carina-naehmaschinen.com€¦ · 021V470704(C)( ) Nov/10 CARINA classic(8370) ’@8;
Blankenberge RUP 9 Centrum - GISWest€¦ · 8370 BLANKENBERGE Brugge, maart 2009 ....
Transcript of Blankenberge RUP 9 Centrum - GISWest€¦ · 8370 BLANKENBERGE Brugge, maart 2009 ....
Blankenberge RUP 9 Centrum
Bijgaand bij het besluit van Deputatie van de Provincie West-Vlaanderen houdende de gedeeltelijke goedkeu-ring van het gemeentelijk ruimtelijk uitveringsplan 9 ‘Centrum’ (Blankenberge) Goedkeuringsbeslissing met ref.:RP/DEP/09/274, Brugge, 13 augustus 2009 De provinciegriffier, De Gouverneur-voorzitter, (Get.) Hilaire Ost (Get.) Paul Breyne
Stadsbestuur Blankenberge J. F. Kennedyplein 8370 BLANKENBERGE
Brugge, maart 2009
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 2 van 4
Verantwoording
Titel : Blankenberge
RUP 9 Centrum
Gezien en voorgesteld door de gemeenteraad in vergadering van 09/09/2008, op bevel, De secretaris, De Voorzitter,
P. Verheyden. Ph. Konings.
Projectnummer : 215679
Documentnummer : RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc
Revisie : 9
Datum : Maart 2009
P:\215679\5_Gra\GIS\Oplevering\RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc
Het College van Burgemeester en Schepenen verklaart dat onderhavig RUP voor iedereen ter inzage heeft gelegen van 7/10/2008 tot 5/12/2008, namens het College. op bevel, De secretaris, Voor De Burgemeester,
P. Verheyden, P. De Klerck.
Auteur(s) : KVA/LCR
e-mail adres : [email protected]
Gecontroleerd : Karel Vanackere
Paraaf gecontroleerd :
Goedgekeurd : Karel Vanackere
Paraaf goedgekeurd :
Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in vergadering van 21/04/2009, op bevel, De secretaris. De Voorzitter,
P. Verheyden. Ph. Konings.
Contact :
T +32 50 45 79 80 F +32 50 45 79 90 E [email protected]
Verantwoordelijk Ruimtelijk Planner: Arch. Karel Vanackere
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 3 van 4
Inhoudsopgave
1 Toelichtingnota................................................................. 4
1.1 Algemene situering van het RUP ..................................... 4
1.1.1 Ligging van het RUP........................................................ 4
1.1.2 Ruimtelijke context van het plangebied ........................... 5
1.1.3 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied (zie ook plan
bestaande toestand)........................................................... 6
1.2 Ruimtelijke knelpunten en potenties ................................ 7
1.2.1 Knelpunten ....................................................................... 7
1.2.2 Potenties ........................................................................... 7
1.3 Situering van het RUP binnen de planningscontext ......... 8
1.3.1 Gewestplan ....................................................................... 8
1.3.2 Gemeentelijke ruimtelijk structuurplan............................ 8
1.3.3 BPA’s ............................................................................. 15
1.3.4 Verkavelingen................................................................. 15
1.3.5 Monumenten en landschappen ....................................... 15
1.4 Visievorming .................................................................. 16
1.4.1 Motivatie tot herziening – vervanging van het BPA door
een RUP.......................................................................... 16
1.4.2 Uitgangspunten van het RUP ......................................... 16
1.4.3 Vertaling in het RUP ...................................................... 23
1.5 Afwijkingen ten opzichte van het gewestplan................ 25
1.6 Watertoets....................................................................... 25
1.7 Voorschriften die bij de goedkeuring van het plan worden
opgegeven....................................................................... 26
1.8 Ruimtebalans .................................................................. 26
1.9 Plenaire vergadering....................................................... 26
1.10 Openbaar onderzoek ....................................................... 26
2 Verordenend deel ............................................................ 27
2.1 Stedenbouwkundige voorschriften.................................. 27
2.1.1 Algemene bepalingen .................................................... 27
2.1.2 Centrumgebied .............................................................. 32
2.1.3 Gemeenschapsvoorzieningen ....................................... 37
2.1.4 Groene zone ................................................................... 40
2.1.5 Openbaar domein ......................................................... 41
3 Bijlagen........................................................................... 42
3.1 Verslag plenaire vergadering van 7 maart 2008 ............. 42
3.2 Advies dienst ruimtelijke planning provincie West-
Vlaanderen ...................................................................... 42
3.3 Advies agentschap R-O West-Vlaanderen – onroerend
erfgoed ............................................................................ 42
3.4 Advies LNE - beleid ....................................................... 42
3.5 Advies LNE dienst veiligheidsrapportering.................... 42
3.6 Advies Wegen en verkeer West-Vlaanderen .................. 42
3.7 Advies Gecoro van 21 februari 2008.............................. 42
3.8 Advies agentschap RO-Vlaanderen van 27 november 2008
........................................................................................ 42
3.9 Advies deputatie West-Vlaanderen van 27 november 2008
........................................................................................ 42
3.10 Advies Gecoro van 4 februari 2009................................ 42
3.11 Lijst met fiches inventaris onroerend erfgoed ................ 42
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 4 van 4
1 Toelichtingnota
1.1 Algemene situering van het RUP
1.1.1 Ligging van het RUP
Het RUP nr. 9 Centrum ligt centraal in Blankenberge, zoals de naam
al laat vermoeden. Het plangebied ligt tussen de De Smet De Naey-
erlaan en de Zeedijk. In de directe omgeving bevinden zich in het
westen de grote markt, in het oosten het casino en in het zuiden het
station. De omgeving wordt gekenmerkt door een verweving van
wonen, handel, horeca en dienstverlening en maakt deel uit van het
commerciële centrum.
Figuur 1 Ligging van het RUP
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 5 van 4
1.1.2 Ruimtelijke context van het plangebied
Het RUP wordt begrensd door:
- in het westen: de Weststraat;
- in het noorden door de Breydelstraat, Bakkerstraat en Vis-
serstraat;
- in het oosten door de Kerkstraat;
- in het zuiden door de De Smet - De Naeyerlaan.
Het plangebied grenst in het westen aan de Weststraat. De overkant
van deze straat bestaat uit 5 bouwblokken van gesloten bebouwing
met een gemiddelde hoogte van 3 bouwlagen en plat dak. Richting
station overweegt de woonfunctie met tussenin het Sint-Pieters Col-
lege, richting zeedijk gaat het vooral om horeca en handel (met wo-
nen).
In het noorden is er langs de Breydelstraat naast de woonfunctie een
grote hotelfunctie ‘Petit Rouge’ gelegen, alsook heel wat toegangen
(garages) voor de gebouwen op de zeedijk. Langs de Visserstraat is
er een menging van handel en horeca.
De overkant van de Kerkstraat bestaat uit 4 bouwblokken met over-
wegende handelsfuncties op de gelijkvloerse verdiepingen. De ge-
middelde bouwhoogte ligt hier op 4 bouwlagen met plat dak. De
handelsfuncties hebben hier een sterk variërende oppervlakte gelijk-
aardig als de kant van de Kerkstraat die tot het plangebied behoort.
De Kerkstraat vormt de commerciële as van Blankenberge. Het
bouwblok langs het Casinoplein herbergt overwegend horeca. De
bouwhoogtes klimmen er tot 5, 6 of zelfs 7 bouwlagen. Tegen de
Koning Albert I-laan ligt het Koning Leopold III plein.
Figuur 2 Ruimtelijke context van het plangebied op basis van de
topografische kaart
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 6 van 4
1.1.3 Ruimtelijke kenmerken van het plangebied (zie ook plan bestaan-de toestand)
Het plangebied omvat 9 bouwblokken met gesloten bebouwing ge-
legen tussen de Kerkstraat enerzijds en de Weststraat anderzijds. De
eerste twee bouwblokken worden gevormd door de Vramboutstraat
en de Paul Delvauxstraat. Deze bouwblokken grenzen in het oosten
aan het Koning Leopold III plein waardoor de bouwhoogte hier 5 tot
6 bouwlagen bedraagt en handel en horeca hier overwegen. Richting
Weststraat overweegt de woonfunctie. De bouwblokken zijn zeer
dens bebouwd. Slechts hier en daar zijn er kleine onbebouwde stuk-
jes. Momenteel zijn er een aantal nieuwbouwprojecten voor appar-
tementen.
Bouwblok 3 is een zeer groot bouwblok tussen de Paul Del-
vauxstraat en de Molenstraat. Meest kenmerkend zijn de overwe-
gend commerciële activiteiten (eventueel met wonen erboven) langs
de Kerkstraat en het Sint-Pieterscollege en Sint-Jozefshandelsschool
langs de Weststraat. De school neemt een groot stuk van de binnen-
ruimte voor haar rekening met speelplaats en sporthal. In dit bouw-
blok zijn echter ook nog een aantal ‘grotere’ tuinen aanwezig. Langs
de Paul Delvauxstraat ligt Residentie Kamoen die achterin een hele-
boel garages heeft.
De ruimte ten noorden van de Molenstraat wordt telkens opgesplitst
in twee bouwblokken door het Manitobaplein en de Bakkerstraat.
Bouwblokken 8 en 9 langs de Kerkstraat omvatten overwegend ho-
reca en handel met woonfunctie op de verdiepingen. In bouwblok 9
is ook nog het gemeentelijke collissée, een oude schouwspelzaal,
gelegen.
De bouwblokken 4, 5, 6 en 7 omvatten voor een deel ook nog wo-
nen. De blokken zijn zeer dens bebouwd. Enkel blok 4 heeft een
grotere tuin centraal in het blok. Blokken 6 en 7 zijn vrij smal waar-
door er weinig ruimte rest voor tuinen of koeren. Beide bebouwings-
zijden raken elkaar praktisch overal.
Figuur 3 Luchtfoto van het plangebied
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 7 van 4
1.2 Ruimtelijke knelpunten en potenties
1.2.1 Knelpunten
• Binnen het plangebied komt een sterke verwevenheid aan func-
ties voor. De kwaliteit van de binnengebieden is echter op een
aantal plaatsen vrij laag. Vooral in de ondiepe bouwblokken blijft
een renovatiebeweging achterop omdat de voorschriften van het
vigerende BPA onvoldoende mogelijkheden bieden om op een
economisch haalbare manier nieuwe kwalitatieve invullingen te
realiseren.
• Op een aantal plaatsen in het plangebied komt de zuivere woon-
functie nog voor. Dit deels onder de vorm van eengezinswonin-
gen. De druk op de eengezinswoningen is echter vrij groot. Noch-
tans is de verwevenheid van verschillende woonvormen een be-
langrijke kwaliteit voor een centrum.
• De hotelfunctie komt onder druk. Dit is een vrij algemeen feno-
meen aan de kust. Nochtans biedt deze vorm van toerisme een be-
langrijke meerwaarde. Hotels bieden naast tewerkstelling tevens
een hoogwaardige vorm van toeristisch verblijf dat een veel gro-
tere rotatie kent dan tweede verblijven. Het is belangrijk de mo-
gelijkheden voor hotels enerzijds voldoende ruim te voorzien,
anderzijds te verhinderen dat deze verruimde mogelijkheden aan-
leiding geven tot een zware druk naar de realisatie van meerge-
zinswoningen voor tweede verblijven.
• De aanwezigheid van garageboxen achter residentie Kamoen in
binnengebied 3 wordt ervaren als een te sterke verstening van po-
tentiële open ruimte.
1.2.2 Potenties
• In de binnengebieden zijn nog enkele kwalitatieve open ruimtes
aanwezig die een belangrijke impact hebben op het volledige
bouwblok. Deze ruimtes kunnen versterkt worden door onder
andere groendaken te integreren waardoor grotere groengehelen
kunnen worden gecreëerd zonder de gelijkvloerse bouwmoge-
lijkheden te beperken.
• De aanwezigheid van enkele scholen in het centrum is een be-
langrijke kwaliteit als stedelijke voorziening. De open ruimte die
tot de school behoort, geeft kwaliteit aan het volledige bouw-
blok. Het behoud en bieden van mogelijkheden aan de school
draagt bij tot de dynamiek van het stadscentrum.
• Een aantal binnengebieden hebben de potentie om opgewaar-
deerd te worden door bijvoorbeeld garages ondergronds te voor-
zien en/of garages te voorzien van een groendak dat tevens als
buitenruimte kan worden gebruikt.
• De evenwichtige verwevenheid van functies is een belangrijk
gegeven in dit stadsdeel. Het is een uitdaging om dit evenwicht
te bewaren waarbij wonen, horeca, tweede verblijven, handel en
gemeenschapsvoorzieningen op een harmonische manier door
elkaar voorkomen. De multifunctionaliteit is een belangrijke po-
tentie en draagt in grote mate bij tot de uistraling van de stad.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 8 van 4
1.3 Situering van het RUP binnen de planningscontext
1.3.1 Gewestplan
Blankenberge is opgenomen in het gewestplan Brugge-Oostkust
vastgelegd in het K.B. van 07.04.1977. Een gewestplanwijziging
vastgelegd bij Ministerieel Besluit van 19 september 1996, gaf aan
diverse gebieden gelegen in de Uitkerkse Polder een nieuwe be-
stemming Het plangebied is bestemd als woongebied.
Figuur 4 Gewestplan
1.3.2 Gemeentelijke ruimtelijk structuurplan
1.3.2.1 Informatief gedeelte
Hoofdstructuur van het stedelijke gebied (informatief deel p 14)
Het stedelijke weefsel van Blankenberge komt naar voor als een
aaneengesloten geheel. Oorspronkelijk bestond Blankenberge uit
twee kernen met naast Blankenberge ook Uitkerke. In de loop der
jaren zijn beide kernen naar elkaar toegegroeid. De woonwijken van
Uitkerke sluiten aan op deze van Blankenberge en ook de handelsac-
tiviteit van Uitkerke langs de Kerkstraat vervolgt in Blankenberge.
Het stedelijke gebied van Blankenberge toont in zijn globaliteit een
zeer hoge dichtheid. Er kunnen twee commerciële centrumgebieden
onderscheiden worden:
• Het stadscentrum dat grosso modo afgebakend wordt door de De
Smet –De Naeyerlaan, Kerkstraat, Zeedijk en Grote Markt;
• Het centrum van Uitkerke langs de Kerkstraat.
Structuur van de woon- en leefomgeving (informatief deel p 16)
Het gebied behoort tot het verwevingsgebied van wonen, handel en
dienstverlening met overwegend gesloten bebouwing. De tuinen zijn
in grote mate ingenomen door bijgebouwen.
Problemen op het gebied van comfort situeren zich vooral in de ou-
dere stadscelen en het stadscentrum. De belangrijkste problemen
betreffende woonkwaliteit betreffen de beperkte gevelbreedte en het
gebrek aan bezonning. Daarnaast worden deze woningen ook als
minder attractief ervaren door bijvoorbeeld de afwezigheid van ga-
rages en tuinen.
Structuur van handel en commerciële dienstverlening, verblijfs-
accommodatie (informatief p18, 25)
Het commerciële centrum binnen het stadscentrum kenmerkt zich
door een variatie en verwevenheid van functies vooral van kleinhan-
del, diensten, horeca, onderwijsinstellingen en woningen. Het betreft
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 9 van 4
veelal woonhuizen (3 à 4 bouwlagen) met een commerciële functie
op het gelijkvloers. Middelgrote handelszaken komen in de binnen-
stad nauwelijks voor.
De belangrijkste handelsactiviteit situeert zich langs de Kerkstraat,
Molenstraat (noordzijde), Visserstraat, Weststraat (tussen de Brey-
del- en Vernieuwstraat) en de Langestraat.
De horeca is meer verspreid over de binnenstad en bundelt zich in
hoofdzaak rond pleinen en attractiepolen bv. het Koning Leopold
III-plein, het Manitobaplein en in het verlengde Bakkersstraat.
Hotels en pensions zijn voornamelijk geconcentreerd in het stads-
centrum o.a. in de Kerkstraat en aan het Koning Leopold III-plein.
Structuur van het stadscentrum (informatief deel p 38-39)
Het stadscentrum is zeer dicht bebouwd met rijhuizen gecombineerd
met appartementsblokken. Binnen het stadscentrum kan het com-
merciële centrum onderscheiden worden. Typisch voor de Vlaamse
kuststeden is de opbouw van centrumvoorzieningen in een T-
structuur. In Blankenberge is deze structuur nog duidelijk herken-
baar in de Kerkstraat en de Zeedijk, doch deze structuur is sterk geë-
volueerd. De commerciële activiteit is verruimd binnen een omvang-
rijke zone ten westen van de Kerkstraat. De belangrijkste winkelstra-
ten zijn de Kerkstraat, de Weststraat, Bakkerstraat, Molenstraat,
Langestraat en Vissersstraat. De zone rond de Casino en Casinoplein
is met zijn cafés, restaurants en dancings eerder gericht op het uit-
gaansleven.
De open ruimte is beperkt tot openbare pleinen o.a. het Koning Leo-
pold III-plein, een stedelijk plein met onthaalfunctie (station, VVV)
en verpozingsfunctie en het Manitobaplein. Binnen de bouwblokken
zelf is er omzeggens geen open ruimte door achterliggende bijge-
bouwen.
1.3.2.2 Richtinggevend gedeelte
Ruimtelijk principe: verweving van commerciële activiteit en
woonfunctie in het stadscentrum (p 19)
Ten behoeve van de vitaliteit van het stadscentrum krijgen de com-
merciële activiteiten (incl. de toeristisch-recreatieve act.) en de
woonfunctie er een gelijke prioriteit. De verweving van beide functie
wordt nagestreefd. Deze verweving is tweevoudig:
• Verweving binnen de panden: woonfunctie boven winkelpanden;
• Verweving van winkelstraten en woonstraten als twee boven
elkaar liggende netwerken.
Binnen het commerciële centrum kan er geen zone afgebakend wor-
den met hoegenaamd uitsluitend handel- en dienstverlening. Winkel-
straten en echte woonstraten komen naast elkaar voor. Typische
winkelstraten zijn de Kerkstraat, Molenstraat, Vernieuwstraat/ Lan-
gestraat en Visserstraat. Voorbeelden van woonstraten zijn de Park-
straat, de Nieuwstraat en de Breydelstraat.
Dit concept wordt o.m. gehanteerd bij de uitbouw van voorschriften
en inrichtingsvoorstellen voor open ruimten binnen en buiten het
bouwblok, bouwhoogtes en min. Aantal slaapkamers of oppervlak-
tes. Daarnaast wordt intensief gewerkt aan de invulling van de bo-
venverdiepingen van handelspanden met een woonfunctie. Bewo-
ning wordt onder meer gestimuleerd door het beleid van betoelaging,
dat verder gezet wordt en door ontpitting.
De woonfunctie wordt tevens gestimuleerd door investeringen in het
cultureel onroerend erfgoed: eigen patrimonium en private panden.
Ruimtelijk principe: ontpitting (p 20)
Het stadscentrum van Blankenberge kenmerkt zich door een hoge
bebouwingsdichtheid, lange en smalle straten, een relatief hoge
bouwhoogte tot de straatbreedte, smalle percelen en veel achteruit-
bouw binnen de bouwblokken. Naast de moeilijkheden op het gebied
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 10 van 4
van inrichting van ééngezinswoningen binnen dergelijke smalle en
hoge panden, resulteert dit in een groot aantal woningen die onvol-
doende bezonning krijgen. Teven sier zowel binnen het straatbeeld
als in het bouwblok onvoldoende functionele open ruimte.
Teneinde de leefkwaliteit van het stadscentrum te garanderen en het
functioneren ervan als woongebied te verbeteren, is een selectieve
toepassing van ontpitting noodzakelijk. Ontpitting verhoogt even-
eens de commerciële en toeristisch-recreatieve attractiviteit van de
centrumstraten.
Ontpitting is een geheel van maatregelen die erop gericht zijn meer
open ruimte en een grotere bezonning van de woningen te verwezen-
lijken. Door deze maatregelen moeten de wooneenheden in het
stadscentrum voldoen aan minimale eisen die thans door (jonge)
gezinnen aan hun woonomgeving gesteld worden.
Ontpitting heeft niet als objectief het verlagen van de bewonings-
dichtheid. Door de aard van de maatregelen zullen wel noodzakelij-
kerwijs wooneenheden uit het stadscentrum verdwijnen die elders
moeten gecreëerd worden.
Gewenste ruimtelijke structuur van de woongebieden (p22-32)
Het recupereren van stedelijke locaties voor woningbouw
Teneinde de vitaliteit in het stadscentrum te handhaven is een herin-
gebruikname van leegstaande panden en verdiepingen boven han-
delspanden primordiaal. De heringebruikname dient voldoende
wooneenheden te omvatten om door verweving van functies de ge-
wenste multifunctionaliteit en vitaliteit te realiseren.
Het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve
woonomgevingen, in het bijzonder voor jonge gezinnen
Het huidige woonaanbod beantwoordt onvoldoende aan de vraag
naar kwaliteitsvolle woonomgevingen. Dit is vooral een probleem
voor jonge gezinnen.
Het bestaat in hoofdzaak uit appartementen, gesloten en halfopen
bebouwing. Een zeker aanbod van open bebouwing en wonen in een
gezinsvriendelijke, groene omgeving is nodig om te voldoen aan de
specifieke behoeften van jonge gezinnen. In het stadscentrum zijn de
mogelijkheden voor het adequaat inrichten van woningen beperkt
door de smalle perceelsbreedte. Ook stedenbouwkundige voorschrif-
ten kunnen betreffende bouwhoogte en vormgeving te stringent zijn
om creatieve architecturale oplossingen toe te laten. Recent werden
verscheidene B.P.A.’s in deze optiek al herzien.
Binnen de randvoorwaarden van het behoud van het stedelijke ka-
rakter en stedelijke dichtheden dienen nieuwe woningtypologieën en
meer kwaliteitsvolle woonomgevingen ontwikkeld te worden, in de
mate van het mogelijke binnen de bestaande woonomgevingen door
wooninbreiding, in de mate dat het noodzakelijk is door woonuit-
breiding. De nodige zorg dient uit te gaan naar het behoud van het
culturele erfgoed.
Het attractiever maken van de bestaande woonomgeving
De basisdoelstelling is het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit van
het bestaande (stads)weefsel1. Vooral betreffende de woonomgeving
is dit een belangrijk aspect. Het objectief is om iedere woonwijk
(nog) attractiever en aangenamer te maken om in te wonen.
Bewoning in het stadscentrum kan en moet indirect gestimuleerd
worden door de belevingswaarde (ook buiten het toeristische hoog-
seizoen) te verhogen en door de algemene kwaliteit van het centrum
te verhogen. Daarnaast moeten de knelpunten voor bewoning in het
stadscentrum aangepakt worden. Verscheidene maatregelen om het
stadscentrum attractiever te maken voor permanente bewoning, zoals
op het gebied van bewonersparkeren en ontpitting, dringen zich op.
In de woongebieden buiten het stadscentrum wordt een verhoging
1 Het begrip ruimtelijke kwaliteit wordt gehanteerd in de definiëring die eraan
wordt toegekend in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, namelijk “ de waardering van de ruimte”; in bovenstaand geval waardering als woonplaats.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 11 van 4
van de attractiviteit voornamelijk verwezenlijkt door de verdere uit-
bouw van centrumfuncties en de groene ruimten.
Krachtlijnen van de maatregelen voor ontpitting
Ontpitting is een geheel van maatregelen die erop gericht zijn meer
open ruimte en een grotere bezonning van de woningen te verwezen-
lijken. Het objectief is het stadscentrum attractiever te maken voor
bewoning.
In principe wordt de straatbreedte niet verbreed ten behoeve van de
bezonning. Op initiatief van de eigenaar kan een plaatselijke verbre-
ding van de straat toegestaan worden met als compensatie een grote-
re flexibiliteit betreffende achteruitbouw.
Om tegemoet te komen aan het bezonningsprobleem, worden priori-
tair kwalitatief hoogstaande open ruimtes (groene longen) gecreëerd.
De bestaande open ruimtes worden behouden en functioneel geopti-
maliseerd.
Voor de waardering van straten voor het creëren van open ruimte in
het openbaar domein worden volgende criteria gehanteerd:
• bezonning;
• variatie in oriëntatie in relatie tot andere open ruimten;
• minimale oppervlakte;
• mogelijkheden voor afwerking van de wanden;
• gelijkmatigheid van vorm;
• afstand tot andere open ruimten;
• relatie tot oost-west as;
• ligging op commerciële straten.
Het creëren van binnenruimtes is zeer belangrijk en wordt actief
bewerkstelligd door:
• beperkingen op te leggen betreffende erfdienstbaarheid;
• verwervingen van de stad aan te wenden (bijvoorbeeld B.P.A. d’Hoogploate).
• beperkingen te kunnen opleggen aan bebouwbare oppervlakte ten behoeve van open ruimte binnen het bouwblok indien dit wense-
lijk is voor de leefkwaliteit van de omliggende panden (toegepast
in de recent opgemaakte B.P.A.’s
Voor de waardering van binnenruimtes voor het creëren van open
ruimte worden volgende criteria gehanteerd:
• bezonning van omgevende straten;
• aanpalende woonfunctie;
• bijdrage tot toegang van handelspanden;
• realiseerbaarheid; mogelijkheden voor compensatie bv. door
bouwhoogte.
Krachtlijnen op het gebied van bouwvolume
In functie van bezonning, aanvaardbare woondichtheden en samen-
hang in het stedelijk woonweefsel worden betreffende bouwhoog-
tes/bouwdieptes van woningen, appartementen en handelspanden
volgende principes voorgesteld die de basis vormen voor verdere
detaillering in ruimtelijke uitvoeringsplannen rekening houdende
met de draagkracht van de directe omgeving:
Middelhoge bouw: in hoofdzaak in de zone ten noorden van de Ko-
ning Albert I-laan, de Zuidlaan, Vredelaan en langsheen de Kerk-
straat. Ter hoogte van het station (B.P.A. Boudewijnkwartier). De
middelhoge bebouwing wordt tevens aangehouden in deze woonwij-
ken waar dit al zo voorgeschreven is in de B.P.A.’s of geïmplemen-
teerd is. In nieuwe woonuitbreidingen worden bepaalde delen geïm-
plementeerd met een grotere bouwhoogte teneinde de nagestreefde
bouwdichtheid van 25 woningen per hectare te verwezenlijken.
Krachtlijnen voor het bevorderen van de verweving wonen met han-
del en diensten in het stadscentrum
Om een sterkere verweving van commerciële activiteit en woonfunc-
tie in het stadscentrum te bevorderen en ter ondersteuning van de
woonfunctie in het stadscentrum, kunnen aan handelspanden beper-
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 12 van 4
kingen opgelegd worden op het gebied van de inrichting van de
commerciële functie.
Op het niveau van de ruimtelijke uitvoeringsplannen dienen nieuwe
ruimtelijke concepten onderzocht te worden die de bewoonbaarheid
boven handelspanden bevorderen.
Het huidige beleid betreffende belasting op leegstand blijft gehand-
haafd.
In deze straten van het stadscentrum die zich kenmerken als woon-
straten kunnen ééngezinswoningen gestimuleerd worden. In bepaal-
de straten kan permanente bewoning gestimuleerd worden, bijvoor-
beeld door een verplichting van een minimum aantal slaapkamers of
oppervlaktes.
De nodige aandacht gaat hierbij tevens naar de bescherming van het
culturele erfgoed (Art Nouveau stijlelementen).
Krachtlijnen van de maatregelen voor het attractiever maken van het
stadscentrum als woonplaats
Het actief beleid dat de stad voert m.b.t. het attractiever maken van
het stadscentrum bij de selectie van een woonplaats blijft gehand-
haafd en wordt uitgebreid. De maatregelen kunnen betrekking heb-
ben op onder meer:
• Leegstandstaksen;
• Wederhuisvesting- en bouwpremies;
• Belastingsbeleid betreffende parkeerplaatsen/subsidies voor het
creëren van woongelegenheden met parkeerplaatsen;
• Belastingsbeleid betreffende huisvuil en riolering;
• Gemeentelijke belasting.
Ondergrondse parkings voor bewoners dienen aangemoedigd te
worden, bijvoorbeeld door de mogelijkheden hiervoor te voorzien in
de B.PA.’s/ruimtelijke uitvoeringsplannen.
Beperkingen, zoals het opleggen van erfdienstbaarheid, kunnen in
ruimtelijke uitvoeringsplannen opgelegd worden ten voordele van de
implementatie van ondergrondse parkings.
Nieuwe inrichtingen ten behoeve van bewonersparkeren kunnen in
bovengrondse zowel als ondergrondse parkeergarages, doch bij
voorkeur ondergronds.
Centrumgebieden (p 33-34)
Doelstellingen
• De ondersteuning van de stedelijkheid;
• De uitbouw van een vitale commerciële activiteit en dienstverle-
ning;
• De verweving met de woonfunctie.
Uitwerking
Implementatie van de centrumgebieden
De ondersteuning van het stadscentrum als centrumgebied omvat
twee belangrijke aspecten:
• Maatregelen m.b.t. een verhoogde uitstraling van het centrumge-
beuren rond het stadhuis/station;
• Afbakening en ondersteuning van het commerciële centrum.
Het centrumgebeuren rond het stadhuis en het station omvat vol-
doende ingrediënten om als een kerngebied voor Blankenberge te
functioneren. In de huidige inrichting bezit het echter te weinig
ruimtelijke samenhang. Een stedenbouwkundig ontwerp dringt zich
op. Dit stedenbouwkundige ontwerp fungeert als referentiekader
voor alle initiatieven die zich aangaande deze locatie aandienen,
privé zowel als openbaar.
De afbakening van een commercieel centrum binnen het ruimere
stadscentrum beoogt die ruimte aan te duiden waar de commerciële
functie centraal staat en een specifiek ruimtelijk beleid gevoerd
wordt.
Het commerciële centrum wordt afgebakend door volgende straten:
Zeedijk, Leopoldhelling, Leopoldstraat, Grote Markt, Generaal Le-
mansstraat, Weststraat, P. Devauxstraat, Vramboutstraat, Koning
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 13 van 4
Leopold III-plein, Steenstraat, Onderwijsstraat, Elizabethstraat, Ma-
lecotstraat en Charlierhelling2.
Binnen het commerciële centrum voert de stad een beleid om de
handel en dienstverlening optimaal te ondersteunen, binnen de rand-
voorwaarden voor een duurzame verweving met de woonfunctie.
Binnen het stadscentrum in zijn totaliteit wordt bij de inrichting van
het openbaar domein gestreefd naar het behoud zoniet versterken
van de beeldwaarde van openbare gebouwen en pleinen, i.e. het
doorwerken als focuspunten (landmarks) in het stedelijk weefsel.
De uitwerking van het netwerk van commerciële straten
Er wordt maximaal rekening gehouden met het huidige karakter en
de potenties van de verschillende straten van het stadscentrum voor
commerciële activiteit (handelsstraten), dan wel wonen (woonstra-
ten) bij:
• De inrichting van het openbaar domein;
• De inrichting van nieuwe open ruimtes (in openbaar domein of
binnen bouwblok);
• De eventuele herziening van stedenbouwkundige voorschriften,
o.m. op het gebied van bouwhoogte, verplicht min. aantal slaap-
kamers of oppervlaktes.
Bepalingen betreffende verweving binnen panden
Ten behoeve van de bewoning kunnen aan handelspanden beperkin-
gen opgelegd worden op het gebied van de inrichting van de com-
merciële functie.
Naast de leegstandspremies dienen nieuwe ruimtelijke concepten
onderzocht te worden die de bewoonbaarheid boven handelspanden
bevorderen en opgenomen worden in stedenbouwkundige voor-
schriften.
2 De afbakening van het commercieel centrum in het Strategisch-Commercieel Plan van
Blankenberge (1997), wordt hier bevestigd.
De uitwerking van de geleiding ten behoeve van het commerciële
centrum
Conform de voorgestelde ondersteuning van de commerciële activi-
teit door geleiding wordt een concept ontwikkeld dat vertrekt van de
as Station - Zeedijk en de vastgestelde oost-west as als verbinding
tussen de toeristisch-recreatieve kerngebieden. Bijkomend dient re-
kening gehouden te worden met de parking van de Grote Markt.
Cruciale schakels met betrekking tot de commerciële activiteit zijn:
• As parking Grote Markt/ S. Vernieuwestraat / Langestraat met als
focaal punt het Casinoplein
• As Consciencestraat/Vissersstraat/Casinoplein met als focaal punt
het Casinoplein
• As parking Grote Markt/Generaal Lemansstaat/Molenstraat met
als focaal punt het Sint-Rochusplein
• De Kerkstraat en verbinding parking station-Koning Leopold III-plein
• Bakkerstraat met als focaal punt het Manitobaplein
• Weststraat ten noorden van de Molenstraat
Ruimtelijke opties voor het stadscentrum (p 58)
De gewenste ruimtelijke structuur omvat:
• Het commerciële centrum waarbinnen de commerciële functies
in het bijzonder ondersteund worden (o.m. in stedenbouwkundi-
ge voorschriften);
• Wooninbreidingsprojecten. Het stadsbestuur ondersteunt de ini-
tiatieven van de huisvestingsmaatschappij het Lindenhof op het
gebied van herinrichting van leegstaande en verwaarloosde pan-
den in de binnenstad.
• Verdere uitbouw van open ruimtes; aandacht voor de inrichting
van het openbaar domein, bijzondere beelddragers en steden-
bouwkundige aankleding van de wanden tot een harmonisch ge-
heel. Bijzondere open ruimtes zijn:
� Grote Markt
� Manitobaplein
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 14 van 4
� Casinoplein en Casinostraat
� Sint-Rochusplein
� Koning Leopold III-plein.
• Herstel van de wanden van het Koning Leopold III-plein, onder-
steuning van de horecafunctie;
Maatregelen en acties (p60-62)
• De opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
voor die gebieden waar de huidige voorschriften ontbreken (bv.
stadscentrum), hetzij de duurzame ontwikkeling in het gedrang
komt. In het bijzonder wordt de ondersteuning van de woonfunc-
tie beoogd.
• Het in beschouwing nemen bij de opmaak van ruimtelijke uit-
voeringsplannen van maatregelen voor ontpitting, i.e. het creëren
van open ruimtes binnen de bouwblokken of in het straatbeeld.
• Het in beschouwing nemen bij de opmaak van ruimtelijke uit-
voeringsplannen van voorschriften ter ondersteuning van de
woonfunctie, in het bijzonder:
° verweving met handel;
° in functie van permanente bewoning (bv. minimum aantal
slaapkamers of oppervlakte; toegang tot woongelegenheden);
° aangaande de uitbouw van gezamenlijke (ondergrondse) par-
kings.
• Het voeren van een actief beleid voor het stimuleren van het wo-
nen in de binnenstad, waarvan deel uitmaken:
° In stand houden van het huidige beleid van leegstandstaksen.
° Invoeren van een beleid van wederhuisvestingspremies ter
stimulering van het wonen in de binnenstad.
° Afbouwen van het verbod tot bouwen van parkings in de
centrumzone voor zover voldaan wordt aan de minimum
normen betreffende het aantal parkeerplaatsen of de gevel-
breedte.
Niettemin blijft het verbod integraal bestaan in de Kerkstraat,
Bakkersstraat, Weststraatgedeelte in de zone en de Zeedijk.
° Het invoeren van een invers betalingssysteem voor parkeren.
° Het verscherpen van de kamerreglementering.
° Het differentiëren van de wederhuisvestingspremie ten voor-
dele van het centrum.
1.3.2.3 Bindend gedeelte
• Vervangen BPA 9 Centrum door een ruimtelijk uitvoeringsplan.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 15 van 4
1.3.3 BPA’s
Binnen het plangebied zijn volgende BPA’s van toepassing:
BPA nr. 9 Centrum, M.B. 17/10/1988
Dit BPA bestemt het gebied grotendeels voor wonen, handel, dien-
sten, horeca, gemeenschapsvoorzieningen en openbare gebouwen.
Het Sint-Pieterscollege is bestemd als zone voor gemeenschapsvoor-
zieningen.
1.3.4 Verkavelingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen goedgekeurde verkave-
lingen of delen van goedgekeurde verkavelingen:
1.3.5 Monumenten en landschappen
• Pand, Bakkersstraat 28, MB 02/05/03;
• Voormalige fotohandel, Langestraat 36, MB 02/05/03;
• Handelspand, Langestraat 44-46, MB 02/05/03;
• Hoekwinkelpand, Weststraat 46, MB 02/05/03;
• Burgerhuizen, Weststraat 90-92, MB 02/05/03;
• Vissershuisje, Breydelstraat 27, MB 12/08/80;
• Oud Stadhuis, Kerkstraat 41, KB 19/04/37;
Stadsgezicht
• Complex Mamet, Molenstraat 19-21, MB8/06/98.
Voor de panden die zijn opgenomen in de inventaris van het onroe-
rend erfgoed wordt verwezen naar bijlage 1.
Deze panden zijn tevens genummerd op het plan bestaande toestand.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 16 van 4
1.4 Visievorming
1.4.1 Motivatie tot herziening – vervanging van het BPA door een RUP
De vervanging van het BPA door een RUP gebeurt in uitvoering van
de bindende bepalingen van het GRS.
De stedenbouwkundige randvoorwaarden zoals die in het vigerende
BPA zijn geformuleerd verhinderen een optimale invulling van een
aantal bouwblokken. De bouwdieptes zijn in het voorliggende BPA
sterk geformuleerd vanuit de perceelsconfiguratie wat bij het tot
stand komen van het BPA een logische keuze was binnen de beper-
king van een BPA Art. 14. We stellen echter vast dat vastgoedgroe-
pen steeds meer overgaan tot het verwerven van verschillende aan-
sluitende eigendommen met de bedoeling er kwalitatieve projecten
te realiseren. Met de opmaak van een RUP kunnen bepaalde nuances
worden ingeschreven die het mogelijk maken om enerzijds op het
niveau van het individuele perceel voldoende garanties te bieden en
anderzijds mogelijkheden te bieden voor de realisatie van grotere
projecten door samenvoeging van verschillende percelen.
Elementen uit het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan:
• Bewoonbaarheid boven handelspanden: in de stedenbouwkundige
voorschriften zullen de mogelijkheden in verband met wonen bo-
ven winkels voldoende ruim worden gedefinieerd. Voor het be-
strijden van leegstand boven winkels worden specifieke maatre-
gelen genomen waarbij andere dan planologische instrumenten te
worden ingezet.
• Stimuleren van eengezinswoningen: binnen het plangebied dat
voorwerp uitmaakt van het RUP komen beperkt geclusterd nog
enkele eengezinswoningen voor evenals eengezinswoningen ge-
koppeld aan een handelsgelijkvloers. De nodige garanties worden
geboden om deze eengezinswoningen verder kansen te geven.
Binnen de delen die tot het plangebied behoren, biedt de feitelijke
toestand in dit stadsdeel weinig perspectieven om meergezinswo-
ningen te laten vervangen door eengezinswoningen. Via het in-
strument van de verwervingspremie en de herwaarderingspremie
voert het bestuur een beleid om het behoud van eengezinswonin-
gen te stimuleren. De minimale kwaliteitsnormen worden opge-
legd via de stedenbouwkundige verordening.
• Specifiek met betrekking tot erfgoed wordt de aandacht op beeld-
kwaliteit meegenomen in de stedenbouwkundige voorschriften.
Voor ieder pand op zich dat deel uitmaakt van de inventaris van
het erfgoed zal een afweging gebeuren op het ogenblik dat er een
aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning wordt ingediend.
1.4.2 Uitgangspunten van het RUP
• Een voldoende kader bieden om op een evenwichtige manier te
kunnen omgaan met verwevenheid.
• De noodzakelijke randvoorwaarden bieden zodat hotels op een
efficiënte manier kunnen blijven functioneren en de kans krijgen
zich aan te passen aan wijzigende marktomstandigheden. Dit be-
tekent onder andere dat de bouwdiepte en bezettingsgraad voor
hotels kan verschillen van deze voor meergezinswoningen, dat
specifiek in functie van brandveiligheid specifieke oplossingen
mogelijk gemaakt worden en dat bij omzetting van hotel naar
meergezinswoningen het bouwvolume moet gereduceerd worden
tot het voldoet aan de voorschriften voor meergezinswoningen
alvorens de bestemmingswijziging kan worden vergund.
• De kwaliteit van de binnengebieden vrijwaren en/of verhogen
door het creëren van meer openheid hetzij op de gelijkvloerse,
hetzij op de eerste verdieping.
• Het bieden van voldoende mogelijkheden voor de aanwezige
gemeenschapsvoorzieningen.
• Het meer coherent maken van de bouwdieptes op de verdiepin-
gen.
• Een evenwicht realiseren tussen de mogelijkheden voor groot-
schaliger projecten en het belang van de particuliere kleine ei-
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 17 van 4
gendom. Vooral in de kleine bouwblokken dient door een beper-
king van de mogelijkheden de vastgoedprijs te worden beheerst
zodat het behoud van eengezinswoningen haalbaar blijft zonder
evenwel renovatie en/of herbouw aan banden te leggen.
• Een kader creëren waarbij de overgangen tussen de verschillende
bouwhoogtes op een architecturaal verantwoorde manier kunnen
gerealiseerd worden.
• Een kader bieden waarbij de verschillende dakvormen die opge-
legd zijn in het vigerend BPA kunnen evolueren naar een meer
homogeen geheel.
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 18 van 4
Voorschriften vigerend BPA Potenties Knelpunten Visie
Blok 1 Woongebouwen, handel,
horeca diensten kantoren en
gemeenschapsvoorzieningen.
Bouwdiepte tussen 9 en 16m
Bouwhoogte van 3 tot 6
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels.
Opwaardering van het patri-
monium in de Vramboutsraat
Opwaardering van het bin-
nengebied;
Variërende bouwdiepte beperkt
sterk de mogelijkheden voor een
aantal percelen.
Weinig kwaliteit in het binnen-
gebied.
Overgangen tussen verschillende
bouwhoogtes en dakvormen
Aanpassen van de bouwdieptes in
functie van optimalisatie van de
mogelijkheden (Kerkstraat 15 m +
terrassen – rest 12 m + terrassen)
gekoppeld aan het opleggen van
groendaken in het binnengebied.
Creëren van een ‘tuin-
terrasniveau’ op de eerste verdie-
ping voor het volledige binnenge-
bied.
Principe van verplichte private
buitenruimte in verhouding tot de
grootte van het appartement intro-
duceren.
Blok 2 Woongebouwen, handel,
horeca diensten kantoren en
gemeenschapsvoorzieningen.
Bouwdiepte tussen 9 en 12m
Bouwhoogte van 3 tot 6
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels.
Mogelijkheden voor handel en
horeca te optimaliseren langs
de Kerkstraat.
Mogelijkheid tot opwaarde-
ring van het binnengebied
Geringe bouwdiepte ter hoogte
van de hoeken verhindert geëi-
gende oplossingen.
Bezettingspercentage binnen
zone voor koeren bemoeilijkt
uitbouw handel en horeca.
Aanpassen van de bouwdieptes in
functie van optimalisatie van de
mogelijkheden gekoppeld aan het
opleggen van groendaken in het
binnengebied. Creëren van een
‘tuin-terrasniveau’ op de eerste
verdieping voor het volledige bin-
nengebied.
Blok 3 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 7 en 15m
Bouwhoogte van 4 tot 5
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels.
Creëren van ontwikkelings-
perspectieven voor de school
met behoud van een stuk
openheid.
Mogelijkheid tot opwaarderen
van garagecomplex achter
residentie Kamoen met moge-
lijkheid tot verhogen aantal
parkeerplaatsen en inbreng
van groenvoorzieningen.
Openheid van het binnengebied
staat onder druk
Bouwdiepte op hoek Weststraat
– Devauxstraat bemoeilijkt geëi-
gende oplossing.
Garagecomplex achter de resi-
dentie Kamoen versteent de open
ruimte.
Mogelijkheden voor handelsza-
ken langs de Kerkstraat soms te
Openheid van het bouwblok dient
maximaal te worden gevrijwaard
door behoud van bestaande groene
invullingen en creëren van groen-
daken op niveau. Daartegenover
kan de bouwdiepte van 15 m van-
af een perceelsbreedte van 12 m
onder een hoek van 45° toenemen
tot maximaal 20 m.
Optimaliseren van parkeersite
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 19 van 4
In geval van handel bezet-
ting van 100%, 2 bouwlage
en V/T van 1,5
Deel gemeenschapsvoorzie-
ningen met bezetting van
100 % en 40%
Deel renovatiezone
Aanwezigheid van tuinen die
bijdragen tot de kwaliteit van
het binnengebied.
Kwalitatieve omgeving be-
schermd paviljoen in de Mo-
lenstraat.
Mogelijkheden ex-cinema
Palladium.
beperkend in functie van uit-
bouw commerciële ader.
Gebrek aan ontwikkelingsper-
spectief voor ex Palladium en
omgeving
Geen parkeermogelijkhe-
den/garages binnen het plange-
bied (VS art. 2.2 vigerend BPA)
Kamoen door bijkomend voorzien
van (half)ondergrondse parkeer-
voorzieningen in combinatie met
de nieuwe realisatie langs de
Kerkstraat en het voorzien van
groendaken op niveau +1.
School optimaal kansen bieden
voor verdere compacte uitbouw
met respect voor voldoende open-
heid en groenvoorzieningen waar-
bij de mogelijkheid geboden
wordt ondergrondse parkeervoor-
zieningen te realiseren.
Optimaliseren van de mogelijkhe-
den voor de uitbouw van de han-
delszaken langs de Kerkstraat.
Mogelijkheden voorzien voor
Palladium binnen bestaand volu-
me op voorwaarde dat een groene
verbinding wordt voorzien tussen
de aanpalende tuinen en/of dak-
tuinen.
Blok 4 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 9 en 12m
Bouwhoogte van 3 tot 4
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels
Afstemmen van de mogelijk-
heden voor de hotels in func-
tie van het behoud van open
ruimte in het binnengebied.
Aanwezigheid van handel en
horeca die het commercieel
centrum versterken
Afwerking bebouwing ten op-
zichte van het binnengebied.
Vrijwaren van de openheid van
het binnengebied in functie van
het behoud van de kwaliteiten
voor de hotels.
Creëren van meer afgewerkte ge-
vels ten opzichte van het binnen-
gebied door verplichten van
groendaken op niveau 1 en nuan-
ceren van de bouwdieptes.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 20 van 4
Blok 5 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 8 en 12m
Bouwhoogte: 3 bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels
Behoud van de eerder klein-
schalige woonfunctie in het
centrumgebied met accent op
eengezinswoningen in de
Nieuwstraat.
Mogelijkheid om kwalitatieve
oplossingen te creëren van
straat naar straat.
Variërende bouwdiepte is teveel
geënt op perceelsgrenzen en stelt
problemen bij samenvoegen van
percelen.
Relatief ondiep bouwblok.
Weinig kwalitatief binnengebied.
Eengezinswoningen kansen bie-
den in de Nieuwstraat zonder
meergezinswoningen uit te sluiten
maar waarbij de mogelijkheden
voor handelszaken geconcentreerd
worden langs de noordzijde van
de straat.
Opwaarderen van de kwaliteit van
het binnengebied door opleggen
van groendaken – tuinterrassen op
niveau 1.
Specifieke voorschriften voorzien
die bouwen van straat naar straat
op een kwalitatieve manier moge-
lijk maken.
Blok 6 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 5 en 10m
Bouwhoogte van 3 tot 4
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels
Uitbouw van de handelsas van
de Vissersstraat.
Behoud van de eengezinswo-
ningen langs de Nieuwtraat.
Mogelijkheid om kwalitatieve
oplossingen te creëren van
straat naar straat.
Bouwdiepte ter hoogte van de
Weststraat
Relatief ondiep bouwblok.
Weinig kwalitatief binnengebied
Eengezinswoningen kansen bie-
den in de Nieuwstraat.
Uitbouw van de handelsas van de
Visserstraat zonder dat deze mo-
gelijkheden de kwaliteit van de
Nieuwstraat aantasten.
Opwaarderen van de kwaliteit van
het binnengebied door opleggen
van groendaken – tuinterrassen op
niveau 1.
Specifieke voorschriften voorzien
die bouwen van straat naar straat
op een kwalitatieve manier moge-
lijk maken waarbij eventueel ver-
bindingen kunnen worden gecre-
eerd..
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 21 van 4
Blok 7 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 5 en 12m
Bouwhoogte van 3 tot 4
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels
Uitbouw van de handelsas van
de Vissersstraat.
Behoud van de eengezinswo-
ningen langs de Breydelstraat.
Mogelijkheid om kwalitatieve
oplossingen te creëren van
straat naar straat.
Variërende bouwdiepte te veel
geënt op perceelsstructuur waar-
door geëigende oplossingen bij
samenbrengen van percelen niet
mogelijk zijn.
Oostelijk deel van de Breydel-
straat mist kwaliteit door opeen-
volging van garagepoorten.
Eengezinswoningen kansen geven
in het westelijk deel van de Brey-
delstraat.
Mogelijkheden voor de uitbouw
van de handelsas van de Vis-
serstraat zonder dat het westelijk
deel vande Breydelstraat in het
gedrang komt..
Opwaarderen van de kwaliteit van
het binnengebied door opleggen
van groendaken – tuinterrassen op
niveau 1.
Specifieke voorschriften voorzien
die bouwen van straat naar straat
op een kwalitatieve manier moge-
lijk maken waarbij eventueel ver-
bindingen kunnen worden gecre-
eerd.
Blok 8 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 9 en 12m
Bouwhoogte van 3 tot 5
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels
Optimalisering van handel en
horeca.
Mogelijkheden tot opwaarde-
ring van het binnengebied.
Variërende bouwdiepte.
Gebrek aan kwaliteit in het bin-
nengebied.
Kansen voor handel en horeca
optimaliseren gekoppeld aan kwa-
liteitseisen voor de dakafwerking
(groendaken) in het binnengebied.
Bouwdieptes harmoniseren.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 22 van 4
Blok 9 Deel woongebouwen, han-
del, horeca diensten kantoren
en gemeenschapsvoorzienin-
gen.
Bouwdiepte tussen 9 en 15m
Bouwhoogte van 3 tot 5
bouwlagen
Binnengebied koeren en ho-
vingen met specifieke moge-
lijkheden voor hotels en spe-
cifiek mogelijkheden voor
schouwspelzalen.
Levendigheid van het bouw-
blok door de aanwezigheid
van Collissee en het Witte
Paard bestendigen.
Kwalitatief groen aanwezig in
het binnengebied.
Sterke aanwezigheid van de
hotelfunctie.
Binnengebied onder druk.
Sterk verschillende kwaliteit in
het binnengebied.
Mogelijkheden van het Witte
Paard en Collissée afstemmen op
bestaande toestand met mogelijk-
heden tot opwaardering.
Kansen voor de hotels maximaal
vrijwaren.
Groene oase in binnengebied be-
stendigen.
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 23 van 4
1.4.3 Vertaling in het RUP
Om de uitgangspunten te realiseren dienen naast eerder globale uit-
spraken en richtlijnen tevens per bouwblok of groep van gelijkaardi-
ge bouwblokken specifieke uitspraken te gebeuren die gebaseerd
zijn op de analyse van potenties, knelpunten en visie.
1.4.3.1 Bouwblok 1:
Sterke concentratie van hotels en permanente en tweede verblijven
onder de vorm van meerlagige bebouwing tussen 3 en 6 bouwlagen;
Verwevenheid met horecagelegenheden op het gelijkvloers. Opmer-
kelijk kwalitatief gebouw met notariaat. Het binnengebied is bijna
volledig bebouwd. Op de hoek van de Vramboutstraat en de West-
straat worden een aantal oudere gebouwen vervangen door een
nieuwe residentie. Na deze realisatie zal het bouwblok in grote mate
zijn vernieuwd met uitzondering van een gedeelte in de Vrambout-
straat waar de mogelijkheden moeten afgestemd worden op de rest
van het bouwblok. De systematische toepassing van groendaken in
het binnengebied en de aanpassing van de bouwdiepte zal een verde-
re opwaardering van het bouwblok bewerkstelligen.
1.4.3.2 Bouwblok 2:
Sterke concentratie van wonen onder de vorm van hoofdzakelijk
meergezinswoningen. Hoogte langs de Kerkstraat 6 bouwlagen ter
hoogte van de pleinwand en hoofdzakelijk 3 bouwlagen voor de rest
van het bouwblok. Door de geringe diepte van het bouwblok is er
nauwelijks ruimte vrij op het gelijkvloers. Met uitzondering van de
Kerkstraat komt er nauwelijks handel en/of horeca voor. Een aan-
passing van de bouwdieptes moet het mogelijk maken om meer ge-
eigende hoekoplossingen uit te werken. Gezien het bouwblok tot het
commerciële centrum hoort moeten de mogelijkheden voor handel
en horeca voldoende aanwezig blijven. Het toepassen van groenda-
ken moet bijdragen tot de opwaardering van het binnengebied.
1.4.3.3 Bouwblok 3:
Het grootste bouwblok van het plangebied bevat tevens de belang-
rijkste open ruimte onder de vorm van speelplaatsen die horen bij de
school, een aantal tuinen en een verzameling van garageboxen en
parkings. Langs de Kerkstraat is er een concentratie van handel en
horeca in combinatie met wonen op de verdieping. De bouwhoogtes
schommelen tussen 3 en 4 bouwlagen met uitzondering van de hoek
van de Delvauxtraat en de Kerkstraat. De school krijgt ten volle kan-
sen om verder te functioneren met behoud van de belangrijke open
ruimte met versterking van de groenvoorzieningen. De bestaande
tuinen worden zoveel mogelijk bestendigd terwijl voor de garage-
boxen en parkeerplaatsen gezocht wordt naar een groenere oplossing
al dan niet in meerdere lagen. Dit betekent dat bijkomende onder-
grondse parkeerlagen kunnen worden voorzien gekoppeld aan een
maximaal 4 m hoog bouwvolume dat voorzien wordt van een dak-
tuin.
Aanpassing van de bouwdieptes moet het mogelijk maken om geëi-
gende hoekoplossingen uit te werken.
De handelszaken langs de Kerkstraat krijgen ten volle kansen om de
commerciële ader van Blankenberge te ondersteunen.
1.4.3.4 Bouwblok 4
Combinaties van handel en wonen langs de Langestraat en Molen-
straat met een tussenstrip van hotelvoorzieningen van Manitobaplein
tot Weststraat. De hotels moeten ten volle kansen krijgen om verder
op een kwalitatieve manier hun functie waar te maken. Dit betekent
dat het binnengebied in functie van hotel uigebreide bouwmogelijk-
heden behoudt met eraan gekoppeld de garantie van voldoende kwa-
litatieve buitenruimte door het bestendigen van de tuinzone. In geval
van bestemmingswijziging van hotel naar andere vormen van ver-
blijf (tweede verblijf, permanent verblijf) moeten de volumes in het
binnengebied worden verwijderd alvorens de bestemmingswijziging
kan worden toegestaan..
1.4.3.5 Bouwblokken 5, 6 en 7
De kleinschaligheid van de percelen en de geringe diepte van de
bouwblokken zijn bepalend voor de ontwikkelingsperspectieven. De
garanties voor het mogelijks behoud van kleinschalige eengezinswo-
ningen worden gekoppeld aan meer uitgebreide mogelijkheden in
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 24 van 4
geval van samenvoegen van percelen. In deze bouwblokken vinden
we de grootste concentratie van panden die nog in gebruik zijn als
eengezinswoning. Vooral in de Breydelstraat en de Nieuwstraat
komt hoofdzakelijk de typologie van de eengezinswoning voor.
Door de geringe bouwdiepte is het bijna onmogelijk om op de ge-
lijkvloerse verdiepingen kwalitatieve buitenruimte te organiseren.
De mogelijkheid om dit te voorzien op de verdiepingen wordt opge-
nomen zodat tuinterrassen op niveau +1 kunnen worden gereali-
seerd.
1.4.3.6 Bouwblok 8
Gelijkvloers is de handelsfunctie sterk aanwezig en in dit deel van
het commerciële centrum is het belangrijk om dit zo te houden. De
binnenruimte is bijna volledig bebouwd. Door middel van groenda-
ken en terrassen op niveau kan de kwaliteit sterk worden verbeterd.
De bouwdieptes dienen binnen het volledige bouwblok op een gelij-
ke manier te worden gehanteerd.
1.4.3.7 Bouwblok 9
De aanwezigheid van twee schouwspelzalen in het binnengebied
bepalen mee de dynamiek die van dit bouwblok uit gaat. De private
interne verbindingen tussen de Langestraat en de Vissersstraat zijn
hoogwaardig en maken deel uit van de functionaliteit. Het aanwezi-
ge groene eiland wordt als element bewaard. Binnen dit bouwblok
krijgen hotels en de schouwspelzalen ten volle mogelijkheden omdat
ze zorgen voor een verweving van functies die in een toeristisch cen-
trum thuis horen. De bouwhoogtes in het binnengebied worden dan
ook op deze functies afgestemd.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 25 van 4
1.5 Afwijkingen ten opzichte van het gewestplan
Er zijn geen afwijkingen ten opzichte van de bestemmingen van het
gewestplan. Het RUP bevat enkel detailleringen.
1.6 Watertoets
1.6.1.1 Algemeen kader
Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid
(Belgisch Staatsblad 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afde-
ling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden ge-
noemd.
Artikel 8 van dat decreet luidt:
"Art. 8. § 1. De overheid die over een vergunning, een plan of pro-
gramma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van
de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of pro-
gramma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of
aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect
ontstaat of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet moge-
lijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van
de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de verminde-
ring van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.
Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol
nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van
de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt te-
weeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten
mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van
de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen,
gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van
water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het
water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede
de samenhang tussen een of meer van deze elementen".
Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het ontwerp van uit-
voeringsbesluit over de watertoets definitief goed. Het besluit geeft
de lokale, provinciale en gewestelijke overheden, die een vergunning
moeten afleveren, richtlijnen voor de toepassing van de watertoets.
Het besluit, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 oktober
2006 (Nr. 350 - pag 58326), treedt in werking op 1 november 2006. 1.6.1.2 Toepassing op het RUP
• Aangezien het plangebied van het RUP niet gelegen is binnen een
risicozone van de overstromingsgebieden;
• Aangezien het plangebied van het RUP niet gelegen is binnen
een, volgens de watertoets, overstromingsgevoelig gebied
(NOG),
• Aangezien het aandeel bijkomende bebouwing en verharding
beperkt is in verhouding tot de reeds aanwezige bebouwing en
verharding,
• Aangezien dit RUP slechts beperkte nieuwe ontwikkelingen be-
helst,
• Aangezien er bij de beheers- en beleidsvoorschriften bij de moda-
liteiten omtrent de opmaak van een vergunningsaanvraag duide-
lijk is opgenomen dat het respecteren van de principes inzake in-
tegraal waterbeheer één van de beoordelingscriteria is,
kan in alle redelijkheid geoordeeld worden dat het schadelijk effect
van deze planoptie conform de bepalingen inzake integraal waterbe-
heer beperkt is.
Toelichtingnota
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 26 van 4
1.7 Voorschriften die bij de goedkeuring van het plan worden opgegeven
De stedenbouwkundige voorschriften van het vigerend BPA Cen-
trum (MB 17/10/1988) en van het gewestplan Brugge-Oostkust
vastgelegd in het K.B. van 07.04.1977 en gewijzigd bij Ministerieel
Besluit van 4 april 1995 en 19 september 1996 worden opgegeven
bij de goedkeuring van het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de zones
waar het betrekking op heeft.
I. Lijst met op te heffen voorschriften
Na het van kracht worden van het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wor-
den volgende voorschriften in het plangebied opgeheven:
� Bestemmingen van het gewestplan Brugge Oostkust KB 07 04.1977 en
MB 04.05.1995 en MB 19.09.1996 zijnde woongebied code 0100,
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 bouwzone 1 als hoofdbestemming W/D/O,
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 bouwzones 5 en 6 met als hoofdbestemming W/D/O/B,
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 bouwzones 2, 3, 4, en 7 met als hoofdbestemming O,
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 open ruimte 8 met als hoofdbestemming K en als nevenbestemming
D/O/R/W/B/S
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 open ruimte 9 en 10 met als hoofdbestemming K en als nevenbe-
stemming D/O/R/W/B
� Bestemmingen van het BPA Centrum Stadskern S 9 M.B. 17 oktober
1988 open ruimte 11 met als hoofdbestemming We
1.8 Ruimtebalans
Bestemming RUP oppervlakte gewestplanbestemming
centrumgebied 21.264 m² woongebied
Accent hotels 6.382 m² woongebied
Accent handel 16.209 m² woongebied
Accent wonen 2.620 m² woongebied
Nabestemming gemeen-
schapsvoorzieningen 468 m² woongebied
groenzone 3.726 m² woongebied
daktuinen 1.644 m² woongebied
gemeenschapsvoorziening 5.587 m² woongebied
Open ruimte 3.745 m² woongebied
Openbaar domein 13.694 m² woongebied
Totaal 75.339 m²
1.9 Plenaire vergadering
Op 7 maart 2008 is het RUP besproken in plenaire vergadering. Het
verslag end e adviezen zijn toegevoegd in bijlage.
Naar aanleiding van deze plenaire vergadering is het dossier op een
aantal punten bijgestuurd en vervolledigd.
1.10 Openbaar onderzoek
Het dossier was voorwerp van een openbaar onderzoek van 7 okto-
ber tot en met 5 december. De bezwaren en adviezen werden behan-
deld in de GECORO van 4 februari 2009. Aansluitend op het advies
van de GECORO (zie bijlage) is het ontwerpdossier aangepast tot
definitief dossier.
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 27 van 4
2 Verordenend deel
2.1 Stedenbouwkundige voorschriften
Kolom 1 van onderstaande tabel geeft de verordenende stedenbouwkundige voorschriften weer. Kolom 2 geeft verdere toelichting rond een aan-
tal elementen uit de voorschriften. Deze toelichting wordt als verduidelijking beschouwd bij het beoordelen van stedenbouwkundige vergunnin-
gen en is een weergave van de intenties en de doelstellingen van het bestuur.
2.1.1 Algemene bepalingen
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND TOELICHTEND
I. Definities en regels
2.1.1.1 Afwerking van gemene gevels
Gemene of mogelijk gemene gevels waartegen niet aangebouwd wordt, moeten
waterdicht afgewerkt worden in een volwaardig materiaal in harmonie met de
omgeving.
Dit kunnen delen van bestaande wachtgevels zijn waartegen niet aangebouwd wordt,
nieuwe geveldelen op de grens van een bebouwd perceel, enz ...
Onder volwaardige materialen worden niet begrepen PVC –folies, menuiseriteplaten,
metaalbardages, ….
2.1.1.2 Bezettingsgraad
De verhouding van de bebouwde oppervlakte t.o.v. de totale oppervlakte van een
perceel (of aaneengrenzende kadastrale percelen die één functioneel-
economische eenheid vormen).
2.1.1.3 Technische installaties
Technische installaties zijn toegelaten indien ze binnen het toegestane gabariet
worden opgericht en waarbij ze een geheel vormen met het architecturaal volu-
me. Ze mogen de beeldkwaliteit van de omgeving niet negatief beïnvloeden en
moeten kwalitatief worden uitgewerkt.
Onder technische installaties worden begrepen airco, groepen, motoren, zonnecollec-
toren, zonneboilers, zonnecellen etc.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 28 van 4
2.1.1.4 Bouwlagen en bouwhoogtes
Een bouwlaag is een gedeelte van een gebouw met een betreedbare vloer.
De kroonlijsthoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het referentiepeil tot
aan de snijlijn van de gevel en het dakvlak. Het referentiepeil is het peil van het
openbaar domein op de rooilijn.
Bijzonder voorschrift
Voor percelen waarvan de gebouwen verder dan 10 m van de rooilijn staan, kan
een gemiddeld referentiepeil gekozen op het perceel op voorwaarde dat de wa-
terhuishouding van de aanpalende percelen gerespecteerd wordt.
2.1.1.5 Gabariet
Buitenomtrek van een gebouw, loodrecht op voorgevel.
2.1.1.6 Duurzame materialen
Een duurzaam materiaal heeft een levensduur in open lucht van minstens 1 gene-
ratie mits het voorgeschreven onderhoud.
II. Privacy en wooncomfort
De privacy en het wooncomfort van zowel de bewoners als van de omwonenden
moet gewaarborgd blijven. Dit betekent dat aspecten van bezonning, inkijk en
voldoende ruime woonvertrekken, mee bepalend zijn bij de beoordeling van ver-
gunningsaanvragen.
Elke woongelegenheid beschikt, in geval van nieuwbouw, over een kwaliteits-
volle private buitenruimte (onder de vorm van een tuin, terrassen en/of balkons)
die in verhouding staat tot de oppervlakte van de woongelegenheid. Als minima-
le afmeting in elke richting geldt 1,50 m.
Het doel is ervoor te zorgen dat iedere woongelegenheid over een voldoende kwalita-
tieve en functionele buitenruimte beschikt in functie van het bevorderen van de al-
gemene woonkwaliteit.
III. Bijzondere voorschriften voor bestaande gebouwen
Bestaande vergunde of vergund geachte gebouwen die bepaalde voorschriften
van afmetingen of bezettingsgraad overschrijden of die niet voldoen aan de in-
plantingregels voor nieuwe gebouwen of die een afwijkende bestemming hebben
.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 29 van 4
kunnen, met behoud van de bestaande afmetingen, bezettingsgraad, inplanting of
bestemming beperkt verbouwd worden voor zover ze geen hinder genereren ten
opzichte van de omgeving. Bij herbouw en/of grondige verbouwing gelden de
regels van de stedenbouwkundige voorschriften en de inplantingvoorwaarden
wanneer de perceelsafmetingen dit toelaten met uitzondering van gebouwen die
getroffen zijn door een rooilijn.
IV. Beoordeling van vergunningsaanvragen
Om vergunningen voor gebouwen op een adequate manier te kunnen beoordelen
is het noodzakelijk dat de aanvrager duidelijk maakt:
� op welke manier het gebouw ingepast wordt in het straatbeeld,
� op welke manier de parkeerproblematiek wordt aangepakt,
� hoe de aansluiting op aanpalende gebouwen wordt opgevat,
� op welke manier de niet bebouwde perceelsdelen worden ingericht,
� hoe de privacy van omwonenden wordt gegarandeerd,
� op welke manier kwalitatieve woongelegenheden met een voldoende bui-
tenruimte worden gerealiseerd,
Om antwoord te geven op deze criteria zal de aanvrager voldoende uitgebreid
motiveren en aantonen hoe aan de verschillende kwaliteitscriteria wordt voldaan.
De numerieke voorschriften worden beschouwd als maxima bij de beoordeling
van stedenbouwkundige vergunningen. De aansluitingsaspecten, de ondersteu-
ning van het straatbeeld en de context kunnen ertoe leiden dat deze maxima niet
kunnen worden gerealiseerd.
Het maximum gabariet wordt niet beschouwd als een recht doch als een boven-
grens van de gewenste ontwikkelingen binnen de zone voor gesloten bebouwing.
Bij de beoordeling van ieder project binnen de zone centrumgebied zal de draag-
kracht van de onmiddellijke omgeving het belangrijkste beoordelingscriterium
zijn.
Bij de beoordeling van projecten die aansluiten bij beschermde of geklasseerde
monumenten zullen de aansluitingsaspecten een beoordelingscriterium vormen.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 30 van 4
V. Verhouding en oppervlakte en appartementen
Dit aspect wordt geregeld door (een) verordening(en) die de criteria inzake woon-
kwaliteit bepalen. Deze verordening(en) moet(en) gerespecteerd worden.
VI. Gemeenschapsvoorzieningen
In alle zones die niet bestemd zijn voor gemeenschapsvoorzieningen en waar
bebouwing is toegelaten kunnen gebouwen voor gemeenschapsvoorzieningen
en/of openbaar nut worden opgericht op voorwaarde dat ze qua gabariet en nu-
merieke voorschriften overeenstemmen met de voorschriften van de betrokken
zone. De uitbating van deze gebouwen mag geen aanleiding zijn tot omgevings-
hinder die groter is dat wat normaal kan verwacht worden in de omgeving reke-
ning houdende met de hoofdbestemming van de zone.
Kleinschalige technische nutsvoorzieningen kunnen in elke zone ingeplant wor-
den.
Voor gemeenschapsvoorzieningen geldt de verplichting tot het realiseren van
minstens 1 woongelegenheid per perceel in voorkomend geval niet.
Serviceflatgebouwen worden tevens als gemeenschapsvoorzieningen beschouwd
onder volgende voorwaarden:
° het gebouw vormt functioneel één geheel en bestaat uit minstens 10 indi-
viduele woningen waar bejaarden zelfstandig wonen en beroep kunnen
doen op facultatieve dienstverlening.
° de serviceflats zijn erkend door de Vlaamse overheid
° het gebouw omvat een conciergerie van minstens 65 m² gemeten tussen
de omschrijvende muren
° het gebouw omvat een polyvalente ruimte/restaurant in verhouding tot het
aantal bewoners
° het gebouw omvat een lokaal voor collectieve dienstverlening (wassalon,
strijkruimte)
° iedere serviceflat heeft een minimale oppervlakte van 50 m² tussen de
muren en bevat naast de leefruimte een slaapkamer, individueel sanitair
en badkamer en een individuele berging.
bvb. Elektriciteitscabines, gascabines, verdeelposten voor telecom etc.
Als facultatieve diensten kunnen voorzien worden: personenalarm, middagmaal,
schoonmaak, bejaardenhulp, kapper, pedicure, animatie en vorming …
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 31 van 4
VII. Ondergrondse constructies
Binnen de zones van het openbaar domein of gebieden die een openbaar karakter
hebben zijn ondergrondse constructies in functie van parkeervoorzieningen voor
voertuigen en fietsen, bergplaatsen en toegankelijkheid toegelaten.
Voorschriften met betrekking tot ondergrondse constructies in de andere zones zijn
vervat in de specifieke voorschriften.
VIII. Beschermde/ geklasseerde monumenten en stadsgezichten
Beschermde/geklasseerde gebouwen en stadsgezichten kunnen afwijkend van de
bestemming die voorzien is binnen de bestemmingszone waarin ze liggen een
andere bestemming verkrijgen als deze nieuwe bestemming bijdraagt tot het be-
houd, de revitalisering en/of de opwaardering van het monument. De nieuwe be-
stemming moet evenwel in harmonie kunnen functioneren met de omgeving.
Gesloopte of door overmacht vernielde gebouwen en/of gebouwdelen van een
beschermd/ geklasseerd monument mogen altijd heropgebouwd worden, ook al
voldoen ze niet aan de numerieke voorschriften van de betrokken zone..
In functie van de specificiteit van een beschermd gebouw of stadsgezicht kan het
wenselijk zijn een functie toe te kennen die niet voorzien is in de voorschriften van
de bestemmingszone en die ook niet behoort tot de doelstellingen van de bestem-
mingszone. In de ze gevallen gebeurt een afweging in tussen de bestaanbaarheid van
de functie met de omgeving en de doelstelling om het beschermd/geklasseerd ge-
bouw te revitaliseren.
De aanduiding op de plannen stemt overeen met de toestand bij goedkeuring van het
plan en houdt geen rekening met toekomstige beschermings-, klasserings- of deklas-
seringsbesluiten.
IX. Gebouwen met beeldkwaliteit
Voor gebouwen met beeldkwaliteit zoals aangeduid op het plan bestaand toe-
stand en bestemmingsplan geldt dat bij de beoordeling van stedenbouwkundige
vergunningen rekening wordt gehouden met de beeldkwaliteit. Deze gebouwen
kunnen slechts vervangen worden door gebouwen met minstens gelijkwaardige
architecturale kwaliteiten. Dit betekent dat in geval van vervangende nieuwbouw
de waarde van het straatbeeld moet verhogen.
Gelijkwaardige architecturale kwaliteit betekent niet noodzakelijk dat de stijl moet
worden nagebootst. Positieve contrasten en een hoogwaardige eigentijdse vormge-
ving zijn evenzeer mogelijk.
De aanduiding op de plannen stemt overeen met de toestand bij goedkeuring van het
plan en houdt geen rekening met toekomstige wijzigingen in de inventaris van het
erfgoed.
X. Wonen boven winkels
In geval van bewoning op de verdiepingen moet een aparte inkom voor de woon-
gedeeltes worden voorzien.
Indien de handels- diensten of horecabestemming op de verdieping niet is toege-
laten of wordt voorzien dient de woonbestemming te worden gerealiseerd.
In geval van handelsbestemming op de gelijkvloerse en eventueel eerste verdieping,
moeten in geval van meerdere verdiepingen deze verdiepingen ingezet worden in
functie van de woonbestemming die een afzonderlijke toegang moet krijgen.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 32 van 4
2.1.2 Centrumgebied
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND TOELICHTEND
I. Bestemmingen algemeen
• Bestemming: wonen, verblijven, handel, horeca, diensten. De bestemming wo-
nen en verblijven kan gerealiseerd worden onder de vorm van eengezinswonin-
gen en/of meergezinswoningen in een concept van gesloten bebouwing.
• In het centrumgebied waar de handelsbestemming is toegelaten wordt deze be-
perkt tot de gelijkvloerse verdieping wanneer het aantal bouwlagen minder dan 4
bedraagt. Vanaf 4 bouwlagen en meer kan handel voorzien worden op de gelijk-
vloerse en eerste verdieping. Deze bepaling geldt niet in de deelzone met accent
handel.
Bij nieuwbouw, herbouwen of ingrijpende verbouwingen moet per perceel minstens
één woongelegenheid worden voorzien tenzij alle verdiepingen geïntegreerd worden
in de bestemming. Bergingen moeten steeds in verhouding staan tot de bestemming.
Inrichtingen, die door hun schaal of aard van activiteiten, de draagkracht van het ver-
stedelijkte gebied overschrijden en/of de rust en de veiligheid of het woonklimaat van
de omgeving kunnen aantasten, worden niet toegelaten
Hieronder worden onder andere begrepen dancings, lunaparken, nachtwinkels, ver-
koop en/of opslag van gevaarlijke producten die speciale vergunningen vereisen, ….
Ondergrondse constructies in functie van technische ruimten, bergingen en auto-
staanplaats zijn toegelaten.
Indien een toegang naar het openbare domein wordt gerealiseerd dient deze op een
veilige manier te gebeuren. Er dient tevens voldaan aan de verordening(en) met
betrekking tot toegankelijkheid.
I. Bestemmingen - nadere aanwijzingen - deelzones
Accent handel
Enkel binnen de deelzones met accent handel is de handelsbestemming toegelaten op alle
verdiepingen.
.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 33 van 4
Accent hotels
Binnen de deelzones met het accent op hotels gelden specifieke voorschriften met betrek-
king tot de bouwmogelijkheden in de binnengebieden waarbij buiten de voorziene bouw-
diepte tot een hoogte van 10 m kan worden gebouwd (zie verder II Inrichting Bouwhoog-
tes). Binnen deze deelzone kan een bestemmingswijziging van hotel naar een andere bestem-
ming (wonen, handel) slechts worden vergund nadat de bebouwing aan de volume- en
bezettingseisen van de nieuwe bestemming voldoet.
Voor hotels gelden ruimere voorschriften voor de bouwvolumes achter het hoofdvo-
lume. Een bestemmingswijziging binnen deze grotere bouwvolumes kan niet zonder
dat de bouwvolumes voorafgaandelijk gereduceerd worden tot de toegelaten volumes
bij de andere bestemmingen.
Accent wonen
Binnen de deelzones met accent wonen zijn in afwijking van de algemene bestemmingen
in het centrumgebied enkel de woon en verblijfsbestemming als hoofdbestemming (meer
dan 2/3 van de vloeroppervlakte) toegelaten.
Binnen deze zone gaat bijzondere aandacht uit naar de gemeentelijke stimulerende
maatregelen voor het behoud van eengezinswoningen.
Dit betekent dat in deze deelzones de handelsbestemming en de horecabestemming
enkel als nevenbestemming (minder dan 1/3 van de vloeroppervlakte)wordt toegela-
ten.
Wisselbestemming gemeenschapsvoorzieningen/centrumgebied
Binnen de deelzone met wisselbestemming gemeenschapsvoorzieningen/centrumgebied
gelden de voorschriften voor het centrumgebied maar kan deze gefaseerd evolueren naar
de bestemming gemeenschapsvoorzieningen.
Bij het nemen van de optie gemeenschapsvoorzieningen worden de voorschriften van
de zone gemeenschapsvoorzieningen integraal van kracht.
II. Inrichting
Plaatsing van
gebouwen
Binnen de bestemmingszone aangeduid op plan en hoofdzakelijk op de
rooilijn.
Op de verdiepingen dient ten opzichte van de achterperceelsgrenzen een
voldoende bouwvrije afstand te worden gerespecteerd in functie van een
kwalitatieve inrichting.
De vergunningsaanvraag dient een duidelijk zicht te geven op de inplanting van
gebouwen en constructies, de eventuele aansluiting op aanpalende gebouwen en de
inrichting van de niet – bebouwde ruimte.
Dit betekent dat aspecten van privacy, lichtinval, bezonning mede bepalend zijn voor
dit criterium.
Aantal bouw-
lagen en
bouwhoogte
Het maximaal aantal bouwlagen is aangeduid op het bestemmingsplan.
Eventuele technische verdiepingen moeten binnen het opgelegde gaba-
riet worden voorzien. Hetzelfde geldt voor technische installaties.
Volgende principes worden hierbij gehanteerd:
Max. 3 bouwlagen: een maximale kroonlijsthoogte van 10m waarna het
volume kan toenemen onder een hoek van 45° tot een maximale nok-
hoogte van 17m.
Max. 4 bouwlagen: een maximale kroonlijsthoogte van 13m waarna het
volume kan toenemen onder een hoek van 45° tot een maximale nok-
Bij het beoordelen van de vergunningsaanvraag zal erover gewaakt worden dat de
overgang naar aanpalende percelen op kwalitatieve manier vorm gegeven wordt.
De kroonlijst wordt gedefinieerd als de snijlijn tussen de bovenste vloerplaat en de
gevel.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 34 van 4
hoogte van 20m.
Max. 5 bouwlagen: een maximale kroonlijsthoogte van 16m waarna het
volume kan toenemen onder een hoek van 45° tot een maximale nok-
hoogte van 23m.
Max. 6 bouwlagen: een maximale kroonlijsthoogte van 19m waarna het
volume kan toenemen onder een hoek van 45° tot een maximale nok-
hoogte van 26m.
Indien ruimtelijk verantwoord kan in min worden afgeweken van het
aantal bepaalde bouwlagen in het grafisch plan. Enkel de hoogte van de
gelijkvloerse verdieping is maximaal 4,00m.
De hoogte achter het hoofdvolume wordt beperkt tot een kroonlijsthoog-
te van 4 m ter hoogte van de perceelsgrenzen waarna het volume kan
toenemen onder een hoek van 45° tot een nokhoogte van maximaal 6 m.
Binnen de deelzone met accent op hotels geldt deze hoogtebeperking niet
en kunnen in functie van hotelvoorzieningen en/of andere bij de horeca
horende voorzieningen volumes gerealiseerd worden met een maximale
hoogte van 10 m. De complementaire voorzieningen moeten niet gekop-
peld zijn aan een hoteluitbating en kunnen autonoom functioneren.
Door de hoogte op de gelijkvloerse verdieping tot maximaal 4,00m te verhogen laat
dit ruimere mogelijkheden voor handel en diensten toe.
Onder bij de horeca horende voorzieningen worden onder andre begrepen: schouw-
spelzalen, feestzalen, restaurants en/of cafés
Bouwdiepte De toegelaten bouwdiepte is vrij op het gelijkvloers op voorwaarde dat
minstens 50% van de ruimte, achter de uiterste achterbouwlijn voor de
verdiepingen, wordt georganiseerd als stadstuin. Deze stadstuin kan
hetzij op de gelijkvloerse hetzij op de eerste verdieping worden gereali-
seerd.
De bouwdiepte op de verdiepingen is de aangegeven bouwdiepte op het
bestemmingsplan.
Langs de Kerkstraat geldt volgende bijkomende bepaling: indien de
perceelsbreedte meer dan 16 m bedraagt mag de bouwdiepte onder een
hoek van 45° toenemen tot een maximale diepte van 20 m voor zover
een voldoende afstand tot de achterperceelsgrens kan worden gegaran-
deerd die minimaal 10 m moet bedragen
Afwijkingsmogelijkheid: van de maximale bouwdiepte op de verdieping
kan afgeweken worden indien het ruimtelijk meer verantwoord is dieper
te bouwen en dit te compenseren door binnen de bouwdiepte een dak-
tuin, terras of patio te voorzien. De grotere bouwdiepte mag geen aanlei-
ding geven tot het creëren van meer vloeroppervlakte en de hoogte bin-
nen deze ruimere bouwdiepte wordt beperkt tot 10 m.
In geval van hoekpercelen is het mogelijk dat de bouwdiepte op de verdieping dient
te worden aangepast in functie van het vrijwaren van de woonkwaliteit op aanpalen-
de percelen. Dit kan aanleiding geven tot het reduceren van de maximale hoogte
en/of de maximale bouwdiepte. Er wordt steeds een kwalitatieve oplossing voorge-
steld die rekening houdt met lichtinval, relatie tot de buitenlucht, bezonning etc.
De aangegeven bouwdiepte is de maximumdiepe. Er wordt steeds een kwalitatieve
oplossing voorgesteld die rekening houdt met lichtinval, relatie tot de buitenlucht,
bezonning etc. ten opzichte van omliggende percelen.
Dit kan gebeuren bij ingesloten percelen waar hoge gemene muren het perceel be-
grenzen. Een patio tegen de gemene muur kan dan minder kwalitatief zijn dan een
interne patio en aanbouwen tegen de gemene muur.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 35 van 4
Uitbouwen
vanaf 1e ver-
dieping
Ter hoogte van de rooilijn zijn uitbouwen mogelijk vanaf het eerste ver-
diep met een maximale diepte van 1 m. In functie van de lokale breedte
van het openbaar domein kan de diepte van de uitbouw worden beperkt
of kunnen uitbouwen worden verboden.
Ze moeten gesitueerd zijn binnen een hoek van 45° genomen vanaf het
snijpunt van de as van de gemene muur/perceelsgrens met de bouwlijn.
Boven het openbaar domein moet steeds een minimale vrije hoogte van
2,50 m worden gerespecteerd.
De lengte van de uitbouwen dient in verhouding te zijn met de volledige
gevelopbouw. In functie van een evenwichtige opbouw kunnen uitbou-
wen in gevelbreedte worden beperkt.
Bij hoekpercelen moet er minimaal 1 onderbreking zijn per gevelzijde.
De onderbreking moet minimaal 10% van de betrokken gevelzijde be-
dragen.
Ter hoogte van de achterste bouwlijn zijn vanaf de eerste verdieping
terrassen toegelaten gesitueerd binnen volgend gabariet: ten opzichte van
de zijdelingse perceelsgrens wordt een afstand van 60 cm gerespecteerd
waarna onder een hoek van 45° een terras van maximaal 1,50 m diepte
ten opzichte van de achtergevel mag worden gerealiseerd. Deze beper-
king voor terrassen geldt niet in geval van daktuinen op de eerste verdie-
ping voor zover de terrassen niet storend zijn voor de omgeving en vol-
doen aan andere wettelijke bepalingen.
De ritmiek van de historische percelen, het algemeen straatbeeld en de opbouw ervan
vormen criteria bij de beoordeling.
Voor de minimale afmetingen van de private buitenruimte wordt verwezen naar
2.1.1 Algemene bepalingen II
In geval van daktuinen op de eerste verdieping mogen de terrassen groter zijn op
voorwaarde dat ze voldoen aan de bepalingen uit het burgerlijk wetboek inzake lich-
ten en zichten en ze niet storen voor de omgeving.
Dakvorm en
dakuitbouwen
De dakvorm is vrij te ontwikkelen binnen het opgelegde gabariet.
Dakuitbouwen buiten dit gabariet zijn toegelaten op voorwaarde dat deze
ondergeschikt zijn en het dakvlak primeert.
Dit houdt in dat het dakvlak als belangrijker wordt ervaren dan de dakuitbouwen
door het beperken van dakuitbouwen en dakinbouwen in oppervlakte en gabariet. In
het straatbeeld moet het dakvolume duidelijk aanwezig zijn en mag geen beeld wor-
den geschapen van doorlopende gevels met lokale aanbreng van dakmaterialen. De
dakvolumes moeten mee het straatbeeld ondersteunen.
Architecturaal
voorkomen
Nieuwe gebouwen moeten zorgen voor een hoogstaande architecturale
invulling die bijdraagt tot de versterking van het centrum.
Het architecturale voorkomen van nieuwbouw staat in functie van het creëren van
een hoogwaardige centrum. Het gebruik van reliëf in de gevels door het werken met
verspringende gevelvlakken en afwisseling van open en gesloten wordt gecombi-
neerd met geveluitbouwen, terrassen en balkons. De gevelwand dient een samenhang
te vertonen en vormt de confrontatie/integratie van bebouwing in het centrum.
Gevelgeleding, materiaalgebruik en architecturale vormgeving zorgen voor een kwa-
liteitsvolle afwerking in het stedelijke weefsel.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 36 van 4
Niet bebouw-
de perceelsde-
len
De niet bebouwde of enkel gelijkvloers bebouwde perceelsdelen zijn
bestemd als tuinzone/stadstuin/dakterras/daktuin
Indien de niet bebouwde of enkel gelijkvloers bebouwde perceelsdelen
minder dan 30m² bedragen mogen deze volledig verhard worden. De
verhardingen dienen gekozen te worden in functie van het karakter van
de tuin/terrasruimte.
Indien de niet bebouwde of enkel gelijkvloers bebouwde perceelsdelen
meer dan 30m² bedragen moet minstens 50 % voorzien worden ingericht
onder de vorm van een stadstuin
Afsluitingen met een maximale hoogte van 4 m zijn toegelaten.
Een stadstuin omvat groenaanleg, waterpartijen, terrassen etc.
Deelzone met asterisk (*)
Binnen de deelzone met asterisk (*) kunnen, binnen de bestaande volumes op de achter-
gelegen perceelsdelen, de toegelaten bestemmingen worden gerealiseerd afwijkend van
de toegelaten bouwhoogtes achter de grens voor hoofdgebouwen. Dit kan slechts als dit
op een kwalitatieve manier gebeurt met respect voor de privacy van de omwonenden.
De bestaande bijgebouwen kunnen hetzij de handelsfunctie hetzij de woonfunctie
krijgen met behoud van het bestaande volume. Bij het realiseren van raamopeningen,
terrassen etc. dienst steeds de privacy van de omwonenden worden gegarandeerd.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 37 van 4
2.1.3 Gemeenschapsvoorzieningen
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND TOELICHTEND
I. Bestemming
• Gemeenschapsvoorzieningen en diensten, gericht op het uitrustingsniveau van
het kleinstedelijk gebied, met inbegrip van bergingen, parkeervoorzieningen,
huisvesting van conciërge en/of exploitant en de huidige handelszaken.
De nuttige vloeroppervlakte per wooneenheid bedraagt niet méér dan 200 m². Het
oprichten van een vrijstaande woning is niet toegestaan.
Ondergrondse constructies in functie van technische ruimten, bergingen, autostaan-
plaatsen zijn toegelaten. Indien een toegang naar het openbare domein wordt gereali-
seerd dient deze op een veilige manier te gebeuren.
Deze bestemming omvat het behoud van de huidige activiteiten van het scholencom-
plex met de mogelijkheid tot een compacte uitbreiding. Indien gekozen wordt voor
het voorzien van huisvesting voor conciërge en/of exploitant maakt deze integraal
deel uit van het betrokken complex.
• Nabestemming: centrumvoorzieningen onder de vorm van handel, horeca en
huisvesting op voorwaarde dat deze gerealiseerd worden per samenhangend ge-
heel en een deel van de site als gemeenschapsvoorziening wordt behouden.
• Bij de realisatie van de nabestemming dient een inrichtingsstudie te worden ge-
voegd als informatief document waarbij een visie wordt gegeven op de toekom-
stige ontwikkeling van de globale site en de manier waarop de nieuwe functies
ingepast worden in het centrumgebied.
Bij gedeeltelijke stopzetting van de onderwijsfunctie kan het gebouwencomplex een
nieuwe invulling krijgen die aansluit bij het centrumgebeuren maar waarbij een deel
van de zone voorbehouden blijft voor gemeenschapsvoorzieningen.
II. Inrichting
II.1. Algemeen
Bezetting Bij de inplanting van nieuwe gebouwen wordt gezorgd voor een compact
en zuinig ruimtegebruik. Nieuwe gebouwen met meerdere verdiepingen
of een hoogte die meer dan 4 m bedraagt moeten worden ingeplant bin-
nen de op het bestemmingsplan aangeduide begrenzingen.
Nieuwe gebouwen worden ingepast in de bestaande gebouwenconfiguratie en sluiten
er zo goed mogelijk bij aan. De niet bebouwde ruimte wordt geconcipieerd als een
samenhangend geheel met groenaccenten.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 38 van 4
Materiaalge-
bruik
Materialen en kleuren zijn vrij te kiezen, voor zover ze verenigbaar zijn
met de omgeving.
Bij de vergunningsaanvraag wordt het materiaal en kleurgebruik geëvalueerd op
basis van de integratie in de omgeving. Kleuren en materialen kunnen de continuïteit
van het straatbeeld mee ondersteunen dan wel er positief mee contrasteren.
Parkeervoor-
zieningen
Het aanleggen van ondergrondse parkeervoorzieningen is toegelaten,
ook binnen de deelzone open ruimte. Deze parkeervoorzieningen kunnen
een openbaar karakter hebben.
Verhardingen • Minimaal 20 % van de deelzone open ruimte (gearceerde deelzo-
ne)dient voorzien te worden van groenaanleg. De groenaanleg dient
zodanig te worden opgevat dat er een maximaal groen beeld wordt
gecreëerd door te concentreren en te structureren. Een hoogstammi-
ge boom staat gelijk met 20m² groenvoorziening.
• De rest van de niet – bebouwde perceelsdelen mag worden verhard
ten behoeve van speelplaatsen en interne ontsluiting. Voor de aanleg
van verhardingen dienen kleinschalige, uitbreekbare of waterdoorla-
tende materialen te worden gebruikt.
• De bestaande verhardingen kunnen worden behouden en vervangen
maar bij uitbreiding van bebouwing in de egaal gekleurde zone ge-
meenschapsvoorzieningen dient dit volledig (100%) te worden ge-
compenseerd door groenvoorzieningen in de deelzone open ruimte
(gearceerde deelzone).
De vergunningsaanvraag geeft een duidelijk zicht op de inrichting en het beheer van
de niet – bebouwde ruimte. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar de groenvoorzie-
ningen. Het integreren van hoogstammig groen in de verhardingen kan bijdragen tot
het creëren van een groenstructuur.
Ontsluiting Bij heroriëntering en/of de aanleg van ondergrondse parkeervoorzienin-
gen kan een zachte verbinding voor niet-mechanisch verkeer richting
Kerkstraat worden voorzien.
II.2. Specifieke voorschriften
Plaatsing van
gebouwen
Binnen de op het bestemmingsplan afgebakende zones (egaal gekleurde
deelzone).
.
Bouwhoogte De maximale hoogte van het bouwvolume wordt vastgelegd op maxi-
maal 4 bouwlagen met een maximale kroonlijsthoogte van 13m waarna
het volume kan toenemen onder een hoek van 45° tot een maximale
nokhoogte van 20m.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 39 van 4
Bouwdiepte De toegelaten bouwdiepte is aangeduid op het bestemmingsplan.
Dakvorm De dakvorm is vrij.
Niet bebouw-
de delen
De terreininrichting van de niet bebouwde delen van het perceel staan in
functie van het optimaal functioneren van de school en/of de toekomsti-
ge functies.
De aanleg wordt vastgelegd in een inrichtingsnota die een beeld geeft
van de beoogde doelstellingen. Deze inrichtingsnota maakt deel uit van
de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 40 van 4
2.1.4 Groene zone
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND TOELICHTEND
I. Bestemming
• Bestemming: groenvoorzieningen op maaiveldniveau en op verdiepingsniveau in de
deelzone daktuinen.
• Het voorzien van ondergrondse constructies is binnen de egaal gekleurde zone toege-
laten op voorwaarde dat minstens 1 m gronddekking wordt gerealiseerd ten behoeve
van een stadstuin op gelijkvloers niveau.
• De deelzone daktuin kan gelijkvloers volledig worden bebouwd in functie van par-
keervoorzieningen op voorwaarde dat er een daktuin op de verdieping wordt voorzien
De groenzones hebben betrekking op aanwezige kwalitatieve groen ruimtes die bij-
dragen tot de belevingswaarde en de waarde van het centrumgebied. Binnen deze
zone geldt het principe dat ze maximaal hun groen karakter behouden en zeker hun
openheid. Dit betekent niet dat bestaande constructies binnen dit gebied moeten ver-
dwijnen.(zie 2.1.1 algemene bepalingen III)
II. Inrichting
II.1. Algemeen
De zone dient te worden ingericht/behouden als stadstuin wat betekent dat bestaande
verhardingen en bebouwing in functie van de aanleg kunnen behouden worden doch dat
bijkomende verharding niet is toegelaten.
De enige vorm van bijkomende bovengrondse bebouwing die is toegelaten is een tuin-
huisje van maximaal 10 m² per tuin.
Het open en groen houden van deze zones staat voorop waarbij accenten worden
gelegd op de groenvoorzieningen.
Verordenend deel
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 41 van 4
2.1.5 Openbaar domein
VOORSCHRIFTEN VERORDENEND TOELICHTEND
I. Bestemming
• Bestemming: openbaar domein.
Alle acties en maatregelen in functie van het optimaliseren van het openbaar domein zijn
toegelaten.
Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar het woonklimaat van de omgeving waarbij
een evenwicht tussen verblijfskwaliteit, bereikbaarheid en parkeervoorzieningen
wordt vooropgesteld.
Het precair privatief gebruik wordt geregeld door middel van politieverordeningen.
RUP_31004_214_00009_00001_sv.doc, versie 02 blad 42 van 4
3 Bijlagen
3.1 Verslag plenaire vergadering van 7 maart 2008 3.2 Advies dienst ruimtelijke planning provincie West-Vlaanderen 3.3 Advies agentschap R-O West-Vlaanderen – onroerend erfgoed 3.4 Advies LNE - beleid 3.5 Advies LNE dienst veiligheidsrapportering 3.6 Advies Wegen en verkeer West-Vlaanderen 3.7 Advies Gecoro van 21 februari 2008 3.8 Advies agentschap RO-Vlaanderen van 27 november 2008 3.9 Advies deputatie West-Vlaanderen van 27 november 2008 3.10 Advies Gecoro van 4 februari 2009 3.11 Lijst met fiches inventaris onroerend erfgoed