Agronieuws schuiteman september 2014
-
Upload
schuiteman-accountants-adviseurs -
Category
Documents
-
view
219 -
download
0
description
Transcript of Agronieuws schuiteman september 2014
AGRONIEUWS VAN SCHUITEMAN ACCOUNTANTS & ADVISEURS
SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S
NIEUWS
Wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij
De staatssecretaris van Economische Zaken stuurde begin juli het wetsvoorstel voor een verantwoorde
groei van de melkveehouderij naar de Tweede Kamer. Deze wet was eind vorig jaar al aangekondigd
en moet op 1 januari 2015 ingaan.
Kern nieuwe stelsel
De kern van het nieuwe stelsel wordt gevormd door een verbod op het produceren van fosfaat met
melkvee, met een aantal uitzonderingen daarop. Een bedrijf dat dierlijke meststoffen produceert
met melkvee, moet aantonen dat voldaan is aan de voorwaarden die gelden voor deze productie.
Bedrijven die willen groeien, zullen deze groei moeten compenseren met extra grond, extra mest-
verwerking of een combinatie van beide. Daarnaast kan de fosfaatproductie beperkt worden door
het nemen van voermaatregelen.
SEPTEMBER 2014
Dit is de tweede uitgave van AgroNieuws. In deze nieuwsbrief staat actuele informatie voor de agrarisch ondernemer. De agrarische afdeling staat klaar om uw vragen naar aanleiding van deze brief te beantwoorden. U vindt onze contactgegevens achterin deze brief.
AGRONIEUWS
Melkvee
Het nieuwe stelsel richt zich uitsluitend op bedrijven met dieren die nodig zijn voor groei van de
melkveehouderij. Daarbij gaat het om de categorieën melk- en kalfkoeien (cat. 100), jongvee jonger
dan 1 jaar (cat. 101) en jongvee ouder dan 1 jaar (cat. 102). Daarmee vallen ook jongveeopfokbedrijven
onder het nieuwe stelsel.
Melkveefosfaatreferentie en melkveefosfaatoverschot
Er worden twee nieuwe begrippen aan de mestwetgeving toegevoegd:
• Melkveefosfaatreferentie: de forfaitaire productie in 2013, verminderd met de fosfaatruimte in
2013. Een negatief resultaat wordt op nul gesteld. Deze referentie stelt de RVO vast op basis van
de gegevens in I&R-rund en de Gecombineerde opgave.
• Melkveefosfaatoverschot: de fosfaatproductie, verminderd met de fosfaatruimte en de melk-
veefosfaatreferentie.
Voorbeeld:
Fosfaatproductie 2013: 8.000 kg
Fosfaatruimte 2013: 7.000 kg
Fosfaatproductie 2015: 9.000 kg
Fosfaatruimte 2015: 7.200 kg
Melkveefosfaatreferentie 8.000 - 7.000 = 1.000 kg
Melkveefosfaatoverschot 9.000 - 7.200 - 1.000 = 800 kg
Berekening forfaitaire productie
De forfaitaire productie in 2013 moet berekend worden door per diercategorie de gemiddelde vee-
bezetting te vermenigvuldigen met de forfaitaire fosfaatproductienorm. Daarbij moet de productienorm
geldend voor het jaar 2015 gehanteerd worden. Deze norm is 1 tot 2% lager dan de norm in 2013.
Uitzonderingen op productieverbod
Er gelden de volgende uitzonderingen op het algemeen productieverbod:
• het bedrijf produceert minder dan 250 kg fosfaat met melkvee;
• het bedrijf heeft geen bedrijfsoverschot;
• het bedrijf heeft geen melkveefosfaatoverschot
• als het bedrijf 100%, verminderd met de reeds bestaande mestverwerkingsverplichting, van het
melkveefosfaatoverschot:
- laat verwerken;
- overdraagt aan een andere afnemer;
- brengt naar bij het bedrijf in gebruik zijnde grond in België of Duitsland binnen een bepaalde
afstand van de Nederlandse grens;
- geheel afzet binnen de regio (max. 20 km);
- produceert met dieren die voor tenminste 90% worden gehouden op stro.
Verantwoording
Met ingang van 2015 zal van elk bedrijf met melkvee aan het einde van elk kalenderjaar het feitelijke
melkveefosfaatoverschot worden vastgesteld. Bedrijven met een positief melkveefosfaatoverschot
moeten aantonen waar zij dit overschot hebben laten verwerken. In geval van overtreding bedraagt
de boete € 11 per kg fosfaat.
De melkveefosfaatreferentie wordt verleend aan een landbouwer, is bedrijfsgebonden en is niet
verhandelbaar. Een landbouwer kan de referentie niet meenemen naar een ander bedrijf. Nieuwe,
na 2013 opgerichte bedrijven, hebben een referentie van nul en moeten hun hele melkveefosfaat-
overschot laten verwerken.
De controle door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) vindt plaats op basis van
forfaits. Ondernemers kunnen echter in het kader van de vrije bewijsleer (zoals ook toegelaten in
het stelsel van gebruiksnormen en bij de verplichte mestverwerking), bij de verantwoording gebruik
maken van aanvullend bewijs (BEX, Kringloopwijzer).
Bedrijfsoverdrachten
De melkveefosfaatreferentie kan wel worden overgedragen aan een persoon waarmee bloed- of
aanverwantschap in de eerste graad (ouders-kinderen) bestaat en ingebracht worden in een
maatschap met een persoon waarmee bloed- en aanverwantschap in de eerste graad bestaat. De
referentie gaat over aan degene die bij bedrijfsopvolging een bedrijf krijgt, waarvoor een melkvee-
fosfaatreferentie is afgegeven. Bij elke andere vorm van bedrijfsoverdracht, maar ook bij bedrijfs-
beëindiging, vervalt de bestaande melkveefosfaatreferentie.
Fosfaatplafond
Een ander instrument dat de verwachte groei van de melkveehouderij kan beperken, is het fosfaat-
plafond dat is afgesproken met de Europese Commissie. De fosfaatproductie van de Nederlandse
veehouderij steeg met 4,5 miljoen kg fosfaat van 160,6 miljoen kg in 2012 naar 165,1 miljoen kg in 2013.
Deze stijging is voornamelijk veroorzaakt door de melkveehouderij. Daarmee komt het fosfaatplafond
van 172 miljoen kg in zicht.
Uitwerking directe betalingen GLB
De staatssecretaris van Economische Zaken werkte in juni het onderdeel directe betalingen van
het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014-2020 nader uit in een brief
aan de Tweede Kamer. .
Jonge landbouwers
Landbouwers tot 40 jaar komen in aanmerking voor een extra hectarebetaling, waarschijnlijk
circa € 50 per hectare voor de eerste 90 hectare per bedrijf (maximaal vijf jaar). Deze betaling is
ook bestemd voor maatschappen waarin jonge boeren deelnemen.
Vergroening
De vergroening in het GLB kent drie onderdelen: het behoud van blijvend grasland, de gewasdiver-
sificatie op bouwland en de verplichting vijf procent van het bouwland in te richten als ecologisch
aandachtsgebied (EFA). De eerste twee onderdelen waren eind vorig jaar al ingevuld. Nu heeft de
staatssecretaris aangegeven op welke wijze de EFA-verplichting kan worden ingevuld. Daarbij valt
op dat, in tegenstelling tot een eerder voornemen, landschapselementen zoals houtwallen, heggen,
vrijstaande bomen en bomenrijen in eerste instantie niet generiek als EFA-invulling worden aan-
gemerkt.
Gevolgen voor sectoren
Uitgangspunt bij de GLB-hervorming is dat betalingen op basis van historische referenties maat-
schappelijk niet langer verdedigbaar zijn. De staatssecretaris houdt daarom vast aan de overgang
naar een gelijke hectarepremie in 2019 en een blijvende ontkoppeling. Dit heeft voor enkele sectoren
zeer grote gevolgen. Daarom wordt tot 2021 extra geld beschikbaar gesteld voor de kalfsvleessector
(€ 10 miljoen per jaar), de vleesveesector (€ 0,5 miljoen per jaar) en de zetmeelsector (€ 1 miljoen
per jaar), voor innovatie en investeringen om deze sectoren toekomstbestendig te maken.
Graasdierpremie
Natuurgronden met (zeer) extensief agrarisch gebruik zullen worden uitgesloten van de hectare-
premie. Het gaat daarbij om heide, duinen en kwelders. Extensief gebruikt grasland, zoals kruiden-
en faunarijk grasland, blijft wel subsidiabele landbouwgrond. Voor de begrazing op de uitgesloten
gronden wordt een graasdierpremie ingevoerd voor vleesvee en schapen. Voor deze regeling
wordt jaarlijks € 3,5 miljoen beschikbaar gesteld. De premie bedraagt € 24 per schaap ouder dan
één jaar en € 160 per meerjarig rund. Er is nog discussie over of een meerjarig rund ouder dan
één of ouder dan twee jaar moet zijn.
Toegang tot het GLB
In aanvulling op de reeds bekende eisen (onder andere actief landbouwer en uitbetalingsgrens
van € 500) is de ondergrens voor deelname aan de directe betalingen vastgesteld op 0,3 hectare.
Dit is vooral van belang voor grondloze kalverenbedrijven. Als zij in 2015 geen grond in gebruik
hebben, komen zij ook niet in aanmerking voor de overgangsregeling. Zij krijgen dan helemaal
geen premie meer.
Hoogte betalingen
Op basis van de gemaakte beleidskeuzes en de budgetten voor specifieke maatregelen (jonge
boeren, graasdierpremie, ondersteuning sectoren bij innovatie en investeringen) is de verwachting
dat de basispremie in 2019 uitkomt op circa € 260 per hectare en de vergroeningspremie op circa
€ 115 per hectare.
Actief landbouwer en KvK-inschrijving
Om in 2015 in aanmerking te komen voor nieuwe betalingsrechten, moet het bedrijf als landbouw-
bedrijf staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en moet het inschrijvingsnummer
bekend zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
De activiteiten van een bedrijf worden bij de KvK ingeschreven met een SBI-code. De RVO ziet een
bedrijf als agrarisch als het ingeschreven staat met een SBI-code die begint met:
• 011: Teelt van eenjarige gewassen
• 012: Teelt van meerjarige gewassen
• 013: Teelt van sierplanten
• 014: Fokken en houden van dieren
• 015: Akker- en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren.
Het maakt niet uit of de landbouwactiviteit een hoofd- of een nevenactiviteit is.
Mogelijk worden er volgens de RVO naast de inschrijving bij de KvK nog aanvullende voorwaarden
gesteld aan een actieve landbouwer. De voorwaarde ‘actief landbouwer’ gaat gelden vanaf 2015.
Heeft u de inschrijving bij de KvK en de melding aan de RVO nog niet geregeld? Doe dit dan vóór
het einde van dit jaar.
Overdracht recht op betalingsrechten en referentiewaarde
Een bedrijf kan in 2015 betalingsrechten verkrijgen wanneer het in 2013 recht had op een betaling
vanuit de bedrijfstoeslag of andere directe inkomenssteun vanuit GLB heeft ontvangen. Het maakt
niet uit of het bedrijf door een korting of uitsluiting geen betaling ontving. Op deze hoofdregel zijn
enkele uitzonderingen van toepassing. Ook komt er een regeling voor starters.
Het is mogelijk om het recht op betalingsrechten of de referentiewaarde 2014 van een andere
landbouwer over te nemen door middel van een private overeenkomst.
Recht op betalingsrechten overdragen
Om het recht op betalingsrechten over te dragen, moeten beide partijen actief landbouwer zijn op
15 mei 2015. In het koop- of huurcontract moet een clausule staan waarin is opgenomen welke
rechten en welke gronden worden overgedragen.
Referentiewaarde 2014 overdragen
Voor het berekenen van de waarde van de betalingsrechten in 2015 wordt gekeken naar de toeslag-
rechten die men op 15 mei 2014 in eigendom heeft. Hiermee wordt de waarde van de betalings-
rechten in de overgangsperiode (2015 t/m 2018) vastgesteld. Indien na 15 mei 2014 een bedrijf
inclusief grond (gedeeltelijk) wordt overgedragen, kunnen betalingsrechten na vaststelling met een
private overeenkomst worden overgedragen. Dit is alleen mogelijk als beide partijen bij het aanvragen
van de nieuwe betalingsrechten actief landbouwer zijn en de vervreemder van de referentiewaarde
recht op betalingsrechten heeft. In het koop- of huurcontract moet een clausule staan waarin is
aangegeven wat tussen beide partijen is afgesproken.
Insturen private overeenkomst
Het aanvragen van betalingsrechten met een private overeenkomst is mogelijk in de periode 1 april
tot en met 15 mei 2015.
Automatische overdracht bij bedrijfsoverdrachten
In de volgende situaties gaan het recht op betalingsrechten en de referentiewaarde automatisch
over van het oude naar het nieuwe bedrijf (geen private overeenkomst noodzakelijk):
• Bij een naamswijziging, bijvoorbeeld bij toetreding in een maatschap.
• Bij een wijziging van de juridische status, bijvoorbeeld als een maatschap van vader en zoon
wordt ontbonden en de zoon het bedrijf voortzet.
• Bij een fusie van twee of meer bedrijven, waarbij in het nieuwe bedrijf minimaal één van de
oorspronkelijke bedrijfsvoerders actief is.
• Bij een splitsing van een bedrijf met recht op betalingsrechten, waarbij in minimaal één nieuw
ontstaan bedrijf een oorspronkelijke bedrijfsvoerder actief is. Alle bedrijven die ontstaan uit de
splitsing krijgen recht op betalingsrechten en de (te verdelen) referentiewaarde.
• Bij een vererving van een geheel of gedeeltelijk bedrijf dat recht heeft op betalingsrechten. De
erfgenaam krijgt het recht op betalingsrechten en de referentiewaarde.
In alle andere gevallen van bedrijfsoverdrachten waarbij het recht op betalingsrechten en/of de
referentiewaarde overgedragen moet worden is een private overeenkomst nodig.
Verlenging subsidieregeling ‘Asbest eraf, zonnepanelen erop’
De huidige stimuleringsmaatregel ‘Asbest eraf, Zonnepanelen erop’ wordt verruimd en verlengd
om het beoogde resultaat van vier miljoen m² asbestsanering te behalen.
Wijzigingen
Door een werkgroep van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is de bestaande regeling aangepast.
Elke provincie kan hier elementen aan toevoegen of uit weglaten. De aangepaste stimulerings-
maatregel bevat de volgende wijzigingen:
• De subsidie is verhoogd van € 3,00 euro naar € 4,50 per m² asbesthoudend dak.
• De minimum oppervlakte van 400 m² is verlaagd naar 250 m² te saneren asbesthoudend dak.
• De plaatsing van minimaal 15 kW-piek is verlaagd naar 5 kW-piek zonnepanelen.
• Het maximale subsidiebedrag per aanvrager is verhoogd van € 7.500 naar € 15.000.
• De looptijd van de regeling is met een jaar verlengd. Aanvragen kunnen tot 1 september 2015
ingediend worden.
Wie kan gebruik maken van de regeling?
Naast actieve komen ook voormalige agrarische ondernemingen en eigenaren van een voormalig
agrarisch bouwblok in aanmerking voor de stimuleringsmaatregel. In de regeling is het voorstel
opgenomen om voor de niet-actieve agrarische ondernemingen en de eigenaren van een voormalig
agrarisch bouwblok een subsidieplafond van 30 procent te handhaven. Hiermee blijft de stimule-
ringsmaatregel in hoofdzaak gericht op actieve agrarische bedrijven. Wel krijgt een grotere groep
bewoners van het buitengebied de mogelijkheid om met subsidie asbest te saneren voordat het
wettelijke verbod op bezit van asbest in 2024 ingaat.
Uitzonderingen per provincie
Elke provincie kan zelf aanvullende voorwaarden stellen in de regeling. Zo kent de provincie Groningen
een uitzondering als het gaat om de positionering van zonnepanelen op het bouwblok en mag in
Drenthe plaatsing van zonnepanelen op een ander, binnen Drenthe gelegen, dak van dezelfde
eigenaar. Bekijk voor het indienen van een aanvraag altijd de regeling die geldt in uw provincie
(www.asbestvanhetdak.nl).
Ontheffingsregeling dierrechten
In het Kamerdebat over de derogatie en dierrechten gaf de staatssecretaris van Economische Zaken
aan dat ze de zogenaamde POR-regeling (Regeling ontheffing productierechten Meststoffenwet)
opnieuw wil openstellen.
De regeling biedt ondernemers die de varkens- of pluimveestapel op hun bedrijf uitbreiden de
mogelijkheid om gedeeltelijk ontheffing te krijgen van het verbod meer dierlijke meststoffen te
produceren dan de op het bedrijf rustende dierproductierechten. Dit gebeurt op voorwaarde dat
alle dierlijke mest wordt verwerkt die met de betreffende diersoort op het bedrijf wordt geproduceerd.
De groei van de varkens- en pluimveestapel mag het nationale fosfaatproductieplafond echter niet
in gevaar brengen. Er zal daarom een maximum in de regeling worden opgenomen. De exacte
voorwaarden en de invoeringsdatum moeten nog bekend gemaakt worden.
Heffingsplafond leidingwaterbelasting gehandhaafd
In de begrotingsafspraken 2014 was vastgelegd dat de belasting op leidingwater wordt verhoogd
en dat het heffingsplafond van 300 m3 vervalt. Er zou echter nog worden onderzocht wat de effecten
en mogelijke knelpunten van deze wijzigingen zouden zijn.
De begrotingsafspraken zijn verder uitgewerkt in het Belastingplan 2014. Per 1 januari 2014 is het
tarief van de leidingwaterbelasting verhoogd van € 0,165 naar € 0,33 per m3. Vervolgens zou per
1 juli 2014 het heffingsplafond van 300 m3 per aansluiting per jaar vervallen, waarbij een degressief
tarief met vijf schijven zou worden ingevoerd.
Uit een inventarisatie bleek dat het vervallen van het heffingsplafond van 300 m3 tot een groot
aantal niet beoogde gevolgen zou leiden. Er is sprake van negatieve milieueffecten, ontmoediging
van innovatie en willekeurig ogende gevolgen voor een beperkte groep bedrijven. Verder zou een
goed uitvoerbare belasting voor zowel waterbedrijven als de Belastingdienst zeer complex zijn.
De staatssecretaris van Financiën heeft daarom besloten het heffingsplafond te handhaven,
waardoor de lastenverzwaring voor het bedrijfsleven – waaronder veel land- en tuinbouwbedrijven
– beperkt blijft. Het kabinet is voornemens de derving van belastinginkomsten te compenseren in
de sfeer van de milieubelastingen.
Nieuwe regels AGR/GPS-apparatuur bij vervoer vaste mest
Er komen nieuwe regels voor AGR/GPS-apparatuur bij het vervoer van vaste mest. Uit onderzoek
blijkt dat het gebruik van losse AGR/GPS-units teveel gelegenheid tot fraude geeft. De aangepaste
regels zijn voorgelegd aan de Europese Commissie. Hierdoor is de beoogde ingangsdatum van 1 juli
2014 niet gehaald en zal invoering nu per 1 januari 2015 plaatsvinden.
Wijzigingen per 1 januari 2015
Vanaf 1 januari 2015 is het niet meer toegestaan om een losse unit te gebruiken. De AGR/GPS-
apparatuur moet dan onlosmakelijk verbonden zijn met het chassis van het transportmiddel. Bij
meerdere laadbakken moet elk chassis met een laadbak eigen AGR-apparatuur hebben. De
AGR-apparatuur moet verbonden zijn met apparatuur voor positiebepaling (GPS) en apparatuur
die automatisch en elektronisch het moment van laden en lossen verstuurd naar RVO.nl.
Daarnaast is het verplicht vervoersmiddelen van vaste mest te registreren en de koppeling tussen
het kenteken en het unieke AGR-apparaat te registreren. De losse unit mag nog tot 1 januari 2016
gebruikt worden bij transportmiddelen zonder luchtvering. Wel moet iedere laadbak een eigen
unit hebben.
Aanmelden apparatuur
Vanaf 1 oktober 2014 is het mogelijk om de apparatuur via het RVO-klantportaal aan te melden.
Naast het kenteken van het trekkend voertuig moeten dan ook de kentekens van de te gebruiken
aanhangers voor het vervoer van vaste mest geregistreerd worden. De verplichte registratie geldt
ook voor vervoersmiddelen zonder luchtvering. Bij gebruik van een landbouwvoertuig zonder kenteken
moet het chassisnummer geregistreerd worden.
Proefperiode
Van 1 tot en met 31 oktober is er een proefperiode waarin fabrikanten en gebruikers de apparatuur
kunnen testen. Zo nodig kan de apparatuur in of na deze periode bijgesteld worden. Vanaf 1 januari
2015 moet de apparatuur foutloos werken en moeten alle transporten met vaste apparatuur aan
de nieuwe regels voldoen.
Afdekplicht oude mestbassins vanaf 2018
Mestbassins dienen in principe te zijn afgedekt. Er geldt een uitzondering voor mestbassins die
voor 1 juni 1987 zijn gebouwd. De hiervoor geldende overgangsregeling is echter begin dit jaar
aangepast. Deze bassins moeten vanaf 1 januari 2018 ook voorzien zijn van een afdekking.
Voor oude mestbassins die op dit moment nog niet hoeven worden afgedekt, gelden nog steeds de
volgende voorwaarden:
• het bassin wordt alleen vanaf de onderkant gevuld;
• het bassin wordt tot maximaal 20 cm onder de rand gevuld.
Verduurzaming stallen
In 2012 hebben diverse organisaties in het samenwerkingsverband van de Uitvoeringsagenda
Duurzame Veehouderij (UDV)1 afgesproken gezamenlijk invulling te geven aan de ambitie dat vanaf
2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam zijn. Dit leidde tot tot een nieuwe (tussen)
vorm van duurzame stallen: de Plusstal.
Plusstal
Plusstallen scoren op de belangrijkste aspecten van duurzaamheid (dierenwelzijn, milieu, energie,
ammoniak) boven het huidige wettelijke niveau, maar lager dan bij een integraal duurzame stal.
Hiervoor moet de Plusstal een minimaal aantal punten halen op de Maatlat Duurzame Veehouderij
(MDV). De stal komt echter niet in aanmerking voor een fiscale tegemoetkoming.
Een stal wordt als Plusstal aangemerkt, wanneer deze voldoet aan 60% van de totaal vereiste
punten voor fiscale tegemoetkoming én per duurzaamheidthema minstens 40% van het minimaal
aantal punten voor de fiscale tegemoetkoming (zgn. 40/60 norm).
1 Deelnemers aan dit samenwerkingsverband zijn: de Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV),
de Dierenbescherming (DB), de Groene Kennis Coöperatie (GKC), het Interprovinciaal Overleg
(IPO), de Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), het Ministerie van Economische Zaken (EZ),
de stichting Natuur & Milieu (N&M), de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO), de Nederlandse
Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) en de Rabobank Nederland.
Stimuleringspakket
Om de ambitie van de Plusstallen te realiseren, is een stimuleringspakket afgesproken. Onderdelen
hiervan zijn onder meer:
• Bewustwording en scholing van erfbetreders en adviseurs om primaire ondernemers bewust te
maken van het belang van verduurzaming bij nieuw- of verbouw van stallen.
• Duurzaamheidplan: alle ondernemers die een nieuwe stal bouwen, maken dit onderdeel van het
bedrijfsplan. Daarmee geven ze aan wat ze doen om te verduurzamen.
• De Rabobank stimuleert bedrijfsfinancieringen die voldoen aan het niveau Plusstallen.
• Het Ministerie van Economische Zaken stelt het niveau van de Plusstallen als minimumvoor-
waarde bij nieuwbouw in de regeling Garantstelling Landbouw.
Het bouwen van een Plusstal is geen verplichting.
Berm kan subsidiabele landbouwgrond zijn
In maart 2011 publiceerde de staatssecretaris van Economische Zaken nieuwe beleidsregels met
betrekking tot de steunwaardigheid van landbouwgrond. In de beleidsregels staat dat niet als
‘voor de uitvoering van de landbouw gebruikt of beschikbaar gehouden’ wordt beschouwd een
perceel met een hoofdzakelijk verkeerskundige of infrastructurele functie. Daarbij moet gedacht
worden aan bermen langs geasfalteerde of verharde doorgaande wegen, langs parkeerterreinen
of toegangspaden.
Een landbouwer gaf in 2011 bij zijn Gecombineerde opgave onder meer een aantal percelen langs
een weg als blijvend grasland op. Volgens de landbouwer bemestte en maaide hij de percelen en
gebruikte hij de oogst als veevoeder. Bij zijn landbouwactiviteiten ondervond hij weinig hinder van
de door de staatssecretaris gestelde verkeersfunctie. Hij gaf daarom de percelen op voor de
uitbetaling van zijn toeslagrechten.
Volgens de staatssecretaris ging het om bermen, die niet subsidiabel waren. Het was wel mogelijk
landbouwactiviteiten op deze percelen te verrichten, maar er kon niet worden gezegd dat deze
percelen overwegend voor landbouwactiviteiten in gebruik zijn.
Volgens het College van Beroep voor het bedrijfsleven had de staatssecretaris onvoldoende
gemotiveerd waarom de betreffende percelen volledig moesten worden aangemerkt als bermen.
Ter zitting stelde de (gemachtigde van de) staatssecretaris dat er geen onderscheid wordt gemaakt
tussen een smalle strook grenzend aan de weg en de breedte van het volledige perceel, zelfs indien
het zou gaan om een perceel van 20 meter breed.
Volgens het college kan een perceel niet reeds omdat het direct naast een weg is gelegen en ongeacht
de afmeting (breedte) geacht worden in zijn geheel hoofdzakelijk een verkeerskundige of infra-
structurele functie te hebben en dus kennelijk niet voor de uitvoering van de landbouw gebruikt of
beschikbaar gehouden te worden. Indien aanwijsbaar is dat ander gebruik plaatsvindt, zal dit
volgens het college onder ogen moeten worden gezien.
Beoordeling zal daarom afhankelijk van de situatie ter plaatse moeten plaatsvinden. Er moet bekeken
worden in hoeverre de landbouwactiviteiten noemenswaardige hinder ondervinden van de verkeers-
kundige en infrastructurele functie. In het algemeen lijkt dergelijke hinder minder goed voorstelbaar
naar mate het perceel breder is en de grond verder van de weg af is gelegen.
Het beroep van de landbouwer werd gegrond verklaard. Het college droeg de staatssecretaris op
om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen.
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit en wijziging onderneming
Bij bedrijfsopvolgingen geldt een belangrijke regeling die het mogelijk maakt dat een aanzienlijk
vermogen overgaat naar de opvolger, zonder dat hierover schenk- of erfbelasting verschuldigd is.
Zonder deze bedrijfsopvolgingsregeling zouden bedrijfsovernames in de landbouw veelal onmogelijk
zijn. Belangrijke voorwaarde voor toepassing van deze regeling is dat de onderneming na de overname
nog minimaal vijf jaar wordt voortgezet (voortzettingsvereiste).
In een rechtszaak ging het om de vraag of de belastinginspecteur terecht een navorderingsaanslag
had opgelegd, omdat deze meende dat niet voldaan was aan de voortzettingsvereiste. Twee broers
exploiteerden samen een melkveebedrijf. In 2007 kwamen beiden te overlijden. De erfgenamen
zetten de onderneming voort en deden een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling, welke door
de Belastingdienst werd gehonoreerd. In de jaren 2008 tot en met 2010 verkochten de opvolgers
echter het vee en het melkquotum, waarna zij overgingen tot de teelt van gras en maïs voor de
verkoop. Volgens de belastinginspecteur was er daardoor geen sprake van voortzetting. Hij legde
daarom in 2011 alsnog een navorderingsaanslag recht van successie (erfbelasting) op.
De rechtbank was het met de belastingsinspecteur eens. De oorspronkelijke onderneming (melk-
veebedrijf) was volgens haar gestaakt en er was een nieuwe activiteit gestart. Dit betekende dat
de oorspronkelijke onderneming niet was voortgezet. De erfgenamen dienden daarom alsnog een
fors bedrag aan successierechten te betalen.
Herwaardering landbouwgrond toegestaan
Regelmatig steken geruchten de kop op dat de landbouwvrijstelling wordt afgeschaft. Afschaffing
zou betekenen dat het verschil tussen de actuele waarde in het economische verkeer bij agrarische
bestemming (WEVAB) en de boekwaarde belast is. Om hierop te anticiperen hebben veel onder-
nemers besloten de landbouwgrond te gaan herwaarderen op basis van een stelselwijziging. Volgens
de Belastingdienst is een stelselwijziging echter strijdig met goed koopmansgebruik en daarom
niet toegestaan. Gezien het aantal belastingplichtigen waar deze materie speelt, is er afgesproken
een aantal proefprocedures te voeren.
In een proefprocedure heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat een stelselwijziging
niet is toegestaan als hiermee incidenteel fiscaal voordeel wordt beoogd. In dit geval vindt de
stelselwijziging echter plaats om fiscaal nadeel te voorkomen. Goed koopmansgebruik verzet zich
er dan volgens het hof niet tegen om de landbouwgronden op de WEVAB-waarde te herwaarderen.
Deze uitspraak heeft op dit moment nog weinig gevolgen voor de praktijk, omdat eerst de Hoge
Raad een definitieve uitspraak zal moeten doen.
Belangrijk is wel het verschil met herwaardering op basis van een bijzondere omstandigheid. Veel
herwaarderingen vonden plaats vanwege een bijzondere omstandigheid, bijvoorbeeld een aanpassing van
de winstverdeling of de toetreding van een nieuwe vennoot tot een maatschap of firma. Deze herwaarde-
ringen keurde de Belastingdienst goed en de proefprocedures hebben voor deze situaties geen gevolgen.
Geen zelfstandigenaftrek voor deeltijdboer
Een kalvermester hield in 2008 en 2009 ongeveer 125 rosékalveren. Het bedrijf bestond verder uit
7,5 hectare grond, waarop hij onder meer snijmaïs verbouwde. Daarnaast was hij in loondienst
werkzaam bij een bouwbedrijf voor 1.700 uur per jaar. Bij de aangiften inkomstenbelasting voor
beide jaren paste hij de zelfstandigenaftrek toe. De belastinginspecteur weigerde dit, omdat er
niet voldaan zou zijn aan het urencriterium. Het urencriterium houdt in dat er minimaal 1.225
uren aan werkzaamheden voor de onderneming moeten worden gemaakt en dat er meer tijd aan
de onderneming dan aan het verrichten van arbeid in dienstbetrekking wordt besteed.
In het kader van de bezwaarprocedure maakte de kalvermester een schatting van de door hem in
2008 en 2009 aan de onderneming bestede uren. Met een uitgebreide urenspecificatie kwam hij
voor beide jaren op ruim 2.000 uren.
Volgens het Gerechtshof leidde de omstandigheid dat de urenspecificatie achteraf was opgesteld
en gebaseerd was op schattingen er niet zonder meer toe dat die specificatie niet bruikbaar zou
zijn als bewijsmiddel. Niettemin was de kalvermester niet geslaagd in zijn bewijslast. Volgens het
hof was niet aannemelijk dat de kalvermester aan het ‘grotendeelscriterium’ had voldaan, omdat
hij een voltijdbaan had, bepaalde werkzaamheden uitbesteedde aan loonwerkers en zijn vrouw
ook meewerkte in de onderneming.
Hieruit blijkt eens te meer het belang van een goede urenspecificatie. U mag een urenspecificatie ach-
teraf opstellen, maar het heeft niet de voorkeur. Bovendien mag u er alleen uw ‘eigen uren’ op vermelden.
SCHUITEMANA C C O U N TA N T S & A D V I S E U R S
Indien u uw emailadres wilt wijzigen of u wilt deze uitgave niet meer ontvangen, verzoeken wij u vriendelijk een bericht te sturen naar [email protected].
CONTACT Wanneer u over de hiervoor genoemde punten nog vragen of opmerkingen heeft kunt u contact opnemen met uw contactpersoon binnen Schuiteman of een van de onderstaande adviseurs.
Klaas BouwmanE: [email protected]: + 31 (0)342 411200 mr. Hennij HoltusE: [email protected]: + 31 (0)342 411200
Schuiteman Accountants & AdviseursAgrarische afdelingThorbeckelaan 953771 ED BarneveldE: [email protected]: +31 (0)342 411200
CONCEPT, VORMGEVING EN PRODUCTIEReclamebureau DplusM
©2014 Schuiteman Accountants & Adviseurs
WWW.SCHUITEMAN.COM WWW.WERKENBIJSCHUITEMAN.COM WWW.DGATOOLBOX.NL
Aan deze uitgave is de grootste zorg besteed. Voor informatie die onvolledig of onjuist is opgenomen alsmede voor de gevolgen daarvan, aanvaarden wij geen aansprakelijkheid.