6058 - Stad Blankenberge Ruimtelijk Uitvoeringsplan nr. 14 … · 2012. 3. 20. · SumResearch /...

DE ONTWERPER GEZIEN EN DEFINITIEF VASTGESTELD DOOR DE

GEMEENTERAAD IN ZITTING VAN …

BIJGAAND BIJ HET BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE

WEST-VLAANDEREN HOUDENDE DE GOEDKEURING VAN HET

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN 14 ‘POLDERLAAN’ (BLANKENBERGE).

GOEDKEURINGSBESLISSING MET REF.: RP/DEP/011/322, BRUGGE, 22 SEPTEMBER 2011

PATRICK MAES

RUIMTELIJK PLANNER

BURGEMEESTER SECRETARIS GEMEENTEZEGEL DE PROVINCIEGRIFFIER

(AFWEZIG)

(GET.) PATRICK BRAET

DE GOUVERNEUR-VOORZITTER

(GET.) PAUL BREYNE

6058 / juli 2011, aangepast aan de gemeenteraadsbeslissing van 21 juni 2011

6058 - Stad Blankenberge Ruimtelijk Uitvoeringsplan nr. 14 “Polderlaan” Gedeeltelijke herziening BPA nr.14 “Polderlaan” MB 17/10/1986

Toelichtingsnota – mer-screening - stedenbouwkundige voorschriften Definitief Ontwerp

SumResearch / RUP “Polderlaan” Blankenberge 1

SumInhoudstafel

6058/bx.sv

Toelichtingsnota

1. Motivering tot opmaak van het RUP 4

2. Situering en analyse bestaande toestand 5

2.1. Situering en begrenzing 5

2.2. Globale analyse bestaande toestand 5

3. Juridische context 7

3.1. Gewestplan 7

3.2. BPA nr. 14 “Polderlaan” 7

3.3. Verkavelingen 8

3.4. Waterlopen 8

3.5. Buurtwegen 8

4. Beleidscontext 9

4.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen 9

4.2. Provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen 9

4.3. Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge 9

4.4. Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan 10

5. De relatie van het projectgebied met de ruime omgeving 12

6. Visie en gewenste ruimtelijke structuur projectgebied 14

6.1. Globale visie 14

6.2. Scenario’s 14

6.3. Conclusie 15

6.4. Concepten 16

6.5. Verblijfsvormen, terreininnnames en dichtheden 18

6.6. Globale inrichtingsschets 22


SumInhoudstafel

6058/bx.sv

7. Filosofie van de stedenbouwkundige voorschriften 23

7.1. Zone voor wonen en gemengde zone voor wonen en verblijfsrecreatie. 23

7.2. Zone voor verblijfsrecreatie: 23

7.3. Zone voor buffer 26

8. Watertoets 27

9. Milieueffectrapportage – verzoek tot raadpleging 29

9.1. Bodem 30

9.2. Geluid 30

9.3. Water 31

9.4. Fauna en flora 31

9.5. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 32

9.6. Mens-mobiliteit 33

9.7. Grensoverschrijdende effecten 33

9.8. Motivatie tot niet-opmaak van een Plan-MER 33

10. Ruimtebalans – Planbaten - Planschade 34

11. Opgave van de stedenbouwkundige voorschriften die worden opgeheven door onderhavig RUP 34

Stedenbouwkundige voorschriften 35


6058/bx.sv

A. TOELICHTINGSNOTA


6058/bx.sv

1. Motivering tot opmaak van het RUP

De stad Blankenberge wenst een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op te maken voor twee campings langsheen de Polderlaan, ten noorden van de Zeebruggelaan (N335).

Voor dit gebied bestaat reeds een BPA 14 “Polderlaan”. Met dit uitvoeringsplan wenst de stad Blankenberge – in uitvoering van het goedgekeurde ruimtelijk structuurplan – dit bestaande BPA gedeeltelijk te herzien en een gewijzigde visie op het gebied naar een juridisch plan te vertalen.


6058/bx.sv

2. Situering en analyse bestaande toestand

2.1. Situering en begrenzing

Het plangebied (circa 12,5 hectare) situeert zich aan de rand van de kern van Blankenberge;

het plangebied wordt begrensd door:

- De Polderlaan in het westen;

- De Zeebruggelaan (N335) in het zuiden;

- Landbouwgebied in het oosten. In deze zone is de aanleg van een golfterrein voorzien via een provinciaal RUP;

- Het vakantiecentrum Club Floréal en een aantal landbouwpercelen ten noorden van de RUP-site.

2.2. Globale analyse bestaande toestand

Binnen het gebied liggen twee campings met een zeer hoge dichtheid aan stacaravans (Bonanza II en Jamboree). Beide campings hebben hun eigen toegang en specifieke accommodaties (café-restaurant, parking, sanitair,…) Langsheen de Pölderlaan komen woningen voor die niet of beperkt gebufferd zijn t.o.v. de campings (hoewel voorzien in het BPA). De gemeente gebruikt ook een loods die paalt aan het terrein van de noordelijke campinguitbating.

In de omgeving ervan liggen nog diverse andere (verblijfs)recreatieve functies. Daarnaast vinden we er ook wonen, handel, landbouw, natuur,… in de onmiddellijke omgeving.

Ten westen van het gebied situeert zich de verstedelijkte kern van Blankenberge. Ten noorden van de Koning Albert I-laan (N34) zien we vooral gesloten kernbebouwing met hoogbouw langsheen de kustlijn. In deze zone vinden we ook belangrijke toeristische aantrekkingspolen (Sea Life Center, Noordzeezwembad). Ten zuiden van de N34 domineert de open residentiële bebouwing.

Ten noorden van het gebied - richting kust -liggen verschillende verblijfsrecreatieve functies: Vakantiecentrum “Club Floréal” (met bijhorende sportterreinen), Vakantiecentrum “Duinse Polders”, Camping Dallas, parking voor kampeerwagens,…

Ten oosten van het gebied bevindt zich een openruimtegebied. Behalve landbouw treffen we hier een groot aandeel beboste percelen aan, namelijk het Zeebos. Het provinciedomein het Zeebos (momenteel 35 ha) ligt deels op grondgebied Blankenberge en deels op grondgebied Brugge. Het maakt deel uit van het strategisch projectgebied “De Sol”.

In het zuiden vormt een agrarische uitstulping langs de Zeebruggelaan (N335) de grens. Het betreft een restant van een middeleeuwse polderdijk.


6058/bx.sv

Bijgaande fotoreportage geeft een beeld van het plangebied en de omgeving.

Figuur 1 Fotoreportage plangebied


6058/bx.sv

3. Juridische context

3.1. Gewestplan

Binnen het gewestplan Brugge-Oostkust (KB van 07-04-1977) is het projectgebied als volgt gesitueerd:

- Grotendeels in zone voor verblijfrecreatie - Beperkt deel in woonzone - zeerbeperkt deel in woonuitbreidingsgebied

Het gewestplan werd verfijnd door de opmaak van het BPA nr. 14 “Polderlaan”.

3.2. BPA nr. 14 “Polderlaan”

Het plangebied betreft een gedeeltelijke herziening van BPA nr. 14 “Polderlaan”, goedgekeurd bij MB dd. 17-10-1986. Het plangebied voor de herziening heeft betrekking op volgende zones van het BPA:

Bouwzones:

- Zone voor verblijfsrecreatie

- Zone voor gemeenschapsvoorzieningen

- Zone voor woongebouwen en woningen

- Zone voor (auto)bergingen

- Zone voor openbare wegenis en bijhorende ruimten

Zones voor open ruimte:

- Zone voor tuinen

- Zone voor voortuinstroken

- Bufferzone

De overige delen van het BPA Polderlaan worden in deze opdracht niet herzien en blijven tot op heden geldig. Het aanpalende deel langsheen de Zeebruggelaan (waar de ecogolf wordt voorzien, zie verder) voorziet de mogelijkheid om de campings te ontsluiten via een nieuwe insteekweg op de rand van het RUP vanaf de Zeebruggelaan.


6058/bx.sv

3.3. Verkavelingen

Langsheen de Polderlaan komen verschillende niet-vervallen verkavelingen voor. Ze staan vermeld op het plan bestaande juridische en feitelijke toestand.

3.4. Waterlopen

Het plangebied paalt aan het niet gerangschikte gedeelte van de Sint-Jansader. Deze waterloop maakt deel uit van het getijgebonden afwateringsgebied van de Lisseweegse vaart en in gelegen binnen het bekken van de Brugse Polders. Conform de wettelijke bepalingen mogen er op de strook grond van vijf meter landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de waterloop geen nieuwe bovengrondse constructies worden opgericht met het oog op htt behoud van het ecosysteem en teneinde de uitvoering van de onderhouds- en instandhoudingswerken mogelijk te maken

3.5. Buurtwegen

Net ten zuiden van de Sint-Jansader komen een aantal buurt- en voetwegen voor, die in realiteit niet meer aanwezig zijn: (zie plan bestaande juridische toestand)

• buurtweg nr 14 is het oorspronkelijk bochtige tracé van de Zeebruggelaan

• voetweg nr 18 loopt eerst parallel met buurtweg nr 10 en steekt dan de Sint-Jansader over, om verder parallel met de buurtweg nr 10 te lopen; een heel klein deeltje van de voetweg dwarst ook het RUP.


6058/bx.sv

4. Beleidscontext

4.1. Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen heeft Blankenberge geselecteerd als kleinstedelijk gebied. Het is de taak van de provincie om hiervoor een visie te formuleren met bijhorend afbakeningsplan. Door zijn ligging aan de kust behoort Blankenberge ook tot het stedelijk netwerk kust. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling.

Toeristisch-recreatieve voorzieningen zijn een essentieel element van de stedelijke gebieden. De bestaande toeristisch-recreatieve infrastructuur moet in grotere mate en op een meer optimale wijze benut worden. De verbetering van de kwaliteit van de aangeboden producten staat voorop en het aanbod van bestaande infrastructuur moet beter op elkaar inspelen.

4.2. Provinciaal ruimtelijk structuurplan West-Vlaanderen

Het provinciaal ruimtelijk structuurplan heeft globaal de opties van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen overgenomen: een kwalitatieve uitbouw van terreinen voor openluchtrecreatieve verblijven is een belangrijk beleidspunt in de kustruimte. In de toekomst wordt een verdere afname verwacht in de vraag naar residentiële standplaatsen. (p. 198).

4.3. Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge

Het provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan 'Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge en cluster van bestaande zonevreemde regionale bedrijven langs de Brugse Steenweg' werd goedgekeurd bij ministerieel besluit van 11 juni 2008. De zuidelijke grens van het RUP is tevens de grens van het kleinstedelijk gebied.

Het plangebied van dit RUP sluit aan bij ‘De Sol’ dat als strategisch projectgebied is opgenomen binnen de afbakening Kleinstedelijk gebied Blankenberge. Het RUP voor dit strategisch projectgebied zal evenwel later door de provincie worden gemaakt. Het programma en de ruimtelijke opties in de projectzone omvatten:

- een volwaardig bos, het zogenaamde Zeebos;

- de aanleg van een publiek toegankelijke, ecologische golf, geïntegreerd door de bebossing met het Zeebos, met specifieke aandacht voor natuurontwikkeling (onder andere de inrichting van de roughs) en visueel toegankelijk voor niet-golfers via de wandelpaden die de Polderlaan met het Zeebos moeten verbinden. Een golf past, als hoogdynamische toeristisch – recreatieve structuur, binnen het stedelijk netwerk van de kust. De 9-holes golf is, samen met de 9-holes golf in Lombardsijde, complementair aan de 18-holes golfinfrastructuur in Knokke-Heist en De Haan. Het trekt immers een ander publiek aan (democratische vorm van golf) en is bijgevolg toegankelijk voor een breder publiek.

- een terrein en lokalen voor de jeugdverenigingen;

- een aantal ruimtelijk vernieuwende initiatieven zoals woonmogelijkheden, sporthotel met congresfaciliteiten, toeristischrecreatieve elkweervoorzieningen, enz.;

- mogelijkheden voor gemeenschapsvoorzieningen.

De onderstaande figuur toont hoe die zone mogelijk kan uitgewerkt worden.


6058/bx.sv

4.4. Relatie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan

Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van de stad Blankenberge werd goedgekeurd door de Bestendige Deputatie op 4 augustus 2005. Hieronder worden een aantal relevante zaken uit de bindende bepalingen en uit richtinggevend deel van het GRS weergegeven.

4.4.1. Bindende bepalingen

In de bindende bepalingen van het GRS worden een aantal kerngebieden voor toeristisch-recreatieve ontwikkeling geselecteerd. Het oostelijk kerngebied omvat het Oostkwartier met Noordzeezwembad en Sea-Life center, Floréal, Duinse polders en bestaande campings aangevuld met de ontwikkelingen die zullen worden uitgewerkt in het kader van de provinciale initiatieven.

Daarnaast is in de bindende bepalingen ook opgenomen dat de stad Blankenberge een ruimtelijk uitvoeringsplan Polderlaan in functie van het regelen van de bufferzones ten opzichte van de campings opmaakt.

4.4.2. Richtinggevend deel

Volgende krachtlijnen zijn van belang bij de gewenste ontwikkeling van het Oostelijk toeristisch-recreatief kerngebied (Oostkwartier):

- Afwerking van het woongebied;


6058/bx.sv

- Implementatie van een totaalproject omvattend nieuwe woonconcepten,toeristisch-recreatieve elk-weer infrastructuur en centrumfuncties (commercieel, cultureel, recreatief); toegankelijk voor de bestaande woonwijken via de Maurice Devriendtlaan en Prins Karellaan;

- Inrichting van een bij voorkeur ondergrondse centrumrandparking;

- Gecoördineerde inrichting van de ontsluitingswegen en bovengrondse parkings;

- Verdere uitwerking van het wandelpadennetwerk, vertrekkend van bestaande paden, uitgevend op de Gadeynehelling, aansluiting gevend op het wandelpadennetwerk van het Zeebos.

Voor de realisatie zijn reeds concrete initiatieven genomen, o.m. door B.P.A. Oostkwartier.

Inzake verblijfsaccommodatie wordt in het oostelijk kerngebied rekening gehouden met een eventuele beperkte uitbreiding van de bestaande recreatieve voorzieningen, bijvoorbeeld van de Duinse Polders, evenwel beperkt tot de bestaande bestemmingszones van recreatie. Andere accommodaties dienen te kaderen in het strategisch project ‘de Sol’.

De campings blijven voor de huidige planningstermijn behouden. Op lange termijn wordt de optie om de campings, al dan niet als camping, te incorporeren in het Strategisch project behouden. Op deze locatie kunnen bovenstaande bijkomende elk-weer/seizoensverlengende voorzieningen in het kader van het strategisch project ‘de Sol’ mee uitgebouwd worden. Het ontsluitingspatroon van het oostelijk kerngebied moet aansluiten op het bestaande netwerk van fietsen wandelpaden. Er moet een rechtstreekse verbinding zijn met de Gadeynehelling, en zo verder naar zee en strand vormen. De impact op de duinen wordt hierdoor geminimaliseerd en het biedt tevens een verhoogde verkeersveiligheid (o.m. bundelen van overgangen van de tramlijn).


6058/bx.sv

5. De relatie van het projectgebied met de ruime omgeving

Het gebied ligt aan de rand van de verstedelijkte kern van Blankenberge en vormt dus een overgangsgebied tussen het stedelijk weefsel, met harde recreatie en het open ruimte gebied met eerder zachte vormen van recreatie. Het is wenselijk dat die overgang binnen het gebied versterkt wordt. Dit kan gebeuren door zowel functionele, morfologische als visuele relaties te leggen.

Door het creëren van een geleidelijke, logische overgang tussen het verstedelijkt gebied en het openruimtegebied wordt de samenhang van het oostelijk stadsdeel vergroot en wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd.

Volgende concrete ruimtelijke ingrepen kunnen de uniformiteit van het totale stadsdeel versterken:

- De verdere uitbouw van een netwerk van fietsen wandelpaden die de verschillende functies op een logische manier aan elkaar linken en die de woongebieden verbinden met het nabijgelegen openruimtegebied en meer specifiek het zeebos. Het is belangrijk dat nieuwe routes aansluiten op bestaande fietsen wandelpaden in de omgeving.

- De uitstraling van het gebied wordt verhoogd door de site een parkachtige inrichting te geven waar de klemtoon ligt op de publieke toegankelijkheid en de recreatieve beleving. Waar mogelijk wordt het (publiek) groen in het gebied binnengehaald tot aan de rand van het stedelijke weefsel, zodat behalve fietsen wandelpaden ook een zeer voelbare fysieke en visuele link tussen stad en open ruimte wordt gelegd. de inrichting van de publieke ruimte is cruciaal: uniformiteit wat betreft straatmeubilair,de aanwezigheid van zitbanken, informatiebord,… Het is ook van belang dat de inrichting van die publieke ruimte tegemoet komt aan

de noden van de bewoners van de aanpalende verkavelingen. - Aansluitend bij het stedelijk weefsel een grotere densiteit van

eerder harde (recreatieve) functies voorzien en een lagere densiteit van zachtere functies (wandelen, fietsen, ecogolf, speelbos,…) in de openruimte gebieden.

- Aandacht voor de oversteekbaarheid en de verkeersleefbaarheid van de Koning Albert I-laan

- De visie uit het GRS doortrekken om toch geen oostelijke parkweg te realiseren doorheen het gebied. Deze weg die de N34 en de N371 met elkaar moest verbinden en op het huidige BPA staat ingetekend zou voor een bijkomende ruimtelijke barrière zorgen.

- Door een efficiënter ruimtegebruik en door invulling van braakliggende percelen kunnen heel wat nieuwe mogelijkheden gecreëerd worden.

- Er moeten voldoende parkeermogelijkheden worden voorzien om de de parkeerdruk op het gebied op te vangen. Er moet onderzocht worden waar eventuele bijkomende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Het (parkachtige) binnengebied moet zoveel mogelijk verkeersvrij gehouden worden.


6058/bx.sv

Deze aspecten worden behandeld binnen het strategisch project “De Sol” (Provincie West-Vlaanderen). Dit totaalproject bevat behalve het Zeebos (momenteel 35 ha, maar het wordt uitgebreid) onder meer volgende, in elkaar geïntegreerde, componenten: een toegankelijke 9-holes ecogolf, jeugdlokalen en –terreinen, mogelijkheden voor landbouw, gemeenschapsvoorzieningen, woonmogelijkheden, toeristisch-recreatieve elk-weervoorzieningen,…

Ook binnen de afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge worden over dit strategisch gebied een aantal uitspraken en voorstellen gedaan (zie 4.3 Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge).


6058/bx.sv

6. Visie en gewenste ruimtelijke structuur projectgebied

6.1. Globale visie

Er moet een lange termijnvisie voor de campings worden uitgewerkt, waarbij het garanderen van een grotere ruimtelijke kwaliteit voorop staat. Het gebied blijft in eerste instantie een zone voor openluchtverblijfsrecreatie. Om de interne samenhang te verhogen moet het gebied gereorganiseerd worden. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de functies en voorzieningen in de omgeving. Ten opzichte van de complementaire functies moeten de bestaande relaties versterkt worden; conflicterende functies dienen gebufferd te worden.

Het gebied dient te kunnen inspelen op de nieuwe kampeer- en verblijfstoeristische trends. Gestreefd moet worden naar een diversiteit aan verblijfsmogelijkheden en typologieën.

6.2. Scenario’s

Om die diversiteit mogelijk te maken, werden er drie scenario’s uitgewerkt:

- In een eerste scenario worden de hardere functies (parking, voorzieningen en niet-verplaatsbare bedrijven) geconcentreerd aansluitend bij de bestaande bebouwing.

- Een tweede scenario stelt een centrale strook voor waar niet-verplaatsbare verblijven kunnen gerealiseerd worden.

- Een derde scenario tenslotte voorziet niet-verplaatsbare verblijven aan de rand van het gebied aansluitend bij de ecogolf.

In alle scenario’s worden de geluidsgenererende functies (parking, cafetaria, sanitair) van beide campings zoveel mogelijk gekoppeld en gecentraliseerd. Hieronder worden de verschillende scenario’s kort toegelicht.

6.2.1. Scenario 1

In de deelzone gelegen aansluitend op de bestaande bebouwing langsheen de Polderlaan kunnen mobiel openluchtrecreatieve verblijven komen en niet-verplaatsbare verblijven gerealiseerd worden. Ook de voorzieningen worden best zoveel mogelijk in deze strook georganiseerd.

De densiteit van de bebouwing neemt af naarmate de afstand tot de bestaande bebouwing toeneemt.

Aansluitend bij het oostelijk openruimtegebied (geplande ecogolf) wordt de bebouwing zoveel mogelijk geweerd (met uitzondering van onder andere sanitaire voorzieningen). Hier worden sportterreinen, kampeerweide, speelruimte,… voorzien.

Deze groene ruimte binnen het projectgebied moet zorgen voor een duidelijke integratie van het projectgebied binnen de parkachtige omgeving. Een duidelijk fietsen voetgangerstraject richting kust moet de samenhang verder versterken.


6058/bx.sv

6.2.2. Scenario 2

Scenario 2 voorziet in een centrale strook waar de niet-verplaatsbare verblijven kunnen gebundeld worden. Daarnaast worden twee grotere stroken voorzien waar ruimte is voor de kampeerweide, zones voor verplaatsbare verblijven, sport- en speelterreinen,… Een aantal parkachtige dwarsverbindingen moeten voor een betere samenhang zorgen.

Voorzieningen en diensten worden ook hier aansluitend bij de bestaande bebouwing langsheen de Polderlaan geconcentreerd.

Ook hier dient voldoende aandacht besteed te worden aan de relatie met de omgeving: aandacht voor fietsverbindingen, parkachtige overgang naar de ecogolf, confrontatie met het woongebied langsheen de Polderlaan,…

6.2.3. Scenario 3

In het derde scenario wordt voorgesteld niet-verplaatsbare verblijven te realiseren aansluitend op de geplande ecogolf. De verblijven kijken uit op de ecogolf; door de densiteit te beperken kunnen parkachtige doorsteken gemaakt worden die de relatie tussen de campings en de omliggende aantrekkings-polen (golf, kust, zeebos,…) te versterken.

De kampeerweide en zones voor verplaatsbare verblijven, sport- en speelterreinen worden centraal voorzien.

Voorzieningen en diensten worden aansluitend bij de bestaande bebouwing langsheen de Polderlaan geconcentreerd.

6.3. Conclusie

Er wordt geopteerd voor scenario 3. Aansluitend op de ecogolf wordt een strook ingetekend waar niet-verplaatsbare verblijven kunnen gebouwd worden. Volgende argumenten motiveren de keuze:


6058/bx.sv

- de densiteit van de niet-verplaatsbare verblijven is een stuk lager dan de densiteit van mobiel openluchtrecreatieve verblijven. Deze zone kan als overgangszone met doorzichten naar de ecogolf fungeren.

- Binnen de zone voor niet-verplaatsbare verblijven kan een grotere uniformiteit worden nagestreefd (groenaanleg, materiaal- en kleurgebruik,…); de ‘facade’ van de camping naar de golf toe krijgt op die manier extra uitstraling.

- De niet-verplaatsbare verblijven liggen in een rustiger zone, op een zekere afstand van kampeerweide, horeca, parking,…

Door hun configuratie dienen deze niet-verplaatsbare verblijven zoveel mogelijk op de omgeving gericht te worden, zowel in de richting van de ecogolf, als naar de camping toe. Ze vormen tegelijk het visitekaartje van de camping vanaf de ecogolf. Naast een kwalitatieve architecturale vormgeving is dus ook de inrichting van de publieke ruimte van belang. Er moeten een aantal (groene) dwarsverbindingen gecreëerd doorheen deze strook zodat ook voor andere campinggebruikers een goede verbinding met de omgeving bestaat. Ook zichtrelaties zijn een aandachtspunt.

6.4. Concepten

Voor de ontwikkeling van het gebied staan de volgende principes voorop:

6.4.1. Voldoende groene ruimtes (zowel landschappelijk als functioneel)

Er moet voorzien worden in voldoende groene ruimte, een openluchtrecreatief terrein heeft immers in hoofdzaak een groen karakter. Dit vertaalt zich in (1) een groene omgevingsaanleg, (2) een groene aanleg en afscherming van de standplaatsen, (3) een significante groene open ruimte, een groenas doorheen het terrein, gekoppeld aan kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren en (4) een groene aanleg van de infrastructuur.

Integratie van waterelementen kan de totale uitstraling van de campings en de omgeving vergroten; bovendien kunnen waterpartijen ook een bindende en structurerende functie hebben.

6.4.2. Duidelijke hoofdingang met voldoende (gemeenschappelijke) parkeermogelijkheden en goede ontsluiting

De hoofdtoegang tot het gebied moet duidelijk herkenbaar zijn. Ook de bewegwijzering is hier van belang.

Om de kampeerterreinen zoveel mogelijk verkeersvrij te houden, moeten voldoende parkeervoorzieningen aan de rand van het gebied voorzien worden.

Het parkeren moet zoveel mogelijk gemeenschappelijk worden georganiseerd. Ook het bundelen van andere voorzieningen (bijvoorbeeld recreatiemogelijkheden) en complementaire commerciële activiteiten dient overwogen te worden.


6058/bx.sv

6.4.3. Relatie met omgeving versterken door verder uitbouwen van voetgangers- en fietsersnetwerk

De site vormt nu een soort eiland. Het betreft een vrij gesloten gebied dat weinig relaties heeft met zijn omgeving. Er dient onderzocht te worden hoe die link kan vergroot worden.

Extern kan het bestaande netwerk van voetgangers- en fietsverbindingen uitgebouwd en versterkt worden; er moeten aangename en veilige wandelroutes uitgebouwd worden richting halte kusttram, zee en duinen, Blankenberge-bad, Zeebos,…

6.4.4. Aandacht voor afwerken van de randen en overgang naar residentiële woonzones

De site ligt geklemd tussen de rand van de woonkern van Blankenberge in het westen en een openruimtegebied in het oosten. Het gebied vormt dus de overgang tussen de residentiële (half)open bebouwing enerzijds en de openruimte (ecogolf:Zeebos) anderzijds.

In die context verdient de afwerking van de randen extra aandacht, zowel ter hoogte van de woningen langsheen de Polderlaan als ter hoogte van de geplande ecogolf. Het is dus belangrijk dat de typologie, de hoogte en de stijl van zowel de verplaatsbare als de niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven de omgeving niet verstoort maar integendeel versterkt.

6.4.5. Centraliseren van geluidsgenererende functies

Geluidsgenererende functies (parking, sanitair, cafetaria, speel- en sportterreinen, complementaire commerciële accommodatie,…) van beide campings moeten gekoppeld en gecentraliseerd worden.

6.4.6. Bufferen van niet-complementaire functies

Er dient een volwaardige groenbuffer te worden voorzien t.o.v. de bebouwing langs de Polderlaan. Deze groenzone draagt tegelijk bij tot de ruimtelijke kwaliteit en het groen karakter van de campings. Ook ten opzichte van de Zeebruggelaan is een goede (visuele) buffer belangrijk.


6058/bx.sv

6.5. Verblijfsvormen, terreininnnames en dichtheden

6.5.1. Verblijfsvormen: definities1

Een mobiel openluchtrecreatieve verblijf: een tent, vouwwagen, kampeerauto, een rijcaravan, een stacaravan of elk ander vergelijkbaar verblijf

Een niet-verplaatsbaar openluchtrecreatief verblijf: een chalet, een bungalow, een vakantiewoning, een vakantiehuisje, een trekkershut, een paviljoen of elk ander vergelijkbaar verblijf dat beschikt over een stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundig uittreksel waaruit blijkt dat het verblijf vergund is of wordt geacht vergund te zijn.

Een plaats voor openluchtrecreatieve verblijven: een verblijfplaats, een toeristische kampeerplaats, kampeerplaats voor kortkampeerders, een kampeerautoplaats of een plaats op een tentenweide

Een tentenweide is een deel van openluchtrecreatief terrein waarop tenten worden toegelaten.

Kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren zijn speeltuinen, speelweides, pétanquebanen, kleine waterplassen en andere kleinschalige voorzieningen die complementair zijn aan openluchtrecreatieve verblijven.

6.5.2. Terreininnames en dichtheden2

Principe 1: er moet gestreefd worden naar een mengvorm van diverse verblijfsvormen: tentenweide, standplaatsen voor mobiele openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden, standplaatsen voor (sta)caravans en eventueel zone(s) voor niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven.

Principe 2: er moet een (procentuele) oppervlakte-opgave dienen te gebeuren per verblijfsvorm.

deze oppervlaktebepaling heeft onder meer tot doel:

- de verstening van de terreinen voor verblijfsrecreatie onder controle te houden; - de differentiatie van logiesmogelijkheden te stimuleren; - de omgevings- en belevingskwaliteit te verhogen.

Om de densiteit en de onderlinge verhouding van de verschillende verblijfstypes en functies te bepalen baseren we ons op:

- De richtlijnen en voorstellen van Westtoer - Eigen onderzoek naar dichtheden van bestaande vakantiecentra en campings - Oppervlakte-analyse van de bestaande campings (Bonanza II en Jamboree)

1 Definities gedeeltelijk afkomstig van het decreet betreffende de toeristische logies (10 juli 2008), en gedeeltelijk uit het KAP III-project, een ruimtelijk instrumentarium voor leefbare en duurzame kampeerbedrijven aan de kust, werkdocument voor de opmaak van RUP’s/BPA’s, Westtoer juni 2008

2 Dichtheid: de verhouding van het aantal openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden of standplaatsen per hectare t.o.v. de totale bruto terreinoppervlakte van één terrein voor openluchtverblijfsrecreatie.


6058/bx.sv

1. Aanbevelingen Westtoer

Specifieke terreininnames

Minimaal 5% van de terreinoppervlakte3 dient ingericht te worden als een groene open ruimte. Bij voorkeur vormt deze open ruimte één aaneengesloten geheel. In deze open ruimte kunnen kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren voorzien worden zoals speelweides, pétanquebanen… Dichtheid - Voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die niet blijven staan maximaal 70 verblijven per hectare. - Voor niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven: de dichtheid bedraagt maximaal 35 verblijven per hectare. - Voor mobiel openluchtrecreatieve verblijven wordt een maximale dichtheid van 50 verblijven per hectare opgelegd.

2. Eigen onderzoek naar dichtheden van bestaande vakantiecentra

Aan de hand van luchtfoto’s hebben we onderzocht of deze vooropgestelde dichtheden ook overeenkomen met de realiteit. Voor een aantal bestaande kampeercentra werd onderzocht welke de dichtheid per hectare is. We stellen vast dat de dichtheid van niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven meestal iets meer dan 30 verblijven per hectare bedraagt en dus overeenstemt met de richtcijfers van Westtoer. De dichtheid van de zone voor mobiel openluchtrecreatieve verblijven binnen de campings langsheen de Polderlaan is echter een stuk hoger dan de voorgestelde 50 verblijven per hectare.

3. Oppervlakte-analyse van de bestaande campings

De twee bestaande campings hebben momenteel een totale oppervlakte van 10 ha. Deze wordt als volgt ingevuld:

- ongeveer 0,6 ha voor (bezoekers)parking - ongeveer 0,6 ha voor verplaatsbare verblijven - ongeveer 0,8 ha voor gemeenschapsvoorzieningen en diensten (receptie, hoofdtoegang, sanitair, cafetaria, petanquevelden,… - de overige 8 ha wordt ingevuld door stacaravans (en een heel beperkt aantal bungalows) en de nodige ontsluitingsinfrastructuur. In totaal tellen beide campings samen momenteel ongeveer: - 678 plaatsen voor stacaravans - 14 chalets/bungalows - 146 plaatsen voor niet-verplaatsbare verblijven, waarvan 95 op de kampeerweides Dit betekent een nettodichtheid van 87 verblijven/ha (zonder rekening te houden met de gemeenschapsvoorzieningen en de parking).

3 terreinoppervlakte: oppervlakte van een terrein voor verblijfsrecreatie, alles inbegrepen.


6058/bx.sv

6.5.3. Conclusie

Algemeen stellen we vast dat er (1) een zeer hoge dichtheid is, (2) een eenzijdig aanbod is van stacaravans (3) een relatief monotoon dambord wegen- en kavelpatroon aanwezig is dat de ruimtelijke kwaliteit niet ten goede komt.

De opmaak van dit plan streeft naar (1) een betere ruimtelijke kwaliteit, (2) een hoger comfort en (3) een meer divers aanbod qua verblijfsvormen.

Op basis van voorgaande afweging en analyse wordt hieronder een voorstel geformuleerd naar terreininname toegepast op het onderzoeksgebied.

- 1 ha of 10% voor diensten, gemeenschapsvoorzieningen en complementaire commerciële accommodatie. Momenteel hebben deze functies een oppervlakte van ongeveer 0,8 ha. Op die manier zijn uitbreidingsmogelijkheden mogelijk. Door het gemeenschappelijk organiseren van sommige functies kan hier economischer worden omgesprongen met de ruimte.

- minimaal 0,5 ha - de door Westtoer vooropgestelde 5 % - dient ingericht als groene open ruimte. Bij voorkeur vormt deze open

ruimte één aaneengesloten geheel en wordt die gecombineerd met een onverharde zone voor kortkampeerders (tenten, kampeerauto’s,...). In deze open ruimte kunnen kleinschalige recreatieve openluchtinfrastructuren voorzien worden zoals speelweides, pétanquebanen.

- Daarnaast wordt voorgesteld om een bufferzone te realiseren tussen de camping en de woningen langsheen de Polderlaan : Een

buffer van 5 meter over de totale grens met het woongebied (bijna 400 meter) en 10 meter langs de waterloop . - De zone voor verplaatsbare verblijven of kortkampeerders wordt vergroot en tegelijk wordt de densiteit verlaagd. Momenteel

hebben de verschillende zones met verschillende tentenweides een oppervlakte van 0,6 ha waarbinnen plaats is voor meer dan 140 verblijven. Er wordt een maximale dichtheid van 100 verblijven per hectare voorgesteld. Hiervoor wordt 1 ha (100 plaatsen) gereserveerd.

- De oppervlakte van de parkeerterreinen bedragen momenteel 0,6 ha; deze wordt opgedreven tot maximaal 1 ha. Op die manier

kunnen ongeveer 400 à 500 parkeerplaatsen ontwikkeld worden. Dat betekent één parkeerplaats per staanplaats. Aan het opdrijven van deze oppervlakte dient wel de voorwaarde gekoppeld te worden dat parkeren bij de staanplaats enkel wordt toegelaten in functie van laden en lossen. Dit komt de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit van het kampeerterrein ten goede.

- De overblijvende 6 ha wordt ingevuld door mobiel openluchtrecreatieve verblijven en niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve

verblijven (en de bijhorende ontsluitingsinfrastructuur). In de zone voor niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven wordt een densiteit van maximaal 35 verblijven per hectare toegelaten. Voor de mobiel openluchtrecreatieve verblijven wordt een dichtheid van maximum 80 plaatsen/ha opgelegd. Het decreet betreffende het toeristisch logies en zijn uitvoeringsbesluiten met o.a het MB tot bepaling van classificatienormen inzake comfort voor een vergund toeristisch logies van 27 november 2009 (inwerking getreden op 1 januari 2010) legt immers voldoende kwaliteitsnormen op, ook op het vlak van dichtheden, gerelateerd aan een comfortclassificatie voor campings, zodat bijkomende normen op ruimtelijk vlak niet meer aangewezen zijn. Deze dichtheden gaan van maximum 80 plaatsen per ha tot 50 plaatsen per ha. Het is aan de uitbater van de camping om te kiezen welke comfortclassificatie hij beoogt.


6058/bx.sv

Figuur 2: Onderzoek naar dichtheden (per ha)


6058/bx.sv

6.6. Globale inrichtingsschets


6058/bx.sv

7. Filosofie van de stedenbouwkundige voorschriften

7.1. Zone voor wonen en gemengde zone voor wonen en verblijfsrecreatie.

De zones die binnen het bestaande BPA als woongebied werden aangeduid worden grotendeels bevestigd. Door de aanwezigheid van de toeristisch-recreatieve structuur in de ruime omgeving, wordt hier de mogelijkheid opengelaten om een horecazaak in te richten. Een ontwikkeling tot monofunctionele horecazone is hier zeker niet gewenst; de woonfunctie moet steeds aanwezig blijven. De bestaande verkavelingen binnen de perimeter van het RUP worden opgeheven.

In de oksel van de woonzone is een gebied aangeduid waar zowel de loutere woonfunctie als verblijfsrecreatie kan ingericht worden. In deze zone bevindt zich ook een deel van de gemeentelijke loods die kan behouden blijven en die verbouwingsmogelijkheden krijgt voor gemeenschappelijk nut.

7.2. Zone voor verblijfsrecreatie:

Deze zone is bestemd voor het plaatsen van mobiel openluchtrecreatieve verblijven (met een maximale dichtheid van 50 mobiel openluchtrecreatieve verblijven per ha).

Door die lagere densiteiten kan bijkomend aandacht besteed worden aan de groene ruimte (functioneel en niet-functioneel: speel- en ligweide, waterpartij, groene elementen,…) binnen de camping.

Als deelzone is binnen deze zone een groene as voorzien met voet- en fietsweg, alsook een onverharde zone voor kortkampeerders (tenten, kampeerauto’s) van max. 1 ha. Het indicatief aangeduide voetgangers- en fietstracé moeten zorgen voor een aansluiting op het geplande ‘lineaire park’ dat het Zeebos met het centrum van Blankenberge moet verbinden (binnen strategisch project ‘de Sol’).

Langs de kant van de Polderlaan wordt een activiteitenzone en parking voorzien. Binnen deze zone dienen de harde activiteiten zoveel mogelijk gebundeld worden: parking, handel, horeca, diensten (wasserette, onthaal,…). Ook een kleinschalig hotel is toegelaten binnen deze zone.

De kwaliteit van de publieke ruimte verdient binnen deze zone bijzondere aandacht. De publieke ruimte dient in het bijzonder ingericht in functie van de zachte weggebruikers.

Verder is differentiatie hier zeer belangrijk. Naast één of meerdere activiteitenpleinen is er ook nood aan onder andere speel- en wandelruimte. Deze ruimtes moeten een samenhangend geheel vormen, een netwerk van verschillende (semi-)publieke zones, die samen ook een soort van (wandel)circuit vormen

Langsheen de randen gericht op het toekomstig golfproject zijn niet-verplaatsbare openluchtrecreatieve verblijven mogelijk.

Morfologie

Aandacht voor:

− Oriëntatie − Densiteit (max. 35 verblijven per ha) en maximale grondinname (85m² binnen de omschrijvende muren) − Parkeren − Het aantal bouwlagen (maximaal 1 bouwlaag met eventueel dakopbouw met extra bouwlaag) en de bouwhoogte (maximale

kroonlijst- en nokhoogte respectievelijk 4m en 9m)


6058/bx.sv

− Visuele doorzichten In de volgende figuren worden verschillende scenario’s van inplanting geschetst. Hieruit blijkt dat in alle scenario’s (vrijstaand, gekoppeld per twee of per drie) de nodige doorzichten blijven richting toekomstige ecogolf. Er werd uitgegaan van een footprint van 90 m² per gebouw. In principe kan elk gebouw twee bouwlagen bevatten, maar er moet wel rekening worden gehouden met de maximale dichtheid van 35 woningen/ha. De doorzichten hebben een minimale breedte van 6 m.


6058/bx.sv

Architectuur

Bij de realisatie van de niet-verplaatsbare verblijven is er aandacht voor kwaliteitsvolle en hedendaagse architectuur met

− sterke articulatie van de gevels, onder meer door materiaalgebruik − een duidelijke uniformiteit en herkenbaarheid tussen de verschillende elementen. Deze samenhang moet behalve door de

architectuur (vormentaal, materiaalgebruik) ook versterkt worden door onder meer de inplanting van de gebouwen en door de inrichting van de publieke ruimte.

Niet-bebouwde ruimte

Ook aan de kwaliteit van de niet-bebouwde ruimte dient bijzondere aandacht besteed te worden.

De publieke ruimte binnen het projectgebied dient in het bijzonder ingericht in functie van de zachte weggebruikers. Verder is de inrichting van de (semi-)publieke zones noodzakelijk. Er dienen voldoende functionele en visuele relaties te zijn met de omliggende zones. (Groene) fietsen voetgangersdoorsteken moeten zorgen voor een coherent geheel. Verhardingen dienen in waterdoorlatende materialen te worden aangelegd; asfalt en grote betonplaten worden als materiaal uitgesloten.

Referenties

Rotterdam, 12 Periscoopwoningen, Joke Vos architecten, 2006


6058/bx.sv

De Haan, 67 vakantiewoningen in Sun Parks, Buro 2, 2004

7.3. Zone voor buffer

De landschappelijke integratie van de camping is belangrijk. Aandacht voor de woningen aan de rand van het terrein en het verminderen van mogelijke overlast is eveneens van belang.

Concreet betreft de bufferzone een bouwvrije zone van (minimaal) 5 meter waarbinnen een visueel groenscherm (streekeigen groen) dient gerealiseerd te worden. Aanleg en onderhoud van deze zone is ten laste van de eigenaars van de aanliggende camping.

De zuidelijke buffer omvat ook de waterloop Sint-Jansader en aanhorigheden.


6058/bx.sv

8. Watertoets

Het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003 bepaalt dat voor elk (ruimtelijk) plan de watertoets moet gebeuren, nl. nagaan of het plan geen schadelijk effect heeft op het natuurlijk watersysteem.

Het voorstel van RUP ligt niet in een watergevoelig gebied (op basis van beschikbare overstromingskaarten) zodat de repercussie van het RUP op de waterhuishouding eerder beperkt is.

Wel is het plangebied binnen een ‘van nature overstroombaar gebied’ (NOG-gebied) – overstroombaar vanuit zee – gelegen. De NOG-kaart wordt echter niet gebruikt om risicozones af te bakenen, vermits deze kaart niet noodzakelijk het actueel overstromingsrisico weergeeft maar eerder een indicatie is van waar overstromingen in een bodemkundig-historisch perspectief zich hebben voorgedaan. Zo is er bij het opstellen van de kaart geen rekening gehouden met antropogene invloed. De kaart geeft wel een beeld van de mogelijke gevolgen van zeer extreme weerkundige omstandigheden of het falen van bestaande waterkeringen.

Aan het besluit van de Vlaamse regering van 1 oktober 2004 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater moet voldaan worden.

In het algemeen zijn, met betrekking tot de watertoets, volgende voorschriften van toepassing:

- De nieuwbouw moet voorzien zijn van een gescheiden rioleringsstelsel (RWA/DWA). Het hemelwater moet voldoende opgevangen wordt in hemelwaterputten met een volume dat in verhouding staat tot de horizontale dakoppervlakte en conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening hemelwater.

- De verhardingsmaterialen moeten maximaal waterdoorlatend zijn, tenzij andere wetgeving dit niet toelaat.

- Voor hemelwater afkomstig van verhardingen (die geen dakoppervlakte zijn) groter dan 200m² is, moeten, conform de gewestelijke stedenbouwkundige verordening, ook maatregelen getroffen worden in het project. Indien deze worden geoordeeld als zijnde waterdoorlatend, hoeft de verharding slechts voor de helft in rekening te worden gebracht.

- Voor verharde oppervlakten, groter dan 200m³ moet met een infiltratie- of buffervoorziening met vertraagde afvoer gewerkt worden, om te zorgen dat regenwater niet in grote hoeveelheden naar de riolering wordt verplaatst.

Ook voor de bestaande en nieuw aan te leggen openbare wegenis, de eventueel andere bestaande verharde oppervlakte of daken, voor de daken op percelen kleiner dan 3 are, de verharde oppervlakken kleiner dan 200 m² en de andere uitzonderingen die opgenomen zijn in stedenbouwkundige verordening, moet de maximaal mogelijke afkoppeling, infiltratie (niet voor vervuild water) en buffering van hemelwater nagestreefd binnen het globale concept van het project. Dit wil zeggen dat een gescheiden stelsel moet aangelegd worden voor nieuwe infrastructuur en maximaal wordt nagestreefd voor bestaande infrastructuur. Indien geen hergebruik van regenwater mogelijk is, wordt in eerste instantie de maximale infiltratie van hemelwater vooral afkomstig van dakwater beoogd, afhankelijk van de infiltratiecapaciteit van de grond en in tweede instantie de eventuele infiltratie of buffering van hemelwater


6058/bx.sv

afkomstig van andere verharde oppervlakken. De normen voor infiltratie en buffering zijn minimaal de normen zoals beschreven in de Code van goede praktijk voor het aanleggen van rioleringen (omzendbrief 16 juli 1996).

Het aanleggen van een hemelwaterinstallatie en/of infiltratievoorziening is verplicht en wordt toegelaten in alle bestemmingszones. Het hemelwater moet in eerste instantie zo veel als mogelijk herbruikt worden. Hiertoe dienen de nodige voorzieningen getroffen te worden bij het oprichten van de gebouwen.


6058/bx.sv

9. Milieueffectrapportage – verzoek tot raadpleging

Ingevolge het plan-mer-decreet van 27 april 2007 dat vanaf 1 juni 2008 van toepassing is op alle ruimtelijke uitvoeringsplannen worden in dit hoofdstuk de milieueffecten van voorgenomen plan onderzocht.

Het RUP wordt opgemaakt om de HERinrichting van twee bestaande campings mogelijk te maken in functie van een betere ruimtelijke kwaliteit en inpassing in de omgeving. De oppervlakte van het RUP bedraagt ongeveer 12,5 ha. Aangezien dit meer is dan 5 ha, biedt het plan het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project uit de bijlage II van het project-m.e.r.-besluit (m.n. bijlage II, categorie 12 en/ef rubriek 13) 4 en is aldus van rechtswege plan-MER-plichtig. Omdat het echter gaat om een herontwikkeling en dus een kleine wijziging inhoudt van het bestaand plan (zowel volgens het BPA als volgens het gewestplan is het een zone voor verblijfsrecreatie) kan het voorliggend RUP de procedure van de mer-screening volgen. Bovendien zijn geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten (zie hieronder).

De volgende disciplines worden binnen dit RUP als relevant beschouwd:

- Bodem

- Geluid

- Water

- Fauna en flora

- Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

- Mens-mobiliteit.

Voor elke discipline wordt de referentiesituatie weergegeven en vervolgens worden de verwachten effecten volgens de opties in het RUP.

4 In bijlage II bij het besluit van 17/02/2005 is sprake van categorie 12 :toerisme en recreatie: vakantiedorpen,…; met een terreinoppervlakte van 5 ha en meer, categorie 13 vermeldt: wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.


6058/bx.sv

9.1. Bodem

9.1.1. Referentiesituatie

De bodem bestaat het grootste deel uit overdekte poelgronden en overdekte oude kleiplaatgronden, en overdekte kreekruggronden in het noord-oosten.

9.1.2. Effecten

De herinrichting van de campings zal een effect hebben op de huidige bodemstructuur (profielverstoring, structuurwijziging). Het RUP voorziet een uitbreiding van de verharde oppervlakte, maar ook in een vermindering in densiteit (ongeveer een halvering van de huidige densiteit). Volgende uitbreidingen zullen een invloed hebben op de bodem:

- de mogelijke uitbreiding van de oppervlakte voor diensten, gemeenschapsvoorzieningen en complementaire commerciële accommodatie (van 0.8ha nu naar 1ha);

- de mogelijke uitbreiding van de oppervlakte voor parkeerterreinen (van 0.6ha nu naar 1ha).

Alle verharding die noodzakelijk is voor de ontwikkeling en inrichting van het gebied wordt tot een minimum beperkt. Bovendien moet de verharding zoveel mogelijk waterdoorlatend zijn (asfalt en grote betonplaten worden uitgesloten).

De zone voor openluchtrecreatieve verblijfsgelegenheden die niet blijven staan, wordt vergroot, maar de densiteit wordt verlaagd. Wat betreft mobiel openluchtrecreatieve verblijven is het de bedoeling om zowel de totale oppervlakte als de densiteit te verminderen. Door het verminderen van de densiteit kan de bodemstructuur op een aantal plekken herstellen.

9.2. Geluid


Het huidig geluidsniveau wordt bepaald door de aanwezige functies (verblijfsrecreatie onder vorm van (sta)caravans en tenten en verkeer in de Polderlaan). Dit geluidsniveau is zeer seizoens- en weersgebonden. Het is duidelijk hoger in de zomer en de overige vakantieperiodes dan in de winter en op gewone weekdagen.

9.2.2. Effecten

Er wordt geen substantiële wijziging verwacht in het geluidsniveau, aangezien het gaat over een alternatieve invulling van een reeds bestaande camping. Meer nog, aangezien het RUP een zone voorziet voor vaste bebouwing, mag men zelfs verwachten dat het geluid gedeeltelijk zal afnemen, omdat een aantal activiteiten zich binnen de nieuwe gebouwen zullen afspelen, wat een betere akoestische bescherming betekent dan caravans en tenten.

De geluidsgenererende activiteiten (parking, cafetaria) worden voorzien direct achter de woningen van de Polderlaan. Dit is dezelfde locatie als vandaag, zodat geen wijziging te verwachten valt. Het scenario waarbij de vaste bebouwing zou aansluiten bij de woningen van de Polderlaan en de gemeenschappelijke zone zou opschuiven richting ecogolf, zou op dat vlak wel een beperkte (maar periodieke) geluidsvermindering betekenen t.o.v. de huidige situatie.


6058/bx.sv

9.3. Water

Zie watertoets m.b.t. effecten op het natuurlijk watersysteem.

Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij ligt de zone van het RUP in een centraal gebied (geel ingekleurd). Dit betekent dat er een afvalwaterriolering aanwezig is die verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie.

Gelet op de algemeen geldende stedenbouwkundige verordening bij nieuwbouw en verbouwingen, dient het afvalwater en het hemelwater op eigen terrein volledig gescheiden te worden en moet een hemelwaterput worden voorzien. Afhankelijk van het rioleringsstelsel moet het afvalwater en het hemelwater gescheiden geloosd worden of nog gemengd op één riool.

Zoneringsplan VMM

9.4. Fauna en flora


Er bevinden zich geen biologisch waardevolle gebieden binnen de zone van het RUP. Het RUP is evenmin gelegen in Habitatrichtlijngebied of Vogelrichtlijngebied. Het vogelrichtlijngebied is wel vrij dicht gelegen.

Biologische waarderingskaart Habitatrichtlijngebied (groen) en Vogelrichtlijngebied (blauw)


6058/bx.sv

9.4.2. Effecten

De herinrichting van de bestaande campings zal geen direct of indirect effect hebben voor biologisch waardevolle gebieden en het vogelrichtlijngebied. Gezien de ligging van het plangebied (tussen stad en open ruimte) en de doelstelling (betere ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing), wordt bij de inrichting van de groene ruimtes best zoveel mogelijk rekening gehouden met:

- bodem, water en klimaat (abiotiek);

- instandhouding, respectievelijk verbetering van biotopen en soortendiversiteit;

- aanleg en ontwikkeling van diverse groenvormen en/of natuurzones;

- aanleg en ontwikkeling van groen met een hoge structuurdiversiteit: boom-, struik- en kruidlaag;

- koppeling aan de algemene zorgplicht voor het milieu: reductieplan voor bestrijdingsmiddelen en terugdringen van groenafval.

9.5. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie


Het RUP is niet gelegen in of in de directe nabijheid van een ankerplaatsen, relictzone of traditioneel landschap. Binnen de zone van het RUP bevinden zich evenmin lijn- en puntrelicten of beschermd erfgoed. Ten noorden en ten oosten van de campings (projectgebied binnen het strategisch project ‘De Sol’), grenst het plangebied van dit RUP wel aan het traditioneel landschap ‘Oostelijke Middelland’.

Ten zuiden van de zone van het RUP aan de Zeebruggelaan, waar de voormalige Evendijk uit de 12e eeuw gesitueerd was, bevinden zich twee bijzondere historische dijkrelicten in het landschap. Het gaat om halfronde dijkfragmenten, ‘vingerlingen’ genaamd en gekend als ‘De Wielen’. Ze zijn ontstaan bij overstromingen rond het jaar 1134, waarbij in de Evendijk bressen werden geslagen die door het kolkende water een wielvormig patroon gekregen hadden. Om de bressen te dichten werden na de overstromingen langs de zeezijde nieuwe stukken dijk aangelegd, vingerlingen genaamd. Landschapsatlas

9.5.2. Effecten

De herinrichting van de bestaande campings zal geen directe effecten hebben op beschermde landschappen of bouwkundig erfgoed.

Bij de inrichting van de visuele groenbuffer die direct tegen één van de Wielen voorzien is ten opzichte van de Zeebruggelaan, wordt maximaal rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van dit dijkrelict.


6058/bx.sv

9.6. Mens-mobiliteit


Het plangebied wordt vandaag voor het autoverkeer ontsloten via de Polderlaan.

9.6.2. Effecten

Gezien de vermindering van de bestaande dichtheden aan verblijven van beide campings samen, zal de mobiliteitsdruk ten opzichte van de bestaande situatie ook sterk verminderen. Vandaag zijn er geen andere paden voor voetgangers en fietsers vanaf het gebied naar de omgeving toe. Het netwerk van voetgangers- en fietsverbindingen binnen het plangebied wordt in het voorstel versterkt en uitgebouwd in relatie tot de omgeving (woongebieden, halte kusttram, zee en duinen, Zeebos enz).

9.7. Grensoverschrijdende effecten

Nihil, gezien de beperkte milieu-effecten die te verwachten zijn door dit planinitiatief en de afstand tot de lands- en gewestgrens.

9.8. Motivatie tot niet-opmaak van een Plan-MER

Onderhavig RUP is in principe van rechtswege plan-MER-plichtig (kader voor de toekenning van een vergunning voor een project uit de bijlage II van het project-m.e.r.-besluit. Er hoeft geen passende beoordeling worden opgemaakt, aangezien gen effecten te verwachten vallen op het nabijgelegen vogelrichtlijngebied. Het RUP betreft een beperkte planwijziging op lokaal niveau.

Aangezien via het RUP geen significante milieu-effecten zijn te verwachten (zie hierboven), is de opmaak van een plan-MER niet noodzakelijk.


6058/bx.sv

10. Ruimtebalans – Planbaten - Planschade

Het RUP verfijnt in principe enkele de bestaande gewestplanbestemmingen. Er worden geen afwijkende bestemmingswijzigingen doorgevoerd.

Er is bijgevolg ook geen sprake van planschade of planbaten

11. Opgave van de stedenbouwkundige voorschriften die worden opgeheven door onderhavig RUP

De voorschriften en bepalingen van het gewestplan Brugge-Oostkust (KB van 07-04-1977) wordt opgeheven bij de inwerkingtreding van onderhavig gemeentelijk RUP

- zone voor verblijfrecreatie - woonzone - woonuitbreidingsgebied

Eveneens wordt het deel van het BPA nr. 14 “Polderlaan” (MB 17/10/1986), gelegen binnen de grenzen van het RUP, opgeheven en de volgende verkavelingen bij de inwerkingtreding van onderhavig gemeentelijk RUP:

- VB 109/1 van 1 april 1987

- VB 79/2 van 22 mei 1979 en gewijzigd op 4 februari 2008

- VU 020/1 van 5 februari 1966

- VB 036/2 van 28 november 2002

- VB 055/1 van 27 oktober 1975


6058/bx.sv

Datum opgesteld te Brussel, juli 2011

Projectleider Patrick Maes, Geograaf – Ruimtelijk planner

Projectmedewerkers Wim Geeroms, Architect - Stedenbouwkundige

Simon Verledens, Architect – Ruimtelijk Planner

Philippe Marchand, Graficus

SumContact

COUPURE RECHTS 164B WATERLOOLAAN 90

B-9000 GENT B-1000 BRUSSEL

T 09 - 225 54 88 T: +32 2 512 70 11

F 09 -223 98 92 F: +32 2 512 31 90

[email protected] [email protected]

6058 - Stad Blankenberge Ruimtelijk Uitvoeringsplan nr. 14 … · 2012. 3. 20. · SumResearch /...

Documents

Transcript of 6058 - Stad Blankenberge Ruimtelijk Uitvoeringsplan nr. 14 … · 2012. 3. 20. · SumResearch /...