Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

16
De vraag van 9 miljard Achtergronddossier bij campagne 2013 © Jimmy Kets

description

Achtergronddossier bij de Vredeseilandencampagne van 2013.

Transcript of Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Page 1: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

De vraag van 9 miljard

Achtergronddossier bij campagne 2013

© Ji

mm

y Ke

ts

Page 2: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Hoe voeden we straks een planeet met 9 miljard mensen, als nu al bijna een miljard mensen hongerlijden? Hoe doen we dat, als de planeet nu al kreunt onder de druk van onze consumptie? VolgensVredeseilanden hebben boerenfamilies de sleutel voor de toekomst. Twee derde van de mensen diehonger lijden, leeft in een boerenfamilie. Als zij een inkomen verdienen met duurzame landbouw,werken ze zichzelf uit de armoede, voeden ze een groot deel van de wereld en verlichten ze de drukop de planeet. Daarom helpt Vredeseilanden hen om een duurzaam product op de markt te brengenen er een faire prijs voor te krijgen.

In dit dossier staan we eerst stil bij grenzen van onze planeet. Dan lichten we de voornaamsteproblemen van landbouw toe en gaan we in op een toekomstmodel voor landbouw dat 9 miljardmensen kan voeden. Vervolgens verkennen we wat overheden, bedrijven en andere spelers kunnendoen om dit toekomstmodel waar te maken. Tot slot kijken we hoe boeren het in Indonesië op eenvan de dichtbevolkste plekken ter wereld aanpakken om meer rijst te telen met zo min mogelijkexterne inputs.

2

Inle

idin

g

Page 3: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

3

Leren leven met één planeet

Er is wetenschappelijk bewijsmateriaal te over dat aantoont dat onze huidige consumptie- enproductiepatronen niet duurzaam zijn. We botsen steeds harder op de grenzen van de planeet. Degevolgen van onze huidige manier van produceren en consumeren, laten zich nu al voelen: biodiversi -teitsverlies, klimaatsverandering, uitputting van de bodem, luchtvervuiling, obesitas, honger,... Hettempo waartegen we wereldwijd natuurlijke rijkdommen opgebruiken en afval produceren, komt neerop het gebruik van 1,5 planeten per jaar. Dit betekent dat de aarde 1,5 jaar nodig heeft om aan temaken wat wij in één jaar tijd opgebruiken.

Als iedereen op dezelfde manier zou leven zoals wij in België, dan komen we uit op een verbruik van4 planeten per jaar. Een Indonesiër leeft nog net binnen de grenzen van de ecologischedraagkracht van de planeet. Gematigde scenario’s van de Verenigde Naties berekenden dat we bij dehuidige bevolkingsgroei en consumptietrends tegen 2030 twee planeten nodig hebben. En we hebbener natuurlijk maar één. Omdat we grondstoffen sneller in afval omzetten dan dat het afval terugomgezet wordt in nieuwe grondstoffen, putten we de aarde en haar natuurlijke rijkdommen uit. Endaar zijn wel allemaal afhankelijk van.1

DE WERELD ALS DONUT

De ecologische grenzen vormen de “niet negotieerbare” basis van onze economische en socialeontwikkeling. Het oude triple P-model – dat stelde dat de economie moet streven naar een evenwichttussen people, profit en planet – is voorbijgestreefd. In plaats daarvan staan we voor de uit dagingom een economie te ontwikkelen met een sociale ondergrens en een ecologische bovengrens. KateRaworth van Oxfam heeft in dat verband een interessant model ontwikkeld: de donut.

De sterkte van het donutconcept is dat deze voorstelling een sociale bodem combineert met eenecologisch plafond. Duurzaamheid betekent dus tegelijkertijd minimale rechten garanderen en ecolo -gische grenzen respecteren. Voor de sociale bodem wordt een mensenrechtenbenadering gebruikt:het recht op voedselzekerheid, het recht op waardig werk, het recht op een leefbaar inkomen, hetrecht op sociale gelijkheid, gelijkheid tussen mannen en vrouwen, het recht op toegang tot water,

1

water

income

education

resilence

voice

jobsenergy

socialequity

food

health

genderequality

INCLUSIVE ABS SUSTAINABLE ECONOMIC DEVEL

OPM

ENT

the

safe

and just space for humanity

SOCIAL FOUNDATION

ENVIRONMENTAL CEILING

climate change

land u

se cha

nge

biod

iver

sity

loss

ozon

e de

plet

ion

loading

atmospheric aero

solchemical pollution

ocean acidification

phosphorus cyclesnitrogen and

freshwater use

Bron: A safe and just space for Humanity:Can we live within the doughnut?, KateRaworth, Oxfam discussion Paper

1 www.foodprintnetwork.org

Page 4: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

energie, basisonderwijs en elementaire gezondheidszorg, het recht op politieke vrijheden, en hetrecht op ondersteuning en weerbaarheid.

LANDBOUW OP GROTE ECOLOGISCHE VOET

De landbouw- en de voedselsector leggen een zware druk op de planeet. Samen met mobiliteit enwonen, staat landbouw in voor het grootste stuk van onze ecologische voetafdruk.1

• Landbouw is verantwoordelijk voor 17 tot 32% van de wereldwijde broeikasgasemissies (een grootdeel daarvan is gelinkt aan ontbossing voor landbouw );

• Industriële landbouw is sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen (transport, productie, synthesevan meststoffen en pesticides,...) en veroorzaakt dus veel broeikasgasemissies.

• Landbouw kampt met problemen van erosie, verlies van bodemvruchtbaarheid, verzilting en anderevormen van bodemdegradatie.

• We zetten 34% van het land op aarde in voor landbouw, en die hebben we ook nodig voor onzevoeding.

Zo gesteld is landbouw een grote boosdoener. Maar om dezelfde reden is landbouw ook een grootstuk van de oplossing: als we landbouw duurzamer maken verminderen we een groot stuk van onzeecologische voetafdruk. Je kan bijvoorbeeld met landbouw bodemvruchtbaarheid en biodiversiteitafbreken of net opbouwen. Je kan grondstoffen verliezen of net de kringlopen van grondstoffensluiten. Natuurlijk moeten we niet enkel naar de landbouwproductie kijken, maar ook naar hettransport, de verwerking en de distributie, tot het eten op ons bord belandt.

Kortom: we moeten het hele landbouw- en voedselsysteem grondig herbekijken.

DE LANDBOUW VAN DE TOEKOMST

Vredeseilanden is ervan overtuigd dat familiale landbouw voor de oplossing kan zorgen voor deuitbouw van een duurzaam landbouw- en voedingssysteem en tegelijk in de strijd tegen honger enarmoede.

Landbouw is een motor voor economische ontwikkeling. Groei in de landbouwsector is 4 keer zoefficiënt om armoede terug te dringen dan groei in andere sectoren.2 Toch slagen de meesteontwikkelingslanden er niet in om adequaat in te zetten op landbouw om armoede en honger te

4

1 In de EU bijvoorbeeld zijn de vier sectoren verantwoordelijk voor 80% van de CO2 eq-uitstoot: voeding (31%), wonen(23,6%), transport (18,5% ) en recreatie (6%). (bron: Jones en De Meyere, Terra reversa 2009 op basis van Tukkeret al.)

2 http://siteresources.worldbank.org/INTWDR2008/Resources/WDR_00_book.pdf

Agricultural production11-15%

Land use change& deforestation

15-18%

Waste2-4%

Processing, transport,packing & retail

15-20%

Other – non foodrelated emissions

43-56%

Food and climate change

Bron: grain.org

Page 5: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

reduceren. Twee derde van de mensen die honger lijden leven van de landbouw, een situatie diemoeilijk te begrijpen valt: de families die het voedsel produceren hebben zelf honger.

Vandaag biedt voorziet de landbouwsector nog altijd werk van aan 1,3 miljard mensen wereldwijd.Landbouw is de belangrijkste bron van inkomen van de plattelandsbevolking in ontwikke lingslanden.De rol die landbouw speelt in een bepaalde economie verschilt in de tijd en van land tot land:

• In Indonesië leeft vandaag ongeveer de helft van de bevolking van de landbouw en 30% van detotale productie komt van de landbouwsector. Dit is ongeveer dezelfde situatie als het gemiddeldevan 15 Europese landen in 1870 toen gemiddeld 55% van de mensen tewerkgesteld was in de land -bouwsector. (bron: Public Policy and Agricultural Development, Ha-Joon Chang, 2012, pp 10-11).

• In Europa is nog maar 5,4% van de bevolking actief in de landbouw. In België is dat nog minder,nl. 1,8%. De ganse agro-voedingsketen in België echter staat in voor 16 % van de omzet in hettotale BBP en voor 17,6% van de industriële tewerkstelling en is daarmee de tweede grootstewerkgever van het land. Een eeuw geleden waren 4 op 5 gezinnen actief in de landbouw.

• In België neemt de voedingsindustrie een steeds groter aandeel van de industriële tewerkstellingvoor haar rekening. Het aandeel groeide van 15,8% in 2007 naar 17,6% in 2011.

De afname van het aantal mensen dat in de landbouw werkt, is op zich een logische stap in eenproces van economische ontwikkeling. Dit betekent echter niet dat landbouwers gedoemd zijn om uitte sterven. Voedsel zal altijd geproduceerd moeten worden. De hamvraag is wel op welke manier wedat willen doen.

Vredeseilanden plaatst familiale, duurzame landbouw tegenover grootschalige, industriële landbouw.Dat industriële landbouwmodel is het dominante ontwikkelingsmodel van de voorbije jaren, vooral inde Westerse wereld. Dat industriële model heeft een “zware voetafdruk” (zie boven) en is momenteelhelemaal niet duurzaam.

Recente studies, waaronder het IAASTD-rapport1 van de Wereldbank en de organisatie voorLandbouw en Voedsel van de VN (FAO), tonen aan dat kleinschaliger landbouw doorgaans een veelbeter antwoord biedt op hedendaagse uitdagingen:

5

EEN GEMEENSCHAPPELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID

Het respecteren van de grenzen van de aarde is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid.Die draagwijdte van die verantwoordelijkheid verschilt per land. Ieder land moet eraan bijdragenvolgens zijn capaciteiten en ook in het licht van historische verantwoordelijkheid. De grote drukop het ecosysteem komt vooral van de 10% rijkste wereldbevolking en ook in toenemende matevan een snel groeiende middenklasse.

• 57% van het wereldinkomen is in handen van 10% van de mensen;• 16% van de wereldbevolking gebruikt 64% van alle geproduceerde consumptiegoederen en

57% van alle opgewekte elektriciteit;• 50% van alle CO2-uitstoot ter wereld wordt veroorzaakt door amper 11% van de wereld -

bevolking;• De productie van vlees voor de EU-burgers, ongeveer 7% van de wereldbevolking, verbruikt

33% van het wereldwijde stikstofbudget;

Het ligt voor de hand dat de grootste inspanningen moeten geleverd worden daar waar deverantwoordelijkheid en de impact het hoogst is.

1 http://www.agassessment.org/

Page 6: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

• Door gebruik van de juiste middelen en technologieën kan de productiviteit veel hoger zijn dandie van grootschalige monocultuur. Deze vorm van landbouw kan zelfs een sterk groeiende wereld -bevolking van voldoende voedsel voorzien.

• Familiale landbouw is daarbij veel minder belastend voor het milieu dan het huidige industriëlelandbouwmodel.

• De economische meerwaarde die zij genereert blijft doorgaans in het land zelf, waar ze een kataly -sator is voor de bloei van andere economische sectoren. Bij industriële landbouw komt de meer -waarde momenteel terecht bij een handvol multinationale ondernemingen.

• Familiale landbouw schept werkgelegenheid en inkomens op het platteland, waardoor de groot -schalige migratie naar de steden en naar de rijke landen in het Noorden wordt tegengegaan.

• Daarenboven stimuleert zij het sociale weefsel op het platteland wat van wezenlijk belang is voorde evenwichtige ontwikkeling van arme landen in het Zuiden.

Kleinschalige familiale landbouw wordt wel eens gemakkelijk afgeschreven als “romantieklandbouw”:marginaal en gedoemd om dat te blijven. Niets is minder waar. Juist georganiseerde boerenfamiliesweten bijzonder creatief en flexibel om te gaan met het weinige dat ze hebben. In die zin hebbenzij het perfecte ondernemersprofiel. Alleen schort het hen aan kennis, kapitaal en andere middelenom hun boerderijen te transformeren tot succesvolle bedrijven.

Willen ze succes boeken, moeten alle spelers in de landbouwketen zich beter op elkaarafstemmen. En het is op dit terrein dat Vredeseilanden zich inzet.

6

EN WAT MET OVERBEVOLKING?

Als reactie op de bevolkingsgroei en het overschrijden van de draagkracht van de aarde, roepensommigen voor radicale oplossingen om de bevolkingsaangroei af te stoppen, desnoods metdwang. Volgens ons zijn geforceerde maatregelen niet wenselijk, maar ligt de sleutel bij desociaal-economische ontwikkeling van vrouwen.

In zijn boek Development as Freedom toont nobelprijswinnaar en econoom Amartya Sen aan dathet vruchtbaarheidscijfer bij vrouwen samenhangt met twee factoren: de opleidingsgraad- en detewerkstellingsgraad van vrouwen. Waar de opleidingsgraad- en de tewerkstellingsgraad vanvrouwen stijgt, daalt het geboortecijfer spectaculair. Statisticus Hans Rosling wijst er nog opdat het aantal kinderen per vrouw daalt als meer jonge kinderen overleven, er geen kinderennodig zijn om mee te werken en vrouwen toegang hebben tot de mogelijkheden voor familie -planning. http://www.ted.com/talks/hans_rosling_on_global_population_growth.html

Het feit dat inwerken op dieperliggende oorzaken meer oplevert dan dwangmaatregelen, toontSen aan met een voorbeeld uit Azië. Hij vergelijkt China met de Indiase staat Kerala, die opeen aantal factoren zoals het peil van gezondheidszorg goed te vergelijken zijn. Kerala beschiktover een aantal andere gunstige kenmerken voor empowerment van vrouwen, zoals een hogescholings- en tewerkstellingsgraad, maar ook een wettelijke erkenning van eigendomsrechtenvoor vrouwen. Resultaat? Het geboortecijfer van Kerala daalde sneller dan dat van China, waarsinds 1979 de eenkindspolitiek van kracht is. Halverwege de jaren ’90 lag het geboortecijfer inKerala op 1.7 kinderen per vrouw, waar dat voor China 1.9 was. Voorts kent China een hogeresterfte onder meisjesbaby’s. Meisjes zijn over het algemeen minder gewenst dan jongens enworden daardoor vaker verwaarloosd, met een hogere sterfte tot gevolg. In Kerela is er geensignificant verschil tussen de sterfte onder meisjesbaby’s en jongensbaby’s.

Een beter en sneller resultaat dus, zonder te raken aan de fundamentele vrijheden van mensen.

Page 7: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Familiale landbouwbedrijven: hoe klein het nieuwe groot kan zijn

Als kleinschalige boeren zichzelf en de wereld willen (blijven) voeden en de opportuniteit van eenhogere vraag willen grijpen om zich uit de armoede te werken, dan moeten ze toegang krijgen totlonende markten en moeten hun producten beantwoorden aan de marktvraag.

INSPELEN OP MODERNE MARKTEN

Markten evolueren wereldwijd. Onder druk van voedselveiligheidsproblemen in Europa op het eindevan de vorige eeuw begon de markt steeds hogere eisen te stellen qua traceerbaarheid en voedsel -veiligheid:

• Producten moeten traceerbaar zijn, van bij de boer tot op het bord;• Hoge normen op vlak van hygiëne;• De producten moet een uniforme (hoge) kwaliteit hebben (smaak, uitzicht,...);• Boeren moeten de toelevering kunnen verzekeren zowel qua timing als qua volumes;• Gaandeweg komen er – gelukkig – ook steeds meer duurzaamheidsnormen.

Door concentratie en globalisering van de voedingsindustrie in de retailsector, zijn deze eisen nogverscherpt. Ook in opkomende markten als Latijns-Amerika en Azië zie je dezelfde tendensen. InAfrika gaat de evolutie trager, maar ook daar is de modernisering van de markten ingezet.

In moderne markten zijn de prijzen die boeren kunnen krijgen voor hun producten meestal hoger –al moet dit genuanceerd worden aangezien de productiekost ook hoger is. Doorgaans zijn de prijzenook stabieler. Om die redenen zijn moderne markten een mogelijke groeimarkt voor familiale land -bouwbedrijven, indien ze aan de eisen kunnen voldoen.

De familiale landbouw staat, zeker in ontwikkelingslanden, voor tal van uitdagingen als ze dezemarkten wil bedienen: boeren moeten zich in de eerste plaats sterk organiseren en het vertrouwenwinnen en behouden van de andere spelers in de landbouwketen. Belangrijk aandachtspunt is datboeren op hun bedrijven verscheidene gewassen produceren en dat de ontwikkeling van ketens diediversiteit niet onder druk mag zetten. Met andere woorden: het kanaal van de moderne markt magniet het enige verkoopkanaal zijn.

VOEDSEL VOOR DE STEDEN

Los van de kansen die internationale handel kan bieden, blijft het een grote uitdaging hoe land -bouwers hun eigen regio van voedsel kunnen voorzien. En dan vooral hun eigen steden. Want dewereldbevolking verstedelijkt in sneltreinvaart. Vandaag woont al 50% van de wereldbevolking insteden. De afdeling “bevolking” van de VN schat het percentage stedelingen in 2050 op 70% van dewereldbevolking. Vooral in Afrika neemt de verstedelijking sterk toe.

Overal ter wereld zien we dat lokale en informele markten de eisen van moderne markten beginnenovernemen. Deze moderniserende markten bieden nieuwe opportuniteiten voor kleine landbouw -bedrijven. Landbouwers die zich kunnen aanpassen aan de eisen van moderne markten, hebben in detoekomst de meeste overlevingskansen. Maar er zijn ook wel wat hinderpalen. In een geglobaliseerdemarkt moet de rijstboer in West-Afrika, de concurrentie aangaan met rijst uit Azië.

Basisvoedselgewassen – rijst, tarwe, mäis – zijn politiek ook enorm belangrijk. Om het volk in desteden rustig te houden, waken politici er graag over dat voedsel niet te duur wordt. Daarom grijpenpolitici voor die gewassen graag in op de marktwerking. Voor geen enkel gewas zijn er zoveelpolitieke reguleringen en wetten als voor rijst in Azië, bijvoorbeeld.

7

2

Page 8: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Dat biedt grote kansen voor boeren en boerinnen, maar de obstakels zijn even groot. De voornaamstebasisvoedselgewassen worden doorgaans over gans de wereld vervoerd. Ze zijn moeilijk te differen -tiëren en dus gemakkelijk onderling inwisselbaar. Er is in principe geen verschil tussen een rijstkorreluit Indonesië, Vietnam of West-Afrika. Voor deze basisvoedselgewassen speelt de competitie tussenproducenten vooral op prijs – in tegenstelling tot creatie van meerwaarde op vlak van kwaliteit enduurzaamheid in moderne markten – waarbij de winst per kg vaak laag is voor producenten.

Voor dergelijke gewassen is schaal met andere woorden extreem belangrijk. Kleinschalige boerenhebben er dus alle belang bij om zich te verenigen en hun producten gezamenlijk te vermarkten.Nabijheid van de consument blijft meestal nog doorwegen: slechts 10% van de rijst of van de melkwordt internationaal verhandeld, 90% wordt dus nog steeds lokaal geconsumeerd. Maar de prijs enook de kwaliteitsvereisten van die 90% wordt mee bepaald door de 10% invoer.

Overheden kunnen allerlei maatregelen nemen om hun eigen landbouw goed te omkaderen en testimuleren (zie verder).

8

© Ji

mm

y Ke

ts

Page 9: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Wie speelt welke rol?

Vredeseilanden zet zich in voor een duurzame ketenontwikkeling door samenwerkingen te stimulerentussen alle partijen die betrokken zijn: verwerkingsbedrijven, distributiebedrijven, economischeboerenorganisaties, overheden... Landbouwketens worden duurzamer als al de betrokken actorencorrect vergoed worden voor de aangebrachte meerwaarde en naarmate er meer vooruitgang geboektwordt op vlak van ecologische prestaties. Meer duurzame ketens betekenen een betere markttoegangen hogere inkomens voor de betrokken landbouwers. Maar dat kan alleen lukken als er op ver -schillende niveau’s aan verandering wordt gewerkt.

WAT KUNNEN OVERHEDEN DOEN?

Politici kunnen beslissen om lokale producenten te beschermen via marktafscherming (het beleid vande EU in het verleden). De overheid kan er echter ook voor kiezen om markten volledig te openenen zo de concurrentie te laten spelen in de hoop goedkoop voedsel naar de consument te krijgen.Dit was bijvoorbeeld jarenlang het beleid van West-Afrikaanse regeringen – mede onder druk van deWereldbank en het IMF – voor rijst en granen in het algemeen. De lokale rijsttelers bezweken veelalonder de zware concurrentie van goedkope ingevoerde rijst en stopten hun activiteiten. De voedsel -crisis in 2008 maakte echter pijnlijk duidelijk hoe gevaarlijk het kan zijn om op de internationalemarkt te rekenen voor de voedselbevoorrading. De voedselprijzen werden erg duur, en voor meerderelanden onbetaalbaar. Sindsdien wordt de markt licht afgeschermd en investeren de West-Afrikaanseoverheden veel meer in de sector.

INTERNATIONALE INSTELLINGEN

Om landen toe te laten een aangepast beleid voor landbouw en voeding uit te werken, zou er idea -liter een afstemming moeten komen tussen de VN organen die werken op landbouw en voeding ende Wereldhandelsorganisatie, om

• internationale normen in te stellen waardoor verplicht alle externe milieukosten worden door -gerekend in de prijs;

• landen de mogelijkheid te geven hun landbouwmarkten te beschermen tegen goedkope import;• externe marktverstoring door subsidies of door verkoop onder de kostprijs vast te stellen en te

sanctioneren;• grote machtsconcentraties van bedrijven tegen te gaan, om te grote invloed op de prijs te

voorkomen.

Het takenlijstje voor internationale instellingen die werken rond landbouw en voeding is natuurlijknog langer (onderzoek, noodhulp, voorraadbeheer, waken over de genetische rijkdom van planten endieren, opvolging van de globale voedselzekerheid,...), maar dit zijn de voornaamste prioriteiten alshet gaat over marktwerking. Verandering nastreven op globaal niveau is een uitermate complex enlangzaam proces, getuige zijn de klimaatonderhandelingen of de Rio onderhandelingen, waar hetambitieniveau té laag ligt, gezien de uitdagingen. Hoe noodzakelijk die internationale onder hande -lingen ook zijn, vaak is het makkelijker om stappen vooruit te boeken op lokaal niveau.

OVERHEDEN IN ONTWIKKELINGSLANDEN

De nationale en regionale overheden in de betrokken landen zelf, spelen een sleutelrol om de lokale,familiale landbouw te promoten:

• Ketenontwikkeling: verbeteren van markttoegang voor familiale landbouwbedrijven, ondersteunenvan innovatie en ondernemerschap op niveau van de productie en andere schakels in de keten,werken aan transparantie en duurzaamheid in de keten,...

9

3

Page 10: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

• Regionale marktontwikkeling: uitspelen van de troeven tussen verschillende buurlanden, hogereimpact door samenwerking over de landsgrenzen,...

• Kennisontwikkeling, opleiding en vulgarisatie: op maat van boeren, niet op maat van de voedings -giganten

• Marktregulering: kostendekkende prijzen tot stand brengen, een stimulerend regionaal en inter -nationaal landbouwbeleid...

• Concurrentiebeleid: verbeteren van de machtspositie van de boer in de keten, vermijden vanmachtsconcentraties in de keten en sanctioneren van wanpraktijken

• Infrastructuur: zorgen voor wegen, marktplaatsen, distributieplatforms, marktinformatie die door -stroomt,...

WAT KUNNEN BEDRIJVEN DOEN?

Bedrijven kunnen verregaande inspanningen leveren op vlak van duurzaamheid om een neutrale ofzelfs een positieve voetafdruk (meer ecologische winst dan ecologische druk) te realiseren. Veelbedrijven zijn reeds deze weg ingeslagen, ook om hun eigen lange termijn perspectieven veilig testellen in een wereld waarin (landbouw)grondstoffen schaarser worden.

Met gerichte ingrepen kunnen bedrijven veel doen om betere markttoegang te verlenen aan georgani -seerde boeren:

• Opbouwen van lange termijn relaties• Correcte vergoeding voor de aangebrachte meerwaarde• Tijdige betalingen• Bijdragen aan transparantie in de keten op vlak van kostenstructuur• Ondersteuning van ondernemerscapaciteiten, kwaliteitsopbouw, diversificatie van producten en

afzetkanalen

WAT KUNNEN NGO’S EN BOERENORGANISATIES IN ONTWIKKELINGSLANDEN DOEN?

Een kleine boer alleen is enorm kwetsbaar op de markt. Om een behoorlijk inkomen te halen en tekunnen onderhandelen met grote spelers moeten boeren en boerinnen zich dus organiseren. Bereidzijn tot samenwerking is een voorwaarde om de vereiste kwaliteit te kunnen halen en schaal -voordelen te realiseren. Boerenorganisaties, ngo’s en andere maatschappelijke organisaties kunnenhelpen met:

• Opzetten van marktstudies en ketenanalyses om mogelijke opportuniteiten te onderzoeken en voorhet opstellen van business cases.

• Leggen van contacten met potentiële bedrijven en investeerders, opmaken en uitvoeren vanbusiness plannen.

• Opkrikken van de ondernemerscapaciteiten: in de eerste plaats via de praktijk, maar ook door lerenvan best practices en mislukkingen

NGO’s kunnen middelen en expertise ter beschikking stellen om boerenorganisaties hierin te onder -steunen. Dat is de hoofdtaak van Vredeseilanden. Daarnaast wil Vredeseilanden ook de politiekeagendasetting beïnvloeden.

10

Page 11: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

4 Rijst in Indonesiê

DE RIJSTSECTOR IN VOGELVLUCHT

Indonesiërs zijn bij uitstek de grootste rijsteters wereldwijd: meer dan de helft van de dagelijksecalorie-inname komt uit rijst, wat een consumptie van 140 kg rijst per persoon, per jaar oplevert.Op de tweede plaats komen Thailand, Maleisië, Vietnam met ‘slechts’ 65 à 70 kg per persoon. Ook inabsolute hoeveelheden is Indonesië de derde grootste rijstverbruiker na China en India.

32 miljoen Indonesiërs leven onder de armoedegrens en de helft van de 230 miljoen Indonesiërsmoet het stellen met minder dan 2 dollar per dag.1 De Indonesische overheid hanteert daaromeen politiek van relatief lage prijzen voor rijst, opdat die nog min of meer betaalbaar is voor deminder begoede groepen. Anderzijds is 10% van de Indonesische bevolking betrokken in de rijst -productie2 en voor deze boeren is het belangrijk dat de rijstprijs stabiel en voldoende hoog is opdatze uit de verkoop van rijst een inkomen kunnen halen en zich uit de armoede werken. Dat is demoeilijke spanning waar de Indonesische overheid moet mee omgaan.

Het overgrote deel van de rijst wordt geproduceerd door kleinschalige landbouwers op veldjes van0,3 à 0,5 ha. Vanaf de jaren ‘70 is zwaar ingezet op het verhogen en verbeteren van de nationaleproductie, voornamelijk via het verbeteren van de rijstvariëteiten, irrigatie en het subsidiëren vanmeststoffen en bestrijdingsmiddelen. Dat verliep niet zonder moeilijkheden. De nieuwe variëteitenkregen te maken met ziektes en plagen. Vanaf de jaren negentig werd meer ingezet op geïntegreerdegewasbestrijding en werden de subsidies voor pesticiden geschrapt.

Indonesië kampte de voorbije decennia met structurele tekorten van de rijstproductie om aan denationale vraag te voldoen. Import van rijst en granen om de nationale tekorten op te vangen isduur. Daarom heeft de Indonesische president in 2007 de ambitie geformuleerd om de jaarlijkserijstproductie met 3,5 miljoen ton te verhogen3 tot een totale productie van 75 miljoen ton in2014. De Indonesische minister van handel suggereerde zelfs dat haar landgenoten minder rijstzouden consumeren en regionale leiders promoten het overschakelen op een meer divers menugebaseerd op lokale teelten. Maar het is natuurlijk een oud cultureel gebruik: er is een Indonesischspreekwoord dat zegt: ‘als je geen rijst hebt gegeten, heb je niet gegeten’.

De Indonesische overheid heeft 5700 miljard ruphias of ongeveer 482 miljoen euro uitgegeven in deperiode 2007-2012 voor ondersteuning van de invoer van hybride rijstzaden om de nationaleproductie op te krikken. Ons partnernetwerk KRKP geeft hierop kritiek omdat dit geld beter zouingezet worden voor de ondersteuning van de lokale rijstproductie en omdat de hybride hoog -renderende rijstvariëteiten extra gevoelig zijn voor ziektes en plagen.4

11

1 http://www.worldbank.org/en/country/indonesia/overview2 http://www.fao.org/fileadmin/templates/rap/files/epublications/IndonesiaedocFINAL.pdf3 http://www.asiaone.com/Business/News/Story/A1Story20110303-266345.html4 http://www.thejakartapost.com/news/2012/07/20/imported-hybrid-seeds-put-local-varieties-danger.html

© Ji

mm

y Ke

ts

Page 12: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

12

De overheid legt ook jaarlijks een minimum rijstprijs vast. Ze koopt ook grote delen rijst op aan diegegarandeerde minimumprijs die ter beschikking wordt gesteld aan arme consumenten. Daarnaastgeldt in Indonesië sinds 2009 ook een exportverbod voor rijst, om te voorkomen dat de vraag groterwordt dan het aanbod. Indonesië legt ook een importtaks op voor rijst omdat de Indonesische rijst -boeren de concurrentie met rijst uit Thailand (nog) niet aankunnen.

DRIE RIJSTPRIORITEITEN

Volgens Vredeseilanden, andere NGO’s en de boerenorganisaties moet de Indonesische overheid haaraandacht concentreren op drie domeinen.

Instellen van een gediferentieerde minimumrijstprijs, zodat de rijstboeren voldoende inkomenkunnen halen en zich uit de armoede werken. Als boeren goed hun brood kunnen verdienen metrijstproductie, zullen ze erin investeren en zal de lokale productie stijgen. KRKP (Peoples coalitie forFood Sovereignty), een coalitie van boerenorganisaties en NGO’s (waaronder Vredeseilanden en API,onze partner boerenorganisatie) zijn erin geslaagd om te wegen op de rijstprijszetting. Via intensieflobbywerk, slaagde API erin om te wegen op de discussie rond de minimum rijstprijs en de manierhoe die tot stand komt. Bulog, het nationale overheidsbedrijf verantwoordelijk voor de prijscontroleen de distributie,koopt rijst aan bij boerencoöperaties in de dorpen aan een vastgelegdeinterventieprijs en legt hiermee voorraden aan die op de markt worden gebracht als de prijzen hogerworden. Bulog erkent API en haar expertise inzake rijst. In februari 2012 werd de interventieprijsvoor het volgende jaar vastgelegd op 6.600 rupiah per kg (0,53 euro), dat is een stijging van 27%ten opzichte van vorig jaar. Maar volgens de boerenorganisaties liggen de productiekosten ver bovendeze interventieprijs.1

Daarom pleit de coalitie nu voor een gedifferentieerde minimumrijstprijs, afhankelijk van de kwaliteiten productieplaats. De productiekosten zijn immers niet overal in Indonesië gelijk. De minimumprijszou daar rekening mee moeten houden, evenals met de kwaliteit. In augustus van dit jaar ontmoetteAPI de Vice minister van handel om hun voorstel voor de multi-locatie en multi-kwaliteit minimumrijstprijs te bediscussiëren. API baseerde haar voorstel op ervaringen met leden en op (weten -schappelijk) onderzoek. De minister toonde interesse in het voorstel maar wil het voorlopig nog niettoepassen uit vrees voor gecompliceerde administratieve procedures. API bereidt nu samen met decoalitie een multi-actor dialoog voor rond de minimum rijstprijs waar het alle belanghebbenden wilsamenbrengen om een draagvlak te creëren voor de gedifferentieerde rijstprijs.

Organiseren van noodhulpprogramma’s: beschikbaar stellen van rijst en andere voedingsproductenaan de meest voedsel onzekere groepen in de samenleving, zodat niet de rijstprijs moet verlaagdworden om aan de noden van deze groep tegemoet te komen. Door de prijsverhoging van rijst vanfebruari 2012 met 27% is er 5000 miljard roepie (ongeveer 423 miljoen euro) extra budget nodig voorsubsidies aan de armen.2 Volgens voorspelling van Oxfam kan de prijs van granen in Indonesië met80% stijgen tegen 2030.3 Dat blijft altijd koffiedik kijken, maar het is wel duidelijk dat in zulkescenario’s de armste bevolking die ook het meest rijst eet het zwaarst getroffen wordt.

Ondersteuning van de rijstketen: ontwikkeling in functie van een hogere productie en beteremarkttoegang en dus hogere inkomens voor familiale landbouwers. De grote meerderheid van derijstboeren heeft nauwelijks middelen om te investeren in de productie voor de opbouw van debodemvruchtbaarheid en voor het halen van goede opbrengsten. Ze hebben nood aan de opbouw vanondernemerscapaciteiten en toegang tot kapitaal om hun productie te verhogen en kwalitatief teverbeteren.

1 http://www.bulog.co.id/eng/berita/37/3130/10/2/2012/Goverment-Sets-Buying-Price-of-Rice-At-Rp-6,600.html2 http://www.bulog.co.id/eng/berita/37/3130/10/2/2012/Goverment-Sets-Buying-Price-of-Rice-At-Rp-6,600.html3 http://www.oxfam.org/sites/www.oxfam.org/files/growing-a-better-future-010611-en.pdf

Page 13: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

13

Rijst in het Boyolali district

Met 235 miljoen inwoners, is Indonesië één van de meest dicht bevolkte landen ter wereld. 70% vande Indonesiërs leeft op het eiland Java. De grootste stad op dit eiland is Jakarta met 16.000 inwo -ners per vierkante km2 en 8,5 miljoen stadsbewoners. Grote steden als Java blijven groeien en metdie groei neemt de vraag naar voedsel er toe. Vredeseilanden ondersteunt landbouwers in Boyolalidistrict, in Centaal Java, in de buurt van de grote steden Solo (Surakarta) en Yogyakarta.

Van de 860.000 inwoners van Boyolali leeft 31% onder de armoedegrens wat betekent dat ze eeninkomen hebben van minder dan 1 dollar per dag. Het belangrijkste landbouwgewas in de regio isrijst met 2 tot 3 oogsten per jaar. Er wonen ongeveer 272.000 rijstboeren in Boyolali, waarvan48.000 biologische rijst produceren. De gemiddelde boerderij beslaat 0,35 ha. Op Java is er behoorlijkwat interesse van midden en hogere klasse Indonesiërs om gezonder te eten.

Vredeseilanden werkt in de regio o.a. samen met de lokale ngo LSKBB en de boerenorganisatieAppoli. De boeren werden de afgelopen jaren ondersteund om hun productiemethodes duurzamer temaken, en om de verwerking en commercialisatie te verbeteren. In de rijstbusiness blijft van oudsherveel geld kleven aan de handen van tussenpersonen en groothandelaars. Om een betere onder -handelingspositie te verkrijgen, verenigden de boeren zich in een organisatie die de rijst in het grootverkoopt of rechtstreeks, zonder tussenpersonen.

Appoli had in maart 2012 3328 leden die biologische rijst produceren. Een klein deel ervan heeft hetofficiële nationale bio-label; de rest volgt binnenkort. Ook het inkomen van de boeren steeg, zoalsje uit onderstaand diagram kan aflezen.

Evolutie van APPOLI

De gemiddelde oppervlakte van een lid van Appoli is 0,35 ha en de gemiddelde opbrengst per jaarper hectare ligt op 6,5 ton. 1 boer heeft dus een gemiddelde opbrengst van 2,275 ton paddy rijst.Na verwerking blijft er nog ongeveer 1,7 ton kookrijst over, genoeg om ongeveer 12.000 mannen,vrouwen en kinderen hun dagelijkse portie rijst voor te schotelen. Of 32 mensen een jaar lang.

Bij de start van het programma in 2008 werd de biologische rijst niet gewaardeerd op de lokale markt,waardoor de boeren ook geen meerprijs kregen. Door sensibiliseringsacties groeide de waardering bijde lokale bevolking en kregen de boeren een hogere prijs. Eind 2010 betalen consumenten 6800-7000 Rp (ongeveer 0,5 euro) voor een kg gewone rijst en 8500 tot 9000 Rp (ongeveer 0,7 euro) voorbiologische rijst. Er is op de lokale markt echter niet genoeg koopkracht om de totale productie vanbiologische rijst lokaal te verkopen aan hogere prijzen.

Daarom is het plan om een deel van de biologische rijst te exporteren, wat zal zorgen voor extrainkomsten naar de regio. PT Bloom Agro is een Indonesische exporteur die sinds 2009 rijst uitIndonesië naar andere Aziatische landen uitvoert en sinds 2010 ook naar Europa. Appoli heeft recenteen samenwerkingsakkoord afgesloten met PT Bloom Agro om ook hun biologische rijst te exporteren.

5

2007 2008 2009 2010 2011 2012(1e sem.)

Aantal leden 1.430 1.541 1.739 2.842 3.120 3.328Oppervlakte biologische rijst 342,30 385,35 463,90 682,08 923,48 961,98Oppervlakte met nationaal bio-certificaat 77,17 77,17

(3 boeren- (3 boeren-groepen) groepen)

Gemiddeld inkomen 10.080.000 11.800.000 12.100.000 15.120.000 16,640.000 21.450.000Opbrengst per hectare 5,6 ton 5,9 ton 5,5 ton 6,3 ton 6,4 ton 6,5 ton

Page 14: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

Vredeseilanden werkte met Appoli aan een intern controlesysteem dat moet toelaten om de productiete certificeren. Er werd gekozen voor een Fair for Life certificering omdat PT Bloom Agro al jaren rijstvan andere boerengroepen exporteert die dit label draagt. Bovendien combineert IMO, een Zwitsersinstituut dat de controle doet, de controles voor bio met controles voor Fair for Life, wat decertificeringkostprijs voor de boerengroepen doet dalen. Dat is een groot voordeel voor boeren -organisaties die maar kleine volumes exporteren. De verschillen tussen het FairTrade label en het Fairfor Life label zijn te vinden op de website van die laatste.1

Appoli ambieert om jaarlijks een container van 18 ton rijst naar België te exporteren. Die rijst zalvia biogroothandel Biofresh in de biowinkels terechtkomen.

De komende jaren wil Vredeseilanden op Java ook met andere boerenorganisaties rond rijstteelt gaanwerken. Daarnaast ondersteunen we consumentenorganisaties om de lokale markt voor “gezonde”rijst verder te ontwikkelen.

14

DUURZAME RIJST IN DE PRAKTIJK: SRI

De rijst in Boyolali wordt geproduceerd volgens de SRI methode: System of Rice Intensification,een productiemethode waarbij men de opbrengsten van rijst verhoogt terwijl men de inputsvermindert. De rijst wordt geproduceerd met minder zaad (tot –90%), minder water (tot –50%),en zonder chemische meststoffen en pesticiden.

Het systeem is gebaseerd op sterke ontwikkeling van de wortels van de rijstplanten. In de gang -bare teelt plant men veel zaailingen van 30 dagen dicht bij elkaar in bevloeide velden. In SRIrijst plant men kleine zaailingen van 5 dagen ver uit elkaar in vochtige bodems. Daardoorhebben de wortels tijd, ruimte en zuurstof om zich maximaal te ontwikkelen: sterker en dieper.Op die manier kunnen ze beter de voedingsstoffen opnemen uit de biologische mest die gebruiktwordt bij de teelt.

De sterkere planten weerstaan ook beter extreme weercondities en schade uit de omgeving. Doorde rijst niet te bevloeien blijven er meer micro-organismen actief die zorgen voor nutriënten -transport. Deze teeltmethode vermindert aanzienlijk de input aan zaden en meststoffen en kande productie verhogen met 50 tot 100 %.

Wil je meer weten over SRI? Dit is de website van SRI-online: http://sri.ciifad.cornell.edu/

1 http://www.fairforlife.net

© Ji

mm

y Ke

ts

Page 15: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

15

Meer lezen over de toekomst van onze wereldwijde voedselvoorziening?

• http://www.mo.be/papers/een-uitweg-uit-de-nieuwe-voedselcrisis• http://www.mo.be/artikel/agroparken-en-stadstuiniers• http://www.hivos.net/Hivos-Knowledge-Programme/Themes/Small-Producer-Agency.• http://www.oxfam.org/en/grow

Page 16: Achtergronddossier: De vraag van 9 miljard

16

Vredeseilanden vzw | Blijde Inkomststraat 50 | 3000 LeuvenTel. 016-31 65 80 | info@vredeseilanden | www.vredeseilanden.be

© Ji

mm

y Ke

ts

16