‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ · grenzeloos vertrouwen in zijn vriend,...

3
30 PK 3/15 C.O. Jellema Z o’n twaalf jaar na zijn over- lijden blijven er publicaties van C.O. Jellema ver- schijnen. Dat is te danken aan de onvermoeibare inzet van zijn executeur-testamentair Gerben Wynia, die het werk uit de nalaten- schap systematisch openbaar maakt. Dat gebeurt niet bij Jellema’s reguliere uitgevershuis Querido, waar het verzameld werk en een keuze uit de dagboeken verschenen, maar bij kleinere uit- geverijen zoals Vliedorp of Flanor. Vorig jaar publiceerden zij respec- tievelijk een bundeling essays, In beelden aanwezig. Over poëzie, en het brievenboek Selbstfindung. Brieven aan Hans-Hermann Röhrig. Niet dat die essays en brieven een ander licht werpen op het werk of de persoon van Jellema, daarvoor zijn diens poëtica en bestaan te monomaan, wel onder- strepen ze een aantal aspecten die reeds eerder duidelijk werden uit zijn grote essays en dagboeken. Het boekje met opstellen verza- melt eerder ongepubliceerde of ongebundelde kortere stukken – lezingen, inleidingen, dank- woorden – waarin Jellema zich uitlaat over wat poëzie volgens hem is en hoe die tot stand komt. Telkens weer maakt hij duidelijk hoe levensbelangrijk poëzie voor hem is, zowel op persoonlijk- existentieel vlak (‘gedichten maken is een verwoed en steeds herhaald pogen tot zelf-acceptatie Het mooiste is misschien wel dat je hier een inkijkje krijgt in welke gedichten en dichters Jellema echt raken: Gottfried Benn, Rainer Maria Rilke, J.C. Bloem, Martinus Nijhoff, J.A. Dèr Mouw, H.W.J.M. Keuls – vormvaste poëzie dus, wat naadloos aansluit bij zijn eigen voorkeur voor klassieke vormen, die hij in een van de weinige poëticale passages uit zijn brieven aan Röhrig zo formu- leert: ‘Overigens valt het me op, dat in de Duitse poëzie minder fataal geëxperimenteerd wordt, dan in de Hollandse. […] Het is [in] de Hollandse poëzie sinds de oorlog de gewoonte, te breken met alle syntactische taalregels; en ik ben daarvan een fel tegenstander, omdat ik geloof, dat het woord primair “logisch” (λογος!) is en eerst daarnaast muzikale klank- en zelf-doorgronding, en wel anders, misschien dieper dan in een psychologische analyse’) als op filosofisch en maatschappelijk gebied: Ik denk dat het, meer dan ooit misschien, de functie van poëzie kan zijn: die bemiddelingsfunctie. De functie om de notie voor ons te bewaren dat een foto van de bovenkant der wolken niets laat zien van hun achterzijde. En misschien is het moderne gedicht, het belangrijke althans, daarom ontoegankelijk, cryptisch, hermetisch, omdat het moeilijk is om ons, die bijvoorbeeld de dood zijn gaan zien als een manco aan menselijke deskundigheid, om ons weer om te draaien en onze blik te richten op beelden van het onuitsprekelijke. ‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ Essays en brieven van C.O. Jellema CARL DE STRYCKER FOTO’S ARCHIEF AUTEUR Jellema leert Hans-Hermann Röhrig kennen tijdens zijn studie theologie in 1955. Later zal hij bekennen dat hij op slag verliefd op hem werd, maar het zal tot 1959 duren eer hij durft toe te geven dat hij homoseksueel is.

Transcript of ‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ · grenzeloos vertrouwen in zijn vriend,...

Page 1: ‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ · grenzeloos vertrouwen in zijn vriend, want hij is heel open over zijn onzekerheden en legt hem zijn grootste dilemma’s

30 PK 3/15 C.O. Jellema

Z o’n twaalf jaar na zijn over­lijden blijven er publicaties van C.O. Jellema ver­

schijnen. Dat is te danken aan de onvermoeibare inzet van zijn executeur­testamentair Gerben Wynia, die het werk uit de nalaten­schap systematisch openbaar maakt. Dat gebeurt niet bij Jellema’s reguliere uitgevershuis Querido, waar het verzameld werk en een keuze uit de dagboeken verschenen, maar bij kleinere uit­geverijen zoals Vliedorp of Flanor. Vorig jaar publiceerden zij respec­tievelijk een bundeling essays, In beelden aanwezig. Over poëzie, en het brievenboek Selbstfindung. Brieven aan Hans-Hermann Röhrig.

Niet dat die essays en brieven een ander licht werpen op het werk of de persoon van Jellema, daarvoor zijn diens poëtica en bestaan te monomaan, wel onder­strepen ze een aantal aspecten die reeds eerder duidelijk werden uit zijn grote essays en dagboeken. Het boekje met opstellen verza­melt eerder ongepubliceerde of ongebundelde kortere stukken – lezingen, inleidingen, dank­woorden – waarin Jellema zich uitlaat over wat poëzie volgens hem is en hoe die tot stand komt. Telkens weer maakt hij duidelijk hoe levensbelangrijk poëzie voor hem is, zowel op persoon lijk­existentieel vlak (‘gedichten maken is een verwoed en steeds herhaald pogen tot zelf­acceptatie

Het mooiste is misschien wel dat je hier een inkijkje krijgt in welke gedichten en dichters Jellema echt raken: Gottfried Benn, Rainer Maria Rilke, J.C. Bloem, Martinus Nijhoff, J.A. Dèr Mouw, H.W.J.M. Keuls – vormvaste poëzie dus, wat naadloos aansluit bij zijn eigen voorkeur voor klassieke vormen, die hij in een van de weinige poëticale passages uit zijn brieven aan Röhrig zo formu­leert: ‘Overigens valt het me op, dat in de Duitse poëzie minder fataal geëxperimenteerd wordt, dan in de Hollandse. […] Het is [in] de Hollandse poëzie sinds de oorlog de gewoonte, te breken met alle syntactische taalregels; en ik ben daarvan een fel tegenstander, omdat ik geloof, dat het woord primair “logisch” (λογος!) is en eerst daarnaast muzikale klank­

en zelf­doorgronding, en wel anders, misschien dieper dan in een psychologische analyse’) als op filosofisch en maatschappelijk gebied:

Ik denk dat het, meer dan ooit misschien, de functie van poëzie kan zijn: die bemiddelingsfunctie. De functie om de notie voor ons te bewaren dat een foto van de bovenkant der wolken niets laat zien van hun achterzijde. En misschien is het moderne gedicht, het belangrijke althans, daarom ontoegankelijk, cryptisch, hermetisch, omdat het moeilijk is om ons, die bijvoorbeeld de dood zijn gaan zien als een manco aan menselijke deskundigheid, om ons weer om te draaien en onze blik te richten op beelden van het onuitsprekelijke.

‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’Essays en brieven van C.O. Jellema

CARL DE STRYCKER FOTO’S ARCHIEF AUTEUR

“ Jellema leert Hans-Hermann Röhrig kennen tijdens zijn studie theologie in 1955. Later zal hij bekennen dat hij op slag verliefd op hem werd, maar het zal tot 1959 duren eer hij durft toe te geven dat hij homoseksueel is.”

Page 2: ‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ · grenzeloos vertrouwen in zijn vriend, want hij is heel open over zijn onzekerheden en legt hem zijn grootste dilemma’s

PK 3/15 31C.O. Jellema

Jellema peter wordt van een van Röhrigs kinderen, maar vooral in een bijzonder intieme brief wisse­ling. Jellema heeft blijkbaar een grenzeloos vertrouwen in zijn vriend, want hij is heel open over zijn onzekerheden en legt hem zijn grootste dilemma’s voor: het feit dat hij worstelt met zijn geloof en studie theologie; de vraag of hij Sunya des Tombes moet huwen, een meisje dat hem zo graag ziet dat ze met hem wil trouwen hoe­wel ze ervan op de hoogte is dat

dat hij op slag verliefd op hem werd, maar het zal tot 1959 duren eer hij durft toe te geven dat hij homoseksueel is en pas in de jaren negentig bekent hij zijn vriend dat hij toentertijd gevoelens voor hem had. Dat tekent de voortdu­rend aan zichzelf twijfelende en met zijn geaardheid worstelende Jellema ten voeten uit. Niettemin ontwikkelt er zich tussen hen beide een diepe vriendschap, die zich uit in verschillende logeerpartijen bij elkaar en later in het feit dat

waarde heeft.’ Voor de rest gaan deze brieven zeer weinig over poëzie – ja, hij vertelt wel met welke dichters hij zich bezighoudt voor de studie of later in de klas, en hij dweept ook weleens met regels van bepaalde poëten, maar in deze brieven legt hij toch vooral zijn diepste zielenroerselen bloot aan een hartsvriend.

Jellema leert de Duitse student Hans­Hermann Röhrig kennen tijdens zijn studie theologie in 1955. Later zal hij bekennen

C.O. JELLEMA HANS-HERMANN RÖHRIG

Page 3: ‘EEN OPENHARTIGHEID, ZOALS IK DIE VOOR NIEMAND HAD’ · grenzeloos vertrouwen in zijn vriend, want hij is heel open over zijn onzekerheden en legt hem zijn grootste dilemma’s

32 PK 3/15 C.O. Jellema

de uiteindelijke versie niet gehaald hebben, maar hier zijn opgenomen omdat Jellema ze zijn vriend in handschrift toestuurde:

verzen schrijven is nu eenmaalminder moeilijk dan met joueen gesprek voeren

want een gedicht is een woordenwisseling

met mijzelf over het enigewaarop alles betrekking heeft

maar een gesprek met jou is een moeizame dialoog

tussen vreemde bekende overbekende

mensen over alles behalve dat ene

enig belangrijke

In de brieven aan Röhrig, die Jellema naar eigen zeggen schreef met ‘een openhartigheid, zoals ik die voor niemand had’, gaat het eigenlijk de hele tijd om wat écht belangrijk is: vriendschap, liefde, geloof, passie voor de Duitse lite­ratuur en: Selbstfi ndung. Want misschien is deze bundel brieven nog wel het meest van al dit: een tastend zoeken naar wie Jellema is en wil zijn.

het Nederlands te vertalen; nu moet je toch al aardig Duits lezen, anders mis je 200 van de 250 blad­zijden. En je vraagt je ook af waar de tegencorrespondentie is geble­ven – waarom mogen we Röhrigs antwoorden niet kennen? Want dit brievenboek is een belangwek­kend egodocument dat inzage geeft in de gedachtewereld van Jellema, niet het minst dankzij de verschillende verwijzingen naar Jellema’s brieven aan Röhrigs zus en niet eerder gepubliceerde dagboekfragmenten die in de voetnoten worden aangehaald.

Als hij schrijft, durft de anders zo gereserveerde en terughou­dende Jellema zich dus bloot te geven. Dat blijkt ook uit een van de gedichten uit zijn debuut Klein Gloria – een bundel die trouwens is opgedragen aan Röhrig – die

hij homofi el is; de strubbelingen op het instituut Duits in Utrecht en zijn twijfel om terug te keren naar de Universiteit van Gronin­gen; de crisis met zijn levens­partner Hans. Het zijn bepalende momenten in Jellema’s leven die hij met Röhrig deelt en waarover hij diens advies vraagt. De mooiste passage is waarschijnlijk die waarin Jellema Röhrig antwoordt nadat deze hem met een beeld gevraagd heeft naar het wezen van hun relatie, namelijk of ze nu twee planeten (die samen rond het­zelfde centrum zweven) dan wel twee kometen zijn (die elkaar even tegenkomen, maar dan weer hun eigen baan voort zetten):

Vielen Menschen gegenüber genügt es mir zu sprechen über tägliche triviale Sachen […] Dir gegenüber genügt es mir nicht, weil ich weiß, dass Du mir etwas schenken kannst, und weil ich Dir von mir schenken will (ich rede nur von mir aus). Du bist mir keinen Moment ein Fremder […] aber mir fehlt die Sprache, ich meine, die tief­gemeinsame Sprache, und die müssen wir fi nden, damit wir nicht gehen “side by side but not together”. Denn so sehe ich uns, anstatt als Planeten.

(Bij veel mensen heb ik genoeg aan een gesprek over dagelijkse triviale dingen […]. Bij jou is dat niet voldoende, omdat ik weet dat jij mij iets kan schenken, en omdat ik jou iets van mij wil schenken (ik spreek enkel voor mezelf). Jij bent op geen enkel moment een vreemde voor mij […] maar mij ontbreekt de taal, ik bedoel: de diep-gemeenschappelijke taal, en die moeten wij vinden zodat wij niet “side by side but not together” gaan. Zo zie ik ons, in plaats van als planeten. – vertaling, cds)

Misschien ware het een optie geweest om de oorspronkelijk in het Duits geschreven brieven naar

C.O. Jellema

In beelden aanwezig. Over poëzie

Vliedorp, Houwerzijl, 2014

76 p. / € 15,95

Selbstfindung.

Brieven aan Hans­Hermann Röhrig

Bezorgd door Gerben Wynia

Flanor, Nijmegen, 2014

332 p. / € 25,00

genügt es mir nicht, weil ich weiß, dass Du mir etwas schenken kannst, und weil ich Dir von mir schenken will (ich rede nur von mir aus). Du bist mir keinen Moment ein Fremder […] aber mir fehlt die

gemeinsame Sprache, und die

nicht gehen “side by side but not together”. Denn so sehe ich uns,

(Bij veel mensen heb ik genoeg aan een gesprek over dagelijkse triviale

voldoende, omdat ik weet dat jij mij iets kan schenken, en omdat ik jou iets van mij wil schenken (ik spreek enkel voor mezelf). Jij bent op geen enkel moment een vreemde voor mij […] maar mij ontbreekt de taal, ik

C.O. Jellema

In beelden aanwezig. Over poëzieIn beelden aanwezig. Over poëzie

Vliedorp, Houwerzijl, 2014

76 p. / € 15,95[…] maar mij ontbreekt de taal, ik bedoel: de diep-gemeenschappelijke taal, en die moeten wij vinden zodat wij niet “side by side but not together” gaan. Zo zie ik ons, in plaats van als

Misschien ware het een optie geweest om de oorspronkelijk in het Duits geschreven brieven naar

Selbstfindung. Selbstfindung.

Brieven aan Hans­Hermann RöhrigBrieven aan Hans­Hermann Röhrig

Bezorgd door Gerben Wynia

Flanor, Nijmegen, 2014

332 p. / € 25,00

(Bij veel mensen heb ik genoeg aan een gesprek over dagelijkse triviale

voldoende, omdat ik weet dat jij mij iets kan schenken, en omdat ik jou iets van mij wil schenken (ik spreek enkel voor mezelf). Jij bent op geen enkel moment een vreemde voor mij […] maar mij ontbreekt de taal, ik

C.O. Jellema

In beelden aanwezig. Over poëzieIn beelden aanwezig. Over poëzie

Vliedorp, Houwerzijl, 2014

76 p. / € 15,95