afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels...

38
Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 1 Woordweb 1 1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een regel is een afspraak tussen mensen over wat wel en niet mag. 2. Als je je belofte nakomt, doe je wat je hebt beloofd. 3. Regels overtreden mag, dat is toegestaan. 4. Schoolregels zijn er alleen voor de leerkrachten. 5. Een afspraak is elkaar beloven iets samen te doen. 2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..………… ……………………………..………… ……………………………..………… Woordweb 2 3. Zet een rondje om het goede woord 1. Je mag niet door rood licht rijden. Dit is een huisregel / verkeersregel. 2. Dat je bij dammen moet slaan, is een spelregel / huisregel. 3. Geen kauwgom op school. Dit is een schoolregel / huisregel. 4. Bedenk zelf … … een nieuwe schoolregel. Vertel ook waarom je dit zou willen. ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ ___________________________________________________________________ afspraak

Transcript of afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels...

Page 1: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 1 ‘Regels zijn regels” 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een regel is een afspraak tussen mensen over wat wel en niet

mag.

2. Als je je belofte nakomt, doe je wat je hebt beloofd.

3. Regels overtreden mag, dat is toegestaan.

4. Schoolregels zijn er alleen voor de leerkrachten.

5. Een afspraak is elkaar beloven iets samen te doen.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Je mag niet door rood licht rijden. Dit is een huisregel / verkeersregel.

2. Dat je bij dammen moet slaan, is een spelregel / huisregel.

3. Geen kauwgom op school. Dit is een schoolregel / huisregel.

4. Bedenk zelf …

… een nieuwe schoolregel. Vertel ook waarom je dit zou willen.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

afspraak

Page 2: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en niet naar de wc gaan onder het eten, zijn voorbeelden

van ______________________________.

2. _________________________ zijn nodig, omdat je dan weet hoe je je moet

gedragen.

3. Als je met meerdere mensen bent, bijvoorbeeld op school, moet je

___________________________________ elkaar.

4. Je moet je overal netjes ________________________ zoals het hoort.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een trefwoord is de betekenis van het woord.

2. Een kolom is een smal stuk gedrukte tekst.

3. Een trefwoord is een woord dat je in een woordenboek opzoekt.

4. De betekenis van een woord is dat wat bedoeld wordt.

5. Een trefletter is de eerste letter van het woord dat je in je

woordenboek opzoekt.

a rekening houden met b tafelmanieren

c regels d gedragen

Kies uit:

regels

Page 3: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 1 ‘Regels zijn regels” 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Een _______________ hoort bij het bestek.

2. _______________, dat zijn lepels, vorken en messen.

3. Deze kop en _______________________ horen bij het servies.

4. De borden, kopjes en schalen van dit ______________ passen goed bij elkaar.

Woordweb 6

9. Maak een zin met … 1. achterstevoren:____________________________________________________

________________________________________________________________.

2. binnenstebuiten:__________________________________________________

________________________________________________________________.

a het bestek b lepel

c schotel d servies

Kies uit:

Page 4: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 1 ‘Regels zijn regels” 4

Herhaling

10. Vul het goede woord in

1. Als iets met de binnenkant naar buiten zit, is het ________________________.

2. Als borden, schotels, kopjes en bekers allemaal hetzelfde motief hebben, noem

je dat een _______________________________.

3. Smalle stukjes gedrukte tekst noem je een _____________________________.

4. De beginletter van het woord dat je moet opzoeken, noem je de

___________________________.

5. Regels die er op school zijn, heten ook wel ______________________________.

6. Wie door rood licht rijdt, heeft een verkeersregel _____________________.

7. Messen, vorken en lepels noem je _________________________.

8. Als iets met de onderkant naar boven zit, noem je dat _____________________.

a schoolregels b binnenstebuiten

c overtreden d trefletter e kolom f servies g ondersteboven h het bestek

Kies uit:

Page 5: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 2 ‘Naar het themapark’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een lastdier is een dier dat een kar of slee trekt.

2. Een trekdier is een dier dat een kar of slee trekt.

3. Een rijdier is een dier om een vracht te dragen.

4. Een rijdier vervoert mensen.

5. Een vracht, dat zijn goederen in een vrachtauto of een schip.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Schateren is lachen met veel / weinig geluid.

2. Als je grinnikt, lach je hard / zacht.

3. Je grijnst, omdat je iemand uitlacht / boos wilt maken.

4. Bedenk zelf …

… een verhaaltje over glimlachen.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

dieren

Page 6: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 2 ‘Naar het themapark’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Wij kregen een ____________________ door de brievenbus.

2. Het ___________________ is de prijs voor een kaartje.

3. Er stond een _______________________ in de krant.

4. In bushokjes zie je vaak _____________________.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Boeren houden vee voor het vlees, de melk of de eieren.

2. Een kudde is een groep dieren.

3. Paarden leven in een kudde.

4. Een groep dieren bij elkaar noemen we een roedel.

5. Herten en wolven leven in een roedel.

a advertentie b reclame

c folder d tarief

Kies uit:

advertentie

Page 7: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 2 ‘Naar het themapark’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Wij gaan met de klas op ________________.

2. In het museum kun je een leuke ________________ kopen.

3. Een ________________ is iets leuks dat je in een themapark kunt doen.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Een dier dat een vracht moet dragen, noem je een _________________.

2. Lachen zonder geluid, noem je ____________________________________.

3. Lachen met veel geluid, noem je ___________________________________.

4. Er gaat iemand trouwen. Dit las ik in de ______________________________.

5. Hij gooit een __________________ door de brievenbus.

6. Meisjes zie je vaak met elkaar _______________________.

7. Een dier dat mensen vervoert, noemen we een __________________________.

8. We gaan op __________________ naar het dierenpark.

9. Een groep schapen op de hei, noem je een ________________.

a excursie b attractie c souvenir Kies uit:

a lastdier b rijdier c glimlachen

d giechelen e schateren f advertentie

g folder h kudde i excursie

Kies uit:

Page 8: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 3 ‘Kom je buiten spelen?’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Protesteren is het ergens niet mee eens zijn.

2. Mokken is zeggen waarom je boos bent.

3. Als je iets geen goed plan vindt, kun je protesteren.

4. Mopperen en zeggen dat je iets niet wilt, noem je mokken.

5. Tegensputteren is iemand uitproberen.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Met je lichaamstaal laat je zien hoe je je voelt / beweegt.

2. Als ik boos ben, kun je dat zien aan mijn gezichtsuitdrukking / gevoel.

3. Een gevoel is iets wat je vanbinnen voelt / denkt.

4. Bedenk zelf …

… als iemand boos is, wat zie je dan aan zijn gezicht? ___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

protesteren

Page 9: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 3 ‘Kom je buiten spelen?’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Als je fiets kapot is, heb je ____________________ aan je fiets.

2. ____________________ is expres iets kapot maken.

3. Als iets kapot gemaakt wordt uit verveling, noemen we dat _________________.

4. Een ander woord voor vernielen is __________________________.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een mening hebben, is zeggen wat je ergens van vindt.

2. Een discussie is een gesprek tussen twee mensen.

3. Als je verschillend over dingen denkt, heb je een discussie.

4. Een discussie is erg vervelend.

5. Discussiëren is hetzelfde als een mening geven.

a schade aanrichten b schade

c vandalisme d vernielen

Kies uit:

vandalisme

Page 10: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 3 ‘Kom je buiten spelen?’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Het is niet mijn echte naam, maar mijn ________________.

2. De mensen willen mij beledigen, daarom geven ze mij een _________________.

3. Een naam die je voor iemand bedenkt omdat je hem of haar lief vindt, is een

______________________.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Die mensen hadden een stevige _________________________.

2. Mijn vriend noemt mij altijd bij mijn ________________________.

3. Hij had een heel boze __________________________________.

4. Veel mensen noemen mij Japie. Dit is mijn _____________________.

5. Hij had een duidelijke _____________________ over het voorstel.

6. Uit verveling __________________ hij het bankje in de speeltuin.

7. Jan zat de hele morgen te _________________ omdat hij zijn zin niet kreeg.

8. In de krant lees je nogal eens over ___________________________ door een

groep jongelui. Ze vernielen dan expres de spullen van een ander.

9. Als de zon schijnt, krijg ik een blij _________________________.

10. De hele groep _____________________ tegen dat voorstel.

a bijnaam b troetelnaam

c scheldnaam

Kies uit:

a bijnaam b protesteert c mokken

d gezichtsuitdrukking e gevoel f vernielt

g vandalisme h discussie i mening j troetelnaam

Kies uit:

Page 11: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 4 ‘Ik begrijp er niets van’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een doorsnede is dat wat je ziet als je iets door zou snijden.

2. Als iets inwendig is, zit het aan de buitenkant.

3. Als je een appel doorsnijdt, heb je de doorsnede.

4. Als iets uitwendig is, zit het aan de buitenkant.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Iemand die niets kan horen is doof / hardhorend.

2. Als iemand niet kan horen, kun je gewoon tegen diegene praten / moet je

gebarentaal gebruiken.

3. Dove mensen kunnen niets / alles horen.

4. Bedenk zelf …

… een verhaal over iemand die doof is. ___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

inwendig

Page 12: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 4 ‘Ik begrijp er niets van’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Kleine kinderen kunnen nog niet goed __________________.

2. ______________ is praten met je tong tussen je tanden.

3. Wilco had een _________________________. Hij kon veel woorden niet goed

uitspreken.

4. Stotend praten, waardoor je letters herhaalt, noem je _____________________.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een wereldtaal is een taal die in elk land wordt gesproken.

2. Een streektaal wordt in sommige delen van een land

gesproken.

3. Een landstaal is de taal die in een land wordt gesproken.

4. Een wereldtaal is de taal die mensen over de hele wereld

begrijpen.

a slissen b spraakgebrek

c stotteren d praten

Kies uit:

spraakgebrek

Page 13: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 4 ‘Ik begrijp er niets van’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. De manier waarop iemand de woorden uitspreekt, noem je _________________.

2. Nederlands zonder accent of dialect noem je ____________________________.

3. De taal uit een bepaalde streek noem je _________________________.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. De ontsteking zit ____________________________.

2. Die man gebruikt gebarentaal. Hij is _________________________.

3. Als iemand doof is, kan je praten met ______________________________.

4. De taal die de meeste mensen op de wereld begrijpen, noem je de

_____________________.

5. In sommige streken spreken de mensen met een _________________.

6. Praten met je tong tussen je tanden noem je _________________.

7. Mensen die sommige letters of woorden niet goed kunnen uitspreken, hebben

een _________________________.

a dialect b Standaardnederlands

c accent

Kies uit:

a slissen b inwendig c doof

d spraakgebrek e dialect f wereldtaal

g gebarentaal

Kies uit:

Page 14: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 5 ‘Kan er iemand helpen?’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Door een overstroming kun je in nood verkeren.

2. Als mensen in nood zijn, moet er hulp verleend worden.

3. Iemand die andere mensen helpt, is een hulpverlener.

4. Een hulpverlener werkt altijd op een kantoor.

5. Als je in nood verkeert, eet je heel veel noten.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Wilco heeft een grote vistoerusting / visuitrusting.

2. Je werkzaamheden zijn alle dingen die je voor je werk moet doen / opruimen.

3. Met een voertuig kun je spullen vervoeren / wegdragen.

4. Auto’s, fietsen en brommers zijn allemaal rijwielen / voertuigen.

4. Bedenk zelf …

… wat er bij de uitrusting van een duiker hoort.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

hulpverlening

Page 15: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 5 ‘Kan er iemand helpen?’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. De dief werd _____________________. Hij moest mee naar het bureau.

2. De _______________________ was een hele opluchting voor ons.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Als je ergens geen zin in hebt, ga je meesputteren.

2. Wilco heeft nergens zin in, hij is erg chagrijnig.

3. Als je iets tegen hem zegt, reageert hij heel knorrig.

4. Als je chagrijnig bent, ben je heel vrolijk.

5. Als je tegensputtert, laat je merken dat je eigenlijk geen zin hebt.

a aangehouden

b aanhouding

Kies uit:

Het werk van de politie

Page 16: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 5 ‘Kan er iemand helpen?’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Groep 7 voert _______________ voor het goede doel.

2. Ze proberen zoveel mogelijk _____________ op te halen.

3. In de kerk wordt altijd ____________________________.

4. Groep 6 probeert zoveel mogelijk lege flessen __________________________.

5. Ze hebben veel _____________________ gemaakt voor hun actie.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Als de politie iemand meeneemt naar het bureau, wordt iemand

_______________________.

2. Als je ergens geen zin in hebt, ga je _____________________________.

3. Geld inzamelen voor een goed doel, is _________________________________.

4. Het moment dat iemand aangehouden wordt, heet________________________.

5. Geld ophalen voor een goed doel, noem je _____________________________.

6. Als je chagrijnig bent, reageer je snel ___________________________.

7. Iemand die andere mensen helpt, is __________________________________.

8. Als je in grote problemen of gevaar bent, heet dat _________________________

9. Je doet tegen iedereen een beetje boos, je bent ________________________.

Alle spullen die je ergens voor nodig hebt, noem je _____________________.

a geld b in te zamelen c actie

d gecollecteerd e reclame

Kies uit:

a chagrijnig b tegensputteren c actie voeren

d aangehouden e de aanhouding f knorrig

g collecteren h in nood verkeren

i de uitrusting j de hulpverlener

Kies uit:

Page 17: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 6 ‘Zoek je ruzie?’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Voorkomen is zorgen dat iets naar voren komt.

2. Treiteren is iemand plagen tot hij boos wordt.

3. Als je je tanden niet goed poetst, kunnen er gaatjes ontstaan.

4. Een ruzie kan ontstaan door aardig te zijn voor een ander.

5. Verdriet is altijd te voorkomen.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Wilco had ruzie, vanwege een misverstand / duidelijke afspraak.

2. Wilco wil de ruzie graag bijleggen. Dan is de ruzie tenminste begonnen / opgelost.

3. Excuses aanbieden is zeggen dat het je spijt / dat je het nog eens zult doen.

4. Bedenk zelf …

… een voorbeeld van een misverstand. Hoe heb je het opgelost?

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

De aanleiding tot een ruzie

Page 18: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 6 ‘Zoek je ruzie?’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Wilco kon zich niet meer ____________________. Hij was heel boos.

2. Toen Wilco boos was, stampvoette hij. Hij moest even _____________________.

3. Gelukkig kon zijn vriendje zich goed _______________________.

4. Wilco is vaker snel kwaad. Hij is een echte ____________________.

6. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Als iemand je negeert, praat hij tegen je.

2. Als je aandacht aan iets schenkt, dan let je er goed op.

3. Je nergens iets van aantrekken, is moeilijk.

4. Negeren is altijd vervelend.

5. Je nergens iets van aantrekken is het tegenovergestelde van

ergens aandacht aan schenken.

a stoom afblazen b driftkikker c beheersen

d inhouden e stoom afblazen

Kies uit:

boosheid

Page 19: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 6 ‘Zoek je ruzie?’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Door iets vervelends over een ander te zeggen, kun je hem ________________.

2. Als je een boek ________________, zeg je wat je van het boek vindt.

3. Als je iemand op zijn uiterlijk negatief beoordeelt, ____________ je die persoon.

4. Aan je ________________ kun je niets doen. Je wordt er mee geboren.

5. Je mening ergens over geven, noemen we ____________________.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Als je elkaar verkeerd begrijpt, is er sprake van een _______________________.

2. Ergens goed op letten, noem je ______________________________________.

3. Zorgen dat iets niet gebeurt, heet ook wel ______________________________.

4. Zeggen dat je ergens spijt van hebt, noem je ____________________________.

5. Akelige dingen zeggen over een ander, heet ook wel ______________________.

6. Een gebeurtenis waardoor andere dingen gebeuren, is een _________________.

7. .Als je je tanden niet goed poetst, kunnen er gaatjes_______________________.

8. Een ander woord voor een ruzie oplossen, is ____________________________.

9. Je afreageren als je bijvoorbeeld heel boos bent, heet _____________________

10. Net doen of je iemand niet ziet, heet ook wel iemand _____________________.

a kwets b uiterlijk c beoordeelt

d kwetsen e beoordelen

Kies uit:

a aandacht schenken b kwetsen c misverstand

d excuses aanbieden e voorkomen f aanleiding

g bijleggen h ontstaan i negeren j stoom afblazen

Kies uit:

Page 20: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 7 ‘Schrijven’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een archeoloog weet veel over vroeger.

2. Een hiëroglief wordt nu ook nog veel gebruikt.

3. Met een sleutel kun je een geheimschrift ontcijferen.

5. Om iets te ontcijferen, moet je het goed uitrekenen.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Een uitgever drukt / schrijft boeken.

2. Als een boek verdwijnt / verschijnt, is het helemaal klaar.

3. Dat bedrijf heeft een mooi vignet. Je kunt ze duidelijk herkennen / vinden.

4. Bedenk zelf ...

… een mooi vignet.

archeoloog

Page 21: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 7 ‘Schrijven’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Een vork en een lepel is het ______________________ voor een restaurant.

2. Van een pictogram begrijpt iedereen de _____________________________.

3. In het oude Egypte hadden de mensen een __________________________.

4. Het beeldschrift bestaat uit ____________________ die een eigen betekenis

hebben.

5. Bij het klankschrift heeft elke klank een eigen ______________________.

6. Maak zelf …

… een pictogram. Schrijf ook op wat het pictogram betekent.

_________________________________

_________________________________

_________________________________

_________________________________

_________________________________

_________________________________

_________________________________

_________________________________

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Het milieu is de lucht die je inademt en de natuur om je heen.

2. Het milieu bij een fabriek is goed.

3. Kringlooppapier is milieuvriendelijk.

4. Kringlooppapier wordt van hout gemaakt.

5. Glas hergebruiken is milieuschadelijk.

a pictogram b teken c tekeningen

d betekenis e beeldschrift

Kies uit:

Page 22: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 7 ‘Schrijven’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Een _____________________ schrijft in de krant over het nieuws.

2. Een ander woord voor journalist is _______________________________.

3. Een journalist doet verslag van de _______________________________.

4. Vertellen of opschrijven wat er gebeurd is, noem je________________________.

5. Iets vertellen aan anderen noem je ___________________________________.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Een teken uit de taal van de oude Egyptenaren, is een ____________________.

2. Iemand die boeken drukt en verkoopt, heet een __________________________.

3. Een eenvoudige tekening die iedereen begrijpt, is een ____________________ .

4. De lucht die je inademt en de natuur om je heen, is het ____________________.

5. Iemand die in de krant schrijft over het nieuws, noem je een ________________.

6. Iemand die opgravingen doet, is een __________________________________.

7. Een speciaal figuurtje waaraan je een bedrijf herkent, is een ________________.

8. Een taal die uit tekeningetjes bestaat, heet ook wel _______________________.

9. Producten die niet schadelijk zijn voor het milieu, zijn _____________________.

10. Opschrijven of vertellen wat er is gebeurd, heet _________________________.

a verslag doen b gebeurtenissen

c verslaggever d journalist e meedelen

Kies uit:

a vignet b milieu c beeldschrift d uitgever

e pictogram f journalist g hiëroglief

h verslag doen i milieuvriendelijk j archeoloog

Kies uit:

Page 23: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 8 ‘Bij andere mensen thuis’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Iemand die zwerft, heeft geen huis.

2. Een zwerver slaapt altijd op dezelfde plek.

3. Jouw huis is je onderdak.

4. Als je dakloos bent, heb je geen onderdak.

5. Een zwerver slaapt altijd op straat.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Tutoyeren is u / jij zeggen.

2. Als je iemand goed kent, ben je vertrouwd / getrouwd met elkaar.

3. Door ‘u’ te zeggen, laat je merken dat je respect / begrip voor iemand hebt.

4. Bedenk zelf …

…met wie ben jij vertrouwd? Tutoyeer jij die mensen ook allemaal? ___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

zwerven

Page 24: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 8 ‘Bij andere mensen thuis’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Alle spullen die in een huis staan, noem je de _______________________.

2. De _____________ van inrichten kan heel verschillend zijn.

3. Een inrichting bestaat uit meubels, schilderijen, maar ook uit _______________

en kleur op de muur.

4. Het ____________________ is een ander woord voor alle meubels samen.

6. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een moskee is een soort kerk voor moslims.

2. De ingang van de moskee noem je een minaret.

3. De imam is de leider van de moskee.

4. Een bedevaart is een reis naar een heilige plek.

5. De imam roept vanaf de minaret alle moslims.

a meubilair b behang

c inrichting d stijl

Kies uit:

inrichting

Page 25: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 8 ‘Bij andere mensen thuis’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Iemand die 65 jaar of ouder is, noem je een ________________________.

2. Een woning naast het verzorgingstehuis is een __________________________.

3. Andere woorden voor ‘bejaarden’ zijn ‘65-plussers’ of ‘________________’.

4. Veel bejaarde mensen wonen in een ______________________________.

5. Mensen die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, wonen in een

___________________________.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. ‘Jij’ zeggen tegen iemand noem je ____________________________________.

2. De spullen in een huis is de _______________________________________.

3. Een toren op een moskee noem je een _______________________________.

4. Een huis voor bejaarde mensen is een ________________________________.

5. Iemand die geen huis heeft, heet een _________________________________.

6. Als je iemand goed kent, ben je _____________________________ met elkaar.

7. Alle meubels in een huis bij elkaar noem je het __________________________.

8. De leider van een moskee is een _____________________________________.

9. Als je geen plek hebt om te slapen en te wonen, ben je een ________________.

10. Iemand van 65 jaar of ouder noem je ook wel een_______________________.

a aanleunwoning b senioren c bejaarde

d verzorgingstehuis e verpleegtehuis

Kies uit:

a vertrouwd b imam c zwerver d meubilair

e bejaarde f minaret g tutoyeren h dakloos

i inrichting j verzorgingstehuis

Kies uit:

Page 26: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 9 ‘Daar droom ik van’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Iemand die zelfverzekerd is, heeft veel zelfvertrouwen.

2. Als je onzeker bent, weet je niet wat je moet doen.

3. Wie zelfvertrouwen heeft, is onzeker.

4. Als je vertwijfeld bent, ben je in de war.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Een stromende vloeistof beweegt / springt naar één richting.

2. Beekjes kabbelen. Dat betekent dat het water hard / zacht stroomt.

3. Klotsen betekent het geluid / water van een vloeistof dat heen en weer gaat.

4. Als water beukt, slaat het met kracht / geweld tegen de oever.

4. Bedenk zelf …

… een verhaaltje over stromen.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

zelfvertrouwen

Page 27: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 9 ‘Daar droom ik van’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. Als het heel warm weer is, worden de schooltijden soms verschoven. Met een

______________________ begin je ’s morgens vroeg, als het nog lekker koel is.

2. De __________________ zijn de gebieden op aarde die dicht bij de evenaar

liggen.

3. Een ____________________ is een helm die je in de tropen draagt.

4. De ___________________ is de grens tussen het noorden en het zuiden van de

aardbol.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een landschap is een gebied met natuur.

2. Nevel is dikke mist.

3. De horizon is de lijn die je ziet tussen de lucht en de aarde.

4. Bergen en weilanden horen bij een landschap.

a tropen b evenaar

c tropenhelm d tropenrooster

Kies uit:

tropen

Page 28: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 9 ‘Daar droom ik van’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in (er blijft 1 woord over)

1. ________________ is een harde en sterke stof.

2. ________________ poets je om het te laten glimmen.

3. ___________________ is metaal dat niet roest, bijvoorbeeld goud of zilver.

4. Van _________________ worden sierborden en sierkannen gemaakt.

5. ___________________ is een metaal dat veel op koper lijkt.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. ________________ is een harde en sterke stof.

2. Als je __________________ bent, weet je niet wat je moet doen of hoe je iets

moet doen.

3. Beekjes ____________________. Dat betekent dat het water zachtjes stroomt,

met kleine golfjes.

4. Iemand die __________________________ is, heeft veel zelfvertrouwen.

5. __________________ is dunne mist.

6. ___________________ is het geluid van een vloeistof dat heen en weer gaat.

7. De _____________________ zijn gebieden op aarde die dicht bij de evenaar

liggen.

8. Als het erg heet is, voeren mensen op het werk of op school wel eens een

___________________________ in.

a metaal b edelmetaal c koper

d brons e tin f lood

Kies uit:

a onzeker b zelfverzekerd c kabbelen

d klotsen e tropen f tropenrooster

g nevel h metaal

Kies uit:

Page 29: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 10 ‘Moet je zien, moet je horen …’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. In een lokale krant staat nieuws uit het hele land.

2. Lokaal betekend: plaatselijk.

3. In een landelijke krant staat ook nieuws uit het buitenland.

4. Een digitale krant is van papier.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Een satelliet kun je zien als een kleine / grote bewegende ster.

2. Een satelliet vangt golven / signalen op van de aarde.

3. Satellieten draaien in de ruimte / lucht om de aarde.

4. Een gsm-antenne zorgt voor verbinding / verbouwing.

4. Bedenk zelf …

… wat een satelliet allemaal kan:

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

kranten

Page 30: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 10 ‘Moet je zien, moet je horen …’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. De vreemde meneer deed heel ______________, alsof hij heel belangrijk was.

2. Wilco liet door zijn _____________________ zien dat hij erg boos was.

3. Maar Bram keek hem _______________________ aan.

4. Hé, je hoeft Wilco niet zo ________________________!

6. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Een auteur schrijft alleen maar boeken.

2. Een illustrator tekent plaatjes bij een tekst.

3. De redactie beslist wat er in de krant komt.

4. Er staat altijd één rubriek in de krant.

a uitdagend b houding

c gewichtig d uit te dagen

Kies uit:

houding

Page 31: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 10 ‘Moet je zien, moet je horen …’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Ieder kind heeft zijn eigen ____________________.

2. Je voorkeur is wat je het ______________ kiest.

3. De juf knikte ____________________________.

4. Mijn werkstuk is __________________________.

5. De meester keek _____________________. Mijn werk was erg slordig.

Herhaling 9. Vul het goede woord in

1. Tikkertje is ook leuk, maar voetballen heeft mijn __________________.

2. De ____________________ maakt de tekeningen bij de tekst.

3. De boze meneer schudde ______________________ zijn hoofd.

4. Je ________________ is de manier waarop je staat, zit of loopt.

5. De deftige mevrouw keek heel ____________________.

6. Een _____________________ is een gedeelte in de krant wat altijd over

hetzelfde gaat.

7. Een __________________ is een groot apparaat dat de ruimte in geschoten is.

8. Een ander woord voor sein of teken is ______________________.

9. Een _______________ krant geeft plaatselijk nieuws.

a goedkeurend b goedgekeurd

c voorkeur d afkeurend e liefst

Kies uit:

a rubriek b afkeurend c houding

d gewichtig e signaal f illustrator

g satelliet h voorkeur i lokale

Kies uit:

Page 32: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 11 ‘Water… voor nu en later’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Als iets noodzakelijk is, is het erg nodig.

2. Wat onmisbaar is, kun je niet missen.

3. Wat broodnodig is, heb je nodig voor je eten.

4. Wat van levensbelang is, heb je nodig voor je leven.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Een oceaan is een heel grote / kleine zee.

2. Een poel is een ondiepe / diepe plas water.

3. Het grondwater wordt gebruikt door dieren / planten.

4. Een ven is een slootje / meertje op de heide.

4. Bedenk zelf …

… een verhaaltje over water. ___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

water

Page 33: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 11 ‘Water… voor nu en later’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. De modder van de bodem van een rivier weghalen, noem je

______________________.

2. De rivier wordt uitgebaggerd door een __________________________.

3. Dit doen we om te zorgen dat de rivier niet _______________________.

4. Door het dichtslibben, wordt de rivier _______________________.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Watersnood betekent dat er bijna geen water is.

2. Bij waternood gaan de planten slap hangen.

3. Als je kelder volstroomt met water, heb je wateroverlast.

4. Watergebrek zorgt ervoor dat er veel water is.

a dichtslibt b uitbaggeren

c ondiep d baggerschip

Kies uit:

uitbaggeren

Page 34: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 11 ‘Water… voor nu en later’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Het ________________ zijn buizen onder de grond waar het vuile water in komt.

2. Al het vieze water wordt in het riool _________________.

3. Water weg laten lopen, noemen we _________________.

4. Het vuile water wordt weer _______________________.

5. Dat doen ze bij de ________________________________.

Woordweb 6

9. Zet een rondje om het goede woord 1. Een grote rederij heeft heel veel schepen / auto’s.

2. Een rederij verdient geld met het vervoeren / verschuiven van goederen.

3. Alle goederen bij elkaar is een stapel / lading.

4. Een zeewaardig schip is erg stevig / mooi.

a lozen b geloosd c gezuiverd

d waterzuivering e riool

Kies uit:

Page 35: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 11 ‘Water… voor nu en later’ 4

Herhaling 10. Vul het goede woord in

1. Een _________________ is een heel grote zee.

2. Als je een rivier________________________, graaf je de modder van de bodem.

3. Een grote overstroming heet ook wel __________________________.

4. Een bedrijf met veel schepen is een _____________________.

5. Het water dat in de bodem zit, heet ___________________________.

6. Als je niet genoeg water hebt, heb je ________________________.

7. Een grote, vaak vieze plas water heet een _______________.

8. Het rioolwater wordt ________________________ in de waterzuivering.

a poel b grondwater c oceaan

d uitbaggert e gezuiverd f watersnood

g rederij h watergebrek

Kies uit:

Page 36: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 12 ‘Word maar gauw weer beter’ 1

Woordweb 1

1. Zet een kruisje waar niet waar 1. Als je een allergie hebt, kan je lichaam ergens niet tegen.

2. Uitslag krijg je altijd als je aardbeien eet.

3. Een dieet wordt altijd voorgeschreven door een dokter.

4. Als je op dieet bent, eet je andere dingen dan normaal.

5. Als je uitslag hebt, heb je pukkeltjes of vlekken op je huid.

2. Maak een woordweb ……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 2

3. Zet een rondje om het goede woord

1. Een menigte is een heleboel mensen bij elkaar / twee mensen bij elkaar.

2. Omstanders zijn mensen die ergens bij staan / mensen die ergens op staan.

3. Een menigte is een grote / kleine groep mensen.

4. Bedenk zelf …

… een leuk verhaaltje over de omstanders.

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

___________________________________________________________________

dieet

Page 37: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 12 ‘Word maar gauw weer beter’ 2

Woordweb 3

5. Vul het goede woord in

1. ____________________ producten zijn gemaakt met behulp van scheikunde.

2. Je kunt een ziekte ______________________ met medicijnen.

3. Alles wat ____________________ is, is door de natuur gemaakt.

6. Maak een woordweb

……………………………..………… ……………………………..…………

……………………………..………… ……………………………..…………

Woordweb 4

7. Zet een kruisje waar niet waar 1. Als je een ontsteking hebt, is een plek van je lichaam ziek.

2. Als je iemand besmet, dan breng je jouw ziekte over.

3. Slijmvliezen zitten op één plek in je lichaam.

4. Slijmvliezen zitten op verschillende plekken in je lichaam.

5. Iets wat ontstoken is, doet vaak pijn.

a bestrijden b natuurlijk

c chemische

Kies uit:

chemisch

Page 38: afspraak - Lezen, rekenen, CITO oefenen · Verwerking Woordenschat Taalfontein 6 Thema 1 ‘Regels zijn regels” 2 Woordweb 3 5. Vul het goede woord in 1. Met mes en vork eten, en

Verwerking Woordenschat Taalfontein 6

Thema 12 ‘Word maar gauw weer beter’ 3

Woordweb 5

8. Vul het goede woord in

1. Weer beter worden noem je ______________________.

2. De ____________________ is de verzorging van een zieke door een arts.

9. Maak een zin met … 1. behandeling: _____________________________________________________

________________________________________________________________.

2. genezing: _______________________________________________________

________________________________________________________________.

Herhaling 10. Vul het goede woord in

1. Beter worden noem je ____________________.

2. _______________________ zitten op verschillende plekken in je lichaam.

3. Sommige mensen krijgen ________________ als ze aardbeien eten.

4. Als je op _______________ bent, eet je andere dingen dan normaal.

5. Als je een __________________ hebt, kan je lichaam ergens niet tegen.

6. ______________________ zijn mensen die ergens bij of omheen staan.

7. ________________ is eigenlijk een ander ziek maken.

8. De __________________ is de verzorging van een zieke door een arts.

a behandeling b genezing

Kies uit:

a uitslag b dieet c omstanders

d slijmvliezen e besmetten f behandeling

g genezing h allergie

Kies uit: