Agenda voor de toekomst - anneseghers.nl · heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de...

2
Twintig jaar Jaarboek landschapsarchitectuur en stedenbouw (1993-2013) Tekst Anne Seghers Dit jaarboek is het elfde dat sinds 1993 is verschenen. Elk afzonderlijk geven ze een beeld van de ‘state of the art’ van dat moment, gezamenlijk schrijven ze een geschiedenis van de vakgebieden. Anne Seghers analyseert aan de hand van de jaarboeken hoe de landschapsarchitectuur en stedenbouw zich bewegen door trends, heersende overtuigingen en crises. Agenda voor de toekomst Is het een naslagwerk, een dwarsdoorsnede van de meest urgente opgaven, een aanjager voor het ruimtelijk debat of een reclamebro- chure voor het vak? Na het doorspitten van tien jaarboeken die meer dan twee decennia stedenbouw en landschapsarchitectuur bestrij- ken, ontstaat een ambivalent beeld van wat het jaarboek is. Het eerste jaarboek (1991-1993) stelt dat de discipline stedenbouw is ingedommeld en dat de landschapsarchitectuur nog onvolwassen is. Beide vakgebieden smachten naar een stevige stimulans en hunke- ren naar kritische aandacht. Het jaarboek springt in op deze behoefte en presenteert voor het eerst de state of the art van de stedenbouw en landschapsarchitectuur. Als in de jaren daarna de ruimtelijke opgaven en de maatschappelijke en politieke context veranderen, verschuiven de selectiecriteria en de ambities van de jaarboeken mee. Soms moesten projecten actueel zijn en het vakdebat inhoudelijk stimuleren, dan weer moesten ze een bijzonder product zijn en commentaar geven op belangrijke ontwik- kelingen. Dit maakt dat het jaarboek geen vastomlijnde formule is geworden, maar is uitgegroeid tot een dynamische publicatiereeks die meebe- weegt met de veranderingen in beroepspraktijk beide disciplines. De tien jaarboeken geven een beeld van de vragen waar ruimtelijk Nederland mee worstelde en van wat belangrijk gevonden werd voor de toekomst van het vak. Terugkijkend valt mij een aantal dingen op. Mijn perspectief is gekleurd. ‘Mijn generatie van dertigers’ kent immers enkel een ruim- telijke praktijk die onder grote spanning staat door gebrek aan geld, vertrouwen en perspectief. Deze lichting ontwerpers ziet geen heil in iconische grootspraak en enorme masterplannen. Zij vertrekken veelal vanuit het kleinschalige en het spontane, zoeken naar manie- ren om het ‘eindbeelddenken’ los te laten en tasten nieuwe ruimtelijke processen en rollen af. Deze achtergrond kleurt mijn blik, maar biedt tevens de mogelijkheid om met gepaste afstand – en met de nodige verwondering – naar de recente historie van het maakproces van Nederland te kijken. Maakbaarder dan ooit De grootschalige uitleglocaties domineren de eerste jaarboeken. Vinex, eind jaren tachtig op de agenda gezet, verscheen in het land- schap. Leidsche Rijn en IJburg waren in die tijd de grootste nieuwe wijken in aanbouw. Met hun vele deelplannen kregen beide wijken zelfs een eigen categorie toebedeeld in de editie 97-99. Voor de uit- breidingslocaties wordt verkavelen verheven tot ware kunst: met ritmische patronen groeien de wijken uit tot een nieuwe laag over het lege landschap of open water. Hoewel straatprofielen, dichtheden en verkavelingstypologieën per locatie verschillen, rijst het beeld op van de Vinex-wijk als saaie, stenige en monotone huizenzee. Waarmee konden deze plannen zich toch onderscheiden? Daar doet het begrip ‘identiteit’ zijn intrede. Via thematische (soms historiserende) archi- tectuur en een zo origineel mogelijke inrichting van de openbare ruimte werden verschillende buurten gecreëerd. Zo is de wijk De Tol (jaarboek 93-95) in De Meern opgezet in milieuthema’s, zoals energie, water en natuur. In Parkwijk (jaarboek 97-99) in Leidsche Rijn spre- ken de ontwerpers over ‘scherven’ met een eigen karakter: ‘velden en parkrand’, ‘tuinen en bungalows’ en ‘erven en straten’. De ontwerpers van IJburg doen hetzelfde: Buiteneiland, Haveneiland, Rieteiland, Steigereiland en Strandeiland. Vanaf de eeuwwisseling neemt de aandacht voor uitbreidingslo- caties in de jaarboeken af en groeit de zorg voor de bestaande stad. Herstructurering is het nieuwe devies. Deze opgave wordt nadruk- kelijk niet louter als bouwvraag gezien, maar ook als een sociaal- maatschappelijk vraagstuk. Sloop-nieuwbouw is aanvankelijk de overheersende strategie. De teruggebouwde woningen zijn veelal duurder dan in de oude situatie. Plannenmakers gummen bestaande sociale problemen uit en tekenen een nieuwe, probleemloze samen- leving in – Nederland is maakbaarder dan ooit. De schaal waarop deze nieuwe strategie toegepast wordt is enorm. Het jaarboek 99-01 heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de sloop van 13.000 woningen tegenover de bouw van 24.000 woningen. En in de Utrechtse Pedagogenbuurt gaan twaalf portiekflats tegen de vlakte, zodat ‘de herstructurering blanco kon beginnen’. Groot effect Aan dit ‘tabula rasa-maakbaarheidsdenken’ is de afgelopen jaren een eind gekomen. Mede door de economische crisis en de groei- ende aandacht voor een socialere aanpak lijkt dit soort grootschalige vernieuwingsplannen – wellicht voorgoed – naar de prullenbak verwezen. Woorden als eindbeeld, top-down en masterplan sma- ken ineens vies. De nieuwe aanpak voor stedelijke ontwikkeling is het van onderop aanjagen van bestaande ‘krachten’. Dit is terug te zien in de jaarboeken. Kleine projecten raken in zwang, vooral die op een slimme manier door hun kleinheid een groot effect teweeg trachten te brengen. Het project ‘De kok, de kweker, zijn vrouw en hun buurman’ (jaarboek 2010) in Amsterdam-West is een mooi voor- beeld. De buurtmoestuin geeft bewoners houvast, maakt de onzekere Maquette van het masterplan voor de noordelijke IJ-oever in Amsterdam. Een ontwerp van de Dienst Ruimtelijke Ordening en BVR. Jaarboek 01-03 124 125 BK/LS 2014 TERUGBLIK 20 JAAR JAARBOEK BK/LS 2014

Transcript of Agenda voor de toekomst - anneseghers.nl · heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de...

Page 1: Agenda voor de toekomst - anneseghers.nl · heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de sloop van 13.000 woningen tegenover de bouw van 24.000 woningen. En in de Utrechtse

Twintig jaar Jaarboek landschapsarchitectuur en stedenbouw (1993-2013)Tekst Anne Seghers

Dit jaarboek is het elfde dat sinds 1993 is verschenen. Elk afzonderlijk geven ze een beeld van de ‘state of the art’ van dat moment, gezamenlijk schrijven ze een geschiedenis van de vakgebieden. Anne Seghers analyseert aan de hand van de jaarboeken hoe de landschapsarchitectuur en stedenbouw zich bewegen door trends, heersende overtuigingen en crises.

Agenda voor de toekomst

Is het een naslagwerk, een dwarsdoorsnede van de meest urgente

opgaven, een aanjager voor het ruimtelijk debat of een reclamebro-

chure voor het vak? Na het doorspitten van tien jaarboeken die meer

dan twee decennia stedenbouw en landschapsarchitectuur bestrij-

ken, ontstaat een ambivalent beeld van wat het jaarboek is.

Het eerste jaarboek (1991-1993) stelt dat de discipline stedenbouw is

ingedommeld en dat de landschapsarchitectuur nog onvolwassen is.

Beide vakgebieden smachten naar een stevige stimulans en hunke-

ren naar kritische aandacht. Het jaarboek springt in op deze behoefte

en presenteert voor het eerst de state of the art van de stedenbouw en

landschapsarchitectuur.

Als in de jaren daarna de ruimtelijke opgaven en de maatschappelijke

en politieke context veranderen, verschuiven de selectiecriteria en

de ambities van de jaarboeken mee. Soms moesten projecten actueel

zijn en het vakdebat inhoudelijk stimuleren, dan weer moesten ze een

bijzonder product zijn en commentaar geven op belangrijke ontwik-

kelingen.

Dit maakt dat het jaarboek geen vastomlijnde formule is geworden,

maar is uitgegroeid tot een dynamische publicatiereeks die meebe-

weegt met de veranderingen in beroepspraktijk beide disciplines.

De tien jaarboeken geven een beeld van de vragen waar ruimtelijk

Nederland mee worstelde en van wat belangrijk gevonden werd voor

de toekomst van het vak.

Terugkijkend valt mij een aantal dingen op. Mijn perspectief is

gekleurd. ‘Mijn generatie van dertigers’ kent immers enkel een ruim-

telijke praktijk die onder grote spanning staat door gebrek aan geld,

vertrouwen en perspectief. Deze lichting ontwerpers ziet geen heil

in iconische grootspraak en enorme masterplannen. Zij vertrekken

veelal vanuit het kleinschalige en het spontane, zoeken naar manie-

ren om het ‘eindbeelddenken’ los te laten en tasten nieuwe ruimtelijke

processen en rollen af. Deze achtergrond kleurt mijn blik, maar biedt

tevens de mogelijkheid om met gepaste afstand – en met de nodige

verwondering – naar de recente historie van het maakproces van

Nederland te kijken.

Maakbaarder dan ooitDe grootschalige uitleglocaties domineren de eerste jaarboeken.

Vinex, eind jaren tachtig op de agenda gezet, verscheen in het land-

schap. Leidsche Rijn en IJburg waren in die tijd de grootste nieuwe

wijken in aanbouw. Met hun vele deelplannen kregen beide wijken

zelfs een eigen categorie toebedeeld in de editie 97-99. Voor de uit-

breidingslocaties wordt verkavelen verheven tot ware kunst: met

ritmische patronen groeien de wijken uit tot een nieuwe laag over het

lege landschap of open water. Hoewel straatprofielen, dichtheden en

verkavelingstypologieën per locatie verschillen, rijst het beeld op van

de Vinex-wijk als saaie, stenige en monotone huizenzee. Waarmee

konden deze plannen zich toch onderscheiden? Daar doet het begrip

‘identiteit’ zijn intrede. Via thematische (soms historiserende) archi-

tectuur en een zo origineel mogelijke inrichting van de openbare

ruimte werden verschillende buurten gecreëerd. Zo is de wijk De Tol

(jaarboek 93-95) in De Meern opgezet in milieuthema’s, zoals energie,

water en natuur. In Parkwijk (jaarboek 97-99) in Leidsche Rijn spre-

ken de ontwerpers over ‘scherven’ met een eigen karakter: ‘velden en

parkrand’, ‘tuinen en bungalows’ en ‘erven en straten’. De ontwerpers

van IJburg doen hetzelfde: Buiteneiland, Haveneiland, Rieteiland,

Steigereiland en Strandeiland.

Vanaf de eeuwwisseling neemt de aandacht voor uitbreidingslo-

caties in de jaarboeken af en groeit de zorg voor de bestaande stad.

Herstructurering is het nieuwe devies. Deze opgave wordt nadruk-

kelijk niet louter als bouwvraag gezien, maar ook als een sociaal-

maatschappelijk vraagstuk. Sloop-nieuwbouw is aanvankelijk de

overheersende strategie. De teruggebouwde woningen zijn veelal

duurder dan in de oude situatie. Plannenmakers gummen bestaande

sociale problemen uit en tekenen een nieuwe, probleemloze samen-

leving in – Nederland is maakbaarder dan ooit. De schaal waarop

deze nieuwe strategie toegepast wordt is enorm. Het jaarboek 99-01

heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de sloop van

13.000 woningen tegenover de bouw van 24.000 woningen. En in de

Utrechtse Pedagogenbuurt gaan twaalf portiekflats tegen de vlakte,

zodat ‘de herstructurering blanco kon beginnen’.

Groot effectAan dit ‘tabula rasa-maakbaarheidsdenken’ is de afgelopen jaren

een eind gekomen. Mede door de economische crisis en de groei-

ende aandacht voor een socialere aanpak lijkt dit soort grootschalige

vernieuwingsplannen – wellicht voorgoed – naar de prullenbak

verwezen. Woorden als eindbeeld, top-down en masterplan sma-

ken ineens vies. De nieuwe aanpak voor stedelijke ontwikkeling is

het van onderop aanjagen van bestaande ‘krachten’. Dit is terug te

zien in de jaarboeken. Kleine projecten raken in zwang, vooral die

op een slimme manier door hun kleinheid een groot effect teweeg

trachten te brengen. Het project ‘De kok, de kweker, zijn vrouw en

hun buurman’ (jaarboek 2010) in Amsterdam-West is een mooi voor-

beeld. De buurtmoestuin geeft bewoners houvast, maakt de onzekere

Maquette van het masterplan voor de noordelijke IJ-oever

in Amsterdam. Een ontwerp van de Dienst Ruimtelijke

Ordening en BVR. Jaarboek 01-03

124 125bk/LS2014 terugbLik 20 jaar jaarboek bk/LS

2014

Page 2: Agenda voor de toekomst - anneseghers.nl · heeft het plan voor de Westelijke Tuinsteden met de sloop van 13.000 woningen tegenover de bouw van 24.000 woningen. En in de Utrechtse

grootschalige herstructurering leefbaar en genereert betrokkenheid

die de basis vormt voor de opbouw van de wijk. En de Rotterdamse

Luchtsingel (jaarboek 2012) die met horten en stoten werkelijkheid

wordt, is een opvallende route door een vergeten stuk van Rotterdam.

De brug verbindt kleinschalige initiatieven op strategische plekken,

waardoor ook op stedelijk niveau kansen ontspruiten. De Luchtsingel

werkt zo ook als een katalysator voor stedelijke ontwikkeling van

onderop.

De veranderende bewegingsruimte voor stedenbouw en land-

schapsarchitectuur resoneert in de selectiecriteria. In de eerste edities

formuleerde de commissie opdrachtgeverschap als een van de cri-

teria. In de laatste edities is dit verdwenen. De praktijk toont immers

aan dat voorbeeldige projecten ook op een andere manier dan via

traditioneel opdrachtgeverschap tot stand kunnen komen. Het start-

punt ligt soms bij een bewonersinitiatief, bij een subsidiepot of bij

een activistische inslag van ontwerpers. Dat een kleinschalig initiatief

kan uitgroeien tot een project dat bijna heel Nederland kent, bewijzen

Buro Harro en Departement Tijdelijke Ordening in Arnhem. Een plan

voor een tijdelijk ‘pop-upparkje’ groeide uit tot de realisatie van het

Bartokpark (jaarboek 2013). Een kwart hectare heide van nationaal

park De Hoge Veluwe werd getransplanteerd naar een braakliggend

terrein in de stad, afgemaakt met een groot feestaardvarken. En in

Leiden dijde een bewonersinitiatief uit tot de ontwikkeling van het

Singelpark, een stadspark van zes kilometer lengte.

Aanvankelijk kwamen projecten uit het buitenland niet in aanmer-

king. Later veranderde dit toen bleek Nederlandse bureaus juist hier

de kans kregen om te innoveren en te excelleren. Zo laat het Urban

water. Hier ontwierp Vitibuck Architects een ‘activiteitenkalender’:

een methode om bewoners en andere partijen te enthousiasmeren en

te betrekken bij de toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Geen

plantekeningen maar wijktheater, videoportretten van bewoners en

evenementen in de voormalige afvalverwerkingscentrale in de buurt.

Aangeharkte stadsuitlegEen aantal projecten is verrassend genoeg jaren later nog steeds

ontzettend inventief en sluit nu nog steeds – of weer – aan op de

actuele opgave. Zo toont het jaarboek 97-99 het project Zuidpolder

van Buro Lubbers. Dit plan beschrijft een uitbreiding in de polder

zonder eindbeeld met natuurontwikkeling als startpunt. Steeds als

een landbouwkavel vrijkomt wordt met grond van de kavel een dijk

aangelegd en water ingelaten. Zo ontstaat geleidelijk een grote ver-

scheidenheid aan nattere en drogere milieus. Hier zijn vervolgens

drie type woongebieden uitgewerkt: wonen in het lint, wonen langs

de kavel en wonen in het landschap. Deze scenario’s zijn zo opgezet

dat het nieuwe landschap altijd sterk herkenbaar en bepalend blijft.

In hetzelfde jaarboek staat een plan van Karres en Brands voor Park

Hoge Weide in Leidsche Rijn. Dit project zet zich af tegen het beeld

van Vinex als aangeharkte stadsuitleg. Het ontwerp is niet kant-en-

klaar. Integendeel. Het park ontwikkelt zich langzaam met ruimte

voor toeval en wanorde door met concrete ingrepen te reageren op

inspraak en hergebruik van zogenoemde gevonden voorwerpen. Dit

park stuitte uiteindelijk op veel weerstand bij bewoners, waarna Buro

Sant en Co een nieuw plan tekende. De tijd was blijkbaar niet rijp voor

ontwerpen met onzekerheid. Opvallend: ook het ontwerp van Sant en

Co werd geselecteerd, ditmaal voor het jaarboek 2007-2008.

Het jaarboek 01-03 brengt het plan in beeld voor de transformatie van

de noordelijke IJ-oever in Amsterdam in twee snelheden. Drie kern-

gebieden worden snel ontwikkeld en moeten dit deel van Amsterdam

op de kaart zetten. Voor de gebieden daartussen ligt een veel tragere,

natuurlijke transformatie in het verschiet, in het verlengde van de

pioniersfase die daar reeds plaatsvindt.

In groot contrast hiermee staat een project als het Scheldekwartier

in Vlissingen uit het jaarboek 03-07. Dit project is een typisch voor-

beeld van een kleine provinciestad die zich verslikt in grootstede-

lijke wanen. Ook het plan voor het Wieringerrandmeer uit hetzelfde

boek is in deze tijd onvoorstelbaar. Het idee om het voormalig eiland

Wieringen met een meer te scheiden van de polder vraagt enorme

investeringen en draagvlak bij bewoners. De commissie roemt het

ontwerpvoorstel, maar zet voorzichtig vraagtekens bij de haalbaar-

heid van deze grootschalige landschapsontwikkeling. Terecht, zo

blijkt. Een jaar na het uitkomen van het jaarboek presenteren bewo-

ners een alternatief plan en in 2010 wordt de gehele ontwikkeling van

tafel geveegd wegens financiële onhaalbaarheid.

De laatste jaarboeken laten zien dat de vanzelfsprekendheid waarmee

ruimtelijke ingrepen in het verleden als verdienmachine werden

gezien naar de achtergrond verdwijnt. Daarentegen ontstaat ruimte

voor meer oprechte drijfveren achter de stedelijke en landelijke

inrichting. Projecten die antwoord geven op grote urgenties, zoals

op het gebied van water, klimaat, energie en sociale duurzaamheid

rukken op. Deze beweegredenen zijn bestand tegen grillige markt-

ontwikkelingen en bieden daardoor betrouwbare handvatten om

de toekomst van het vak vorm te geven. Hiermee kan het jaarboek

een nieuwe richting aftasten: niet enkel reflecteren op wat geweest

is, maar ook nieuwe opgaven signaleren en stimuleren. Bewust of

onbewust maakt het jaarboek 2014 hiermee al een start. Voor het eerst

is een aparte categorie opgezet voor agenderend onderzoek en expe-

riment. Onderzoek is immers een antenne voor de actualiteit, terwijl

gerealiseerde projecten per definitie de gebouwde vertaling van de

ambities van jaren geleden zijn. Ik hoop dat het jaarboek deze koers

voortzet, dan kan er over een paar jaar een jaarboek verschijnen dat

bepalend is voor de toekomstagenda van het ruimtelijk vak.

anne Seghers (1982) is stedenbouwkundige. Ze werkt vanuit haar eenmanszaak

en onder de vlag van Studio Papaver. anne schrijft, doet onderzoek en maakt pro-

gramma. Hierbij focust ze op nieuwe manieren van stedelijke ontwikkeling, aanha-

kend bij ruimtelijk-maatschappelijke thema’s, zoals tijdelijkheid en krimp.

Water Plan (jaarboek 2013) voor New Orleans zien hoe de Nederlandse

kennis over het omgaan met water in de stad ingezet en verrijkt

wordt. Dit plan combineert de noodzakelijke waterberging met betere

gebruiksmogelijkheden van de openbare ruimte.

Sowieso is de klimaat- en wateropgave goed vertegenwoordigd in

de jaarboeken. Het is een vraagstuk dat urgent was, is en zal blijven.

Het doet een beroep op de innovatiekracht van het vak. In het eerste

jaarboek is het plan voor dijkversterking in Gelderland geselecteerd.

Dit was een van de eerste keren dat een civieltechnische opgave als

integraal ontwerpvraagstuk aangepakt werd. In het jaarboek van 2010

kreeg de wateropgave zelfs een aparte categorie toebedeeld. Projecten

als het Rotterdamse waterplein van De Urbanisten en Studio Marco

Vermeulen en de visie van landschapsarchitect Ronald Rietveld op

het omgaan met de stijgende zeespiegel op Terschelling passeren de

revue. De plannen bieden geen weerstand tegen het water, maar laten

zien dat vanuit het accepteren van en anticiperen op het verande-

rende klimaat een nieuwe, maar andere, ruimtelijke kwaliteit voor het

oprapen ligt.

De nadruk op vorm en esthetiek maakt langzaamaan plaats voor

waardering voor projecten die een ‘sterk verhaal’ vertellen. In som-

mige geselecteerde projecten speelt het fysieke ontwerp slechts een

bijrol. Steeds vaker is de landschapsarchitect of stedenbouwer niet

enkel ontwerper, maar bezigt hij een ‘holistische aanpak’. Het ontwerp

behelst dan niet alleen een goede openbare ruimte, plein, tuin of park,

maar het doet ook strategische uitspraken, zoals over het genereren

van betrokkenheid bij gebruikers of over verdienmodellen. In het

jaarboek 2013 was zelfs een proces geselecteerd: Charlois aan het

Omstreden: het plan voor een Wieringerrandmeer door

consortium Lago Wirense. Jaarboek 03-07

Plannen uit vervlogen tijden. Het masterplan voor Meerstad

door het toenmalige Bureau Alle Hosper en KCAP. Jaarboek

Het stadsuitbreidingsplan zonder eindbeeld voor de

Rotterdamse Zuidpolder door Buro Lubbers.

Jaarboek 97-99

Maquette van de buurten Parkwijk en Langerak in

Leidsche Rijn. Jaarboek 97-99

Het niet-kant-en-klare ontwerp van Karres en Brands voor

het Utrechtse Park Hoge Weide. Jaarboek 97-99

Maquette van de beroemdste naoorlogse stadsuitleg: IJburg.

De buurten Haveneiland en Rieteiland zijn ontworpen door

de ArchitectenCie, Claus en Kaan en Schaap en Stigter.

Jaarboek 97-99Ook omstreden: de herontwikkeling van het Vlissingse

Scheldekwartier door VHP. Jaarboek 03-07

126 12720 jaar jaarboek bk/LS 2014

bk/LS2014 terugbLik