Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 18 Havenkwartier · Het RUP Havenkwartier is ten westen van...

21
242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05 Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 18 Havenkwartier Onderzoek tot m.e.r. Definitief Stadsbestuur Blankenberge J.F. Kennedyplein 8370 BLANKENBERGE Grontmij Vlaanderen Brugge, 18 januari 2010

Transcript of Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 18 Havenkwartier · Het RUP Havenkwartier is ten westen van...

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Gemeentelijk ruimtelijk

    uitvoeringsplan 18 Havenkwartier

    Onderzoek tot m.e.r.

    Definitief

    Stadsbestuur Blankenberge

    J.F. Kennedyplein

    8370 BLANKENBERGE

    Grontmij Vlaanderen

    Brugge, 18 januari 2010

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 2 van 21

    Verantwoording

    Titel : Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 18 Havenkwartier

    Subtitel : Onderzoek tot m.e.r.

    Projectnummer 242481

    Referentienummer : 242481_MER_CPI_05.doc

    Revisie : 05

    Datum : 18 januari 2010

    Auteur(s) : CPI

    E-mail adres : [email protected]

    Gecontroleerd door : Karel Vanackere

    Paraaf gecontroleerd : Karel Vanackere

    Goedgekeurd door : Karel Vanackere

    Paraaf goedgekeurd :

    Contact : Oostendse Steenweg 146

    B-8000 Brugge

    T +32 50 45 79 80

    F +32 50 45 79 90

    [email protected]

    www.grontmij.be

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 3 van 21

    Inhoudsopgave

    1 Inleiding ....................................................................................................................4

    1.1 Inhoud.......................................................................................................................4

    1.2 Initiatiefnemer ...........................................................................................................4

    2 Situering en beschrijving van het plangebied .............................................................5

    2.1 Fysieke bestaande toestand......................................................................................5

    2.2 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied................................................................6

    2.3 Juridisch bestaande toestand ....................................................................................7

    2.3.1 Gewestplan...............................................................................................................7

    2.3.2 Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge .........................................................7

    2.3.3 BPA ..........................................................................................................................8

    2.4 Doelstellingen van de opmaak van RUP 18 ‘Havenkwartier’ ......................................9

    3 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege ...................................................................10

    3.1 Project-m.e.r.-plicht .................................................................................................10

    3.2 Noodzaak tot passende beoordeling........................................................................10

    3.2.1 Speciale beschermingszones ..................................................................................10

    3.2.2 Aard van het plan ....................................................................................................11

    3.3 Conclusie ................................................................................................................11

    4 Scoping milieu-effecten ...........................................................................................12

    4.1 Aard van het plan ....................................................................................................12

    4.2 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden.....................................................12

    4.2.1 VEN-gebieden.........................................................................................................13

    4.2.2 Ramsar-gebieden....................................................................................................13

    4.2.3 Beschermde duingebieden......................................................................................13

    4.2.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen.............................................13

    4.2.5 Onroerend Erfgoed..................................................................................................13

    4.2.6 Waterwingebieden...................................................................................................14

    4.3 Kwetsbaarheid plangebied ......................................................................................15

    4.3.1 Overstromingsgebieden ..........................................................................................15

    4.3.2 Infiltratiegevoeligheid en grondwaterstromingsgevoeligheid van de bodem .............16

    4.3.3 Bodem ....................................................................................................................18

    4.3.4 Biologische waarderingskaart ..................................................................................18

    4.3.5 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones..........................................18

    4.3.6 Inventaris bouwkundig erfgoed................................................................................18

    4.3.7 Centrale Archeologische Inventaris .........................................................................19

    4.3.8 Landbouwtyperingskaarten......................................................................................19

    4.3.9 Herbevestigd agrarisch gebied ................................................................................19

    4.3.10 Stiltegebieden .........................................................................................................19

    4.4 Conclusie ................................................................................................................19

    5 Eindconclusie..........................................................................................................21

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 4 van 21

    1 Inleiding

    1.1 Inhoud

    Met de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008 is er meer

    duidelijkheid geschapen omtrent de integratie van milieueffectenrapportage (m.e.r.) in het plan-

    proces van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP).

    Vanaf 1 juni 2008 dient er bij de opmaak van RUP’s formeel rekening gehouden te worden met

    het onderzoek van milieueffecten die de realisatie van de bestemmingen in dit RUP kunnen te-

    weegbrengen. In de praktijk betekent dit dat voor elk RUP minimaal een ‘onderzoek tot m.e.r.’

    dient uitgevoerd te worden.

    De resultaten van het ‘onderzoek tot m.e.r.’ geven aan of de opmaak van een planMER al dan

    niet noodzakelijk is. Bijkomend worden de resultaten aangewend om de ruimtelijke keuzes die

    in het RUP ‘Havenkwartier’ gemaakt worden inhoudelijk te versterken en te onderbouwen.

    Het document is opgebouwd uit volgende stappen:

    • Situering en beschrijving van het plangebied en de ruimtelijke doelstellingen (ruimtelijk en juridisch-beleidsmatig);

    • Aftoetsing plan-MER-plicht van rechtswege

    ° Project-m.e.r.-plicht expliciet aftoetsen d.m.v. mogelijk relevante rubrieken uit bijlagen 1 en 2;

    ° Noodzaak passende beoordeling aftoetsen:

    − Gelegen in of in de nabijheid van speciale beschermingszones?

    − Aard plan: mate van verstoring, versnippering,…; Indien één van beide van toepassing is, is een plan-MER vereist.

    • Scoping milieueffecten: eerste ruwe screening van de kwetsbaarheid van de omgeving en de aard van de milieu-impact van het ruimtelijk uitvoeringsplan. De scoping biedt volgende

    antwoorden:

    ° Is de opmaak van een PlanMER toch noodzakelijk?

    ° Zijn er een bepaalde relevante milieudisciplines die verder uitgewerkt dienen te worden?

    • Indien noodzakelijk, diepgaander onderzoek van de relevante milieudiscipline(s) zoals vast-gesteld in de scoping;

    • Eindconclusie 1.2 Initiatiefnemer

    Stadsbestuur Blankenberge

    J.F. Kennedyplein 1, 8370 Blankenberge

    T: 050 42 99 42

    F: 050 42 90 29

    e-mail: [email protected]

    website: http://www.blankenberge.be/

  • Situering en beschrijving van het plangebied

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 5 van 21

    2 Situering en beschrijving van het plange-

    bied

    2.1 Fysieke bestaande toestand

    Het RUP Havenkwartier is ten westen van het centrum van Blankenberge gelegen, ten noorden

    van de Koninklijke laan (N34), naast het Leopoldpark. Het plangebied omvat drie deelplannen

    die allen gelegen zijn rondom de jachthaven.

    Topografische kaart met afbakening plangebied (Bron: AGIV)

    Het westelijke deelgebied (ca 3,46 ha) betreft de zone ten zuiden van de vaargeul tussen de N

    34, het Bevrijdingsplein en de Wenduinse Steenweg. Het betreft hoofdzakelijk bedrijven die ge-relateerd zijn aan de jachthaven.Het centrale deelgebied (ca 0,64 ha) heeft de vorm van een

    klein kunstmatig schiereilandje, gelegen op het einde van de vaargeul landinwaarts, dat dienst

    doet als golfbreker voor de achterliggende jachthaven. Binnen de totale oppervlakte van de plandeel is ook 1/3 water inbegrepen. Het oostelijke deelgebied (ca 1,15 ha) tenslotte is even-

    eens een kunstmatig schiereiland dat de jachthaven in 2 afzonderlijke delen scheidt. De volledi-

    ge oppervlakte fungeert als private parking, met uitzondering de gebouwen waarin een jacht-

    club actief is.

    Foto weselijk deelgebied

    Foto centraal deelgebied

    Foto oostelijk deelgebied

  • Situering en beschrijving van het plangebied

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 6 van 21

    2.2 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied

    Luchtfoto met afbakening plangebied (bron: Agiv)

    In het westelijke deelgebied zijn hoofdzakelijk bedrijven gevestigd, gebonden aan de zeevaart.

    Grote oppervlaktes worden ook ingenomen voor het bovengronds stallen van pleziervaartuigen.

    Op het einde van de Wenduine Steenweg (althans voor gemotoriseerd verkeer) is het restau-

    rant ‘Oesterput’ gevestigd. Het westelijke, eerder drassige deel van dit deelgebied is momenteel

    nog braak. In de hoek van het Bevrijdingsplein met de Wenduine Steenweg staan drie voorma-

    lige woningen voor sasmeesters die zijn opgenomen in het Vlaams Onroerend Erfgoed. Ze zijn

    gebouwd in de jaren1860-1870 als één groot gebouw in neoclassicistische stijl. Dit deel van het

    plangebied is voor gemotoriseerd verkeer enkel toegankelijk via een de inrit van de N34.

    Het relatieve, kleine, centrale deelgebied is niet bebouwd. Het fungeert momenteel enkel als

    golfslagbreker en occasionele parkeerplaats. Deze afgesloten zone is enkel bereikbaar via het

    Bevrijdingsplein.

    Het oostelijke deelgebied doet dienst als private parking. De ingang is gelegen langsheen de

    Waterkasteellaan (N34). Aan de noordelijke rand van de parking bevinden zich de gebouwen

    van een jachtclub (Royal Scarphout Yachtclub Blankenberge).

  • Situering en beschrijving van het plangebied

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 7 van 21

    2.3 Juridisch bestaande toestand

    2.3.1 Gewestplan

    De planologische context in het plangebied wordt gevormd door het gewestplan Brugge-

    Oostkust (K.B. van 07.04.1977). Het plangebied is binnen de gewestplanbestemming deels be-

    stemd als parkgebied, bestaande waterlopen en gebied voor openbaar nut en gemeenschaps-

    voorzieningen.

    Afbakening plangebied binnen gewestplan Brugge-Oostkust

    2.3.2 Afbakening kleinstedelijk gebied Blankenberge

    Op 28 februari 2008 heeft de provincieraad van de provincie West-Vlaanderen de afbakening

    van het kleinstedelijk gebied Blankenberge definitief vastgesteld. Deze afbakening is bekrach-

    tigd bij MB van 11 juni 2008.

    De jachthaven van Blankenberge ligt binnen de afbakeningslijn en wordt in de visie van het

    kleinstedelijk gebied als een stedelijk project gezien.

    Afbakening plangebied binnen gewestplan Brugge-Oostkust

  • Situering en beschrijving van het plangebied

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 8 van 21

    2.3.3 BPA

    Het RUP valt onder het BPA nr 18 Havenkwartier (MB van 23 juni 2004). Binnen het BPA wordt

    het plangebied van het RUP bestemd met volgende zones:

    � zone 1a met als hoofdbestemming jachthavengebonden activiteiten en nevenbe-

    stemming wonen

    � zone 1c: met als hoofdbestemming jachthavengebonden activiteiten.

    � zone 2: met als hoofdbestemming jachthavengebonden activiteiten en parkings

    � zone 3: met als hoofdbestemming winterberging boten en parking voor mecha-

    nisch vervoer

    � zone 6: met als hoofdbestemming waterwegen en jachthavengebonden activitei-

    ten

    � zone 7: met als hoofdbestemming parking, jachthavengebonden activiteiten,

    openbare wegenis en bijhorende ruimte en openbaar groen, speeltuinen, dienst-

    wegen en voetgangerswegenis.

    Afbakening plangebied binnen BPA nr.18 Havenkwartier

  • Situering en beschrijving van het plangebied

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 9 van 21

    2.4 Doelstellingen van de opmaak van RUP 18 ‘Havenkwartier’

    De knelpunten die zich voordoen binnen het gebied situeren zich vooral op het niveau van de

    toepassing van de stedenbouwkundige voorschriften van het vigerend BPA binnen de deelzo-

    nes die in het RUP zijn opgenomen.

    Voor de Yachtclub dienen specifieke ontwikkelingsperspectieven te worden opgenomen zonder

    dat bouwvolumes kunnen worden gerealiseerd die het huidig gabariet overschrijden. De moge-

    lijkheid moet tevens bestaan om indien nodig een deel van deze zone om te zetten naar water.

    Voor het verder operationaliseren van de jachthaven en in het kader van de langdurige conces-

    sieovereenkomst met MDK is het noodzakelijk om in het middelste plandeel een uitbreiding van

    de landtong te kunnen realiseren met de mogelijkheid tot horecavoorzieningen. De uitbreiding

    van deze landtong is noodzakelijk in het kader van zijn zeewerende functie en om het dichtslib-

    ben van de havengeul tegen te gaan.

    In het gedeelte voor jachthavengebonden activiteiten moeten de randvoorwaarden worden

    vastgelegd zodat de beheerder van de terreinen kan optimaliseren en de interne schikking kan

    verbeteren. Bij het vastleggen van deze randvoorwaarden wordt enerzijds uitgegaan van het

    vigerend kader, anderzijds van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. Alle terreinen zijn op van-

    daag in gebruik. Een herschikking van het gebruik kan bijdragen tot een meer efficiënt grond-

    gebruik en kan ervoor zorgen dat geen andere terreinen in de omgeving moeten worden aan-

    gesneden.

    Het meer efficiënt grondgebruik wordt gekoppeld aan een betere landschappelijke integratie die

    niet meer op het niveau van de individuele percelen wordt opgelegd maar op het niveau van de

    totaliteit van de zone waardoor de overgang naar de duinen kan gemilderd worden. Het deel

    braakliggend stuk grond op de grens van het gebied zal hierbij geïntegreerd worden in de site

    die in gebruik is door de maritiem gebonden jeugdvereniging.

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 10 van 21

    3 Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

    3.1 Project-m.e.r.-plicht

    De project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering hou-

    dende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectenrapporta-

    ge, meer bepaald bijlagen 1 en 2 De activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd wor-den vallen hier niet onder. Uit nazicht van bijlage 1 blijkt dat de gewenste activiteiten, binnen het verwachte planologisch kader van het RUP, geen betrekking hebben op:

    • aanleg van waterwegen of havens voor de binnenscheepvaart voor schepen van meer dan 1.350 ton.

    • zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten de havens gelegen pieren voor lossen en laden die schepen van meer dan 1.350 ton kunnen ontvangen

    • wijzigingen of uitbreiding van bovenstaande projecten, waarbij die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot het overschrijden van de drempelwaarden.

    Uit nazicht van bijlage 2 ‘Toerisme en recreatie-jachthavens’, blijkt dat de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd worden:

    • geen betrekking hebben op de aanleg van 250 of meer vaste ligplaatsen,

    • geen betrekking hebben op de aanleg van 100 of meer vaste ligplaatsen in of met een bete-kenisvolle invloed op een bijzonder beschermd gebied.

    • geen wijzigingen of uitbreiding van bovenstaande projecten omvatten, waarbij die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot het overschrijden van de drempelwaarden.

    3.2 Noodzaak tot passende beoordeling

    3.2.1 Speciale beschermingszones

    Er zijn geen vogelrichtlijngebieden of habitatrichtlijngebieden binnen het plangebied. Ten noor-

    den van het westlijke deelgebied, binnen de duinstrook, is er wel een zone opgenomen met ha-

    bitatrichtlijnen.

    Afbakening plangebied binnen habitatrichlijngebieden.

  • Aftoetsing m.e.r.-plicht van rechtswege

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 11 van 21

    3.2.2 Aard van het plan

    Het plan zal gezien de geringe oppervlakte en de aard van de activiteiten (jachthavengebonden

    activiteiten) geen verstorend effect hebben op het nabijgelegen richtlijngebied. De nieuwe voor-

    schriften zullen daarbij, met betrekking tot eventuele nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden,

    slechts in beperkte mate afwijken van deze die in het huidige vigerende BPA beschreven staan.

    Reeds vinden we een bestaande groenzone, gelegen buiten het plangebied, die beide zones

    ruimtelijk van elkaar scheidt.

    Het RUP ordent een zone van 3 deelgebieden aansluitend bij de bestaande havenomgeving en

    waardoor in dit opzicht geen sprake kan zijn van een versnipperend effect.

    3.3 Conclusie

    De opmaak van een planMER wordt niet noodzakelijk geacht vanuit de project-m.e.r. plicht of

    de noodzaak tot een passende beoordeling.

  • 242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 12 van 21

    4 Scoping milieu-effecten

    4.1 Aard van het plan

    De uitgangspunten van het RUP bestaan erin de potenties van de deelzones binnen de jacht-haven te optimaliseren zonder de draagkracht van het gebied te overschrijden. Het RUP wordt opgemaakt om de stedenbouwkundige voorschriften voor een drietal deelzones binnen het vigerend BPA bij te sturen in functie van het verfijnen van de ontwikkelingsperspec-tieven. Het onderscheid tussen de deelzones binnen de jachthavengebonden bedrijvigheid is niet meer relevant. Het RUP bevat geen bijkomende afwijkingen van het gewestplan ten opzichte van het vigeren-de BPA. Het Vigerend BPA wijkt deels af van het gewestplan met betrekking tot de bestemming parkgebied waar jachthavengebonden activiteiten zijn toegelaten, van de bestemming bestaan-de waterlopen waar de contour van de waterpartijen niet in overeenstemming is met de ge-westplancontour en van de bestemming gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut waar tevens jachthavengebonden activiteiten zijn toegelaten.

    4.2 Voorkomen van bijzonder beschermde gebieden

    In het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage wordt aangegeven wat er verstaan wordt onder ‘bijzonder beschermde gebieden’:

    • de speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betref-fende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

    • gebieden aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;

    • beschermde duingebieden of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aange-geven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescher-ming van de kustduinen;

    • natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;

    • bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aange-wezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimte-lijke ordening;

    • beschermde landschappen, stads- of dorpsgezichten, monumenten of archeologische zo-nes;

    • waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;

    • het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffen-de het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;

    • een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.

    Aangezien het voorkomen van deze bijzonder beschermde gebieden vaak een bepalende rol

    speelt in functie van het bepalen van de project-m.e.r.-plicht en gezien deze gebieden als bij-

    zondere beschermde gebieden worden beschouwd omdat ze een hoge waarde en/of kwets-

    baarheid vanuit milieuoogpunt hebben, geeft het voorkomen ervan een goede indicatie van ge-

    voeligheid van het plangebied voor het mogelijk optreden van milieueffecten. Deze elementen

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 13 van 21

    worden daarom nu voor het plangebied van het RUP ‘Havenkwartier’ onderzocht. In een verde-

    re stap wordt dan nagegaan of – rekening houdende met de aard van het plan – een (aanzien-

    lijk) milieueffect ten aanzien van deze gebieden kan optreden en hoe dit kan voorkomen wor-

    den.

    4.2.1 VEN-gebieden

    Geen VEN-gebieden binnen het plangebied. Ten noorden van het westelijk deelgebied, meer-bepaald samenvallend met de duinstrook, is er een zone geselecteerd als grote eenheid natuur.

    De zone is een tiental meter verwijderd van de plangrens.

    Afbakening plangebied binnen Vlaams Ecologisch Netwerk

    4.2.2 Ramsar-gebieden

    Geen RAMSAR-gebieden in of in de nabijheid van het plangebied.

    4.2.3 Beschermde duingebieden

    Geen beschermde duingebieden binnen of in de onmiddellijke omgeving van het plangebied.

    4.2.4 ‘Ecologische’ gebieden volgens bestemmingsplannen

    In het plangebied zijn er geen natuurgebieden, bosgebieden valleigebieden, brongebieden,

    landschappelijk waardevol gebied of agrarische gebieden met ecologisch belang gelegen vol-

    gens het vigerende gewestplan.

    4.2.5 Onroerend Erfgoed

    In het plangebied is er 1 site gelegen die opgenomen is door het Vlaams Instituut voor Onroe-

    rend Erfgoed: Wenduinse Steenweg nrs. 2-3-4.

    Drie voormalige woningen voor sasmeesters, gebouwd in de jaren1860-1870 als één groot ge-

    bouw in neoclassicistische stijl. Gelegen vlakbij het Bevrijdingsplein, ten westen van de vroege-

    re plaats van de sasbrug tussen de havengeul en de spuikom. Vrijstaand gebouw van zeven

    traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak, gekenmerkt door een centraal risaliet

    met driehoekig fronton. De gevels van de verschillende huisjes zijn gescheiden door geblokte

    pilasters. Rondbogige, omlijste muuropeningen; ronde oculus in het fronton. Eenvoudig schrijn-

    werk met T-indeling.

    Kadasterarchief West-Vlaanderen, mutatieschetsen 207, 1873/ schets 16.

    Beschermingsbesluit: 4 december 2003

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 14 van 21

    Omtrent deze gebouwen, opgenomen in de inventaris van Vlaams Instituut voor Onroerend Erf-

    goed, ware het aangewezen om in de stedenbouwkundige voorschriften aan te geven hoe met

    de waardevolle elementen van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elemen-

    ten een duurzame toekomst kunnen krijgen.

    4.2.6 Waterwingebieden

    Het plangebied is niet gelegen in of nabij een oppervlaktewaterwingebied of een beschermings-

    zone voor grondwaterwinning.

    Van de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP zullen kunnen gerealiseerd

    worden, wordt niet verwacht dat ze een significante impact zullen hebben op het grondwater

    (ondanks het zeer kwetsbare aanwezige grondwater en de sterke grondwaterstromingsgevoe-

    ligheid (type 1)). Er worden immers geen structurele wijzigingen in de bodem voorzien en het

    reliëf van het gebied zal worden gerespecteerd. Rekening houdend met de aard van de geplan-

    de activiteiten worden geen structurele ondergrondse constructies gepland die zouden aanlei-

    ding kunnen geven tot verstoringen in de grondwaterstromen.

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 15 van 21

    4.3 Kwetsbaarheid plangebied

    De aanwezigheid van bijzonder beschermde gebieden geeft weliswaar een idee van belangrijke

    te beschermen waarden, maar geeft vaak onvoldoende de kwetsbaarheid van een gebied weer.

    De kwetsbaarheid van een gebied is echter in belangrijke mate bepalend voor de te verwachten

    milieueffecten. Een gedetailleerde beschrijving van de kenmerken van het plangebied is in dit

    stadium van het onderzoek niet zinvol. Daarom wordt de kwetsbaarheid van het plangebied ge-

    karakteriseerd aan de hand van beschikbaar kaartmateriaal, dat een ruwe indicatie hiervan

    weergeeft.

    Aangezien dit een eerder ruwe werkwijze is die de specifieke eigenheid van het gebied slechts

    beperkt in rekening brengt, wordt er uitgegaan van het voorzorgsbeginsel op dit vlak. Dit bete-

    kent dat – als er twijfel is over de kwetsbaarheid van – er wordt uitgegaan van een ‘worst case’

    inschatting van de kwetsbaarheid.

    Om de kwetsbaarheid in kaart te brengen raadplegen we volgend kaartmateriaal:

    • Recent overstroomde gebieden en waterlopenkaart;

    • Gebieden met een zeer slechte drainage en/of een bijzondere gevoeligheid (zeer natte gron-den - drainageklasse f, g of i volgens de bodemkaart – en veen- en poelgronden);

    • Waardevolle of zeer waardevolle gebieden volgens de Biologische Waarderingskaart;

    • Relictzones en ankerplaatsen volgens de landschapsatlas – eventueel aangevuld met in-formatie uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed en de centraal archeologische inven-

    taris (CAI);

    • Stiltegebieden;

    • Woonconcentraties (volgens topografische kaarten, gewestplan);

    • Landbouwgronden met een hoge of zeer hoge waardering volgens de landbouwtyperings-kaart;

    • Landbouwgronden gelegen binnen de herbevestigde agrarische gebieden.

    Rekening houdend met de aard van het planelement, de aanwezige en geplande ontwikkelin-

    gen in de omgeving en de aard van/afstand tot kwetsbare gebieden, wordt het risico op milieu-

    effecten beoordeeld en de gewenste diepgang per milieudiscipline vastgesteld.

    4.3.1 Overstromingsgebieden

    Afbakening plangebied binnen NOG-overstromingsgebieden (Bron: Agiv)

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 16 van 21

    Gezien de deelgebied in rechtstreekse verbinding staan met de Noordzee, worden deze in de

    NOG-kaarten (van nature uit overstroombare gebieden) opgenomen als ‘overstroombaar ge-

    bied vanuit de zee’ (zeepolder). Echter vinden we geen risicozones in het plangebied of in de

    nabijheid ervan. Ook vinden we geen recent overstroomde zones binnen het plangebied en/of

    in de nabije omgeving.

    4.3.2 Infiltratiegevoeligheid en grondwaterstromingsgevoeligheid van de bodem

    Afbakening plangebied infiltratiegevoelige bodems (Bron: Agiv)

    Binnen de plangrenzen zijn geen infiltratiegevoelige bodems aanwezig. Het plangebied is wel

    volledig gelegen binnen een zeer grondwaterstromingsgevoelig gebied type I. Dit betekent dat

    bij werken waarbij structureel wordt ingegrepen in de ondergrond de nodige maatregelen moe-

    ten worden getroffen. In het bijzonder bij bemaling en/of eventuele uitbreiding/inkrimping van

    het wateroppervlak van de jachthaven zullen de nodige milderende maatregelen dienen gekop-

    peld te worden aan de uitvoering van de werken. Deze kunnen bestaan uit het gebruik van re-

    tourbemaling, het inperken van de invloed op de grondwaterstroming door het gebruik van

    damplanken op voldoende diepte en/of waterdichte beschoeiingen.

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 17 van 21

    Afbakening plangebied binnen grondwaterstromingsgevoelige gebieden (Bron: Agiv)

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 18 van 21

    4.3.3 Bodem

    We merken op dat het volledige plangebied, inclusief de onmiddellijke omgeving behoort tot de

    kern van Blankenberge, dat een antropogene bodemsoort omschrijft. Er zijn dus verder geen

    gegevens bekend qua textuur, drainage of profielontwikkeling.

    Afbakening plangebied binnen de bodemkaart (Bron: Agiv)

    Voor het bedrijf North Sea Boating bestaat een beschrijvend bodemonderzoek onder dossier

    nummer 6674 bij OVAM. In de rest van het plangebeid zijn geen verontreinigingen gekend.

    4.3.4 Biologische waarderingskaart

    Binnen het plangebied zijn geen biologisch waardevolle percelen aanwezig. Wel wordt de eer-

    der beschreven duinzone, die tevens tot het Ven behoort omschreven als biologisch zeer waar-

    devol

    4.3.5 Landschap: aanwezigheid ankerplaatsen en relictzones

    Uit de Landschapsatlas blijkt dat binnen het plangebied geen onderdelen aanwezig zijn die be-

    horen tot een ankerplaats of relictzone of lijnrelict. In de nabije omgeving, ten noordwesten van

    het plangebied vinden we de Uitkerkse polder als ankerplaats (= duingebied inclusief strandzo-

    ne), en ten noordoosten de (hoog)bebouwde kustlijn die samen met de binnenkern van Blan-

    kenberge als kern geselecteerd is. De wijzigingen die in het plan voorgedragen worden zijn be-

    doeld om de organisatie van de westelijke zone op een meer ordelijke en meer hoogwaardige

    manier, zowel architecturaal als landschappelijk, te organiseren. Deze organisatie zal de omge-

    ving ten goede komen en de overgang naar het duingebied milderen. Het plan beoogt een bete-

    re integratie van het gebied binnen de globale context van de omgeving. Deze garanties zijn

    iets minder ingebouwd in het vigerend plan.

    4.3.6 Inventaris bouwkundig erfgoed

    De site binnen het plangebied, die opgenomen is door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erf-

    goed (Wenduinse Steenweg nrs. 2-3-4) werd eerder beschreven onder 4.2.5. Onroerend Erf-

    goed. De mogelijkheden die in het RUP worden voorzien dragen bij tot het behoud en de revita-

    lisering van het beschermd erfgoed en zorgen ervoor dat de contextwaarde minstens behouden

    blijft. Door de mogelijkheden voor functieverbreding worden bijkomende garanties ingebouwd

    voor het behoud en de contextuele integratie van het onroerend erfgoed.

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 19 van 21

    4.3.7 Centrale Archeologische Inventaris

    Uit de centrale archeologische inventaris (CAI) blijkt dat binnen het plangebied zelf geen poten-

    ties zijn voor archeologische vondsten. De dichtstbijzijnde plaats waar archeologische relicten

    kunnen voorkomen ligt midden in de haven, meer bepaald, de waterzone waar de boten aan-

    gemeerd liggen. In dit opzicht hoeft er dus geen noemenswaardige aandacht gevestigd worden

    binnen de grenzen van het plangebied.

    Bij werken aan de kaaien en/of havenhoofden zal de nodige aandacht uitgaan naar archeolo-

    gisch onderzoek dat simultaan met de werken kan uitgevoerd worden rekening houdend met de

    specifieke havensituatie.

    Afbakening plangebied binnen de centrale archeologische inventaris (Bron: Agiv)

    4.3.8 Landbouwtyperingskaarten

    Niet van toepassing

    4.3.9 Herbevestigd agrarisch gebied

    Niet van toepassing

    4.3.10 Stiltegebieden

    Wanneer we de website www.lne.be nakijken, merken we dat het plangebied, noch de gemeen-

    te Blankenberge vermeld wordt als onderdeel van een potentieel stiltegebied.

    4.4 Conclusie

    Het plangebied vertoont geen uitzonderlijke kwetsbaarheden die mogelijk onderhevig kunnen

    zijn aan aanzienlijke milieueffecten. Een verdere disciplinegewijze uitwerking heeft bijgevolg

    geen toegevoegde waarde.

    Wel komen uit deze scoping een aantal aandachtspunten naar voor om mee te nemen bij de

    verdere uitwerking van het RUP 18 Havenkwartier:

  • Scoping milieu-effecten

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 20 van 21

    • Vlaams Ecologisch Netwerk: ten noorden van het westelijk deelgebied, meerbepaald sa-menvallend met de duinstrook, is er een zone geselecteerd als grote eenheid natuur. De zo-

    ne is een tiental meter verwijderd van de plangrens. Ondanks een bestaande brede buffer-

    strook zal binnen de voorschriften, van het meest westelijke deelgebied, bijzondere aan-

    dacht geschonken worden naar het verplicht inpassen van groeninrichtingen en groenstruc-

    turen. Deze deelzone dient dermate ingevuld te worden zodoende een evenwicht ontstaat

    tussen jachthavengebonden activiteiten en kustbeleving met groene omkadering waarbij

    specifieke kustbeplanting typerend is.

    • Inventaris Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed: aangeven hoe omgegaan dient te wor-den met gebouwen opgenomen in de inventaris van het onroerend erfgoed. Hierbij dient in

    de stedenbouwkundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle ele-

    menten van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duur-

    zame toekomst kunnen krijgen.

    • Hoge gevoeligheid voor grondwaterstroming: aangeven dat bij het uitvoeren van werken die de bodem structureel wijzigen de nodige maatregelen dienen te worden genomen om aan-

    tasting van de globale waterhuishouding te voorkomen.

  • Eindconclusie

    242481_MER_CPI_05.doc, revisie 05

    Pagina 21 van 21

    5 Eindconclusie

    Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP 18 Havenkwartier zullen

    kunnen gerealiseerd worden is er van rechtswege geen planMER-plicht.

    Er zijn ook geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten want:

    • De impact van de bestemmingswijzigingen en de activiteiten die in dit planologisch kader kunnen worden gerealiseerd hebben slechts een beperkte potentiële impact op de milieuef-

    fecten;

    • Er zijn geen beschermingen in het plangebied aanwezig die bijzondere aandacht vergen;

    • Er zijn geen bijzondere kwetsbaarheden die de te verwachten milieu-impact zwaarder zullen doen doorwegen.

    Er dient bijgevolg geen planMER opgemaakt te worden voor het RUP 18 Havenkwartier.

    Wel dienen een aantal aandachtspunten meegenomen te worden de verdere uitwerking van het

    RUP 18 Havenkwartier:

    • Vlaams Ecologisch Netwerk: ten noorden van het westelijk deelgebied, meerbepaald sa-menvallend met de duinstrook, is er een zone geselecteerd als grote eenheid natuur en ha-

    bitatrichtlijngebied. De zone is een tiental meter verwijderd van de plangrens. Ondanks een

    bestaande brede bufferstrook zal binnen de voorschriften, van het meest westelijke deelge-

    bied, bijzondere aandacht geschonken worden naar het verplicht inpassen van groeninrich-

    tingen en groenstructuren. Deze deelzone dient zo ingevuld te worden dat een evenwicht

    ontstaat tussen jachthavengebonden activiteiten en kustbeleving met groene omkadering

    waarbij specifieke kustbeplanting typerend is.

    • Inventaris Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed: aangeven hoe omgegaan dient te wor-den met gebouwen opgenomen in de inventaris van het onroerend erfgoed. Hierbij dient in

    de stedenbouwkundige voorschriften aangegeven te worden hoe met de waardevolle ele-

    menten van deze gebouwen dient omgegaan te worden, opdat deze elementen een duur-

    zame toekomst kunnen krijgen.

    • Hoge gevoeligheid voor grondwaterstroming: aangeven dat bij het uitvoeren van werken die de bodem structureel wijzigen de nodige maatregelen dienen te worden genomen om aan-

    tasting van de globale waterhuishouding te voorkomen.