Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

22
ACHTERGRONDDOSSIER BIJ CAMPAGNE 2010 Boeren verdienen meer

description

Het dossier illustreert met twee concrete ontwikkelingsprogramma's, vanuit Indonesië en vanuit Senegal, de betekenis van onze nieuwe slogan, van ons campagnethema 'boeren verdienen meer'. Een toonaangevend internationaal rapport staaft de voorbeelden vanuit wetenschappelijke hoek. Zeer de moeite waard om te lezen.

Transcript of Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Page 1: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

ACHTERGRONDDOSSIERBIJ CAMPAGNE 2010

Boeren verdienen meer

Page 2: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld
Page 3: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

1

Boerenverdienen

meer

ACHTERGRONDDOSSIERBIJ CAMPAGNE 2010

Page 4: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

2

1 Inleiding ................................................................................................................ 3

2 Duurzame familiale landbouw: winst op alle terreinen .................................................... 4

2.1 Familiale landbouw haalt mensen uit de armoede .................................................. 4

2.2 Familiale landbouw kan de wereld voeden .............................................................. 6

3 Familiale landbouw boekt resultaten ............................................................................ 9

3.1 Boeren verdienen meer in Senegal ........................................................................ 93.1.1 Senegal en de millenniumdoelstellingen ...................................................... 93.1.2 Case study: APROVAG haalt meer uit bananenteelt ........................................ 93.1.3 Kunnen investeringen in de landbouwsector in Senegal

de clandestiene emigratie afremmen? ........................................................ 11

3.2 Boeren verdienen meer in Indonesië .................................................................... 123.2.1 Indonesië en de millenniumdoelstellingen .................................................. 123.2.2 Rijst, een zaak van (inter)nationaal belang ................................................ 133.2.3 Case study: Rijst van Dinglo vindt weg naar grote en kleine winkels ................ 143.2.4 Indonesië organiseerde eigen voedseltop in Maumere .................................... 15

4 Verwachtingen voor de nieuwe Wereldvoedseltop: de beleidsvoorstellen van Vredeseilanden .................................................................... 17

4.1 Meer investeringen in duurzame familiale landbouw ................................................ 17

4.2 Een rechtvaardig en solidair internationaal landbouw- en handelsbeleid .................... 17

4.3 Een sterke internationale coördinatie van het landbouw- en voedselbeleid ................ 18

Colo

fon

Inho

ud

Dit achtergronddossier werd samengesteld door Saartje Boutsen, Nele Claeys en Gert Engelen.

Voor vragen over dit achtergronddossier kan je terecht bijGert EngelenDiensthoofd [email protected]

Vredeseilanden vzwBlijde Inkomststraat 503000 [email protected]

Vredeseilanden is lid van 11.11.11, de koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging.

Page 5: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Iedereen zegt het nu. De Wereldbank. De VN. Wetenschappers wereldwijd. De miljoenen boerenfami-lies wereldwijd zijn een oplossing. Voor de voedselcrisis en het hongerprobleem – nogal evident. Maarook voor het armoedeprobleem, want de meeste armen zijn tenslotte boeren en boerinnen. En boven-dien respecteren hun familiebedrijven veel beter de ecologische balans van onze planeet.

Goed, help die boeren dan!

Eerlijk? Zo simpel is het niet. Het begin van de oplossing brengt ons een nieuw probleem. Want hoeverbinden we die boeren en boerinnen met consumenten op de verschillende markten, zodat ze loonnaar werken krijgen?

Precies dat zoekt Vredeseilanden uit, samen met vele partners: boerenorganisaties, bedrijven, uni-versiteiten, overheden. Bescheiden, maar ambitieus. Want het is een lastige weg. Marktstudies uit-voeren, overleg organiseren, coöperatieven opstarten, nieuwe kennis opbouwen.

Alles heeft zijn tijd. Successen, tegenslagen, nieuwe hoop. Het is de moeite waard. Omdat oplossin-gen in het klein, de wereld beetje bij beetje veranderen. Omdat het finaal over zoveel meer gaat danmensen die zich uit de armoede bevrijden.

Het gaat ook over ons. Want het volstaat niet dat we solidair zijn door mensen elders in de werelduit de armoede te helpen. Als drie miljard armen zich opwerken tot onze levensstandaard en daarbijevenveel CO2 uitstoten en evenveel water en grondstoffen consumeren als wij, bedreigen we hetvoortbestaan van onze eigen soort. We zullen dus ons eigen consumptiepatroon moeten verduurza-men.

Een nieuwe economie begint bij de armsten van de wereld. In Senegal, Indonesië en elders.Bedrijven, ngo's, overheden, maar ook consumenten kunnen die nieuwe economie mogelijk makendoor voor duurzame familiale landbouw te kiezen. Het kan. Het moet. Want boeren verdienen meer.

Staats- en regeringsleiders beloofden daarom op de FAO Wereldvoedseltop in Rome van juni 2008 ommeer te gaan investeren in duurzame familiale landbouw en oplossingen voor de voedselcrisis. Deleiders van de G8 beloofden in juli 2009 eveneens extra budgetten.

Van 16 tot 18 november 2009 komen in Rome wereldleiders opnieuw samen. Er zijn hoge verwach-tingen rond het versterken van de internationale coördinatie via een veel betere samenwerking tus-sen de verschillende bestaande instellingen. Daar zou een sterk mandaat moeten uit voortkomen,zodat voedselzekerheid niet langer onderschikt wordt aan vrijhandel.

Alle beloftes vragen nu doortastende daden. Een leefbare landbouw is immers een essentieel instru-ment voor duurzame ontwikkeling. Zonder landbouwontwikkeling zal de eerste Millenniumdoelstelling– tegen 2015 de honger en de armoede halveren – niet worden gehaald.

3

Inle

idin

g

1

Page 6: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

2.1 FAMILIALE LANDBOUW HAALT MENSEN UIT DE ARMOEDE

Een Afrikaanse vrouw die in de hete zon aanhet werk is op het veld, met een schoffel in dehand en een baby op de rug – een heel gewoonbeeld op veel plaatsen in deze wereld. Voordeze vrouw en haar gezin en voor miljoenenanderen betekent deze primitieve vorm vanlandbouw de enige kans op overleven. Drie opvier mensen in de ontwikkelingslanden wonenop het platteland. 2,1 miljard mensen moetenrondkomen met minder dan twee dollar perdag, 900 miljoen mensen met minder dan ééndollar per dag. Het merendeel van de platte-landsbevolking is voor zijn inkomen afhankelijk van de landbouw. Een meer dynamische landbouwzou de armoede op het platteland dan ook aanzienlijk kunnen verminderen.

Een generatie lang stond de aandacht voor landbouw en ontwikkeling op een laag pitje. Tussen 1980en 2002 daalde het budget voor landbouw in de bilaterale en multilaterale ontwikkelingshulp van 6,2naar 2,3 miljard dollar. Het percentage leningen van internationale financiële instellingen voor land-bouwdoeleinden zakte in de jaren ‘90 van twintig naar amper negen procent. Maar die trend is nu –mede door de aanhoudende voedselcrisis – aan het keren, landbouw wordt opnieuw gezien als eenbelangrijke hefboom voor ontwikkeling.

Want in de meeste ontwikkelingslanden is de landbouw nog altijd de belangrijkste economische sec-tor, goed voor gemiddeld 29 procent van de nationale productie en 65 procent van de werkgelegen-heid. Het is dus van belang om de landbouw verder te ontwikkelen. Onderzoek toont aan dat econo-mische groei die wordt voortgebracht door de landbouw gemiddeld vier keer effectiever is om de arm-sten te bereiken dan groei in andere economische sectoren. Ook doorheen de geschiedenis zien wedat een gestage groei in de landbouwsector altijd de voorloper was van een industriële revolutie, vanEngeland in de achttiende tot Japan in de late negentiende eeuw. De recentere snelle groei van delandbouw in China, India en Vietnam betekende het begin van de industriële ontwikkeling in die lan-den.

Landbouw heeft zich als instrument voor ontwikkeling dus al bewezen. Maar kan landbouw ook in deallerarmste landen, zoals in Sub-Saharisch-Afrika en zuidelijk Azië, de belangrijkste sector voor groeivormen? Onder andere de Wereldbank meent van wel. Want ten eerste wordt voedsel, door de hogetransactiekosten, relatief gezien weinig verhandeld en moeten deze landen vooral zichzelf voeden.De productiviteit bepaalt de prijs van het voedsel, de prijs bepaalt de arbeidskosten en het concur-rentievermogen op de markt. Een hogere productiviteit voor voedselgewassen is dus een sleutel totontwikkeling. Ten tweede zal het comparatieve voordeel van deze landen de komende jaren blijvenliggen in de landbouw en in de verwerking van landbouwproducten. Groei in de landbouwsector zalook groei in andere economische sectoren met zich mee brengen.

De Wereldbank roept in haar jaarlijkse Rapport over de Ontwikkeling in de Wereld 2008 (WorldDevelopment Rapport) donorlanden op om opnieuw meer aandacht te schenken aan de landbouw inde ontwikkelingslanden. Door meer hulp en minder marktverstorende praktijken kunnen honderdenmiljoenen mensen wegkomen uit de rurale armoede.

4

Duur

zam

e fa

mili

ale

land

bouw

: w

inst

op

alle

ter

rein

en

2

Page 7: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Landbouw, een vrouwenzaak

Vrouwen hebben het grootste aandeel in de voedselproductie, maar lijden toch het meeste hon-ger

Vrouwen in ontwikkelingslanden hebben het grootste aandeel in de voedselproductie. Toch ishun voedingssituatie inferieur aan die van mannen. Vrouwen hebben minder toegang tot landen tot de middelen om land te bewerken (geld, kennis, opleidingen, materiaal), waardoor zijminder kansen hebben om honger aan te pakken.

In veel culturen is het de regel dat eerst jongens en mannen eten en pas daarna meisjes envrouwen. Dit vertaalt zich in grotere frequentie van honger bij meisjes en vrouwen. En net wan-neer het gaat over landbouw en voedselvoorziening, zien we een specifieke tendens. In tal vanontwikkelingslanden, waar landbouw één van de belangrijkste peilers van de economie is, zijnhet vooral vrouwen die aan landbouw doen. Niet alleen wordt 90 % van al het voedsel door vrou-wen, ook 85 % van het bewaren, vervoeren en vermarkten, en 65 % van alle processen wordtuitgevoerd door vrouwen. Maar zij beschikken slechts over 10 % van het land en hebben toe-gang tot ongeveer 10 % van de diensten en het krediet dat ter beschikking is voor landbouw.

Vrouwen zijn dus de sleutelspelers in de voedselproductie en -bereiding. Daarom moeten ze bijde ondersteuning van de landbouwsector de centrale doelgroep vormen.

Bronnen:• World Bank, World development Report 2008: Agriculture for Development, Washington, oktober

2007.• Boutsen S., Kunnen boeren de wereld redden? De Wereldbank over de plaats van de landbouw in

ontwikkeling en armoedebestrijding, MO* paper, februari 2008.

5

Page 8: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

6

2.2 FAMILIALE LANDBOUW KAN DE WERELD VOEDEN

In alle ontwikkelingslanden vinden we enkelegrote commerciële boeren naast boeren opkleine gezinsbedrijven, die vaak zijn aangewe-zen op overlevingslandbouw. Die economischeen sociale ongelijkheid is eigen aan de huidigesituatie op het platteland. Velen zijn ervanovertuigd dat de industriële landbouw nodig isom de wereld te voeden, dat het niet anderskan. Maar de werkelijkheid is dat een duurzamefamiliale landbouw veel beter presteert en kanpresteren dan de agro-industrie.

De kritiek op de huidige moderne landbouw is intussen wijdverbreid en stevig onderbouwd. Recent,in april 2008, is een studie voorgesteld over de werking van onze mondiale landbouw (The Inter -national Assessment of Agricultural Science and Technology for Development). Vierhonderd weten-schappers hebben er, op vraag van Wereldbank en FAO, drie jaar lang aan gewerkt. Hun conclusie:voortdoen zoals we bezig zijn, is geen optie.

Wetenschap en technologie hebben de productiviteit sterk verhoogd, maar de opbrengsten zijn heelongelijk verdeeld geraakt. Daarenboven blijken de ecologische nadelen en de sociale kosten heelhoog. Daarom, aldus deze wetenschappers, moet de landbouw het geweer van schouder veranderenen veel kritischer zijn voor er alweer een nieuwe technologie wordt ingezet. We moeten ons natuur-lijke kapitaal aan grond, water, enzovoort beschermen en werk maken van een agro-ecologische land-bouw die gebruik maakt van natuurlijke mest en traditionele zaden, die meer de natuur haar werklaat doen en die de afstand tussen de landbouwproductie en de consument verkleint.

Is dat echt mogelijk? Zeker. In de wereld leven 2,5 miljard mensen van de landbouw – boeren, boe-rinnen en hun kinderen. Overal waar deze boerenfamilies over voldoende en goede grond beschikkenen over de middelen om te investeren in een productieve landbouw, leveren zij ronduit schitterendeprestaties. Zij zijn perfect in staat om de wereld van voldoende voedsel te voorzien. Bovendien zijnde opbrengsten van hun landbouw veel gelijker verdeeld en doen ze de natuur veel minder geweldaan.

Een korte reis rond de wereld kan overtuigen. In vele regio’s produceren kleine en middelgrote boer-derijen voor de lokale en de nationale markt. En ze bewijzen dat ze productiever en efficiënter kun-nen zijn dan de grote, industriële exportbedrijven. Neem Brazilië, vooral bekend als agro-industrieelexportland van soja, vlees, suiker en zogenaamde biobrandstoffen. Maar zeker in Zuid-Brazilië bloeitgelukkig ook nog de familiale landbouw. Waar het landschap heuvelachtig is en dus onaantrekkelijkvoor de monocultuur van soja, springt onmiddellijk de grote diversiteit van gewassen in het oog.

Maar laten we de cijfers spreken. Van alle landbouwbedrijven in dit uitgestrekte land zijn er 85 pro-cent familieboerderijen. Die beschikken slechts over 42 procent van de grond. Maar zij slagen erinom bijna 40 procent van de landbouwproductie voort te brengen en ruim de helft van de basisvoed-selproductie. Een criticus kan opmerken dat de familiale landbouwers dan wel evengoed maar tochniet beter presteren dan de industriële landbouw. Bedenk dan wel dat veertig procent van die fami-liebedrijven aan overlevingslandbouw doet, helemaal geen geldelijk inkomen oplevert en weinig ofgeen deel uitmaakt van de markt. Ze zijn gewoon te arm aan kapitaal om goed te kunnen werken.

Veel zinvoller en leerrijker is het om de agro-industrie te vergelijken met dat ene derde van de fami-liale bedrijven dat wel over voldoende middelen beschikt. Zij nemen het gros van de familiale pro-ductie voor hun rekening. Hun productiviteit is dus merkelijk hoger dan die van de agro-industrie.

Page 9: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Als we naar Azië reizen, het veruit meest bevolkte continent, zien we dat China de meest indrukwek-kende prestatie van de jongste decennia heeft neergezet. Het land is er tussen 1981 en 2001 ingeslaagd om vijfhonderd miljoen mensen – een half miljard – uit de armoede te krijgen. Dat is in deeerste plaats een verhaal van de landbouw en van het platteland, waar de armoede in die periodedaalde van iets meer dan driekwart van de bevolking tot twaalf procent. Het geheim achter dit suc-ces is divers. De Chinese – kleine familiale – boeren kregen meer gebruiksrechten op hun grond, deoverheid biedt betere prijzen voor hun producten en ze kunnen hun voordeel doen met een deels vrij-gemaakte interne markt.

Het respect voor de familiale landbouw speelde in dit alles dus een grote rol. Het resultaat was eenbijna ongelooflijke groei van de productie, veel sneller dan die van de bevolking, en van de produc-tiviteit. Die revolutie joeg de rentabiliteit van de landbouw omhoog en bood vervolgens kansen –want er kwamen mensen en middelen vrij – om te kunnen investeren in industrialisering. En voor deopkomende industrie was een bloeiend platteland dan weer de belangrijkste afzetmarkt. Gelijkaardigeverhalen zijn terug te vinden in Taiwan, Zuid-Korea en Vietnam.

Het succes van de industrialiserende Aziatische economieën, onder andere dankzij een beschermdeen performante familiale landbouw, komt niet uit de lucht vallen. Wie even terugreist in de tijd, zietdat de Europese landen die weg zijn voorgegaan. Ook zij kenden eerst hun landbouwrevolutie en ble-ven hun grotendeels familiale landbouw respecteren. Zo konden zij de winsten uit die sector gebrui-ken voor hun industriële ontwikkeling, waarbij ze het evenwicht met het platteland en de platte-landseconomie voor ogen bleven houden. Europa heeft er alle belang bij om zijn familiale landbouwin goede vorm te houden. Die is namelijk in staat om de Europeanen te voeden, niet onbelangrijkwanneer de voedselonzekerheid toeneemt en je maar moeilijk blind kunt vertrouwen op de wereld-markt om je te bevoorraden.

Het is ook ecologischer om het Europese eten vooral in Europa zelf te kweken dan onze landbouw-producten in voeren vanuit meer milieu belastende agro-industriële landbouw elders. Daarenbovenpak je in dat geval het voedsel af van de armen in het Zuiden: gronden waarvan de producten wor-den uitgevoerd zijn niet beschikbaar voor de eigen voedselproductie. De meeste Europeanen kunnengoed betalen voor dat eten, de armen in de slums van het Zuiden kunnen dat amper of zelfs niet.

In goede omstandigheden produceert de familiale landbouw dus veel meer per hectare dan de indus-triële landbouw. Maar daarmee is het verhaal nog lang niet af. Want terwijl de grootschalige agro-industrie de boeren laat uitsterven en de naburige steden laat verkommeren, draagt een performan-te familiale landbouw in grotere mate bij aan de economische ontwikkeling en de welvaart in de stre-ken waar hij het voortouw mag nemen, omdat hij zijn inkomen vooral in eigen streek spendeert.

Zo komt het dat in streken waar vooral familiale bedrijven bloeien, ook de omliggende steden flore-ren: er zijn meer lokale handelszaken, meer aangelegde straten en trottoirs, meer scholen, parken,kerken, clubs, kranten, een betere dienstverlening, een hogere werkgelegenheid en een sterkere par-ticipatie van burgers aan het gemeenschapsleven. Dat alles blijkt uit studies waarvan de oudsteteruggaat tot het Californië van de jaren veer-tig van vorige eeuw.

7

Page 10: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

In 2008 stond de teller op 963 miljoen mensen met honger. In 2009 is de kaap van het miljardoverschreden, meldt de FAO (de Wereld Landbouworganisatie van de Verenigde Naties) in haarjaarlijkse rapport over voedselonzekerheid in de wereld. “Dit jaar hebben we het hongerfeno-meen op sommige dagen zien toenemen met enkele miljoenen mensen per dag”, zegt JosetteSheeran van het Wereldvoedselprogramma van de VN. Ze gaat verder: “Ik weet dat het budgetdat nodig is om deze trend te keren niet gering is. Maar het gaat om minder dan één procentvan de fondsen van de wereldwijde economische herstelplannen die momenteel op tafel liggen.En dat terwijl de strijd tegen honger even belangrijk is voor de politieke stabiliteit op onze pla-neet.”

Bron:• Aertsen J. en Barrez D., Wie zorgt er voor een échte groene revolutie?, MO* paper, juni 2008.

Familiale landbouw verlicht de druk op de aarde

Familiale landbouw heeft sterke troeven voor het zorgzaam omgaan met milieu, landschap enbij te dragen aan biodiversiteit. Agro-ecologische landbouw minimaliseert de inputs van bui-tenaf aan geïmporteerd veevoer, chemische meststoffen of pesticiden tot het uiterste. Zijn ener-giebalans is veel positiever, hij springt zuiniger om met de schaarse watervoorraden en verhoogtde vruchtbaarheid van gronden... en brengt toch meer op dan de moderne hightechlandbouwdie volledig steunt op externe inbreng.

8

Page 11: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

3.1 BOEREN VERDIENEN MEER IN SENEGAL

3.1.1 Senegal en de millenniumdoelstellingen

"Senegal is een van de landen waar de millenniumdoelstellingen (MDG’s) gehaald kunnen worden",zei professor Jeffrey Sachs, tot 2006 speciaal adviseur voor de MDGs van de VN Secretaris-Generaal,in 2004. Voor een aantal van de MDG's heeft het West-Afrikaanse Senegal inderdaad een goede voor-uitgang geboekt. Maar andere doelstellingen zijn dan weer veel verder af.

• Nog steeds 33,4 procent van de Senegalezen leeft onder de armoedegrens. In 2005 waren 22,7 procent van de kinderen jonger dan vijf jaar ondervoed.(MDG 1).

• In 2005 had 52 procent van de bevolking het basisonderwijs voltooid, tegenover 42 procent in1990 (MDG 2).

• De verhouding meisjes/jongens in het basis- en secundair onderwijs bedroeg in 2005 90 procent,in 1990 nog maar 68,9 procent (MDG 3).

• De kindersterfte neemt er jaarlijks af, per 1000 kinderen jonger dan 5 jaar stierven in 1990148 kinderen, in 2005 waren dit er 119 (MDG 4).

• Het aantal aids- en vooral tuberculosegevallen blijft echter stijgen (MDG 6). • Ook het percentage van de bevolking dat toegang heeft tot drinkbaar water en sanitaire voorzie-

ningen verbetert lichtjes (MDG7).

Dit zijn cijfers die bewijzen hoe zorgwekkend het gesteld is in Senegal om de eerste millenniumdoel-stelling, bestrijding van armoede en honger, te halen tegen 2015.

Bron: World Development Indicators, World Bank / Human Development Report, UNDP

3.1.2 Case study: APROVAG haalt meer uit bananenteelt

Ongeveer de helft van alle bananen die deSenegalezen eten, komt uit het buitenland,vooral uit Ivoorkust. Worden in Senegal dangeen lekkere bananen geteeld? Jawel. De produ-centen van de boerenorganisatie Aprovag slaag-den erin om de kwaliteit van hun bananen sterkte verbeteren. Toch hebben ze nog een hele wegte gaan om uit te groeien tot een professionelepartner in de Senegalese bananenhandel.

De Association des PROducteurs de la VAllée fleuve de la Gambie, kortweg Aprovag, is een ster-ke boerenorganisatie van ongeveer 950 leden. Een derde zijn vrouwen. De families die lid zijn vanAprovag wonen in de regio van Tambacounda, dichtbij de Gambia rivier. De nabijheid van de riviergeeft mogelijkheid om afgebakende velden te irrigeren en er bananen te kweken. Het succes van debananenteelt heeft ook veel migranten uit andere streken in Senegal aangetrokken, voornamelijkboeren die niet meer konden leven van de teelt van pindanoten.

Aprovag groeide de afgelopen 10 jaar uit tot een stevige democratische boerenorganisatie. In 2006werd Aprovag een partner van Vredeseilanden. De bananenboeren ondervinden namelijk grote moei-lijkheden om toegang te krijgen tot hun eigen markt. Een groot probleem in de commercialisatie vande Senegalese banaan, is het enorme kwaliteitsverschil met de Ivoriaanse banaan. Die laatste wor-den geproduceerd in grote plantages en na de oogst behandeld om langer te bewaren. De lokaleSenegalese banaan is niet zo lang houdbaar.

9

Fam

ilial

e la

ndbo

uw b

oekt

res

ulta

ten

3

Page 12: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Hoe heeft Aprovag dit probleem opgelost? De boeren en boerinnen beslisten een paar jaar geledenom te beginnen met het kweken van biologische bananen. Het resultaat was verbluffend: de bana-nen bleken langer houdbaar dan diegene die op een 'conventionele' manier. Vandaag is al de helftvan de bananenproductie van Aprovag biologisch. Op naar 100%.

De eerste stap was daarmee gezet. Toch liggen er nog heel wat obstakels op de weg van de bana-nentelers van Aprovag. Letterlijk. Tonnen bananen rotten onderweg omdat de vrachtwagens zich vastrijden in putten in de weg of omdat de bananen in slechte omstandigheden vervoerd worden. Somsblijven de bananen gewoon te lang bij de boeren op de grond liggen.

Het aantal rotte bananen in de streek van Tambacounda was eind 2008 opgelopen tot 1000 ton. Debouw van een nieuwe opslagruimte voor de bananen in Nguène kwam dan ook niets te vroeg. Vorigjaar heeft Aprovag er een eerste 126 ton biologische bananen opgeslagen en verpakt. Vredeseilandenfinancierde een eerste lading kartonnen dozen. Dat laatste bedrag zal Aprovag terugbetalen door hette herinvesteren in haar activiteiten. Volgend jaar willen ze minstens een dubbele hoeveelheid kun-nen opslaan en verpakken. Want in karton zijn de bananen beter bestand tegen het transport en deprijs die de boeren voor verpakte bananen krijgen ligt ook hoger: 245 CFA i.p.v. 150 à 160 CFA perkilo.

Samen met Aprovag voerde Vredeseilanden verschillende marktstudies uit en werd de hele bananen-keten geanalyseerd van op de bananenplantage tot op het bord van de consument in Dakar. Met diekennis organiseerde ze heel wat vormingen. Hoe sluit je correcte contracten af met groothandelaars?Welke nieuwe markten kan Aprovag verkennen? Wat zijn de wensen van de consument? Hoe organi-seer je je het best als boerenorganisatie?

Ondertussen zijn er in de verschillende dorpen kwaliteitscontroleurs opgeleid. Zo wil Aprovag verderuitgroeien tot een professionele, betrouwbare en kwaliteitsvolle partner in de Senegalese bananen-handel. Daarom blijft de organisatie haar winst herinvesteren. Momenteel experimenteert Aprovagmet druppelirrigatie. Zo zullen ze niet alleen heel veel water, maar ook kosten besparen.

“Dit wordt ons dorp”

Gerry De Mol trok in 2007 door enkele dorpen waar leden van Aprovag wonen. Zo kwam hij inhet dorp Bady terecht.

Er wachten ons een paar jonge mannen op, enkele met rastakapsels. Ze komen uit de streek vanDiourbel, waar de rastakapsels een teken zijn van de moslimbroederschap die er floreert.Hoe heet je dorp?– “Bady.”Hoe lang bestaat het al?– “Sinds vorig jaar.”Met hoeveel zijn jullie?– “Niet zoveel.”Welke hutten zijn dat?– “Van stro. Het is voorlopig. Niet iedereen heeft al iets kunnen bouwen. De anderen logeren

bij ons.”Vanwaar komen jullie?– “Uit de streek van Diourbel.”Hoezo?– “Iemand vroeg ons of we in de bananenteelt wilden komen werken. En hier zijn we. Onze eer-

ste standplaats is overstroomd. We hebben dit dorp nu gekregen.”

10

Page 13: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Het ziet er leeg uit.– “We bouwen het op zoals we kunnen. Onze vrouwen wonen met de kinderen nog thuis, tot

we hier wat betere hutten hebben en meer waterputten.”Kan je er van leven?– “Dat komt nog. Het duurt tien maanden voor je een eerste oogst hebt. Je moet je planten

over het hele jaar kunnen oogsten. En we hebben een organisatie die onze bananen verkooptin Dakar.”

Ga je hier blijven?– “Dat is de bedoeling. We hebben hier onze grond. Onze families komen naar hier, dit wordt

ons dorp.”Jullie zijn migranten.– “Ja, dat zijn we. Een van onze vrienden is naar Europa vertrokken en ze hebben hem na een

maand uit Spanje teruggestuurd. Nu werkt hij hier. Je hoeft hier je leven niet te wagen. Alsik nog naar Europa zou gaan, dan is het om meer over bananen te leren.”

3.1.3 Kunnen investeringen in de landbouwsector in Senegal de clandestiene emigratie afremmen?

De beelden van clandestiene migranten die in gammele bootjes de overtocht van de West-Afrikaansekust naar de Canarische Eilanden wagen, zijn bekend. In 2006 waagden ongeveer 33.000 migrantende overtocht. Twee derde van hen zijn tussen 15 en 34 jaar oud, bijna de helft is ongehuwd en slechts16% zijn vrouwen. Vele duizenden halen de overtocht niet. Diegenen die wel aankomen verdwijnendikwijls in de illegaliteit of worden teruggestuurd. De hoofdreden om deze gevaarlijke overtocht tewagen is van economische aard: de harde gevolgen van de structurele aanpassingsprogramma's in dejaren '80 dreven veel Senegalezen in extreme armoede, zeker op het platteland. Moderne communi-catiemiddelen en GPS-technologie maakten het technisch mogelijk om massaal over zee te trekken.

De voorbije jaren zijn enkele initiatieven genomen om de toenemende emigratie en de daarmeegepaard gaande braindrain vanuit West-Afrika in te dijken. Zo ging Spanje er in 2006 mee akkoordom tegen 2008 vierduizend jonge Senegalezen een tijdelijke arbeidsvergunning toe te kennen en

11

Page 14: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

beloofde het land tegelijk om twintig miljoen euro aan Senegal te schenken voor de financiering vanberoepsopleidingen voor jongeren en het scheppen van arbeidsplaatsen in de landbouw. Dat laatstegebeurt in het kader van het REVA-plan (Retour vers l’Agriculture), dat gerepatrieerde jongeren uit-zicht op werk en een inkomen in de landbouw wil geven.

Maar dat plan kwam niet van de grond. Is er dan geen rechtstreekse band tussen de economischeoorzaak (armoede, voornamelijk op het platteland) en de voor de hand liggende oplossing (meerinvesteringen in de landbouw) als het gaat over de massale emigratie? Neen, het antwoord is ietsingewikkelder. Want iets meer dan de helft van de emigranten komt uit stedelijke gebieden. Zij heb-ben nooit in de landbouw gewerkt, en zien zichzelf niet als boeren.

Wie goed naar de kandidaat-migranten luistert, hoort argumenten doorklinken die van economischeaard lijken, maar waarachter een bepaalde sociaal-culturele logica zit. Wie een beetje geld verdientin Senegal, ondervindt meteen de sociale druk van zijn familie en vrienden om een deel van zijn(schamele) inkomen te delen. Wie daaraan niet toegeeft, wordt uitgesloten. Maar wanneer je watafstand kunt scheppen tussen jezelf en je uitgebreide familie, bijvoorbeeld door te migreren, kan jezelf beslissen hoeveel je naar je familie in het thuisland stuurt. Zo kan de migrant een deel van zijn/haar geld sparen en een bepaald niveau van economische onafhankelijkheid opbouwen, zonder hetrisico van sociale uitsluiting. Ook het feit dat de jongeren die slagen in hun missie van een ongelo-felijk prestige genieten in Senegal, stimuleert migratie.

De statistieken van 2006 tonen dat de helft van de illegale migranten die op de Canarische Eilandenaankomen, Senegalezen zijn en daarvan zijn er niet meer dan 4600 gerepatrieerd. Ondanks alletegenkanting en gevaar hebben illegale emigranten dus een redelijke kans op succes. Het valt danook niet moeilijk te begrijpen waarom zovelen (34% van de 18 tot 65 jarigen) nog altijd de wensuitdrukken om het land te verlaten, en hun sociale en economische status op te krikken.

Anderzijds blijft het wel een feit dat de grote meerderheid van de bevolking niet vertrekt, en datzeventig procent van de Senegalese bevolking (ongeveer zeven miljoen mensen) wel in de landbouwwerkt, terwijl die sector slechts vijftien procent van de nationale productie levert. Wie iets aan hetarmoedeprobleem in Senegal wil doen, kan dus niet anders dan de landbouwsector aanpakken.

Als antwoord op de voedselcrisis (die ondermeer voor grote rijsttekorten zorgde) heeft de Senegalesepresident in 2008 een ambitieus plan gelanceerd om voedselsoevereiniteit weer voorop te stellen enhet land zelfvoorzienend te maken op het vlak van voedsel. Meteen na de lancering gingen al stem-men op dat dit plan irrealistisch was. Realistisch of niet, het betekent alleszins dat de regering inzietdat ze opnieuw veel meer moet investeren in de landbouwsector.

Bron:Willems R., Ligt de Afrikaanse hemel in Barcelona?, MO* paper, september 2007.

3.2 BOEREN VERDIENEN MEER IN INDONESIË

3.2.1 Indonesië en de millenniumdoelstellingen

16,6 % van de Indonesiërs leeft onder de armoedegrens. De helft van de bevolking heeft geen toe-gang tot gezond drinkbaar water en meer dan een derde ontbreekt het aan sanitaire voorzieningen.Indonesië heeft nochtans de voorbije tien jaar behoorlijk vooruitgang gemaakt in de realisatie vande millenniumdoelstellingen (MDG's). Sinds de economische crisis van 1997 en de politieke hervor-ming in diezelfde periode zijn er degelijke plannen gemaakt en uitgevoerd. De ambities van hetMedium Term National Plan 2004-2009 en de National Poverty Reduction Strategy lagen zelfs hogerdan de internationale richtlijnen.

12

Page 15: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Het is natuurlijk geen eenzijdig positief verhaal en er liggen een pak heikele aangelegenheden. Zooverlijden 307 vrouwen per 100.000 bij de bevalling – dat is het hoogste percentage in Zuidoost-Azië. Tevens verspreidt Aids zich snel bij kwetsbare groepen en naar afgelegen regio's.

De Indonesische regering is vastbesloten om meer middelen te besteden aan armoedebestrijding,onderwijs en gezondheid. Er worden inspanningen geleverd om ook op provinciaal en lokaal niveaute komen tot een goede planning en budgettering. Zo werd de National Community EmpowermentProgramme (PNPM) gelanceerd , een tewerkstellingsprogramma dat duizenden jobs zou moeten creë-ren waarmee noodzakelijke verbeteringen aangebracht worden aan de infrastructuur op het platte-land. In 2009 is hiervoor een budget uitgetrokken van 19 miljard dollar en is voorzien om 5.263 sub-districten te bereiken (een subdistrict bestaat uit verschillende gemeentes of verschillende wijkenin een stad). Om de allerarmste te bereiken wordt voorwaardelijke geldelijke ondersteuning aange-boden om toegang te voorzien voor onderwijs en gezondheidsdiensten (Conditional Cash TransferProgramme).

De Indonesische inspanningen om de armoede te bestrijden worden op de proef gesteld door de glo-bale economische groeivertraging. Als netto invoerder van olie heeft het land vorig jaar moeilijkhe-den gekend door de hoge olieprijzen. Door de hoge prijzen zijn er ook wat extra inkomsten gereali-seerd met de uitvoer van steenkool en palmolie

Gemiddeld genomen scoort Indonesië niet zo slecht voor de MDG's. Maar het is geen sinecure om ditover heel het grondgebied waar te maken. De decentrale structuren leveren daarvoor natuurlijk moge-lijkheden. Meer middelen dienen te worden uitgetrokken voor het lokale niveau. Hogere investerin-gen zijn nodig voor de infrastructuur op het platteland, voor tewerkstelling en om de kwaliteit enhet bereik van de publieke diensten op te krikken.

Bron:MDGmonitor.org

3.2.2 Rijst, een zaak van (inter)nationaal belang

Als je aan rijst durft te komen, dan raak je aanhet hart van de samenleving en de politiek. Datis zo in Indonesië en in veel andere Zuid-Aziatische landen. In de heisa rond de voedsel-crisis vorig jaar stond 'rijst' in het oog van destorm. De verschillende strategieën die toen optafel kwamen zijn helaas lang niet altijd in hetvoordeel van familiale landbouw of in functievan een duurzame landbouwontwikkeling.

Wereldwijd is rijst het belangrijkste voedselge-was voor bijna de helft van de bevolking. Eensuccesvolle en duurzame ontwikkeling van derijstketen zal cruciaal zijn om de wereldbevol-king te kunnen voeden tegen 2050.

Productieverhoging versus lokale zadenHoewel iedereen het eens is over de noodzaakom de productie te verhogen, komen de voor-gestelde oplossingen meestal neer op de ouderecepten: meer meststoffen en bestrijdingsmid-

13

Page 16: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

delen en 'moderne' zaden. De nationale beleidsverantwoordelijken, de internationale onderzoeksin-stellingen en ook de grote donoren hebben het dan over ofwel Chinese hybride rijstsoorten ofwel denieuwe Nerica-variëteiten die ontwikkeld zijn door het Afrikaanse Rijst Centrum.[1] De traditionelekennis en de variëteiten die door de boeren zelf zijn ontwikkeld worden daarbij genegeerd of onder-benut[2].

Toegang tot landEven verontrustend is de wedloop naar vruchtbare landbouwgronden. Terwijl Afrikaanse regeringenluid hun engagement rond bazuinen om te zorgen voor voldoende voedsel, tekenen ze achter de rugvan haar bevolking een alarmerend aantal overeenkomsten met buitenlandse investeerders die con-trole verschaft over belangrijke stukken grond.[3]

Inmiddels gaat 32% van de wereldwijde rijstimport van 2006 naar de Afrikaanse regio, meteen recordniveau van 9 miljoen ton. Neem bijvoorbeeld Mali. Net zoals verschillende andere West-Afrikaanse landen is Mali nog maar in de voorbije decennia rijst gaan invoeren in plaats van zelf teproduceren. Met miljoenen dollars heeft de Malinese regering een knap rijstinitiatief gelanceerd omde zelfvoorziening te herstellen. Maar waarom heeft die regering dan tegelijk een enorm stuk landovergedragen aan een investeerder uit Libië en aan Chinese bedrijven?

Internationale handel versus zelfvoorziening en lonende prijzen voor boerenDe rijstprijzen in 2008 zijn gemiddeld met 80% gestegen ten opzichte van 2007. De armste bevol-kingsgroepen komen daardoor in ernstige moeilijkheden. De meeste rijstexporterende landen hebbenhun rijstuitvoer teruggeschroefd om in de eigen behoeftes te kunnen voorzien, met als gevolg datde prijsschokken het zwaarst aankomen bij de kwetsbare bevolkingsgroepen van de landen die rijstinvoeren. Landen zoals de Filippijnen en verschillende West-Afrikaanse landen hadden hun vroegerezelfvoorziening voor rijst opgegeven en zijn afhankelijk geworden van rijstimport. De Filippijnen zijnzelfs de grootste netto rijstimporteur geworden terwijl ze in de jaren ‘80 nog zelfvoorzienend waren.

De oplossing is nochtans bijzonder duidelijk: zorg ervoor dat de boeren lonende prijzen krijgen.Dat betekent dat overheden regulerend moeten optreden. Dat strookt helaas niet met de richtlijnendie afgesproken worden binnen de regionale vrijhandelsakkoorden of binnen de Wereldhandels -organisatie. Dus moet landbouw een speciale behandeling krijgen waarbij de belangen van voedsel-zekerheid primeren boven vrijhandel.

Bronnen:• [1] See the GRAIN briefing, “Nerica: another trap for small farmers in Africa”, January 2009,

www.grain.org/briefings/?id=215• [2] Rice land grabs undermine food sovereignty in Africa, Grain, January 2009• [3] See GRAIN, Oryza hybrida blog, “Mali: a Libya–Chinese rice landgrab strikes a blow to local

farmers”, posted 1 December 2008, http://www.grain.org/hybridrice/?lid=212• [4] Africa Rice Center (WARDA)/FAO/SAA. 2008. NERICA®: the New Rice for Africa – a Compendium.

EA Somado, RG Guei and SO Keya (eds.). Cotonou, Benin: Africa Rice Center (WARDA); Rome, Italy:FAO; Tokyo, Japan: Sasakawa Africa Association. 210 pp.

3.2.3 Case study: Rijst van Dinglo vindt weg naar grote en kleine winkels

Rijst is het belangrijkste voedingsgewas van Indonesië. 's Morgens, 's middags en 's avonds staat errijst op het menu. Doorgaans witte, industriële rijst, die is opgepept met chemische meststoffen enna het oogsten in sommige gevallen met behulp van chloor wordt gebleekt om witter dan wit te zijn.Maar niet in het Javaanse district Boyolali, waar boeren met de hulp van de boerenvereniging LSKBBoverschakelden op duurzame landbouw.

14

Page 17: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Van de 860.000 inwoners van Boyolali leeft 31% onder de armoedegrens, wat betekent dat ze eeninkomen hebben van minder dan 1 dollar per dag. Reden genoeg voor Vredeseilanden-partner LSKBBom de boeren te helpen bij de kweek, verwerking en verkoop van hun rijst. De door de zon getaan-de Cipto Mulyatno is de leider van de boerenvereniging van Dinglo, een idyllisch dorp niet ver vanSolo. We staan in een rijstveld en hij strijkt met zijn rechterhand door de groene rijstplanten. 'Wijhebben altijd rijst gekweekt hier. Vanaf de jaren zeventig weliswaar met behulp van kunstmest enpesticiden.'

Cipto heeft geen goed woord over voor pesticiden. 'Ze zorgden voor hogere productiekosten en hetland werd droger. Bovendien ontwikkelde ik astma na het sproeien. In heb zelfs eens een soort epi-leptische aanval gehad, waarschijnlijk door dat gif in te ademen. Neen, ik gebruikte geen masker ofandere bescherming.' Over de biorijst niets dan goeds. 'We fabriceren ons eigen bestrijdingsmiddelvolgens een traditioneel recept. Er worden onder andere tabaksbladeren in verwerkt. We vervaardi-gen ook onze eigen meststof met koeienmest en compost. De productiviteit van het land is verhoogd,we krijgen een betere prijs voor onze rijst en de smaak is ook beter. Ik zou het aan elke boer aan-raden.' In zijn woonkamer toont Cipto me het analyseverslag van een universitair labo, waaruit blijktdat de grond 0,0 % pesticiden bevat.

In de rijstbusiness blijft van oudsher veel geld kleven aan de handen van tussenpersonen en groot-handelaars. Om een betere onderhandelingspositie te verkrijgen, verenigden de boeren zich in eenorganisatie die de rijst in het groot verkoopt of rechtstreeks, zonder tussenpersonen. Zo wordt debiorijst van Dinglo buiten de rijstmarkt van Solo om verkocht aan de kleinhandel, aan de fastfood-keten KFC (Kentucky Fried Chicken) en aan consumentengroepen.

Met name die laatste blijken een slimme zet in de marketing van de rijst. Aris van de LSKBB heefteen ontmoeting belegd met de vrouwen van blok 3, een buurt die hij omschrijft als een lower middleclass-wijk van Solo. Al twee jaar komen deze vrouwen geregeld samen om rijst in te slaan die hierrechtstreeks door de boeren wordt geleverd. Onder leiding van Yayuk praten ze over de kwaliteit vanhet aangeboden product. Deze vrouwen zijn uitgegroeid tot bewustere consumenten, die zich vragenstellen over de gezondheidsimpact van niet-biologisch geteelde producten. En wat nog belangrijkeris, ze steken met hun enthousiasme hun buren aan die op hun beurt de rijst van de boeren van Dlingoleren appreciëren.

'Deze dames zijn onze beste klanten', zegt Aris. 'De upper middle class-vrouwen kopen hun biorijstliever in de supermarkt, waar hij dubbel zoveel kost maar in een mooiere verpakking zit. Ook al wetenze maar al te best dat het om exact dezelfde rijst gaat.'

3.2.4 Indonesië organiseerde eigen voedseltop in Maumere

Al de notabelen van de Indonesische provincie East Nusa Tenggara (NTT) hebben in oktober2008 hun eigen voedseltop georganiseerd. Met een ronkende eindverklaring, maar vooral meteen sterk resultaat dat uitvoerig in de media werd voorgesteld. Vredeseilanden was erbij endroeg actief bij.

Het uitkomst van de top is tweeledig. Ten eerste werd een actieplan voedselzekerheid voor2009-2013 opgesteld. Ten tweede werd een sterke synergie uitgewerkt tussen alle mogelijkeactoren in de provincie. Het plan bevat acties om vooruitgang te maken op vlak van beschik-baarheid van voedsel en toegang tot voedsel. Er wordt ook extra aandacht besteed aan de kwa-liteit van de voeding.

15

Page 18: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Van de 14 districten in de provincie NTT worden er nu 13 omschreven als ‘voedselonzeker’. Deplannen voorzien ook het verbeteren van gezondheidsdiensten, infrastructuur, diensten, goedbestuur, betrokkenheid van de bevolking,...

Naar aanleiding van de nieuwe wereldvoedseltop in Rome zal de NTT provincie opnieuw haareigen top organiseren om reeds na 1 jaar de balans op te maken van de realisaties.Een voorbeeld om te volgen.

16

Page 19: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Van 16 tot 18 november komen in Rome staats-en regeringsleiders samen op een nieuweWereldvoedseltop van de FAO. Doelstelling? Eenconsensus bereiken over hoe honger de werelduit te krijgen tegen 2025. Een ambitieuze doel-stelling die om kordate beslissingen vraagt.

Vredeseilanden vraagt onze Belgische beleids-makers op deze top te pleiten voor volgendepunten.

4.1 MEER INVESTERINGEN IN DUURZAME FAMILIALE LANDBOUW

• Zoals het toonaangevende internationale rapport IAASTD aangeeft, ligt de bestrijding van hongeren armoede in de uitbouw van een agro-ecologisch landbouwsysteem gebaseerd op familiale land-bouw (in plaats van een industriële landbouw). Dit betekent dat we voorrang geven aan lokale enregionale voedselproductie gebaseerd op familiale, gediversifieerde en agro-ecologische productie-systemen, en dat er meer geïnvesteerd wordt in lokale economische ontwikkeling, in de promotievan rurale tewerkstelling, in het duurzaam beheer van de natuurlijk grondstoffen, de aanpassingaan klimaatveranderingen, het behoud van de vruchtbaarheid van de bodem,...

• Er is nood aan ondersteuning op maat van de boeren in de regio. Arme boeren kunnen nog meerin de problemen komen als ze afhankelijk worden van dure externe inputs zoals moderne zaaiza-den. Daarom moeten we ontwikkelingsplannen opstellen met inbreng van boerenorganisaties enandere middenveldorganisaties van de regio. Zij kunnen het best aangeven wat de noden zijn ende grootste beperkingen waar ze tegen aan lopen. Dat kan heel erg uiteenlopen: opbouw van eenmarktinformatiesysteem, uitbouwen van wegeninfrastructuur voor het transport van de producten,opzetten van kredietsystemen, uitbouw van gezamenlijke stockage en vermarkting van producten,garanties voor gebruik van gronden, begeleiding in onderhandelingen met andere handelaars enverwerkers, opleidingen en begeleidingen op het bedrijf, verbetering van toegang tot zaden, water,meststoffen, bestrijdingsmiddelen,... België kan hiertoe een sterke rol spelen via haar stem ininternationale instellingen zoals de FAO Food and Agricultural Organisation), IFAD (InternationalFund for Agriculture and Development), WFP (World Food Program), CGIAR (internationale groepvan landbouwonderzoeksinstellingen), Wereldbank, IMF,...

• De Belgische Minister van Ontwikkelingssamenwerking engageerde zich om tegen 2010 10 procentvan de enveloppe voor ontwikkelingssamenwerking te spenderen aan landbouw, en 15 procenttegen 2015. België kan op de Wereldvoedseltop andere lidstaten vragen hetzelfde te doen en deleden van de G8 op te roepen hun belofte van juli 2009 na te komen om binnen de drie jaar 20miljard dollar extra vrij te maken voor kleine boeren.

• Ook Afrikaanse regeringen moeten aangespoord worden om hun engagementen in de MaputoVerklaring van 2003 na te leven en minstens 10 procent van hun nationaal budget aan landbouwen rurale ontwikkeling te spenderen.

4.2 EEN RECHTVAARDIG EN SOLIDAIR INTERNATIONAAL LANDBOUW- EN HANDELSBELEID

Omdat landbouw aan essentiële behoeften (voedselzekerheid, tewerkstelling op het platteland,milieubeleid, vermindering van de armoede) beantwoordt, moeten we erkennen dat voedsel geenkoopwaar is zoals alle andere. Landbouw blijft een specifieke sector die niet enkel gereguleerd kanworden door de regels van de markt en die steeds gepaard moet gaan met een sterk landbouw- envoedselbeleid.

17

Verw

acht

inge

n vo

or d

e ni

euw

e W

erel

dvoe

dsel

top:

de b

elei

dsvo

orst

elle

n va

n Vr

edes

eila

nden

4

Page 20: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

• Daarom moet het ook toegelaten worden om voorrang te geven aan de ontwikkeling van lokale enregionale markten om het recht op voedsel veilig te stellen. Binnen commerciële onderhandelin-gen (zoals in de WTO of in regionale handelsakkoorden zoals EPA’s) moeten ontwikkelingslandende nodige politieke ruimte krijgen om maatregelen te nemen die lonende en stabiele prijzen voorde meerderheid van de producenten genereren en die hun markten beschermen tegen de importvan voedseloverschotten aan lage prijzen, door bijvoorbeeld beperkingen op hoeveelheden of viavariabele douanerechten.

4.3 EEN STERKE INTERNATIONALE COÖRDINATIE VAN HET LANDBOUW- EN VOEDSELBELEID

• De lijst van internationale instellingen die werken werken rond landbouw- en voedselproblematiekis lang (FAO, IFAD, WFP, CGIAR,...) en vele van deze instellingen zijn log en te weinig doeltref-fend. In de aanloop naar deze Wereldvoedseltop lijkt eensgezindheid in de maak om een interna-tionale coördinatie voor landbouw en voedsel tot stand te brengen en daarvoor een belangrijketaak te geven aan de hierboven genoemde VN instellingen die allen een secretariaat hebben inRome. Er vindt momenteel nog getouwtrek plaats over hoe sterk die coördinatie moet zijn. Zo zouhet mogelijk zijn om de betrokken VN instellingen op een theoretische wijze op mekaar af te stem-men maar de uiteindelijke zeggingskracht toch te laten bij de meest invloedrijke actoren (de EU,de VS, Wereldbank,...). We vragen de Belgische regering om aan te dringen bij de EU en anderelidstaten om een sterke bevoegdheid te geven aan die coördinatie. In de praktijk zou dit een ver-ruimd ‘Comittee on Food Security’ zijn, dat de internationale sterkhouder is die de voedselzeker-heid bewaakt en duurzaamheid nastreeft.

• Dit internationaal coördinatieorgaan moet waken over de coherentie met andere beleidsdomeinen.De voedselsoevereiniteit van volkeren en staten mag niet in het nauw gedreven worden door han-delsbeleid en vrijmaking van landbouwmarkten, energiebeleid en de mandaten over het gebruikvan biobrandstoffen, door maatregelen die klimaatsveranderingen teweeg brengen, en door finan-cieel , wissel- en investeringsbeleid. Zo bepaalt vandaag de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van-daag in feite wat mag en niet mag voor de markten van landbouw- en voedselproducten. Maar deWTO heeft helemaal geen opdracht om te zorgen voor voedselzekerheid of een duurzame landbouw-systeem. Een sterk internationaal coördinatieorgaan moet de legitimiteit en het gezag krijgen omeen internationaal beleidskader en maatregelen afdwingbaar te maken, en een tegenhanger te vor-men voor de wereldhandelsorganisatie (WTO).

• Ook de civiele maatschappij verdient een stem in deze internationale coördinatie. Landbouw -organisaties moeten erkend worden als onderhandelingspartner ten aanzien van het landbouw- envoedselbeleid dat op de eerste plaats hen aanbelangt.

18

Page 21: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld
Page 22: Achtergronddossier bij Campagne 2010: Boeren redden de wereld

Vredeseilanden vzw | Blijde Inkomststraat 50 | 3000 LeuvenTel. 016-31 65 80 | info@vredeseilanden | www.vredeseilanden.be