Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015...

32
3 Woord vooraf Aan de keukentafel Nico Belo Januari 2015 wordt een spannende maand. De verantwoordelijkheid voor verdeling van de zorg komt te liggen bij de plaatselijke overheid. Hulpverlenende diensten worden ingekocht. Organisaties ontslaan mensen. Nieuwe instellingen kunnen de vraag met moeite bijhouden. Met alle onduidelijkheid voor cliënten: ‘Krijg ik straks nog wel dezelfde huishoudelijke hulp?’ Bij het vaststellen van de omvang van de te bieden hulp is het ‘keukentafelgesprek’ erg belangrijk: ‘Wat is de hulpvraag? Wat kunt u zelf doen? Kan er hulp geboden worden vanuit uw netwerk: familie, vrienden, kerk?’ In toenemende mate wordt er in onze ‘participatiesamenleving’ gekeken naar de kerken. Hoe kunnen deze grote ‘vrijwilligersorganisaties’ participeren in de zorg op maat? Kerken worden uitgedaagd een stap naar voren te zetten. Taken die vroeger overgelaten werden aan de overheid komen nu weer terug. Moeten kerken als vanzelfsprekend inspringen in de gaten die de overheid veroorzaakt? Mogen kerken blij zijn dat ze nu eindelijk gezien worden door de hoofdrolspelers in de verdeling van zorg? Of wordt van kerken een kritischer rol verwacht? Kunnen kerken wel allerlei taken opvangen? Ook kerken hebben steeds minder gemeenteleden of parochianen. Deze gemeenteleden of parochianen krijgen ook te maken met een toenemende vraag naar mantelzorg in hun eigen familie- en vriendenkring. Helpen waar geen helper (meer) is, vraagt ook van kerken om maatwerk. Diakenen zullen moeten aanschuiven aan de keukentafel van mensen: Hoe kunnen we u helpen? Wat is mogelijk? Wat doet uw familie en wat kunnen wij waarmaken? In dit ingewikkelde proces van de kanteling van de zorg (van landelijk naar plaatselijk) leek het ons als redactie goed om een aantal artikelen te wijden aan kerk, zorg en Wmo. We openen met een lied, waarover straks meer. Daarna volgt een artikel van Herman Noordegraaf. Hij maakt duidelijk dat de Wmo een participatiewet is. De Wmo stelt kerken voor de vraag: Hoe wil je kerk zijn in de lokale gemeenschap? Noordegraaf geeft aan dat kerken niet alleen moeten optrekken met en zorgen voor mensen, maar ook pleitbezorgers moeten zijn voor mensen in knelsituaties. Kerken mogen overheden en organisaties aanspreken op hun verantwoordelijkheden. We treffen ook een vijftal aanbevelingen aan, opgetekend op een landelijke conferentie over ‘kerk en Wmo’. Elize Lam en Bert Roor, twee docenten van de CHE, maken duidelijk dat kerken een groot arsenaal aan kracht hebben. Overheden en instanties moeten wel bereid zijn dit te ontdekken. Vooroordelen moeten aan de kant geschoven worden. Kerken dienen zich te verdiepen in de vraag: Voor welke uitdagingen staan overheden en instanties? Lam en Roor geven voorbeelden van de ‘eigen’ kracht van kerken, onder andere de eigen aard van die kracht van kerken. Een traplift wordt niet automatisch meer vergoed vanuit de overheid. Joke Koolhof en Manna Plaisier verkennen de rol van kerken in deze praktische behoefte: Worden kerken nu hulpverleners die trapliften en rolstoelen financieren, of is de rol van kerken breder? Het ‘keukentafelgesprek’ is ook voor kerken belangrijk. Ons redactielid Lydia Roosendaal schreef een verslag naar aanleiding van een door Janco Wijngaard gehouden workshop. Luisteren naar en aansluiten bij levensverhalen van mensen is niet alleen belangrijk, maar blijkt zelfs helend te zijn. Vanuit de Protestantse Kerk in Nederland stimuleert het project ‘Zorgzame Kerk’ dat de lokale gemeente betrokken is bij de Wmo. Ons redactielid Nelleke ten Wolde interviewde Willy Meijnhardt, de projectcoördinator. De overheid gaat ervan uit dat burgers in een participatiesamenleving verantwoordelijkheid voor elkaar nemen. Hoe krijg je burgers zover dat ze zich zorgzaam opstellen naar een ander? Wat kan motiveren? Met behulp van het verhaal van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10) en een kern in de gedachten van Levinas maakt Hans Snoek, docent aan de christelijke hogeschool Windesheim, duidelijk dat in de relatie met een Ander je dieper zicht krijgt op jezelf en jouw situatie. Je hebt die Ander gewoon nodig! Dat laten Ruben van Zwieten en Rob Ittmann (betrokken bij de Nieuwe Poort Amsterdam, een huis voor ontmoeting en inspiratie op de

Transcript of Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015...

Page 1: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

3

Woord vooraf

Aan de keukentafel

Nico Belo

Januari 2015 wordt een spannende maand. De

verantwoordelijkheid voor verdeling van de

zorg komt te liggen bij de plaatselijke

overheid. Hulpverlenende diensten worden

ingekocht. Organisaties ontslaan mensen.

Nieuwe instellingen kunnen de vraag met

moeite bijhouden. Met alle onduidelijkheid

voor cliënten: ‘Krijg ik straks nog wel dezelfde

huishoudelijke hulp?’ Bij het vaststellen van de

omvang van de te bieden hulp is het

‘keukentafelgesprek’ erg belangrijk: ‘Wat is de

hulpvraag? Wat kunt u zelf doen? Kan er hulp

geboden worden vanuit uw netwerk: familie,

vrienden, kerk?’ In toenemende mate wordt er

in onze ‘participatiesamenleving’ gekeken naar

de kerken. Hoe kunnen deze grote

‘vrijwilligersorganisaties’ participeren in de

zorg op maat?

Kerken worden uitgedaagd een stap naar voren

te zetten. Taken die vroeger overgelaten

werden aan de overheid komen nu weer terug.

Moeten kerken als vanzelfsprekend inspringen

in de gaten die de overheid veroorzaakt?

Mogen kerken blij zijn dat ze nu eindelijk

gezien worden door de hoofdrolspelers in de

verdeling van zorg? Of wordt van kerken een

kritischer rol verwacht? Kunnen kerken wel

allerlei taken opvangen? Ook kerken hebben

steeds minder gemeenteleden of parochianen.

Deze gemeenteleden of parochianen krijgen

ook te maken met een toenemende vraag naar

mantelzorg in hun eigen familie- en

vriendenkring. Helpen waar geen helper (meer)

is, vraagt ook van kerken om maatwerk.

Diakenen zullen moeten aanschuiven aan de

keukentafel van mensen: Hoe kunnen we u

helpen? Wat is mogelijk? Wat doet uw familie

en wat kunnen wij waarmaken?

In dit ingewikkelde proces van de kanteling

van de zorg (van landelijk naar plaatselijk)

leek het ons als redactie goed om een aantal

artikelen te wijden aan kerk, zorg en Wmo.

We openen met een lied, waarover straks meer.

Daarna volgt een artikel van Herman

Noordegraaf. Hij maakt duidelijk dat de Wmo

een participatiewet is. De Wmo stelt kerken

voor de vraag: Hoe wil je kerk zijn in de lokale

gemeenschap? Noordegraaf geeft aan dat

kerken niet alleen moeten optrekken met en

zorgen voor mensen, maar ook pleitbezorgers

moeten zijn voor mensen in knelsituaties.

Kerken mogen overheden en organisaties

aanspreken op hun verantwoordelijkheden. We

treffen ook een vijftal aanbevelingen aan,

opgetekend op een landelijke conferentie over

‘kerk en Wmo’.

Elize Lam en Bert Roor, twee docenten van de

CHE, maken duidelijk dat kerken een groot

arsenaal aan kracht hebben. Overheden en

instanties moeten wel bereid zijn dit te

ontdekken. Vooroordelen moeten aan de kant

geschoven worden. Kerken dienen zich te

verdiepen in de vraag: Voor welke uitdagingen

staan overheden en instanties? Lam en Roor

geven voorbeelden van de ‘eigen’ kracht van

kerken, onder andere de eigen aard van die

kracht van kerken.

Een traplift wordt niet automatisch meer

vergoed vanuit de overheid. Joke Koolhof en

Manna Plaisier verkennen de rol van kerken in

deze praktische behoefte: Worden kerken nu

hulpverleners die trapliften en rolstoelen

financieren, of is de rol van kerken breder?

Het ‘keukentafelgesprek’ is ook voor kerken

belangrijk. Ons redactielid Lydia Roosendaal

schreef een verslag naar aanleiding van een

door Janco Wijngaard gehouden workshop.

Luisteren naar en aansluiten bij levensverhalen

van mensen is niet alleen belangrijk, maar

blijkt zelfs helend te zijn.

Vanuit de Protestantse Kerk in Nederland

stimuleert het project ‘Zorgzame Kerk’ dat de

lokale gemeente betrokken is bij de Wmo. Ons

redactielid Nelleke ten Wolde interviewde

Willy Meijnhardt, de projectcoördinator.

De overheid gaat ervan uit dat burgers in een

participatiesamenleving verantwoordelijkheid

voor elkaar nemen. Hoe krijg je burgers zover

dat ze zich zorgzaam opstellen naar een ander?

Wat kan motiveren? Met behulp van het

verhaal van de barmhartige Samaritaan (Lucas

10) en een kern in de gedachten van Levinas

maakt Hans Snoek, docent aan de christelijke

hogeschool Windesheim, duidelijk dat in de

relatie met een Ander je dieper zicht krijgt op

jezelf en jouw situatie. Je hebt die Ander

gewoon nodig!

Dat laten Ruben van Zwieten en Rob Ittmann

(betrokken bij de Nieuwe Poort Amsterdam,

een huis voor ontmoeting en inspiratie op de

Page 2: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

4

Zuidas) ook zien met het verhaal van de rijke

man en de arme Lazarus (Lucas 16): je hebt

een ander nodig om echt mens te worden.

Van reizen leer je altijd. Maar je leert nog meer

wanneer je op een missionaire en diaconale

inspiratiereis gaat. Met een aantal jongeren

gingen Robert Doornenbal en Bert Roor

(docenten CHE) naar Engeland. Ze bezochten

projecten in Londen, Sheffield en Manchester.

Ze zagen de waarde van bewust missionair,

doelgericht leven!

Al dat luisteren naar mensen vraagt veel

energie van mensen. Hoe houd je dit begrensd?

Hoe voorkom je dat je leeggezogen wordt? Wil

Derkse reikt enkele handreikingen vanuit de

Regel voor monniken van Benedictus aan

waarmee we onze winst kunnen doen.

Aansluiten bij de levensverhalen van mensen

kan wanneer er vertrouwen is. Hans Pasveer

maakt duidelijk dat je voor vertrouwen juist in

de kerk moet zijn. De kerk is een huis van

ontferming en een oefenplaats in vertrouwen.

Zijn schrijven werd uitgedaagd door ons

redactielid Lydia Roosendaal, die in het vorige

nummer van het WKO-bulletin zijn Durf te

vliegen besprak.

We sluiten dit nummer af met een tweetal

recensies: Henk van Hout bespreekt Theologie

als beroep (redactie René Erwich), over de

beroepsidentiteit van de hbo-theoloog. Otto

Sondorp bespreekt van René Hornikx en

Lisette Janssen het boekje Eén woord is mij

genoeg!, over gebedsvieringen en aanzetten tot

gesprek voor kleine groepen.

Zoals gezegd openen we met een lied. Het is

getiteld ‘Wie krijg ik aan mijn bed?’ en is

geschreven door kleinkunstenaar Charlotte

Glorie. Als Bert Glorie helaas geen

eindredacteur is, dan maken we graag gebruik

van het werk van zijn zus. Ook op deze plaats

willen we als redactie onze grote dank

uitspreken naar Bert voor zijn inzet en werk

voor het WKO-bulletin.

Nico Belo, eindredacteur

Wie krijg ik aan mijn bed? Charlotte Glorie

Wie staat er voor me klaar

als mijn lichaam is versleten

en het steeds meer af laat weten

over dertig, veertig jaar?

Wie krijg ik aan mijn bed

als ik niks meer kan onthouwen?

Aan wie kan ik me toevertrouwen

als ik mezelf niet meer red?

Zal er straks iemand voor me zijn die in medisch opzicht prima scoort,

die weet wat hij moet doen bij ziekte en pijn?

Hij spalkt en prikt en tilt perfect, maar heeft nog nooit gehoord

van aandacht, warmte, troost als medicijn.

Of zal er iemand zijn die competentiegericht is opgeleid?

Ze is, zo noemt men dat, verantwoordelijk en loyaal,

flexibel en initiatiefrijk, maar van de ziektes waaraan ik lijd

weet ze vrijwel niets. Dat is haar enige kwaal.

Of vindt de overheid dat mijn zoon maar moet zorgen voor mij?

Maar hij heeft een baan, een vrouw en een kind van één.

Hij doet zijn best en houdt toch eens per week een dagje voor me vrij.

Alle andere dagen lig ik hier alleen.

Wie wast en kleedt mijn lijf

als ik ziek zal zijn en oud,

maar ziet ook de mens in mij,

zodat ’k mijn waardigheid behoud?

Page 3: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

5

Wie krijg ik aan mijn bed?

Wordt iedereen tegen die tijd

zonder enig onderscheid

in de zorg ingezet?

Zal het een vrouw zijn aan wie een dure vakantie is beloofd?

Om die reden is ze de zorg ingegaan.

Dromen over een bungalow met bubbelbad vullen haar hoofd,

maar mij douchen is te veel werk, begint ze niet aan!

Of zal het een kind van tien zijn dat bij mij is terechtgekomen

via een zorgsnuffelstage die ze doet?

Ze deelt heel lief de snoepjes met me die ze heeft meegenomen,

maar vergeet dat ik eigenlijk pillen slikken moet.

Of is ’t een bouwvakker die bijklust in de zorg op weekenddagen?

Wat extra poen, daar doet-ie alles voor!

Als hij slijm losklopt, voelt het of ik met een hamer word geslagen.

De injectiespuit hanteert hij als een boor.

Hoe moet het met me gaan

als ik niemand naast me vind,

zelfs geen bouwvakker, geen kind

die mij met liefde bij wil staan?

Wie maalt er om ons lot?

Zal men ons weg laten kwijnen

om het ouderenoverschot

zorgeloos te doen verdwijnen?

Waarschijnlijk heb ik niks te kiezen, maar wat ik het liefste wens,

is iemand met het hoofd, de handen en het hart van een mens.

24 september 2008

Kleinkunstenares Charlotte Glorie schrijft en componeert haar liederen zelf. Op het toneel wisselt zij

haar beschouwende liederen af met absurdistische sketches. Charlotte schrijft regelmatig

programma’s op maat voor bijeenkomsten, symposia, congressen of jubilea. Ze speelt graag in op

reacties uit de zaal en op de sfeer van het moment.

Voor meer (actuele) informatie zie: www.charlotteglorie.nl

Page 4: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

6

Kerken en Wmo – naar een zorgzame kerk? Herman Noordegraaf

De verzorgingsstaat maakt plaats voor een participatiesamenleving. Het hoe en wat daarvan

wordt verschillend ingevuld en ligt ook niet vast. Wel is vooral met de komst van de Wmo

duidelijk dat er meer een beroep gedaan zal worden op zelfredzaamheid van mensen en

netwerken van mantelzorgers en vrijwilligers. Hoe hebben kerken zich daartoe te verhouden?

Kerken kunnen hun activiteiten op het terrein van zorg en bevordering van sociale samenhang

inbrengen in de Wmo, maar zullen daarbij knelpunten moeten signaleren en opkomen voor hen

die tussen wal en schip vallen.

Van verzorgingsstaat naar

participatiesamenleving

Voor welke opgaven stelt de Wmo de lokale

kerk? Welke kansen en bedreigingen zijn er?

We zullen dit veld nader moeten verkennen.

Daarom heeft Kerk in Actie (Protestantse Kerk

in Nederland) het initiatief genomen tot het

opzetten van pilotprojecten. Het is goed om de

bredere historische en actuele context in

ogenschouw te nemen alsook om een visie te

hebben op de taak van kerken in dezen. We

gaan naar een ander type samenleving. De

verzorgingsstaat maakt plaats voor iets anders.

Sinds de troonrede van 17 september 2013 heet

dat participatiesamenleving. Al naar gelang

politiek-ideologische overtuigingen worden

daaraan overigens verschillende invullingen

gegeven of op zijn minst verschillende

accenten gelegd. Toch is er daarbij wel een

gemeenschappelijke richting waar te nemen.

De verzorgingsstaat zoals die na de Tweede

Wereldoorlog werd opgebouwd, beoogde

armoede en bestaansonzekerheid uit te bannen.

Bij dat laatste ging het om vrees voor armoede:

wat als ikzelf of mijn echtgenoot niet meer

voor een inkomen kan zorgen doordat ik oud

ben, gehandicapt, ziek, werkloos, weduwe of

wees? Daartoe werd een uitgebreid stelsel van

sociale zekerheid opgebouwd met wetten als

de AOW, de WAO en – voor degenen die niet

zelf meer konden voorzien in de

‘noodzakelijke kosten van het bestaan’ – de

Algemene Bijstandswet. Deze verving in 1965

de Armenwet, die de bedeling van de armen

allereerst als een taak van kerken formuleerde.

De overheid speelde bij dat alles een grote rol.

Dat gold ook voor een andere poot van de

verzorgingsstaat, namelijk de zorg en het

welzijnswerk. Allerlei organisaties op dit

terrein waren uit kerkelijk initiatief ontstaan of

in het leven geroepen door sociaal bewogen

christenen. De overheid ging deze organisaties

van jeugdzorg, ouderenzorg, maatschappelijk

werk, gezinszorg, club- en buurthuiswerk,

reclassering en nog andere instellingen

subsidiëren. Zonder deze subsidiëring hadden

deze organisaties niet kunnen blijven bestaan

en uitgroeien, onder meer vanwege de toename

van het aantal beroepskrachten en de stijgende

salariëring. Na verdergaande

professionalisering en schaalvergroting door

fusering van organisaties en de toegenomen

onkerkelijkheid zijn kerken nog maar weinig

betrokken op deze velden van zorg. Zij gingen

zich op nieuwe werkvelden richten, zoals het

werelddiaconaat en nieuwe groepen, zoals

vluchtelingen. Vanaf de jaren tachtig wordt de

verzorgingsstaat herbouwd en is hij strenger

geworden, versoberd en verbonden met

activering van mensen naar (vooral) betaalde

arbeid. Voorts is een aantal taken van het rijk

gedecentraliseerd naar burgerlijke gemeenten.

De Wmo past in deze ontwikkelingen. Er zijn

twee hoofdmotieven voor de Wmo. Er is een

principiële overweging wat betreft de

verantwoordelijkheidsverdeling tussen

overheid, individuen/huishoudens en

maatschappelijke groeperingen. Vanuit de

gedachte dat de overheid te veel

verantwoordelijkheden heeft overgenomen,

moet er meer nadruk komen te liggen op

individuele verantwoordelijkheid en de rol van

netwerken en maatschappelijke verbanden. De

tweede overweging is een financiële: de wens

om te bezuinigen of beheersing van de kosten

in de zorg. Helaas lopen deze lijnen nogal eens

door elkaar, terwijl deze voor de zuiverheid en

helderheid van de discussie onderscheiden

zouden moeten worden.

Hoofdlijnen van ontwikkeling

Vanaf 2007 is de Wmo in fasering van kracht

geworden. Allereerst is daar de decentralisatie

van rijk naar burgerlijke gemeente, waarbij

deze laatste in hoge mate de

verantwoordelijkheid krijgt toebedeeld voor

Page 5: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

7

beleidsvoorbereiding, -bepaling, uitvoering en

evaluatie op het terrein van zorg en welzijn.

Ten tweede is het recht op professionele zorg

en voorzieningen (bijvoorbeeld huishoudelijke

hulp, het wonen in een verzorgingshuis, een

scootmobiel of een traplift) niet meer

vanzelfsprekend in het geval dat mensen in een

zorgsituatie terechtkomen. Daaraan vooraf gaat

de zelfredzaamheid (wat kunnen mensen zelf?)

en netwerken van mantelzorgers en

vrijwilligers. Een derde lijn is te vangen in het

woord ‘participatie’. De Wmo is geen zorgwet,

maar een participatiewet die het door

ondersteuning mogelijk wil maken dat mensen

met een handicap, chronische ziekte of

psychische en psychosociale problemen zo

veel mogelijk op zichzelf kunnen (blijven)

wonen, een huishouding kunnen voeren en

zich in en rondom de woning kunnen

verplaatsen en deel kunnen nemen aan het

maatschappelijk verkeer. Daarnaast kent de

Wmo nog een andere vorm van participatie,

namelijk de inzet van burgers voor anderen, en

dan met name voor mensen die op enigerlei

wijze hulp en ondersteuning nodig hebben.

Met dat alles is duidelijk dat in vergelijking

met de klassieke verzorgingsstaat een groter

beroep wordt gedaan op eigen

verantwoordelijkheid, familieleden, vrienden

en buren (mantelzorg) en maatschappelijke

groepen en organisaties (vrijwilligers). Bij dat

laatste kunnen ook kerken in beeld komen. Of

dat gebeurt, zal afhangen van de lokale politiek

en van plaatselijke kerken zelf.

Overheid en kerken De lokale overheid heeft zoals gezegd een

hoofdrol wat betreft de Wmo. Zij moet echter

wel de bevolking en van belang zijnde groepen

en organisaties betrekken. De gemeenten

beleggen ter invulling van deze interactieve rol

bijeenkomsten met de bevolking en

vertegenwoordigers van groepen en

organisaties. Voorts heeft meer dan negentig

procent van de gemeenten een Wmo-

adviesraad. Of gemeenten ook kerken bij dit

alles betrekken, varieert. Sommige gemeenten

(lees: Burgemeester en Wethouders,

gemeenteraadsleden en ambtenaren) denken

hier niet aan. De meerderheid van de bevolking

is niet bij een kerk betrokken en in media is er

weinig aandacht voor wat kerken doen. Voorts

kan een rol spelen dat men kerken niet

benadert met een beroep op de scheiding van

kerk en staat. Dat is overigens een

ondeugdelijk argument, omdat binnen die

scheiding wel degelijk ruimte is voor

maatschappelijke activiteiten van kerken. Weer

andere gemeenten nodigen kerken uit om deel

te nemen aan de Wmo, in de vorm van

deelname aan inspraakavonden, overleg,

contacten en/of Wmo-adviesraad. Kerken zijn

daarbij overigens een van de vele organisaties,

naast bijvoorbeeld organisaties van ouderen,

migranten, cliënten, sportverenigingen en nog

andere. Voorts valt op dat als kerken genoemd

worden in beleidsnota’s, dat vooral om

instrumentele redenen is: zij hebben

vrijwilligers en gebouwen, bereiken soms

groepen die anderen niet of minder bereiken,

leveren kwalitatief goed werk wat betreft

mensen in de marge, hebben specifieke kennis

van bepaalde ‘doelgroepen’. Kortom, het is

niet vanzelfsprekend dat kerken vanuit de

overheid betrokken worden, en als dat gebeurt,

zijn zij een van de vele organisaties en daarbij

telt hun maatschappelijk nut.

Kerken in de Wmo

Wat is nu het perspectief van de kerken zelf

naast dat van de overheid? We kunnen

vaststellen dat de Wmo in ieder geval kerken

nadrukkelijk voor de vraag stelt hoe zij kerk

willen zijn in de lokale gemeenschap (regio,

burgerlijke gemeente, wijk, buurt). Zij zullen

op grond van het evangelie een bijdrage dienen

te leveren aan de samenleving en zich vooral

Page 6: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

8

inzetten voor mensen met materiële, sociale,

fysieke en psychische noden. De Wmo biedt

mogelijkheden voor kerken om die

dienstbaarheid te versterken. Als kerken vanuit

die visie willen deelnemen aan de Wmo, zullen

zij zich allereerst af hebben te vragen welke

activiteiten zij al verrichten die ‘Wmo-

relevant’ zijn. Een inventarisatie daarvan is

zeer zinnig en zal zich niet moeten beperken

tot het diaconale werk (voor en met ouderen,

vluchtelingen, mensen in situaties van

armoede, (ex-)gedetineerden, mensen met een

handicap enzovoort), maar ook het pastorale

werk. Zo doen alle lokale kerken aan

huisbezoek, vooral bij ouderen. Dat is een

vorm van eenzaamheidsbestrijding. Voorts

zouden op die huisbezoeken bepaalde noden

gesignaleerd kunnen worden. De Wmo biedt

de mogelijkheid voor kerken om

verbindingslijnen te ontwikkelen of te

versterken met de burgerlijke gemeenten en

andere organisaties. Dat werkt naar twee

kanten. In hun bestaande werk kunnen kerken,

als zij bepaalde vragen tegenkomen, beter

contact tot stand brengen met andere

organisaties om zo tot een betere aanpak te

komen. Aan de andere kant zal het zo zijn dat

als gemeente of andere organisaties beter zicht

hebben op wat kerken wel en niet in huis

hebben, zij kerken meer zullen gaan vragen in

te springen. Het gaat erom dat men elkaar weet

te vinden. Meer dan eens vragen lokale kerken

zich af waar zij mensen in armoede en andere

knelsituaties kunnen vinden. Hoe meer kerken

genesteld zijn in lokale netwerken, hoe minder

deze vraag gesteld zal hoeven worden. Er zal

zelfs eerder een teveel aan vragen komen!

Naast versterking van bestaande activiteiten

kunnen kerken ook besluiten nieuwe

activiteiten ter hand te nemen.

Maatjesprojecten komen wat dit betreft steeds

meer in beeld: maatjes van ouderen, mensen

met een handicap, zieken en mensen met een

psychische aandoening, ex-gedetineerden,

vluchtelingen en asielzoekers. Kerken zullen

daarbij goed voor ogen moeten houden wat zij

aankunnen. Wat ledental en daarmee ook

financiën betreft, zijn zij immers onderhevig

aan een krimpscenario. Beter een project goed

dan te veel aanpakken. Ook is het vereist dat

enige mensen zich nadrukkelijk verdiepen in

de Wmo. Het is niet iets wat je er zomaar bij

doet!

Kritische participatie

Kerken verrichten activiteiten en kunnen

nieuwe ter hand nemen, maar zullen in

verbinding daarmee zich kritisch hebben af te

vragen waar knelpunten optreden en in het

bijzonder waar mensen tussen wal en schip

vallen, of nog anders gezegd: door het vangnet

gaan. Juist vanwege hun directe contact met

mensen in hun leefsituatie beschikken kerken

over ervaringskennis. Meer dan zij zelf vaak

beseffen. Zij zouden alerter moeten zijn op wat

uit die contacten naar voren komt wat betreft

problemen en positieve mogelijkheden. De rol

van optrekken met en zorg voor mensen zou

gecombineerd moeten worden met

pleitbezorging ten dienste van mensen in

knelsituaties en het signaleren en aanspreken

van de overheid en andere betrokken

organisaties op hun verantwoordelijkheid als

mensen buiten boord vallen of overbelast

worden (mantelzorgers!), bijvoorbeeld omdat

zij niet of onvoldoende over netwerken

beschikken of als gevolg van bezuinigingen.

Daarom zal de deelname aan de Wmo op

grond van verantwoordelijkheid voor mensen

in de knel een kritische dienen te zijn. Een

aandachtspunt daarbij is ook of niet ten

onrechte professionele zorg door vrijwilligers

wordt vervangen, zoals bij zware en langdurige

zorg, of daar waar professionele deskundigheid

vereist is.

Tot slot: de Wmo is een zoektocht. Hoe deze

uit zal pakken, niet alleen in de overgangs-

situatie, maar ook daarna, is onzeker. Dat geldt

voor de burgerlijke overheid en voor de

samenleving, inclusief de kerken. Daarom is

het van belang dat kerken onderkennen dat zij

in een proces van zoeken en leren terecht-

komen. Wat zijn de positieve en negatieve

ervaringen, wat leren zij daarvan en wat

betekent dat voor hun beleid en inzet? Er zijn

geen pasklare formules, maar dat mag ons niet

beletten om die zoektocht kritisch te gaan.

Herman Noordegraaf is bijzonder hoogleraar

en docent voor diaconaat aan de Protestantse

Theologische Universiteit in Amsterdam en

Groningen.

Page 7: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

9

Aanbevelingen Herman Noordegraaf

Als het gaat om kritische participatie, een herbezinning op de rol van kerken in de samenleving,

geeft prof. dr. Herman Noordegraaf vijf aanbevelingen.1

Aanbeveling 1 Kerken zullen zich er goed van bewust moeten

zijn dat zij zich in een proces van zoeken en

leren bevinden, waarbij in ieder geval aan de

orde is:

de visie op hoe kerk te zijn in de

lokale/regionale samenleving;

praktijken die zowel verbonden zijn

met deze visie als met wat er in de

lokale/regionale samenleving aan

noden en behoeften is;

het ontwikkelen van relaties met de

overheid (politici en ambtenaren),

maatschappelijke organisaties en de

bevolking.

Het is daarbij van belang om de opgedane

ervaringen goed te registreren en te evalueren

met het oog op een adequaat kerkelijk

optreden. Dit dient lokaal/regionaal te

gebeuren en op landelijk niveau (bv. Federatie

van Diaconieën, Kerk in Actie), zodat

opgedane ervaringen doorgegeven kunnen

worden en we elkaar zo kunnen ondersteunen

en inspireren.

Aanbeveling 2 Wees je er als kerken van bewust dat de kennis

en het besef van de betekenis van godsdienst

en kerken afwezig of beperkt is. Maak aan de

overheid duidelijk wat het werk van kerken op

het terrein van zorg en welzijn concreet

inhoudt, bijvoorbeeld door politici en

ambtenaren bij projecten en activiteiten uit te

nodigen. Iets soortgelijks geldt ook voor de

relaties met maatschappelijke organisaties en

bevolking. Nodig vertegenwoordigers van de

overheid uit bij projecten.

Voorbeeld: in Rotterdam nodigden hervormde

diakenen nieuwgekozen politici voor een

rondvaart uit en kregen ze te horen wat kerken

doen (vriendelijke vorm van gijzeling, ze

konden de boot niet af).

Aanbeveling 3

Kerken dienen hun optrekken met mensen en

het bieden van hulp en ondersteuning te

combineren met kritisch signaleren van

knelpunten en pleitbezorging. Daartoe moeten

zij de ervaringen die zij opdoen goed

registreren en evalueren.

Aanbeveling 4 Kerken dienen een visie te hebben op de vraag

welke activiteiten het best door vrijwilligers

verricht kunnen worden en welke door

beroepskrachten.

Aanbeveling 5 Wees je als kerken goed bewust van je

mogelijkheden en onmogelijkheden.

1 Uit de lezing gehouden op de Wmo-dag op 3

oktober 2014, zie ook

www.kerkinactie.nl/wmo.

Page 8: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

10

Ruim baan voor de kracht van kerken Kerk en Wmo

Elize Lam en Bert Roor

Kerken hebben een groot arsenaal aan eigen kracht. De participatiesamenleving kan daar z’n

voordeel mee doen. Voorwaarden zijn nieuwsgierigheid naar de eigenheid van kerkelijke

vrijwilligers en kerken de kans geven het eigen sociaal kapitaal te gebruiken overeenkomstig

hun unieke karakter.

Informele steunstructuren worden in onze

participatiesamenleving steeds belangrijker. Ze

vormen de basis van onderlinge aandacht, hulp

en zorg. Ook kerken zijn zo’n steunstructuur.

Vanuit hun omzien naar naasten bieden zij al

jarenlang maatschappelijke activiteiten en

weten ze mensen met een beperking effectief

te bereiken. Zo stelt het SCP in zijn recente

evaluatie van de Wmo: ‘De samenhang tussen

het hebben van een beperking en minder

participeren treedt op bij tal van activiteiten,

maar niet bij het bezoeken van een kerkdienst

(…)’.1 Toch zijn kerken volgens Herman

Noordegraaf nog ‘nauwelijks in beeld bij de

Wmo’. Hij pleit er dan ook voor dat overheden

en maatschappelijke instanties kerken meer

betrekken bij de uitvoering van deze wet.

Elkaar open tegemoet treden

De vraag is echter welk beeld beleidsmakers

en zorgprofessionals van kerkelijke

gemeenschappen anno 2014 hebben. Is dat

gebaseerd op de actuele realiteit of is dat beeld

wellicht gekleurd door eigen ervaringen of

negatieve nieuwsberichten? En hoe zit het aan

de andere kant bij kerkelijk Nederland? Een

pilot rond informele zorg maakte duidelijk dat

er niet alleen onbekendheid is bij overheden

over wat kerken (kunnen) bijdragen. Ook

diakenen, de ‘sociaal hulpverleners’ binnen

kerken, weten soms te weinig van wat er lokaal

speelt of waar de bestuurlijke gemeente mee

bezig is. De aanvankelijke reactie van

sommige kerken: ‘Daar is de overheid toch

voor!’, illustreerde niet zozeer hun onwil, als

wel hun onwetendheid.2 Anderzijds zijn

sommige kerken ook huiverig voor wat er op

hun diakenen afkomt gezien de veelheid aan

maatschappelijke veranderingen.3 De kloof

tussen kerken en de rest van de samenleving

maakt het aangaan van samenwerking er

bovendien niet eenvoudiger op. Toch vinden

wij dat op zijn minst verwacht mag worden dat

kerken zich inleven in de uitdagingen

waarvoor gemeenten en instanties staan, en ze

open tegemoet treden.

Maatschappelijk rendement van kerkelijke

vrijwilligersprojecten is hoog

Sinds de eeuwwisseling is een duidelijke

kentering zichtbaar en sluiten tal van

christelijke initiatieven naadloos aan bij de

Wmo-doelstellingen.4 Denk aan

opvoedingsondersteuning, mentoring van

jongeren, buurtwerk en relatiecursussen als de

‘Marriage Course’. Stichtingen als Present en

HIP (Hulp in Praktijk) faciliteren bovendien

duizenden kleinschalige hulpprojecten van

vrijwilligersgroepen die grotendeels bestaan uit

kerkleden.5 Er is, om in de huidige

terminologie te spreken, sprake van veel eigen

kracht binnen kerken. Alleen al daarom zouden

kerken, overheden en andere instanties actief

contact met elkaar moeten zoeken.

Een treffend voorbeeld van een ‘eigen kracht

initiatief’ is het in 2010 ontstane project

Schuldhulpmaatje, een landelijk netwerk van

kerkelijke vrijwilligers dat mensen ondersteunt

bij (het voorkomen van)

schuldenproblematiek. Inmiddels werken op

zestig plekken in Nederland vrijwilligers actief

en succesvol samen met sociale diensten en

hulpverleningsinstanties. Regioplan berekende

voor de gemeente Delft dat ‘iedere

geïnvesteerde euro in het project zich drie keer

terugverdient’.6 De daarnaast bestaande hechte

samenwerking tussen de lokale

uitvoeringsorganisatie, het Interkerkelijk

Sociaal Fonds (ISF), en de gemeente Delft

blijkt ook meerwaarde te hebben. Zo verwijst

de gemeentelijke schuldhulpverlening mensen

door naar het fonds, worden er gezamenlijke

workshops administratie gegeven en neemt het

fonds deel aan het stedelijk platform

thuisadministratie.

Ook op andere terreinen zijn good practices

zichtbaar, zoals ‘Voor Elkaar Ede’, dat eind

2012 vanwege de transitie van de AWBZ

Page 9: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

11

startte. De gemeente Ede had eerder instanties

gevraagd om projectideeën in te dienen voor

nieuwe vormen van begeleiding. Een van de

vier gehonoreerde voorstellen was ‘Voor

Elkaar Ede’, een initiatief van het diaconaal

platform Ede, thuiszorgaanbieder Agathos,

GGZ-instelling Eleos en HIP. Ondersteund met

een bescheiden subsidie werden in korte tijd

diverse vrijwilligers uit kerken gemobiliseerd

en getraind, om onbekenden, met soms zeer

ernstige psychische beperkingen, bij te staan.

Dit leverde veel op voor alle betrokkenen. In

sommige gevallen nam zelfs de

zorgconsumptie iets af.7

Laat mensen vanuit hun geloof betrokken

zijn bij anderen

Wat kunnen we leren van deze voorbeelden

voor een intensiever optrekken met elkaar,

zoals Noordegraaf voorstelt? Met stip op één:

het is zaak om elkaar te kennen. Elkaars

werkelijkheid, cultuur en jargon te snappen.

Dan is rekening houden met elkaar

eenvoudiger, maar zal ook de eigen kracht van

verschillende christelijke initiatieven nog meer

tot z’n recht komen. Zo bleek bij ‘Voor Elkaar

Ede’ dat juist doordat er in de leefwereld van

kerkleden werd geworven (door bekende

diakenen die hun ‘taal’ spraken en bovendien

vertrouwde communicatiemiddelen hanteerden

als de kerkbode), er veel bereidheid was om

zich aan te melden als vrijwilliger.8 Het luistert

nauw welke beelden worden gedeeld, hoe een

boodschap wordt overgedragen en wie de

boodschapper is. Bij werving in een lokale

krant door de gemeente of vrijwilligerscentrale

hadden ze zich niet als vrijwilliger gemeld,

vertelden respondenten. Daarnaast is het

belangrijk om gemotiveerde kerkleden de

ruimte te geven om vanuit hun geloof

betrokken te zijn bij medemensen. Soms zal dit

dan ook ter sprake komen als de situatie daar

aanleiding toe geeft. Niet om ‘zieltjes te

winnen’, maar omdat iemand zijn leven wil

delen met iemand anders. Laten we niet bang

zijn voor het tonen van diepe drijfveren.

Het is raadzaam om te beseffen dat de ene kerk

de andere niet is, of het nu gaat om

aanwezigheid van menskracht, visie of een

naar ‘buiten gerichte’ blik. De onderlinge

diversiteit is groot. In een migrantenkerk

fungeert de pastor soms als maatschappelijke

duizendpoot, terwijl in een protestantse

gemeente de dominee de praktische en

materiële zorg regelmatig geheel aan anderen

overlaat. Daar komt bij dat kerken meer

functies hebben dan ‘service delivery’. Het is

ook – en in de eerste plaats – een plek waar het

geloof samen gedeeld en beleefd wordt. De

kunst is om nieuwsgierig te zijn naar die

eigenheid, hierbij aan te sluiten en kerken de

kans te geven het eigen sociaal kapitaal te

gebruiken in overeenstemming met hun unieke

karakter.9 Wanneer onderling vertrouwen de

basis is, kan duurzame samenwerking ontstaan

en zal participatie van mensen mede vanuit de

kerken een krachtige impuls krijgen. Dus ruim

baan voor de kracht van kerken!

Eerder gepubliceerd op

www.socialevraagstukken.nl (14-10-2014) en

met toestemming van de schrijvers

overgenomen in het WKO-bulletin.

Elize Lam is coördinator van het Instituut

Sociale Innovatie en onderzoeker bij het

Lectoraat Jeugd en Gezin van de Christelijke

Hogeschool Ede.

Bert Roor is docent Missionaire & Diaconale

Presentie aan de Christelijke Hogeschool Ede.

Hij doet promotieonderzoek naar de

leereffecten van nieuwe vormen van

maatschappelijke betrokkenheid voor

protestantse kerken.

Page 10: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

12

Noten: 1. De Wmo in beweging. Evaluatie Wet

maatschappelijke ondersteuning 2010-2012, SCP,

Den Haag, mei 2014, p. 33-34.

2. E. Lam, Tussenevaluatie AWBZ-pilots gemeente

Ede. Samen op weg vanuit verbinding. CHE,

Lectoraat Jeugd en Gezin, 2013. En: E. Lam,

Eindevaluatie AWBZ-pilots gemeente Ede. Samen

op weg vanuit verbinding. CHE, Lectoraat Jeugd en

Gezin i.s.m. met Stal, C. Transfer Sociale Studies,

2014.

3. J. Slendebroek, Help! Onderzoek binnen de

CGK, NGK en GKv naar huidig en gewenst

diaconaat en wat daarvoor nodig is, Centrum voor

samenlevingsvraagstukken, Zwolle 2014.

4. A. Roor, ‘Diaconaat op nieuwe wegen’, in: J.

Hoek (red.), De kerk leeft. Vitaal gemeente-zijn

vandaag, Groen, Heerenveen 2014, p. 123-126.

5. Movisie heeft de Present-methode in 2013

opgenomen in de databank ‘effectieve sociale

interventies’. Zie:

http://stichtingpresent.nl/nederland/nieuws/erkennin

g-voor-present-methode (geraadpleegd op 21-8-

2014).

6. G. Kruis, e.a., Maatschappelijk rendement van

vrijwilligersprojecten in de schuldhulpverlening,

Regioplan, Amsterdam 2011, p. 26.

7. Zie noot 2.

8. Zie ook: C. Roorda, M. Jager, en R. Kuiper, Kerk

en Caritas. Een onderzoek naar vrijwilligerswerk

en mantelzorg in vier orthodox-protestantse kerken,

Centrum voor samenlevingsvraagstukken.

Gereformeerde Hogeschool Zwolle 2006, p. 32-33.

9. Jager-Vreugdenhil, M., Nederland

participatieland? De ambitie van de Wet

maatschappelijke ondersteuning en de praktijk in

buurten, mantelzorgrelaties en kerken, Amsterdam

University Press, Amsterdam 2012, p. 209.

Diaconie en Wmo. Decentralisatie van de zorg kans voor de kerk Joke Koolhof en Manna Plaisier

De diaconie van een protestantse gemeente in een middelgrote stad krijgt een vraag over het

aanschaffen van een traplift. Met de veranderingen in de Wmo krijgt de hulpvrager niet meer

automatisch toegang tot de voorzieningen. Hoe gaat de diaconie met deze vraag om? En wat

betekent deze vraag voor de structuur en organisatie van het diaconale werk in het geheel van de

kerk? Een verhaal uit de praktijk.

Met ingang van 1 januari 2015 wordt de zorg

anders georganiseerd: dicht bij huis, snel en

met een vaste contactpersoon. De sociale

wijkteams spelen in de nieuwe manier van

hulpverlening een grote rol. Als iemand een

zorgvraag heeft, wordt in het intakegesprek

gevraagd wat hij/zij zelf kan en wat de familie

en het eigen netwerk kunnen betekenen. Als de

zorgvrager aangeeft lid te zijn van een kerk,

kan het zijn dat er gevraagd wordt of er een

beroep op de vrijwilligers van de kerk gedaan

kan worden voor lichte ondersteuning. De

zorgvrager bepaalt echter zelf of dit verzoek

aan de kerk gedaan wordt of niet! Door de

decentralisatie in de zorg kan de kerk

nadrukkelijker in beeld komen en zal zij zich

daarom moeten bezinnen op deze nieuwe

situatie.

Rol van de kerk in veranderende tijden

Twee aspecten zijn daarbij belangrijk.

Allereerst dat de kerk van oudsher haar

diaconale taak serieus heeft genomen. De hulp

aan mensen aan de onderkant van de

samenleving, zieken, weduwen en wezen is er

al zolang de kerk bestaat. De vraag naar hulp

komt nu in een andere vorm naar haar toe.

Feitelijk bereidt de kerk zich voor op deze

vragen uit de samenleving en veel diaconieën

hebben zich dan ook al laten informeren.

Ten tweede moet de kerk zich afvragen wat zij

kan betekenen voor kwetsbare mensen nu de

overheid bezuinigt op allerlei voorzieningen.

Springt de kerk in, daar waar de overheid

bezuinigt? Wil een diaconie een hulpverlener

worden die trapliften en rolstoelen financiert?

Daar is niet zomaar een eenduidig antwoord op

te geven.

Belangrijk is dat er gezamenlijk vanuit de

kerken wordt gewerkt. Dat biedt kansen voor

samenwerking met alle kerken in de wijk of

het dorp. Diaconieën leren elkaar kennen, zijn

gezamenlijk actief in de buurtnetwerken van de

wijk of het dorp. Gezamenlijk treden zij op

naar de gemeente en haar beleidsmedewerkers.

Er is een gemeenschappelijk aanspreekpunt en

de kerk is bekend bij de plaatselijke overheid

en de sociale wijkteams.

Page 11: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

13

Vraag naar een traplift

Om bovenstaande te illustreren een

praktijkvoorbeeld uit 2013 van een

protestantse gemeente in een middelgrote stad.

Een echtpaar, kinderloos, heeft op korte

termijn een traplift nodig. Verhuizen is geen

optie. Zij wonen al jaren in dit huis, er is een

klein maar hecht netwerk in de buurt voor

boodschappen doen, kliko buiten zetten en er

wordt opgelet of ’s morgens de gordijnen wel

opengaan. Wanneer de mensen zouden

verhuizen naar een gelijkvloerse woning

worden zij uit dit netwerk gehaald. Het

echtpaar vraagt bij de gemeente via de Wmo

een traplift aan. Omdat het echtpaar in een

huurhuis woont, wordt er contact opgenomen

met de woningbouwcorporatie. Deze wil in

eerste instantie niets vergoeden. Uiteindelijk

krijgt het echtpaar 30% van de traplift vergoed,

de rest moeten zij zelf betalen. Dat geld is niet

aanwezig, er is een spaartegoed van € 1500.

Door een bezoek van een diaken wordt er een

voorstel gedaan om het bedrag voor de traplift

voor te schieten en in termijnen terug te

betalen. De traplift wordt aangeschaft en op

korte termijn geïnstalleerd. Maandelijks wordt

er een bedrag aan de diaconie terugbetaald.

Leren van de praktijk

Er zijn in deze procedure een aantal vragen te

stellen. Allereerst wat de mensen zelf ervoor

overhebben om op de huidige locatie te blijven

wonen. Hebben ze nagedacht welke

(financiële) consequenties dat heeft voor de

toekomst? Dan gaat het om huishoudelijke

hulp, tuinhulp, maaltijden aan huis en vervoer.

Kan dat in de huidige situatie goed geregeld

worden? Daarbij zal ook naar het sociale

netwerk van de mensen gekeken moeten

worden. Hierin kan de diaconie een bijdrage

leveren, door zo nodig een netwerk vanuit de

kerkelijke gemeente, de buurt en de formele

zorg te bouwen.

Hulpvragen aan de diaconie moeten altijd goed

onderzocht worden. In deze casus zou er een

brief aan de gemeente gestuurd kunnen worden

waarin om uitleg gevraagd wordt op de

gevolgde procedure. Het is altijd mogelijk het

gespreksverslag op te vragen dat de cliënt met

de medewerker van de gemeente gevoerd

heeft. Dat vraagt van de diaconie kennis van

zaken. Niet iedere diaken hoeft die kennis te

hebben; hiervoor zouden in de wijk of het dorp

een of twee diakenen aangewezen kunnen

worden. Zij zouden met de mensen al een klein

zogenaamd keukentafelgesprek kunnen voeren.

Mocht er ondanks het in beroep gaan toch een

afwijzing van de voorziening komen en er is

een urgent probleem, dan is het aan de

diaconie om te kijken of zij een lening kan

verstrekken met een redelijke terugbetalings-

regeling.

Decentralisatie van de zorg is zorg dichtbij

Zou bovenstaande casus anno 2015 door de

diaconie anders behandeld zijn? Wij denken

van wel. Door de komst van sociale wijkteams

kunnen vragen en zorgen over eenzaamheid,

geld, werkloosheid, echtscheiding, psychische

problemen etc. direct aan het wijkteam gesteld

worden. Het wijkteam heeft een brede kennis

en een breed netwerk. Ze werken samen met

bijvoorbeeld scholen, huisartsen,

wijkverpleging en schuldhulp. De

medewerkers komen uit verschillende

organisaties op het gebied van ouderen,

welzijn, schuldhulpverlening, verslaving, de

zorg voor mensen met een verstandelijke of

lichamelijke beperking. De diaconie kan voor

hulpvragen waarvoor zij advies nodig heeft,

contact opnemen met het wijkteam en

gebruikmaken van hun expertise. Misschien is

de hulpvrager al bekend bij het wijkteam? De

decentralisatie van de zorg kan dus kansen

voor de diaconie opleveren. Door gebruik te

maken van de kennis en ervaring van het

wijkteam kan de diaconie veel sneller en beter

inzicht krijgen in wat zij voor hulpvragers kan

betekenen.

Ondanks alle zorg die er terecht is, staat de

kerk voor een nieuwe uitdaging om iets te doen

waar de eerste diakenen al toe geroepen waren.

Omzien in barmhartigheid naar mensen die

zichzelf niet kunnen redden. De dienst van een

diaken begint aan de Tafel van de Heer en van

daaruit mag hij/zij zijn/haar werk doen. Daarin

zit ook het onderscheid met het welzijnswerk

of het werk van de sociale dienst. De diaken

deelt uit van wat hij of zij eerst zelf heeft

ontvangen.

Joke Koolhof is diaconaal opbouwwerker van

de protestantse gemeente Amersfoort en

Manna Plaisier is diaken in de Brugkerk in

Amersfoort.

Page 12: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

14

“Verhalen verbinden mensen, verhalen verbinden momenten in de tijd,

verhalen verbinden de binnenwereld met de buitenwereld.”

Luisteren naar levensverhalen Lydia Roosendaal

Janco Wijngaard verzorgde een workshop ‘Het keukentafelgesprek – de kanteling in praktijk

gebracht’ op de landelijke Wmo-studiedag, georganiseerd door de Protestantse Kerk op 3

oktober in Utrecht. Redacteur Lydia Roosendaal doet verslag.

In de nieuwe Wmo speelt het keukentafel-

gesprek een grote rol bij het bepalen op welke

wijze een hulpvraag door de gemeente moet

worden gehonoreerd. De Wmo-consulent

probeert in een formeel of informeel gesprek te

komen tot een beter inzicht in de problematiek

achter de hulpvraag.

Nog vrij onbekend is dat de hulpvrager zich

mag laten bijstaan door bijvoorbeeld een

diaken, die op basis van zijn of haar inzichten

behulpzaam kan zijn bij het schrijven van een

ondersteuningsplan. Dit wordt dan vervolgens

overhandigd aan de Wmo-consulent van de

gemeente. Maar hoe voer je nu als diaken zo’n

gesprek met een hulpvrager om meer inzicht te

krijgen in zijn of haar situatie?

Aansluiten bij het levensverhaal van mensen

Janco Wijngaard knoopt aan bij het

levensverhaal van mensen. Luisteren naar het

levensverhaal van mensen begint bij de

aandacht voor wat iemand in zijn of haar huis

heeft staan. Wat zie je… foto’s, borduurwerk,

boeken, tuin… Wat valt je op? Welke verhalen

horen daarbij? Het zijn zichtbare elementen uit

het leven van deze mens. Wat is zichtbaar van

levensdomeinen in de inrichting van het huis?

Ieder mens heeft een eigen verhaal en een

koffertje vol bagage. Wat zit wel of niet in dat

koffertje? Het door Janco Wijngaard

meegebrachte koffertje gaat open. Het koffertje

is gevuld met een model van een bus, een

mondstuk van een trompet, een klein

modelhuisje, een foto van zijn dochter, een

stripje pillen en een bijbel. Stuk voor stuk haalt

hij ze uit het koffertje. Al deze voorwerpen

staan voor een van de vijf levensdomeinen:

1. werk of opleiding: ik ben buschauffeur

opvoeding of hobby: ik mag graag

trompetspelen, dat geeft mij zin en

inspiratie

2. wonen en bezit: ik verdien geld om de

hypotheek van mijn huis te kunnen

betalen

3. relaties: ik voel me met mijn dochter

verbonden, ze is mijn oogappel!

4. gezondheid: meestal geen klachten, af

en toe een aspirine

5. kijk op het leven: de Bijbel is voor mij

een bron van inspiratie, ook troost als

ik het niet meer zie zitten

Wat betekenisvol of zinvol voor mensen is,

hoe mensen betekenis en zin aan hun leven

verlenen, is voor ieder mens en in iedere

levensfase weer anders. Ieder mens is daar

persoonlijk en uniek in.

Twee mensen met een dwarslaesie: de een is

radeloos en lusteloos. Hij kan nu niets meer en

wil ook niets meer. De ander ervaart nu een

overvloed aan vrije tijd en zoekt een

schaakmaatje. Let wel, zegt Janco Wijngaard,

het ene verhaal is niet beter dan het andere.

Aandachtig luisteren naar het verhaal dat

verteld wil worden, kan helend werken. Zorgen

door te luisteren naar elkaar, vraagt tijd en

aandacht. Ervoor gaan zitten en er zijn voor de

ander.

Aansluiten bij het verhaal van de ander,

oefenen in luisteren en verstaan wat het

verhaal achter de opmerking of achter de vraag

is. Op deze manier kan blijken dat achter de

hulpvraag naar bijvoorbeeld een scootmobiel

een verhaal van eenzaamheid schuilgaat. De

vraag is of de scootmobiel daarvoor de juiste

oplossing is. Als we stuiten op existentiële

levensvragen, dan hebben ze vaak te maken

met bovengenoemde levensdomeinen. De kijk

op het leven bepaalt mede hoe mensen

betekenis geven aan het geleefde leven: Wie

ben ik? Waarom besta ik? Heeft het zin dat ik

er ben? Welke betekenis heeft mijn leven voor

anderen (gehad)?

Oefenen in de praktijk

De deelnemers aan de workshop kijken naar

het filmpje ‘Oog en oor voor levensvragen’

van het expertisenetwerk levensvragen en gaan

in gesprek over de volgende vragen:

Page 13: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

15

Wat zie je als betekenisvol voor de

man in de film?

Wat betekent het voor hem als er

gehoor aan gegeven kan worden?

Wat zou het voor hem betekenen als er

juist geen gehoor aan wordt gegeven?

Het tweede filmpje ‘Zingeving en participatie’

laat de deelnemers luisteren en kijken naar de

vraag: Welke vragen hoor je de hulpverlener

stellen aan de man? Het zijn open vragen –

Wat mist u? Waar wordt u blij van? Waarvoor

komt u het bed uit? – die de man de

gelegenheid geven zijn verhaal te vertellen. De

hulpverlener neemt er de tijd voor en zit

aandachtig en betrokken naar het verhaal van

de man te luisteren.

Rouw en eenzaamheid

Tot slot buigen de deelnemers zich over een

casus ‘rouw en eenzaamheid’, een verhaal dat

herkenbaar voorkomt bij de deelnemers. Lezen

wat er staat geeft beperkte informatie. Wat doe

je dan? Het blijkt lastig te zijn om het uit te

houden en niet direct de ‘gaten’ in de

informatie in te vullen. Grote valkuil blijkt te

zijn dat mensen het al denken te weten.

Aannames, die niet af te leiden zijn uit de

informatie van de casus, worden geuit. Op

basis van de aannames willen sommige

deelnemers direct in actie komen (iets doen,

iets oplossen). Langzaam begint het inzicht te

dagen: eerst contact leggen om het hele verhaal

te horen. Luisteren. En als het levensverhaal

boven water is, kan pas gekeken worden naar

wat in deze situatie nodig is. De casus laat zien

dat hierin de kerk van betekenis kan zijn.

Ervaringen leren dat sommige Wmo-

consulenten een telefonisch

keukentafelgesprek voeren, andere een

standaard vragenlijst afwerken en dat een open

gesprek achterwege blijft. In beide situaties

wordt de hulpvrager tekortgedaan en ontneemt

de consulent zichzelf de mogelijkheid om goed

aan te kunnen sluiten bij wat nodig is in de

situatie van deze hulpvrager.

De kerk en de Wmo, een persoonlijk plan

In deze tijd, waarin mensen in eerste instantie

een beroep moeten doen op het eigen netwerk,

kan de kerk verschil maken. Samen-redzaam

betekent in dit geval dat de kerk haar tijd,

aandacht, betrokkenheid en trouw (het

kerkeigene) inzet om het levensverhaal te

horen en zo een bijdrage te leveren aan het

persoonlijk plan. Het persoonlijk plan dient als

basis voor de Wmo-consulent om op basis

daarvan te zien wat nodig is: wat kan iemand

zelf en waarin wordt voorzien door

voorzieningen.

Werken aan een persoonlijk plan:

eerste contact – kennismaken, relatie

aangaan, vertrouwen opbouwen

tweede contact – blijvend vertrouwen

opbouwen, luisteren naar het

levensverhaal, doorvragen: Wat speelt

er? Wat vertelt iemand wel, wat niet?

Hoe ziet het netwerk eruit? Geen

contacten… Waar heeft dat mee te

maken? Wat geeft zin aan het leven?

Wat geeft een gevoel van welzijn?

Vervolgcontacten

De kerk toont haar trouw door telkens weer tijd

en aandacht ter beschikking te stellen. Zinvol

present zijn, beschikbaar zijn voor de

hulpbehoevende. Komen met lege handen.

Luisteren en aansluiten bij wat verteld wil

worden, nieuwsgierig en respectvol, zonder

adviezen, meningen en oordelen.

Op deze manier kan vertrouwen ontstaan,

durven mensen langzamerhand je iets toe te

vertrouwen en kan er voor betrokkene

perspectief ontstaan. Luisteren naar

levensverhalen blijkt een goed instrument te

zijn voor diakenen en ouderlingen om met

mensen in gesprek te gaan als voorbereiding

op het gesprek met de Wmo-consulent.

Janco Wijngaard is predikant en werkzaam als

geestelijk verzorger in de ouderenzorg en

trainer van het Expertisenetwerk Levensvragen

en Ouderen. Het Expertisenetwerk

Levensvragen en Ouderen is een

samenwerking van ActiZ, Agora, Humanistisch

Verbond, MOgroep, PCOB en Unie KBO,

PThU, Reliëf, Vereniging het Zonnehuis en

Vilans. Vilans is uitvoerder van het netwerk.

Expertisenetwerk Levensvragen en Ouderen:

www.netwerklevensvragen.nl.

Hier zijn ook de twee genoemde filmpjes ‘Oog en

oor voor levensvragen’ en ‘Zingeving en

participatie’ te vinden en is het kennisdossier ‘Zin

in zelfredzaamheid’ te downloaden.

Verslag gemaakt door Lydia Roosendaal,

gemeenteadviseur Protestantse Kerk

Nederland.

Page 14: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

16

Protestantse Kerk Nederland – Project Zorgzame Kerk Nelleke ten Wolde

Dit jaar is Kerk in Actie, de diaconale afdeling van de Protestantse Kerk, begonnen met het

project Zorgzame Kerk. Om meer over dit project te weten te komen, heeft de redactie een

interview gehouden met Willy Meijnhardt. Willy is projectcoördinator van het project

Zorgzame Kerk. Zij is samen met de projectleiders aanspreekpunt voor gemeenten die zich

willen inzetten voor zorgzaam kerk-zijn.

Hoe is het gekomen tot dit project Zorgzame

Kerk?

WM: Al voor 2007 werden de contouren van

de Wet maatschappelijke ondersteuning

(Wmo) duidelijk en werden er bij de

burgerlijke overheid proefgemeentes

aangewezen. Binnen de kerken zag men in dat

het belangrijk was om lokale diakenen toe te

rusten op kerk en Wmo. Gaandeweg werden de

veranderingen als gevolg van de Wmo steeds

duidelijker. In verscheidene Wmo-raden

kregen kerkelijke afgevaardigden een plek. Om

deze mensen toerusting, uitwisseling en

ontmoeting te bieden, werden er vanuit Kerk in

Actie Wmo-dagen in het leven geroepen.

Binnen de dienstenorganisatie van de

Protestantse Kerk ontstond het verlangen om te

kijken hoe we lokale diaconieën het beste

kunnen ondersteunen om met deze

veranderingen om te gaan. Wat zouden wij als

kerken nu in kunnen zetten?

In een samenwerking tussen Kerk in Actie en

Kerk in ontwikkeling (de kerkopbouwpoot van

de dienstenorganisatie van de Protestantse

Kerk, NtW) werden de koppen bij elkaar

gestoken en startte een oriëntatieronde. Men

vroeg aan zorgorganisaties waar de gaten in de

zorg voor zorgafhankelijken vermoedelijk

zouden gaan vallen. Kerk in Actie constateerde

dat zij weliswaar een actieve en effectieve

lobby voor zorg voerde bij de landelijke

overheid, maar dat de Wmo lokale lobby’s

vergde. Van alle kanten werd dus een

inventarisatie gemaakt en op basis van de

resultaten daarvan werd het project Zorgzame

Kerk ontwikkeld.

In het project zijn vier verschillende mogelijk-

heden voor Zorgzame Kerk ontwikkeld:

Kerk als schakel (inzet van het

kerkgebouw als schakel in het werken

voor de wijk)

Kerk als knooppunt voor levensvragen

Zorgmaatje

Lokale lobby

Waarom juist deze vier mogelijkheden?

WM: Kerk in Actie zette zich al langer in voor

zorgmaatjesprojecten en lobbyde zelf actief op

het niveau van de landelijke overheid. Vanuit

de gemeenteopbouw/kerkopbouw signaleerde

men een groeiende belangstelling voor kerk-

zijn voor de wijk/het dorp en een sterke vraag

naar een zinvolle hedendaagse invulling van de

pastorale contacten van de gemeentes. In het

project Zorgzame Kerk komen die

verschillende invalshoeken samen.

Hoe is het project georganiseerd?

WM: In 2014 is het project Zorgzame Kerk

gepresenteerd. Het idee is om zorgzame kerk te

zijn voor hen die zorgafhankelijk zijn en dat in

je eigen context, je eigen wijk of dorp.

Gemeentes worden nadrukkelijk uitgenodigd

om het geheel van hun omgeving in

ogenschouw te nemen en aan te sluiten bij wat

er al is, zelf te constateren waar de gaten vallen

en daarop in te spelen.

Allereerst zijn er achttien pilotprojecten

gestart. Bij een pilot sluit een kerkenraad een

eenvoudig contract met de projectleiding. Het

contract legt de bereidheid vast om naar buiten

te treden (en dus niet alleen voor de eigen

gemeenteleden te willen werken), en ook de

samenwerking met zo veel mogelijk lokale

partners is deel van de contractopzet. De

gemeente moet een werkgroep instellen, die

overigens niet alleen uit gemeenteleden van de

Protestantse Kerk hoeft te bestaan, en er wordt

een soort inspanningsverplichting afgesproken.

Een gemeenteadviseur begeleidt de werkgroep

gedurende zes tot negen maanden om het

project plaatselijk op poten te zetten. Daarbij

wordt iedere actor in de wijk of het dorp in

kaart gebracht, het hele netwerk van zorgtaken

waarin wel of niet voorzien wordt. Verder

worden vrijwilligers getraind en toegerust voor

hun taak, en wordt een plaatselijke

projectopzet gemaakt die vervolgens wordt

uitgevoerd.

Page 15: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

17

Hoe verliep de werving voor de pilots?

WM: Gemeentes werden uitgenodigd om als

een van de achttien pilots te willen fungeren.

Vanaf het begin was er erg veel belangstelling,

het was duidelijk dat het thema erg leefde.

Aanvankelijk was de mogelijkheid Zorgmaatje

het meest in trek, maar uiteindelijk is het

Knooppunt voor levensvragen de mogelijkheid

met de meeste pilots geworden. Kerk als

schakel komt op de derde plek en lokale lobby

op de vierde. De deelnemende gemeentes

zitten door het hele land verspreid en zijn zeer

verschillend – alles komt wel voor.

Hoe gaat het? En hoe gaat het verder?

WM: Omdat de projecten door en door lokaal

zijn en op de eigen context gemaakt, is

vergelijking heel lastig. De evaluatie van de

pilots is voor de zomer klaar. De voornaamste

puzzel bij de uitvoering is tot nu toe het

formeren van een goede werkgroep. Het is nog

spannend of er genoeg vrijwilligers zullen zijn

voor de uitvoerende taken.

Burgerlijke gemeentes worden steeds groter,

en daarmee zijn er vaak vele kerkelijke

gemeentes die gesprekspartner van dezelfde

burgerlijke gemeente willen worden. Heeft dat

nog meegespeeld bij de inrichting van

Zorgzame Kerk?

WM: In de beginjaren van de Wmo reageerde

de burgerlijke overheid inderdaad soms met:

‘Maar met welke kerk moeten wij dan praten?’

In reactie daarop zijn lokaal verscheidene

diaconale platforms in het leven geroepen.

Toen de projectopzet voor Zorgzame Kerk

ontwikkeld werd, was het de vraag of men niet

(ook) bij die diaconale platforms moest

aanhaken, maar uiteindelijk heeft men toch

gekozen voor de lokale kerkelijke gemeente:

die maakt het verschil in het onderlinge contact

in de wijk of het dorp.

Van diaconale inspanningen van kerken in de

wijk of het dorp is de hoop doorgaans dat het

ook effecten zal hebben voor het diaconaal

bewustzijn van de gemeente zelf, dus een

doorwerking ‘naar binnen’. Is er al iets te

zeggen over de werking van de projecten van

Zorgzame Kerk in dit opzicht?

WM: Nog niet zo veel. In zijn algemeenheid is

het zo dat elk enthousiast project dat goed

loopt vitaal maakt, vitalisering teweegbrengt.

Zo werken de pilots in elk geval wel in de

gemeentes. In hoeverre ook naar de toekomst

toe mensen van buiten de eigen kring echt

betrokken worden is natuurlijk de vraag. In

ieder geval nemen we waar dat vele

gemeenteleden warm lopen voor wat er

namens hen gedaan wordt. En dat is altijd

goed.

Met een hartelijk dankwoord aan Willy

Meijnhardt besluiten we deze korte schets van

een initiatief dat binnen en buiten de kerken nu

al mensen raakt en enthousiasmeert, en

hopelijk voor nog veel meer anderen een

wereld van verschil zal maken.

Reflectie: Wmo en de Rooms-Katholieke

Kerk

Als basispastor binnen een katholieke parochie

vraag je je dan vervolgens af: en wat gebeurt er

bij ons? Een landelijke organisatie die zich

(ook) met binnenlands diaconaat bezighoudt is

er niet, maar per bisdom is er eigenlijk altijd

wel wat georganiseerd. Het zwaartepunt ligt,

net zoals aan protestantse zijde, lokaal, dus bij

de huidige parochies (en waar parochies

gefuseerd zijn bij locaties). Waar aanwezig

stimuleren dienstverleners diaconie parochies

om met het thema participatiemaatschappij en

Wmo aan de slag te gaan. Helaas is er de

afgelopen jaren binnen eigenlijk alle

bisdommen erg bezuinigd op de dienst-

verlening.

In ‘ons’ bisdom, Groningen-Leeuwarden, zijn

het vooral de organisaties voor Katholiek

maatschappelijk activeringswerk die parochies

enthousiasmeren om het thema aan te pakken

en actief betrokken te zijn bij de Wmo in de

plaatselijke burgerlijke gemeentes. Er zijn er

drie: voor Friesland, Groningen-Drenthe en de

Noordoostpolder. Ze werken met elkaar, met

de parochies en met het bisdom samen.

Solidair Friesland, de organisatie waar ik voor

de Z. Titus Brandsmaparochie (Bolsward,

Makkum, Workum en Witmarsum) mee te

maken heb, heeft zestig jaar expertise in het

ondersteunen van Parochiële

Caritasinstellingen (PCI’s) en de diaconale

vrijwilligers van de parochies. Een belangrijk

speerpunt van Solidair Friesland is

armoedesignalering en -bestrijding. In dat

kader worden tal van projecten geëntameerd en

ondersteund: theater (‘Moeder van

altijddurende bijstand’ en andere),

Page 16: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

18

schuldhulpmaatjesprojecten, voedsel- en

kledingbanken enz.

Solidair Friesland heeft zijn eigen projecten en

is daarnaast altijd beschikbaar om parochies te

ondersteunen bij hun activiteiten. Zij vervullen

voor parochies de rol van de gemeente-

adviseurs binnen Zorgzame Kerk: met een

werkgroep van de parochie een projectopzet

ontwikkelen, training en toerusting van

vrijwilligers, sociale kaart en evaluatie – het is

allemaal mogelijk. Als de parochie vraagt, is er

heel veel te bieden, maar een landelijk initiatief

voor de thema’s die Zorgzame Kerk behartigt,

is er bij mijn weten aan katholieke zijde niet.

Van de thema’s van Zorgzame Kerk zijn

vooral de lokale lobby en de zorgmaatjes

herkenbaar. Ook kerk als schakel wordt aan

katholieke zijde opgepakt: op tal van plaatsen

ontstaan initiatieven om als kerk meer naar

buiten te treden en daarbij het kerkgebouw een

sleutelrol te laten spelen. Deze initiatieven zijn

echter zelden diaconaal, en het karakter van

gewijde ruimte legt beperkingen op aan

seculier gebruik van katholieke kerkgebouwen.

Dat geldt voor parochiehuizen e.d. uiteraard in

veel mindere mate.

Lokale lobby’s zijn vaak oecumenisch van

samenstelling. Het initiatief hiertoe komt soms

van Raden van Kerken, soms van gezamenlijke

PKN/RKK diaconieën, en soms van individuen

met een eigen interesse in de Wmo-

problematiek. We merken dat het gemakkelijk

is om kerken op dit thema te verzamelen: ten

behoeve van de diaconale effectiviteit haken

ook christelijke gemeentes van evangelicale

snit aan bij oecumenische platforms, diaconaal

of anderszins. Soms is er al een regulier

overleg met de burgerlijke overheid, dan zie je

de ontwikkelingen van de Wmo een steeds

prominentere rol op de agenda’s innemen. Dat

burgerlijke gemeentes ten opzichte van

parochies anders begrensd zijn is daarbij een

handicap, evenals het feit dat eigenlijk al onze

parochies op dit moment in fusieperikelen

verwikkeld zijn. Waar parochies weer enige

‘lucht hebben’ na de fusie, zie je dat met name

hun diaconale inspanningen extra aandacht

krijgen.

In de Z. Titus Brandsmaparochie mogen we,

dankzij de PCI en enige fondsen, sinds drie

jaar werken met een diaconaal opbouwwerker.

Deze heeft snel een netwerk opgebouwd met

allerlei lokale partners en actoren op het gebied

van zorg, binnen en ook buiten de kerken. Zijn

werkveld is de armoedeproblematiek en de

daarmee verbonden maatschappelijke

uitsluiting. In meerdere projecten en in

individueel contact speelt de parochie zo ter

plaatse een belangrijke maatschappelijke rol.

Daarbij is de onafhankelijke positie van

diaconie ten opzichte van de plaatselijke

overheid steeds in de aandacht. We zijn ons

ervan bewust dat we hiermee ten opzichte van

andere parochies in een zeer bevoorrechte

positie verkeren; op de meeste plekken

ontbreken de middelen voor een dergelijke

systematische aanpak.

Verschillen en overeenkomsten met

Zorgzame Kerk

De aanpak van Zorgzame Kerk is landelijk,

aangestuurd vanuit een vorm van

dienstverlening. Een dergelijke landelijke

aanpak is aan katholieke zijde niet aanwezig en

in de huidige constellatie ook niet mogelijk.

Voorafgaand aan de projecten heeft Kerk in

Actie stelselmatig in kaart gebracht welke

gaten er met de Wmo gaan vallen voor

zorgafhankelijke mensen. Het denken vanuit

de Wmo zelf en de consequenties daarvan is in

onze parochie (nog) niet leidend, maar er

zullen ongetwijfeld parochies elders in

Nederland zijn waarbij dat wel zo is. Onze

lokale katholieke inzet voor de maatschappij in

met name Bolsward is opgezet vanuit een

eerder geïdentificeerd speerpunt, de

armoedebestrijding. Via het thema

maatschappelijke uitsluiting zijn er veel

raakvlakken met de projecten van Zorgzame

Kerk, hoewel het uitgangspunt verschillend is.

Maar het belangrijkste is toch de

overeenkomst: parochiële projecten en de

pilots van Zorgzame Kerk zijn allemaal door

en door lokaal bepaald en ingericht, en

allemaal gericht op individuen in de knel.

Want of je nu een protestantse gemeente of een

katholieke parochie bent, de lokale kerkelijke

gemeenschappen maken het verschil in het

onderlinge contact in de wijk of het dorp!

Nelleke ten Wolde is redactielid van het WKO-

bulletin en pastoraal werkster van de Zalige

Titus Brandsmaparochie te Bolsward. De

parochie is sinds 1 januari 2014 gefuseerd met

als locaties Bolsward, Makkum, Witmarsum en

Workum.

Page 17: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

19

Er zijn in Nederland meer Samaritanen dan de politiek denkt Hans Snoek | beeld: Rijksmuseum, Amsterdam

De zorgzame samenleving is vooralsnog niet erg

populair in Nederland, onder meer omdat het op

gespannen voet staat met het individualisme en de

tijdsdruk van Nederlanders. Lucas 10 en Levinas

bieden nieuwe inzichten.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw kwam

het neoliberale denken op. Elco Brinkman,

prominent lid van het CDA, trad in 1982 aan

als minister en ging op zoek naar een formule

waarbij de overheid in de zorg een balans zou

kunnen vinden tussen de confessionele traditie

en het neoliberale denken. Het leidde tot de

uitvinding van de ‘zorgzame samenleving’, die

veronderstelt dat mensen meer voor elkaar

zorgen en alleen in nood een beroep doen op

de overheid. Brinkman gaf destijds ruiterlijk

toe dat de overheid op die manier hoopte te

bezuinigen op de zorg, zodat er financiële

ruimte zou ontstaan om de gevolgen van de

vergrijzing op te vangen.

Solidariteit

Dertig jaar later is het neoliberale denken diep

in de Nederlandse samenleving

doorgedrongen, terwijl het fenomeen van de

zorgzame samenleving slechts schoorvoetend

opgepakt is door burgers. Henk Vroom, lange

tijd godsdienstfilosoof aan de Vrije

Universiteit én actief in het CDA, gaat in een

recentelijk verschenen boek na hoe ‘ik en de

ander’ in onze cultuur zich ten opzichte van

elkaar verhouden.1 Een sleutelwoord in zijn

betoog is ‘solidariteit’, die de intrinsieke

waardigheid van een mens veronderstelt.

Vroom signaleert dat in West-Europa

gaandeweg solidariteit verbreed is naar ieder

mens. Zelfs misdadigers mogen op een

menselijke behandeling rekenen.

Tegelijkertijd beseft Vroom dat, hoewel de

overheid het gezag heeft om te bepalen hoe

‘solidair’ bijvoorbeeld een gevangenisregime

is, zij niet de positie heeft om burgers te

dwingen zich solidair op te stellen naar de

ander. Theoretisch zou de overheid de

solidariteit tussen mensen verplicht kunnen

stellen. Een dergelijke benadering levert

volgens Vroom echter een paradox op. De

overheid behoort op levensbeschouwelijk

niveau strikt neutraal te zijn en kan dus niet

een bepaald mensbeeld omarmen. Bovendien

signaleert Vroom dat de overheid geen

middelen heeft om burgers te dwingen om een

zorgzame houding ten opzichte van een ander

aan te nemen. Al met al staan Vrooms

opvattingen over solidariteit op gespannen voet

met de ‘zorgzame samenleving’ die

partijgenoot Elco Brinkman lang geleden heeft

bedacht.

In de discussie van de afgelopen jaren over de

zorgzame samenleving is niet altijd helder hoe

de diepere motieven van de verschillende

gesprekspartners zich tot elkaar verhouden. De

politiek wil via een moreel appel burgers

enthousiasmeren om te zorgen voor anderen,

maar heeft ondertussen ook bezuinigingen

voor ogen. Nederlandse burgers die,

vergeleken met omringende landen, relatief

veel vrijwilligerswerk doen, lijken open te

staan voor ‘solidariteit’, maar niet als de

overheid hen vanwege bezuinigingen daartoe

verplicht. Mijns inziens zouden de politiek en

de zorg meer na moeten denken over de vraag

welke motieven overtuigend zouden kunnen

zijn voor burgers om zich zorgzaam op te

stellen naar de ander. Of nog iets concreter

geformuleerd: directeuren van zorgorganisaties

en zeker politici van het CDA die de

solidariteit tussen patiënten en burgers willen

vergroten, zouden er goed aan doen om eens

de Bijbel te lezen.

Drie passanten

Neem nou de gelijkenis van ‘de barmhartige

Samaritaan’ in Lucas 10. Het is een verhaal dat

diverse elementen bevat die kunnen helpen om

onze relatie met anderen tegen het licht te

houden. Op de weg van Jericho naar Jeruzalem

valt ‘een mens’ in de handen van rovers, die de

Page 18: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

20

man vervolgens halfdood achterlaten.2 De tekst

houdt zorgvuldig in het vage welke

achtergrond ‘die mens’ heeft, wat als effect

heeft dat ieder van ons zich met hem kan

identificeren.

Drie passanten komen langs: een

heiligdomsdienaar, een Leviet en een

Samaritaan. Zimmermann (p. 544v) heeft

uitgezocht welke achtergronden de

verschillende personages hebben.3

Heiligdomsdienaars hadden in de tijd van

Jezus een invloedrijke rol in de tempel. Ze

waren betrokken bij cultische handelingen,

gaven onderwijs, en speelden een rol bij de

heling van zieken. Levieten stonden,

hiërarchisch gezien, onder de

heiligdomsdienaars, in de zin dat ze naar alle

waarschijnlijkheid niet betrokken waren bij het

offerritueel en ook minder strenge

reinheidsregels in acht hoefden nemen. De

Samaritanen ten slotte stonden in de

toenmalige samenleving onder aan de

maatschappelijke ladder. Hoewel ze afstamden

van het Joodse volk en de Samaritaanse Thora

in ere hielden, werden ze in de tijd van Jezus

beschouwd als ongelovigen die ver af stonden

van het jodendom.

In de gelijkenis lijkt er impliciet een verband te

zijn tussen de sociologische achtergronden van

de heiligdomsdienaar en de Leviet, en de wijze

waarop zij reageren op ‘de mens’ die halfdood

aan de kant van de weg ligt. Afgaande op

Lucas 10 is de enige reactie van de twee

geestelijken die verbonden zijn aan de tempel:

met een grote boog om het slachtoffer heen

lopen. Wat er in hen omgaat of wat ze gevoeld

hebben toen ze de halfdode man zagen, wordt

in de gelijkenis niet verteld. Verder valt op dat

de tekst niet toelicht waarom ze de halfdode

man negeren. In principe zijn er twee motieven

te bedenken waarom de heiligdomsdienaar en

de Leviet doorlopen. Ten eerste is een halfdode

man onrein, waardoor ze, gelet op hun

tempelfunctie, geneigd zullen zijn om afstand

te houden. Een tweede motief kan zijn dat

beide geestelijken op tijd in de tempel moesten

zijn vanwege het uitvoeren van rituelen.

Identificatieruimte

Hoewel de opstelling van de

heiligdomsdienaar en de Leviet niet zonder

meer sympathiek overkomt, bieden beide

personages de Nederlandse lezer die twijfelt of

hij/zij betrokken wil raken bij de zorgzame

samenleving, enige ruimte voor identificatie.

Burgers zullen weliswaar niet snel een rituele

afstand ervaren ten opzichte van de ander,

maar de cultuur van individualisme schept op

haar eigen wijze wel degelijk afstand tussen

mensen. Iedereen is, conform het neoliberale

denken, immers regisseur van zijn eigen leven

en wordt derhalve geacht zijn of haar eigen

boontjes te doppen. In die zin vormen de

cultuur van individualisme en het ideaal van

een zorgzame samenleving een wonderlijke

spagaat, waar nog weinig over nagedacht is.

Een ander element in de gelijkenis, de haast

waarmee de twee geestelijken zich naar

Jeruzalem spoeden, biedt eveneens

identificatieruimte. Veel Nederlanders hebben

volle agenda’s en moeten elke dag een

veelheid aan ballen in de lucht houden:

opleiding, werk, huishouden, familie, vrienden,

sporten etc. De enorme werkdruk waar tal van

Nederlanders onder gebukt gaan, heeft tot

gevolg dat het niet eenvoudig is om ook nog

eens aandacht te besteden aan de zorgzame

samenleving. In dat opzicht is de

ogenschijnlijke haast van de twee geestelijken

zeer herkenbaar anno 2014.

Tot slot: vanuit sociologisch oogpunt biedt de

positie van de Samaritaan, die op de onderste

treden van de maatschappelijke ladder staat,

Nederlanders niet zonder meer

identificatieruimte. We leven immers in een

relatief egalitaire samenleving. Als we echter

op meer inhoudelijk vlak naar de Samaritaan

kijken, dan biedt zijn opstelling wel degelijk

identificatieruimte voor mensen die op zoek

zijn naar een weldoordachte vorm van

zorgzaamheid voor de ander. Interessant is dat

de Samaritaan in verschillende opzichten een

royale opstelling heeft naar de halfdode man.

Hij is diepgetroffen (de enige emotie die in de

gelijkenis voorkomt!), verbindt het slachtoffer,

brengt hem naar een herberg en verzorgt hem.

Maar erg lang duurt zijn betrokkenheid niet.

Uit Lucas 10:35 blijkt: “Tegen de morgen haalt

hij (de Samaritaan, HS) twee dinars

tevoorschijn, geeft ze aan de herbergier en

zegt: zorg voor hem, en wat je meer zult

besteden zal ík aan je teruggeven als ik

terugkom!” Hoe ontdaan de Samaritaan in

eerste instantie ook was, hij verliest zich niet in

een langdurige zorg voor de man, maar

delegeert de zorgzaamheid aan de herbergier.

In het laatste deel van de gelijkenis blijkt dat in

de ogen van Jezus niet het geld en ook niet de

tijd van de Samaritaan belangrijk zijn, maar

Page 19: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

21

vooral de ontferming die iemand ten opzichte

van de ander toont.

Anno 2014 is de discussie over de zorgzame

samenleving stukgelopen. Het motief van

Brinkman om op eenvoudige wijze

bezuinigingen te realiseren, is kortzichtig

gebleken. Vroom heeft helder beargumenteerd

dat de overheid solidariteit tussen ‘ik en de

ander’ niet kan afdwingen. En verder heeft de

interpretatie van Lucas 10 duidelijk gemaakt

dat een zorgzame samenleving op gespannen

voet staat met de cultuur van individualisme en

de werkdruk van burgers.

Levinas

Wellicht biedt het gegeven dat ‘zomaar een

Samaritaan’ diep getroffen kan zijn door het

lot van de halfdode man, een herkansing voor

een zorgzame samenleving. De zorg voor een

ander kost tijd en veronderstelt dat men over

de cultuur van individualisme kan stappen.

Ondertussen wordt nogal eens vergeten dat een

relatie aangaan met de ander niet alleen een

last, maar ook een verrijking kan zijn. Volgens

de joods-Duitse filosoof Levinas is het meest

wezenlijke van een relatie dat de Ander zijn

gelaat openbaart aan de Ik-figuur. Het gaat

daarbij niet primair om het fysieke gezicht,

maar om het gelaat als spiegel van

gedragingen, gevoelens, ervaringen, culturen

etc. Een dergelijke visie op het gelaat doet

sterk denken aan de Hebreeuwse Bijbel,

waarin het gelaat van God evenzeer

ongrijpbaar is. Sterker: in de visie van Levinas

kan de Ander die zijn gezicht openbaart aan de

Ik-figuur, beschouwd worden als een

afspiegeling van God.

Hoe ongrijpbaar het gelaat van de Ander ook

is, voor de Ik-figuur kan de confrontatie met de

naaste een ingrijpende aangelegenheid zijn. In

een situatie waarin elke vorm van ontmoeting

ontbreekt, heeft de Ik-figuur alle vrijheid om

zijn eigen wereld te bestempelen als de enige

wereld en daarmee zichzelf als het

onvermijdelijke centrum op te vatten. Op het

moment dat een Ander zich aandient, zal de Ik-

figuur ervaren dat hij of zij slechts een ‘Ik’ is

en de Ander een ‘niet-ik’. Een dergelijke

ontdekking kan bij de Ik-figuur tot verwarring

leiden, omdat hij of zij geconfronteerd wordt

met het gegeven dat er een fundamentele

asymmetrie bestaat tussen zichzelf en de

Ander. In het verlengde daarvan kan de wereld

die de Ik-figuur voor zichzelf geconstrueerd

had, op losse schroeven komen te staan.

De filosofie van Levinas laat zien dat een

relatie tussen een Ik-figuur en de Ander

verrijkend kan uitwerken voor beiden. Als

(CDA-)politici wat verder gekeken hadden dan

het belang van bezuinigingen, dan hadden ze

ontdekt dat er veel Samaritanen in Nederland

zijn, die het vermogen hebben om zich diep te

laten treffen door een Ander en zich verrijkt

voelen door een ontmoeting met de Ander.

Hans Snoek is docent Bijbelwetenschappen en

Cultuurkritiek aan de Christelijke Hogeschool

Windesheim en medewerker Intercultureel

Bijbellezen aan de Vrije Universiteit.

Noten: 1 H. Vroom, Ik en de ander. Solidair zijn in een ik-

tijdperk, Parthenon, Almere 2014, p. 100, 188, 200. 2 In het vervolg verwijs ik naar de vertaling van de

Naardense Bijbel. 3 R. Zimmermann, ‘Berührende Liebe’ (Der

barmherzige Samariter), p. 538-555, in:

Kompendium der Gleichnisse Jesu, uitgegeven door

Ruben Zimmermann, Gütersloh 2007.

De rijke man en de arme Lazarus Ruben van Zwieten en Rob Ittmann | beeld: Rijksmuseum, Amsterdam

De belangrijkste vraag die de Bijbel keer op keer stelt, is: Hoe wordt de mens mens? Het verhaal

van de rijke man en de arme Lazarus, verteld door Lucas, laat ons zien dat de ontmoeting met je

tegenover een zeer belangrijke rol speelt.

In ons dagelijks leven is de ontmoeting met de

ander niet zo vanzelfsprekend meer. Daar waar

vroeger de kerk als instituut midden in de

samenleving stond, lijkt er geen nieuwe plek te

zijn ontstaan waar mensen van allerlei

achtergronden samenkomen. Gebit of geen

gebit, arm of rijk, van de onderste of bovenste

laag van de samenleving, een ieder zat in die

kerk samen op dezelfde rij om telkens opnieuw

geïnspireerd te worden.

Page 20: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

22

Tegenwoordig worden er andere prioriteiten

gesteld. We hebben allemaal ons gezin te

voeden en we werken ons daarvoor een slag in

de rondte. Natuurlijk hebben wij dagelijks nog

steeds tal van ontmoetingen, maar de vraag is

of er in deze ontmoetingen sprake is van een

kritisch tegenover. Steeds moeizamer stappen

wij uit onze comfortzone en steeds meer

begeven wij ons met vooral mensen van

dezelfde achtergrond. Samen wordt er gespeeld

in hetzelfde hockeyteam of gewerkt op

dezelfde afdeling bij de bank. Het zijn geen

ontmoetingen waarbij de levensverhalen

dusdanig verschillen dat ze de

verbeeldingskracht van de ander te boven

gaan.

Een mens leeft met een naam en zijn verhaal.

Zonder een naam ben je niets. Je kunt niet

genoemd worden. In een naam zit bovendien je

roeping verstopt. Niet voor niets je roepnaam.

Een naam is in de Bijbel de rol die je krijgt te

spelen. Je naam is wie je bent, wat je doet.

Deze aspecten spelen allemaal mee in het

verhaal van Lucas dat nu volgt.

Lucas 16 vers 19-31 (eigen vertaling dicht bij de

grondtekst):

19) Er was eens een rijk mens,

hij kleedde zich in purper en fijn linnen

en hij verheugde zich dagelijks stralend.

20) En een arme, genaamd Lazarus (Gods

hulpe)

lag bij zijn poort, vol zweren,

21) en begeerde verzadigd te worden met wat

viel van de tafel van de rijke.

Maar alleen de honden kwamen en likten

zijn wonden.

22) Het geschiedde dat de arme stierf:

door engelen werd hij weggedragen

naar de schoot van Abraham.

Ook de rijke stierf en werd begraven.

23) En in het dodenrijk, aan folteringen ten

prooi, sloeg hij zijn ogen op,

en zag Abraham van verre en Lazarus in

zijn schoot.

24) En hij riep:

Vader Abraham,

ontferm u over mij

en zend Lazarus,

dat hij het uiterste van zijn vinger in water

doopt

om mijn tong te verkoelen,

want ik word gekweld in deze vlam.

25) Maar Abraham zei:

Kind,

gedenk dat jij het goede hebt ontvangen

tijdens je leven,

en Lazarus op dezelfde manier het kwade.

Nu wordt hij hier vertroost

en jij wordt gekweld.

26) En in dit alles staat tussen ons en jullie een

grote kloof:

zelfs wie willen, zijn niet in staat

van hier naar jullie over te steken,

evenmin kan men van daar naar ons

overtrekken.

27) Hij zei:

Maar dan vraag ik u, vader,

dat gij hem zendt naar het huis van mijn

vader,

28) want ik heb vijf broers,

zodat hij hun tot getuigenis is,

dat zij niet ook terechtkomen in deze plaats

van foltering.

29) Maar Abraham zei:

Zij hebben Mozes en de profeten,

laten zij naar hén horen!

30) Maar hij zei:

Nee, vader Abraham,

maar als iemand uit de doden optrekt tot

hen,

zullen zij zich bekeren.

31) Hij zei tot hem:

Als zij naar Mozes en de profeten niet

horen,

zullen zij zich ook niet laten gezeggen

als iemand opstaat uit de doden.

Laten we eens kijken hoe de schrijvers van de

Bijbel in dit verhaal te werk zijn gegaan. Er is

sprake van een rijke man. De rijke man

verheugde zich dagelijks stralend, zo staat er

geschreven. Hij kleedt zich in purper en met

fijn linnen en hoeft zich geen zorgen te maken.

Dan Lazarus, een vieze, arme man. Vol met

zweren, enkel honden komen in zijn buurt. Om

aan zijn zweren te likken, meer niet. En wat

wil nu het geval, Lazarus is precies voor de

poort van de rijke man komen te liggen. Dan

sterft Lazarus, hij wordt door de engelen

weggedragen naar de schoot van Abraham.

Ook de rijke man sterft. Hierover wordt echter

Page 21: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

23

alleen geschreven dat hij wordt begraven. Niet

weggedragen door de engelen. Nee, stil en

anoniem begraven worden is wat de rijke man

rest. Het is een korte introductie van de

Bijbelschrijvers. Beide levens sterven al vroeg

in het verhaal.

Maar wat valt er tot dusver op? Het is een

ontmoeting tussen twee absolute tegenovers.

Een rijke man en een arme zwerver. De één zit

aan een grote tafel met al het lekkers wat je je

voor kunt stellen voor zich. De ander ligt voor

de poort. Verlangend naar al het lekkers op die

tafel. Maar meer aandacht dan die van de

likkende honden krijgt hij niet. Lucas

introduceert ons twee absolute tegenpolen, is

het eerste dat hier opvalt. En dan, zoals

gezegd, leeft een mens met een naam en een

verhaal, maar wat blijkt: de rijke man wordt op

geen enkele manier bij zijn naam genoemd.

Het blijft de rijke man. Meer is hij niet. Geen

verhaal, geen roeping, geen rol zonder een

naam. De rijke man waarvan het lijkt dat hij

alles voor elkaar heeft, ontbreekt dus wel

degelijk iets. En wel zijn naam, de rijke man

kan niet bij zijn naam genoemd worden. Arme

Lazarus kent wel een naam, en wat voor een.

‘Lazarus’ is afkomstig van El Azar, wat

betekent: ‘Gods hulpe’. De man waar niemand

een stuiver voor geeft, heeft een naam die

‘Gods hulpe’ betekent. Het zou dus nog best

weleens zo kunnen zijn dat die arme Lazarus

een helper gaat worden. Maar vooralsnog is

Lazarus degene die aangewezen is op de hulp

van een ander. Hij is een hulpeloos mens en de

rijke man stapt elke dag weer over hem heen

bij zijn poort.

Totdat zij beiden sterven. De rijke man slaat

zijn ogen op en wordt direct geconfronteerd

met zijn gebrek. Wanneer hij zijn ogen opslaat,

ziet hij Abraham van verre met de arme

Lazarus in zijn schoot, zo staat er. De schoot

van Abraham staat symbool voor ‘plaats van

de belofte’. De absolute bron voor de

menselijke mens. En op die plaats ligt nu

Lazarus. Dat is eens wat anders dan liggen

voor de poort van de rijke man. Dat de rollen

zijn omgedraaid wordt al snel duidelijk. De

rijke man vraagt: ‘Vader Abraham, ontferm u

over mij en zend Lazarus, dat hij het uiterste

van zijn vinger in water doopt om mijn tong te

verkoelen.’ De rijke man is geworden tot een

hulpbehoevende, een arme Lazarus. Hij vraagt

letterlijk aan Abraham om Lazarus te zenden.

In de roep naar die zending komt de naam van

Lazarus duidelijk naar voren: Gods hulpe.

Ontferming Gods. Het is precies waar het in de

boeken Mozes en de Profeten telkens weer

over gaat. Ook de rijke man kan niet zonder

hulp. Hij is in een situatie gekomen waarin ook

hij hulp nodig heeft. Dit besef komt pas door

de ontmoeting met de arme Lazarus in de

schoot van Abraham. Dagelijks liep hij langs

Lazarus heen zonder ook maar een poot uit te

steken, laat staan een gesprek aan te knopen.

Gods hulpe lag al die dagen al letterlijk voor

zijn poort. Maar Lazarus was hem een doorn in

het oog, zijn hulp niet waard. Hierdoor is het

gebrek van de rijke man aan het licht gekomen.

In de Bijbel spreekt men bij een gebrek van

een zonde. De rijke man heeft zich al die tijd

verzet tegen Gods ontferming. Dat is letterlijk

zonde. De gedachte dat iedereen zichzelf wel

kan redden hield hem tegen de ontmoeting aan

te gaan met de arme Lazarus. Hij kon zich niet

inbeelden ooit hulp van een mens, en zeker

geen vieze, zwerende zwerver, nodig te

hebben. Hij had toch immers alles? Met de

dood van Lazarus ziet hij pas in dat ook hij,

met al zijn rijkdom, wel degelijk hulp nodig

heeft.

Dan vraagt de rijke man aan Abraham om

Lazarus niet alleen naar hemzelf, maar ook

naar zijn vijf broers te zenden. De rijke man

wil zijn broers behoeden voor de foltering,

marteling, die hij nu voelt. Hierop antwoordt

Abraham: ‘Zij hebben Mozes en de Profeten,

laten zij naar hen horen!’ Abraham wil

hiermee duidelijk maken dat als de vijf broers

van de rijke man goed naar de verhalen van

Mozes en de Profeten luisteren, zij zelf in

Lazarus ‘Godshulpe’ zullen herkennen en hun

dit lot bespaard blijft. De rijke man laat zich

echter niet zo snel aan de kant zetten, hij is

immers niet voor niks zo rijk geworden, en

probeert het nog eens: ‘Nee, vader Abraham,

maar als iemand uit de doden optrekt tot hen,

zullen zij zich bekeren.’ Het antwoord van

Abraham hierop is veelzeggend: ‘Als zij naar

Mozes en de Profeten niet horen, zullen zij

zich ook niet laten gezeggen als iemand

opstaat uit de doden.’

Ruben van Zwieten is initiator van De Nieuwe

Poort te Amsterdam.

Rob Ittmann is student Nederlandse taal en

cultuur en collega/zzp’er bij De Nieuwe Poort.

www.denieuwepoort.org

Page 22: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

24

Mission at the center. Leren van nieuwe missionaire praktijken in

Engeland Bert Roor

Het Inspiratiewerknetwerk TijdVoorActie uit

Ede organiseerde begin 2014 een missionaire

inspiratiereis voor jongeren naar Londen,

Sheffield en Manchester.1 Steden waar de

ontkerkelijking al veel ingrijpender dan in

Nederland heeft doorgezet. In al deze steden

zijn christenen en kerken op verrassende wijze

hoopvol missionair present. In veel gevallen in

de marge en de modder, in de arme wijken en

onder dak- en thuislozen, verslaafden,

uitgeprocedeerde asielzoekers en prostituees.

Eden Network in Manchester2 vat dit

‘holistisch’ samen als ‘reaching out to the

least, the last and the lost’. Veel inspiratie

ontleenden ze hiervoor aan het ‘vroege’ Leger

des Heils, dat aan holistic mission deed voor de

term theologisch geijkt was. Maar ook

bezochten we missionair gerichte kerken in

hartje Londen die vooral veel hoger opgeleiden

bereiken. Niet alleen de bekende Hillsong

London-kerk, met duizenden twintigers en

dertigers, maar ook een ‘rustige’, nieuwe

anglicaanse geloofsgemeenschap die op een

binnenvaartschip bijeenkwam en bezoekers

trekt uit de bankensector. Met mijn collega

Robert Doornenbal, net als ik betrokken bij de

missionaire specialisatie van de CHE-opleiding

Godsdienst-Pastoraal Werk, reisde ik mee als

gesprekspartner voor de jongeren en om

inhoudelijke input te geven. Maar minstens zo

belangrijk was dat we zelf buitengewoon

geïnspireerd raakten door de missionaire

praktijken in Engeland. In dit artikel probeer ik

te verwoorden wat we in Engeland leerden en

waarom we zo onder de indruk waren. Robert

verwoordde het zelfs zo: ‘Dit was een van de

meest inspirerende weken van mijn leven!’

Wat raakte ons zo in Engeland? Wat kunnen

deze ervaringen betekenen voor christenen en

kerken in Nederland? Ik ben me ervan bewust

dat we beslist niet de eersten zijn die daarover

rapporteren, maar deel toch graag onze

ontdekkingen in de hoop dat deze mogen

helpen bij de (missionaire) opbouw van

kerken, gemeenten en parochies in Nederland.

Het verslag is gebaseerd op persoonlijke

indrukken en aantekeningen en op een grote

flap waarop de deelnemers na de reis hun

indrukken samenvatten. Ze schreven daar met

grote letters boven: ‘Liefde van Christus’.

Diaconale inzet vanuit missionair verlangen

Eerst iets meer over de organisator.

TijdVoorActie wil jongeren uitdagen, toerusten

en inspireren om het samenleven in de eigen

leefomgeving vorm te geven en daarin zelf

initiatief te nemen.3 Het netwerk is nauw

verbonden met Netwerk Dien je Stad, dat

jaarlijks vele honderden jongeren in Ede inzet

via diaconale projecten. Daarbij wordt met

zeer veel organisaties samengewerkt. Netwerk

Dien je Stad vindt navolging in allerlei

plaatsen. Dien Elkaar Veenendaal werkt

bijvoorbeeld met een eenvoudige

Facebookpagina waarop hulpvragen worden

gepubliceerd. Omdat de pagina honderden

vrienden heeft, zijn de meeste hulpvragen

binnen zeer korte tijd opgelost. Dat varieert

van eenvoudige praktische hulp tot regelmatig

koffiedrinken bij een eenzame oudere.

TijdVoorActie laat zich inspireren door Jezus.

De website zegt: ‘Hij kwam naar de aarde om

andere mensen te dienen en niet om zelf

gediend te worden. Jezus roept mensen op om

hem te volgen. (…) Jezus liet zien hoe je het

leven met elkaar kunt delen en hoe je van

waarde kunt zijn voor de ander. Een bron van

inspiratie voor het samenleven in Nederland en

het (her)ontdekken van de kracht van

gemeenschap.’ Achter deze diaconale inzet zit

een diep verlangen om de liefde van Christus

te delen met medemensen en onrecht in de

samenleving recht te zetten. Dat verlangen is

ook een missionair verlangen, omdat zending –

zo ontdekte ik zelf – niets anders is dan aan

anderen doorgeven wat je van God hebt

ontvangen. De liefde van God is daarvan het

hart, zowel in de geschonken genade als in het

Page 23: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

25

liefdegebod als leidraad voor het leven met

God en elkaar. Ontvangen en doorgeven kan

alleen vanuit een gemeenschap waarin Christus

centraal staat als verlosser en vernieuwer van

mens en samenleving. Daarom kan mission

zowel maatschappelijk breed als geestelijk

diep zijn en – verbonden met een liefdevolle

gemeenschap – krachtig en levensveranderend

zijn. Misschien was dat ook wel de

belangrijkste les van onze ‘zendingsreis’. Wat

ons dreef om op reis te gaan zagen we op een

indrukwekkende en overtuigende manier

werkelijkheid worden in de Engelse praktijken

vanuit een heldere, goed onderbouwde visie.

Geen ‘perfect examples’ maar wel ‘living

examples’, aldus Pip Martin van 3DM-Europe

in Sheffield.

Mission at the center

In Sheffield bezochten we St. Thomas Church,

gevestigd in een oud fabrieksgebouw aan de

rand van de stad. ‘Waar het om draait is

discipelschap en zending. Niet het gebouw

staat bij ons centraal, maar onze missie.’

Mission at the center. St. Thomas Church is

een gemengde anglicaans-baptistische kerk

waaruit een speciale ministry is ontstaan naar

lokale kerken in binnen- en buitenland. Die

organisatie, met de naam 3DM (three

dimensional mission) wordt inmiddels ook in

Nederland steeds bekender. De missionaire

learning communities van Nederland zoekt...

en LEF (onderdeel van de Navigators)

ontlenen er hun inspiratie aan en werken er

nauw mee samen. Aan 3DM danken we in ons

land de idee van het werken aan een ‘cultuur

van discipelschap’ binnen lokale kerken als

voorwaarde voor missionair kerk-zijn.4 Ook de

uitdrukking ‘missional communities’ vindt hier

zijn oorsprong. Deze gaat terug op (de) twee

hoofdlijnen in de Bijbel, die van het verbond

en van het Koninkrijk van God. In het verbond

draait het om relaties en om het vormen van

een volk van en voor God (community, family,

gemeenschap). Deze gemeenschap is geroepen

om het Koninkrijk van God uit te dragen en

vorm te geven in de wereld (mission). Een

christelijke geloofsgemeenschap is daarom een

missional community, een family on mission.

Dit wordt concreet vertaald in kleine groepen

(20-50 leden) die intensief met elkaar

optrekken als ‘extended family’ en zich

afvragen wat God van hen vraagt in hun

context. Hoe kunnen wij Gods representatives

zijn in onze omgeving, hoe kunnen we hoopvol

en heilzaam present zijn? Eén groep richt zich

bijvoorbeeld op ‘Food Justice’ door middel

van een stadstuin. Een gezin uit de groep koopt

wekelijks extra boodschappen voor de lokale

voedselbank en bouwt daar zo relaties op. Het

gaat in de kerk niet om ‘het leiden van een

kerk’, maar om de vraag: hoe kunnen we

betrokken raken bij het Koninkrijk van God in

onze omgeving? De intensieve onderlinge

gemeenschap is daarvoor zowel een

inspiratiebron als de expressie. In de

community worden de waarden van het

Koninkrijk concreet zichtbaar, zoals

gastvrijheid en samen eten, God zoeken in

gebed en zijn Woord, onderlinge liefde en

onvoorwaardelijke acceptatie, leren van elkaar,

vergeving vragen en ontvangen, zorgen voor

elkaar in het leven van alledag. Zo wordt de

kerk als het ware opnieuw uitgevonden in onze

tijd op basis van fundamentele inzichten uit de

christelijke traditie. Kernpunt is dat het in de

kerk niet moet gaan om de kerk (als instituut of

gebouw), maar om de betrokkenheid op God,

elkaar en de mensen om ons heen

(driedimensionaal). Dat lijkt een open deur,

omdat het in elk handboek voor

gemeenteopbouw staat (Boven, Binnen,

Buiten), maar toch maakt het groot verschil of

je dit met de mond belijdt of ook echt vol

passie uitleeft in het dagelijkse leven. Dan

draait het niet meer om ‘onze kerk’, maar

daadwerkelijk om God en zijn Rijk. Dan gaat

het niet meer om activiteiten, maar om relaties.

‘It’s the relationship that makes the difference’

(Mustard Tree, Manchester).5 Dan ga je

begrijpen dat het instituut kerk bereid moet

zijn om te sterven aan zichzelf en zo vrucht te

dragen voor God in de wereld. De kerk richt

zich dan niet meer op haar ‘positie’ als

instituut in de samenleving, maar op het

uitoefenen van heilzame invloed op haar

omgeving. En de leden van de kerk richten

(heel) hun leven op deze missie, geroepen als

zij zijn om Christus na te volgen. Een mooi

voorbeeld hiervan was een nieuw inloophuis

annex kringloopwinkel van het Leger des Heils

in een Londense wijk. Hier geen uniformen

meer en andere Salvation Army-uiterlijkheden,

maar een frisse en moderne vormgeving van de

oude missie in de buurt. En dat vlak bij de

begraafplaats waar William en Catherine

Booth ooit met groot eerbetoon zijn begraven.

Dat vraagt lef…

Page 24: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

26

Doelgericht leven

Een uitdrukking die met dit alles direct

verband houdt en die we dan ook voortdurend

terug hoorden, was ‘living intentionally’, door

mij enigszins gebrekkig vertaald als

doelgericht leven of bewust missionair leven.

Toch is dat wel wat ermee bedoeld wordt.

Probeer je in al je relaties en bij alles wat je

doet af te vragen: hoe kan ik hier iets van Gods

liefde en goedheid delen? Hoe kan ik een

relatie opbouwen met de mensen om mij heen,

voorzien in hun behoeften en hen in aanraking

brengen met Jezus? Dat klinkt misschien heel

instrumenteel, maar ‘it’s just about loving the

people and serving the city. Just use what’s in

your hand’, aldus community pastor Julian van

de Audacious Church in Manchester.6 God wil

immers niets liever dan dat mensen deel

krijgen aan leven in overvloed door een relatie

met Jezus Christus (life in all its fullness,

Johannes 10:10). Enkele adviezen die we

meekregen waren dan ook: ga geen andere

dingen doen, maar doe dezelfde dingen op een

andere manier; leef vanuit ontspannenheid, in

vertrouwen op God; dream big, act small,

oftewel: denk niet in beperkingen, maar in

mogelijkheden, kijk naar wat God je heeft

gegeven en begin klein; dream big, start young

(in het gezin en bij kinderen); vorm een groep

met anderen die al intentioneel bezig zijn;

vertel elkaar je verhalen. Duidelijk is in elk

geval dat ons leven dan niet meer ons eigen

levensproject is, maar een avontuur dat in

dienst staat van Gods verbond met mensen en

de komst van zijn Rijk. Dat vraagt de

bereidheid – en ook dat werd benadrukt – om

de prijs van de navolging te betalen. Om jezelf

als zaad van het evangelie te laten zaaien, te

sterven aan jezelf en je eigen ambities en zo

vrucht te dragen voor God. Durf je leven te

verspillen voor Jezus.

De prijs betalen?

Voor onze bezinning op de missionaire en

diaconale praktijken in Nederland lijkt mij

vooral het begrip holistic mission (opnieuw)

van belang. Kun je – gedreven door de liefde

van Christus – dienstbetoon en

evangelieverkondiging op een natuurlijke en

integere manier laten samengaan? Op zo’n

manier dat zowel mensen als buurten of

gemeenschappen erdoor gezegend en

veranderd worden, getransformeerd door het

evangelie? Holistisch ook in de zin dat elke

christen bewust leeft met de intentie om Gods

liefde en genade te delen in het alledaagse

leven en in de natuurlijke relaties. En waarbij

de eigen kerk principieel en heel bewust gezien

wordt als missionaire gemeenschap, als ‘mijn’

family on mission die mijn missionaire

handelen inspireert en draagt, een plaats waar

ik mijn ervaringen kan delen, zowel de mooie

als de moeilijke? In feite is dit het missionaire

paradigma van waaruit de vele nieuwe vormen

van missionaire presentie in Engeland gestalte

krijgen. Zijn wij daar al aan toe – en zijn we

bereid daarvoor persoonlijk en ‘kerkelijk’ de

prijs te betalen? Of laten we toch maar liever

alles bij het veilige oude en vertrouwde? ‘Volg

gij mij’, zegt Jezus.

Bert Roor is docent Missionaire en diaconale

presentie aan de Christelijke Hogeschool Ede.

Noten: 1 De tweede reis naar Engeland vindt plaats van

vrijdag 20 t/m 27 februari 2015. Zie:

http://www.tijdvooractie.nl/nieuws/inspiratiereis-

engeland-2015 2 Zie: http://eden-network.org/, een netwerk dat

jongeren werft en toerust om missionaire teams te

vormen in de Engelse binnensteden. In eigen

woorden: ‘Eden’s effectiveness is rooted in its

dedicated teams serving communities long term.

We build teams of people who share a vision for

community transformation.’ 3 Initiatiefnemer is Eelke Dekens uit de

Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Ede. Inmiddels

zijn jongeren uit allerlei kerken betrokken, vooral

uit protestantse, geformeerde en evangelische

gemeenten. 4 Zie www.3dmeurope.com en het boek Een cultuur

van discipelschap van Mike Breen. Het speelt een

belangrijke rol in het boek over discipelschap van

Sake Stoppels: Oefenruimte. Gemeente en parochie

als gemeenschap van leerlingen. 5 Zie: www.mustardtree.org.uk, een hub voor

allerlei sociale activiteiten en een home voor

mensen in de marge. 6 Zie: www.audaciouschurch.com, een jonge en

zeer snel groeiende charismatische stadskerk. Citaat

van de site: ‘We are committed to empowering

every person to make a positive difference in their

world through demonstrating the extraordinary

God.’ In Manchester is het aantal kerkgangers na

jarenlange terugloop weer aan het toenemen.

Page 25: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

27

Vruchtbaar pastoraat – grenzen stellen om grenzen te kunnen

overschrijden Wil Derkse

Een basispastor schreef me over haar ervaring dat ze eigenlijk een overvragend ambt heeft in

een overvragende setting – met minder mensen moet er meer worden gedaan en wordt er meer

van je verwacht. Dat is schadelijk voor de gemeenschap en voor jezelf: het bedreigt de vitaliteit.

Hoe ga je daarmee om? Hoe kun je verdorring en onvruchtbaarheid voorkomen? Kun je

grenzen stellen om dat ‘overvraagd’ zijn te voorkomen en om tegelijk juist vruchtbaarder te

antwoorden op wat je aan vragen toelaat?

Deze bijdrage heeft natuurlijk niet de pretentie

voor deze vraagstelling een oplossing te

bieden. Dan zou de auteur een ‘steen der

wijzen’ hebben gevonden, die van bezwarend

lood stralend goud zou kunnen maken. Wel

hoop ik enkele handreikingen vanuit de Regel

voor monniken van Benedictus te bieden, die in

ieder geval al zo’n vijftienhonderd jaar

richtsnoer is voor het florerend leven van

persoon en gemeenschap – met uiteraard heel

wisselende ‘resultaten’ in de praktijk van

alledag.

Het is daarbij goed te bedenken dat regula in

het Latijn geen normatieve, wettische

betekenis heeft. Daarvoor kent die taal het

woord lex, dat we terugkennen in onze

begrippen ‘legaal’ en ‘legitiem’. Regula zou in

het kader van deze bijdrage in verband kunnen

worden gebracht met een gezonde ritmiek,

waarin alles ‘lekker loopt’, wel gereguleerd,

zonder dat er iets scheef gaat. Ritmiek

veronderstelt grenzen en kan tegelijk

ontgrenzend zijn. Ritme in de muziek brengt

spanning tussen én voorbij de maatstrepen.

Zo wil de Regel ook het monastieke leven

leiden, opdat alles ‘lekker loopt’, maar wel op

een ‘spannende’ wijze. Wat dat inhoudt, lezen

we in de uitnodigende Proloog van de Regel,

een inleiding die met name kandidaten voor

het monastieke leven toespreekt.

Wanneer dergelijke kandidaten heden ten dage

intreden en worden ‘ingekleed’, gebeurt dat in

een kleine plechtigheid, meestal in de

kapittelzaal. De overste stelt dan in het

inkledingsformulier de vraag: ‘Wat verlang

je?’ Mooi dat het intreden met een persoonlijk

verlangen wordt verbonden. In de Proloog

wordt deze vraag nader geëxpliciteerd. In

parafrase: wie is er onder u die naar het leven

verlangt en goede dagen hoopt te beleven? En

als je dan zegt: ‘ja, ik’, dan biedt intreden je

een mooie kans om persoonlijk en hier in de

gemeenschap tot leven te komen en goede

dagen te beleven. Ontspannen, maar hopelijk

niet spanningsvrij.

Deze gedachte heeft natuurlijk een algemene

strekking: mensen verlangen ernaar tot leven te

komen en goede dagen te beleven. Ze

verlangen naar vitaliteit, persoonlijk en in de

gemeenschap. Dat zal voor werkenden in het

pastoraat – en hun gemeenschappen – niet

anders zijn.

Hoe kan deze vitaliteit worden gevoed? In de

Regel worden er enkele levensdomeinen

genoemd, waarin de vitaliteit voeding

ontvangt: het domein van lofprijzing en

persoonlijk gebed (‘ora’), dat van de arbeid

(‘labora’), van de dagelijks voedende lezing

(‘lege’), dat van het alleen (‘monos’) op de cel

zijn en dat van het samen met de broeders zijn

(‘frater’), dat van gastvrij en besloten

(‘clausura’) zijn, dat van vasten en vieren.

Deze levensdomeinen laten zich natuurlijk ook

naar andere contexten vertalen. Steeds ook

gaat het om contrasten en de grenzen

daartussen.

Vitaliteit – ook vitaal pastoraat kan niet alleen

worden gevoed, maar ook worden bedreigd. In

de volgende alinea worden enkele

bedreigingen en hun mogelijke tegenpolen op

een rijtje gezet.

Bedreigingen van de vitaliteit – en de

omgang daarmee

De bedreiging door werkdruk en

andere vormen van interne en externe

druk(te). De druk die van buiten komt,

kan soms gewoon worden ‘afgezet’,

bijvoorbeeld waar het gaat om

sommige moderne

communicatiemiddelen. De

Australische trappistenmonnik

Michael Casey noemt deze ‘techniek’

die van ‘restrained external

stimulation’ (REST), een ‘digiluw’

leven dat past bij een bewust

Page 26: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

28

‘unexciting life’. Je kunt je

internetverbinding gewoon het

grootste deel van de dag afzetten. Er

schijnt zelfs een vrij dwingende app te

koop te zijn die dat voor je doet, onder

de intrigerende naam ‘Freedom’.

Herrie en lawaai zijn soms onover-

komelijk, maar niet in je eigen levens-

domein. Stilte en zachte mooie muziek

zijn dan een balsem voor de ziel.

De bedreiging door de onbalans tussen

‘monos’- en ‘frater’-zijn. Altijd maar

beschikbaar willen en moeten zijn? Of

die beschikbaarheid juist willen

voeden door dagelijkse perioden in je

‘cel’. Bijvoorbeeld door dagelijks een

half uur ‘stille tijd’ in je werkcontext,

door wekelijks een ‘stille avond’ thuis

(zonder schermen open), door

maandelijks een ‘stille dag’ in een

klooster, door ieder kwartaal een ‘stil

weekend’, en door ieder jaar een ‘stille

week’ – met dank aan mijn broer Geert

voor dit voorbeeld van spannende

stilteopbouw.

De bedreiging door de ‘mateloosheid’

in velerlei betekenis – bijvoorbeeld

door je werkbelasting en wat je verder

op je neemt. Jouw persoonlijke

menselijke maat verdient cultivering,

bijvoorbeeld in de verhoudingen

tussen werk, gezin en recreatie.

De bedreiging als door contactverlies

met de bronnen van je vitaliteit. Zoek

die bronnen dagelijks opnieuw op.

Monniken en monialen hebben de

gewoonte dagelijks ‘vakantie’ te

nemen van hun werk en gebedsleven,

door zich vrij te maken (vacant) voor

het contact met hun persoonlijke

b/Bron. Gun je elke dag als het ware

een half uurtje vakantie, om – wellicht

vermoeid – ‘zomaar bij de bron te

gaan zitten’ (Joh. 4) – en doe daar in

de sterke tijden nog een klein schepje

bovenop.

De bedreiging door contactverlies met

je roeping (‘ben ik daarvoor in de

zorg/het onderwijs/het pastoraat

gegaan?). Regelmatige stille bezinning

(bv. door dagboek bijhouden en door

een jaarlijkse retraite) en geestelijke

begeleiding kunnen het contact met je

roeping opnieuw doen leven.

De bedreiging door contactverlies met

de ‘corebusiness’, zoals vieren, leren,

en dienen, die overschaduwd worden

door organiseren, vergaderen,

managen en rondrennen.

De bedreiging door te denken dat je nu

wel uitgeoefend en uitgeleerd bent, die

als tegenpool heeft om in ‘training’ en

‘in de studie’ te blijven. Evenzo de

bedreiging door te denken dat je het

wel zonder ‘leiding’ kunt, en ook

zonder de zusterlijke en broederlijke

correctie.

Het cultiveren van de vitaliteit van persoon

en gemeenschap

De complementen van deze bedreigingen

werden zojuist al expliciet of impliciet

genoemd. Ze komen steeds neer op de

toewijding aan de persoon (ook die van jezelf)

en de gemeenschap. Op de cultivering van de

zorgvuldigheid in alles, waaronder ook de zorg

voor jezelf, voor je medezusters en -broeders,

ook met degenen die falen en lastig zijn, voor

je spullen – dus alles ‘als heilig vaatwerk’

behandelen, en (nogmaals) voor jezelf: niet

verwaarlozen (blijven voeden), niet

overbelasten (hulp durven vragen), niet

onderbelasten (durven groeien aan wat

moeizaam is), ‘nee’ durven zeggen om des te

beter ‘ja’ te kunnen zeggen.

Steeds gaat het om een volhardend zoeken van

een dynamische balans, om te oefenen als

persoon die zich deel weet van een

gemeenschap. Benedictus noemt zijn klooster

een oefenschool voor de dienst van de Heer.

Dat blijkt een levenslange oefenschool te zijn:

van inkleding tot het opbaren in de

kapittelzaal. En die ‘Heer’ toont zich veelal in

de medebroeder, de lastige overste, de

verrassende en soms vreemde gast, de taak die

voor je ligt.

Juist voor de gemeenschap is het belangrijk dat

we regelmatig ‘monos’ moeten zijn om beter

‘frater’ te kunnen zijn. Voor onszelf is het

belangrijk dat we in de gemeenschap als

persoon geborgenheid kunnen ervaren om juist

in die gemeenschap vruchtbaar te kunnen zijn.

Dit houdt ook in dat het niet alleen gaat om het

persoonlijk oefenen in het cultiveren van de

vitaliteit (en de bedreigingen daarvan onder

ogen zien), maar ook om het samen oefenen –

in retraites, maar ook met en in de

gemeenschap. De mogelijkheden daartoe kan

Page 27: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

29

de lezer beter zelf verkennen. Ik beperk me tot

enkele voorzichtige suggesties:

lectio-avonden in de sterke tijden van

het kerkelijk jaar, het samen oefenen

in de ‘geestelijke lezing’ – door

anderen voor te bereiden en te leiden

(zodat er geen extra last op de pastor

rust);

maandelijkse stilteavonden (idem);

een meditatieve filmreeks met weinig

woorden , met hoogstens een kleine

impuls (idem).

En, nog een beetje gênanter, enkele suggesties

vanuit de monastieke levensstijl (onder

erkenning van het feit dat de zusters en

broeders en ook hun contexten zo verschillend

zijn):

Ontwikkel een prettige, bij je passende

en (dus) realistische dagorde, die

wordt gedragen door de seizoenen van

je dag en je week, en die rekening

houdt met je ‘vitaliteitscurve’ daarin.

Zorg voor een mooi begin en een mooi

einde van je dag.

Zorg voor een dagritme van ‘inademen

en uitademen’.

Voed je ziel dagelijks met schoonheid

en waarheid – om die gedoseerd in

circulatie te brengen.

Herzie je houding tot de

binnenkomende prikkels (vanuit de

media); dat zal wel schrappen

betekenen, waarschijnlijk.

Cultiveer de dagelijkse en wekelijkse

contacten die met genegenheid

samenhangen: collega’s, makkers,

vriendinnen, dierbaren.

Bezoek regelmatig een vitale

religieuze gemeenschap, om daar

enkele dagen ‘in te loggen’ om de

Geest in circulatie te brengen.

Cultiveer de gastvrijheid en vier vooral

feest.

Genoeg goede voornemens. Ga er vooral

ontspannen mee om. Benedictus noemt zijn

eigen Regel een kleine levensregel voor

beginners. Dat beginner-zijn duurt dan een

heel kloosterleven – maar daarbinnen is er wel

progressie mogelijk.

Wil Derkse (1952) is gehuwd, vader, en oblaat

(geassocieerde) van de benedictijner Sint

Willibrordsabdij in Doetinchem. Hij werkte als

leraar scheikunde in Den Bosch en als

hoogleraar wijsbegeerte in Eindhoven,

Nijmegen en Heerlen (Open Universiteit).

Hij is momenteel directeur van Gastenhuis

Kasteel Slangenburg nabij Doetinchem, docent

aan de Avicenna Academie voor leiderschap,

en geeft regelmatig lezingen, seminars en

retraites. Hij schreef onder meer over

benedictijnse spiritualiteit en de filosofie van

de vriendschap.

Page 28: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

30

De kerk, een huis van vertrouwen? Hans Pasveer

‘Zonder vertrouwen erodeert het leven en de samenleving.’ Dat is een kernzin uit mijn boekje

Durf te vliegen. Daarin belicht ik van verschillende kanten, aan de hand van de uit Ghana

afkomstige legende van de arend en kip, het onderwerp ‘vertrouwen’.

Wat kan de kerk betekenen als het om

vertrouwen gaat?

Lydia Roosendaal heeft mij in haar recensie

(WKO-bulletin nr. 86, oktober 2014)

uitgedaagd een stap verder te zetten dan ik in

het genoemde boekje gedaan heb en de lijnen

die ik daarin schets nog wat door te trekken

naar de kerk. Voor zover de kerk in mijn

boekje genoemd wordt, schaar ik haar in de rij

van instituten die vandaag de dag nogal

gewantrouwd worden. Waar ik de gelijkenis

van de barmhartige Samaritaan bespreek, merk

ik over het optreden van de passerende priester

en Leviet op: “Het godsdienstig instituut

waarbij zij in dienst zijn vereist blijkbaar

belangrijker zaken van zijn dienaren dan

humaan handelen” (p. 21). Geen positieve

duiding, kan men zeggen. Die beleving gaat

voor een deel ook wel terug op mijn

persoonlijke ervaringen met dit instituut,

waarbij ik bijna vier decennia in dienst was. Ik

moet echter erkennen dat er ook andere

verhalen te vertellen zijn, huidige en vroegere.

Ik ga aan de hand van enkele thema’s die de

legende mij aanreikt na, wat er over de kerk als

huis van vertrouwen te zeggen valt. Daarbij zal

ik uitvoeriger stilstaan bij de mogelijkheden

waar zij van huis uit over beschikt, al zullen

enkele praktische aanwijzingen niet ontbreken.

De kerk, een huis van ontferming

De legende vertelt van een herder en van zijn

vriend de vogelopzetter, die zich over de

dodelijk gewonde arend ontfermen. Het kan

barmhartiger zijn om een zwaar lijdend

schepsel uit zijn lijden te verlossen dan om het

in leven te houden met allerlei kunstgrepen die

het lijden nodeloos rekken. De vogelopzetter

beslist anders als hij nog een teken van leven

in het dier bespeurt. Hij investeert in het jonge

dier door het niet alleen te verzorgen, maar het

ook met eindeloos geduld te leren het veilige

kippenbestaan te boven te komen, als hij merkt

dat de ziel van de arend toch nog weer in hem

kan ontwaken. Dat alles getuigt van een

volgehouden ontferming. De ander zien, in zijn

nood, maar ook in zijn mogelijkheden, hoe

gering ook, en volhardend in hem investeren.

De overeenkomsten met de gelijkenis van

Jezus van de barmhartige Samaritaan liggen

voor het oprapen. De Samaritaan treft op zijn

reis een door rovers uitgeklede zwaargewonde

Jood en loopt niet, zoals de priester en de

Leviet, aan hem voorbij, maar trekt zich zijn

lot aan. Hij ziet hem, kijkt niet aan hem

voorbij, laat zich raken door wat hij ziet en

gaat hem vervolgens helpen. Met alle risico’s

van dien, want de weg van Jeruzalem naar

Jericho was een levensgevaarlijke. De dienaren

van de godsdienst drukten zich liever. En dan

neemt de Samaritaan ook nog de kosten voor

zijn verzorging voor zijn rekening. Jezus

voorkomt dat de vraag van de naastenliefde

een abstracte wordt, door het probleem

persoonlijk te maken en niet te stellen: wie is

mijn naaste? – een vraag waar je eindeloos

over kunt discussiëren – maar: wiens naaste

ben ik? Laat ik mij raken? Ben ik bereid de

prijs die dit vraagt te betalen?

De kerk heeft weet van ontferming. Zij leeft

ervan. Ontferming maakt deel uit van de kern

van haar belijden. Het bepaalt als het goed is

haar pastorale en diaconale praktijk. Zij

verloochent die kernwaarde als zij niet verder

komt dan mooie theologische verhandelingen

erover of, erger, door aan de nood voorbij te

kijken, bijvoorbeeld vanwege de kosten die het

met zich meebrengt, of door zich er met

misschien goed klinkende uitvluchten aan te

onttrekken.

Gelukkig kent de kerk ook een geschiedenis

van ontferming, die een vervolg krijgt tot op

vandaag. Zij onderkent haar roeping in dezen

en verheft als het nodig is haar stem als de zorg

voor kwetsbare mensen steeds meer onder druk

komt te staan. En zij laat zich door het

evangelie regelmatig kritisch bevragen, want

de verleidingen om signalen uit de weg te gaan

blijven legio. Zo blijft zij als het goed is een

(leer)huis van ontferming.

Page 29: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

31

De kerk een huis waar men blijft geloven in

mensen

De vogelopzetter schrijft de arend niet af, hoe

zieltogend het dier er ook bij ligt. Hij gelooft in

de mogelijkheden die hij nog heeft en gaat

volhardend met hem aan de slag. Ik heb hem

een mentor genoemd (p. 25). Een mentor is

iemand die een minder kansrijke ander met

verwachting blijft aanzien en bereid is in hem

te investeren, ook al heeft hij geen garantie dat

dit tot een positief resultaat zal leiden. Zulke

mensen bevestigen die ander in zijn waarde en

geven hem duidelijk te kennen: ‘jij mag er zijn,

als de mens die je bent’. Dat vergroot het

zelfvertrouwen, bemoedigt om op eigen

wieken te gaan, om de sprong naar de

toekomst te wagen.

De arend was aan een veilig kippenbestaan

gewend geraakt. De vogelopzetter had hem bij

zijn kippen in het hok gezet, omdat hij zo goed

als blind was gebleven en dus niet meer voor

zijn eigen onderhoud zou kunnen zorgen; op

afstand zou hij geen prooi meer kunnen

ontwaren. Tot op een dag de ziel van de arend

in hem wordt wakker geroepen als hoog in de

lucht arenden overvliegen. De arend fladdert

op als een kip, maar landt meteen weer op de

veilige grond. Maar dan gaat de vogelaar hem

vlieglessen geven, met eindeloos geduld, met

als uiteindelijk resultaat dat de arend de sprong

gaat wagen vanaf een bergwand, het wijde

luchtruim tegemoet.

De kerk mag een veilige plek zijn om te

verblijven en op adem te komen. En voor

sommige mensen moet die plek ook een

langdurend, misschien wel levenslang durend

verblijf zijn. Maar als dat het enige is, schiet

zij tekort. Zij zal ook een leerschool in vliegen

moeten zijn: mensen moeten leren om vol

vertrouwen op de windkracht van de Geest hun

roeping te volgen en elkaar daarin

bemoedigen. Haar pastoraat schrijft geen

mensen af, maar blijft in hun potenties van

Godswege, in hun gaven, geloven. En zij komt

in verzet als zij ziet dat mensen worden

afgeschreven, vanwege hun afkomst, hun

handicap, hun huidskleur, hun geaardheid, of

om wat dan ook. Zij blijft in hen investeren en

aandacht voor hen vragen, ook al hebben zij

weinig kansen in het maatschappelijk verkeer.

De kerk een oefenplaats in vertrouwen

Zich ontfermen over en blijven geloven in

mensen zijn uitingen van vertrouwen.

Daarvoor kan de kerk een goede oefenplaats

zijn en een plek waar men vertrouwen kan

leren en ervaren. Vertrouwen is hét

grondwoord voor kerk-zijn. Haar bronnen,

Tenach en Evangelie, draaien daarom. Daarin

staan de woorden amoena en pistis, die in

beide testamenten ‘vertrouwen’ betekenen,

centraal. Dat is daarom ook de centrale inhoud

van haar prediking. Waar dit uitmondt in een

praktijk van vertrouwen, wordt de kerk een

contrast-society, vormt zij een contrast met wat

op vele plaatsen en in veel situaties in de

samenleving vandaag de dag misgaat. Veel

instituties worden gewantrouwd: de overheid,

de rechtspraak, de banken. Vele mensen keren

zich af van de samenleving waarin deze

instituten een belangrijke rol spelen. We zien

dagelijks wat voor risico’s dat met zich kan

meebrengen. Waar het vertrouwen zoek is,

erodeert de samenleving. De kerk kan een

ander beeld vertonen door een andere praktijk,

een praktijk van vertrouwen, te laten zien.

Want zij weet beter. Ook al deed zij het niet

altijd beter, getuige de zwarte bladzijden uit

haar eigen geschiedenis. Van haar positieve

kanten bestaan gelukkig goede voorbeelden.

Niet in de laatste plaats via haar diaconaat,

dichtbij en veraf, toont de kerk haar echte

vertrouwenwekkende gezicht. Ik denk met

name aan het vele vrijwilligerswerk dat

kerkleden verrichten, maar ook aan het

publieke optreden van de kerk, zoals

recentelijk betreffende het armoedevraagstuk

en de asielproblematiek. Ook het zogeheten

project ‘Zorgzame kerk’ van de Protestantse

Kerk Nederland, dat onderhand breed aandacht

krijgt, is een dergelijk contrast tegenover een

ontwikkeling waarin de zorg voor mensen

steeds meer op de tocht komt te staan.

Als zij op deze weg voortgang wil boeken, zal

zij op de juiste wijze positie moeten kiezen in

het spanningsveld waarvan ‘comfort’ en

‘challenge’ de polen zijn. De kerk mag een

plek zijn waar mensen comfort, troost,

beschutting, zorg vinden, zoals de arend in het

kippenhok. Maar die zorgzame omgeving mag

niet van dien aard zijn dat zij de uitdagingen

om te dienen, te delen en zich te wagen niet

meer ziet of hoort. Van het leerproces, dat kan

helpen om in dit spanningsveld juist te

handelen, moet de kerk meer dan vaak

gebruikelijk is werk maken.

Hans Pasveer is emeritus predikant van de

Protestantse Kerk Nederland en emeritus

hoogleraar van de Protestantse Theologische

Faculteit te Brussel.

Page 30: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

32

Recensie

Theologie als beroep Henk van Hout

Je komt ze in verschillende functies

en settingen tegen: als pastoraal

werker, jeugdwerker, evangelische

voorganger, reli-ondernemer, leraar

godsdienst/levensbeschouwing of

vormingswerker. Zo’n tweederde is

verbonden aan een

kerkgenootschap, een derde werkt

zelfstandig zonder kerkelijke

binding. Ze zijn afkomstig van

diverse theologische hogescholen.

Maar wat ze gemeen hebben, is hun

geuzennaam: hbo-theoloog.

De onderhavige bundel

documenteert de ‘binnenkant’ van

het beroep en van de

beroepsopleiding op basis van een

kwalitatief onderzoek onder 36 oud-studenten.

Het onderzoek is een initiatief van de

kenniskring van het lectoraat ‘Geestelijk

leiderschap’ van de Academie Theologie van

de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). De

vakgroep staat onder leiding van René Erwich,

die het leeuwendeel van de hoofdstukken voor

zijn rekening nam. Van de autobiografische

verhalen zijn er vijf aan het begin van het boek

integraal opgenomen. Analyse en reflectie

spelen zich af op het kruisvlak van persoon en

beroep en van (spirituele) bronnen en

(professionele) praktijken. Doel is zicht te

krijgen op de spanningsvelden die tijdens de

opleiding gespeeld hebben en de eisen die

daaraan gesteld moeten worden. De

kwalificatie ‘handboek’ op de achterflap is wat

al te veel eer. Maar als geheel biedt de

verslagbundel een mooie inkijk in wat de

opleiding en haar afgestudeerden beweegt.

De vraag naar de verhouding tussen

intellectuele en spirituele vorming, tussen leren

en geloven, speelt natuurlijk niet enkel op de

CHE, maar evenzeer bij andere

theologieopleidingen. Wel is het opvallend

hoezeer (oud-)studenten met hun

gereformeerd-evangelische achtergrond tijdens

hun opleiding hebben geworsteld met

depressies, angsten, seksuele gevoelens,

verlieservaringen, geloofscrises en andere

persoonlijke problemen. De sociaal-

psychologische component

daarvan is sterker uitgewerkt

dan de theologische

doordenking. Dat komt mede

omdat het hoofdstuk over

spiritualiteit nogal

beschrijvend en

encyclopedisch van aard is,

zonder uit te monden in een

werkdefinitie. Pas later in het

boek blijken spirituele

ontwikkeling en vorming

vooral betrekking te hebben

op geestelijke volwassenheid:

het proces van ‘omvorming’

naar het beeld van Christus.

Spiritualiteit is dan het

verlangen om een weg te

gaan met God in deze wereld. Maar hoe die

‘verbinding’ dan precies gestalte krijgt in het

curriculum komt niet duidelijk uit de verf. Ook

niet in het hoofdstuk met de programmatische

titel ‘verbindende theologie’. Dat hoofdstuk

past (ook door de keuze voor de jij-vorm)

eerder in een voorlichtingsbrochure dan in een

wetenschappelijke publicatie.

Spannend wordt het boek vooral als het komt

te spreken over de beroepsidentiteit van de

hbo-theoloog. Op geleide van de pastoraal

theologen Gerkin en Osmer gebruikt René

Erwich hiervoor de metafoor van de

‘interpreterende gids’ om aan te geven wat hij

beschouwt als kerntaak van geestelijk

(bege)leiderschap. Hbo-theologen vormen in

zijn optiek de ‘verbindingsschakel’ tussen de

praxis van de samenleving en de praxis van de

kerk (of christelijke organisatie of school). Als

gids dienen zij te vertalen en te verbinden. “Zij

zijn bij uitstek in staat mensen te helpen hun

levens te herinterpreteren bij belangrijke

levensgebeurtenissen (identiteit, relaties, werk,

levens- en geloofsvragen).” Vanuit hun

hermeneutische competentie hebben zij de rol

om te luisteren (priester), te verstaan of te

duiden (wijze), te onderscheiden en te toetsen

(profeet) en te dienen (leider). Daarbij kunnen

zij niet terugvallen op gezag van buitenaf,

maar moeten zij hun positie van binnenuit en

van onderop opbouwen en voeden. Zo

Page 31: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

33

fungeren zij als ‘intermediair’ tussen twee

werelden, die van de christelijke traditie

enerzijds en die van de pastorant of christelijke

gemeenschap anderzijds.

De visie op de hbo-theoloog als interpreet – als

tolk en gids – laat zich goed verstaan tegen de

achtergrond van het functioneren van deze

beroepsgroep in een veelal seculiere context.

De vraag is echter of een dusdanige

positionering van de afgestudeerde theoloog

als ‘tussenpersoon’ in het transformatieproces

van seculiere naar christelijke praxis toch niet

problematisch is. In een tijdsgewricht en

omgeving die gekenmerkt worden door het

ontbreken van een zingevend kader valt het

bepaald niet mee ‘hermeneut van Gods

aanwezigheid’ (Gerkin) te zijn. Paradoxaal

genoeg ligt het eerder voor de hand de

beroepsidentiteit te zoeken in het presentstellen

van de Afwezige. Maar deze meer

mystagogische functie komt bij Erwich niet of

nauwelijks aan de orde, wat ook blijkt uit de

interpretatie van de priesterrol die primair

pastoraal (luisterend) wordt ingevuld. Wellicht

hangt dit samen met het feit dat deze

beroepsgroep niet te typeren valt als een

bijzonder geestelijk ambt. Daarmee missen

deze hbo-theologen in zekere zin ‘de vrijheid

van spreken’ die als zodanig aan het

predikantschap verbonden is, en dienen zij zich

telkens opnieuw te bewijzen. Maar intrinsiek

wordt hiermee tekortgedaan aan de eigen

waarde van rituelen en symbolen, ook en

vooral in hun betekenis voor onze tijd. Juist

rituelen worden geacht voor zichzelf te spreken

en een verbinding te leggen tussen ogenblik en

eeuwigheid, nu en altijd, hier en overal,

Schepper en schepsel (cf. Nauta en Van

Knippenberg). Zij hebben een eigen

transformerende kracht, die erin bestaat

expressie te geven aan het onuitsprekelijk

geheim van ons leven en ons te confronteren

met het totaal andere. Het vermogen tot

ritualisering, tot verwondering en verbeelding,

lijkt mij bij uitstek een spirituele competentie.

De ontmoeting met de Eeuwige, de

Onuitsprekelijke, de Grond van ons bestaan,

komt wel uitdrukkelijk aan de orde in het

eerste deel van het afsluitende hoofdstuk over

‘integrerend opleiden’, geschreven door Robert

Doornenbal. Naar mijn indruk is hij er goed in

geslaagd recht te doen aan het verlangen van

de alumni naar spirituele vorming in het geheel

van de opleiding. Daartoe pleit hij onder meer

voor learning communities van docenten en

studenten op basis van een bepaalde ritmiek en

gesprekken rond de eigen biografie. In deze

ritualisering van het (spirituele) leerproces

worden ervaringen en discrepanties uit het

alledaagse leven met elkaar gedeeld en wordt

er samen gelezen, gebeden, gezongen en

gelachen. Middels deze ‘godsdienstoefening’

wordt daadwerkelijk geestelijk leiderschap

beoefend en ingeoefend, temeer omdat hierbij

de rollen van meester en leerling worden

doorbroken. Een andere vorm van geestelijke

leiding is die van geestelijk mentoraat, waarin

docenten (of oudere studenten) als

‘betrouwbare mensen’ (2 Tim. 2:2) een of

meer studenten onder hun hoede nemen die op

hun beurt weer anderen kunnen onderwijzen,

met name door hun voorbeeld in woord en

daad. Een derde optie bestaat in een aanbod

van spirituele praktijken, waaronder

schriftmeditatie (lectio divina), samen bidden,

gezamenlijke vieringen en retraites, al dan niet

gekoppeld aan studentenpastoraat.

Toch ligt het uiteindelijk vooral voor de hand

de verbeelding binnen het theologisch

curriculum zelf weer aan de macht te brengen.

Dan kunnen studenten leren een levend idioom

te ontwikkelen voor christelijke wijsheid

vandaag. Een dergelijke theologie van

verlangen en onderscheiding maakt van de

hbo-theoloog pas echt een professionele gids

of leidsman, die anderen helpt alert te zijn op

de wijzen waarop God voortdurend teksten,

situaties en mensen opent tot vernieuwing van

hun dagelijks leven. Daarmee zijn niet alleen

(oud-)studenten, maar vooral hun cliënten

(pastoranten of leerlingen) geholpen. De

bundel biedt diverse aanknopingspunten om

deze visie op theologie als wijsheid verder te

ontwikkelen en uit te werken. Ook in die zin

geeft dit onderzoeksproject het nodige te

denken.

Henk van Hout is als directeur van Luce/CRC

verbonden aan de Faculteit Katholieke

Theologie van Tilburg University en voorzitter

van het Werkverband Kerkelijk Opbouwwerk.

N.a.v. René Erwich, Jan Hoek, Jan Marten

Praamsma (red.), Theologie als beroep.

Verhalen van hoop, Utrecht (Uitgeverij Kok)

2014, ISBN 9789043523035, 256 p., € 23,99.

Page 32: Aan de keukentafel - wvko.nlwvko.nl/wordpress/wp-content/uploads/2018/09/2015-1.pdf · Januari 2015 wordt een spannende maand. De ... doelgericht leven! Al dat luisteren naar mensen

34

Recensie

Eén woord is mij genoeg

Otto Sondorp

Dit is niet alleen de titel van het nieuwe boek

van de ons bekende René Hornikx, maar wie

weet ook onbewust een verwijzing naar 2

Korintiërs 12:9, waar in de Statenvertaling

staat: “Mijn genade is u genoeg”, een uitspraak

van de goede God. Je zou deze uitspraak nog

wat kunnen oprekken naar “het Woord is ons

genoeg”, het Sola Scriptura van de Reformatie,

maar wie weet gaat dat te ver. U begrijpt, hier

is een protestantse dominee aan het woord, die

een boek in handen kreeg voor kleine groepen,

dat voortgekomen is uit katholieke kring.

Bestemd voor groepen aan de rand van de

kerk. De ondertitel verwijst er ook naar:

Gebedsvieringen en aanzetten tot gesprek voor

kleine groepen.

Op de achterflap staat welke groepen dat zijn

en welke vieringen ermee worden aangeduid:

“In deze kleine groepen kunnen mensen

thuiskomen, worden ze gekend, aangesproken

op wie ze zijn en komen ze tot rust. In deze

kleine groep mogen ze er zijn, met hun

ervaringen, vragen, verdriet, geluk.” “Samen

wordt aan de hand van Bijbelverhalen,

mystieke teksten of actuele thema’s gezocht

naar wat hen met elkaar verbindt en wat hen

inspireert. Er worden verhalen gedeeld, er

wordt gezongen en gebeden, gevierd en samen

maaltijd gehouden.”

Dit boek is daarom van belang voor iedereen

die in de praktijk met kerk, kerkvernieuwing

en missionaire uitdagingen bezig is. Of je nu

van oorsprong katholiek of protestant bent – de

problemen en uitdagingen zijn immers

identiek. Hornikx heeft veel ervaring opgedaan

met kleine geloofsgroepen buiten de

gevestigde kerken, die hij samen met

medeauteur en echtgenote Lisette Jansen

begeleidde. Dat maakt dit boek ook interessant,

dat je als een neerslag van die bijeenkomsten

zou kunnen lezen.

Na een inleiding over het ontstaan van kleine

groepen als onderdeel van nieuwe bewegingen

als een antwoord op de crisis in de kerk,

komen we bij het hart van het boek, dat de

seizoenen door het jaar heen volgt. Ook al zijn

er steeds verwijzingen naar het kerkelijk jaar.

De thematisch opgebouwde gebedsvieringen

zijn wel geënt op elementen uit de traditionele

liturgie, met teksten uit de Bijbel, een ritueel

met symboliek, liederen, een overweging en

gebeden. Wat echter duidelijk anders is, zijn de

groepsgesprekken over wat in de viering of in

een thematisch verhaal is aangedragen. Het

boek is gevuld met kant-en-klare liturgieën, die

zo over te nemen zijn of die een uitgangspunt

kunnen zijn voor eigen bijeenkomsten.

Het lijkt me een bruikbaar boek voor de kleine

groep buiten de kerk, terwijl het ook goede

diensten kan bewijzen voor groepswerk binnen

de kerken. De taal is laagdrempelig: er wordt

in alles geprobeerd aan te sluiten bij ervaringen

van mensen op afstand van kerk en geloof.

Tegelijkertijd wordt het bijbelse verhaal bij dit

alles serieus genomen.

Niet iedereen zal de taal van de overwegingen

of de gebeden waarderen of inspirerend genoeg

vinden. Ook de indeling van de bijeenkomsten

zal niet iedereen aanspreken. Het boek biedt

echter genoeg materiaal, ook in werkvormen,

om er zelf creatief mee aan de slag te gaan in

de kleine groep buiten, maar ook zeker binnen

gevestigde kerken.

Otto Sondorp is predikant-pionier in de

Protestantse Gemeente te Santpoort en

interim-predikant.

N.a.v. René Hornikx en Lisette Jansen, Eén

woord is mij genoeg!, Heeswijk: Uitgeverij

Abdij van Berne, 2014, ISBN 978-90-8972-

070-2, 236 p., € 19,95.