van Japansemakelij, kopen. In aankoop zijn deze

wagens nog wel een stuk duurderdan een gewone auto en dat schriktde consument nog een beetje af.Maar in prijs per kilometer is dat niethet geval. De mensen zijn zich teweinig bewust van wat een autoecht kost. Het is daarom interessantom die prijs per kilometer zicht-baarder te maken, waardoor de kansverhoogt dat de consument de aan-koop van een andere technologie zaloverwegen.

Wat met de biobrandstoffen?Van Mierlo: Dit is een gemakkelijkeoplossing voor het verminderen vande CO2-uitstoot van een voertuig,maar niet voor de uitstoot van deandere polluenten. Het voordeel isdat men met biobrandstoffendezelfde voertuigen kan blijvengebruiken wanneer je slechts 5 pro-cent biodiesel of bio-ethanol toe-voegt bij je brandstof. Dat wordt inFrankrijk al een aantal jaren gedaan.

Is biobrandstof een duurzameoplossing?Van Mierlo: Ik heb daar een aantalbedenkingen bij. Ten eerste zegt mendat het CO2-neutraal is; de CO2 dieuit je uitlaatpijp komt, wordt doorde planten opgenomen en van dieplanten maakt men opnieuw bio-brandstof. Je hebt echter ook eenheel landbouw- en verwerkingspro-ces dat ook energie vraagt en dusgepaard gaat met schadelijke emis-sies. De energie nodig voor hetmaken van biobrandstof is boven-dien een stuk groter dan die voorhet raffineren van ruwe aardolie.Maar er is nog een andere probleem:dat van de beschikbare landbouw-gronden. Om één wagen één jaar telaten rijden op biobrandstof heeftmen één hectare of twee voetbalvel-den nodig. Het productiepotentieelin België is dus sowieso beperkt. Endaarvoor uitwijken naar landen metveel beschikbare oppervlakte, daarheb ik dan weer ethische bezwarentegen. In Afrika kan men landbouw-oppervlakte beter benutten voor hettelen van voedingsgewassen voor delokale bevolking dan voor een pro-duct waar wij in het Westen graagveel geld aan geven. Biobrandstoffenzullen dus wel een rol spelen, maarenkel voor een beperkt percentage.Op langere termijn, ten vroegstebinnen tien jaar, rekent men op dewaterstoftechnologie; het gebruikvan waterstof in brandstofcelvoer-tuigen. Dit zijn in feite elektrischevoertuigen met een brandstofcel diewaterstof omzet in elektriciteit. De

enige uitstoot hierbij is water-damp. Het probleem hierbij is datwaterstof een energiedrager is diegeproduceerd moet worden. Jekan het produceren uit bijvoor-beeld aardgas, maar dan heb jegeen volledig emissievrij systeem.Als je honderd procent emissievrijwil werken, moet je waterstofhalen uit hernieuwbare energie-bronnen zoals zonne-energie ofwindkracht, maar ook daar is hetpotentieel beperkt.

Hoe komt het dat die nieuwetechnologieën nu pas beschik-baar worden?Van Mierlo: Dat is een keuze vande automobielindustrie. Die heeftvoornamelijk geïnvesteerd in die-sel- en benzinetechnologie waarook de grootste markt voorbestaat. Maar dat wil niet zeggendat ze stil staan. Alle autofabri-kanten zijn bezig met de ontwik-keling van hybride wagens enbouwen prototypes van brand-stofcelvoertuigen. Zij weten ookdat de oliereserves beperkt zijn.De reeds ontdekte, goedkoop ont-ginbare oliereserves zijn gekend.Er worden geen nieuwe snel ont-ginbare olievelden ontdekt. Azië isverder aan het ontwikkelen enheeft meer energie nodig. Menverwacht dus dat de olieprijzenbinnen tien jaar sterk zullen stij-gen. Op dat moment zal de auto-industrie wel klaar moeten staanmet betaalbare alternatieven.

Wanneer men het over mobi-liteits- en milieubeleid heeft,spreekt men meestal over het“de vervuiler betaalt”-principe.In hoeverre is dit reeds in hetBelgisch beleid doorgedrongen? Macharis: Eind vorig jaar werd ikdoor de Sociaal-EconomischeRaad van Vlaanderen (SERV) uit-genodigd om deel te nemen aaneen groot maatschappelijk debatrond het betalen voor de infra-structuur, zowel voor personen-als goederenvervoer. Daar bleekeen maatschappelijk draagvlak tebestaan om de gebruiker te latenbetalen voor het gebruik van dewegeninfrastructuur. En danvooral voor een gedifferentieerdeaanpak, zodat wie meer verbruiktmeer betaalt, maar waarbij ookrekening gehouden wordt met hettijdstip en de plaats. De tijd bleekechter nog niet rijp om dit in tevoeren voor het personenvervoer.Wat er wel zou komen, is een

Page 6: Akademos juni 2006

K O R T N I E U W S

JUBILEUMBAL 150 JAAR VLAAMSE STUDENTEN INBRUSSEL

6.

Het thema “150 jaar Vlaamse studentenin Brussel” is al lang geen onbekendemeer. Naast de vele activiteiten die inhet kader van 150 jaar BrusselsStudentengenootschap en 50 jaarOudstudentenbond werden georgani-seerd mocht een heus galabal niet ont-breken. Op vrijdag 13 oktober 2006organiseren beide jarige verenigingendan ook het BSG–OSB–Jubileumbal in de Brussels Event Brewery inMolenbeek. Deze prachtig gerestaureerde gebouwen van de oude BelleVueBrouwerij vormen de ideale locatie voor een sfeervol bal dat wordt voor-afgegaan door een galadiner. De receptie vangt aan om 19 uur, het dinerbegint een uurtje later om 20 uur. De dansschoenen kunnen aangetrokkenworden om 22.30 uur wanneer het jubileumbal aanvangt. Het bestuur vanbeide verenigingen nodigt u van harte uit op deze activiteit. Voor meerinformatie en reservaties voor het galadiner kan u terecht bij deOudstudentenbond: tel.: +32 (0)2 644 64 60 - [email protected] – www.osb.be

AZ-VUB KRIJGT NIEUWE 'LOOK' EN LOGO

Het academisch ziekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel werkt aan eennieuwe huisstijl teneinde zich sterker naar de buitenwereld te kunnenprofileren. Het voorstel van de dienst Communicatie van het ziekenhuisom tegen eind 2006 een nieuwe huisstijl uit te werken, werd op 23 febru-ari goedgekeurd door de Raad van Bestuur van het AZ-VUB. Via een aan-besteding werd het communicatiebureau Kunstmaan, dat ook de huisstijlvoor de Vrije Universiteit Brussel ontwikkelde, verkozen boven drie anderecommunicatiebureaus. Het ziekenhuis wil met een nieuw logo en kleuren-palet komen tot een éénvormige en duidelijk herkenbare stijl van haarcommunicatieprodukten. De identiteitsoefening die aan de ontwikkelingvan de nieuwe look voorafgaat, heeft tot doel ons (terug) bewust temaken van de positionering van ons ziekenhuis in Brussel, Vlaanderen enEuropa. Wat biedt dit ziekenhuis méér dan andere ziekenhuizen, wat iskenmerkend voor haar zorgverlening, hoe ver reikt haar (internationale)uitstraling? Anders gezegd, waar staat het ‘merk’ AZ-VUB voor en hoekunnen we deze merkwaarden via tekst en lay-out krachtig ondersteunen.De lancering van de nieuwe huisstijl is voorzien voor 1 januari 2007.

wegenvignet, zodat ook buitenland-se voertuigen zouden betalen voorhet gebruik van ons wegennet. Er isdus wel een zeker evolutie in hetdenken te merken. Moesten we dezediscussie vijf of tien jaar geledenhebben gevoerd, dan was er hele-maal geen draagvlak voor geweest.Nu wordt iedereen zich toch meerbewust van het mobiliteitsprobleemen beseft men dat ook de prijs eenbelangrijke factor is in de oplossingervan.Van Mierlo: Een eerste stap zijn debrandstofprijzen. Wie meer rijdt endus meer vervuilt, betaalt dus ookmeer. Dat kan een eerste stap zijnom de consument milieuvriendelijkerte laten omgaan met mobiliteit. Ikschrok dan ook toen ik zag dat wan-neer de brandstofprijzen de lucht inschoten de overheid onmiddellijkcompenserende maatregelen wildeinvoeren. Het is het één of hetander; wanneer men zegt “de ver-vuiler betaalt”, laat dan dat prijsfe-nomeen meespelen.

Maar een tolheffing op deBelgische autosnelwegen moetenwe niet onmiddellijk verwachten?Van Mierlo: Neen, er zal in eersteinstantie vooral op het goederenver-voer gefocust worden, en terecht.Het is nu relatief goedkoop omgrondstoffen te transporteren naareen land met goedkope arbeids-krachten. Daar wordt er een tussen-product van gemaakt waarna hetdan weer naar een ander land wordtgetransporteerd voor de productie

van het eindproduct, dat danopnieuw naar elders wordt vervoerdom het daar te verkopen. Daaruitblijkt duidelijk dat dit transport tegoedkoop is, zeker als men kijkt naaralle externe effecten die het teweeg-brengt, bijvoorbeeld op het vlak vancongestie, milieu en verkeersacci-denten. Moest het transport duurderworden, dan wordt het ook interes-santer om de producten opnieuwmeer lokaal te gaan produceren, het-geen een gunstige invloed heeft opde lokale tewerkstelling.

Wat zijn de evoluties op het vlakvan het goederenvervoer?Macharis: Bij de binnenvaart is ernog heel wat capaciteit over. Bij hetspoor ligt het iets moeilijker, omdatje daar de infrastructuur moet delenmet het personenvervoer. Maar er isnog wel heel wat marge om een deelvan het wegtransport via die alter-natieve transportmodi te latengebeuren. Het aantal terminals voorde binnenvaart neemt ook toe. In1999 hadden we er in Vlaanderentwee en ondertussen zijn er al elf. Eris dus een stijging merkbaar in hetgoederentransport dat via debinnenvaart verloopt. Vroeger dien-de de binnenvaart voornamelijk voorbulktransport, maar nu zien we ookop het vlak van containervervoer eenmodal shift, een verschuiving naareen ander transportmiddel, hier dusde binnenvaart. Maar dat wil nietzeggen dat de binnenvaart markt-aandeel wint, want het transport viade weg stijgt eveneens. Er is sowieso

een stijging van zowel het goederen-als het personenvervoer. Die stijgingopvangen, is een werk van langeadem.

Is er toch een positieve noot ommee af te sluiten?Macharis: Bij de werken aan de ringrond Antwerpen hebben we gemerktdat bedrijven en personen hunmobiliteit anders aanpakten.

Veel mensen lieten de auto thuis enschakelden over op het gebruik vande fiets of het openbaar vervoer.Heel wat verladers vonden de wegnaar de binnenvaart en het spoor.Dus wanneer het echt moet, slaagtmen er wel in om anders na te den-ken over de eigen mobiliteit. Dat zalbinnen tien jaar ook moeten wan-neer, zoals voorspeld, de olieprijzensterk de hoogte in zullen schieten.

Professor Cathy Macharis organiseert dit najaar op 19 en 20 oktober2006 aan de Vrije Universiteit Brussel het Vlaams WetenschappelijkEconomisch Congres. Dit tweejaarlijks congres vindt telkens aan eenandere Vlaamse universiteit plaats. Onder de titel ‘Mobiliteit en(Groot)stedenbeleid’ zullen de bevindingen van 18 onderzoekscommis-sies worden voorgesteld. Thema’s die aan bod komen, zijn pendelge-drag, milieuvriendelijke voertuigen, telewerken, grootstedelijke evolu-tie,… . In het kader van het congres worden ook enkele debattengeorganiseerd. Meer informatie: www.vub.ac.be/vwec2006 of [email protected]

Het boek ‘Goederen- en perso-nenvervoer, vooruitzichten enbreekpunten’ van CathyMacharis en Joeri Van Mierlo isuitgegeven bij Maklu/Garant(ISBN: 9044119087) en kost44,90 euro.

Page 7: Akademos juni 2006

“Het idee achter BRUTUS hebbenwe gevonden bij de Université Librede Bruxelles (ULB). Daar werd in1989 reeds een project ontwikkeldwaarbij studenten uit het hogeronderwijs ingezet werden om bui-ten de schooluren extra ondersteu-ning te bieden aan scholieren. Inhet schooljaar 2003-2004 telde hetzogenaamde Tutorat-project (recentomgedoopt tot Schola) reeds 18scholen, met 137 tutoren en 1496scholieren. Toen enkele jaren gele-den op de Vrije Universiteit Brusselaffiches van de ULB opdoken, omstudenten (kandidaat tutoren) voorhun project te ronselen, rees bij onshet idee om ook aan Nederlands-talige kant een dergelijk initiatief teorganiseren. De associatie is doorhaar samenwerking tussen unief enhogeschool trouwens het geschikteinstrument om in te spelen op demaatschappelijke taak van de hogeronderwijsinstellingen”, steekt RafDevos, initiatiefnemer van BRUTUS,van wal.

Studie- en taalvaardighedenToch is BRUTUS niet louter eenkopie van het ULB-project. Terwijlbij de ULB de nadruk meer ligt opde leerstof, wil BRUTUS vooral wer-ken aan de studievaardigheden vande scholieren. “Onze bedoeling isom extra ondersteuning te geven.We gebruiken de leerstof enkel alskapstok om leer- en studievaardig-heden bij te brengen. Het is dusniet enkel bijles, maar eerder eengeïntegreerde aanpak”, verteltGéraldine De Visscher, projectmana-ger van BRUTUS.

Daarnaast zal het BRUTUS-projectook oog hebben voor taalvaardig-heden. Niet onlogisch als je ziet dathet percentage kinderen uitanderstalige of meertalige gezinnenin Brussel soms meer dan 60%bedraagt. “Bovendien blijkt uitonderzoek van Meyrem Almaci rondde aanwezigheid van allochtonen inhet hoger onderwijs, dat taal weleens een van de factoren zou kun-nen zijn die aan de basis liggen vanhet minder goed presteren van diegroep in het hoger onderwijs. Netomdat het om een maatschappelijkprobleem gaat, willen we daar metdit project op inspelen”, zegt DeVisscher.

Tutoren gezochtNa een grondige voorbereiding vananderhalf jaar, kan het projectvanaf oktober 2006 effectief vanstart gaan. Drie Brusselse scholen:het Koninklijk Atheneum Etterbeek,het Stedelijk Atheneum Karel Bulsen het Instituut Anneessens-Funckhebben toegezegd om mee te wer-ken. Tegelijk lopen ook de eerstesollicitatiebrieven van kandidaattutoren binnen. “Na een selectie opbasis van CV zullen de studenteneen opleiding volgen. Die bestaatuit drie workshops: ‘Leren leren, hoebreng ik dat over naar de leerlin-gen’ (Dienst Studieadvies),‘Onderwijsprocessen’ (IDLO) en‘Taalgericht vakonderwijs’”, licht DeVisscher de aanwervingsproceduretoe. Nadien kan in de drie scholenhet echte werk beginnen. In hetASO zullen de tutoren ondersteu-ning bieden bij de vakken

Wiskunde, Fysica, Chemie en Duits.In het TSO en BSO vragen de vak-ken Aardrijkskunde, Geschiedenis enMaatschappelijke vorming extraaandacht. De studenten spreken nade schooluren en op woensdagna-middag af met de leerlingen.Daarvoor krijgen ze ondersteuningvan Géraldine De Visscher die hetproject coördineert.

Rolmodel Naast de ondersteuning legt deprojectmanager vooral de nadrukop het creëren van een band met deleerlingen. “In tegenstelling tot hetproject aan de ULB willen wij destudenten meer lessen laten gevenaan dezelfde groep scholieren. Wijwillen voor de scholieren een rol-model creëren en dat doe je nietdoor elke week iemand anders naardie school te sturen. Om hetgroepsgevoel te versterken, zullenwe, naast de begeleiding, trouwensook andere activiteiten, zoals eenavondje bowlen, organiseren.” Momenteel vormen enkel de laat-stejaarsstudenten uit het secundaironderwijs de doelgroep van BRU-TUS. “Enerzijds omdat onderzoekheeft aangetoond dat leerlingenvan die leeftijd het meest vatbaarzijn voor dergelijke ondersteuning.Anderzijds is het ook zo dat we dedoorstroom naar het hoger onder-wijs willen meten”, verklaart DeVisscher. Omdat die doorstroom inhet verleden nooit in kaart isgebracht, wil BRUTUS er extra aan-dacht aan besteden. Samen metonder andere de ULB en de KoningBoudewijnstichting wil men nagaan

of het mogelijk is een project op tezetten om die doorstroom te metenen te evalueren. De verwachtingen van de initiatief-nemers zijn alvast hooggespannen.Als het proefproject succesvol blijkt,is een uitbreiding waarschijnlijk.Maar veel zal afhangen van definanciering. Het geld komt nu vanhet Federaal Impulsfonds voorMigrantenbeleid, maar wordt via deVlaamse Gemeenschapscommissienaar BRUTUS gestort. Dat kan ech-ter maar voor 1 jaar. ”We moetendus op zoek gaan naar financieringvoor de komende jaren. Maar laatons dit jaar eerst leren hoe we het,met onze specifieke benadering vantaal- en studievaardigheden, moe-ten aanpakken”, besluit Raf Devos.

7.

BRUTUS leert scholieren leren

Brusselse hoger onderwijsstudenten die aan Brusselsescholieren extra ondersteuning bieden bij het behalenvan hun diploma. Dat is het concept van ‘BRUTUS(Brusselse Tutoren voor Scholieren)’, een project vande Universitaire Associatie Brussel, dat begin aprildefinitief uit de startblokken schoot. De bedoeling isniet enkel extra ondersteuning te bieden, maar even-zeer ervoor te zorgen dat er reeds in het secundaironderwijs gewerkt wordt aan studievaardigheden entaalgebruik, opdat de kansen om te slagen in het eer-ste jaar bachelor groter zouden worden.

Meer informatie: Géraldine De Visscher Tel: +32 (0)2 629 15 85 E-mail: [email protected]

Géraldine De Visscher, projectmanager van BRUTUS

B R U T U S

Page 8: Akademos juni 2006

8.

schappen. Het platform is bedoeldals een onafhankelijke ontmoe-tingsplaats die zich ophoudt tussende academische wereld en dewereld van de kunsten.Breeddenkende academici en inte-ressante kunstenaars zullen mekaarregelmatig via allerlei activiteitenontmoeten om na te denken overactuele problemen in de kunst-wereld. Het wordt een permanenttheoretisch reflectieplatform vanhoog niveau waar kunstenaarsregelmatig stimuli zullen ontvan-gen zonder dat het platform hentot iets verplicht. Op die manierkunnen kunstenaars zelf bepalenwat het geschikte tijdstip is waaropze hun interessante artistieke port-folio kunnen aanvullen met eentheoretische reflectie onder promo-torschap van een academicus.

mekaar en aan beide kantenbestaat enig wantrouwen tenopzichte van mekaar. Kunstenaarsbouwen hun artistieke carrière uitvolgens een eigen logica en dat kanje niet zomaar onderbreken voortheoretische reflectie. Hen bewegentot het behalen van een doctoraatin de kunsten is dus zo mogelijknog moeilijker.Nu er geen decretale hindernissenmeer zijn om een doctoraat in dekunsten te kunnen toekennen, gingde Universitaire Associatie Brusselop zoek naar een gepaste formuledie tegemoet komt aan de verzuch-tingen van de kunstwereld. Voorbeelden uit het buitenlandtonen alvast aan hoe het niet moet.Zowel bij de University of Art inHelsinki als het Royal College of Artin Londen leidde de combinatie vanwetenschap en kunst tot ontgoo-chelende resultaten. De fout daarwas dat men probeerde om de kun-stenaars te ‘academiseren’ en henverplichtte om hun creatieve pro-cessen te enten op bestaandewetenschappelijke structuren. Met dit gegeven in het achterhoofdbesloot de Universitaire AssociatieBrussel het anders aan te pakken.Via haar partners, de Vrije Univer-siteit Brussel en de Erasmushoge-school (Koninklijk Muziekconser-vatorium en RITS), zocht zesamenwerking met externe part-ners, waaronder het Paleis voorSchone Kunsten, kunstencentrumWIELS en De Munt, om een heuskunstenplatform op te richten. Opdie manier wordt het doctoraat inde kunsten geen zuiver theoretischen academisch gebeuren, maar ishet iets dat ook de kunstenaar zelfaanspreekt en beantwoordt aaneen reële behoefte van een aantalkunstenaars.

Onafhankelijk platform“Het platform zal onafhankelijkkunnen werken en wordt zekergeen strikt elitair clubje”, verduide-lijkt initiatiefnemer prof. Hans DeWolf van de vakgroep Kunstweten-

Dat het platform tegemoet komtaan een bepaalde verwachtingbinnen de kunstwereld blijkt uit hetfeit dat externe belangrijke part-ners zoals het Paleis voor SchoneKunsten, kunstencentrum WIELS enDe Munt onmiddellijk in het projectzijn gestapt. Zowel wetenschappersals kunstenaars zullen via het plat-form waken over de wetenschappe-lijke en artistieke kwaliteit van hetdoctoraat in de kunsten. Kwaliteitdie trouwens gewaarborgd wordtdoor de medewerking van enkeleklinkende namen uit de kunst-wereld: muzikant Barthold Kuijken,schilder Luc Tuymans en beeldendekunstenaars David Claerbout enAnn Veronica Janssens.Daarnaast zal het platform als eenontmoetingsplaats dienen waarwetenschappers en kunstenaars, viaallerlei activiteiten, met mekaarvan gedachten kunnen wisselenrond actuele thema’s in de kunst. Het idee voor dit platform isgegroeid vanuit de vraag hoe mende graad van doctor in de kunstenconcreet vorm kan geven. Wanteen doctoraat in de kunsten houdtniet alleen rekening met theoreti-sche reflecties, maar ook met een‘portfolio’ van artistieke creaties.Zeker voor kunstenaars is de com-binatie van beiden niet vanzelf-sprekend. Het platform zal henhierin dan ook begeleiden.

Combinatie kunst en wetenschapDe inrichting van een doctoraat inde kunsten vloeit voort uit dezogenaamde academisering van dehogeschoolopleidingen. Dat bete-kent dat een gedeelte van dedocenten aan een hogeschool optermijn een titel van doctor zalmoeten dragen. Voor de meesteopleidingen levert dat geen proble-men op, behalve dan voor dekunstopleidingen waar de eigen-heid van creatieve processen moei-lijker te combineren is met weten-schappelijke feitenkennis. Kunst en wetenschap zijn tweeomgevingen die vreemd zijn aan

Daarom is bewust gekozen vooreen gesloten formule met een ‘fellowship’. De kwaliteitsgarantievan het platform is immers vangroot belang om de blijvendewaardering van de kunstwereld teblijven genieten. Fellows die doctorin de kunsten geworden zijn, blij-ven ook fellow van het platform enkunnen promotor worden van jon-gere collega’s. Eénmaal per jaarworden nieuwe fellows gekozen. Het platform zal zichzelf kunnenbesturen en laat op die manier dekunstwereld zelf aan het woord.Dat is ook de reden waarom deUniversitaire Associatie Brussel toe-nadering is gaan zoeken tot exter-ne partners uit de kunstwereld.Binnen het platform zijn ook alledisciplines van de kunstwereld ver-tegenwoordigd.

Hoe beweeg je kunstenaars, die per definitie niets moeten weten van wetenschappelijke feitenkennis, tot het behalen van een doctoraatin de kunsten? Niet door ze te willen ‘academiseren’ als wetenschapper, maar wel door tegemoet te komen aan hun verwachtingen alskunstenaar. Dat wordt één van de hoofdopdrachten van het kunstenplatform ter ondersteuning en begeleiding van het doctoraat in dekunsten dat de Universitaire Associatie Brussel begin mei in het leven riep. Het is de eerste keer dat een universiteit zich zo ver buitenhaar eigen terrein waagt.

Doctoreren in de kunsten

K U N S T E N P L A T F O R M

Kunstenaar Luc Tuymans en Rector Benjamin Van Camp bij de voorstelling van het doctoraat in de kunsten

Page 9: Akademos juni 2006

9.

In de eerste plaats werd voor denon-profitsector een duidelijk aan-spreekpunt gecreëerd:Wetenschapswinkel.be. Zoals bedrij-ven uit de profitsector weten dat zijaan de universiteiten bij een“Interface” terecht kunnen, willende wetenschapswinkels deze reflexook inbouwen bij de non-profit-sector. Een herkenbaar aanspreek-punt, met eigen logo en website,moet deze dienstverlening een dui-delijke visibiliteit geven. Bij deWetenschapswinkel krijgen non-profitorganisaties eerstelijns infor-matie over de onderzoeksmogelijk-heden die van toepassing zijn ophun probleem of vraag. Indien blijktdat hun verzoek in aanmerkingkomt voor universitair onderzoek ofadvies gaat de Wetenschapswinkel

op zoek naar de juiste experts. DeWetenschapswinkel voert dus zelfgeen onderzoek uit, maar bemiddeltbij de omvorming van een gewonevraag naar een wetenschappelijkeonderzoeksvraag tussen de organi-satie (de opdrachtgever) en deonderzoeker en zorgt mee voor eenklantgericht antwoord. Dat de formule van een Weten-schapswinkel aanslaat, heeft deVrije Universiteit Brussel voorVlaanderen bewezen. In 2003 werddeze dienstverlening binnen de celR&D-Wetenschapscommunicatievan onze universiteit en aan deUniversiteit Antwerpen gestructu-reerd. De Vrije Universiteit Brusselnam daarbij ook de coördinatie vanhet centrale aanspreekpunt op zich.Het succesvolle pilootproject, gefi-

nancierd door de Vlaamse overheid,leverde na twee generaties vraagge-stuurde onderzoeken maar liefst 34onderzoeksrapporten af. De Vlaam-se overheid zag dat het goed wasen geeft nu groen licht aan alleVlaamse universiteiten om derge-lijke Wetenschapswinkels op terichten. De Vrije Universiteit Brusselzal het centraal aanspreekpunt voor

de Vlaamse organisaties blijvencoördineren en haar expertise delenmet de nieuwe Wetenschapswinkel-medewerkers van de KULeuven,UGent, UHasselt en KUBrussel.

Tegenwoordig wordt ook van organisaties uit de non-profit sector verwacht dat ze op een objectieve en, liefst, wetenschappelijkemanier kennis genereren. Met deze kennis moeten zij hun werking of beleid kunnen verbeteren of motiveren. Kortom, ook de non-profit sector ontsnapt niet aan de verdere uitbouw van onze kenniseconomie. Maar hoe begint een kleine vzw of ngo aan de verzame-ling van data of aan een onderzoek? De Wetenschapswinkel helpt hen daar reeds drie jaar bij door de toegang tot de wetenschappe-lijke kennis die ze nodig hebben te vereenvoudigen. Het succes van de wetenschapswinkels aan de Vrije Universiteit Brussel en deUniversiteit Antwerpen kent nu uitbreiding naar de andere Vlaamse universiteiten. De Vrije Universiteit Brussel vervult hierbij,dankzij haar expertise, een leidende rol.

Wetenschapswinkels breiden uit

W E T E N S C H A P S W I N K E L

Eén van de organisaties die devoorbije jaren beroep heeft gedaanop de diensten van deWetenschapswinkel Brussel isVIVA-SVV, een vrouwenverenigingvan de socialistische mutualiteiten.Het onderzoek, uitgevoerd doorstudenteCommunicatiewetenschappenSarah Verhaege in het kader van

haar thesis, focuste zich op devraag naar de identiteit en hetimago van VIVA-SVV. Aan de handvan haar resultaten werd eennieuw beleidsplan opgesteld enwerden de communicatiemiddelenaangepast. Eén van de knelpunten waarmeeVIVA-SVV kampte, was de verou-dering van de afdelingen. Vooral

oudere mensenblijken tijd te kun-nen vrijmaken omactiviteiten voor devrouw en het gezinte organiseren.Toch zijn er tegen-woordig ook vrou-wengroepen binnende organisatieactief, die bijna uit-sluitend bestaan uitjonge vrouwen.Natuurlijk mogende seniorenvrou-wen niet vergeten

worden; zij zijn immers nog vaakde drijvende kracht achter deschermen van de afdelingen. Ookmeer en meer wordt het gezin bijhet gebeuren betrokken. De klas-sieke vrouwenvereniging verdwijnten er wordt plaats gemaakt voorman en kinderen. Bij VIVA-SVVhebben ze de trend ingezet: sindskort werken er 3 mannen! Op diemanier trachten ze de boodschapover te brengen naar hun afdelin-gen.Een tweede knelpunt dat hetonderzoek aan het licht bracht,was het gebrek aan éénvormig-heid. Voordat VIVA-SVV met denieuwe bedrijfscultuur van startging, had elke afdeling zijn eigennaam voor de vrouwenbeweging.Het hoeft niet gezegd te wordendat één naam en één identiteit hetimago van de organisatie tengoede komt. Ook voor de bestuurs-vrijwilligers van de afdelingen isdat van belang. Zij trekken nu aan

één en hetzelfde touw. Vervolgens deed en doet VIVA-SVVveel inspanningen om haar be-kendheid te vergroten. Vrouwendie zich aansluiten bij de socialisti-sche mutualiteiten zijn automa-tisch lid van de vrouwenvereni-ging, maar uit het onderzoek vanSarah Verhaeghe bleek twee derdevan de leden niet te weten aange-sloten te zijn. Meer bekendheid bijhun leden is dus zeker gewenst.Om die reden verhoogde VIVA-SVVhaar inspanningen via verschillen-de communicatiekanalen zoals S-Magazine, het maandelijks leden-blad van de Socialistischemutualiteiten, de website en een(elektronische) nieuwsbrief.

Shoppen in de Wetenschapswinkel – een voorbeeld

Meer info: www.wetenschapswinkel.bewww.vub.ac.be/wetenschapswinkel

Page 10: Akademos juni 2006

10.

Pestende lolita’sHet reclamebureau Mix nam het‘Lolita-fenomeen’ onder de loep.Lolita’s, u kent ze wel, die opgedirk-te jonge meisjes die uitdagendgekleed rondlopen. Voor wie zetoch nog niet kende, had het recla-mebureau Mix een live-exemplaarmeegebracht. Door middel van eenteasercampagne werd getracht deouders vatbaar te maken voor ditfenomeen. Hiervoor werden zelfsK3 en Belle Perez ingeschakeld. En zowaar, hier klonken positievenoten van de jury, al stelden ze zichwel meteen de vraag of het nodigwas om hierover een campagne tevoeren? Kan het toeval zijn dat dejury grotendeels uit mannenbestond? Maar toegegeven, de slo-gan ‘Pak me dan als je kan!’ klonkwel dubbelzinnig... Blue Tomato pakte het probleemvan mobbing aan. Het resultaat:een originele campagne met vloer-en deurstickers ‘peSSSTer hier isgeen plaats voor jou’. Toch bleef dekritische noot van de jury niet uiten waren ook hier de meningenverdeeld. Het beloofde een span-nende en vooral moeilijke delibera-tie te worden.

eigen huis forfait moestgeven.

Analfabetische zwer-versOp de tonen van GoldenEye beten de drie damesvan het reclamebureauIRIS de spits af met huncampagne ‘Zwerf-vuil’.Hiermee riepen ze opom de vooroordelenrond daklozen de werelduit te helpen en meeraandacht en sympathievoor daklozen te ont-wikkelen. Een niets aan de verbeel-ding overlatende tv-spot toondeaan dat er inderdaad dringendnood is aan een andere houdingtegenover daklozen.Het reclamebureau Cooper &Cooper zette met ‘meneer X’ hetanalfabetisme centraal. Hun cam-pagne richtte zich tot personen diemet analfabeten in contact komen.Hiervoor werden geen middelenonbetuigd gelaten: bladwijzers,sleutelhangers, een voorstel tot een‘boekenbeurs on field’ (op eenvoetbalveld),... allemaal gecoördi-neerd door een zekere ‘meneer X’. Een geheel andere problematiek, nl.oudermishandeling werd door hetbureau Mira.Suti op de voorgrondgeplaatst. De campagne probeertouders ertoe aan te zetten dezemishandeling door hun kinderen temelden, door middel van allerleikanalen: een oudertelefoon, eenradiospot, een heuse song,... Aan creativiteit ontbrak het dezedrie presentaties zeker niet, maartoch kon het de jury niet echt sma-ken, de commentaren waren danook zeer kritisch! Gelukkig kondenLuk Alloo en Phara de Aguirre tochook enkele positieve noten ontfut-selen aan de juryleden.

Na de vorige succesvolle edities,draaide dit jaar alles rond ideëlereclame. Ideële reclame trachtmensen te sensibiliseren rondmaatschappelijke thema's om zoeen vitale en betrokken samenle-ving te promoten. In dit kader ont-wikkelden de laatstejaarsstudentenCommunicatiewetenschappen eenBelgisch equivalent voor deNederlandse Stichting voor IdeëleReclame (SIRE), bekend van decampagne ‘Je bent een rund als jemet vuurwerk stunt’. Dat Belgischeequivalent kreeg de naam FAIRmee.

20-koppige juryOnder het motto ‘Reclame werkt’hadden hun jongere collega’s uit deeerste licentie als taak een goedecampagne te ontwikkelen over ‘hoemet reclame van deze maatschappijeen betere maatschappij gemaaktkon worden’. Geef toe, er zijn een-voudiger opdrachten! Rond zelfgekozen thema’s gingen de fictievereclamebureaus aan de hand vancolleges en gastlezingen op zoeknaar wat een campagne, een stra-tegie, de doelgroepen en de‘middelen’ wel konden betekenen. Op woensdag 26 april was het danzover, althans voor de zes fina-listen: hun moment suprême, depresentatie van hun campagnes. Denodige zenuwen waren aanwezig:een indrukwekkende aula, eenpubliek vol verwachtingen, descherpe tongen van Luc Alloo enPhara de Aguirre, die het geheelaan elkaar praatten en de zeer kri-tische blik van een wel 20-koppigejury bestaande uit vakmensen enmediaspecialisten met aan hethoofd Luc Van der Kelen, hoofdre-dacteur van Het Laatste Nieuws.Een waardige stand-in voor zijncollega-hoofdredacteur YvesDesmet van De Morgen, die wegens‘Berlinerformaatproblemen’ in

Fuel for thoughtHet zesde en laatste reclamebureauGasoline lanceerde een campagnetot buur(t)werk. Het powerfulintroductiefilmpje ‘Fuel forthought’ trok meteen de aandacht.De campagne ‘Ambi buur’ waar-schuwt voor de gevaren van onver-schilligheid in de samenleving enhet belang van goede buren. Dezespot laat zien hoe een jongeman dewalgelijke geur die van de aanpa-lende flat komt, verdrijft met eenspuitbus, maar niet gaat kijken bijde buurman, die dood voor zijn tvligt. De jury was van mening dat dezelaatste campagne de slogan‘Reclame werkt’ waardig was enbekroonde het reclamebureauGasoline met de hoofdprijs. Ook depublieksprijs en de prijs voor crea-tiefste campagne gingen naar ditreclamebureau. De prijs voor bestecampagnepresentatie ging naarMira.Suti (oudermishandeling). BlueTomato kaapte de prijs weg voorbeste strategie en analyse voor huncampagne over mobbing.

Tijdens de 6de editie van de campagnepresentaties,dit jaar in het kader van ideële reclame, stredenopnieuw zes communicatie-adviesbureaus voor deprijs van beste reclamecampagne. Deze ‘reclamebu-reaus’, bestaande uit studenten eerste licentie com-municatiewetenschappen van Prof. Dr. FrankThevissen stelden er een op eigen krachten en meteigen middelen gemaakte reclamecampagne vooraan een imposante vakjury, pers en publiek.

Reclame werkt!

C A M P A G N E P R E S E N T A T I E S

Page 11: Akademos juni 2006

11.

Is jullie samenwerking exponen-tieel gegroeid sinds de oprichtingvan de Universitaire AssociatieBrussel?Callewaert: De Vrije UniversiteitBrussel heeft pas sinds twee jaar eendienst Internationalisering. Tot danzat ons takenpakket verspreid onderverschillende diensten. Van eennauwe samenwerking met de EhBwas tot dan toe geen sprake, die ver-liep veeleer ad hoc.Roose: Bij de oprichting van dedienst ‘International Relations andMobility’ hebben we een gemeen-schappelijke visie en een gemeen-schappelijk meerjarenplan opgesteldin het kader van de UniversitaireAssociatie Brussel. Dit was dan ookde start van de structurele samen-werking die vandaag tastbaar wordt.

Blijven beide diensten aparteentiteiten?Roose: Zeker, zowel de EhB als deVrije Universiteit Brussel zullen ookop het vlak van internationaliseringhun eigenheid behouden. We blijvendus twee aparte diensten, ook deloonlasten blijven trouwens geschei-den. Wel willen we telkens weeraftasten op welke domeinen we kun-nen samenwerken. Dat willen weecht stimuleren.Callewaert: Nu we fysiek op dezelf-de campus zitten, zal de drempelongetwijfeld nog verlagen om na te

gaan wanneer we kunnen samen-werken. We moeten nóg meergebruik maken van elkaars expertise.

Op welke vlakken zijn beide dien-sten zoal complementair?Callewaert: De Vrije UniversiteitBrussel heeft bijvoorbeeld heel watexpertise op het vlak van ontwikke-lingssamenwerking. Dat levert voorde Erasmushogeschool echt wel eenmeerwaarde op.Roose: Onze hogeschool heeft danweer een veel langere ervaring methet EU Tempusprogramma (eeninternationaal programma voor cur-riculumontwikkeling en ‘universitymanagement’ met, onder andere, deNIS-gebieden, Noord-Afrika en hetMidden-Oosten), waar de universiteitzich in het verleden niet in enga-geerde. Onze diensten blijken heelcomplementair. Bovendien merkenwe dat uit de wisselwerking tussenbeide partners vaak nieuwe benade-ringen en ideeën ontstaan.

Hebben jullie al gemeenschappe-lijke projecten op poten gezet?Roose: Zeker, zo hebben we in hetkader van een Leonardo Da Vinci-programma (dit is een Europeesmobiliteits- & onderzoeksprogrammadat financiële ondersteuning biedtaan transnationale samenwerkings-projecten) een project lopen waarbijwe samenwerken met het departe-

ment Horteco van de EhB en deopleiding Architectuur van de facul-teit Ingenieurswetenschappen van deVrije Universiteit Brussel. We hebbenook een gelijkaardig proefprojecttussen de opleidingen Journalistieken Communicatiewetenschappen.Callewaert: We werken ook samenrond internationalisering & onder-zoek en internationalisering & kwali-teitszorg. We hebben een pilootpro-ject opgestart rond ‘internatio-nalisering & onderzoek’, een materiedie aan de universiteit heel gevoeligligt.Roose: Programma’s als LeonardoDa Vinci en Erasmus hebben, naastmobiliteit, namelijk ook de mogelijk-heid om internationale onderzoeks-projecten op poten te zetten.Iedereen is het erover eens dat mobi-liteit tot het takenpakket van dedienst Internationalisering behoort,maar onderzoek komt maar al tevaak exclusief bij de dienstOnderzoek (EhB) of de dienstResearch & Development van deVrije Universiteit Brussel te liggen.Via dit pilootproject zal de dienstInternationalisering betrokken blij-ven bij het onderzoek.Callewaert: Ook op andere vlakkenwerken we samen. Zo hadden welaatst nog een gezamenlijke uitstapvoor de buitenlandseErasmusstudenten van beide instel-lingen.

Heeft jullie nauwe samenwerkingook gevolgen voor de externepartners?Callewaert: We merken inderdaaddat, onder andere, vanuit de univer-sitaire netwerken waaraan onzeinstellingen verbonden zijn (de VrijeUniversiteit Brussel is verbonden aanUNICA, de EhB aan de CompostelaGroup of Universities) een sterkeinteresse bestaat om overkoepelendeprojecten uit te werken.

Hoe zien jullie de toekomst?Roose: Onze grootste uitdaging isom zoveel mogelijk samen te werkenen te proberen de werklast te verde-len. Dat moet het ultieme streefdoelzijn. Beide diensten blijven aparteentiteiten, maar het moet perfectmogelijk zijn dat overkoepelendeprojecten door één van de tweediensten worden gecoördineerd voorbeide instellingen. Binnenkort star-ten we met een gezamenlijkenieuwsbrief rond internationalise-ring. Daarin zullen onder andereonze projecten voorgesteld worden,zodat alle personeelsleden zicht krij-gen op de werking en samenwerkingvan de diensten Internationalisering.Maar al te vaak merken we dat colle-ga’s denken dat enkel de mobiliteitvan studenten en docenten tot onstakenpakket behoort, maar interna-tionalisering is veel meer dan dat.

De Vrije Universiteit Brussel en de Erasmushogeschool Brussel vormen samen de Universitaire Associatie Brussel. Om onze associatiepartner beter te leren kennen, reserveren we elke keer een plaatsje in Akademos.

Samen de inter-nationale toer op

Jean Pierre Roose en Johan De Sterke van de dienstInternationalisering van de Erasmushogeschool Brussel(EhB) ruilden begin maart de derde verdieping aan deNijverheidskaai voor een bureau op de campus Etterbeek vande Vrije Universiteit Brussel. Hiermee bezegelden ze hetsamenlevingscontract dat de diensten Internationaliseringvan de EhB en de Vrije Universiteit Brussel al hadden afgeslo-ten. Mondt dit samenleven uit in een associatiehuwelijk?Akademos vroeg het aan Jean Pierre Roose en aan FilipCallewaert, diensthoofd Internationale Relaties en Mobiliteitvan de Vrije Universiteit Brussel.

A S S O C I A T I E

Page 12: Akademos juni 2006

12.

V R I E N D E N K R I N G

ten aanzien van de instelling en desamenleving in het algemeen,grondig verschilden van de perso-neelsleden die zich in 1998 als lidaanmeldden. De vraag naar deelna-me aan culturele-, educatieve- enwetenschappelijke activiteiten blijftdan ook groeien. Verder kan opge-merkt worden dat vele oud werkne-mers meer en meer effectiefgebruik willen maken van de bredeinformatie- en kennisbronnen diede universiteit bezit.Om op deze veranderingen in tespelen werden vanaf april 2005gesprekken opgezet met de Rectoren met de administratieve leidingvan de instelling over een ver-nieuwd werkingsbeleid van deVriendenkring. Daaruit bleek datook de universitaire overheid er zichvan bewust is dat het personeel,zowel gepensioneerd als actief indienst, een niet te verwaarlozenondersteuning kan geven aan deuitbouw van een versterkt imagovan de instelling.

In 1998 namen Leo Peeters, Ere-Directeur-Generaal, en JeannineMarinus, administratief medewer-ker, het initiatief - hierbij gesteunddoor Rector Els Witte - om een'Vriendenkring GepensioneerdenVrije Universiteit Brussel“ op terichten. Op die manier wilden ze debanden van de toen kleine groepoud-werknemers met de instelling,via de organisatie van diverse recre-atieve activiteiten, versterken envooral behouden.De groep gepensioneerden groeidegestadig aan en door een perso-neelsbeleid inzake vervroegd onder-breken van de loopbaan kon hetBestuur van de Vriendenkring anno2005 vaststellen dat er op datogenblik in het totaal ongeveer een600-tal gepensioneerde werkne-mers en vervroegde 'uitstappers'waren, die in feite potentieel allende Vriendenkring als leden kondenvervoegen. Na bevraging van velevan deze potentiële kandidaat-leden bleek dat hun verwachtingen

voor hen wordt voorzien.De Vriendenkring werkte voor haaractiviteiten voorheen al samen metUPV (Uitstraling PermanenteVorming van de Vrije UniversiteitBrussel). Dit jaar krijgt die samen-werking evenwel een formeelkarakter. Zo zal de Vriendenkringoptimaal gebruik kunnen makenvan het bijzonder ruim activiteiten-aanbod van UPV en kan ze ook voorde organisatie van bepaalde acti-viteiten op hun brede ervaringrekenen.

In de tweede helft van 2006 staandan ook een nieuwe reeks activitei-ten gepland. De vriendenkring wilmet het nieuwe beleid een mix vantraditionele en van nieuwe acti-viteiten aanbieden. Eén van dezenieuwe initiatieven is de initiatie-cursus voor beginnende computer-gebruikers die de vriendenkring ditjaar zal organiseren. En de leden diedat willen, kunnen voortaan ookdeelnemen aan de jaarlijkse perso-neelsbarbecue op de CampusEtterbeek waar een speciale tafel

De Vrije Universiteit Brussel zet zich reeds lang in om de band met haar oud-werknemers ook na hun pensionering intact te houden.Aanvankelijk was de schare gepensioneerden nog klein, maar anno 2006 is de situatie, onder invloed van allerlei maatschappelijke ver-anderingen, grondig gewijzigd. De oud-werknemers stegen in aantal en die huidige senioren hebben duidelijk een ander, jonger envooral een meer assertief profiel.

Nieuwe impuls voor Vriendenkring Personeel

Meer info:secretariaat VriendenkringPersoneel Vrije UniversiteitBrusselMarie-Claire Van RoyTel.: +32 (0)15 71 45 [email protected]

secretariaat Personeelsdienst/contactpersoon voor deVriendenkringRosie VerhaertTel.: +32 (0)2 629 22 [email protected] VriendenkringProf. Em. Dr. Livin BollaertTel.: +32 (0)9 248 07 [email protected]

Lunchcauserieën SterrenkundeOp 24 november organiseert deVriendenkring voor alle geïnteres-seerde gepensioneerden/uitstap-pers, maar ook voor huidige perso-neelsleden een gastronomischeHerfstlunch (kwaliteit verbondenaan een schappelijke prijs en aaneen aangename, gemakkelijk tebereiken omgeving) in de lokalenvan de Hotelschool Elishaut (vroe-ger COOVI) in Anderlecht. Tijdensdeze lunch zal de Ondervoorzittervan de Vriendenkring, Prof. Em.Dr. Bert De Loore, Sterrenkundige,een gastlezing geven. Deze lezingis de eerste van een reeks lunch-causerieën rond ditzelfde themadie telkens tussen 12u00 en 14u00op de Campus Etterbeek zullenplaatsvinden. Hierbij zal beroepgedaan worden op hoog gerepu-teerde sprekers en opnieuw zijn

alle geïnteresseerde gepensioneer-den/uitstappers als actieve perso-neelsleden welkom. De volgendesubthema's zullen tijdens dezelunchcauserieën aan bod komen: In den beginne was er niets…(24/11/2006, Bert De Loore)We reizen steeds maar voort doorruimte en tijd op de sintels vaneen explosie, die miljarden jarengeleden gebeurdeZonder de sterren waren wij erniet … (08/12/2006, Walter VanRensbergen)Het ontstaan van de elementenOver rode reuzen en dwergen…(02/02/2007, Jean-Pierre De Greve)Een astronomisch sprookjeDe sterren van het zwartedoek… (16/02/2007)Telescopen op aarde en in deruimteOp zoek naar de ET's…

(02/03/2007)Zijn wij alleen? Of zitten onzebroers en zusters te ver af? De blinde horlogemaker…(16/03/2007, Jean-Paul VanBendegem)Evolutie versus Intelligent Designof Darwin versus God

Het heelal gaat aan vlijt tenonder … (30/03/2007, Bert DeLoore)Het einde van de toekomstDe lezingencyclus wordt afgeslo-ten met een geleid bezoek aan deSterrenwacht MIRA.

Page 13: Akademos juni 2006

13.

Het verschiltussen spits-technologie eninnovatieWat verstaat men onder innovatie? De voortdurende technologi-sche vooruitgang? Staaltjes van spitstechnologie? GSM’s waarmeeje op het internet kan surfen of een iPod waarop je video’s kanbekijken? Voor Richard Hawkins, professor aan de University ofCalgary in Canada en een autoriteit op het vlak van innovatiebe-leid en ICT, alvast geen van al die zaken. Het onderzoeksinstituutSMIT-IBBT van de Vrije Universiteit Brussel nodigde hem op 17mei 2006 uit voor een driedelige lezing.

Onder de titel “From theInformation Society to theInnovation Society” belichtte Dr.Hawkins de oorsprong en aard vande huidige wereldwijde focus opinnovatie. Hij verdedigt de stellingdat innovatie geen reeks is van uit-zonderlijke gebeurtenissen gedrevendoor technologische verandering,maar integendeel een strategie omconsensus te creëren over maat-schappelijke doelstellingen. Dit leidttot verrassende gevolgen voorbeleidsmakers en innovatoren uithet bedrijfsleven.

Informatiemaatschappij“Wat ik wil aantonen, is dat ondanksde technologische focus in onzezogenaamde Informatiemaat-schappij, onderzoek serieuze vragenheeft opgeworpen over de veronder-stelde voorbestemming van techno-logie en wetenschap als de basis vaninnovatie. Dit klinkt vreemd als weterugkijken naar de technologieob-sessie van de jaren ’90 toen in deInformatiemaatschappij vooral detechnologie-industrieën groeiden enveel winst boekten. Eigenlijk was deInformatiemaatschappij niet meerdan een reclameslogan voor de per-sonal computer.” Volgens Hawkinszorgden de problemen die de Infor-matiemaatschappij met zich mee-bracht er wel voor dat wetenschap-pers het innovatieproces opverschillende manieren gingen bekij-ken.

E-commerceAls voorbeeld gebruikt hij deelektronische handel. “Men zag het

internet als de sleutelinnovatie dieeen revolutie ging teweegbrengenop het vlak van verkoop en handel.Men zou de markt sneller en een-voudiger kunnen binnendringen, erzou een grotere gelijkheid komen inde relatie tussen kopers en verkopersen lagere transactiekosten zoudende concurrentie bevorderen en voorlagere prijzen zorgen. Wanneer wedaar nu op terugkijken, waren veelvan deze overdreven voorspellingenniet gefundeerd. De verkoop via hetinternet is gestegen, maar het blijfteen relatief klein aandeel in demeeste marktsectoren”, aldusHawkins. Volgens hem lag het inno-vatieve van elektronische handelniet aan de technologische, maaraan de commerciële en sociale kantervan. “E-commerce was eerst envooral een innovatie van de markt,niet van de technologie.”

Technologie en innovatieToch ontkent Hawkins niet dat tech-nologie een rol speelt bij innovatie.“Maar door innovatie telkens eersten vooral vanuit een technologischstandpunt te bekijken, krijgen wenooit een volledig beeld van watinnovatie inhoudt. Innovatie gebeurtnamelijk in vele contexten die nietsmet technologie te maken hebben.Volgens mij zijn zaken als openbaaronderwijs, een progressiefbelastingssysteem, krediet, verzeke-ringen of de emancipatie van vrou-wen enorme innovaties waarvan deimpact veel groter is dan van eenderwelke technologie. Deze niet-tech-nologische innovaties beïnvloedennatuurlijk wel de ontwikkeling van

IBBTHet IBBT, het Interdisciplinair instituut voor BreedBand Technologie, iseen nieuw onderzoeksinstituut opgericht op initiatief van de Vlaamseregering, gericht op de Informatie- en CommunicatieTechnologie (ICT)in het algemeen, en de ontwikkeling van breedbandtoepassingen inhet bijzonder. Twee onderzoeksgroepen van de Vrije UniversiteitBrussel zijn nauw betrokken bij dit instituut. Enerzijds het onderzoeks-centrum SMIT (Studies over Media, Informatie en Telecommunicatie)dat zich binnen de vakgroep Communicatiewetenschappen bezighoudtmet fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek op korte en oplange termijn en contractonderzoek in het domein van de gebruikers-en beleidsaspecten van ICT. Andere Brusselse medewerking aan hetIBBT komt van het departement Electronics and Informatics (ETRO) vande Vrije Universiteit Brussel dat drie onderzoeksgroepen omvat: hetlaboratorium voor Micro-elektronica, de groep Digitale Signaal- enSpraakverwerking (DSSP) en de onderzoeksgroep DigitaleBeeldverwerking (IRIS).Meer informatie: www.ibbt.bewww.smit.vub.ac.be www.etro.vub.ac.be

I N N O V A T I E

bepaalde technologieën en die tech-nologieën kunnen dan weer eensociale functie van die innovatievergemakkelijken en ondersteunen.”

InnovatiemaatschappijVolgens Hawkins is het zaak ominnovatie niet te zien als een serievan uitzonderlijke gebeurtenissengedreven door technologische ver-andering, maar als een fundamente-le strategie om de doelstellingen vanmenselijke ontwikkeling te bereiken.Hij bundelt zijn ideeën, analoog metverwante termen zoals de Infor-matie- of Kennismaatschappij, onderde naam de Innovation Society. “De term Innovatiemaatschappij iseen volgende stap in het ontwikke-len van een nieuw concept voor

innovatie, maar dan als een feno-meen dat niet geassocieerd wordtmet een specifieke technologie. Ditimpliceert dat comparatief voordeelniet ligt in de capaciteit van eenmaatschappij om uit te vinden en teproduceren, maar eerder in het creë-ren van omgevingen die veranderingomarmen en daar een maximalewaarde uit kunnen halen.” En dat isdan weer een belangrijke les voorondernemers en beleidsmakers die ervolgens Hawkins te vaak van uitgaandat de consument wel zal volgenwanneer er een nieuwe technologieop de markt komt.

Professor Richard Hawkins © Je

rry

De

Brie

Page 14: Akademos juni 2006

14.

Trefcentrum Y’, de culturele ontmoetingsplaats van de VrijeUniversiteit Brussel, heropende op maandag 22 mei de deuren.Na een grondige renovatie, met de steun van de VlaamseGemeenschap en de Vlaamse GemeenschapsCommissie, staathet Trefcentrum meer dan ooit klaar om de culturele noden vanhet jonge volkje op te vangen. Rita Hebbelinck, hoofd van deDienst Cultuur, leidde ons rond in het vernieuwde gebouw.

Trefcentrum Y’ in het nieuw

De naam Y’ verwijst naar de letterdie bij de oprichting aan hetgebouw gegeven werd op de cam-pus van de Vrije Universiteit Brussel.Het trefcentrum herbergt hetKultuurkaffee, de GalerY' (waarruimte is voor tentoonstellingen,vergaderingen, creatieve ateliers,filmvoorstellingen, voordrachten,...),en de administratie van de DienstCultuur. Sinds jaar en dag is het deuitvalsbasis voor het culturelegebeuren aan de Vrije UniversiteitBrussel. Na meer dan 20 jaar inten-sief gebruik voldeed de locatie ech-ter niet meer aan de huidige en toe-komstige noden. Een grondigerenovatie drong zich dan ook op.

Een lange wegToch duurde het een hele tijd voorde werkzaamheden konden starten.Reeds in de beleidsoptie van 1994werd als belangrijk punt de optima-lisatie van het gebouw Y' goedge-keurd. Het duurde echter nog tot2001 vooraleer een subsidiedossierkon worden opgemaakt en inge-diend. Studenten BurgerlijkIngenieur-architect van de VrijeUniversiteit Brussel maakten de eer-ste schetsontwerpen, met verplaats-bare bureauruimtes en opplooibarebureaustoelen als toemaatje. Hetdossier werd vervolgens in 2002weerhouden door de toenmaligeVlaamse Minister van Cultuur, BertAnciaux. Het was Minister Paul VanGrembergen, Vlaams Minister vanBinnenlandse Aangelegenheden,Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzakendie in 2003 de subsidie van 210.000euro liet vastleggen. Daarnaast werdvanuit de Vlaamse Gemeenschaps-commissie in oktober 2003 een bij-komend bedrag van 52.423 eurouitgetrokken op voorstel vanMinister Pascal Smet, zodat de lang-verwachte renovatie in september

van vorig jaar eindelijk kon begin-nen.

Meer ruimteOm meer zichtbaarheid te gevenaan de tentoonstellingsruimte werddeze verplaatst van de eerste ver-dieping naar het gelijkvloers. “Doorde jaren heen werden er in hetgebouw een aantal muren bijgezet.Op den duur beschikten we zo overmeer opbergruimte dan publiekeruimte”, vertelt Rita Hebbelinck.“Bovendien werden een dansvloeren modulaire wandpanelen voorzienzodat de expositieruimte een meerpolyvalente functie krijgt. Zo kun-nen we in deze ruimte ook klassiekedansvoorstellingen en concertenorganiseren.”De kantoren verhuisden dan weernaar de bovenverdieping. “We kozenechter voor ingebouwde bureaus enkasten, waardoor deze ruimtes nade werkuren bruikbaar zijn alsmuziek- en repetitielokalen vooronze studenten.” Naast een extratentoonstellings- en polyvalenteruimte werd, op vraag van de geïn-teresseerde fotoliefhebbers, op diebovenverdieping ook een donkerekamer ingericht.”Samen met de heropening werd ookde inkomhal van gebouw Y(Studentenvoorzieningen) officieelingehuldigd als tentoonstellings-ruimte. Het is de bedoeling vooralsociaal geëngageerde expo's hunweg te laten vinden in deze ruimte.

ChocokotEn wat met het ‘Chocokot’, het‘beruchte’ kunstwerk van Peter deCupere dat hij samen met de kinde-ren van het kinderdagverblijf van deVrije Universiteit Brussel maakte?“Dat blijft een klein vergaderzaaltjezoals het was voor de renovatie. Diemet choco en confituur beplakte

muren zijn immers kunst”, verzekertHebbelinck ons. Met de renovatie is het hele gebouwook veel toegankelijker voor anders-validen. Er kwam een lift en hetsanitaire gedeelte werd eveneensaangepast aan hun noden. “En wehebben nu eveneens een douchevoor de talrijke artiesten die weontvangen.”

LiaisonsDe link met Brussel is één van deuitgangspunten voor het ganse cul-tuurgebeuren binnen de universiteit.“De hoofdstad van Europa biedtimmers een verscheidenheid diemen nergens anders vindt. Het aan-bieden van mogelijkheden om hetBrusselse cultuurlandschap te ver-kennen, is een taak die ons aan hethart ligt. Het gaat hem hier nietenkel om kunst, maar evenzeer omde leefomgeving”, aldus Hebbelinck.De titel van de eerste tentoonstel-ling werd ‘Liaisons’. Deze titel ver-wijst naar de plek waar het tot eensynergie zou moeten komen tussenmensen onderling, tussen ideeën enhaalbaarheid, tussen verleden en

toekomst, kortom tussen verhoudin-gen die staan voor ideale relaties.Vanuit deze context werden vierkoppels gevraagd om hun werk tetonen op de openingstentoonstel-ling. De kunstenaars, Merlin Spie enFoton, Francis Denys en Greet DeGendt, TMC Volckaert en Marylin DeCordier, en Jo Voets vertrekken van-uit verschillende invalshoeken, maarhebben allen een betrokkenheid ofpartner, die complementair is. Naastdeze expositie stonden tijdens eenfeestelijke driedaagse nog fuiven inhet KultuurKaffee, djembé-initiatiesen een concert van jazz-pianist JefNeve op het programma.

C U L T U U R

Meer informatie:Dienst Cultuur+32 (0)2 629 23 [email protected]/cultuur

Rita Hebbelinck en haar collega's in het vernieuwde trefcentrum

Page 15: Akademos juni 2006

“Wat ik boeiend vind aan weten-schap? Het experimenteren, het ont-dekken van nieuwe dingen. Als kindhad ik al een microscoop en eenscheikundedoos. Het stond voor mijdus vast dat ik wetenschappen gingstuderen aan de universiteit. Ik koosvoor chemie, omdat ik me daar ver-schillende interessante beroepsmo-gelijkheden bij kon voorstellen:geneesmiddelen ontwikkelen, nieuwekunststoffen maken, analysesdoen,…. Het was een gevarieerdeopleiding, verschillende takken vande scheikunde kwamen aan bod. Eengoede mix van theorie, practica enlabo’s geven een volledig beeld enzorgen dat je nadenkt over toepas-singen van de theorie. Na mijn stu-dies heb ik 11 jaar onderzoek gedaanaan de Vrije Universiteit Brussel. Tijdens een aantal vakanties in hetbuitenland had ik al enkele sciencecentra bezocht en ik vond het steedsjammer dat er in België geen gelijk-aardig initiatief was. Toen ik op eendag bij het doorbladeren van de job-advertenties zag dat de StichtingFlanders Technology International eréén ging bouwen (Technopolis) endat men een verantwoordelijke voorde tentoonstelling zocht, wist ikdirect: dit wil ik heel graag doen. Ikheb dan ook geen moment geaarzelden me kandidaat gesteld. Nu ben iker Manager of Exhibits, dit wil zeg-gen dat ik met mijn team verant-woordelijk ben voor het ontwikkelenvan de tentoonstellingen.Een boeiende en afwisselende func-tie; dat gaat van het bedenken vaneen idee en het uitwerken van eenconcept tot het ontwerp, de realisa-tie en het onderhoud van de ten-toonstellingen. Aan de ene kant is dehoofdtentoonstelling van Techno-polis. Daarin belichten we diverseaspecten van wetenschap en techno-logie met interactieve opstellingendie we op een speelse manier groe-peren. Anderzijds zijn er de thema-tentoonstellingen die we ook

verhuren aan buitenlandse weten-schapscentra. Voor zo’n thematen-toonstelling wordt eerst een onder-werp gezocht dat een groot publiekaanspreekt en dat we kunnengebruiken als kapstok om de bezoe-kers op een leuke manier metwetenschap en technologie in con-tact te brengen. Zodra dat vastligt,beginnen we met de research en hetgenereren van ideeën: hoe kunnenwe dit vertalen naar een interactieveopstelling, wie kan ons helpen metde correcte wetenschappelijkeachtergrondinformatie? Nadien kij-ken we hoe we dit kunnen realiserenen wat de technische mogelijkhedenen budgettaire implicaties zijn. Voorelke tentoonstelling geldt hetzelfdeprincipe: ze moet interactief zijn. Debezoeker zelf iets laten doen, zelflaten experimenteren, dat staat cen-traal. Daarbij zorgen we voor eenevenwicht tussen fun, spektakel enrustige momenten. Het is ookbelangrijk dat we het feit dat wevoor het grote publiek werken nietuit het oog verliezen. Families enscholen zijn immers onze belangrijk-ste doelgroepen. Daarom kijken weof de opstellingen aansluiten bij hetleerpakket van de scholen? Eenvraag die we ons ook steeds stellen isof bezoekers van verschillende leef-tijden met de opstelling kunnenexperimenteren: zowel fysiek (waarstaan de bedieningselementen, kanje er als kind aan, als volwassene,wat als je in een rolstoel zit,…) alsmentaal (is het leuk voor een 9-jari-ge, steekt een 13-jarige er iets vanop, maar is het ook interessant vooreen volwassene,…). Ook robuustheiden veiligheid zijn aandachtspunten.Een opstelling moet sterk genoegzijn, opdat 250.000 bezoekers perjaar er mee kunnen experimenteren.Op korte termijn gaat Technopolisuitbreiden en vernieuwen. We leg-den in juni dit jaar de eerste steenvan een nieuw kinder-doe-centrumwaar we ons specifiek op kinderen

van 4 tot 8 jaar gaan richten.Daarnaast wordt de hoofdtentoon-stelling van Technopolis grondig ver-nieuwd. In juni opent al een nieuwewaterzone en in de komende jarenzal de hoofdtentoonstelling, zoneper zone, verder vernieuwd worden.Zopas openden we een Doe-tuin van1000 m2: een tuin met planten eninteractieve opstellingen. Dit projectgaan we evalueren en mogelijk gaanwe later een groter Doe-park aan-leggen. Wat Technopolis bijzonder maakt, isdat we naast de tentoonstelling opeen vaste locatie een heel uitgebreidaanbod van outreach-activiteiten opverplaatsing hebben: een weten-schapstruck die naar scholen rijdt,wetenschapstheater en -poppenkastvoor lagere scholen, doekalenders,doeboekjes, wetenschapsfeesten en -weken, doepakketten,… . Zo zittenwe deze zomer in het KoninklijkPaleis in Brussel. De bezoekers kun-nen er papieren vliegtuigjes en

raketten bouwen en testen, en expe-rimenteren met interactieve opstel-lingen: leg je hoofd op een schotel,bouw zelf een brug,… . Het Konink-lijk Hof heeft steeds belangstellinggetoond voor wetenschap en tech-nologie en wat er daar rond inVlaanderen gebeurt. Verschillendeleden van de koninklijke familiebrachten al een bezoek aanTechnopolis. Bij de uitreiking van deprijs van de Stichting Koningin Paolaorganiseerden we tijdens de acade-mische zitting voor de 6 à 7 jarigekinderen een doe-hoek in een apartezaal. Op de receptie achteraf ont-stond zo het idee om een dergelijkedoe-hoek te organiseren tijdens deopendeurdagen in het Paleis dezezomer.”

Meer informatie: www.technopolis.be

Experimenteren en ontdekkenDeze zomer kan u tijdens de opendeurdagen van het KoninklijkPaleis in Brussel niet alleen genieten van de royale interieurs, u kaner ook experimenteren. Het Vlaamse doe-centrum voor wetenschapen technologie Technopolis slaat er immers zijn tenten op. PatriciaVerheyden, oud-studente Chemie van de Vrije Universiteit Brussel,is als Manager of Exhibits verantwoordelijk voor zowel de vaste alsde mobiele tentoonstellingen van Technopolis.

Jonge mensen opleiden tot kritische, zelfstandige en ambitieuze individuen, die vrij denken en durven afwijken van platgetreden paden. Dat is één van de objectieven die de Vrije Universiteit Brussel zichzelf stelt. Akademos geeft in elk nummer een oud-student het woord die ook na zijn/haar studies blijk gaf van deze kwaliteiten.

A L U M N I

15.

Patricia Verheyden in de gloednieuwe Doe-tuin van Technopolis

Page 16: Akademos juni 2006

16.

P E R S O N A L I A

C O L O F O N

REDACTIESandra Van Maurik, Jeroen De Samblancx, Raf Van Dyck, Thomas MelsEINDREDACTIEThomas MelsOPMAAK EN DRUKLivosales.beVERLEENDEN VERDER HUN MEDEWERKINGLivin Bollaert, Ils De Bal, Valéry De Smet, Veerle MagitsFOTO’SThomas MelsREDACTIESECRETARIAATMyriam De PelseneerDienst Interne en ExterneCommunicatiePleinlaan 2 – 1050 BrusselTel.: +32 (0)2 629 21 34Fax: +32 (0)2 629 12 10E-mail: [email protected]: www.vub.ac.beWilt u Akademos thuis ontvangen, laat ons iets weten.VERANTWOORDELIJKE UITGEVERProf. Dr. Benjamin Van Camp - Rector Vrije Universiteit BrusselPleinlaan 2, B – 1050 Brussel

- Philippe Tassin, afgestudeerd Burgerlijk Elektrotechnisch Ingenieur enmomenteel onderzoeker aan de Vrije Universiteit Brussel, heeft met zijnafstudeerwerk ‘Diffraction engineering with left handed materials’ depublieksprijs én de tweede prijs van de K VIV-Ingenieursprijzen 2005gewonnen en ook de prijs voor het beste afstudeerwerk uitgereikt door deBelgische Natuurkundige Vereniging voor de promotie 2004-2005.

- Liesbeth Gommé, onderzoekster aan de dienst ELEC, heeft voor haarafstudeerwerk ‘Assessment of space radiation effects on materials forBrillouin phase-conjugating mirrors’ de prijs gewonnen voor beste univer-sitaire eindwerk 2004-2005, uitgereikt door het SCK-CEN (Studiecentrumvoor Kernenergie - Centre d'Etude de l'Energie Nucléaire).

- Karin Verelst, bioloog en filosoof en werkzaam in de onderzoeksgroepFundamenten van de Exacte Wetenschappen, heeft vanwege het netwerkpsychiatrie en samenleving de eerste Aliënofilieprijs ontvangen. De prijswordt twee keer per jaar toegekend aan een persoon of instelling die hetrecht op anders-zijn, in het bijzonder het "geestelijk" of "psychisch"anders-zijn, ondersteunt.

- Professor José Ramet, die jarenlang verbonden was aan het AcademischZiekenhuis, maar nu in het ZNA Koningin Paola Kinderziekenhuis en het UZAntwerpen werkt, heeft van de universiteit van York de eretitel ‘HonoraryFellow of the Royal College of Paediatrics and Child Health’ gekregen.

- Professor Mark Noppen werd in opvolging van professor dr. LouisTielemans verkozen tot nieuw Gedelegeerd Bestuurder van het AcademischZiekenhuis van de Vrije Universiteit Brussel. Mark Noppen is kliniekhoofdvan de dienst Longziekten en prof aan de Faculteit Geneeskunde enFarmacie. Hij is in zijn vakgebied een internationaal gereputeerde arts dieverschillende prijzen won en belangrijke publicaties op zijn naam heeft.

- Koen Vandermot, van de vakgroep ELEC, ontving samen met Wendy VanMoer, Johan Schoukens en Yves Rolain met de paper ‘Understanding thenonlinearity of a mixer using multisine excitations’, tijdens de IEEE 2006Instrumentation and Measurement Technology Conference (IMTC-2006) de‘Second-Prize Student Paper Award’.

- Steven Laureys, afgestudeerd als arts aan de Vrije Universiteit Brussel enmomenteel verbonden aan de Universiteit van Luik, is laureaat van de twee-jaarlijkse Van Geen prijs van het Studiecentrum voor Kernenergie, uitgereiktnaar aanleiding van de viering van de 50e verjaardag van de BR1 reactor.

- Frans Verbeyst, Yves Rolain, Johan Schoukens en Rik Pintelon, allenleden van de vakgroep ELEC, kregen tijdens de Instrumentation andMeasurement Technology Conferentie van de organisatie Agilent technolo-gies, de Award Commision of Agilent Technologies uitgereikt. Zij kregen deprijs voor hun paper ‘System Identification Approach Applied to JitterEstimation’.

- Prof. dr. Romain Meeusen van het departement Menselijke Fysiologie enAlgemene Biologische Scheikunde (MFYS ) heeft op de jaarlijkse meetingvan the American College of Sports Medicine (ACSM) een President’s lectu-re gegeven. Het is de eerste keer dat een Belg deze eer te beurt valt.

- Topsportstudente Sofie Hendrickx, eerste Bachelor LichamelijkeOpvoeding, werd verkozen tot basketbalspeelster van het jaar. Naast speel-ster bij Sint Katelijne Waver is ze een vaste waarde in de nationale damesbasketbalploeg.

- Karlien Van Cauwelaert, afgestudeerd als licentiaat en geaggregeerde inde Motorische Revalidatie en Kinesitherapie aan de Vrije UniversiteitBrussel, is één van de laureaten die van het Belgisch Fonds voor Roepingeen beurs van 10.000 euro krijgt, die ze zal besteden aan de uitvoering vanhet project: ‘Ademhalingskiné bij mucoviscidosepatiëntjes’.

- Goutam Chandra Mridha, oud-student IUPWARE, is met zijn eindwerkéén van de prijswinnaars van de Prijs Ontwikkelingssamenwerking.Professor Okke Batelaan van het departement Hydrologie enWaterbouwkunde was de promotor van het winnende eindwerk.

- Wim Vandenbussche van het Centrum voor linguïstiek heeft van deQueen Mary, University of London een Distinguished Visiting Fellowshipgekregen voor de periode 1 januari – 30 april 2007.

- Pat Lauwerys, alumnus Handelsingenieur en topsportstudent, promoveertmet zijn huidige basketbalclub Kangoeroes naar tweede klasse.

- Bart Cleyman, voormalig topsportstudent Lichamelijke Opvoeding, speeldemet de nationale ploeg de finale van het WK Korfbal te Boedapest enbevestigden samen de plaats van België in het mondiale korfballandschap.

- De vakgroep Metallurgie, Elektrochemie en Materialenkennis (META)heeft met de poster ‘Local electrochemical investigation of rolled-in sub-surface layers in commercially pure aluminium alloys with the micro-capil-lary cell technique’ de ‘Best Poster Award’ in de wacht gesleept op het 4thInternational Symposium on Aluminium Surface Science and Technology.

- Ine Declerck, studente 2de licentie Rechten, nam deel aan de MilanInternational Model United Nations (MILMUN) te Milaan, Italië. Daarmocht ze Frankrijk vertegenwoordigen in de Veiligheidsraad. Haar volhar-ding in het handhaven van het Franse beleid in Ivoorkust en diplomatiekestrategie leverde haar de ‘Best Delegate Award’ op.