5-101 Sénat de Belgique - Senate · Gewone Zitting 2012-2013 5-101 Séances plénières Jeudi 2...

Belgische S

enaat G

ewone Z

itting 2012-2013

5-101Séances plénières

Jeudi 2 mai 2013Séance de l’après-midi

Annales

Sén

at d

e B

elgi

que

Ses

sion

ord

inai

re 2

012-

2013

Handelingen Plenaire vergaderingen Donderdag 2 mei 2013 Namiddagvergadering 5-101

Abréviations – Afkortingen

CD&V Christen-Democratisch en Vlaams

cdH centre démocrate Humaniste

Ecolo Écologistes confédérés pour l’organisation de luttes originales

MR Mouvement réformateur

N-VA Nieuw-Vlaamse Alliantie

Open Vld Open Vlaamse liberalen en democraten

PS Parti Socialiste

sp.a socialistische partij anders

VB Vlaams Belang

Les Annales contiennent le texte intégral des discours dans la langue originale. Ce texte a été approuvé par les orateurs. Les traductions – imprimées en italique – sont publiées sous la responsabilité du service des Comptes rendus. Pour les interventions longues, la traduction est un résumé.

La pagination mentionne le numéro de la législature depuis la réforme du Sénat en 1995, le numéro de la séance et enfin la pagination proprement dite.

Pour toute commande des Annales et des Questions et Réponses du Sénat et de la Chambre des représentants: Service des Publications de la Chambre des représentants, Place de la Nation 2 à 1008 Bruxelles, tél. 02/549.81.95 ou 549.81.58.

Ces publications sont disponibles gratuitement sur les sites Internet du Sénat et de la Chambre: www.senate.be www.lachambre.be

De Handelingen bevatten de integrale tekst van de redevoeringen in de oorspronkelijke taal. Deze tekst werd goedgekeurd door de sprekers. De vertaling – cursief gedrukt – verschijnt onder de verantwoordelijkheid van de dienst Verslaggeving. Van lange uiteenzettingen is de vertaling een samenvatting.

De nummering bestaat uit het volgnummer van de legislatuur sinds de hervorming van de Senaat in 1995, het volgnummer van de vergadering en de paginering.

Voor bestellingen van Handelingen en Vragen en Antwoorden van Kamer en Senaat: Dienst Publicaties Kamer van volksvertegenwoordigers, Natieplein 2 te 1008 Brussel, tel. 02/549.81.95 of 549.81.58.

Deze publicaties zijn gratis beschikbaar op de websites van Senaat en Kamer: www.senate.be www.dekamer.be

Belgische Senaat – Plenaire vergaderingen – Donderdag 2 mei 2013 – Namiddagvergadering – Handelingen 5-101 / p. 3

Sommaire Inhoudsopgave Présentation de candidats pour une fonction de conseiller d’état (N) au Conseil d’État ....................................6

Questions orales ......................................................................7

Question orale de Mme Olga Zrihen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «la Constitution hongroise» (no 5-966) ...............................7

Question orale de Mme Sabine Vermeulen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «la limitation de la liberté de la presse au Burundi» (no 5-968) .............................................9

Question orale de Mme Nele Lijnen à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture sur «l’herbicide glyphosate» (no 5-976)........................................................................... 11

Question orale de Mme Zakia Khattabi à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur «le droit à l’émotion» (no 5-972)........................................................................... 11

Question orale de M. Wilfried Vandaele au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes sur «le Fyra et la liaison ferroviaire Bruxelles-Amsterdam» (no 5-970)........................................................................... 13

Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations en ce qui concerne les compétences et la convocation de l’assemblée générale (Doc. 5-2005) (Procédure d’évocation) ........................................................................... 14

Discussion générale ........................................................... 14

Discussion des articles ....................................................... 16

Questions orales .................................................................... 16

Question orale de M. Huub Broers au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et secrétaire d’État à la Régie des bâtiments et au Développement durable sur «le retard des données chiffrées permettant de finaliser la réforme de l’État» (no 5-973) ............................................................... 16

Question orale de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le remboursement de médicaments orphelins, très onéreux mais vitaux» (no 5-969) ....................................... 17

Question orale de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’arrêt du remboursement d’un médicament vital» (no 5-977) .......... 17

Voordracht van kandidaten voor het ambt van staatsraad (N) bij de Raad van State ....................................... 6

Mondelinge vragen ................................................................. 7

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Hongaarse Grondwet» (nr. 5-966) ........................ 7

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de inperking van de persvrijheid in Burundi» (nr. 5-968) ................................... 9

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw over «het herbicide glyfosaat» (nr. 5-976) ......................................................................... 11

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «het recht op emotie» (nr. 5-972) ......................................................................... 11

Mondelinge vraag van de heer Wilfried Vandaele aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden over «de Fyra en de treinverbinding Brussel-Amsterdam» (nr. 5-970) ...................................... 13

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bevoegdheden en de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (Stuk 5-2005) (Evocatieprocedure) ........................... 14

Algemene bespreking ........................................................ 14

Artikelsgewijze bespreking ............................................... 16

Mondelinge vragen ............................................................... 16

Mondelinge vraag van de heer Huub Broers aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling over «het achterblijven van het cijfermateriaal teneinde de staatshervorming te kunnen afronden» (nr. 5-973) ........................................... 16

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de terugbetaling van peperdure, uitzonderlijke maar levensnoodzakelijke medicijnen» (nr. 5-969) ..................................................... 17

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de stopzetting van de terugbetaling van een levensreddend medicijn» (nr. 5-977) ......................................................................... 17

5-101 / p. 4 Sénat de Belgique – Séances plénières – Jeudi 2 mai 2013 – Séance de l’après-midi – Annales

Question orale de Mme Freya Piryns à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la politique en matière de drogues» (no 5-971) ......................................... 21

Question orale de Mme Martine Taelman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les legal highs» (no 5-975)........................................................................... 22

Question orale de M. Richard Miller au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur «le contrôle des ventes d’équipement militaire par l’armée» (no 5-974) ........................................................... 23

Question orale de Mme Christine Defraigne à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur «l’abus de procédures de recours» (no 5-967) ............. 27

Proposition de résolution relative à la situation humanitaire en Syrie et dans les pays voisins (de Mme Dalila Douifi et consorts ; Doc. 5-1986) ...................... 28

Discussion ......................................................................... 28

Proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant des médiateurs fédéraux, afin d’assurer une protection légale aux fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités (de MM. Wouter Beke, Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-217) ............................................................. 36

Proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant les médiateurs fédéraux, en ce qui concerne la protection de fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités (de M. Jacky Morael et consorts ; Doc. 5-1491) ......................................................................... 36

Discussion générale ........................................................... 36

Discussion des articles ....................................................... 41

Prise en considération de propositions .................................. 42

Nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants pour le Comité permanent de contrôle des services de renseignements (Comité R) ................................................... 42

Questions orales .................................................................... 43

Question orale de M. Willy Demeyer à la ministre de la Justice sur «l’avenir des Services d’encadrement des mesures judicaires alternatives» (no 5-965)........................................................................... 43

Nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants pour le Comité permanent de contrôle des services de renseignements (Comité R) ................................................... 44

Résultat du scrutin ............................................................. 44

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het drugsbeleid» (nr. 5-971) ......................................................................... 21

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de legal highs» (nr. 5-975) ......................................................................... 22

Mondelinge vraag van de heer Richard Miller aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over «de controle over de verkoop van militaire uitrusting door het leger» (nr. 5-974) ......................................................................... 23

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «het misbruik van beroepsprocedures» (nr. 5-967) ........................................ 27

Voorstel van resolutie over de humanitaire situatie in Syrië en zijn buurlanden (van mevrouw Dalila Douifi c.s.; Stuk 5-1986) .................................................................. 28

Bespreking ........................................................................ 28

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, teneinde een wettelijke bescherming te verlenen aan ambtenaren die onregelmatigheden melden (van de heren Wouter Beke, Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5-217) .............................................................. 36

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, wat betreft de bescherming van ambtenaren die melding maken van onregelmatigheden (van de heer Jacky Morael c.s.; Stuk 5-1491) ......................................................................... 36

Algemene bespreking ........................................................ 36

Artikelsgewijze bespreking ............................................... 41

Inoverwegingneming van voorstellen ................................... 42

Benoeming van de twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I) ..................... 42

Mondelinge vragen ............................................................... 43

Mondelinge vraag van de heer Willy Demeyer aan de minister van Justitie over «de toekomst van de Diensten voor de omkadering van de alternatieve gerechtelijke maatregelen» (nr. 5-965) ............................. 43

Benoeming van de twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I) ..................... 44

Uitslag van de geheime stemming .................................... 44


Votes ..................................................................................... 45

Proposition de loi modifiant les dispositions du Code judiciaire relatives à la discipline (de M. Francis Delpérée et Mmes Christine Defraigne et Sabine de Bethune ; Doc. 5-1067) ..................................... 45

Projet de loi portant assentiment à l’Accord euro-méditerranéen relatif aux services aériens entre la Communauté européenne et ses États membres, d’une part, et le Royaume du Maroc, d’autre part, fait à Bruxelles le 12 décembre 2006 (Doc. 5-2015) ......... 46

Projet de loi portant assentiment à l’Accord-cadre global de partenariat et de coopération entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et la République socialiste du Viêt Nam, d’autre part, fait à Bruxelles le 27 juin 2012 (Doc. 5-2023) ........................ 46

Projet de loi portant assentiment à l’Accord-cadre de partenariat et de coopération entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et la République des Philippines, d’autre part, fait à Phnom-Penh le 11 juillet 2012 (Doc. 5-2024) ................... 47

Projet de loi portant assentiment à la Convention sur la protection et la promotion de la diversité des expressions culturelles, et à l’Annexe, adoptées à Paris le 20 octobre 2005 (Doc. 5-2025) ............................. 47

Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations en ce qui concerne la convocation de l’assemblée générale (Doc. 5-2005) (Procédure d’évocation) .............. 47

Proposition de loi relative à la dénonciation d’une atteinte suspectée à l’intégrité dans une autorité administrative fédérale par un membre de son personnel (de MM. Wouter Beke, Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-217) ......................................................... 47

Proposition de résolution relative à la situation humanitaire en Syrie et dans les pays voisins (de Mme Dalila Douifi et consorts ; Doc. 5-1986) .................. 48

Ordre des travaux .................................................................. 48

Excusés .................................................................................. 48

Annexe

Votes nominatifs ................................................................... 49

Propositions prises en considération ..................................... 52

Composition de commissions ................................................ 53

Demandes d’explications ...................................................... 53

Messages de la Chambre ....................................................... 56

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles ................. 58

Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police ................................................................ 58

Stemmingen .......................................................................... 45

Wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht (van de heer Francis Delpérée en de dames Christine Defraigne en Sabine de Bethune; Stuk 5-1067) ................ 45

Wetsontwerp houdende instemming met de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006 (Stuk 5-2015) .................... 46

Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds, gedaan te Brussel op 27 juni 2012 (Stuk 5-2023) ............................................... 46

Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012 (Stuk 5-2024) .................................................................... 47

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en met de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005 (Stuk 5-2025) ......................................... 47

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (Stuk 5-2005) (Evocatieprocedure) ................................... 47

Wetsvoorstel betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden (van de heren Wouter Beke, Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5-217) ..................................... 47

Voorstel van resolutie over de humanitaire situatie in Syrië en zijn buurlanden (van mevrouw Dalila Douifi c.s.; Stuk 5-1986) ................................................... 48

Regeling van de werkzaamheden .......................................... 48

Berichten van verhindering ................................................... 48

Bijlage

Naamstemmingen ................................................................. 49

In overweging genomen voorstellen ..................................... 52

Samenstelling van commissies .............................................. 53

Vragen om uitleg................................................................... 53

Boodschappen van de Kamer ................................................ 56

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen ............................ 58

Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken .......................................... 58


Présidence de Mme Sabine de Bethune

(La séance est ouverte à 15 h 05.)

Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune

(De vergadering wordt geopend om 15.05 uur.)

Présentation de candidats pour une fonction de conseiller d’état (N) au Conseil d’État

Voordracht van kandidaten voor het ambt van staatsraad (N) bij de Raad van State

Mme la présidente. – Par lettre du 29 avril 2013, le premier président du Conseil d’État porte à la connaissance du Sénat qu’en son audience publique du 16 avril 2013, l’assemblée générale du Conseil a procédé, conformément à l’article 70 des lois coordonnées sur le Conseil d’État, à l’établissement d’une liste de candidats présentés en vue de la nomination à une fonction de conseiller d’État d’expression néerlandaise.

De voorzitster. – Bij brief van 29 april 2013 deelt de eerste voorzitter van de Raad van State mee dat de algemene vergadering van de Raad ter openbare zitting van 16 april 2013, overeenkomstig artikel 70 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, overgegaan is tot het opmaken van een lijst van kandidaten voorgedragen voor de benoeming tot een ambt van Nederlandstalig staatsraad.

Le premier président du Conseil d’État a reçu les candidatures des personnes suivantes :

De eerste voorzitter van de Raad van State heeft de kandidaturen van de volgende personen ontvangen:

– Mme Kristine Bams, premier auditeur au Conseil d’état ;

– Mme Patricia De Somere, premier auditeur au Conseil d’état ;

– Mme Kaat Leus, maître de conférence à la Vrije Universiteit Brussel et avocate aux barreaux d’Anvers et de Bruxelles ;

– M. Wouter Pas, premier auditeur au Conseil d’état et collaborateur scientifique bénévole à la KU Leuven ;

– M. Steven Van Garsse, responsable du Vlaams Kenniscentrum Publiek-private Samenwerking et professeur à temps partiel à l’Antwerp Management School et à l’Universiteit Antwerpen ;

– M. Werner Weymeersch, premier auditeur au Conseil d’État ;

– Mme Anja Wijnants, juge au Conseil du Contentieux des Étrangers.

– Mevrouw Kristine Bams, eerste auditeur bij de Raad van State;

– Mevrouw Patricia De Somere, eerste auditeur bij de Raad van State;

– Mevrouw Kaat Leus, deeltijds hoofddocent aan de Vrije Universiteit Brussel en advocaat aan de balies van Antwerpen en Brussel;

– De heer Wouter Pas, eerste auditeur bij de Raad van State en vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven;

– De heer Steven Van Garsse, hoofd van het Vlaams Kenniscentrum Publiek-private Samenwerking en deeltijds professor aan de Antwerp Management School en aan de Universiteit Antwerpen;

– De heer Werner Weymeersch, eerste auditeur bij de Raad van State;

– Mevrouw Anja Wijnants, rechter in de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen.

Ont été présentés par le Conseil d’État pour la place vacante, sans unanimité toutefois :

Werden door de Raad van State voorgedragen voor het vacante ambt, evenwel zonder eenparigheid van stemmen:

– comme premier candidat : M. Wouter Pas ;

– comme deuxième candidat : Mme Patricia De Somere ;

– comme troisième candidat : Mme Anja Wijnants.

– als eerste kandidaat: de heer Wouter Pas;

– als tweede kandidaat: mevrouw Patricia De Somere;

– als derde kandidaat: mevrouw Anja Wijnants.

Étant donné que la présentation n’est pas unanime, l’article 70, §1er, alinéa 7, et l’article 80, alinéa 2, des lois coordonnées sur le Conseil d’État, sont d’application : « En l’absence d’unanimité lors d’une première présentation ou lors d’une nouvelle présentation à la suite d’un refus, la Chambre des représentants ou le Sénat peuvent alternativement, dans un délai ne pouvant dépasser trente jours à compter de la réception de cette présentation :

Aangezien de voordracht niet unaniem is, zijn artikel 70, §1, zevende lid, en artikel 80, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, van toepassing: “Indien er geen eenparigheid van stemmen is bij een eerste of bij een nieuwe voordracht naar aanleiding van een weigering, kunnen de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat beurtelings, binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling van deze voordracht:

– soit confirmer la liste présentée par le Conseil d’État ; – hetzij de door de Raad van State voorgedragen lijst bevestigen;

– soit présenter par scrutin secret, une deuxième liste de trois noms qui fait l’objet d’une motivation formelle. »

– hetzij bij geheime stemming een tweede lijst met drie namen die uitdrukkelijk wordt gemotiveerd, voordragen.”

Le Sénat a reçu la présentation du Conseil d’État le De Senaat ontving de voordracht van de Raad van State op


29 avril 2013 et doit procéder à la présentation endéans les 30 jours à partir de la réception. La dernière date utile est le 23 mai 2013.

29 april 2013 en moet binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen vanaf ontvangst overgaan tot zijn voordracht. De laatste nuttige datum is 23 mei 2013.

Le Bureau propose de renvoyer ce point à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives afin que celle-ci entende les candidats conformément à l’article 70, §1er, alinéa 8, des lois coordonnées sur le Conseil d’État. (Assentiment)

Het Bureau stelt voor dit punt naar de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden te verzenden teneinde de kandidaten te horen, overeenkomstig artikel 70, §1, achtste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. (Instemming)

Questions orales Mondelinge vragen

Question orale de Mme Olga Zrihen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «la Constitution hongroise» (n o 5-966)

Mondelinge vraag van mevrouw Olga Zrihen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de Hongaarse Grondwet» (nr. 5-966)

Mme Olga Zrihen (PS). – En Hongrie, depuis l’arrivée du gouvernement Orbán, la Constitution hongroise a connu de multiples modifications. Si la nouvelle Constitution de 2012 renforçait déjà le contrôle sur la Banque centrale et sur l’appareil judiciaire, tout en décrétant la centralisation et le contrôle des médias ou en dépénalisant les symboles des dictatures communistes et nazies, la Constitution de 2013 réduit en plus les pouvoirs de la Cour suprême, s’attaque aux SDF et aux minorités dont seules quatorze sont aujourd’hui reconnues alors que trois cents l’étaient précédemment.

Malgré les récentes manifestations dans plusieurs pays européens à l’encontre de cette Constitution menaçant la séparation des pouvoirs et les libertés fondamentales, malgré les mises en demeure par la Commission européenne et le déclenchement de la procédure d’infraction pour se conformer au droit européen, le gouvernement hongrois persiste et signe.

Monsieur le ministre, sur la base de l’article 2 du Traité sur l’Union européenne faisant référence aux valeurs sur lesquelles l’Union est fondée et de l’obligation pour tout État membre d’y adhérer avez-vous pu évoquer ces modifications controversées avec vos homologues ? Ce point a-t-il été mis à l’ordre du jour ou le sera-t-il prochainement à votre initiative ?

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – In Hongarije is, sinds het aantreden van de regering Orbán, de Hongaarse Grondwet verschillende keren gewijzigd. De nieuwe Grondwet versterkte in 2012 de controle op de centrale bank en het gerechtelijk apparaat, centraliseerde en controleerde de media en haalde de symbolen van communistische en nazistische dictaturen uit het strafrecht. De Grondwet van 2013 beperkt zelfs de macht van het Hooggerechtshof, valt de daklozen aan en de minderheden, waarvan er nu slechts veertien zijn erkend, tegenover driehonderd voordien.

Niettegenstaande de recente manifestaties in verschillende Europese landen tegen deze Grondwet, die een bedreiging is voor de scheiding der machten en de fundamentele vrijheden, niettegenstaande de veroordelingen door de Europese Commissie en het opstarten van een inbreukprocedure tegen het land om zich te conformeren aan het Europees recht, houdt de Hongaarse regering voet bij stuk.

Mijnheer de minister, hebt u, op grond van artikel 2 van het Verdrag van de Europese Unie dat refereert aan de waarden waarop de Unie is gebaseerd en de verplichting van alle lidstaten zich eraan te houden, deze controversiële wijzigingen met uw collega’s besproken? Stond dit punt op de agenda of zult u het binnenkort aankaarten?

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. – L’article 2 du Traité sur l’Union Européenne souligne que l’Union est fondée sur le respect de l’État de droit et de la démocratie ainsi que sur le respect des droits de l’homme, y compris des droits des personnes appartenant à des minorités.

L’article 6 du même traité dispose que les droits fondamentaux tels qu’ils sont garantis dans la Convention européenne des droits de l’homme font partie du droit de l’Union en tant que principes généraux. Le respect de ces valeurs et de ces droits fondamentaux fait donc partie intégrante des obligations qui s’imposent aux États membres, en vertu des traités. Il est à ce titre soumis au pouvoir de contrôle de la Commission européenne qui agit en tant que gardienne des traités.

Comme vous le soulignez, la Commission a déjà lancé des procédures d’infraction contre la Hongrie. Elle examine actuellement, en coopération avec le Conseil de l’Europe, les plus récentes modifications de la Constitution hongroise pour

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. – Artikel 2 van het Verdrag van de Europese Unie onderstreept dat het respecteren van de rechtsstaat en de democratie, alsook het respect voor de mensenrechten en de rechten van de minderheden, de basis vormen van de Europese Unie.

Artikel 6 van hetzelfde verdrag bepaalt dat de fundamentele rechten zoals ze gegarandeerd worden in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, deel uitmaken van het Europees recht. Het respecteren van deze waarden en van de fundamentele rechten maakt dus integraal deel uit van de verplichtingen van de lidstaten. De Europese Commissie houdt toezicht en treedt op als behoeder van de verdragen.

Zoals u zei, heeft de Commissie al inbreukprocedures tegen Hongarije opgestart. Momenteel onderzoekt ze, in samenwerking met de met de Raad van Europa, de recentste wijzigingen van de Hongaarse Grondwet om te bepalen of andere acties nodig zijn.

In het communiqué van 12 april heeft de Commissie al laten


déterminer si d’autres actions doivent être lancées.

Dans un communiqué du 12 avril, la Commission a déjà fait savoir que sur la base d’une première analyse juridique, elle nourrissait des inquiétudes majeures sur la compatibilité de cette dernière révision de la loi fondamentale de la Hongrie avec la législation européenne et le principe de la primauté du droit. Son analyse n’est toutefois pas encore finalisée ; il faut évidemment respecter le rôle respectif des différentes institutions et laisser ces procédures juridiques suivre leurs cours.

Dans le cadre d’un précédent amendement à la Constitution hongroise, j’avais demandé à la Commission, non seulement au nom de la Belgique mais aussi au nom du Benelux, lors du Conseil Affaires générales de janvier 2012, d’examiner en détail les amendements contestés. Nous avons suivi cette procédure.

Le Conseil de l’Union européenne n’a pas abordé directement la question lors du Conseil européen de mars. Le président de la Commission a toutefois informé les chefs d’État et de gouvernement de son suivi par la Commission. Nous aurons probablement l’occasion d’y revenir, que ce soit en Conseil Affaires générales ou par l’intermédiaire du premier ministre, au Conseil européen, lorsque la Commission nous présentera ses conclusions.

Une réflexion s’est par ailleurs engagée de manière plus générale sur les mécanismes dont l’Union européenne dispose pour réagir aux risques de violation des droits fondamentaux par un de ses membres. Les procédures d’infraction offrent des garanties d’indépendance et d’efficacité. Elles peuvent aboutir à une condamnation par la Cour de Justice de l’Union européenne, voire au payement d’astreintes. Elles sont toutefois longues.

Le Traité sur l’Union européenne prévoit aussi, en son article 7, une procédure spécifique en cas de violation des droits fondamentaux. Cette option est toutefois complexe et s’apparente à une option nucléaire puisqu’elle peut aboutir à la privation du droit de vote et des droits découlant de l’appartenance à l’Union.

Il serait utile de doter l’Union européenne d’un mécanisme plus flexible pour réagir rapidement aux possibles violations des valeurs de l’Union. L’instauration d’un tel mécanisme avait déjà été proposée dans le rapport du groupe Westerwelle sur l’avenir de l’Union auquel j’ai participé.

L’idée a été rappelée dans une lettre récente des ministres des Affaires étrangères allemand, néerlandais, danois et finlandais. J’y ai apporté explicitement mon soutien lors du Conseil Affaires générales d’avril. Il me paraît effectivement nécessaire que, de la même manière que des mécanismes ont été établis pour veiller au respect par les États membres de leurs obligations en matière de politique économique et budgétaire, une procédure soit établie pour assurer leur plein respect des valeurs fondamentales de l’Union.

Dans le cas particulier de la Hongrie, je vous répète que j’étais intervenu l’année dernière au nom du Benelux pour que la Commission nous fasse part du résultat de son examen d’un précédent amendement à la Constitution. Si nécessaire, nous y reviendrons, soit au Conseil Affaires générales, soit par la voie du premier ministre, au Conseil européen, lorsque

weten op basis van een eerste juridische analyse, heel bezorgd te zijn over de verenigbaarheid van de laatste wijziging van de Hongaarse Grondwet met de Europese wetgeving en de rechtsstaat. Het onderzoek is nog niet afgerond. De instellingen moeten hun respectieve rol kunnen spelen en de gerechtelijke procedures moeten hun weg volgen.

In het kader van een vorig amendement op de Hongaarse Grondwet heb ik op de Raad Algemene Zaken van januari 2012, niet alleen uit naam van België, maar ook uit naam van Luxemburg, de Commissie gevraagd de betwiste amendementen grondig te onderzoeken.

De Raad van de Europese Unie heeft de kwestie niet onmiddellijk aangekaart op de Europese Raad van maart. De voorzitter van de Commissie heeft de staatshoofden wel ingelicht over de follow-up door de Commissie. We zullen waarschijnlijk de gelegenheid krijgen erop terug te komen, hetzij in de Raad Algemene Zaken, hetzij via de eerste minister in de Europese Raad, wanneer de Commissie ons de conclusies zal voorleggen.

De Europese Unie beschikt over mechanismen om te reageren op de risico’s van schending van de fundamentele rechten door één van zijn lidstaten. De inbreukprocedures bieden waarborgen inzake onafhankelijkheid en efficiëntie. Een procedure kan leiden tot een veroordeling door het Europees Hof van Justitie, en er kan een dwangsom worden opgelegd.

Artikel 7 van het Verdrag van de Europese Unie voorziet in een specifieke procedure ingeval van schending van de fundamentele rechten. Dat is echter een ingewikkelde en ingrijpende procedure, die kan uitmonden in het ontnemen van het stemrecht en de rechten die voortvloeien uit het lidmaatschap van de Unie.

De Europese Unie heeft nood aan een meer flexibel mechanisme om snel te kunnen reageren wanneer de waarden van de Unie worden geschonden. De installatie van een dergelijk mechanisme werd al voorgesteld in het rapport van de Westerwellegroep over de toekomst van de Unie, waar ik deel van uitmaakte.

Dit idee werd weer opgeroepen in een recente brief van de ministers van Buitenlandse Zaken van Duitsland, Nederland, Denemarken en Finland. Ik heb het idee expliciet gesteund op de Raad Algemene Zaken van april. Het lijkt me noodzakelijk om, naar analogie van de mechanismen die werden uitgewerkt om erop toe te zien dat de lidstaten hun verplichtingen inzake het economisch en budgettair beleid nakomen, een procedure uit te werken om te garanderen dat de lidstaten de fundamentele waarden van de Unie naleven.

Wat het bijzondere geval van Hongarije betreft, herhaal ik dat ik vorig jaar, uit naam van de Benelux de Commissie heb gevraagd ons op de hoogte te brengen van de resultaten van het onderzoek naar een amendement dat eerder op de Hongaarse Grondwet werd ingediend. Indien nodig komen we hierop terug, hetzij via de eerste minister in de Europese Raad, hetzij wanneer de Commissie ons de conclusies meedeelt omtrent de huidige amendementen.


la Commission nous donnera ses conclusions sur les actuels amendements.

Mme Olga Zrihen (PS). – Effectivement, la situation de la Hongrie nous amène à nous poser deux questions. La première est celle d’instruments flexibles et contraignants pour les États membres en cas de non-respect de l’article 2 du traité de l’Union. La seconde est celle de la cohérence. Est-il imaginable aujourd’hui de devoir résister à des demandes d’adhésion de certains nouveaux candidats – je pense à la Croatie – quand on voit les infractions qui sont commises par des pays qui sont déjà membres de l’Union ?

Lors des prochaines réunions du Conseil Affaires générales, il faudra poser la question de la cohérence au sein de l’Union, tant sur le plan interne qu’en ce qui concerne de futures adhésions. Autrement, nous serons encore confrontés à des situations très difficiles créées par que l’on pourrait peut-être considérer comme des détails.

Mevrouw Olga Zrihen (PS). – Omtrent de situatie in Hongarije moeten we ons effectief twee vragen stellen. Een eerste vraag betreft flexibele en dwingende instrumenten voor de lidstaten wanneer artikel 2 van het verdrag van de Unie niet wordt nageleefd. De tweede betreft de coherentie. Kunnen we ons vandaag verzetten tegen de vraag om toetreding van bepaalde kandidaat-lidstaten – ik denk aan Kroatië – als we de inbreuken zien van landen die al lid zijn van de Unie?

Op de volgende vergaderingen van de Raad Algemene Zaken zullen we de vraag moeten opwerpen van de coherentie binnen de Unie, zowel intern, als wat de toekomstige toetredingen betreft. Anders zullen we geconfronteerd worden met moeilijke situaties die gecreëerd werden door wat we misschien als een detail hebben beschouwd.

Question orale de Mme Sabine Vermeulen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur «la limitation de la liberté de la presse au Burundi» (n o 5-968)

Mondelinge vraag van mevrouw Sabine Vermeulen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over «de inperking van de persvrijheid in Burundi» (nr. 5-968)

Mme Sabine Vermeulen (N-VA). – Le vendredi 19 avril, le Sénat du Burundi a adopté par 32 voix sur 38 une proposition de loi sur la presse. Avec cette loi, il devient pratiquement impossible d’exercer une activité journalistique de qualité et indépendante. Ainsi un journaliste peut-il désormais être obligé de faire connaître ses sources s’il publie des sujets qui touchent à la sécurité nationale et l’ordre public. Celui qui contrevient à ces règles risque une amende pouvant aller jusqu’à 3 000 euros, une somme faramineuse pour un journaliste burundais, qui gagne en moyenne cent euros par mois.

Mais cette loi ne s’appliquera pas seulement à la presse, la société civile, l’opposition et d’autres acteurs sont aussi concernés. À l’avenir il leur sera interdit de communiquer des informations sur des sujets sensibles comme l’économie nationale et le budget de l’État, le chef de l’État ou la sécurité nationale. Les organisations de la société civile qui dénoncent la corruption, les exécutions illégales et d’autres abus ne pourront plus le faire librement.

Dans la perspective des élections de 2015, les autorités burundaises plongent les journalistes et la société civile dans une ambiance d’intimidation et d’opposition avec comme devise : « Qui n’est pas avec nous est contre nous ». C’est particulièrement inquiétant.

La Belgique, le plus important donateur bilatéral du Burundi, a-t-elle tenté de faire savoir par la voie diplomatique sa condamnation d’une telle loi ? La Belgique mettra-t-elle tout en œuvre pour contrer cette loi ? Le gouvernement belge est-il prêt à désapprouver publiquement cette loi et à encourager ses collègues européens à en faire de même ?

Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). – Op vrijdag 19 april heeft de Burundese Senaat een wetsvoorstel over de pers goedgekeurd met een meerderheid van 32 op 38 stemmen. Met die wet wordt het quasi onmogelijk om nog aan kwalitatieve en onafhankelijke journalistiek te doen. Zo kan een journalist verplicht worden zijn bronnengeheim prijs te geven indien hij over onderwerpen bericht die te maken hebben met staatsveiligheid en openbare orde. Wie zich niet aan die regels houdt, riskeert boetes tot 3 000 euro, een torenhoog bedrag voor een Burundese journalist, die gemiddeld 100 euro per maand verdient.

Maar niet alleen de pers, ook het middenveld, de oppositie en andere actoren zullen gevolgen ondervinden van de wet. Communiceren over gevoelig liggende onderwerpen, zoals de nationale economie en het staatsbudget, het staatshoofd of de nationale veiligheid is voortaan verboden. Organisaties van het middenveld die corruptie, buitengerechtelijke executies en andere wantoestanden aan de kaak stellen, zullen dit niet langer ongehinderd kunnen doen.

Met de verkiezingen van 2015 in het verschiet, dompelt de Burundese overheid de journalisten en het middenveld onder in een sfeer van intimidaties en tegenwerking onder het motto “wie niet met ons is, is tegen ons”. Dit is bijzonder verontrustend.

Heeft België, als grootste bilaterale donor in Burundi, geprobeerd om via diplomatie die wet te veroordelen? Zal België alles in het werk stellen om die wet alsnog te counteren? Is de Belgische regering bereid om zich publiekelijk uit te spreken tegen die wet en haar Europese collega’s aan te sporen om hetzelfde te doen?

M. Didier Reynders, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes. – J’ai déjà exprimé récemment mon opinion sur cette loi en réponse à une question de votre collègue, Mme Zrihen. Depuis quelque temps, on m’adresse de très nombreuses questions à ce sujet et je partage votre inquiétude

De heer Didier Reynders, vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken. – Ik heb mijn mening over die wet laatst nog gegeven in mijn antwoord op een vraag van uw collega, Olga Zrihen. Sinds enkele weken en maanden krijg ik daar heel wat vragen over en ik deel uw ongerustheid over de wet om dezelfde


à propos de cette loi et ce, pour les mêmes raisons que celles que vous énoncez. Sur l’insistance de la Belgique, le vendredi 26 avril, l’Union européenne a publié une déclaration commune relative à la loi sur les médias. Cette déclaration, tout comme ma réponse à Mme Zrihen, a retenu une large attention des médias au Burundi. J’avais déjà fait d’autres déclarations en ce sens au cours des mois précédents.

L’Assemblée nationale a adopté quasi sans modification le texte amendé par le Sénat. Seul le montant des amendes a été légèrement abaissé. C’était déjà prévu dans l’amendement adopté au Sénat.

Le président Nkurunziza dispose maintenant d’un délai de trente jours pour promulguer la loi. Il peut également renvoyer le projet au parlement ou demander un avis à la cour constitutionnelle. Nous discuterons avec nos collègues de l’UE des démarches encore possibles pour convaincre le président Nkurunziza qu’il doit demander une deuxième lecture au parlement. J’ai demandé à notre ambassadeur de collaborer à cet effet avec ceux des autres pays de l’UE.

Mon département soutient la presse libre au Burundi et particulièrement un journal indépendant grâce à une ligne budgétaire consacrée à la diplomatie préventive. J’ai également attiré l’attention de mon collègue de la Coopération au développement, ici présent, sur cette problématique.

redenen die u aangeeft. Op aandringen van België heeft de Europese Unie een gemeenschappelijke verklaring over de mediawet vrijgegeven op vrijdag 26 april. Die verklaring, alsook mijn antwoord op de vraag van mevrouw Zrihen, hebben ruime media-aandacht gekregen in Burundi. Ook in de weken en maanden daarvoor had ik nog andere verklaringen in die zin afgelegd.

De Assemblée Nationale heeft op maandag 29 april de tekst met het amendement van de Senaat bijna ongewijzigd aangenomen. Alleen de geldboetes werden opnieuw licht verlaagd. Dat was al het geval in het amendement van de Senaat.

President Nkurunziza heeft nu dertig dagen de tijd om de wet af te kondigen. Hij kan het ontwerp ook terugsturen naar het parlement, of een advies vragen aan het Grondwettelijk Hof. We zullen met onze EU-collega’s de mogelijkheid van verdere diplomatieke stappen bespreken om president Nkurunziza ervan te overtuigen dat hij een tweede lezing door het parlement moet vragen. Ik heb onze ambassadeur gevraagd in dit verband samen te werken met onze EU-collega’s.

Via een budgettaire lijn van de preventieve diplomatie steunt mijn departement de vrije pers en meer bepaald een onafhankelijk weekblad in Burundi. Ik heb ook de aandacht van mijn collega van Ontwikkelingssamenwerking, hier aanwezig, gevestigd op die problematiek.

Mme Sabine Vermeulen (N-VA). – J’ai posé ma question au ministre des Affaires étrangères et non à celui de la Coopération au développement parce que j’espérais recevoir une réponse politique. L’an dernier, le ministre en personne, avec le prince héritier, était présent au cinquantième anniversaire de l’indépendance du Burundi à Bujumbura. Dans son allocution, le ministre souligna le fait que la Belgique était le plus important pays donateur au Burundi. Il ajouta que notre coopération se focalisait sur l’enseignement, la santé publique et l’agriculture mais également sur « la bonne gouvernance via des mesures très concrètes ». Aujourd’hui je constate que le parlement burundais adopte une loi qui ne tient nul compte des principes essentiels de l’état de droit et cela m’inquiète énormément. L’UE a en effet réagi mais très mollement et en temporisant. En tant que principal donateur, notre pays doit prendre les choses en main. Cela signifie qu’il faut de temps en temps jouer de la carotte et du bâton. À la fin de cette année, se termine le programme indicatif de coopération avec le Burundi. J’espère que nous reverrons nos engagements si cette loi entre en vigueur. L’aide belge au Burundi vise entre autres à encourager l’émergence d’un environnement institutionnel positif. Je ne sais pas à quel point c’est encore le cas.

C’est le Sénat du Burundi qui a adopté cette loi. Notre Sénat peut faire savoir dans un message clair à nos homologues à Bujumbura que nous repoussons très catégoriquement cette nouvelle loi. J’invite tous nos collègues à signer la lettre qui a été rédigée en concertation avec la Coupole Nord-Sud 11.11.11. Demain sera la Journée internationale de la liberté de la presse. Envoyons dès aujourd’hui un signal clair au monde entier.

Mevrouw Sabine Vermeulen (N-VA). – Ik heb mijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken gesteld en niet aan die van Ontwikkelingssamenwerking, omdat ik hoopte een politiek antwoord te krijgen. Vorig jaar was de minister zelf, samen met de kroonprins, aanwezig op de vijftigste verjaardag van de Burundese onafhankelijkheid in Bujumbura. In zijn toespraak wees de minister op het feit dat België de belangrijkste donor is in Burundi. Hij zei ook dat de samenwerking geconcentreerd is op onderwijs, gezondheidszorg en landbouw, maar evenzeer op “la bonne gouvernance via des mesures très concrètes”. Nu ik vaststel dat in het Burundese parlement een wet is goedgekeurd die de basisprincipes van de rechtsstaat naast zich neerlegt, maak ik mij zeer grote zorgen. De EU heeft inderdaad gereageerd, maar zeer lauw en afwachtend. Ons land moet als belangrijkste donor het heft in handen nemen. Dat betekent dat we af en toe de wortel en de stok hanteren. Eind dit jaar verloopt het indicatief samenwerkingsprogramma met Burundi. Ik hoop dat wij onze engagementen herzien indien deze wet effectief in uitvoering wordt gebracht. Nu is de Belgische hulp aan Burundi onder andere gericht op het stimuleren van de positieve institutionele omgeving. Ik weet niet hoe actueel dit nog is.

Het is de Burundese Senaat die deze wet heeft goedgekeurd. Onze Senaat kan onze collega’s in Bujumbura de duidelijke boodschap sturen dat we deze nieuwe wet ten stelligste afwijzen. Ik nodig alle collega’s uit deze brief, die opgesteld is in samenspraak met de Noord-Zuidkoepel 11.11.11, mee te ondertekenen. Morgen is de internationale dag van de persvrijheid. Laten we vandaag al een duidelijk signaal de wereld insturen.


Question orale de Mme Nele Lijnen à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture sur «l’herbicide glyphosate» (no 5-976)

Mondelinge vraag van mevrouw Nele Lijnen aan de minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw over «het herbicide glyfosaat» (nr. 5-976)

Mme Nele Lijnen (Open Vld). – Le glyphosate est un herbicide très utilisé. Il n’est pas seulement répandu dans les champs mais également sur les gazons et dans les jardins en Europe occidentale. Depuis 2001, le brevet du glyphosate est arrivé à expiration et ce produit a dès lors été incorporé dans des dizaines de désherbants totaux. Une recherche américaine récente a montré qu’il avait des effets très dangereux, ce que contestent toutefois les producteurs. Des résidus de glyphosate ont été retrouvés dans de la nourriture pour la consommation humaine. Son impact négatif se manifesterait au niveau du système cellulaire et l’on considère le glyphosate comme responsable de dysfonctionnements hormonaux, d’altérations génétiques, de cancers de la prostate, de la maladie de Parkinson, etc.

La ministre est-elle au courant des résultats des dernières études sur les effets éventuellement dangereux des produits contenant du glyphosate et a-t-elle l’intention d’entreprendre des actions si cela s’avère dangereux pour la santé publique ?

Mevrouw Nele Lijnen (Open Vld). – Glyfosaat is een zeer frequent gebruikte herbicide. Het wordt niet alleen gebruikt voor akkers, maar in West-Europa ook voor gazons en tuinen. Sinds 2001 verviel het patent op glyfosaat waardoor het nu ook in tientallen onkruidverdelgers zit. Recent Amerikaans onderzoek wijst op ernstige gevaren die producenten evenwel ontkennen. Residu’s van glyfosaat werden teruggevonden in voedsel voor menselijke consumptie. De negatieve impact uit zich langzaam in ontstekingen die de celsystemen schaden. Glyfosaat wordt zo geacht verantwoordelijk te zijn voor een verstoorde hormonale werking, geboorteafwijkingen, prostaatkanker, de ziekte van Parkinson enzovoort.

Is de minister op de hoogte van de resultaten van het meest recente onderzoek naar de mogelijk schadelijke gevolgen van producten die glyfosaat bevatten, en is ze van plan actie te ondernemen als dat inderdaad zo is?

Klopt het dat die producten intensief gebruikt worden in de Belgische landbouw, en vormen ze een gevaar voor de volksgezondheid?

Mme Sabine Laruelle, ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture. – Toutes les données disponibles sur le glyphosate, y compris les données de la littérature, sont actuellement analysées en profondeur au niveau européen. Je connais l’étude la plus récente publiée récemment à laquelle Mme Lijnen se réfère. De nouvelles études sur le glyphosates sont publiées régulièrement. Jusqu’à présent, ces études n’ont pas permis de récolter de nouvelles informations. L’étude à laquelle Mme Lijnen a fait référence n’est pas vraiment une nouvelle étude, mais plutôt un aperçu des données disponibles. Après analyse, le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement a estimé que l’étude en question avait peu de valeur scientifique.

Le glyphosate est effectivement un des produits phytopharmaceutiques le plus utilisé tant par les agriculteurs que par les particuliers. De ce fait, on le retrouve fréquemment dans les eaux de surface cela dit à des concentrations qui ne posent aucun problème pour l’environnement. Le glyphosate n’intervient que sporadiquement dans l’alimentation humaine et ce, toujours à de faibles concentrations qui sont loin de dépasser la norme maximale. Le glyphosate n’est utilisé que contre les mauvaises herbes ou d’autres plantes qui ne sont pas destinées à la consommation.

L’étude concerne probablement une situation aux États-Unis où le glyphosate est utilisé sur des produits génétiquement modifiés comme le soja et le maïs qui sont résistants au glyphosate. En Belgique et en Europe, le produit n’est pas utilisé de cette manière.

Mevrouw Sabine Laruelle, minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw. – Momenteel worden op Europees vlak alle beschikbare gegevens, met inbegrip van de literatuurgegevens, over glyfosaat grondig geëvalueerd. Ik ben op de hoogte van het meest recente onderzoek waarnaar mevrouw Lijnen verwijst en dat onlangs werd gepubliceerd. Regelmatig worden nieuwe studies over glyfosaat gepubliceerd. Tot op heden werd in die studies geen enkele nieuwe informatie aangebracht. De studie waarnaar mevrouw Lijnen verwees, is trouwens niet eens een nieuwe studie, maar eerder een overzicht van de beschikbare gegevens. Na analyse oordeelde de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu dat de betrokken studie een lage wetenschappelijke waarde heeft.

Glyfosaat is inderdaad een van de meest gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, zowel bij landbouwers als bij particulieren. Hierdoor wordt het veelvuldig teruggevonden in het oppervlaktewater, zij het in concentraties die geen enkel probleem voor het leefmilieu opleveren. In menselijke voeding wordt glyfosaat slechts sporadisch aangetroffen, en dat steeds in lage concentraties die ver onder de maximumnorm liggen. Glyfosaat wordt immers alleen gebruikt tegen onkruid of andere planten die niet voor consumptie zijn bestemd.

De studie verwijst wellicht naar een situatie in de Verenigde Staten, waar glyfosaat wordt gebruikt op genetisch gemodificeerde gewassen, zoals soja en maïs, die resistent zijn gemaakt tegen glyfosaat. In België en Europa wordt het middel niet op die manier gebruikt.

Question orale de Mme Zakia Khattabi à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur e t de l’Égalité des Chances sur «le droit à l’émotion» (no 5-972)

Mondelinge vraag van mevrouw Zakia Khattabi aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over «het recht op emotie» (nr. 5-972)

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Le malaise autour des Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). – Het gevoel van


propos racistes tenus récemment sur Facebook par une personnalité publique d’une chaîne de télévision privée continue à occuper le haut de l’actualité.

Dans le concert des diverses réactions, il en est une qui a retenu particulièrement mon attention, celle du directeur du Centre pour l’égalité des chances et la lutte contre le racisme qui, dans une interview, mettait en avant une notion qui interpelle : le droit à l’émotion qui pourrait en quelque sorte, à ses yeux, tempérer les propos racistes tenus par cet individu.

Madame la ministre, nous savons que le dossier est à l’instruction. Il n’est donc pas question d’anticiper. Toutefois, cette notion fait plus qu’interpeller, le Centre pour l’égalité des chances étant une autorité morale en cette matière. L’argument est déjà repris par certains citoyens sur différents sites dont l’orientation politique inquiète. Il me semble donc fondamental de vous entendre, en tant que ministre de l’Égalité des chances, à propos de cette notion.

Comment accueillez-vous cette notion de droit à l’émotion dans le cadre de la loi sur le racisme et les discriminations ?

Par ailleurs, les dérives en matière de liberté d’expression dans le cadre des pratiques internet des citoyens ne sont pas nouvelles. Comment avancez-vous dans ce dossier de fond et quel plan entendez-vous mettre en œuvre pour gérer cette problématique de manière à protéger adéquatement la liberté d’expression sur internet ?

onbehagen rond de recente racistische uitspraken op Facebook door een publieke figuur van een privételevisieketen blijft de actualiteit beroeren.

Van de vele reacties heeft die van de directeur van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding bijzonder mijn aandacht getrokken. Hij verwees in een interview naar het begrip “recht op emotie”, dat volgens hem de racistische uitlatingen van dat individu enigszins zou kunnen temperen.

Het dossier bevindt zich nog in het stadium van het onderzoek. We moeten dus niet vooruitlopen op de feiten. Dat begrip is evenwel zeer zorgwekkend, aangezien het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding ter zake een morele autoriteit is. Het argument werd reeds door bepaalde burgers overgenomen op verschillende websites met een onrustwekkende politieke oriëntatie. Daarom vind ik het zeer belangrijk uw standpunt over dit begrip te kennen als minister van Gelijke Kansen.

Hoe ziet u het begrip recht op emotie in het kader van de antiracisme- en antidiscriminatiewet?

De ontsporingen met betrekking tot de vrije meningsuiting in het kader van internetpraktijken van de burgers zijn overigens niet nieuw. Hoe ziet u dit fundamentele dossier evolueren? Hoe zult u deze problematiek aanpakken opdat de vrije meningsuiting op internet naar behoren wordt beschermd?

Mme Joëlle Milquet, vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances. – En tant que juriste, ayant d’ailleurs mon ancien professeur à mes côtés aujourd’hui, jamais je n’ai lu dans aucun traité de droit belge, de droit international ou de droit comparé, en matière pénale ou autre, une quelconque notion de droit à l’émotion.

Qu’un magistrat puisse, à l’occasion d’une affaire pénale – l’incitation à la haine, à la discrimination, au racisme, à l’antisémitisme tombant sous le joug pénal –, invoquer éventuellement des circonstances atténuantes est une chose. Cependant, le droit à l’émotion n’existe pas, même si ce concept a peut-être été inventé pour nuancer une affirmation.

Vous avez raison d’affirmer que ces propos sont inacceptables. Ils sont à l’origine d’un licenciement et donneront peut-être lieu à des poursuites judiciaires. Le Centre est en train d’examiner la suite qu’il convient de donner à certaines plaintes reçues.

Le climat qui s’est installé aujourd’hui me rappelle des périodes que l’on croyait révolues, avec une augmentation du populisme et un sentiment généralisé de rejet de l’autre et des différences. Nous devons nous montrer extrêmement vigilants et fermes à cet égard.

Nous devons lutter avec la même fermeté contre tous les radicalismes à portée violente qui génèrent d’ailleurs les différents racismes et qui sont les ennemis de la sécurité, de la démocratie et de la diversité, et contre l’augmentation des sentiments de rejet, du racisme.

Le plan de prévention et de lutte contre le radicalisme dont nous discutons avec les Communautés et les Régions comporte un pan en matière de prévention qui relève de la promotion de la diversité, du respect des autres quelle que soit leur religion.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen. – Als juriste heb ik nooit in enig verdrag naar Belgisch recht, internationaal recht of vergelijkend recht, in strafrechtelijke of andere zaken, enig begrip van recht op emotie gelezen.

Dat een magistraat, naar aanleiding van een strafzaak – aansporing tot haat, discriminatie, racisme, antisemitisme die onder het strafrecht valt – eventueel verzachtende omstandigheden kan inroepen, is één zaak. Het recht op emotie bestaat evenwel niet, al is die notie misschien uitgevonden om een uitlating te nuanceren.

U hebt gelijk wanneer u zegt dat deze uitlatingen onaanvaardbaar zijn. Ze liggen aan de basis van een ontslag en zullen misschien aanleiding geven tot gerechtelijke vervolgingen. Het Centrum onderzoekt nu welk gevolg moet worden gegeven aan bepaalde klachten die het ontvangen heeft.

Het klimaat dat thans ontstaan is, herinnert me aan voorbij gewaande periodes, met een toenemend populisme en een algemeen gevoel van afwijzing van de andere en van de verschillen. We moeten in dit opzicht uiterst waakzaam en vastberaden zijn.

We moeten eveneens vastberaden strijden tegen alle gewelddadige radicaliseringen die het racisme voeden en die veiligheid, democratie en diversiteit in het gedrang brengen, en tegen het groeiend gevoel van afwijzing en racisme.

Het preventieplan tegen radicalisering dat we thans bespreken met de Gemeenschappen en de Gewesten, bevat een actieplan dat gericht is op de bevordering van diversiteit en respect voor de anderen, ongeacht hun religie.

We zijn van plan 2014 uit te roepen tot jaar van de diversiteit op alle bevoegdheidsniveaus, dit naar aanleiding van de


Nous envisageons de faire de l’année 2014 l’année de la diversité, tous niveaux de pouvoir confondus, à l’occasion de la célébration des 50 ans des deux grandes vagues d’immigration. Dans le même temps, nous déposerons des propositions très fermes pour lutter contre le radicalisme et certaines dérives.

Dans ce contexte, nous songeons à demander au Centre pour l’égalité des chances, qui sera interfédéralisé dans quelques mois, qu’il élabore en 2014 une stratégie en la matière. Sur le plan judiciaire, le racisme sous toutes ses formes fera l’objet d’une plus grande vigilance.

La partition de notre société, avec des groupes qui se montent les uns contre les autres, est totalement condamnable.

viering van de vijftigste verjaardag van de twee grote migratiestromen. Tegelijkertijd zullen we zeer krachtige voorstellen indienen voor de bestrijding van radicalisering en bepaalde ontsporingen.

We denken er ook aan het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, dat over enkele maanden “geïnterfederaliseerd” wordt, te vragen ter zake een strategie uit te werken. Op gerechtelijk vlak zal de waakzaamheid inzake racisme in alle vormen, sterk toenemen.

Een verdeling van onze maatschappij via groeperingen die elkaar ophitsen, is verwerpelijk.

Mme Zakia Khattabi (Ecolo). – Je vous remercie de prendre de la distance avec cette notion de « droit à l’émotion ». La formule était en effet d’autant plus malheureuse qu’elle émanait du directeur d’une institution qui fait autorité en ce domaine. Elle laissait penser que sous le couvert de l’émotion, on peut accepter que l’on stigmatise une communauté. C’est inacceptable. Le travail du Centre consiste précisément en une déconstruction de ces relations hâtives.

Comme vous, j’estime qu’il y a lieu de condamner les agressions diverses et multiples, sans pour autant accepter les dérives auxquelles nous avons assisté dans le cadre de cet événement. Je vous remercie pour la clarté de votre réponse : il n’y a aucune place pour un droit à l’émotion dans le cadre de la lutte contre le racisme.

Mevrouw Zakia Khattabi (Ecolo). – Ik dank u omdat u afstand neemt van het begrip “recht op emotie”. Die formulering is des te ongelukkiger omdat ze uitgaat van een directeur van een gezaghebbende instelling op dat gebied. Ze impliceert dat men, onder het mom van emotie, kan aanvaarden dat een gemeenschap wordt gestigmatiseerd. Dat is onaanvaardbaar. De taak van het Centrum bestaat er juist in de gemoederen te bedaren.

Net als u meen ik dat de diverse en veelvuldige agressies moeten worden veroordeeld, zonder evenwel de ontsporingen te aanvaarden die zich hebben voorgedaan in het kader van deze gebeurtenis. Ik dank u voor uw duidelijk antwoord dat in het kader van de racismebestrijding geen plaats is voor een recht op emotie.

Question orale de M. Wilfried Vandaele au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes sur «le Fyra et la liaison ferroviaire Bruxelles-Amsterdam» (no 5-970)

Mondelinge vraag van de heer Wilfried Vandaele aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden over «de Fyra en de treinverbinding Brussel-Amsterdam» (nr. 5-970)

M. Wilfried Vandaele (N-VA). – La suppression, à la fin de l’année dernière, du train Benelux reliant Bruxelles à Amsterdam, a provoqué la colère des voyageurs. Le Fyra, qui avait remplacé le train Benelux mais avec moins d’arrêts et une périodicité moindre, s’est rapidement avéré être un échec et a été remplacé au début de cette année, par un intercity normal qui circule actuellement huit fois par jour entre Bruxelles et La Haye.

Entre-temps, les Chemins de fer néerlandais ont demandé au gestionnaire de ProRail de réserver à nouveau l’ancienne ligne Benelux et, selon les informations dont je dispose, la Belgique a fait la même demande. En attendant, la période avant laquelle le fabricant de Fyra, AnsaldoBreda, devait remédier aux manquements est arrivée à expiration. Apparemment, la Belgique a encore accordé un dernier délai au fabricant italien.

Pendant ce temps, le dossier est un vrai vaudeville qui dure déjà depuis six mois et, malgré toutes les solutions d’urgence, ce sont à nouveau les voyageurs qui pâtissent de la situation.

Que compte faire le ministre pour restaurer une liaison à part entière entre Bruxelles et Amsterdam comme à l’époque du train Benelux ?

De heer Wilfried Vandaele (N-VA). – De afschaffing van de Benelux-trein, de verbinding Brussel-Amsterdam, eind vorig jaar, zette heel wat kwaad bloed bij de treinreizigers die er gebruik van maakten. De Fyra, die de Benelux-trein verving, maar minder haltes had en minder vaak reed, bleek al meteen een mislukking en werd begin dit jaar vervangen door een gewone intercity tussen Brussel en Den Haag, die vandaag acht keer per dag rijdt.

De Nederlandse Spoorwegen vroegen aan de spoorbeheerder ProRail inmiddels om de oude Benelux-lijn, de zogenaamde treinpaden, opnieuw te reserveren en aan Belgische kant gebeurde naar verluidt hetzelfde. Intussen liep vorige week de periode af waarbinnen de fabrikant van Fyra, AnsaldoBreda, de gebreken moest oplossen. Blijkbaar gaf België de Italiaanse fabrikant nog enig uitstel.

Het dossier is inmiddels een vaudeville geworden die al een half jaar aansleept en ondanks alle noodoplossingen zijn de reizigers ook vandaag nog steeds het slachtoffer.

Wat zal de minister doen om op korte termijn opnieuw een volwaardige verbinding tussen Brussel en Amsterdam tot stand te brengen, zoals de Benelux-trein destijds?

M. Jean-Pascal Labille, ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes. – Je signale que le trafic ferroviaire international est

De heer Jean-Pascal Labille, minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden. – Ik wijs erop dat het internationaal verkeer


une activité libéralisée et soumise aux conditions du libre marché. Par ailleurs, étant donné la situation des finances publiques, les pouvoirs publics pourraient difficilement financer des liaisons ferroviaires supplémentaires.

Je peux néanmoins déclarer ce qui suit. Tout d’abord, selon la SNCB, l’offre actuelle semble efficace et connaît une occupation moyenne de 50 pour cent. Par ailleurs, la SNCB continue à m’informer des études qu’elle mène, en concertation avec les chemins de fer néerlandais, concernant l’augmentation des fréquences et les adaptations des horaires. Enfin, étant donné l’expiration du délai contractuel imparti pour pallier les déficiences, le constructeur de train AnsaldoBreda devrait remettre un rapport circonstancié dans les prochains jours. Sur la base de ce rapport, les acheteurs belges et néerlandais pourront juger si le train peut encore être réparé en accordant un délai supplémentaire ou si d’autres alternatives doivent être envisagées.

per spoor een geliberaliseerde activiteit is, die onderhevig is aan de werking van de vrije markt. Anderzijds is het voor de overheid, gelet op de toestand van de openbare financiën, moeilijk om extra spoorverbindingen te financieren.

Niettemin kan ik op heden de volgende feiten vaststellen. Ten eerste lijkt, volgens de NMBS, het huidige aanbod aan te slaan en kent het een gemiddelde bezetting van 50 procent. Ten tweede blijft de NMBS mij informeren over de studies die ze samen met de NS uitvoert naar frequentieverhogingen en aanpassingen van de uurregeling. Ten derde zou treinbouwer AnsaldoBreda, gelet op het verstrijken van de contractuele termijn om de technische gebreken te verhelpen, in de loop van de komende dagen een omstandig verslag afleveren. Op basis van dat verslag kunnen zowel de Belgische als de Nederlandse aankopers beoordelen of de trein nog kan worden hersteld als daar extra tijd voor wordt gegeven, dan wel of er naar andere alternatieven moet worden uitgekeken.

M. Wilfried Vandaele (N-VA). – Je m’étonne que le ministre annonce ici que la SNCB serait satisfaite de la manière dont les choses se passent actuellement. Je voudrais conseiller aux personnes de la SNCB de prendre ce train pour essayer de se rendre dans notre pays voisin. Les personnes qui prennent ce train de temps à autre sont loin d’être satisfaites de la situation provisoire actuelle. La SNCB fait preuve d’une certaine nonchalance.

Je constate, en cette matière, que le libre marché ne fonctionne pas à l’avantage du client et je pourrais encore donner d’autres exemples. Je suis conscient qu’il s’agit d’un dossier compliqué et que le ministre doit éviter une éventuelle demande de dommages et intérêts de la part du constructeur de train. Ma préoccupation est cependant qu’une solution intervienne à court terme pour régler à nouveau d’une manière performante le trafic ferroviaire transfrontalier entre la Belgique et les Pays-Bas.

De heer Wilfried Vandaele (N-VA). – Het verbaast mij dat de minister hier verkondigt dat de NMBS tevreden zou zijn over de manier waarop een en ander nu loopt. Ik zou de mensen van de NMBS dan willen aanraden effectief die trein te nemen om zo te proberen ons buurland te bereiken. Wie die trein af en toe neemt, is immers allesbehalve opgetogen over de voorlopige oplossing die nu operationeel is. De visie van de NMBS getuigt, op z’n zachtst gezegd, van een zekere wereldvreemdheid.

Ik stel vast dat de vrije markt in deze materie niet werkt ten gunste van de klant – en zo zijn er nog voorbeelden aan te halen. Ik besef dat het om een ingewikkeld dossier gaat, en dat de minister moet oppassen voor mogelijke schadeclaims vanwege de treinbouwer. Mijn bekommernis is echter dat er op korte termijn een oplossing komt om het grensoverschrijdend treinverkeer tussen België en Nederland opnieuw op een vlotte en performante manier te regelen.

Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations en ce qui concerne les compétences et la convocation de l’assemblée générale (Doc. 5-2005) (Procédure d’évocation)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bevoegdheden en de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (Stuk 5-2005) (Evocatieprocedure)

Discussion générale Algemene bespreking

M. Louis Siquet (PS), corapporteur. – Il s’agit d’une évocation d’un projet de loi qui a été modifié en commission. L’amendement no 1 a été adopté à l’unanimité des neuf membres présents. L’amendement no 2 est devenu sans objet. Les amendements no 3 et no 4 ont été rejetés par sept voix contre deux.

À la suite de l’adoption de l’amendement no 1, la commission a décidé d’apporter une correction de texte à l’intitulé : les mots « les compétences et » ont été supprimés. Le nouvel intitulé est rédigé comme suit : « Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations

De heer Louis Siquet (PS), corapporteur. – Het betreft een evocatie van een wetsontwerp dat in de commissie werd gewijzigd. Amendement 1 werd eenparig aangenomen door de negen aanwezige leden. Amendement 2 is zonder voorwerp geworden. De amendementen 3 en 4 werden verworpen met zeven stemmen tegen twee.

Ingevolge de aanneming van amendement nr. 1 beslist de commissie volgende tekstcorrectie aan te brengen aan het opschrift: de woorden “de bevoegdheden en” vervallen. Het nieuwe opschrift luidt: “Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder


en ce qui concerne la convocation de l’assemblée générale ».

L’ensemble du projet de loi amendé a été adopté à l’unanimité des neufs membres présents. Confiance a été faite aux rapporteurs.

Je remercie les services de la rédaction du présent rapport.

winstoogmerk en de stichtingen, wat de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft.”

Het geamendeerde wetsontwerp in zijn geheel werd eenparig aangenomen door de negen aanwezige leden. Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs.

Ik dank de redactiediensten voor het huidige verslag.

Mme Martine Taelman (Open Vld). – Le projet de loi vise clairement faire la clarté sur le délai dans lequel le Conseil d’administration d’une asbl est tenu de réunir l’assemblée générale.

Lors de la discussion en commission des Finances et des Affaires économiques, plusieurs groupes, dont le mien, ont déposé un amendement visant à supprimer l’article 2 du projet. Cet article aurait obligé de nombreuses asbl à adapter leurs statuts, avec toutes les tracasseries administratives et les frais que cela suppose. Les asbl qui, par oubli, ignorance ou pour d’autres raisons n’adapteraient pas leurs statuts risquaient une dissolution. Le Vlaams studie- en documentatiecentrum voor VZW’s a attiré l’attention sur les conséquences néfastes que l’article en question pourrait avoir s’il devait être maintenu.

L’amendement ayant été adopté, nous soutiendrons totalement le projet.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Het wetsontwerp wil duidelijkheid verschaffen over de termijn binnen welke de raad van bestuur van een vzw de algemene vergadering moet samenroepen.

Bij de bespreking in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden hebben verschillende fracties, waaronder de mijne, een amendement ingediend om artikel 2 van het ontwerp te schrappen. Dat artikel zou ertoe hebben geleid dat vele vzw’s hun statuten moesten aanpassen, met alle administratieve rompslomp en kosten van dien. Vzw’s die hun statuten vanwege vergetelheid, onwetendheid of andere redenen niet zouden aanpassen, riskeerden een ontbinding. Ook het Vlaams studie- en documentatiecentrum voor VZW’s wees op de nefaste gevolgen, mocht het bewuste artikel worden gehandhaafd.

Aangezien het amendement is goedgekeurd, geniet het ontwerp onze volledige steun.

(M. Armand De Decker, vice-président, prend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitter: de heer Armand De Decker, ondervoorzitter.)

Mme Lieve Maes (N-VA). – Notre groupe était à la base de l’évocation du projet de loi. Nous trouvions que l’article 2, adopté par la Chambre, compliquait fortement les activités des asbl. Nous étions les seuls de cet avis. Le CD&V avait déposé un amendement identique qui a été pratiquement cosigné par tous les partis de la majorité. Nous trouvions un peu dommage que l’on ne nous ait pas demandé de le cosigner.

En outre, nous voulions profiter de l’opportunité pour proposer deux autres modifications.

La première modification visait à harmoniser le délai prévu dans le projet de loi avec celui prévu dans la législation relative aux asbl et de garantir qu’une minorité des membres du conseil d’administration puisse convoquer une assemblée générale. Actuellement, ce n’est possible que par le biais du tribunal, mais il est évident que de très petites asbl ne feront que rarement voire jamais appel à ce moyen. Notre amendement entendait remédier à cette lacune. Il a malheureusement été rejeté.

Avec notre deuxième amendement, nous voulions également régler un problème pratique, à savoir l’inscription des points à l’ordre du jour par une partie des membres, à la limite pendant l’assemblée générale. Mais cet amendement a également été rejeté.

Ces deux amendements n’ont donc pas été soutenus mais nous voterons néanmoins le projet. Il est important que l’article 2 soit supprimé.

Mevrouw Lieve Maes (N-VA). – Onze fractie lag mee aan de basis van de evocatie van het wetsontwerp. Ook wij vonden immers dat het artikel 2 dat de Kamer had goedgekeurd, de werkzaamheden van de vzw’s erg zou bemoeilijken. Daarin stonden we overigens niet alleen. CD&V had namelijk een identiek amendement ingediend, dat eerst werd behandeld en door ongeveer alle meerderheidspartijen werd medeondertekend. We vonden het wel een beetje jammer dat die medeondertekening niet aan ons is gevraagd.

Daarnaast wilden wij van de gelegenheid gebruik maken nog twee andere wijzigingen door te voeren. De eerste wijziging had tot doel een termijn in overeenstemming te brengen met de termijn in de vzw-wetgeving en ook te garanderen dat een minderheid van de raad van bestuur een algemene vergadering kan bijeenroepen. Die mogelijkheid kan nu via de rechtbank worden afgedwongen, maar het ligt voor de hand dat zeer kleine vzw’s, zoals een lokale visvereniging, zelden of nooit naar dat middel zullen grijpen. Ons amendement om dat probleem te verhelpen, is jammer genoeg weggestemd.

Met een tweede amendement wilden wij eveneens een praktisch probleem regelen, namelijk het inschrijven van agendapunten door een gedeelte van de leden, desnoods staande de algemene vergadering. Maar ook dat amendement heeft het niet gehaald.

Voor de genoemde amendementen heeft onze fractie dus geen steun gevonden. Toch zullen wij het ontwerp goedkeuren. Het is immers belangrijk dat artikel 2 is geschrapt.

– La discussion générale est close. – De algemene bespreking is gesloten.


Discussion des articles Artikelsgewijze bespreking

(Pour le texte amendé par la commission des Finances et des Affaires économiques, voir document 5-2005/4.)

(Voor de tekst geamendeerd door de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden, zie stuk 5-2005/4.)

M. le président. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations en ce qui concerne la convocation de l’assemblée générale.

De voorzitter. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.


Question orale de M. Huub Broers au secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et secrétaire d’État à la Régie des bâtiments et au Développement durable sur «le retard des données chiffrées permettant de finaliser la réforme de l’État» (n o 5-973)

Mondelinge vraag van de heer Huub Broers aan de staatssecretaris voor Staatshervorming en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling over «het achterblijven van het cijfermateriaal teneinde de staatshervorming te kunnen afronden» (nr. 5-973)

M. Huub Broers (N-VA). – Le ministre s’est exprimé en des termes peu élogieux sur les services des Finances dans le journal La Meuse, que je lis toujours, habitant la région. Je cite : « Je suis un peu fâché, je l’avoue, car le calendrier de réformes institutionnelles n’est pas respecté ». On lui pose alors la question : « Nous avons été confrontés à un manque de statistiques aux Finances ? ». Ce à quoi il répond : « Je ne dis pas que c’est de leur faute, mais cela va m’obliger à refaire un agenda ». Le premier ministre a donc rejeté directement la faute sur le ministre des Finances. Même s’il dit également un peu plus loin que le retard mis à présenter des statistiques correctes n’est probablement pas imputable aux services des Finances, il trouve tout de même que ce retard va l’obliger à refaire un nouvel agenda.

J’avoue que je ne comprends pas très bien le raisonnement. Je souhaiterais donc poser quelques questions. Est-il vrai que des statistiques correctes n’étaient pas disponibles à temps et que l’on n’est pas parvenu à les fournir après plus d’un an ? Qui est responsable de ce retard ?

De heer Huub Broers (N-VA). – De eerste minister liet zich in de krant La Meuse – die ik als inwoner van de streek natuurlijk altijd lees – in weinig lovende woorden uit over de diensten van Financiën. Zo lezen we: “Je suis un peu fâché, je l’avoue, car le calendrier de réformes institutionnelles n’est pas respecté.” Men stelt hem dan de vraag: “Nous avons été confrontés à un manque de statistiques aux Finances?” Waarop hij antwoordt: “Je ne dis pas que c’est de leur faute, mais cela va m’obliger à refaire un agenda.” De premier gooide met andere woorden geen steen in de kikkerpoel, maar recht naar het hoofd van de minister van Financiën. Ook al zegt hij dan een beetje verder dat het achterblijven van de juiste statistieken mogelijk weer niet de schuld is van de diensten van Financiën, toch vindt hij dat hij een nieuwe agenda moet maken omdat net die statistieken achterbleven.

Ik geef toe dat ik de redenering niet echt begrijp. In mijn schooltijd zou het te laat uitvoeren van opdrachten of het fout redeneren zeker geleid hebben tot op zijn minst een herexamen. Ik heb daarom enkele vragen. Is het waar dat de juiste statistieken niet tijdig voorhanden waren en dat men er meer dan een jaar lang niet in slaagde om ze ter beschikking te stellen? Waar ligt de verantwoordelijkheid voor het achterblijven van deze cijfers?

M. Servais Verherstraeten, secrétaire d’État aux Réformes institutionnelles et à la Régie des bâtiments. – M. Broers n’est certainement pas sans savoir que nous sommes face à une des plus grandes réformes de la loi de financement. La sixième réforme de l’État est, avec celle de 1988-1989, la plus importante de notre histoire. Elle assure environ 17 milliards de moyens supplémentaires pour les entités fédérées, avec en sus plus de dix milliards pour une véritable autonomie fiscale. C’est une tâche colossale et nous voulons ménager une transition harmonieuse, basée sur des chiffres corrects et vérifiés. La traduction complète dans la loi de financement spéciale exige un travail considérable de la part du département des Finances, mais également d’autres départements comme l’Emploi, la Justice, la Sécurité sociale, la Mobilité, etc.

De heer Servais Verherstraeten, staatssecretaris voor Staatshervorming en voor de Regie der gebouwen. – Het is de heer Broers wellicht niet onbekend dat we momenteel voor een van de grootste hervormingen van de financieringswet staan. De zesde staatshervorming is, samen met die van 1988-1989, de grootste in onze geschiedenis. Ze zorgt voor ongeveer 17 miljard bijkomende middelen voor de deelstaten met daar bovenop meer dan 10 miljard aan echte fiscale autonomie. Dat is een enorme opdracht en we willen de overgang minutieus maken, gebaseerd op correcte en geverifieerde cijfers. De volledige vertaling in de bijzondere financieringswet vergt daarom een omvangrijk cijferwerk, dat niet alleen op Financiën gebeurt, maar ook op andere departementen zoals Werk, Justitie, Sociale Zekerheid, Mobiliteit enzovoort.


Concernant les chiffres fournis par les Finances, on a fait un calcul fictif de la dernière année d’imposition connue sur la base des futures compétences et du nouveau calcul de l’impôt des personnes physiques. Ce calcul a été réalisé sur un échantillon représentatif de 343 000 déclarations déterminé par l’Institut national de Statistique. Cela s’est notamment avéré nécessaire pour déterminer de façon aussi exacte que possible le futur facteur d’autonomie et le coût des dépenses fiscales à transférer. Un nouveau programme a été élaboré pour ces nouveaux calculs. Le résultat de ces calculs a été validé la semaine dernière et présenté au groupe de travail composé des huit partis qui mettent en œuvre l’accord institutionnel.

Il a été fait appel à plusieurs départements pour le calcul des nouvelles dotations. Entre-temps, la plupart de ces chiffres ont été fournis et validés. Tout cela devrait nous permettre, dans les prochaines semaines, d’introduire le calcul du facteur d’autonomie et des nouvelles dotations dans les projets de textes de la loi spéciale de financement. Ces textes sont déjà prêts.

Comme le disait déjà à l’époque le premier ministre dans son discours sur l’état de l’Union, nous voulons que les propositions de loi spéciale mettant en œuvre la sixième réforme de l’État soient votées cette année au parlement. Nous tenons toujours les délais.

Voor de cijfers die Financiën heeft aangeleverd, werd op basis van de toekomstige bevoegdheden en de volledig nieuwe berekening van de personenbelasting die daaruit zal volgen, een fictieve herberekening van het laatste bekende aanslagjaar gemaakt. Die werd uitgevoerd op een representatief staal van 343 000 aangiften dat door het Nationaal Instituut voor de Statistiek is bepaald. Dat bleek nodig te zijn om onder meer de toekomstige autonomiefactor en de kost van de over te dragen fiscale uitgaven zo exact mogelijk te bepalen. Voor deze herberekeningen is een nieuw programma ontwikkeld. De uitkomst van die berekeningen werd vorige week gevalideerd en voorgesteld aan de betrokken werkgroep van de acht partijen die het institutioneel akkoord uitvoeren.

Voor de berekening van de nieuwe dotaties wordt een beroep gedaan op verschillende departementen. De meeste van die cijfers zijn intussen ook aangeleverd en worden nu gevalideerd. Dat alles zal ons de mogelijkheid geven om in de komende weken de berekeningen van de autonomiefactor en de nieuwe dotaties in de ontwerpteksten van de bijzondere financieringswet te kunnen inbrengen. Die teksten zijn reeds voorbereid.

Zoals de eerste minister eerder in zijn State of the Union al verklaarde, willen we de voorstellen van bijzondere wet die uitvoering geven aan de zesde staatshervorming, dit jaar goedgekeurd zien in het parlement. We liggen nog steeds op koers.

M. Huub Broers (N-VA). – Le secrétaire d’État a du pain sur la planche puisque le premier ministre a parlé de huit semaines de retard. Le secrétaire d’État dit que le gouvernement est dans les délais. Je ne sais pas qui ment ou, pour le moins, répand de mauvaises informations. Vu le petit sourire qu’il avait en commençant sa réponse, je crois qu’il essaye de nous raconter des histoires.

De heer Huub Broers (N-VA). – De staatssecretaris heeft heel wat werk te verrichten, want de premier heeft het over acht weken achterstand. Zelf zegt de staatssecretaris dat de regering op schema ligt. Ik weet dus niet wie liegt of minstens verkeerde informatie verspreidt. Door het lachje op zijn gezicht bij het begin van het antwoord denk ik dat de staatssecretaris ons iets probeert wijs te maken.

Question orale de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «le remboursement de médicaments orphelins, très onéreux mais vitaux» (n o 5-969)

Mondelinge vraag van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de terugbetaling van peperdure, uitzonderlijke maar levensnoodzakelijke medicijnen» (nr. 5-969)

Question orale de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «l’arrêt du remboursement d’un médicament vital» (n o 5-977)

Mondelinge vraag van de heer Bart Laeremans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de stopzetting van de terugbetaling van een levensreddend medicijn» (nr. 5-977)

M. le président. – Je vous propose de joindre ces questions orales. (Assentiment)

De voorzitter. – Ik stel voor deze mondelinge vragen samen te voegen. (Instemming)

M. Bert Anciaux (sp.a). – Les médias ont relayé la triste histoire de Viktor, un garçon de sept ans qui souffre d’une maladie rare susceptible d’entraîner la mort. Seul un médicament qui coûte 18 000 euros par mois peut l’aider. Quasi aucun parent ne peut payer une telle somme.

La situation est aussi particulièrement lourde pour nos soins de santé. La firme pharmaceutique concernée refuse d’accorder une petite réduction, même en cas de remboursement. Il revient à présent au gouvernement de prendre une décision à court terme sur le remboursement. Les médecins affirment que ce genre de dilemme est fréquent.

La situation place notre politique de santé face à un paradoxe

De heer Bert Anciaux (sp.a). – De media brachten het trieste verhaal van Viktor, een zevenjarige jongen die aan een zeldzame, levensbedreigende ziekte lijdt. Enkel een peperduur medicament van 18 000 euro per maand kan hem helpen. Dat is uiteraard ondraaglijk en onbetaalbaar veel geld voor nagenoeg alle ouders.

De situatie is eveneens bijzonder zwaar voor onze gezondheidszorg. De betrokken farmaceutische firma weigert zelfs een kleine korting te geven, ook bij een eventuele terugbetaling. Het is nu aan de regering om op korte termijn over een terugbetaling te beslissen. Artsen getuigen dat dit soort dilemma’s vaker voorkomen.


épouvantable. Le gouvernement doit faire un choix. Soit il n’y aura pas de remboursement, et le traitement sera arrêté lorsque l’argent des parents et d’éventuelles actions philanthropiques sera épuisé. Soit le gouvernement opte pour un remboursement qui touchera de plein fouet les budgets et créera un précédent pour les usuriers de l’industrie pharmaceutique qui renforceront encore leur pratique. Une troisième possibilité est une action juridique contre le fabricant et l’industrie pharmaceutique pour refus d’aider des personnes en danger. Je ne vois pas clairement s’il existe suffisamment d’arguments en ce sens. Le dossier est en tout cas particulièrement difficile, et la ministre est confrontée à un gros problème éthique.

Comment le gouvernement envisage-t-il de répondre à la demande de remboursement d’un médicament absolument nécessaire mais très coûteux ? Quels arguments détermineront-ils la réponse ? Un gouvernement qui tient compte des considérations éthiques et morales d’un État-providence peut-il décider de ne pas rembourser le traitement du patient concerné et de s’en remettre à des actions philanthropiques ? Le gouvernement dispose-t-il de moyens et d’influence pour obliger l’industrie pharmaceutique à mettre à disposition des médicaments au prix coûtant dans des circonstances exceptionnelles et d’intérêt vital ? Le cas échéant, la ministre peut sans doute compter sur le soutien unanime du parlement. Je pense qu’il serait criminel de la part du fabricant de refuser de donner le médicament. Dans de tels cas, le gouvernement peut-il conclure un protocole avec l’industrie pharmaceutique, particulièrement florissante ?

De situatie plaatst ons gezondheidsbeleid voor een gruwelijke paradox. De regering moet een keuze maken. Ofwel komt er geen terugbetaling en zal de behandeling met dit medicament stoppen wanneer al het geld van de ouders en eventuele filantropische acties is opgebruikt. Ofwel kiest de regering toch voor een terugbetaling, die zwaar in de budgetten zal snijden en meteen ook een precedent schept voor de woekeraars van de farmaceutische industrie om nog meer te keer te gaan dan nu al het geval is. Een derde mogelijkheid is een juridische actie tegen de producent en de farma-industrie wegens weigeren van hulp aan mensen in nood. Het is me wel onduidelijk of we daarvoor genoeg argumenten hebben. Het dossier is in elk geval bijzonder moeilijk en het valt de minister ethisch ongetwijfeld zwaar.

Hoe zal de regering de vraag om terugbetaling van een absoluut noodzakelijk, maar erg duur medicament beantwoorden? Welke argumenten zullen dit antwoord bepalen? Kan een regering die met de ethische en morele overwegingen van de verzorgingsstaat rekening houdt, het besluit nemen om de behandeling van de betrokken patiënt niet terug te betalen en aan filantropie over te laten? Beschikt de regering over de middelen en de invloed om de farmaceutische industrie in dergelijke uitzonderlijke en levensbepalende omstandigheden te verplichten om medicamenten minstens aan kostprijs ter beschikking te stellen? Desgevallend kan de minister wellicht op de steun van het hele parlement rekenen. Ik zou het alvast misdadig vinden mocht de producent het geneesmiddel weigeren te geven. Kan de regering voor zulke gevallen met de toch wel bijzonder welvarende farmaceutische industrie een protocol afsluiten?

M. Bart Laeremans (VB). – Des dizaines de patients souffrent, comme Viktor Ameys, d’une forme atypique du SHU, une maladie auto-immune qui, sans traitement, mène à la mort.

Le médicament eculizumab de la firme Alexion peut leur sauver la vie, mais on menace maintenant d’en arrêter le remboursement. Viktor souffre de la mauvaise maladie, c’est-à-dire d’une maladie pour laquelle le médicament ne peut pas être remboursé alors qu’il peut l’être pour d’autres maladies.

Que la firme pharmaceutique Alexion puisse ou non réduire le prix de l’eculizumab est un autre problème sur lequel je ne m’exprime pas. Les entreprises doivent pouvoir faire face à leurs frais. Les études des entreprises pharmaceutiques peuvent coûter des milliards. Si elles font des bénéfices de manière malhonnête, un problème se pose évidemment. Mais je trouve étrange qu’un médicament ne soit pas remboursé pour une maladie et qu’il le soit pour une autre.

On ne peut pas attendre d’une autorité qu’elle suive une logique économique semblable à celle des entreprises. L’autorité doit agir avec humanité. L’arrêt du remboursement de l’eculizumab serait un arrêt de mort pour Viktor. Si l’on doit économiser dans l’assurance maladie, on ferait mieux de viser les dépenses relatives aux médicaments non indispensables à la survie des patients et dont le prix est abordable pour ces derniers.

Le premier objectif des systèmes de remboursement et d’assurance maladie est de sauver des vies humaines.

De heer Bart Laeremans (VB). – Tientallen patiënten lijden, net zoals de zevenjarige Viktor Ameys aan atypische HUS, een immuunziekte die zonder behandeling tot de dood leidt.

Het medicijn eculizumab van de firma Alexion kan hun leven redden, maar nu dreigt men de terugbetaling stop te zetten. Viktor lijdt aan de verkeerde ziekte, namelijk een ziekte waarvoor het geneesmiddel niet mag worden terugbetaald, terwijl datzelfde geneesmiddel voor andere ziektes wel mag worden terugbetaald.

Of het farmaceutische bedrijf Alexion de prijs van eculizumab al dan niet moet verlagen, is een ander probleem. Daar spreek ik me niet over uit en heeft in wezen niets met dit probleem te maken. Bedrijven moeten uit de kosten kunnen komen. Onderzoeken van farmaceutische bedrijven kunnen miljarden kosten. Als ze oneerlijke winsten maken, is er natuurlijk wel een probleem. Ik vind het wel vreemd dat een geneesmiddel voor de ene ziekte niet wordt terugbetaald en voor de andere wel.

Van een overheid kan men niet verwachten dat ze een economische logica volgt zoals de bedrijven. De overheid moet humaan optreden. Het stopzetten van de terugbetaling van eculizumab zou voor Viktor een doodvonnis zijn. Als er moet worden bezuinigd in de ziekteverzekering, dan kunnen beter de uitgaven worden aangepakt voor medicatie die niet levensnoodzakelijk is en die door de patiënt desnoods zelf betaald kan worden.

De stelsels van terugbetaling en ziekteverzekering zijn er in de eerste plaats om mensenlevens te redden. Dat is de


Neuf mille euros toutes les deux semaines c’est beaucoup. Mais est-ce trop pour sauver la vie d’un enfant ? De nombreux médicaments aptes à sauver la vie appartiennent d’ailleurs à la même catégorie de prix. Traiter à l’aide de l’Herceptine un cancer du sein invasif et sensible aux hormones coûte 5 300 euros toutes les trois semaines. Ce type de traitement ne sera-t-il bientôt plus remboursé ? Se rend-on compte du dangereux précédent que l’on crée en arrêtant le remboursement de l’eculizumab ?

Quelles mesures la ministre prend-elle pour garantir le remboursement de l’eculizumab, y compris pour la forme atypique du SHU ?

Quelle décision prendra-t-elle mardi ? Espérons que ce sera une décision humaine.

kerntaak.

Negenduizend euro per twee weken is natuurlijk veel geld. Maar is dat te veel om het leven van een kind te redden? Vele levensreddende medicijnen zitten overigens in dezelfde prijsklasse. De behandeling van een uitgezaaide hormoongevoelige borstkanker met Herceptine kost 5300 euro per drie weken. Gaat dat soort behandelingen binnenkort ook niet meer terugbetaald worden? Beseft men welk gevaarlijk precedent men creëert door eculizumab niet terug te betalen?

1. Welke maatregelen neemt de minister om de terugbetaling van eculizumab te garanderen, ook voor de atypische HUS?

2. Welke beslissing zal ze dinsdag nemen? Laat ons hopen een humane beslissing.

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Il s’agit ici de situations dramatiques de patients qui ont besoin de médicaments spéciaux et pour qui, dans certains cas, c’est une question de survie.

En 2009, j’ai décidé, contre l’avis de la Commission de remboursement des médicaments, de faire rembourser le Soliris pour l’hémoglobinurie paroxystique nocturne, la firme ayant accepté de faire un effort financier durant les négociations.

Lors de l’évaluation du dossier, procédure habituelle pour tous les médicaments coûteux, on a constaté un dépassement du budget d’environ 11% : il est passé de 8,5 à 11 millions d’euros pour pouvoir traiter 26 patients. Pour corriger la situation, la commission avait demandé une contribution financière de la firme, à savoir une baisse de prix de 3,69%.

L’entreprise a refusé sans proposer d’alternative. La CRM m’a conseillé de maintenir les remboursements existants mais de ne plus accepter d’intervention pour des nouveaux patients. Je dois en effet décider au plus tard le 7 mai si je confirme ou non la position de la CRM.

En ce qui concerne le syndrome hémolytique et urémique atypique, la firme avait déposé une demande d’intervention pour cette indication auprès de la CRM. Étant donné l’importance du coût – entre 400 000 et 500 000 euros par an par patient – et les nombreuses incertitudes à propos de l’intervention – le nombre de patients, les dosages de Soliris à utiliser, etc. – la CRM a rendu un avis négatif. Il s’agirait d’une vingtaine de patients et d’un budget total d’environ dix millions d’euros.

Dans un tel cas, la firme peut demander une convention avec l’INAMI afin de mieux maîtriser ses dépenses grâce à différents mécanismes. De nombreuses entreprises y ont déjà fait appel avec succès. Les médicaments ayant fait l’objet d’une convention reçoivent, dans la publication de l’intervention y afférente au Moniteur belge, la lettre T pour Temporaire. Toutes les données tant cliniques que financières sont évaluées au plus tard trois ans après la conclusion de la convention.

Je constate qu’à ce jour, la firme en question refuse une telle convention. C’est la première fois que je constate qu’une firme refuse même d’entamer une discussion sur une

Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – Het gaat hier om dramatische toestanden van patiënten die speciale geneesmiddelen nodig hebben en voor wie het in sommige gevallen een kwestie van overleven is.

In 2009 heb ik tegen het advies in van de Commissie Tegemoetkoming Geneesmiddelen beslist om voor PNH of paroxysmale nachtelijke hemoglubinurie Soliris te laten terugbetalen omdat de firma tijdens de onderhandelingen met een financiële inspanning had ingestemd.

Bij het beoordelen van het dossier, de gebruikelijke procedure voor alle dure geneesmiddelen, werd een aanzienlijke overschrijding van het budget van ongeveer 11%: vastgesteld: het ging van 8,5 naar 11 miljoen euro om 26 patiënten te kunnen behandelen. Om de situatie recht te trekken had de commissie de firma een financiële bijdrage gevraagd, zijnde een prijsverlaging van 3,69%.

Het bedrijf heeft dat geweigerd zonder een alternatief voor te stellen. De CTG adviseerde me daarop de bestaande terugbetalingen te behouden, maar geen nieuwe patiënten voor tegemoetkoming te aanvaarden. Ik moet inderdaad uiterlijk 7 mei beslissen of ik de houding van de CTG wel of niet bevestig.

Wat aHUS, het atypisch hemolytisch uremisch syndroom, betreft, werd een aanvraag tot tegemoetkoming voor die indicatie bij de CTG door de firma ingediend. Gezien de zeer hoge kostprijs – tussen 400 000 en 500 000 euro per jaar per patiënt – en de vele onzekerheden over de tegemoetkoming – het aantal patiënten, de te gebruiken doseringen van Soliris enzovoorts – gaf de CTG een negatief advies. Het zou gaan om een twintigtal patiënten en een totaalbudget van circa tien miljoen euro.

In zo’n geval kan de firma een overeenkomst vragen met het RIZIV, die daardoor dan met behulp van verschillende mechanismen, zijn uitgaven beter kan beheersen. Tal van bedrijven hebben daar al met succes een beroep op gedaan. De geneesmiddelen die het voorwerp zijn geweest van een overeenkomst, krijgen bij de publicatie van de bijbehorende tegemoetkoming in het Belgisch Staatsblad de letter T van Tijdelijk. Alle gegevens, zowel de klinische als de financiële, worden ten laatste drie jaar na de afsluiting van de overeenkomst beoordeeld.


convention. Je dois prendre avant le 7 mai une décision au sujet de laquelle il doit y avoir un accord budgétaire.

Je cherche une solution avec mon équipe mais je demande aussi à la firme de faire un effort. Il est vrai qu’elle a beaucoup investi dans la recherche et elle en a été pleinement récompensée. Elle l’a mérité, mais je signale quand même qu’elle enregistre chaque année des bénéfices énormes, y compris avec le Soliris, qui est d’ailleurs un des médicaments les plus chers sur le marché. L’autorité étant dans une situation budgétaire difficile et devant de nouveau trouver des millions, nous devrions au moins pouvoir nous attendre à un effort partagé.

Une réunion est encore prévue la semaine prochaine avec la firme concernée et mes collègues ministres. Je ferai tout ce qui est possible pour donner de l’espoir aux patients qui cherchent une solution.

Ik stel vast dat de firma in kwestie tot op vandaag een dergelijke overeenkomst weigert. Het is de eerste keer dat ik het meemaak dat een firma zelfs weigert een discussie over een overeenkomst te beginnen. Ik moet voor 7 mei een beslissing nemen waarvoor er een budgettair akkoord moet zijn.

Ik zoek met mijn ploeg naar een oplossing, maar ik vraag ook aan de firma om een inspanning te doen. Het is waar dat ze veel in onderzoek heeft geïnvesteerd en ze werd hier ten volle voor beloond. Dat is haar gegund, maar ik wijs er toch op dat de firma elk jaar enorme winsten boekt, ook met Soliris, dat overigens een van de duurste medicamenten op de markt is. Nu de overheid in een moeilijke budgettaire situatie opnieuw miljoenen moet vinden, zouden we minstens een gedeelde inspanning mogen verwachten.

Volgende week is er nog een ontmoeting met de betrokken firma en met mijn collega-ministers gepland. Ik zal al het mogelijke doen om de patiënten die naar een oplossing uitkijken, hoop te geven.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je remercie la ministre pour la clarté de sa réponse. Dans le budget, un euro affecté à un médicament ne peut être dépensé pour un autre médicament. C’est pourquoi les choix doivent être opérés sur une base sérieuse et solide.

Mais il est inacceptable qu’une firme pharmaceutique oblige l’autorité et l’ensemble de la société à payer des montants considérables.

J’espère que la ministre fait appel à des juristes concernant ce dossier et qu’elle examine si la firme concernée ne se rend pas coupable de négligence car les personnes dans le besoin doivent être aidées. Je comprends que la firme doit recevoir de l’argent pour ses recherches. Mais je viens d’entendre qu’elle a déjà pu réaliser des bénéfices importants. Il est donc inacceptable qu’elle profite de la misère de personnes en danger de mort et qu’elle mette le couteau sur la gorge de l’autorité et de la ministre pour tirer profit de la situation. Je soutiens totalement la ministre dans sa tentative d’utiliser tous les moyens pour faire céder la firme. Celle-ci se comporte de manière scandaleuse et inacceptable dans un État-providence.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik dank de minister voor haar duidelijk antwoord. Elke euro die binnen het budget naar een medicament gaat, kan niet voor een ander medicament worden uitgegeven. Elke keuze moet daarom op een degelijke en stevige basis worden afgewogen.

Het is echter onaanvaardbaar dat een farmaceutische firma de overheid en de hele gemeenschap verplicht haar enorm veel geld te betalen.

Ik hoop dat de minister juristen inzet met betrekking tot dit dossier en dat ze nagaat of de betrokken firma geen schuldig verzuim pleegt, want in nood moeten mensen worden geholpen. Ik begrijp dat de firma geld moet krijgen voor haar onderzoek. Uit het antwoord heb ik echter begrepen dat ze al veel winst heeft kunnen maken. Het is dus onaanvaardbaar dat de firma profiteert van de miserie van mensen in levensbedreigende omstandigheden, en dat ze het mes op de keel van de overheid en van de minister zet om geld uit de situatie te slaan. Ik steun de minister voor honderd procent in haar poging om alle middelen te gebruiken om die firma de arm om te wringen. Het gedrag van die firma is immers schandalig en onaanvaardbaar in een welvaartsstaat.

M. Bart Laeremans (VB). – Si seulement c’était aussi simple, collègue Anciaux. J’apprécie les efforts que fait la ministre pour convaincre la société de réduire le prix. On ne peut rien lui reprocher à ce point de vue. Elle agit correctement. Il ne serait pas normal d’engager des juristes pour obliger la société à diminuer ses prix. Nous sommes dans un système de marché libre.

Il s’agit d’une société américaine. Ceux qui pensent que nous pourrions obliger cette société à diminuer ses prix prennent leurs rêves pour des réalités. Le Collègue Anciaux reproche à la société d’agir au détriment des enfants, mais ne sont-ce pas plutôt les politiques qui se profilent au détriment des patients ?

De heer Bart Laeremans (VB). – Was het maar allemaal zo simpel, collega Anciaux. Ik waardeer dat de minister een poging doet om de firma te overtuigen de prijs te drukken. De minister kan op dat punt niets worden verweten. Ze handelt correct. Het zou echter niet correct zijn juristen in te zetten om de firma te verplichten tot een prijsverlaging. We bevinden ons nu eenmaal in een vrijemarktsysteem.

Het betreft trouwens een Amerikaanse firma. Wie denkt dat het mogelijk is van hieruit die firma gewoonweg te verplichten tot een prijsverlaging, neemt zijn wensen voor werkelijkheid. Collega Anciaux verwijt de firma dat ze handelt ten koste van de kinderen, maar zijn het niet veeleer de politici die zich profileren ten koste van de patiënten? Het is al te goedkoop om te eisen dat de firma de arm moet worden omgewrongen.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je disais que toutes les possibilités doivent être examinées. La société abuse de la situation. Je sais que cela ne peut pas se faire du jour au lendemain. Cela

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik zei dat alle mogelijkheden moeten worden onderzocht om de firma de arm te kunnen omwringen. Ze maakt immers misbruik van de situatie.


n’a pas de sens de monter les uns contre les autres. En tout cas : je soutiens la ministre dans les efforts qu’elle réalise pour obliger la société à fournir le médicament à un prix raisonnable.

Uiteraard weet ik dat dit niet van vandaag op morgen kan. Het heeft inderdaad geen zin tegen elkaar op te bieden. In ieder geval: ik steun de minister in haar inspanning om de firma te verplichten aan een redelijke prijs het geneesmiddel ter beschikking te stellen.

M. Bart Laeremans (VB). – Je souhaite beaucoup de chance à la ministre, mais on ne peut obliger la société comme ça. M. Anciaux le sait très bien en tant que juriste.

Je soutiens la ministre dans sa tentative d’exercer une pression morale sur la société. Il est immoral de dire que la seule catégorie de patients pour qui le Soliris est remboursable peut conserver l’allocation, mais qu’aucune autre catégorie ne peut être reprise et, par conséquent, que le même médicament n’est pas remboursable pour la maladie de SHU. C’est injuste et discriminatoire.

Il faut en tout cas soutenir les patients qui ont besoin du Soliris, si nécessaire par le biais du Fonds spécial de solidarité. Nous ne pouvons pas laisser mourir des enfants parce qu’un médicament coûterait trop cher. Notre système peut le supporter, même si ce n’est pas facile.

De heer Bart Laeremans (VB). – Ik wens de minister alle succes toe, maar de firma kan niet zomaar worden verplicht. Dat weet de heer Anciaux, als jurist, ook.

Ik steun de minister in haar poging om morele druk op de firma uit te oefenen. Het is echter immoreel te stellen dat de enige categorie patiënten waarvoor het geneesmiddel Soliris wordt terugbetaald, de tegemoetkoming kan behouden, maar er geen nieuwe categorieën mogen bijkomen en bijgevolg de terugbetaling van datzelfde geneesmiddel voor de ziekte van HUS niet wordt terugbetaald. Dat is onrechtvaardig en discriminerend.

Het eindoordeel moet in ieder geval zijn dat de patiënten die Soliris nodig hebben, moeten worden gesteund, desnoods met de inschakeling van het Bijzonder Solidariteitsfonds. We kunnen geen kinderen laten sterven omdat een geneesmiddel te duur zou zijn. Ons systeem kan het dragen, ook al is het moeilijk.

Question orale de Mme Freya Piryns à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «la politique en matière de drogues» (n o 5-971)

Mondelinge vraag van mevrouw Freya Piryns aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «het drugsbeleid» (nr. 5-971)

Mme Freya Piryns (Groen). – M. Jan Tytgat, toxicologue à Louvain, a plaidé cette semaine dans les médias pour que les autorités lancent un projet pilote permettant la culture et la vente de cannabis pour usage personnel et permettant d’endiguer de cette manière les plantations illégales dans notre pays et garantir la qualité du cannabis.

La ministre n’a pas repoussé cette proposition.

Elle a déclaré que la politique en matière de cannabis dans notre pays avait échoué, qu’elle avait des effets pervers et qu’il fallait étudier un certain nombre d’alternatives. J’approuve tout cela. La politique sur les drogues ne fonctionne pas.

L’un des effets pervers est que le cannabis est de plus en plus fort. Les principes actifs sont renforcés, le cannabis tend à devenir ainsi une drogue dure. Il faut corriger le tir. Cela doit évidemment se faire de manière réfléchie.

La ministre envisage-t-elle une évaluation sérieuse de la politique des drogues ? Outre la proposition de M. Tytgat, quelles sont les alternatives auxquelles pense la ministre ?

Mevrouw Freya Piryns (Groen). – De Leuvense toxicoloog Jan Tytgat pleitte er begin deze week in de media voor dat de overheid een proefproject zou starten om zelf cannabis te kweken en te verkopen en zo een dam op te werpen tegen de illegale plantages in ons land en de kwaliteit van de cannabis te kunnen garanderen.

De minister verklaarde daarop dat voorstel niet uit te sluiten. Ze zei dat het cannabisbeleid in ons land heeft gefaald en dat er zeker over alternatieven moet worden nagedacht.

De minister zei dat het cannabisbeleid in ons land de afgelopen jaren gefaald heeft, dat er negatieve bijwerkingen zijn en dat er over een aantal alternatieven moet worden nagedacht. Ik ben het daarmee eens. Het drugsbeleid werkt niet.

Een van de negatieve bijwerkingen is dat de cannabis steeds krachtiger wordt. De actieve bestanddelen worden steeds werkzamer, waardoor het een harddrug dreigt te worden. Bijsturing is dus nodig. Dat moet echter doordacht gebeuren.

Plant de minister een grondige evaluatie van het drugsbeleid? Zo ja, wanneer? Hoe zal ze plaatsvinden? Welke alternatieven ziet de minister, naast het voorstel van de heer Tytgat?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Nous sommes d’accord quant aux constats. Depuis le début 2000, notre pays mène une politique intégrée en matière de drogue qui s’appuie principalement sur des considérations de santé. Depuis 2000, la consommation de cannabis reste stable mais les risques sanitaires sont sous-estimés et banalisés par la société.

La politique de poursuite des producteurs et des vendeurs de

Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – Over de vaststellingen zijn we het eens. Sinds begin 2000 heeft ons land een geïntegreerd drugsbeleid dat voornamelijk steunt op een gezondheidsbenadering. Sinds begin 2000 is de cannabisconsumptie stabiel, maar de gezondheidsrisico’s ervan worden door de samenleving onderschat en gebanaliseerd.

Het vervolgingsbeleid tegen de producenten en tegen de


stupéfiants se heurte en général à un monde criminel organisé et qui réagit très vite. Nous devons donc continuellement réfléchir à de nouvelles améliorations de notre politique anti-drogue.

Nous devons donc examiner la proposition du Pr Tytgat dans ce contexte pour en évaluer l’opportunité. Pour cela nous devons prendre en compte le cadre légal mais aussi l’efficacité de la mesure pour la santé et dans la lutte contre les nuisances publiques et la criminalité. Un groupe d’experts sera réuni qui étudiera tous ces aspects. Nous discuterons de la politique de la drogue, entre autres, avec la commission des Affaires sociales, pourquoi pas celle du Sénat.

handel in verdovende middelen in het algemeen botst tegen de grenzen van een georganiseerde en snel reagerende criminele wereld. We moeten dus doorlopend nadenken over nieuwe middelen om ons drugbeleid te verbeteren.

Het voorstel van professor Tytgat moet in die context worden onderzocht, om de opportuniteit ervan na te gaan. Daarbij moeten we aandacht hebben voor het wettelijk kader, maar ook voor de efficiëntie inzake gezondheid en bestrijding van openbare overlast en criminaliteit. Er zal een groep van experts worden samengesteld, die al die aspecten zal evalueren. We zullen onder andere met de commissie voor de Sociale Zaken – waarom niet van de Senaat – over het drugbeleid discussiëren.

Mme Freya Piryns (Groen). – Je remercie la ministre pour sa réponse positive. Je suis contente de ce que des experts vont examiner ce dossier. Nous devons cependant accomplir notre travail parlementaire et évaluer sérieusement la politique de lutte contre la drogue ici au Sénat.

Mevrouw Freya Piryns (Groen). – Ik dank de minister voor het positieve antwoord. Ik ben blij dat experts de zaak gaan bekijken. Wij moeten echter ons parlementair werk doen en hier in de Senaat het drugsbeleid grondig evalueren, want dat is dringend nodig.

Question orale de Mme Martine Taelman à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur «les legal highs» (n o 5-975)

Mondelinge vraag van mevrouw Martine Taelman aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over «de legal highs» (nr. 5-975)

Mme Martine Taelman (Open Vld). – Lors du conseil des ministres du 26 avril, le gouvernement a décidé de s’attaquer à la source aux drogues de synthèse dites « legal highs » en réglementant plus clairement les ingrédients de base. Je me suis investie fortement dans ce dossier depuis quelques mois tout comme mon collègue le député Wilrycx, qui est aussi le bourgmestre de la commune de Merksplas, frontalière des Pays-Bas. Je me réjouis évidemment de l’initiative du gouvernement.

La réglementation et l’interdiction de certains ingrédients de base n’est toutefois qu’un premier pas. Dans la région frontalière, le GHB est devenu ces dernières années un véritable fléau. Régulièrement des jeunes participant à des soirées sont hospitalisés dans le coma. Les conséquences de santé publique sont donc sérieuses.

Cette drogue, que l’on appelle parfois XTC liquide, est particulièrement facile à fabriquer et sa matière première principale est un simple produit de nettoyage industriel.

On peut trouver sur plusieurs sites web le mode de fabrication de cette drogue. Le produit peut également être commandé sur le web ; il suffit d’y consacrer dix minutes. Le produit est souvent livré dans les 24 heures par des firmes néerlandaises.

Les décisions prises par le gouvernement fédéral offrent-elles une solution satisfaisante ? À quel point la distribution de produits comme le GBL, dont l’ingrédient de base a aussi un usage industriel sera-elle combattue ?

La ministre soulèvera-t-elle le dossier des legal highs au niveau européen, de sorte que l’on puisse combattre la diffusion des matières premières de ces drogues sans rendre impossibles leurs applications industrielles ?

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Op de ministerraad van 26 april besliste de federale regering om de zogeheten “legal highs” van bij de oorsprong strenger aan te pakken door de basisproducten duidelijker te reglementeren. Samen met collega volksvertegenwoordiger Wilrycx, tevens burgemeester van het in de grensstreek met Nederland gelegen Merksplas, heb ik me de afgelopen maanden stevig verdiept in dit dossier. Uiteraard ben ik verheugd over het initiatief van de regering.

Het reglementeren en verbieden van bepaalde basisproducten is echter maar een eerste stap. In de grensregio is de drug GHB de voorbije jaren een echte plaag geworden. Regelmatig worden jongeren na fuiven in coma opgenomen in het ziekenhuis. De gevolgen voor de volksgezondheid zijn dus ernstig.

Deze drug, ook wel vloeibare XTC genoemd, is bijzonder eenvoudig te maken en de basisgrondstof is een eenvoudig industrieel schoonmaakproduct.

Op diverse websites wordt uitgelegd hoe die drug kan worden gemaakt. Het product kan ook heel gemakkelijk, op tien minuten tijd, via internet worden besteld. Het product wordt dikwijls door Nederlandse firma’s binnen de 24 uur aan huis geleverd.

Biedt de beslissing die de federale regering genomen heeft voor dit specifieke product een voldoende oplossing? In hoeverre kan de verspreiding van producten als GBL die, wat het basisproduct betreft, ook een duidelijke industriële toepassing hebben, worden tegengegaan door het ontwerp van de regering?

Zal de Minister het dossier van de ‘legal highs’ ook op Europees niveau aankaarten, zodat de grondstoffen voor deze drugs kunnen worden aangepakt zonder de industriële toepassingen ervan onmogelijk te maken?

Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de

Mevrouw Laurette Onkelinx , vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met


Beliris et des Institutions culturelles fédérales. – Le projet de loi dont il est question a comme objectif de rendre punissables les traitements préparatoires à la vente et la production de drogues et de substances psychoactives. Ce projet de loi concerne donc l’achat de GBL, en vue de le transformer en GHB, une drogue illégale, mais ne touche pas à l’usage très répandu du GBL dans l’industrie.

Le dossier des legal highs est depuis 2011 très explicitement inscrit à l’agenda de l’Union européenne.

La décision 2005/387/JAI, qui règle cette matière au niveau européen, a déjà été évaluée par la Commission européenne et sera revue.

La Commission européenne avait promis un nouveau dispositif législatif pour la fin 2012 mais a reporté cette échéance à juin 2013. N’empêche que les États membres peuvent prendre des mesures de façon proactive. Plusieurs États membres l’ont déjà fait, dont la Belgique maintenant. Dans les groupes de travail du Conseil, les États membres s’informent mutuellement de leurs nouvelles législations. Nous le ferons également, pour encourager une approche efficace et cohérente au niveau européen avec comme principe de base la protection de la santé publique.

En outre grâce au Système d’alerte précoce européen, nous veillons à une communication optimale entre les États membres sur les nouvelles substances psychoactives qui apparaissent sur le marché. Notre nouvelle réglementation optimisera la contribution de la Belgique à ce système en donnant une base légale au flux d’information, de sorte que tous les services concernés soient informées encore plus rapidement et complètement.

Beliris en de Federale Culturele Instellingen. – Het wetsontwerp waarvan sprake heeft tot doel ook de voorbereidende handelingen voor de verkoop en de productie van drugs en psychoactieve substanties strafbaar te stellen. Dit wetsontwerp heeft dus betrekking op de aankoop van GBL met als doel de omzetting naar de illegale drug GHB, zonder te raken aan de uitgebreide industriële toepassingen van GBL.

Het dossier legal highs staat al sinds 2011 zeer expliciet op de Europese agenda.

Besluit 2005/387/JBZ, dat deze materie regelt op Europees niveau, werd reeds geëvalueerd door de Europese Commissie en zal worden herzien.

De Europese Commissie had een nieuw wetgevend pakket beloofd tegen einde 2012, maar heeft dit uitgesteld tot juni van dit jaar. Dit neemt niet weg dat de lidstaten proactief maatregelen kunnen nemen. Verschillende lidstaten hebben dit dan ook al gedaan, waaronder nu ook België. In werkgroepen van de Raad informeren de lidstaten elkaar over hun nieuwe wetgeving. Dit zullen wij nu ook doen, om aldus een coherente en efficiënte aanpak op Europees niveau te stimuleren, waarbij de bescherming van de volksgezondheid het uitgangspunt moet zijn.

Daarnaast zorgt het Europees early warning system voor een optimale communicatie tussen de lidstaten over nieuwe psychoactieve stoffen die op de drugsmarkt verschijnen. Onze nieuwe regelgeving zal de Belgische bijdrage aan dit systeem nog optimaliseren door de wettelijke verankering van de informatiestroom, zodat alle betrokken diensten nog sneller en vollediger geïnformeerd zullen worden.

(Mme Sabine de Bethune, présidente, reprend place au fauteuil présidentiel.)

(Voorzitster: mevrouw Sabine de Bethune.)

Mme Martine Taelman (Open Vld). – Je me réjouis que la ministre persiste à aborder ce dossier au niveau européen. J’ai compris que seront punissables non seulement les traitements préparatoires à la fabrication de GHB mais aussi l’achat de GBL. Ce dernier produit est actuellement en vente libre dans le commerce. J’attends les textes législatifs de la ministre pour voir comment cette interdiction peut être réglée en pratique.

C’est de toute façon une bonne chose que l’on accorde de l’attention à ce problème, y compris à la répression dans les zones de police où il est important. J’exhorte la ministre à collaborer avec tous ses collègues à la résolution de ce problème.

Mevrouw Martine Taelman (Open Vld). – Het verheugt me dat de minister dit dossier op Europees niveau zal blijven aankaarten. Ik heb begrepen dat niet alleen de voorbereidende handelingen om GHB aan te maken, maar ook de aankoop van GBL strafbaar zou worden gesteld. Dat laatste product is momenteel vrij verkrijgbaar in de handel. Ik wacht de wetgevende teksten van de minister dan ook af om te zien hoe dat verbod praktisch kan worden geregeld.

Het is hoe dan ook een zeer goede zaak dat eindelijk aandacht aan dit probleem wordt besteed, ook aan de repressie in de politiezones waar het probleem groot is. Ik roep de minister dan ook op om hiervan samen met haar bevoegde collega’s werk te maken.

Question orale de M. Richard Miller au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur «le contrôle des ventes d’équipement militaire par l’armée» (no 5-974)

Mondelinge vraag van de heer Richard Miller aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging over «de controle over de verkoop van militaire uitrusting door het leger» (nr. 5-974)

M. Richard Miller (MR) . – L’armée belge est en droit de revendre des anciens équipements dans le cadre du renouvellement de son matériel. Les procédures de vente de la Défense doivent néanmoins être fiables. Ainsi, lorsqu’il s’agit de matériel sensible, à savoir des véhicules blindés, des hélicoptères ou des avions, l’administration ne peut retenir que les acquéreurs potentiels répondant à des critères stricts.

De heer Richard Miller (MR). – Het Belgisch leger heeft het recht oude uitrusting te verkopen in het kader van de vernieuwing van het materieel. De verkoopprocedures van Defensie moeten niettemin betrouwbaar zijn. Als het bijvoorbeeld om gevoelig materieel gaat, met name geblindeerde voertuigen, helikopters of vliegtuigen, mag de administratie enkel de potentiële kopers die aan strikte


La loi spéciale du 12 août 2003 qui a maintenu la compétence fédérale en matière d’importation, d’exportation et de transit d’armes et de matériel pour l’armée et pour les forces de l’ordre, ainsi que les critères définis par le Code de conduite de l’Union européenne en matière d’exportation d’armement sont sans équivoque à cet égard.

Lors de l’achat et de la vente de matériel militaire par la Défense, le fabricant exige l’établissement d’un certificat d’utilisateur final confirmant quels en seront les destinataires.

Monsieur le ministre, je vous avais interrogé le 30 mars 2011 au sujet du respect de la loi du 12 août 2003 et du Code de conduite de l’Union européenne en matière d’exportation d’armement. Plusieurs reventes importantes avaient eu lieu, si je ne m’abuse, entre 2002 et 2010 : seize chasseurs bombardiers à la Jordanie, des frégates à la Bulgarie, 166 blindés au Maroc, soit des contrats non négligeables.

J’en avais conclu que la réglementation était trop peu contraignante au regard des réglementations régissant l’octroi des licences d’exportation et d’importation d’armes ne concernant pas notre Défense nationale. En outre, dans son édition du 27 avril dernier, le quotidien La Libre Belgique révèle des informations plutôt inquiétantes : l’armée belge aurait vendu, entre 2009 et 2012, trente-cinq hélicoptères et deux avions Airbus à une société dont le directeur est soupçonné par les services ad hoc de blanchiment d’argent et de trafic d’armes.

La firme aurait par la suite exporté une partie de l’équipement à Madagascar, où la situation politique est loin d’être apaisée – sans en informer les autorités et sans demander la licence régionale d’exportation.

Ces révélations, si elles sont confirmées, nous amènent à réfléchir à la façon dont la Défense procède dans la revente d’équipements militaires. Cette firme, dont le siège social se trouve en Belgique, a exporté une partie du matériel sans en demander l’autorisation au fabricant ou à la Défense nationale. Elle aurait signé pour elle-même le certificat d’utilisateur final lors du rachat d’équipement militaire à l’armée belge. En réexportant son équipement sans en informer les autorités et sans demander la licence d’exportation, cette firme n’a pas respecté les clauses d’exportation édictées dans le code de conduite de l’Union européenne.

Enfin, la Défense n’aurait pas vérifié si cet acheteur était connu des services de police ou de renseignement. Or le parquet fédéral entretenait des soupçons à l’égard du directeur de cette firme au sujet duquel la police judiciaire de Charleroi aurait fait état d’indices sérieux de blanchiment d’argent. De surcroît, l’ADIV disposait d’informations sur cet individu au sujet, notamment, d’un trafic de véhicules militaires volés en France.

Vos services étaient-ils au courant que cette firme exportait ces équipements malgré l’absence de certificat d’utilisateur final ? Il s’agit pourtant d’une règle absolue dans le domaine des exportations d’armes. Dans l’affirmative, je souhaiterais connaître les raisons pour lesquelles la Défense et cette firme ont continué à collaborer malgré l’absence de licence.

Pour quelles raisons l’ADIV, malgré les informations dont il disposait, n’a-t-il pas prévenu l’administration de la Défense ?

criteria beantwoorden in aanmerking nemen.

De bijzondere wet van 12 augustus 2003 die de federale bevoegdheid inzake import, export en doorvoer van wapens en van materieel voor het leger en voor de ordekrachten heeft gehandhaafd, en de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer, zijn ondubbelzinnig in dat opzicht.

Bij de aankoop of de verkoop van militair materieel door Defensie eist de fabrikant dat een eindgebruikercertificaat wordt opgesteld waarin wordt bevestigd wie de bestemmeling is.

Ik heb de minister op 30 maart 2011 een vraag gesteld over de naleving van de wet van 12 augustus 2003 en over de gedragscode van de Europese Unie betreffende wapenuitvoer. Als ik me niet vergis, hebben tussen 2002 en 2010 verschillende verkopen plaatsgevonden: zestien bommenjagers aan Jordanië, fregatten aan Bulgarije, 166 geblindeerde voertuigen aan Marokko. Dat zijn niet te verwaarlozen contracten.

Ik had daaruit besloten dat de reglementering te los was op het vlak van de uitreiking van de uitvoeren invoervergunningen van wapens die onze nationale Defensie niet betreffen. Bovendien onthult het dagblad La Libre Belgique in zijn editie van 27 april jongstleden eerder onrustwekkende informatie. Het Belgisch leger zou tussen 2009 en 2012 vijfendertig helikopters en twee Airbusvliegtuigen hebben verkocht aan een maatschappij waarvan de directeur door de ad-hocdiensten wordt verdacht van witwassing van geld en wapenhandel.

De firma zou vervolgens een deel van de uitrusting hebben uitgevoerd naar Madagaskar – waar de politieke situatie allesbehalve vreedzaam is – zonder er de autoriteiten van op de hoogte te brengen en zonder een gewestelijke exportvergunning te hebben aangevraagd.

Als die onthullingen worden bevestigd, zetten ze ons aan het denken over de wijze waarop Defensie te werk gaat bij de herverkoop van militaire uitrusting. De firma, waarvan de maatschappelijke zetel zich in België bevindt, heeft een deel van het materieel uitgevoerd zonder de toestemming te vragen van de fabrikant, noch van Landsverdediging. Ze hebben zelf het eindgebruikercertificaat ondertekend bij de terugkoop van de militaire uitrusting van het Belgisch leger. Door haar uitrusting opnieuw uit te voeren zonder er de autoriteiten van op de hoogte te brengen en zonder een uitvoervergunning te vragen, heeft die firma de exportclausules die in de gedragscode van de Europese Unie worden uitgevaardigd, niet nageleefd.

Tot slot zou Defensie niet hebben nagegaan of de koper bekend was bij de politie- of de inlichtingendiensten. Het federaal parket was nochtans op de hoogte van verdenkingen ten aanzien van de directeur van die firma. De gerechtelijke politie van Charleroi zou in verband daarmee ernstige aanwijzingen hebben gemeld over witwassen van geld. Bovendien beschikte het ADIV over inlichtingen nopens dat individu betreffende een trafiek van gestolen militaire voertuigen in Frankrijk.

Waren de diensten van Defensie ervan op de hoogte dat die firma, uitrustingen exporteerde ondanks het ontbreken van een certificaat van eindbestemming? Het gaat hier nochtans


Je souhaiterais savoir si la Défense était informée des soupçons qu’entretenait le parquet fédéral à l’encontre du directeur de cette firme.

om een absolute regel inzake wapenuitvoer. Zo ja, waarom is Defensie blijven samenwerken met die firma ondanks het ontbreken van de vergunning?

Waarom heeft het ADIV, ondanks de informatie waarover het beschikte, de administratie van Defensie niet verwittigd? Werd Defensie op de hoogte gebracht van de verdenkingen die het federaal parket koesterde ten aanzien van de directeur van die firma?

M. Pieter De Crem, vice-premier ministre et ministre de la Défense. – Les ventes en question ont fait l’objet de plusieurs explications au sein du parlement, entre autres le 1er et le 8 juillet 2009 en réponse à des questions de M. Flahaut, de Mme Boulet et de Mme Wiaux, le 5 octobre 2009 en réponse à une question de M. Vijnck et le 10 juillet 2012 en réponse à une question de M. Van der Maelen. Je vous ai en outre répondu le 30 mars 2011.

Je constate que l’on parvient à faire un scoop en vendant du vent et en se basant sur de l’information réchauffée. Mais bon !

Cela étant dit, je signale pour rappel qu’au total, douze hélicoptères A109 démilitarisés (huit en 2009 et quatre en 2012), vingt-trois hélicoptères Alouette II démilitarisés (en 2009) et deux avions Airbus A310 non militaires (si je ne me trompe pas, en 2010) ont été vendus à la firme belge MAD Africa Distribution dans l’état où ils se trouvaient et cela, à l’issue d’une procédure de vente publique.

La base légale de l’aliénation du matériel prévu et du matériel devenu excédentaire est le cavalier budgétaire, à savoir l’article 2.16.22 de la loi budgétaire du ministère de la Défense. Ce cavalier budgétaire autorise donc la Défense à vendre du matériel excédentaire. L’aliénation, en l’occurrence la procédure de vente, ne tombe toutefois pas dans le champ d’application de la législation en matière de marchés publics mais la Défense travaille par analogie.

Ainsi, conformément à l’arrêté royal du 8 janvier 1996 relatif aux marchés publics, une firme ne peut être exclue de la procédure que si elle fait l’objet d’un jugement coulé en force de chose jugée, dont le pouvoir adjudicateur a connaissance et ce, pour participation à une organisation criminelle, corruption, fraude ou blanchiment de capitaux.

À ce jour, les services de renseignement militaire et le service d’achats de la Défense ne sont pas au courant d’une condamnation ou d’une enquête concernant la firme MAD Africa Distribution. Comme l’a communiqué la Sécurité militaire, l’existence de certaines allégations datant de 2003 envers l’administrateur concerné, qui était alors actif dans d’autres entreprises, n’avait rien à voir avec la firme MAD Africa Distribution et n’a, à la connaissance de la Défense, jamais mené à une condamnation.

Par conséquent, il n’y avait aucun fondement légal pour exclure la firme MAD Africa Distribution de la procédure de vente publique, et ce par analogie avec l’article 43 de l’arrêté royal déjà mentionné.

En vue de la vente, il a été procédé à la démilitarisation des appareils ; les équipements militaires ont donc été démontés. Le matériel vendu n’est donc plus du matériel militaire. Les firmes qui ne sont pas concernées par un de ces délits doivent, en fonction des conditions de vente définies par la Défense

De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. – Over de verkopen in kwestie werden in het parlement al verschillende verklaringen afgelegd, onder meer tussen 1 en 8 juli 2009, in antwoord op de vragen van de heer Flahaut, van mevrouw Boulet en van mevrouw Wiaux, op 5 oktober 2009 in antwoord op een vraag van de heer Vijnck en op 10 juli 2012 in antwoord op een vraag van de heer Van der Maelen. Ik heb bovendien ook zelf de heer Miller geantwoord op 30 maart 2011.

Ik stel vast dat men een scoop kan maken door wind te verkopen en zich te baseren op opgewarmde informatie. Maar goed!

Ik herinner eraan dat er in totaal twaalf gedemilitariseerde helikopters A109 (acht in 2009 en vier in 2012), drieëntwintig gedemilitariseerde helikopters Alouette II (in 2009) en twee niet-militaire Airbusvliegtuigen A310, als ik me niet vergis, in 2010, werden verkocht aan de Belgische firma MAD Africa Distribution in de staat waarin ze zich bevonden. Dat gebeurde via een procedure van openbare verkoop.

De wettelijke basis voor de vervreemding van het geplande materieel en het materieel dat overtollig was geworden is de begrotingsruiter, namelijk artikel 2.16.22 van de begrotingswet van het ministerie van Defensie. Die begrotingsruiter machtigt Defensie om overtollig materiaal te verkopen. De vervreemding, in dit geval de verkoopprocedure, valt evenwel niet onder het toepassingsveld van de wetgeving inzake openbare markten, maar Defensie werkt naar analogie met die wet.

Zo kan, in overeenstemming met het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten, een firma slechts worden uitgesloten van de procedure als ze een veroordeling heeft opgelopen voor deelname aan een criminele organisatie, corruptie, fraude of het witwassen van kapitaal, die in kracht van gewijsde is gegaan en waarvan de aanbesteder op de hoogte is.

Momenteel zijn de militaire inlichtingendiensten en de aankoopdienst van Defensie niet op de hoogte van een veroordeling of een onderzoek tegen de firma MAD Africa Distribution. Zoals de Militaire Veiligheid heeft medegedeeld, hebben sommige beschuldigingen uit 2003 van de betrokken bestuurder, die daarna actief was in andere bedrijven, niets te maken met de firma MAD Africa Distribution en hebben ze, voor zover Defensie weet, nooit tot een veroordeling geleid.

Bijgevolg was er geen enkele wettelijke basis om de firma MAD Africa Distribution van de verkoopprocedure uit te sluiten, naar analogie met artikel 43 van het reeds vermelde koninklijk besluit.

Met het oog op de verkoop werd overgegaan tot demilitarisering van de apparaten. De militaire uitrusting werd gedemonteerd. Het verkochte materieel is dus geen


et/ou imposées par le producteur, obtenir les documents nécessaires, comme la licence d’importation et d’exportation s’il s’agit d’un soumissionnaire étranger, l’autorisation du transfert à un tiers (third party transfer) si le producteur l’impose, et elles doivent signer un certificat d’utilisateur final (EUC). Les conditions de vente doivent être remplies avant la signature du contrat. La vente est attribuée à la firme qui a déposé la meilleure offre.

En tant qu’entreprise ayant son siège social en Belgique, MAD Africa Distribution a dû signer un certificat d’utilisateur final (EUC) pour chacune des ventes en question. Dans chaque contrat de vente et dans chaque EUC signé par cette société, il est mentionné clairement qu’en tant que nouveau propriétaire, MAD Africa Distribution doit obtenir avant toute exportation l’accord des autorités belges compétentes.

En ce qui concerne les A109, le contrat d’achat, par le biais duquel la Défense a acheté en son temps les appareils, mentionnait une obligation supplémentaire ; cette obligation a été reprise dans le end user certificate, à savoir qu’un third party transfer devait être demandé au ministre italien des Affaires étrangères si le matériel venait à quitter le territoire belge à l’occasion d’une réexportation, d’une revente ou d’un transfert de propriété.

Une fois les contrats et les end user certificates signés par l’acheteur, par le biais desquels ce dernier se déclare d’accord avec les conditions susmentionnées, la vente peut se poursuivre.

Lors d’une éventuelle revente ou demande de revente et/ou d’exportation ultérieure de ce matériel démilitarisé, la Défense n’est plus concernée et n’est donc plus tenue au courant de l’identité d’un éventuel nouvel utilisateur final. La Défense a entrepris toutes les actions nécessaires afin que l’acheteur sache quelles demandes doivent être introduites lors d’une éventuelle exportation ou revente.

Quant au dossier concerné, la Défense ne sait donc pas si MAD Africa Distribution a introduit effectivement une demande d’autorisation d’exportation. Les services compétents n’ont jamais communiqué à la Défense l’existence d’une quelconque infraction dans ce dossier.

militair materieel meer. De firma’s die geen van bovenvermelde delicten hebben begaan moeten, afhankelijk van de verkoopsvoorwaarden die bepaald zijn door Defensie en/of opgelegd worden door de producent, de nodige documenten ontvangen, namelijk de import- of exportvergunning als het gaat om een buitenlandse inschrijver, de toestemming van de transfer aan een derde (third party transfer) als de producent dat oplegt, moeten een eindgebruikercertificaat (EUC) ondertekenen. De verkoop wordt toegekend aan de firma die het beste bod heeft ingediend.

Als onderneming met maatschappelijke zetel in België heeft MAD Africa Distribution een eindgebruikercertificaat (EUC) moeten ondertekenen voor elk van de verkopen in kwestie. In elke verkoopovereenkomst en in elke EUC die die maatschappij heeft ondertekend, wordt duidelijk vermeld dat MAD Africa Distribution, als nieuwe eigenaar, voor elke uitvoer het akkoord van de bevoegde Belgische autoriteiten moet krijgen.

Wat de A109 betreft, vermeldt de aankoopovereenkomst waarmee Defensie destijds de apparaten had gekocht, een bijkomende verplichting. Die verplichting werd opgenomen in het eindgebruikerscertificaat, namelijk dat een third party transfer moest worden gevraagd aan de Italiaanse minister van Buitenlandse zaken als het materieel het Belgisch grondgebied zou verlaten naar aanleiding van een heruitvoer, een herverkoop of een verandering van eigenaar.

Zodra de contracten en de eindgebruikercertificaten ondertekend zijn door de koper, waardoor die laatste zich akkoord verklaart met de bovenvermelde voorwaarden, kan de verkoop plaatsvinden.

Bij een eventuele herverkoop of een vraag tot herverkoop en/of een latere export van het gedemilitariseerd materieel, is Defensie niet meer betrokken en wordt het dus niet meer op de hoogte gehouden van de identiteit van een eventuele nieuwe eindgebruiker. Defensie heeft alle nodige acties ondernomen opdat de koper zou weten welke aanvragen moeten worden ingediend bij een eventuele uitvoer of herverkoop.

Wat het dossier in kwestie betreft, weet Defensie dus niet of MAD Africa Distribution daadwerkelijk een aanvraag voor een exportvergunning heeft ingediend. De bevoegde diensten hebben Defensie nooit op de hoogte gebracht van een dergelijke inbreuk in dat dossier.

M. Richard Miller (MR) . – Je remercie M. le ministre de sa réponse extrêmement complète. Pour qu’il ne subsiste aucune ambiguïté, je précise que mon objectif n’est pas de mettre en évidence un problème particulier lié à cette firme. Par ailleurs, je ne suspecte en rien le département de la Défense d’avoir commis une quelconque infraction. Cependant, après vous avoir entendu et m’inspirant de mon expérience comme sénateur de communauté sur tous les dossiers d’exportation d’armes discutés au parlement wallon, je reste persuadé qu’il serait intéressant de revoir toute cette procédure.

Selon vous, à partir du moment où les contrats ont été finalisés avec la société en question et que celle-ci a signé les end user certificates, la Défense ne s’occupe plus de rien ; c’est insuffisant. Il s’agit quand même de matériel militaire, même si l’on dit qu’il est démilitarisé ! Expliquez-moi alors

De heer Richard Miller (MR). – Ik dank de minister voor zijn zeer volledig antwoord. Voor alle duidelijkheid wil ik nog zeggen dat het doel van mijn niet is te wijzen op een specifiek probleem in verband met die firma. Ik verdenk het departement van Defensie trouwens helemaal niet van een overtreding, welke dan ook.

Na het antwoord van de minister te hebben gehoord, en vanuit mijn ervaring als gemeenschapssenator met alle dossiers inzake wapenuitvoer die in het Waals parlement zijn besproken, blijf ik ervan overtuigd dat het interessant zou zijn die hele procedure te herzien.

Volgens de minister houdt Defensie er zich niet meer mee bezig zodra de contracten met de betrokken maatschappij zijn afgerond en de eindgebruikercertificaten zijn ondertekend.


pourquoi on achèterait des tanks ou des avions bombardiers s’ils sont totalement démilitarisés. Le risque est trop grand d’aboutir à des situations malheureuses comme celle donnée en exemple. Sans vouloir créer ici un incident ou stigmatiser la Défense, je pense que nous devrions réfléchir à tête reposée à la procédure.

Dat volstaat niet. Het betreft immers militair materieel, zelfs al werd het gedemilitariseerd. Waarom zou men tanks of bombardementsvliegtuigen kopen als ze volledig gedemilitariseerd zijn? Het gevaar terecht te komen in ongelukkige situaties, zoals in het voorbeeld dat ik gaf, is te groot. Ik wil niet aansturen op een conflict of Defensie stigmatiseren, maar we moeten in alle kalmte nadenken over de procedure.

M. Pieter De Crem, vice-premier ministre et ministre de la Défense. – Je soutiens les réflexions de M. Miller à ce sujet et reste ouvert à toutes les suggestions.

De heer Pieter De Crem, vice-eersteminister en minister van Landsverdediging. – Ik steun de bedenkingen van de heer Miller ter zake en ik sta open voor alle suggesties.

Question orale de Mme Christine Defraigne à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvr eté sur «l’abus de procédures de recours» (n o 5-967)

Mondelinge vraag van mevrouw Christine Defraigne aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over «het misbruik van beroepsprocedures» (nr. 5-967)

Mme Christine Defraigne (MR). – Madame la ministre, sans être suspecte de ne pas soutenir la politique que vous menez, j’ai été interpellée par des propos que vous avez tenus, notamment dans Le Soir, où vous signaliez qu’un certain nombre de demandeurs d’asile, poussés par leurs avocats, introduisaient recours sur recours. Vous avez qualifié ces recours d’abusifs et indiqué que vous souhaitiez les combattre.

On a modifié la procédure concernant les demandes multiples. Mais de deux choses l’une : soit la loi prévoit la possibilité de recours administratifs et/ou juridictionnels, soit la loi ne les prévoit pas. Si la loi les permet, peut-on qualifier d’abus le fait pour un justiciable, un étranger candidat à l’asile ou à la protection subsidiaire, d’utiliser ces recours ? Vous avez annoncé votre intention de modifier la procédure en fonction de ce qui se fait aux Pays-Bas. J’aurais souhaité savoir ce que vous entendez par « abus » et, le cas échéant, les modifications de procédure envisagées. Il faudrait savoir où se situent les abus ; avocats.be vous a écrit et reste un peu sur sa faim dans l’attente d’une réponse.

Tout cela est lié à la réforme de l’aide judiciaire sur laquelle planche votre collègue. Je pense qu’il faut réformer l’aide judiciaire parce que le système n’est pas tenable à terme et qu’il faudra se pencher sur des éléments du débat comme le ticket modérateur ou l’aide judiciaire pour tel type de procédure…

J’aimerais en savoir plus, car vos déclarations, dans une interprétation certainement réductrice et probablement tendancieuse, ont pu susciter un certain émoi.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Mevrouw de staatssecretaris, ik wil er niet van verdacht worden uw beleid niet te steunen, maar uw verklaringen in Le Soir waarbij u aangeeft dat een aantal asielaanvragers, aangespoord door hun advocaten, keer op keer beroep aantekenen, heeft me aangegrepen. U kwalificeert die beroepsprocedures als ongerechtvaardigd en bent van plan ze te bestrijden.

De procedure bij meerdere aanvragen werd gewijzigd. Het moet echter duidelijk zijn: ofwel voorziet de wet in de mogelijkheid van een administratief en/of gerechtelijk beroep, ofwel voorziet ze er niet in. Als de wet het toelaat, kan men het dan voor een rechtzoekende, een vreemde kandidaat-asielzoeker die er gebruik van maakt, als een misbruik kwalificeren? U hebt aangekondigd de procedure te willen wijzigen, naar het voorbeeld van Nederland. Ik zou willen vernemen wat u onder “misbruik” verstaat en in voorkomend geval welke procedurewijzigingen er worden overwogen. Men moet weten waar het misbruik zich situeert. Avocats.be heeft u aangeschreven en wacht nog steeds op een antwoord.

Dit alles is verbonden met de hervorming van de juridische bijstand van uw collega. Ik denk dat de juridische bijstand moet worden hervormd, want het systeem is op termijn niet houdbaar. Men zal moeten nadenken over het remgeld of de juridische bijstand voor dit soort procedures.

Ik zou er graag meer over vernemen, want uw verklaringen kunnen, bij een beperkte en misschien tendentieuze interpretatie, bepaalde emoties teweegbrengen.

Mme Maggie De Block, secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la Pauvreté. – En ma qualité de secrétaire d’État à l’Asile et à la Migration, il me revient de mettre en œuvre la politique en matière d’asile et de migration. Je dois notamment veiller au bon fonctionnement des procédures et remédier à d’éventuels dysfonctionnements.

Lorsque je constate des dysfonctionnements ou des problèmes et que j’en fais part, notamment, à la presse, il s’agit évidemment de constats opérés au niveau du système et non au niveau individuel.

Comme je l’ai déjà expliqué à de nombreuses reprises dans d’autres dossiers, je ne souhaite pas parler de cas individuels.

Mevrouw Maggie De Block, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. – Als staatssecretaris voor Asiel en Migratie moet ik het beleid inzake asiel en migratie toepassen. Ik moet ervoor zorgen dat de procedures goed verlopen en eventuele disfuncties verhelpen.

Als ik problemen vaststel en dat onder meer in de pers kenbaar maak, gaat het uiteraard om problemen inzake de slechte werking van het systeem en niet om individuele gevallen.

Zoals meermaals gezegd in andere dossiers, wens ik me niet over individuele gevallen uit te spreken. Dat is mijn taak niet.


Ce n’est pas mon rôle.

Vous aurez d’ailleurs également lu dans les articles que vous citez que je soutiens totalement le système pro deo. Mais je constate, comme d’autres acteurs de terrain, que les recours se multiplient en l’absence de nouveaux éléments. Cela pose problème, le système bénéficiant d’un financement public.

Conformément à l’accord de gouvernement, ce dernier travaille, dans un contexte global, à la réforme du système d’assistance juridique, lequel vise également le droit des étrangers.

J’attends l’accord du gouvernement avant de donner une réponse à l’organisation citée par Mme Defraigne. Quoi qu’il en soit, je ne lui demanderai jamais d’examiner des cas individuels car, comme je l’ai dit, cela ne fait pas partie de mes missions.

Mevrouw Defraigne zal in de artikels waarnaar ze verwijst, ongetwijfeld gelezen hebben dat ik voorstander ben van het pro-Deosysteem. Net als andere actoren op het terrein stel ik vast dat de beroepsprocedures toenemen hoewel er geen nieuwe elementen zijn. Dat veroorzaakt problemen, want het systeem wordt met overheidsgeld gefinancierd.

Conform het regeerakkoord wordt er gewerkt aan een hervorming van de juridische bijstand, waar vreemdelingen eveneens recht op hebben.

Ik wacht op het akkoord van de regering alvorens een antwoord te geven op de organisatie die door mevrouw Defraigne werd genoemd. Ik zal hoe dan ook nooit vragen individuele gevallen te onderzoeken, want dat behoort, zoals gezegd, niet tot mijn opdrachten.

Mme Christine Defraigne (MR). – Je ne voulais pas parler de cas individuels mais savoir ce que l’on entend par « dysfonctionnement ». Si j’ai bien compris, cela découlerait plutôt du fait que la loi prévoirait plusieurs possibilités de recours ; ce sont donc les procédures en elles-mêmes qu’il faut revoir, de même que l’accès au pro deo qui fait partie de la réforme d’un ensemble.

Dans le cas d’abus réels et identifiés, ceux-ci doivent être réprimés. Mais je souhaiterais alors davantage de dialogue et de concertation avec la plate-forme des barreaux car il règne actuellement une impression de malaise en termes d’expression.

Mevrouw Christine Defraigne (MR). – Ik wens het niet te hebben over individuele gevallen, maar wil weten wat men verstaat onder een slechte werking van het systeem. Als ik het goed heb begrepen, vloeien de problemen eerder voort uit het feit dat de wet in verschillende beroepsmogelijkheden voorziet. De procedures zelf moeten worden hervormd, evenals de toegang tot een pro-Deoadvocaat.

Misbruiken moeten beteugeld worden. Maar ik wens meer dialoog en overleg met de balies, want momenteel heerst er een gevoel van onbehagen over wat wordt gezegd.

Proposition de résolution relative à la situation humanitaire en Syrie et dans les pays voisins (de Mme Dalila Douifi et consorts ; Doc. 5-1986)

Voorstel van resolutie over de humanitaire situatie in Syrië en zijn buurlanden (van mevrouw Dalila Douifi c.s.; Stuk 5-1986)

Discussion Bespreking

(Pour le texte adopté par la commission des Relations extérieures et de la Défense, voir document 5-1986/4.)

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, zie stuk 5-1986/4.)

M. Patrick De Groote (N-VA), corapporteur. – Je me réfère à mon rapport écrit.

De heer Patrick De Groote (N-VA), corapporteur. – Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.

M. Jean-Jacques De Gucht (Open Vld), corapporteur. – La présente proposition de résolution est le résultat d’un large engagement des différents partis et vise à soulager les souffrances de la population syrienne.

Je suis convaincu que cette résolution, qui invite le gouvernement à s’engager davantage, peut être un outil efficace de notre politique étrangère à l’égard de la Syrie. Elle met l’accent sur les mesures humanitaires à prendre et ce, à un niveau plus élevé que celui de la Belgique. C’est en effet indispensable si nous voulons rendre les mesures plus vigoureuses. Et cette vigueur sera bien nécessaire si nous voulons atténuer les souffrances intolérables du peuple syrien.

De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld), corapporteur. – Het voorliggende voorstel van resolutie is het resultaat van een breed gedragen engagement en overleg over de verschillende partijgrenzen heen met als doel het menselijke leed in Syrië te verzachten.

We zijn ervan overtuigd dat de resolutie, waarin de regering wordt gevraagd zich verder te engageren, een goed instrument kan zijn voor ons buitenlandse beleid ten aanzien van Syrië. In de resolutie wordt de nadruk gelegd op het nemen van humanitaire maatregelen, en dat op een hoger niveau dan het Belgische. Dat is immers vereist om de beoogde maatregelen meer slagkracht te geven. Die slagkracht zal nodig zijn om het onaanvaardbare leed van de Syrische bevolking te lenigen.

Mme Anke Van dermeersch (VB). – Le groupe Vlaams Belang ne votera pas en faveur de la résolution car il ne s’agit pas, selon nous, d’un bon instrument. La situation humanitaire en Syrie est en effet bouleversante mais ce n’est

Mevrouw Anke Van dermeersch (VB). – De Vlaams-Belangfractie zal het voorstel van resolutie niet goedkeuren omdat we van mening zijn dat dit geen goed instrument is. De humanitaire situatie in Syrië is inderdaad


pas en adoptant une résolution au Sénat qu’on l’améliorera.

Une phrase me choque particulièrement : « Pour garantir la sécurité de ces réfugiés et pour alléger la pression qui pèse sur le Liban et la Jordanie, l’Union européenne doit intervenir et œuvrer à la réinstallation des personnes qui se trouvent dans les situations les plus précaires ».

Les auteurs sont-ils conscients de l’absurdité d’un tel raisonnement ? L’arrivée de réfugiés palestiniens créerait des tensions avec les Jordaniens, alors que ceux-ci sont aussi musulmans et parlent également arabe. Pourquoi l’Union européenne devrait-elle accueillir des Palestiniens qui ne seraient même pas les bienvenus chez leurs frères musulmans et arabes ? Leur arrivée en Europe ne créera-t-elle pas de tensions ?

Les pays arabes affirment toujours leur solidarité à l’égard des Palestiniens. Ils ont aujourd’hui l’occasion d’en apporter la preuve en les accueillant chez eux. Le Vlaams Belang est favorable à l’accueil des réfugiés dans leur propre région. L’accueil vise aussi à donner un avenir, lequel se situe généralement à proximité de la région que le réfugié a fuie. Les capacités d’accueil en Égypte, en Arabie saoudite ou dans les États du Golfe sont amplement suffisantes. Si les vingt plus grands pays musulmans accueillent chacun 50 000 réfugiés, le problème sera résolu.

Et l’agent ne peut non plus être un problème. Des pays comme le Qatar, lequel est d’ailleurs impliqué dans le conflit syrien, sont de richissimes États pétroliers qui croulent sous les pétrodollars.

Nous pensons donc que ce n’est pas à l’Europe de payer l’addition pour les réfugiés syriens. Nous reconnaissons que le problème existe mais ne pensons pas que la présente résolution puisse y remédier. De plus le texte repose sur un raisonnement des plus absurdes.

schrijnend, maar ze zal niet verbeteren door in de Senaat een voorstel van resolutie aan te nemen.

Eén zin stoot mij vooral tegen de borst: “Zowel voor hun eigen veiligheid als om de druk op Libanon en Jordanië te verminderen moet de Europese Unie ingrijpen en de mensen in de meest precaire situaties hervestigen”.

Zien de indieners niet in hoe absurd een dergelijke redenering is? De komst van Palestijnse vluchtelingen zou voor spanningen met de Jordaniërs zorgen. Nochtans zijn Jordaniërs ook moslims en bovendien spreken ze ook Arabisch. Waarom zou de Europese Unie mensen moeten opvangen als de komst van de Palestijnen zelfs bij hun Arabische, islamitische broeders tot spanningen zou leiden? Leidt hun komst in Europa dan niet tot spanningen?

De Arabische landen beweren altijd dat ze solidair zijn met de Palestijnen. Welnu, dat kunnen ze nu bewijzen door de geliefde Palestijnen in de eigen regio op te vangen. Vlaams Belang is voorstander van de opvang van vluchtelingen in eigen regio. Opvang behelst immers meer dan de fysieke opvang, ook moet de mensen een toekomst worden geboden. Die toekomst ligt meestal in de nabijheid van de regio waaruit de vluchteling is weggevlucht. In Egypte, Saudi-Arabië of de Golfstaten is er plaats en opvangcapaciteit genoeg. Alle islamitische vluchtelingen kunnen dus in islamitische landen worden opgevangen. Zo kunnen de vluchtelingen een toekomst uitbouwen in een regio waar ze de gebruiken kennen. Als de twintig grootste moslimlanden elk 50 000 vluchtelingen opvangen, is het probleem van de baan.

Geld kan ook geen probleem zijn. Landen zoals Qatar, dat overigens bij het conflict in Syrië is betrokken, zijn schatrijke oliestaten. De regio bulkt van de oliedollars.

Europa moet volgens ons dan ook niet opdraaien voor het probleem van de Syrische vluchtelingen. Wij erkennen dat er een probleem is, maar wij denken niet dat de voorliggende resolutie daaraan iets zal verhelpen. Bovendien is de tekst op een zeer absurde redenering gebaseerd.

M. Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). – Le groupe Open Vld votera en faveur de la résolution.

La catastrophe humanitaire qui frappe la Syrie est une véritable tragédie qui n’a fait qu’empirer depuis que l’appel à plus de démocratie a été lancé, voici maintenant deux ans. Notre commission des Relations extérieures et de la Défense ne voulait plus rester spectatrice de ces souffrances et a voulu proposer des actes politiques susceptibles de contribuer à apporter une solution pour la population syrienne.

La résolution exhorte notre gouvernement à œuvrer sans relâche à adoucir les souffrances de la population syrienne. À cet égard, il importe d’interpeller le niveau de pouvoir supérieur, l’Europe et les partenaires internationaux, dont l’influence et la capacité d’agir sont plus étendus.

Il faut donc avant tout définir une approche européenne, c’est-à-dire une politique européenne commune quant à l’accueil des réfugiés syriens et une voix européenne unanime incitant les belligérants à autoriser le déploiement d’une aide humanitaire en faveur des habitants de Syrie, quel que soit leur camp.

Il faut ensuite que les partenaires internationaux mobilisent

De heer Jean-Jacques De Gucht (Open Vld). – De Open Vld-fractie zal de resolutie wel goedkeuren.

De humanitaire ramp die zich in Syrië afspeelt, is een enorme tragedie die sinds het begin van de roep om meer democratie nu twee jaar geleden, steeds verder verergerd is. Ook vanuit de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging hebben we het leed zien toenemen. Omdat we niet langer wensten toe te kijken van aan de zijlijn, zijn we op zoek gegaan naar beleidsdaden die een deel van de oplossing kunnen betekenen voor de Syrische bevolking.

De resolutie dringt er bij onze regering op aan zich te blijven inzetten voor het verzachten van het leed van de Syrische bevolking. In dat verband is het belangrijk om het hogere beleidsniveau aan te spreken, namelijk Europa en de internationale partners, waarvan de invloed en de daadkracht veel verder reikt.

Daarom moet er eerst en vooral een Europese aanpak komen, dat wil zeggen één Europees beleid inzake de opvang van Syrische vluchtelingen en één Europese stem die de strijdende partijen aanmaant om humanitaire hulp toe te laten voor alle inwoners van Syrië, ongeacht aan welke zijde ze zich


plus rapidement les organisations humanitaires qui font un travail vital. Les pays voisins, comme le Liban, la Turquie et la Jordanie, doivent par ailleurs être soutenus dans les efforts qu’ils accomplissent pour accueillir les réfugiés syriens.

Nous sommes conscients que notre résolution n’est qu’une goutte d’eau dans l’océan. Néanmoins, le gouvernement peut s’en servir comme fil rouge de sa politique à l’égard de la Syrie. Il doit insister auprès de l’Europe et des ténors internationaux pour que la crise humanitaire en Syrie fasse l’objet d’une approche internationale la plus efficace possible.

La goutte d’eau qu’est cette résolution pourra ainsi se traduire par un engagement bien plus grand. L’Europe et les partenaires européens ont entre les mains le moyen d’atténuer la catastrophe humanitaire et les souffrances du citoyen syrien en attendant une transition vers un État syrien démocratique.

bevinden.

Ten tweede moeten de internationale partners sneller de humanitaire organisaties bereiken, die immers levensbelangrijk werk leveren. Evenzeer moeten de buurlanden zoals Libanon, Turkije en Jordanië internationaal ondersteund worden bij de inspanningen die zij leveren om de Syrische vluchtelingen op te vangen.

We beseffen dat de resolutie slechts een druppel op een hete plaat is. Niettemin kan de regering de resolutie als leidraad hanteren voor haar Syrië-beleid. Onze regering moet er bij Europa en bij de internationale tenoren op aandringen de humanitaire ramp in Syrië zoveel mogelijk op internationaal niveau aan te pakken, met het oog op een zo groot mogelijk effect.

De druppel die deze resolutie is, kan zo vertaald worden in een veel groter engagement. Europa en de internationale partners hebben immers de sleutel in handen om de humanitaire ramp te verlichten en om het leed van de Syrische burger te verzachten, in afwachting van een transitie naar een democratische Syrische staat.

Mme Dalila Douifi (sp.a). – Je remercie M. De Gucht de son rapport concis mais assez complet. En outre, il vient de résumer parfaitement l’essentiel de la résolution : maybe it’s not much, but it’s something.

La guerre civile syrienne dure depuis plus de deux ans déjà. Ce qui a commencé en février 2011 sous la forme de défilés pacifiques pour plus de démocratie et de réformes sociales aboutit à un conflit sanglant dont la cruauté indigne le monde entier. En dépit de toutes les tentatives politiques et diplomatiques, on n’est malheureusement pas encore proche d’une solution pacifique. Plus de 3,5 millions de personnes ont été déplacées à la suite des violences, et éloignées de leur maison et de leur famille. De plus, un million et demi de personnes se sont réfugiées dans un pays voisin.

Le 6 mars 2013, l’UNHCR a fourni à un million de réfugiés syriens des colis de nourriture, des couvertures et des tentes. Entre-temps le compteur tourne toujours plus vite, et le nombre de réfugiés augmente. Ceux-ci exercent sans le vouloir une pression énorme sur les pays voisins de la Syrie. Le nombre de réfugiés par pays est considérable, certainement par rapport au nombre d’habitants de ces pays. Ainsi, le Liban héberge actuellement plus de 357 000 réfugiés enregistrés alors qu’il compte 4,1 millions d’habitants.

Le gouvernement libanais estime à un million le nombre total de Syriens au Liban, dont 500 000 réfugiés. Cela signifie qu’un habitant sur huit ou neuf est un réfugié syrien. Les chiffres des autres pays voisins sont aussi parlants. En Jordanie, on a enregistré 354 000 réfugiés et le nombre total de réfugiés est estimé à 420 000. Sur une population de 6,5 millions, cela représente un réfugié syrien pour quinze habitants. La Turquie héberge 260 000 réfugiés enregistrés et estime à 400 000 leur nombre total. Sur une population de 79,7 millions, cela signifie que, par 19 habitants, une personne étrangère cherche de l’aide. En Irak, il y a un réfugié syrien sur 25 habitants. Un peu plus de 119 000 réfugiés y sont enregistrés. En Égypte, il y a 43 000 réfugiés enregistrés ; l’autorité évalue leur nombre total à 100 000.

Ces chiffres concernent en réalité des hommes, des femmes et

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Ik wil eerst collega De Gucht bedanken voor zijn beknopt, maar vrij volledig verslag. Bovendien heeft daarnet hij de essentie van de resolutie al perfect samengevat: maybe it’s not much, but it’s something.

De Syrische burgeroorlog is al meer dan twee jaar aan de gang. Wat in februari 2011 begon in de vorm van vreedzame optochten voor meer democratie en voor meer sociale hervormingen, is uitgemond in een bloedig conflict. De wreedheid van dat conflict zorgt overal ter wereld voor verontwaardiging. Alle politieke en diplomatieke pogingen ten spijt, is men helaas nog geen millimeter dichter gekomen bij een vreedzame oplossing. Meer dan 3,5 miljoen mensen zijn ontheemd door het geweld, verdreven van huis en gezin. Daarnaast zijn er anderhalf miljoen mensen gevlucht naar een van de buurlanden.

Op 6 maart 2013 werd een miljoen Syrische vluchtelingen ondersteund door het UNHCR met voedselpakketen, dekens en tenten. Intussen loopt de teller nog sneller en neemt het aantal vluchtelingen verder toe. Al die vluchtelingen leggen, ongewild, nu reeds een enorme druk op de buurlanden van Syrië. Het aantal vluchtelingen per land is enorm, zeker in verhouding tot het inwonersaantal van die buurlanden. Ik geef daarvan een aantal voorbeelden: Libanon herbergt op het ogenblik meer dan 357 000 geregistreerde vluchtelingen in verhouding tot een eigen bevolking van 4,1 miljoen.

Ik geef nog een aantal cijfers. In totaal schat de Libanese regering het aantal Syriërs binnen Libanon op één miljoen, van wie 500 000 vluchtelingen. Dat betekent dat één op de acht à negen bewoners van het land een Syrische vluchteling is. Ook de cijfers van de overige buurlanden liegen er niet om. In Jordanië staan 354 000 vluchtelingen geregistreerd en wordt het totale aantal vluchtelingen op 420 000 geschat. Op een bevolking van 6,5 miljoen betekent dat één Syrische vluchteling per vijftien inwoners. Turkije herbergt 260 000 geregistreerde vluchtelingen en schat het totale aantal op 400 000. Op een bevolking van 79,7 miljoen komt dat neer op één hulpzoekende vreemdeling op negentien inwoners. In Irak is één op de vijfentwintig een Syrische vluchteling. Ruim 119 000 vluchtelingen staan er geregistreerd. In Egypte zijn


des enfants dans le plus grand besoin qui lancent un cri d’alarme humanitaire. C’est précisément pour cette raison que nous avons déposé cette résolution d’action humanitaire.

Les Syriens qui ont franchi la frontière n’ont bien souvent rien de plus que leurs vêtements. L’UNHCR et d’autres organisations humanitaires font tout pour répondre à leurs besoins essentiels. Les pays où se trouvent les réfugiés menacent en effet de ne pas pouvoir résister au nombre considérable de personnes qui cherchent de l’aide.

La Syrie compte 23 millions de personnes. La fin de la crise n’est pas encore en vue et l’afflux de personnes dans la région reste considérable. Divers chiffres circulent sur le nombre attendu de réfugiés fin 2013. Le risque est d’arriver à trois millions alors que les capacités d’accueil dans la région et dans les pays voisins ont atteint leur limite absolue. L’action humanitaire est par conséquent plus que nécessaire.

Il y a heureusement des initiatives spontanées de la société civile soutenues par des citoyens ordinaires. Depuis mardi dernier, l’action Sauver des vies – Syrie 12-12 menée en Belgique a déjà récolté un million d’euros. Je félicite les organisateurs de leur initiative exemplaire.

La résolution vise à renforcer l’aide humanitaire dans la région, tant en Syrie que dans les pays voisins. En outre, nous demandons à notre gouvernement d’insister sur une action européenne commune et coordonnée. Ce n’est peut-être pas beaucoup mais c’est déjà quelque chose si, en tant que Sénat belge, nous voulons apporter notre aide et nos réponses.

L’action humanitaire est nécessaire maintenant que le conflit fait rage. Mais après la guerre, les fonds d’aide resteront nécessaires. L’assistance psychosociale doit aider les personnes concernées à surmonter les traumatismes pour leur éviter de les traîner toute leur vie. Ce n’est pas parce que les armes se taisent que les blessures profondes guériront.

Le peuple syrien est épuisé par l’absence de perspective et se tourne vers la communauté internationale pour de l’aide humanitaire. Les groupes radicaux jouent sur ce désespoir et en profitent pour répandre leurs idées. Il est nécessaire que l’Occident et l’Union européenne en particulier entreprennent une action et soient un partenaire crédible de la population syrienne.

La résolution demande au gouvernement d’envisager une action auprès des autres États membres de l’UE ainsi qu’un accueil des réfugiés syriens sur la base de la directive européenne relative à l’octroi d’une protection temporaire.

Nous sommes en effet convaincus que ces personnes n’en peuvent plus. Elles ont perdu courage, elles en veulent au régime qui les bombarde, aux groupes d’opposition – radicaux ou autres – qui prennent eux aussi les armes et au reste du monde parce qu’ils ont perdu tout espoir. C’est pourquoi notre résolution demande aux États membres de l’Union européenne d’envisager l’application de la directive relative à l’octroi d’une protection temporaire afin d’éviter que les pays voisins de la Syrie dont les camps de réfugiés seraient pleins, se voient contraints à un moment donné de fermer leurs frontières.

Il est par ailleurs primordial que les travailleurs des organisations humanitaires aient accès à l’ensemble du territoire syrien, y compris aux régions qui ne sont plus

43 000 vluchtelingen geregistreerd. Daar schat de overheid het totale aantal op 100 000.

Die cijfers gaan in werkelijkheid om mannen, vrouwen en kinderen in de grootste nood die een humanitaire noodkreet slaken. Juist om die reden hebben we deze resolutie tot humanitaire actie ingediend.

Syriërs die de grens oversteken, hebben vaak niet meer bij zich dan hun kleren. UNHCR en andere hulporganisaties werken met man en macht om aan hun basisbehoeften tegemoet te komen. De landen waarin de vluchtelingen verkeren, dreigen immers te bezwijken onder de enorme aantallen hulpbehoevenden en hulpzoekenden.

Syrië telt 23 miljoen mensen. Het einde van de crisis is niet in zicht en de instroom van mensen in de regio is dat evenmin. Er circuleren verschillende cijfers over het verwachte aantal vluchtelingen eind 2013. Het gevaar bestaat dat er dan drie miljoen vluchtelingen zullen zijn, terwijl de opvangmogelijkheden in de regio en de buurlanden reeds een absolute grens hebben bereikt. De humanitaire actie elders op de aardbol is bijgevolg meer dan nodig.

Gelukkig zijn er spontane initiatieven vanuit het middenveld, gesteund door gewone burgers. Sinds afgelopen dinsdag heeft de actie Levens Redden Syrië 12-12 in België al één miljoen euro opgehaald. Ik feliciteer de actievoerders met hun voorbeeldige initiatief.

De resolutie heeft tot doel de humanitaire hulp voor de mensen in de regio, zowel in Syrië als in de buurlanden, te versterken. Daarnaast vragen we onze regering aan te dringen op een gezamenlijke en gecoördineerde Europese actie. Dat is misschien niet veel, maar het betekent toch al iets, willen we als Belgische Senaat onze hulp en onze antwoorden aanreiken.

De humanitaire actie is noodzakelijk, nu het conflict nog woedt. Maar ook na de huidige oorlog zullen hulpfondsen nodig blijven. Psychosociale hulp en begeleiding moeten de betrokkenen helpen trauma’s te verwerken die ze anders hun hele verdere leven met zich mee dreigen te dragen. Het is niet omdat de wapens zwijgen dat diep geslagen wonden zullen zijn geheeld.

Het Syrische volk is uitgeput door de uitzichtloze situatie in zijn land en wendt zich tot de internationale gemeenschap voor humanitaire hulp. Radicale groeperingen spelen op die wanhoop in en grijpen ze aan om hun denkbeelden te verspreiden. Het is noodzakelijk dat het Westen en de Europese Unie in het bijzonder actie ondernemen en een geloofwaardige partner vormen voor de gewone mensen in Syrië.

De resolutie vraagt de regering een gezamenlijke en gecoördineerde Europese actie aan te kaarten bij de andere Europese lidstaten en een opvang van Syrische vluchtelingen te overwegen op grond van de tijdelijke beschermingsrichtlijn van de Europese Unie.

Wij zijn er inderdaad van overtuigd dat deze mensen gewoon niet meer kúnnen. Ze zijn moedeloos, ze zijn kwaad op het regime omdat het bombardeert, ze zijn kwaad op de radicale en ander oppositiegroeperingen, omdat die ook wapens gebruiken, en ze zijn kwaad op de rest van de wereld omdat ze elke hoop verloren zijn. Daarom vragen we in onze


contrôlées par le régime d’Assad, que tous les Syriens qui ont besoin d’aide et de soins les obtiennent réellement.

L’aide humanitaire coûte très cher et notre gouvernement doit dès lors faire pression sur les donateurs internationaux pour qu’ils libèrent réellement l’aide de 1,5 milliards de dollars qu’ils avaient promise lors de la conférence des donateurs au Koweït. Jusqu’à présent, les organisations n’ont encore reçu que quelque 200 millions de dollars.

Pour éviter que sorte de cette guerre une génération perdue, il faut qu’une partie des fonds de l’aide humanitaire soit affectée au soutien psychosocial, à l’enseignement et à la protection des enfants.

Cette crise humanitaire ne pourra cesser que si une solution politique négociée se dégage. L’Union européenne ne peut y contribuer que si elle parle d’une seule voix lors des négociations.

Cette résolution est un beau geste. C’est une résolution équilibrée qui met l’accent sur le renforcement de l’action humanitaire, ce qui n’est pas rien. Je remercie les collègues qui la soutiennent.

resolutie dat de Europese lidstaten de toepassing van de richtlijn voor tijdelijke bescherming overwegen, om te vermijden dat de buurlanden van Syrië zich op een bepaald ogenblik genoodzaakt zullen zien hun grenzen te sluiten omdat de vluchtelingenkampen vol zitten.

Daarnaast is het van primordiaal belang dat de humanitaire hulpverleners toegang tot heel Syrië krijgen, ook tot de gebieden die niet langer onder controle zijn van het regime van Assad, en dat alle mensen in Syrië die hulp of verzorging nodig hebben, die ook werkelijk krijgen.

De humanitaire hulpverlening kost veel geld, enorm veel geld. Daarom moet onze regering er bij de internationale donoren op aandringen dat de fondsen ter waarde van anderhalf miljard Amerikaanse dollar die tijdens de internationale donorconferentie in Koeweit werden beloofd, ook echt worden vrijgemaakt en dat de hulporganisaties de hulp ook ter plaatse kunnen brengen, in alle delen van Syrië én in de buurlanden. Momenteel is er immers nog maar zo’n 200 miljoen dollar tot bij de organisaties geraakt.

Om te vermijden dat deze oorlog tot een verloren generatie leidt, moet een deel van de fondsen voor humanitaire hulp worden besteed aan psychosociale steun, onderwijs en bescherming van kinderen.

Deze humanitaire crisis kan pas eindigen, als er een onderhandelde politieke oplossing uit de bus komt. De Europese Unie kan daar enkel toe bijdragen als er tijdens de onderhandelingen met één Europese stem over de Syrische problemen wordt gesproken.

Deze resolutie is een mooi gebaar, een evenwichtige resolutie met het hoofdaccent op het versterken van de humanitaire actie en dat is niet min. Ik dank de collega’s-senatoren die de resolutie steunen.

M. Benoit Hellings (Ecolo). – Je tiens d’abord à féliciter Mme Douifi pour sa proposition de résolution relative à la situation humanitaire en Syrie qui a fait l’unanimité dans tous les groupes politiques. Nous voterons évidemment pour cette résolution.

Nous avons cependant déposé à nouveau deux amendements visant à réintroduire, dans le dispositif initial, des dispositions auxquelles nous avions souscrit en cosignant la résolution.

Le premier amendement concerne la directive sur la protection temporaire de l’Union européenne qui, malheureusement, n’est pas souvent appliquée. La dernière fois que l’Union européenne l’a appliquée c’était pour le Kosovo.

Compte tenu de la situation humanitaire catastrophique en Syrie, on pourrait imaginer que le Sénat précise clairement qu’il pourrait faire usage de cette directive pour accueillir temporairement des réfugiés sur notre territoire et, ensuite, pour permettre à ceux-ci de retourner en Syrie lorsque le conflit sera terminé. L’amendement vise à supprimer le mot « envisager » et à le remplacer par le mot « appliquer ».

Le deuxième amendement concerne plus spécifiquement la situation des réfugiés palestiniens. Un certain nombre de réfugiés syriens sont eux-mêmes déjà des réfugiés palestiniens qui avaient fui en Syrie après les événements qui se sont produits au Moyen-Orient il y a des dizaines d’années.

De heer Benoit Hellings (Ecolo). – Ik feliciteer mevrouw Douifi met haar voorstel van resolutie over de humanitaire situatie in Syrië, waarover alle fracties het eens waren. Wij zullen deze resolutie uiteraard goedkeuren.

We hebben echter opnieuw twee amendementen ingediend die ertoe strekken in het oorspronkelijke voorstel opnieuw bepalingen in te voeren waarmee we het eens waren toen we het voorstel hebben ondertekend.

Het eerste amendement heeft betrekking op de tijdelijke bescherming van de Europese Unie, die jammer genoeg niet dikwijls wordt toegepast. De laatste maal dat de Europese Unie deze richtlijn heeft toegepast, was voor Kosovo.

Gelet op de rampzalige humanitaire situatie in Syrië, zou het goed zijn dat de Senaat duidelijk zegt dat hij deze richtlijn zou kunnen aanwenden om vluchtelingen toe te laten op ons grondgebied en ze vervolgens te laten terugkeren naar Syrië wanneer het conflict daar beëindigd is. Het amendement strekt ertoe het woord “overwegen” te vervangen door het woord “toepast”.

Het tweede amendement heeft specifiek betrekking op de situatie van de Palestijnse vluchtelingen. Een aantal Syrische vluchtelingen zijn zelf Palestijnse vluchtelingen die naar Syrië gevlucht zijn na de gebeurtenissen van enkele tientallen jaren geleden in het Midden-Oosten.

Het amendement strekt ertoe expliciet te vermelden dat de


L’amendement vise à mentionner explicitement que les réfugiés palestiniens ont le droit d’obtenir des garanties quant à leur retour en Syrie et, plus tard, en Palestine. Il est évident que la question palestinienne traverse la crise syrienne. Il serait donc normal de repréciser que ces réfugiés pourront ensuite retourner dans leur pays.

Palestijnse vluchtelingen het recht hebben op garanties met betrekking tot hun terugkeer naar Syrië en, later, naar Palestina. De Palestijnse kwestie doorkruist uiteraard de Syrische crisis. Het zou dus normaal zijn opnieuw te preciseren dat ze nadien naar hun land kunnen terugkeren.

M. Karl Vanlouwe (N-VA). – La situation en Syrie semble de jour en jour plus désespérée. Les États-Unis, la France et la Grande-Bretagne prétendent disposer de preuves de l’utilisation d’armes chimiques. Le gaz sarin employé ne fait aucune distinction entre les combattants et les civils. Le recours à ces armes chimiques n’a aucune utilité militaire. Son seul but est de saper le moral de la population. Le président Assad pousse le cynisme jusqu’à tester jusqu’où la communauté internationale le laissera aller. L’inaction du monde extérieur ne fait que renforcer son assurance. La chute du régime a maintes fois été prédite mais le président Assad est toujours en selle. En attendant, pour les Syriens, le temps passe.

La division de l’opposition est certes préoccupante. La rivalité entre les rebelles modérés et les djihadistes a semé l’inquiétude, y compris dans notre pays. La levée de l’embargo européen sur les armes contre la Syrie, demandée par les Français et les Britanniques, reste très risquée. Nul ne peut garantir que les armes livrées arriveront au bon endroit.

La guerre civile a son prix humanitaire. Depuis le début de la crise, voici plus de deux ans, 70 000 personnes ont perdu la vie et 23 millions seraient des exilés dans leur propre pays. D’ici la fin de cette année, 10 millions de personnes auront besoin d’une aide immédiate. Selon le Haut-Commissariat aux Réfugiés, la crise syrienne est la plus grave depuis la fin de la guerre froide.

Notre groupe adhère à cette résolution qui met l’accent sur la situation humanitaire en Syrie. Nous avons, par nos amendements, contribué de manière constructive à une approche réaliste qui peut compter sur l’appui de nos partenaires européens. Nous aurions souhaité que l’on soit également particulièrement attentif au sort des réfugiés kurdes et palestiniens. Nous avons émis des réserves quant à la faisabilité et à l’opportunité d’une réinstallation permanente de réfugiés syriens dans l’Union européenne et nous nous réjouissons que la majorité nous ait suivis sans remettre en cause l’essentiel.

Une résolution du Sénat atténuera à peine les souffrances des millions de Syriens. Nous ne pouvons toutefois refuser d’en débattre car nous risquerions de sombrer dans l’indifférence.

La mise en évidence de l’aspect humanitaire de la situation ne peut faire oublier les aspects politiques, sinon notre action resterait superficielle. Notre groupe continue à prôner une solution au sein du Conseil de sécurité des Nations Unies dont les membres permanents, y compris la Russie et la Chine, doivent cesser de s’opposer à une résolution contraignante. Leur responsabilité est écrasante dans les souffrances du peuple syrien, d’autant qu’ils continuent à livrer des armes au régime d’Assad.

J’espère que notre gouvernement et notre diplomatie rediront ce message, à l’échelon bilatéral et multilatéral et par la voix de l’Union européenne, jusqu’à ce qu’enfin, il soit entendu.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). – De toestand in Syrië lijkt met de dag hopelozer te worden. De Verenigde Staten, Frankrijk en Groot-Brittannië beweren bewijzen te hebben dat chemische wapens worden aangewend. Het gebruikte sarin maakt geen onderscheid tussen strijders, enerzijds, en vrouwen en burgers, anderzijds. Militair heeft het inzetten van die chemische wapens geen enkel nut. Het enige doel is de eigen bevolking volledig te demoraliseren. Het cynische is dat president Assad probeert te testen hoever de internationale gemeenschap hem laat gaan. Telkens de buitenwereld er niet in slaagt actie te ondernemen, neemt zijn zelfzekerheid toe. De val van het regime werd al meermaals voorspeld, maar intussen blijft president Assad in het zadel. Voor de Syriërs tikt de tijd.

De interne verdeeldheid van de oppositie is echter wel een reden tot bezorgdheid. De rivaliteit tussen de gematigde rebellen en de jihadisten heeft voor onrust gezorgd, ook in ons eigen land. De Frans-Britse vraag om het Europees wapenembargo tegen Syrië op te heffen, blijft bijzonder riskant. Niemand kan garanderen dat de geleverde wapens op de juiste plaats terechtkomen.

De burgeroorlog eist zijn humanitaire tol. Zeventigduizend doden zijn gevallen sinds het uitbreken van de crisis meer dan twee jaar geleden. Drieëntwintig miljoen Syriërs zouden intern ontheemd zijn. Er werden ook nog andere cijfers aangehaald, maar tegen het eind van dit jaar hebben tien miljoen mensen onmiddellijke hulp nodig. Volgens het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties is de crisis in Syrië de ergste sinds het einde van de koude oorlog.

Onze fractie schaart zich achter deze resolutie, die de klemtoon legt op de humanitaire toestand in Syrië. We hebben via amendementen constructief meegewerkt om tot een realistische aanpak te komen die ook op de steun van onze Europese partners kan rekenen. Toch hadden wij graag gehad dat er ook bijzondere aandacht was gegaan naar het lot van Koerdische en Palestijnse vluchtelingen. Wij hadden ook bedenkingen bij de haalbaarheid en de wenselijkheid van de permanente hervestiging van Syrische vluchtelingen in de Europese Unie en zijn blij dat de leden van de meerderheid ons hierin volgden, zonder aan de kern van deze zaak afbreuk te doen.

Een resolutie van de Senaat zal het leed van de miljoenen Syriërs nauwelijks verhelpen. We kunnen echter niet aan het debat voorbij gaan want dan anders dreigt de onverschilligheid.

Een focus op de humanitaire kant van de zaak mag de aandacht voor de politieke aspecten niet doen afnemen, zo niet blijven we bezig met symptoombestrijding. Onze fractie houdt vast aan een oplossing binnen de VN-Veiligheidsraad. De permanente leden van de Veiligheidsraad waaronder Rusland en China moeten hun verzet tegen een bindende resolutie opgeven. Ze dragen een verpletterende


verantwoordelijkheid voor het lijden van de Syrische bevolking, te meer als ze ook nog wapens blijven leveren aan het regime-Assad.

Ik hoop dat onze regering en onze diplomatie bilateraal, multilateraal en via Europese weg deze boodschap zal blijven herhalen tot ze uiteindelijk wordt gehoord.

M. Armand De Decker (MR). – Madame la présidente, face à la situation dramatique que connaît la Syrie, je voudrais à mon tour exprimer le soutien absolu du groupe MR à cette résolution. Notre réponse est importante puisqu’elle porte sur une volonté de développer l’aide humanitaire à l’égard des millions de réfugiés que ce conflit entraîne.

Notre message est important car si l’on peut se réjouir que la récolte de fonds ait rapporté un million d’euros à ce stade, en comparaison avec d’autres tragédies que nous avons connues ces dernières années c’est néanmoins fort peu. Dès lors, notre responsabilité de mandataires publics doit s’exprimer à travers cette résolution pour encourager la population à apporter une aide humanitaire aux centaines de milliers, probablement déjà au-delà du million, voire du million et demi, de réfugiés. Cela me paraît indispensable.

Notre résolution plaide pour que le gouvernement belge agisse pour que la démarche humanitaire s’organise le plus possible à l’échelon européen. Il faut que l’Union européenne et les États qui la composent travaillent à une organisation commune de l’aide humanitaire. Nous devons cesser d’agir, comme trop souvent, sous le pavillon national uniquement. Cela nous donne un sentiment d’autosatisfaction mais réduit l’efficacité de l’aide fournie. La voix de l’Europe doit aussi être entendue. Pour cela, il faut que l’aide se développe à l’échelle européenne.

Une grande partie de notre opinion publique, qui ignore la complexité et la gravité de la situation, ne comprend pas pourquoi nous n’intervenons pas militairement comme nous l’avons fait ailleurs. Le conflit exprime en grande partie, et peut-être tout d’abord, une terrible division du monde musulman entre chiites, sunnites et alaouites. Sa lisibilité n’est dès lors pas évidente pour l’homme de la rue. Nous constatons malheureusement que des enfants de chez nous s’engagent dans un conflit qui, en fait, n’a rien à voir avec ce qu’ils espéraient qu’il serait. Ils croyaient intervenir pour une juste cause mais, en réalité, ils se font piéger dans un conflit entre acteurs musulmans qui se divisent et se font la guerre.

En outre, vu la dimension stratégique de la Syrie, vu les intérêts russes en Syrie, vu l’interférence à travers les chiites de l’Iran, vu les risques d’un conflit entre Israël et l’Iran qui pourrait déboucher sur un conflit quasi mondial, nous devons à tout le moins exprimer notre volonté de nous rendre utiles en travaillant à une solution politique et à une aide humanitaire réaliste au niveau européen.

De heer Armand De Decker (MR). – De MR-fractie steunt deze resolutie ten volle, gelet op de dramatische situatie in Syrië. Onze reactie is belangrijk, want het gaat hier om de wil om humanitaire hulp te organiseren voor de miljoenen vluchtelingen die dit conflict met zich meebrengt.

Onze boodschap is belangrijk, want de fondsenwerving heeft tot nu toe weliswaar een miljoen euro opgebracht, maar in vergelijking met andere tragedies die we de jongste jaren gekend hebben, is dit zeer weinig. Als openbare gezagsdragers moeten we dan ook, via deze resolutie, de bevolking aanmoedigen om humanitaire hulp te bieden aan de honderdduizenden of zelfs een miljoen tot anderhalf miljoen vluchtelingen. Dat lijkt mij onontbeerlijk.

Onze resolutie pleit ervoor dat de Belgische regering inspanningen doet opdat de humanitaire hulp zoveel mogelijk op Europees niveau wordt georganiseerd. De Europese Unie en de lidstaten moeten samen de humanitaire hulp organiseren. Als we te veel uitsluitend onder eigen vlag optreden, is de gegeven hulp minder efficiënt. De stem van Europa moet worden gehoord.

Een groot deel van de publieke opinie, die de complexiteit en de ernst van de situatie niet kent, begrijpt niet waarom we niet militair optreden, zoals we elders wel gedaan hebben. Het conflict legt grotendeels, en misschien wel in de eerste plaats, een vreselijke verdeling van de moslimwereld bloot tussen sjiieten, soennieten en alawieten. Voor de man in de straat is de situatie dus niet vanzelfsprekend. We stellen jammer genoeg vast dat kinderen van bij ons zich engageren in een conflict dat eigenlijk helemaal niet is wat ze ervan dachten. Ze dachten zich in te zetten voor de goede zaak, maar in werkelijkheid raken ze verstrikt in een conflict tussen verdeelde moslims die oorlog voeren.

Gelet op de strategische dimensie van Syrië, de Russische belangen in Syrië, de interferentie van Iran via de sjiieten, het gevaar van een conflict tussen Israël en Iran dat zou kunnen uitmonden in een conflict waarbij vrijwel de hele wereld betrokken raakt, moeten we uiting geven aan onze wil om ons nuttig te maken door te werken aan een politieke oplossing en een realistische humanitaire hulp op Europees niveau.

(Applaudissements) (Applaus)

M. Philippe Moureaux (PS). – J’adhère largement aux propos que vient de tenir M. De Decker. J’aimerais simplement rappeler que les alaouites sont des chiites, mais il s’agit d’un chiisme très différent de celui que nous connaissons à travers l’Iran. Ils constituent de 12 à 15% de la population syrienne mais sont très proches du président et des dirigeants de ce pays.

De heer Philippe Moureaux (PS). – Ik sluit mij ruimschoots aan bij wat de heer De Decker gezegd heeft. Ik wijs er evenwel op dat de alawieten sjiieten zijn, maar dat ze zeer verschillend zijn van de sjiieten die we kennen van Iran. Ze maken 12 tot 15% van de Syrische bevolking uit, maar staan zeer dicht bij de president en de leiders van het land.

Op cultureel gebied hebben ze volgens mij een zeer


Sur le plan de la vie culturelle, ils ont, tout d’abord, une vertu très importante à mes yeux : ils boivent du vin. Comme vous le savez, la tradition chrétienne a été, un temps, dominante au Moyen-Orient, où le vin est souvent associé à cette religion. Ensuite, ils n’ont pas à proprement parler de mosquées, mais des lieux de réunion. Enfin, ils considèrent, par exemple, tous les philosophes grecs comme des prophètes, auxquels ils se réfèrent.

Cette particularité fait partie des éléments très complexes de ce terrible conflit.

Après ces quelques précisions, je voudrais rejoindre le représentant d’Ecolo en ce sens qu’il conviendrait peut-être d’agir comme nous l’avions fait à l’époque de la guerre des Balkans : prévoir un système de séjour provisoire, pendant la durée de la guerre, pour certains réfugiés.

Je sais que la question est délicate et que le nombre de personnes concernées est particulièrement élevé, mais le gouvernement devrait, me semble-t-il, mener cette réflexion. C’est bien de donner de l’argent, d’essayer d’aider autant que faire se peut ces personnes qui vivent un drame absolu. Au vu des massacres qui se déroulent de part et d’autre, nous réalisons d’ailleurs que l’on atteint une limite dans l’horreur pouvant être produite par l’humanité. Nous pourrions peut-être servir un tant soit peu de terre d’accueil, à certains moments, pour certaines personnes confrontées à des difficultés majeures, notamment en matière de santé. Cette réflexion mériterait d’être poursuivie.

belangrijke deugd: ze drinken wijn. De christelijke traditie is een tijd overheersend geweest in het Midden-Oosten, waar wijn dikwijls geassocieerd wordt met deze religie. Ze hebben ook geen echte moskeeën, maar eerder ontmoetingsruimten. Ten slotte beschouwen ze bijvoorbeeld alle Griekse filosofen als profeten, naar wie ze verwijzen.

Dit bijzondere kenmerk is één van de zeer complexe elementen van dit verschrikkelijke conflict.

Ik ben het eens met de vertegenwoordiger van Ecolo dat we, zoals ten tijde van de Balkanoorlog, bepaalde vluchtelingen misschien een tijdelijke verblijfsgunning zouden moeten geven, zolang de oorlog duurt.

Het is een delicate kwestie, waarbij zeer veel mensen betrokken zijn, maar de regering zou die reflectie moeten aangaan. Het is goed om geld te geven en deze mensen, die een verschrikkelijk drama beleven, zo veel mogelijk te helpen. Gelet op de slachtingen die aan weerszijden plaatsvinden, beseffen we overigens dat de gruwel die mensen kunnen aanrichten, een grens bereikt heeft. Misschien zouden we ons op bepaalde ogenblikken als gastland kunnen openstellen voor mensen die ernstige moeilijkheden ondervinden, vooral op het vlak van gezondheid.

M. Filip Dewinter (VB). – J’ai écouté avec intérêt les propos de certains collègues, entre autres de M. Moureaux, sur le conflit syrien.

Je me rappelle le temps où le parti Baath du président syrien était, avec le parti de Saddam Hussein en Irak, un des principaux partenaires du parti socialiste dans l’Internationale socialiste. Tant le président syrien que le président irakien ont été honorés et considérés comme des camarades.

C’est évidemment moins le cas aujourd’hui, ne fût-ce qu’en raison des circonstances internationales. Je trouve donc un peu dommage que le PS n’ose plus faire preuve de la solidarité qu’il a manifestée lorsqu’Assad n’était pas encore un exclu sur la scène internationale.

Je me rappelle les voyages de nombreux ministres et figures de proue socialistes en Irak et en Syrie pour y fêter le régime. Ce n’est plus le cas aujourd’hui. Mais je comprends : les socialistes sont des opportunistes.

De heer Filip Dewinter (VB). – Ik heb met interesse geluisterd naar wat verschillende collega’s, onder andere de heer Moureaux, over het conflict in Syrië hebben gezegd.

Ik herinner me de tijd toen de Ba’ath-partij van de Syrische president, samen met de partij van Saddam Hoessein in Irak, een van de grote partners was van de socialistische partij in de Socialistische Internationale. Zowel de Syrische als de Iraakse president werden er gevierd en als kameraden beschouwd.

Vandaag is dat natuurlijk minder het geval, al was het maar omwille van de internationale omstandigheden. Ik vind het dus een beetje jammer dat de PS de solidariteit die ze opbracht toen Assad nog geen paria was op het internationaal wereldtoneel, niet meer aan de dag durft te leggen.

Ik herinner me de reizen van vele socialistische ministers en kopstukken richting Irak en Syrië, om daar het regime te fêteren. Vandaag is dit niet meer het geval. Maar ik begrijp het: socialisten zijn opportunisten.

(Interruption de M. Moureaux) (Onderbreking door de heer Moureaux)

Dois-je citer le nom de tous les camarades socialistes qui ont visité la Syrie et, à l’époque, l’Irak ? On ne peut tout de même pas nier cette vérité !

Moet ik de namen noemen van alle socialistische kameraden die Syrië en destijds Irak hebben bezocht? Dat mag toch niet ontkend worden!

Je constate qu’aujourd’hui, l’hypocrisie règne en maître. Le régime syrien est aujourd’hui accablé de tous les maux car il n’est plus politiquement correct de s’associer avec lui.

Il est un peu facile de choisir aujourd’hui le camp de l’opposition syrienne. Nous savons tous ce qui s’est passé en Égypte, en Libye et dans d’autres pays d’Afrique du Nord ou du Moyen-Orient. De nombreux partis et gouvernements européens se sont rangés avec enthousiasme du côté du

Ik stel vast dat vandaag de hypocrisie hoogtij viert. Vandaag wordt het Syrische regime met pek en veren ingesmeerd en de laan uitgestuurd, omdat het niet meer politiek correct is zich ermee te associëren.

Ik vind het ook wat gemakkelijk te gemakkelijk vandaag in Syrië de kant te kiezen van het verzet. We weten allemaal wat er in Egypte, Libië en in andere landen van Noord-Afrika en het Midden-Oosten is gebeurd. Vele Europese partijen en


printemps arabe. Ils ont vu depuis lors comment les Frères musulmans et d’autres partis similaires ont fait de ces pays des régimes islamiques intransigeants.

Si, aujourd’hui, nous croyons naïvement les médias et diabolisons le régime syrien, je crains que nous fassions le mauvais choix. Il arrivera alors la même chose en Syrie que dans ces autres pays. Je ne suis pas un défenseur du régime syrien ; je plaide seulement pour un certain sens de la nuance et un certain esprit critique, bien nécessaires si nous ne voulons pas répéter nos erreurs.

C’est pourquoi cette résolution inspire au Vlaams Belang un certain scepticisme et cynisme. Nous ne voterons certainement pas en faveur de cette résolution, nous préférerons nous abstenir, voire voter contre.

regeringen schaarden zich enthousiast achter de islamitische lente. Intussen hebben ze gezien hoe in Egypte, Libië en Algerije het Moslimbroederschap en aanverwante partijen die Lente gekaapt hebben en van die landen streng islamitische regimes hebben gemaakt.

Als wij nu naïef en goedgelovig alleen de media bijtreden en doen alsof het Syrische regime des duivels is, vrees ik dat we een verkeerde keuze maken. Dan zal in Syrië hetzelfde gebeuren als in die andere landen. Ik ben geen voorstander van het Syrische regime; ik pleit alleen voor nuance en enige zin voor kritiek. Dat is nodig als we niet de fouten willen herhalen die we de voorbije maanden en jaren in andere landen hebben gemaakt.

Om al die redenen benadert het Vlaams Belang deze resolutie met enig scepticisme en cynisme. We zullen ze zeker niet goedkeuren, maar ons onthouden of zelfs tegenstemmen.

Mme Dalila Douifi (sp.a). – Moi qui suis l’auteur principal de cette résolution, je ne veux pas réagir à la provocation. Je dirai simplement que je ne comprends pas la pertinence du discours de M. Dewinter. Les membres de son groupe ricanent et cette attitude indigne la socialiste que je suis.

Je suppose que M. Dewinter n’a rien versé à l’action Syrie 12-12. Je vais offrir à M. Dewinter un des nombreux journaux que j’ai achetés. Je pourrai peut-être ainsi le sensibiliser un tant soit peu à l’aspect humanitaire que met en évidence la résolution.

Mevrouw Dalila Douifi (sp.a). – Als hoofdindiener van de resolutie wil ik me niet laten provoceren. Ik wil alleen zeggen dat ik de relevantie van het betoog van de heer Dewinter niet snap. Ik zie dat zijn fractiegenoten zitten te giechelen en dat choqueert me wel een beetje. Ik ben socialist. Een dergelijke houding verontwaardigt me.

Ik neem aan dat de heer Dewinter niets heeft gestort voor de actie Syrië 12-12. Ik heb verschillende kranten gekocht. Ik zal de heer Dewinter er eentje cadeau doen. Misschien kan ik hem daarmee een beetje sensibiliseren voor het humanitaire aspect, waarop in de resolutie het accent ligt.

Mme la présidente. – M. Hellings propose les amendements nos 13 et 14 (voir document 5-1986/5).

De voorzitster. – De heer Hellings heeft de amendementen 13 en 14 ingediend (zie stuk 5-1986/5).

– La discussion est close. – De bespreking is gesloten.

– Le vote sur les amendements est réservé. – De stemming over de amendementen wordt aangehouden.

– Il sera procédé ultérieurement aux votes sur les amendements et sur la proposition de résolution.

– De stemmingen over de amendementen en over het voorstel van resolutie hebben later plaats.

Proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant des médiateurs fédéraux, afin d’assurer une protection légale aux fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités (de MM. Wouter Beke, Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-217)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, teneinde een wettelijke bescherming te verlenen aan ambtenaren die onregelmatigheden melden (van de heren Wouter Beke, Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5-217)

Proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant les médiateurs fédéraux, en ce qui concerne la protection de fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités (de M. Jacky Morael et consorts ; Doc. 5-1491)

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, wat betreft de bescherming van ambtenaren die melding maken van onregelmatigheden (van de heer Jacky Morael c.s.; Stuk 5-1491)

Discussion générale Algemene bespreking

Mme Lieve Maes (N-VA), rapporteuse. – La proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant des médiateurs fédéraux, afin d’assurer une protection légale aux fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités, de M. Wouter

Mevrouw Lieve Maes (N-VA), rapporteur. – Het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, teneinde een wettelijke bescherming te verlenen aan ambtenaren die


Beke et consorts, a été déposée le 4 octobre 2010 et envoyée le 21 octobre suivant à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. Celle-ci l’a inscrite une première fois à son ordre du jour et examinée le 5 juillet 2011.

Dans son exposé introductif, M. Dirk Claes a indiqué que l’objet de la proposition est d’instituer une réglementation visant à lutter contre les irrégularités constatées dans les services publics fédéraux. Ainsi, lorsqu’un fonctionnaire constate des irrégularités auxquelles il n’est pas mis fin, il peut les dénoncer aux médiateurs fédéraux.

La proposition de loi prévoit un mécanisme de protection pour le fonctionnaire concerné, car il risque, en tant qu’informateur, d’être victime de mesures – sanctions disciplinaires, évaluations négatives – susceptibles d’avoir des conséquences néfastes pour sa carrière. Il faut donc lui accorder une protection temporaire. C’est un dispositif indispensable dans la lutte contre la mauvaise gestion, la corruption et de nombreuses autres formes d’irrégularités.

La proposition de loi fait en sorte, d’une part, que les irrégularités constatées puissent être dénoncées auprès d’une instance fiable et, d’autre part, que les informateurs qui dénoncent des irrégularités puissent bénéficier d’une protection temporaire.

L’utilité de ce mécanisme n’est plus à démontrer. Le Royaume-Uni, les États-Unis, les Pays-Bas possèdent déjà ce type de système ; la Flandre et les institutions de l’Union européenne l’appliquent également.

La proposition de loi prévoit que les médiateurs constituent le « point de contact central » ; ceux-ci sont en effet déjà rompus au traitement des plaintes et ont prouvé leur expertise dans ce domaine. Ils ont aussi l’avantage d’être neutres tant envers l’administration fédérale qu’envers l’autorité politique responsable.

En conclusion, M. Claes a signalé qu’un amendement avait encore été déposé et exprimé le souhait qu’il soit soumis pour avis au Conseil d’État.

La proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant les médiateurs fédéraux, en ce qui concerne la protection de fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités, de M. Jacky Morael et consorts, a été déposée le 17 février 2012 et envoyée le 1er mars suivant à la commission de l’Intérieur et des Affaires administratives. Celle-ci l’a inscrite une première fois à son ordre du jour et examinée le 6 mars 2012. À cette même date, la commission a décidé d’examiner les deux propositions de loi conjointement ; de recueillir l’avis du Conseil d’État sur les deux propositions de loi et les amendements déjà déposés par MM. Beke et Claes. Le premier amendement concernait l’intitulé, le second portait sur une modification de texte.

Le 8 janvier 2013, on a discuté de l’avis du Conseil d’État sur les deux propositions, reçu le 18 décembre 2012, décidé de s’informer de la position du gouvernement et d’encore procéder à des auditions.

Le 22 janvier 2013, le secrétaire d’État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, M. Bogaert, a présenté le point de vue du gouvernement sur cette proposition de loi. Il a notamment dit qu’interrogé à propos de la politique d’intégrité dans le cadre de la

onregelmatigheden melden, van de heer Wouter Beke c.s. werd op 4 oktober 2010 ingediend en op 21 oktober 2010 naar de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden verzonden. Het wetsvoorstel werd een eerste maal geagendeerd en besproken op 5 juli 2011.

De heer Dirk Claes gaf een inleidende toelichting.

Het doel van het wetsvoorstel is om, wanneer bij de federale overheidsdiensten onregelmatigheden worden vastgesteld, deze aan te pakken. Wanneer een ambtenaar onregelmatigheden vaststelt en daar geen einde aan wordt gemaakt, kan de betrokken ambtenaar deze melden aan de federale ombudsmannen.

Het wetsvoorstel voorziet in een beschermingsmechanisme voor deze ambtenaren. Aangezien de kans bestaat dat de ambtenaar als klokkenluider het slachtoffer wordt van maatregelen die negatieve gevolgen hebben voor zijn loopbaan, zoals tuchtmaatregelen of negatieve beoordelingen, moet hem een tijdelijke bescherming worden verzekerd. Een dergelijke maatregel is een must in de strijd tegen wanbeheer, corruptie en tal van andere onregelmatigheden.

Enerzijds zorgt het wetsvoorstel ervoor dat onregelmatigheden gemeld kunnen worden bij een betrouwbare instantie. Anderzijds wordt tijdelijke bescherming geboden aan klokkenluiders die onregelmatigheden aan het licht brengen.

Het nut van dit mechanisme is in andere landen afdoende bewezen. Dergelijke systemen bestaan reeds in het Verenigd Koninkrijk, in de Verenigde Staten, in Nederland, in Vlaanderen en binnen de instellingen van de Europese Unie.

In het wetsvoorstel worden de ombudsmannen de centrale meldplaats. Zij behandelen immers nu reeds klachten en hebben hun expertise bewezen. Zij zijn ook neutraal, zowel tegenover de federale administratie als tegenover de verantwoordelijke politieke overheid.

De heer Claes besloot de inleiding met de aankondiging dat er nog een amendement werd voorbereid en dat hij graag het advies van de Raad van State wou hebben.

Op 17 februari 2012 werd het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, wat betreft de bescherming van ambtenaren die melding maken van onregelmatigheden van de heer Jacky Morael c.s. ingediend en op 1 maart 2012 naar de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en Administratieve Aangelegenheden verzonden. Het wetsvoorstel werd een eerste maal geagendeerd en besproken op 6 maart 2012. Die dag heeft de commissie beslist om beide wetsvoorstellen samen te onderzoeken, het advies in te winnen van de Raad van State over beide wetsvoorstellen en over de amendementen die de heren Beke en Claes inmiddels hadden ingediend. Het eerste amendement ging over het opschrift, het tweede was een uitgebreide tekstwijziging.

Het advies van de Raad van State op beide voorstellen werd ontvangen op 18 december 2012 en het onderwerp kwam opnieuw op de agenda op 8 januari 2013, wanneer het advies van de Raad van State werd besproken. Er werd beslist het standpunt van de regering te vragen en nog hoorzittingen te


discussion de sa note de politique générale à la Chambre, il avait fait référence à la proposition de loi du sénateur Beke, une excellente base de travail selon lui.

Les collaborateurs de l’administration doivent toujours pouvoir dénoncer des irrégularités mais ils craignent des représailles : mesures disciplinaires, évaluations négatives, etc. Il faut signaler clairement que la corruption ou le trafic d’influence dans le cadre de la prise de décision au sein des instances publiques sont intolérables.

Les agents de l’administration qui dénoncent certaines irrégularités ont droit à une protection efficace. Le secrétaire d’État soutient dès lors la réglementation légale proposée pour la protection des fonctionnaires qui ont l’intention de dénoncer des irrégularités. Il faut insister sur les mots « qui ont l’intention », car aucune protection n’est prévue pour le moment.

En Flandre, la réglementation concernant la dénonciation d’irrégularités est en vigueur depuis 2004. Le médiateur flamand a été chargé d’examiner les dénonciations émanant de membres du personnel des autorités administratives de la Communauté et de la Région flamandes qui, dans l’exercice de leur fonction, ont constaté des négligences, des abus ou des infractions au sein de l’autorité administrative qui les emploie.

Très fouillé, l’avis du Conseil d’État ne contient cependant aucune observation fondamentale qui entraverait la poursuite de la discussion des deux propositions de loi.

Le secrétaire d’État assure cependant que si la proposition de loi est adoptée, il prendra rapidement les arrêtés d’exécution nécessaires en collaboration avec les autres ministres compétents en la matière. Les faits de corruption ou visant à influencer de manière illicite le processus de décision des instances publiques sont des pratiques qu’il juge inacceptables.

Pour le reste, le Conseil d’État émet dans son avis une série d’observations textuelles. Si l’avis est fort circonstancié, à aucun moment il ne remet les principes de départ en question.

Un échange de vue s’en est suivi. Le point est revenu sur le tapis lors de la séance de commission du 26 février 2013, où l’on a fixé le programme des auditions. Le 19 mars 2013, la commission a entendu entre autres Mme De Bruecker et M. Schuermans, médiateurs fédéraux, le professeur Hubeau de l’Université d’Anvers, membre du groupe de recherche Overheid en Recht, ainsi que M. De Roeck, auditeur général Politique d’intégrité au Bureau d’éthique et de déontologie du SPF Budget et Contrôle de la gestion.

À la suite d’une observation formulée par M. Moureaux durant la discussion, un sous-amendement à l’amendement no 1 a été déposé. L’amendement no 2 a été retiré au profit d’un amendement global no 3 qui tenait compte de l’avis du Conseil d’État.

L’ensemble de la proposition de loi ainsi amendée a été adopté par 11 voix et 2 abstentions.

Ce vote rend caduque la proposition de loi de M. Morael.

Le présent rapport a été approuvé à l’unanimité des 11 membres présents.

houden.

Op 22 januari 2013 heeft staatssecretaris bevoegd voor Ambtenarenzaken en Modernisering Bogaert het standpunt van de regering gegeven over dit wetsvoorstel. Hij zei onder meer dat hij tijdens de bespreking van zijn beleidsnota in de Kamer ondervraagd werd over het integriteitsbeleid. In zijn antwoord heeft de staatssecretaris verwezen naar het wetsvoorstel van senator Beke, dat voor hem een perfecte werkbasis is.

Overheidsmedewerkers moeten steeds onregelmatigheden kunnen melden maar zijn bang voor represailles (tuchtmaatregelen, negatieve evaluaties, …). Er moet een duidelijk signaal gegeven worden dat corruptie of onrechtmatige beïnvloeding bij de besluitvorming in overheidsinstanties niet getolereerd kan worden.

Overheidsmedewerkers die bepaalde onregelmatigheden melden, hebben recht op een afdoende bescherming. Hij ondersteunt dan ook de wettelijke regeling die in zicht is voor de bescherming van ambtenaren die onregelmatigheden willen melden. Willen melden, want momenteel is er geen enkele bescherming voorzien.

In Vlaanderen is de klokkenluidersregeling sinds 2004 van kracht. De Vlaamse ombudsman kreeg de opdracht om meldingen te onderzoeken van personeelsleden van administratieve overheden van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest, die in de uitoefening van hun ambt nalatigheden, misbruiken of misdrijven binnen de administratieve overheid waar ze zijn tewerkgesteld hebben vastgesteld.

Het advies van de Raad van State is zeer uitgebreid, maar bevat geen fundamentele opmerkingen die de verdere bespreking van beide wetsvoorstellen in het gedrang brengt.

De staatssecretaris verzekert echter dat als het wetsvoorstel wet wordt, hij in samenwerking met de andere ministers die hiervoor bevoegd zijn, de nodige uitvoeringsbesluiten snel zal uitwerken. Corruptie of onrechtmatige beïnvloeding bij de besluitvorming in overheidsinstanties is voor hem ontoelaatbaar.

Voor het overige geeft de Raad van State in zijn advies een aantal tekstuele opmerkingen. Het advies is weliswaar zeer uitgebreid, maar de uitgangsprincipes worden op geen enkel moment in vraag gesteld.

Daarna volgde nog een gedachtewisseling. Het punt werd in de commissie opnieuw geagendeerd op 26 februari, onder meer om de hoorzittingen te regelen. Op 19 maart 2013 heeft de commissie een hoorzitting gehouden met onder andere mevrouw De Bruecker en de heer Schuermans, federale ombudsmannen, professor Hubeau van de Universiteit Antwerpen en de onderzoeksgroep Overheid en Recht en de heer De Roeck, auditeur-generaal integriteitsbeleid van het Bureau voor Ambtelijke Ethiek en Deontologie van de FOD Budget en Beheerscontrole.

Uiteindelijk werd op het eerst amendement een subamendement ingediend na een opmerking van de heer Moureaux tijdens de bespreking. Het tweede amendement werd ingetrokken en vervangen door een globaal amendement 3, waarin rekening gehouden wordt met het


Ce matin, un ultime amendement a été déposé après l’approbation du rapport. Il a été adopté par la commission à 16 heures, de même que le nouveau texte sur lequel nous allons nous prononcer.

advies van de Raad van State.

Het geheel werd aangenomen met 11 stemmen voor en 2 onthoudingen.

Ingevolge deze stemming vervalt het wetsvoorstel van de heer Morael.

Het verslag werd eenparig goedgekeurd door de 11 aanwezige leden.

Vanochtend werd nog een amendement ingediend na de goedkeuring van het verslag. Om 16 uur heeft de commissie dit amendement aangenomen, alsook de nieuwe tekst, waarover we straks zullen stemmen.

M. Wouter Beke (CD&V). – La présente proposition de loi vise à élaborer un cadre permettant de combattre les dysfonctionnements et les irrégularités dans les services de l’administration. On pourra dorénavant les dénoncer auprès des médiateurs fédéraux. Comme il n’est pas impensable qu’on prenne contre les informateurs des mesures potentiellement négatives pour leur carrière, les médiateurs fédéraux leur assureront une protection temporaire contre les mesures disciplinaires et les évaluations défavorables.

Comme indiqué dans les développements de la proposition, la lutte contre la corruption, la gabegie et les irrégularités exige un mécanisme adéquat de dénonciation et de protection. Les informateurs pourront signaler ces irrégularités à une instance fiable et bénéficieront d’une protection contre les représailles.

Un tel mécanisme de dénonciation et de protection a déjà démontré son utilité dans divers pays. Le Royaume-Uni, les États-Unis et, plus près de chez nous, les Pays-Bas connaissent déjà des dispositifs spécifiques. L’Union européenne et la Flandre ont déjà instauré ce genre de mécanisme. Différentes instances internationales nous demandent également de créer un système analogue.

Dans la proposition de loi, nous avons choisi les médiateurs fédéraux comme point de contact central. En effet, les médiateurs, qui traitent déjà de nombreuses plaintes, ont démontré leur expertise dans leur traitement. Par ailleurs, ils sont indépendants des administrations et des autorités politiques qui en sont responsables. Les médiateurs fédéraux sont donc les personnes idoines pour examiner les plaintes et accorder une protection à leurs auteurs.

C’est un long cheminement qui s’achève aujourd’hui. Cette proposition ne tombe pas du ciel, elle a mûri durant plusieurs législatures. La différence consiste en un amendement étendu intégrant les remarques et les suggestions des différents acteurs. Cet amendement tient compte de l’avis du Conseil d’État, en vue d’éviter des difficultés juridiques. Les principales observations formulées lors des auditions ont également été reprises. Enfin, le texte final incorpore différentes suggestions de sénateurs, y compris, cet après-midi, le dernier amendement pour lequel je remercie nos collègues de la N-VA.

Cet amendement modifie la procédure de fond en comble, tout en préservant l’esprit de la proposition originelle, à savoir la création auprès des médiateurs fédéraux d’un point de contact où les fonctionnaires pourront signaler les irrégularités et la garantie pour ceux-ci d’une protection

De heer Wouter Beke (CD&V). – Voorliggend wetsvoorstel heeft de bedoeling een regeling uit te werken om mistoestanden en onregelmatigheden in administratieve overheden te kunnen aanpakken. Deze zullen in de toekomst kunnen worden gemeld bij de federale ombudsmannen. Omdat het evenwel niet denkbeeldig is dat tegen deze klokkenluiders maatregelen genomen worden die negatieve gevolgen kunnen hebben voor hun loopbaan, wordt hen door de federale ombudsmannen een tijdelijke bescherming verleend tegen tuchtmaatregelen en negatieve beoordelingen.

Zoals in de toelichting bij het wetsvoorstel uitvoerig staat beschreven, is een degelijk meldings- en beschermingsmechanisme een must in de strijd tegen corruptie, wanbeheer en onregelmatigheden die zich in de administraties kunnen voordoen. Omdat men enerzijds bij een betrouwbare instantie een melding kan maken en anderzijds een goede bescherming geniet, kunnen klokkenluiders dergelijke onregelmatigheden aan de oppervlakte brengen zodat ze terdege kunnen worden aangepakt.

Het nut van een dergelijk meldings- en beschermingsmechanisme wordt bewezen door het feit dat dit reeds bestaat in verschillende landen en instellingen. Zo zijn er in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en, dichter bij huis, in Nederland specifieke “klokkenluidersregelingen” van kracht. Ook in de Europese Unie en in Vlaanderen bestaat er reeds een dergelijke regeling. Verschillende internationale instanties vragen eveneens de invoering van een dergelijk mechanisme.

We hebben er in het wetsvoorstel voor gekozen de federale ombudsmannen als centraal meldpunt te laten fungeren. De ombudsmannen behandelen immers nu reeds tal van klachten en hebben in de behandeling ervan reeds uitvoerig hun expertise bewezen. Daarenboven zijn ze neutraal ten aanzien van de administraties en de politieke overheden die ervoor verantwoordelijk zijn. Deze aspecten zorgen ervoor dat de federale ombudsmannen de aangewezen personen zijn om meldingen te onderzoeken en bescherming te verlenen aan de klokkenluiders.

Vandaag staan we aan het eindpunt van een lange weg. Het voorliggend wetsvoorstel komt immers niet uit de lucht gevallen, maar gaat al een aantal legislaturen mee. Het verschil is echter dat nu een uitgebreid amendement werd ingediend waarin de opmerkingen en suggesties van verschillende betrokkenen werden opgenomen. Zo werd in de tekst van het amendement rekening gehouden met het advies van de Raad van State om juridische problemen te vermijden. Ook werden de belangrijkste opmerkingen die tijdens de


effective.

Le texte adopté par la commission prévoit la création de deux points de contact, l’un interne, l’autre externe. La composante interne sera une personne de confiance « intégrité » désignée dans chaque administration ; elle instruira les dénonciations selon des modalités fixées par le Roi. La composante externe sera le « Point de contact pour les atteintes suspectées à l’intégrité », créé auprès des médiateurs fédéraux. Ces derniers se chargeront d’étudier les dénonciations ; ils pourront se faire assister d’experts, en fonction de la nature du dossier.

Un avis préalable qui sert de filtre contre les dénonciations non fondées est requis avant qu’une plainte ne soit reçue définitivement. L’on évite ainsi un afflux de dénonciations inutiles aux points de contact internes et externes. La demande d’avis préalable est adressée au point de contact où l’on souhaite dénoncer l’atteinte à l’intégrité.

Le mécanisme de protection entre en action à la réception de la dénonciation. Il protège contre toute mesure négative, disciplinaire ou autre, non seulement l’informateur, mais aussi les agents impliqués dans l’enquête. En effet, ceux-ci peuvent aussi pâtir de répercussions diverses du fait de leur déclarations. La protection reste effective au moins deux ans après la clôture de l’enquête, afin que les intéressés soient protégés jusqu’au moment où la tension de l’enquête sera retombée.

La protection implique concrètement que la personne qui a pris ou menacé de prendre une mesure préjudiciable injustifiée à l’encontre du membre du personnel protégé est passible d’une sanction disciplinaire. À l’inverse, si le membre du personnel protégé a abusé du système de protection, il peut aussi faire l’objet d’une procédure disciplinaire.

La présente proposition de loi représente un grand pas en avant vers une stratégie efficace pour l’intégrité. La transparence et le fonctionnement de nos administrations ne s’en porteront que mieux. Cette proposition permettra également à la Belgique de satisfaire à ses obligations et engagements internationaux. Notre pays a signé les conventions des Nations Unies et du Conseil de l’Europe sur la lutte contre la corruption ainsi que les recommandations de l’OCDE sur l’éthique dans le service public. Bien que la Belgique n’ait pas encore ratifié tous ces textes, elle est tenue d’introduire un tel système. Par l’adoption de cette proposition, la Belgique satisfera à cette obligation.

Je suis très heureux que cette proposition de loi ait recueilli un large consensus en commission, et espère qu’il en sera de même en séance plénière. Je remercie l’ensemble de mes collègues pour leur appui.

hoorzittingen gemaakt werden in het voorstel verwerkt. Ten slotte werden ook verschillende suggesties van collega’s senatoren opgenomen in de uiteindelijke tekst, tot het laatste amendement toe, dat deze namiddag nog, met dank aan de collega’s van de N-VA, in de tekst werd verwerkt.

Met dat amendement werd de procedure grondig aangepast. De geest van het oorspronkelijke wetsvoorstel bleef echter behouden, namelijk de oprichting bij de federale ombudsmannen van een meldpunt waar ambtenaren onregelmatigheden kunnen melden en de verlening van een goede bescherming van ambtenaren die melding maken.

De in de commissie aangenomen tekst voorziet in de oprichting van een intern en een extern meldpunt. Als intern meldpunt zal er binnen elke administratie een vertrouwenspersoon ‘integriteit’ komen. Die vertrouwenspersoon zal de meldingen onderzoeken. De modaliteiten zullen door de Koning worden bepaald. Als extern meldpunt wordt bij de federale ombudsman een centrum ‘meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen’ opgericht. Het onderzoek dat uit die meldingen voortvloeit wordt gevoerd door de federale ombudsmannen, die zich naargelang de aard van het onderzoek door deskundigen kunnen laten bijstaan.

Vooraleer iemand een definitieve melding kan maken moet een voorafgaand advies worden gevraagd. Dat advies moet dienen als filter tegen onterechte en overbodige meldingen. Zo wordt vermeden dat zowel interne als externe meldpunten met overbodige onderzoeken worden overladen. Het voorafgaande advies moet worden aangevraagd bij het meldpunt waar men de integriteitsschending wenst te melden.

Wanneer bij het meldpunt voor veronderstelde integriteitsschendingen een melding wordt gedaan, treedt het beschermingsmechanisme in werking. De bescherming tegen tucht- en andere nadelige maatregelen geldt zowel voor de melder zelf als voor de personeelsleden die bij het onderzoek zijn betrokken. Ook die laatsten kunnen door hun verklaringen immers het slachtoffer worden van diverse repercussies. De beschermingsperiode loopt voor ten minste twee jaar na afronding van het onderzoek, en dat om de betrokkene te beschermen tot het stof van het onderzoek is gaan liggen.

De bescherming houdt concreet in dat wanneer tegen het beschermde personeelslid onterecht een nadelige maatregel wordt genomen, aan de nemer van die maatregel een tuchtsanctie kan worden opgelegd. Indien het beschermde personeelslid echter misbruik maakt van zijn bescherming, kan ook tegen hem een tuchtmaatregel worden genomen.

Het voorliggende wetsvoorstel is een grote stap voorwaarts naar een doeltreffend integriteitsbeleid. Het kan de transparantie en de goede werking van onze administratie alleen maar ten goede komen. Tevens komt België door dit voorstel tegemoet aan zijn internationale verplichtingen en engagementen. Zo heeft België de overeenkomsten van de Verenigde Naties en van de Raad van Europa inzake corruptiebestrijding, evenals de aanbevelingen van de OESO over bestuursethiek in publieke diensten mee ondertekend. Hoewel België nog niet al die teksten heeft geratificeerd, verplichten ze ons land wel een dergelijk systeem in te voeren. Met de goedkeuring van het voorliggende


wetsvoorstel zal België aan die verplichting voldoen.

Ik ben dan ook zeer tevreden dat dit wetsvoorstel in de commissie op een brede consensus kon rekenen. Ik hoop dat dit in plenaire vergadering hetzelfde zal zijn. Ik dank alle collega’s voor de steun.

(Applaudissements) (Applaus)

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Conscients de la nécessité d’assurer la protection des fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités, le groupe Écolo-Groen a, de longue date, déposé une proposition de loi visant à rendre cette protection effective.

Comme le CD&V, nous nous sommes inspirés du système flamand de dénonciation au sein de la fonction publique. L’avis du Conseil d’État et différentes auditions ont permis d’enrichir les textes déposés.

Un nouvel amendement proposé par le groupe CD&V a été cosigné par de nombreux groupes, dont le nôtre. Cet amendement répond aux trois besoins que nous identifions, à savoir la mise en place d’un système de dénonciation, un pouvoir d’enquête pour les médiateurs fédéraux et un système de protection pour les fonctionnaires qui dénoncent des atteintes présumées à l’intégrité. Notons que le texte apporte un cadre précis à son champ d’action, à savoir la dénonciation par des fonctionnaires d’atteintes présumées à l’intégrité. Ces atteintes sont explicitement définies et la proposition prévoit qu’il ne peut s’agir de dénonciations, d’intimidations ou de harcèlements couverts par d’autres législations.

Je me permets d’insister sur certains apports importants de cet amendement. Afin de permettre aux médiateurs fédéraux de se préparer à remplir cette nouvelle tâche, l’amendement prévoit une période de transition de six mois. Prendre le temps nécessaire à la mise en place de ce nouveau dispositif nous semble primordial pour en assurer le bon fonctionnement et limiter les erreurs de jeunesse du dispositif, vu les conséquences potentielles importantes pour le travailleur dénonciateur.

L’amendement renforce également la confidentialité de la démarche, en permettant de s’adresser en tout temps aux points de contact centraux, lorsque le point de contact interne pourrait ne pas respecter la confidentialité ou manquer d’indépendance. Aussi, il protégera le dénonciateur, le membre du personnel associé à l’enquête mais aussi le membre du personnel-conseil qui l’a assisté lors des auditions.

Vous le savez, la Belgique a déjà été pointée du doigt, notamment par Transparency International, pour l’absence de système de protection des fonctionnaires dénonçant des faits commis au sein de l’administration.

Aujourd’hui, nous en avons un. Cette avancée de la bonne gouvernance ne faisait pas partie de l’accord de gouvernement mais a pu voir le jour grâce au travail assidu des parlementaires et nous pouvons nous en réjouir.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – Zich bewust van de noodzaak de bescherming van ambtenaren die onregelmatigheden aan het licht brengen te verzekeren, heeft de Ecolo-Groen-fractie reeds lang geleden een wetsvoorstel ingediend om die bescherming effectief te maken.

Zoals CD&V, werden ook wij geïnspireerd door het Vlaamse meldsysteem bij het openbaar ambt. Via het advies van de Raad van State en de verschillende hoorzittingen konden de ingediende teksten worden verrijkt.

Een nieuw amendement van de CD&V-fractie werd door veel fracties, waaronder de onze, medeondertekend. Dit amendement beantwoordt aan de drie noden die wij vaststellen, namelijk de invoering van een meldsysteem, een onderzoeksbevoegdheid voor de federale ombudsmannen en een beschermingsmechanisme voor ambtenaren die veronderstelde integriteitsschendingen melden. De tekst reikt een specifiek kader aan voor zijn actieterrein, namelijk de melding door ambtenaren van veronderstelde integriteitsschendingen. Die schendingen worden uitdrukkelijk gedefinieerd. Het voorstel bepaalt dat het niet mag gaan om meldingen, intimidaties of pesterijen die gedekt zijn door andere wetgevingen.

Ik wil enkele belangrijke bijdragen van het amendement benadrukken. Om de federale ombudsmannen de mogelijkheid te geven zich voor te bereiden op die nieuwe taak, voorziet het amendement in een overgangsperiode van zes maanden. De nodige tijd nemen voor de invoering van de nieuwe bepaling lijkt ons uiterst belangrijk om er de goede werking van te verzekeren en de kinderziekten te beperken, gezien de belangrijke potentiële gevolgen voor de werknemer-melder.

Het amendement versterkt ook de vertrouwelijkheid van de stap, door het mogelijk te maken zich te allen tijde te wenden tot de centrale contactpunten, mocht het interne contactpunt de vertrouwelijkheid niet meer kunnen respecteren of onvoldoende onafhankelijk zou zijn. Het zal niet alleen de melder en het personeelslid dat betrokken is bij het onderzoek beschermen, maar ook, het personeelslid-raadsman dat het personeelslid tijdens de hoorzittingen heeft geadviseerd.

België werd reeds met de vinger gewezen, in het bijzonder door Transparency International, voor het ontbreken van een beschermingssysteem van ambtenaren die feiten melden die binnen de administratie werden begaan.

Vandaag hebben we nu ook een dergelijk beschermingssysteem. De vooruitgang van goed bestuur stond niet in het regeerakkoord, maar heeft toch het licht kunnen zien dankzij het toegewijde werk van de parlementsleden. Wij verheugen ons daarover.

– La discussion générale est close. – De algemene bespreking is gesloten.

Discussion des articles Artikelsgewijze bespreking

(Pour le texte adopté par la commission de l’Intérieur et des (Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de


Affaires administratives, voir document 5-217/9.) Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, zie stuk 5-217/9.)

Mme la présidente. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé : Proposition de loi relative à la dénonciation d’une atteinte suspectée à l’intégrité dans une autorité administrative fédérale par un membre de son personnel.

De voorzitster. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt: Wetsvoorstel betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden.

– Les articles 1er à 21 sont adoptés sans observation.

– Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

– De artikelen 1 tot 21 worden zonder opmerking aangenomen.

– De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

Prise en considération de propositions Inoverweging neming van voorstellen Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Je prie les membres qui auraient des observations à formuler de me les faire connaître avant la fin de la séance.

Sauf suggestion divergente, je considérerai ces propositions comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau. (Assentiment)

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Leden die opmerkingen mochten hebben, kunnen die vóór het einde van de vergadering mededelen.

Tenzij er afwijkende suggesties zijn, neem ik aan dat die voorstellen in overweging zijn genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. (Instemming)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

Nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants pour le Comité permanent de contrôle des services de renseignements (Comité R)

Benoeming van de twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I)

Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants du Comité permanent de contrôle des services de renseignements et de sécurité (Comité R).

Lors de sa séance du 19 juillet 2012, le Sénat a procédé à la nomination du président du Comité R.

Aujourd’hui, nous devons nous prononcer sur la nomination :

– d’un premier et d’un second président suppléant ;

– d’un membre effectif, d’un premier et d’un second membre suppléant d’expression française ;

– d’un membre effectif, d’un premier et d’un second membre suppléant d’expression néerlandaise.

L’appel aux candidats pour le renouvellement intégral du Comité R a été publié au Moniteur belge du 2 mai 2012.

Suite à cet appel, le Bureau a constaté qu’il y avait six candidats francophones et huit candidats néerlandophones pour ces fonctions. Le document parlementaire reprenant les noms des candidats a été distribué sous le numéro 5-1956/1.

Tous les sénateurs ont pu prendre connaissance des curriculum vitae des candidats.

La commission chargée du Suivi du Comité permanent de

De voorzitster. – Aan de orde is de benoeming van twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Comité I).

In zijn vergadering van 19 juli 2012 is de Senaat overgegaan tot de benoeming van de voorzitter van het Comité I.

Thans dienen wij ons uit te spreken over de benoeming van:

– een eerste en een tweede plaatsvervangend voorzitter;

– een Franstalig werkend lid, een eerste en een tweede Franstalig plaatsvervangend lid;

– een Nederlandstalig werkend lid, een eerste en een tweede Nederlandstalig plaatsvervangend lid.

De oproep voor de kandidaten voor de algehele hernieuwing van het Comité I werd bekend gemaakt in het Belgisch Staatsblad van 2 mei 2012.

Het Bureau heeft vastgesteld dat er ten gevolge van de oproep zes Franstalige en acht Nederlandstalige kandidaten waren voor deze functies. Het gedrukte stuk met de namen van de kandidaten werd rondgedeeld onder nr. 5-1956/1.

Alle senatoren hebben kennis kunnen nemen van het curriculum vitae van de kandidaten.

De commissie belast met de Begeleiding van het Vast Comité


contrôle des services de renseignements et de sécurité a entendu les candidats le 27 février 2013. Tous les sénateurs ont été invités à assister à cette audition.

van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten heeft de kandidaat gehoord op 27 februari 2013. Alle senatoren waren uitgenodigd om deze hoorzitting bij te wonen.

Il a été décidé lors de la réunion du Bureau d’aujourd’hui de soumettre à la séance plénière une liste modèle. Cette liste modèle comporte un nombre de candidats égal à celui des mandats à pourvoir.

Vous avez reçu un bulletin de vote comportant deux volets :

– d’une part, une liste modèle mentionnant deux membres effectifs, deux présidents suppléants, deux premiers membres suppléants et deux seconds membres suppléants. Cette liste comporte une case de tête ;

– d’autre part, une série de listes par fonction, avec les noms de tous les candidats à chaque fonction, classés en ordre alphabétique.

Les membres qui se rallient à la liste modèle sont priés de noircir la case de tête de cette liste.

Les membres qui n’approuvent pas la liste modèle peuvent émettre au maximum une voix de préférence par fonction vacante. Chaque sénateur est ainsi libre de voter pour les candidats de son choix.

Un vote émis en même temps en faveur de la liste modèle et pour un ou plusieurs candidat(s) individuel(s) sera considéré comme nul.

Tijdens de vergadering van het Bureau van vandaag is besloten om aan de plenaire vergadering een modellijst voor te leggen. Deze modellijst bevat een aantal kandidaten dat gelijk is aan het aantal openstaande ambten.

U heeft derhalve een stembrief ontvangen die twee luiken omvat:

– enerzijds een modellijst die twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters, twee eerste plaatsvervangende leden en twee tweede plaatsvervangende leden bevat. Boven die lijst staat één stemvakje;

– anderzijds een reeks lijsten per functie, met de namen van alle kandidaten, telkenmale in alfabetische volgorde, per functie.

De leden die het eens zijn met de modellijst, worden verzocht om het stemvakje boven deze lijst zwart te maken.

De leden die daarentegen de modellijst niet wensen goed te keuren, kunnen maximaal één voorkeurstem uitbrengen per vacante functie. Elke senator kan bijgevolg vrij stemmen voor de kandidaten van zijn keuze.

Een stem uitgebracht tegelijk op de modellijst en op één of meer afzonderlijke kandidaten zal als ongeldig worden beschouwd.

Le sort désigne MM. Hellings et Mampaka pour remplir les fonctions de scrutateur.

Je prie chaque membre de déposer son bulletin de vote dans l’urne à l’appel de son nom.

Le scrutin est ouvert. Il débute par le nom de M. Cheron.

Het lot wijst de heren Hellings en Mampaka aan om de functie van stemopnemers te vervullen.

Ik verzoek elk lid bij het afroepen van zijn naam zijn stembrief in de stembus te komen deponeren.

De stemming is geopend. Ze begint met de naam van de heer Cheron.

(Il est procédé au scrutin.) (Tot de geheime stemming wordt overgegaan.)

Mme la présidente. – Le scrutin est clos.

Il conviendra sans doute au Sénat de reprendre la suite de son ordre du jour pendant que les scrutateurs dépouillent les bulletins.

De voorzitster. – De stemming is gesloten.

De Senaat zal waarschijnlijk zijn agenda willen voortzetten, terwijl de stemopnemers de stembiljetten nazien.


Question orale de M. Willy Demeyer à la ministre de la Justice sur «l’avenir des Services d’encadrement des mesures judicaires alternatives» (n o 5-965)

Mondelinge vraag van de heer Willy Demeyer aan de minister van Justitie over «de toekomst van de Diensten voor de omkadering van de alternatieve gerechtelijke maatregelen» (nr. 5-965)

M. Willy Demeyer (PS). – L’accord de gouvernement prévoit la communautarisation de l’organisation des maisons de justice et des services subventionnés. Cela concerne, notamment, les services d’encadrement des mesures judicaires alternatives (SEMJA), des services financés par le SPF Justice et chargés depuis plusieurs années de la mise en place des peines de travail autonomes ainsi que de la recherche de lieux d’accueil potentiels pour les travaux d’intérêt général.

Le réseau des SEMJA a reçu à la fin du mois d’août 2012 une information officielle du SPF Justice.

De heer Willy Demeyer (PS). – Het regeerakkoord voorziet in een communautarisering van de justitiehuizen en de ondersteunende diensten. Dat betreft de Omkaderingsdienst Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen, de diensten gefinancierd door de FOD Justitie en sinds verschillende jaren belast met de autonome werkstraffen en het zoeken naar opvangplaatsen voor gemeenschapsdienst.

De Omkaderingsdienst Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen ontving eind augustus 2012 een officieel bericht van de FOD Justitie.

De steden en gemeenten zijn ongerust, omdat over deze


Les villes et communes s’inquiètent cependant qu’à l’aube de décisions importantes les concernant, aucune concertation n’ait encore été organisée. Ce constat se révèle particulièrement étonnant pour les grandes villes qui contribuent de manière substantielle au financement des SEMJA établis sur leur territoire.

Les villes et communes disposent en outre, avec le Forum belge pour la prévention et la sécurité urbaine et la Fédération pour les peines alternatives, d’une expertise et d’une connaissance des réalités du terrain susceptibles de nourrir la réflexion.

Quelle méthode d’information et de concertation allez-vous mettre en place pour rassurer les services d’encadrement qui sont inquiets pour leur avenir ?

Comment allez-vous procéder pour garantir l’insertion locale de ces structures, aspect essentiel pour la réussite du système ? C’est en effet l’ancrage local qui permet de moduler au mieux les lieux de prestations et les horaires et de prendre en compte divers aspects de la vie personnelle du justiciable.

belangrijke maatregelen geen enkel overleg werd georganiseerd. Dat is bijzonder verwonderlijk voor de grote steden, die een substantiële bijdrage leveren aan de Omkaderingsdienst Alternatieve Gerechtelijke Maatregelen.

De steden en gemeenten beschikken immers, naast het Belgisch Forum voor Preventie en Veiligheid in de Steden en de Federatie voor alternatieve straffen, over expertise en kennis op het terrein waarop dieper kan worden ingegaan.

Mevrouw de minister, welke methode van informatie en overleg zal u hanteren om de omkaderingsdiensten die zich zorgen maken over hun toekomst gerust te stellen?

Hoe zal u een lokale integratie van deze structuren, wat een essentieel aspect is voor het welslagen van het systeem, garanderen? Via de plaatselijke verankering kunnen de plaatsen van prestaties en de dienstregelingen het best worden georganiseerd en kan men rekening houden met verschillende aspecten van het persoonlijk leven.

Mme Annemie Turtelboom, ministre de la Justice. – Dans l’accord de gouvernement, le passage relatif à cette question est clair. Il prévoit la communautarisation de l’organisation et des compétences relatives à l’exécution des peines, à l’accueil des victimes, à l’aide de première ligne et aux missions subventionnées.

Il est également précisé qu’un accord de coopération sera conclu entre l’État fédéral et les entités fédérées pour organiser un partenariat, chacun s’engageant pour les matières qui relèvent de ses compétences.

Cela étant, l’opérationnalisation de ce transfert doit encore être tranchée par le Comité de mise en œuvre des réformes institutionnelles (Comori). Il m’est donc difficile d’aller plus avant sur la question, mais soyez toutefois assuré que je mets tout en œuvre pour communiquer dès que possible aux différents services toute décision entérinée.

Par ailleurs, il est évident que cette caractéristique d’ancrage local sera prise en compte dans tous les aspects de la réflexion.

Mevrouw Annemie Turtelboom, minister van Justitie. – De passage in het regeerakkoord hieromtrent is duidelijk. Het regeerakkoord voorziet in een communautarisering van de organisatie en de bevoegdheden voor de uitvoering van de straffen, het slachtofferonthaal, de eerstelijnshulp en de gesubsidieerde opdrachten.

Er is eveneens gepreciseerd dat een samenwerkingsakkoord zal worden gesloten, een partnerschap tussen de federale staat en de gewestelijke overheden, waarbij elkeen zich engageert voor de materie waarvoor hij bevoegd is.

Operationeel moet deze overdracht nog worden beslist door het Uitvoeringscomité voor Institutionele Hervormingen (Comori). Het is moeilijk om op de zaken vooruit te lopen, maar ik zal alles in het werk stellen om, van zodra het mogelijk is, elke beslissing die wordt genomen te communiceren.

Het spreekt voor zich dat dat rekening wordt gehouden met de lokale verankering.

Nomination de deux membres effectifs, de deux présidents suppléants et de quatre membres suppléants pour le Comité permanent de contrôle des services de renseignements (Comité R)

Benoeming van de twee werkende leden, twee plaatsvervangende voorzitters en vier plaatsvervangende leden van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten (Comité I)

Résultat du scrutin Uitslag van de geheime stemming

Mme la présidente. – Voici le résultat du scrutin sur la liste modèle de membres et de suppléants pour le Comité R.

De voorzitster. – Hier volgt de uitslag van de stemming over de modellijst met leden en plaatsvervangers voor het Comité I.

Nombre de votants : 54 Bulletins blancs ou nuls : 3 Votes valables : 51 Majorité absolue : 26

La liste modèle obtient 51 suffrages.

Aantal stemmenden: 54 Blanco of ongeldige stembriefjes: 3 Geldige stemmen: 51 Volstrekte meerderheid: 26

De modellijst behaalt 51 stemmen.


Étant donné que la liste modèle a obtenu la majorité absolue des suffrages :

– Pierre Vanderheyden est proclamé premier président suppléant du Comité R ;

– Émile Dejehansart est proclamé second président suppléant du Comité R ;

– Gérald Vande Walle est proclamé membre effectif d’expression française du Comité R ;

– Carmelo Zaiti est proclamé premier membre suppléant d’expression française du Comité R ;

– Philippe Meire est proclamé second membre suppléant d’expression française du Comité R ;

– Pieter-Alexander De Brock est proclamé membre effectif d’expression néerlandaise du Comité R ;

– Herman Daens est proclamé premier membre suppléant d’expression néerlandaise du Comité R ;

– Frank Franceus est proclamé second membre suppléant d’expression néerlandaise du Comité R.

Daar de modellijst de volstrekte meerderheid der stemmen heeft behaald, wordt:

– Pierre Vanderheyden uitgeroepen tot eerste plaatsvervangend voorzitter van het Comité I;

– Émile Dejehansart uitgeroepen tot tweede plaatsvervangend voorzitter van het Comité I;

– Gérald Vande Walle uitgeroepen tot Franstalig werkend lid van het Comité I;

– Carmelo Zaiti uitgeroepen tot eerste Franstalig plaatsvervangend lid van het Comité I;

– Philippe Meire uitgeroepen tot tweede Franstalig plaatsvervangend lid van het Comité I;

– Pieter-Alexander De Brock uitgeroepen tot Nederlandstalig werkend lid van het Comité I;

– Herman Daens uitgeroepen tot eerste Nederlandstalig plaatsvervangend lid van het Comité I;

– Frank Franceus uitgeroepen tot tweede Nederlandstalig plaatsvervangend lid van het Comité I.

Aucun vote n’a été émis pour des candidats individuels.

Il sera donné connaissance de ces nominations au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre de la Défense, à la ministre de la Justice et au président du Comité R.

Les nouveaux membres effectifs du Comité permanent R seront invités à prêter, conformément à l’article 30, alinéa 4, de la loi du 18 juillet 1991 organique du contrôle des services de police et de renseignements, le serment prescrit par l’article 2 du décret du 30 juillet 1831.

Er werden geen stemmen uitgebracht op afzonderlijke kandidaten.

Van deze benoemingen zal kennis worden gegeven aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Landsverdediging, aan de minister van Justitie en aan de voorzitter van het Comité I.

De nieuwe werkende leden van het Comité I zullen worden uitgenodigd om, overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten, de bij artikel 2 van het decreet van 30 juli 1831 voorgeschreven eed af te leggen.

Votes Stemmingen (Les listes nominatives figurent en annexe.) (De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

Proposition de loi modifiant les dispositions du Code judiciaire relatives à la discipline (de M. Francis Delpérée et Mmes Christine Defraigne et Sabine de Bethune ; Doc. 5-1067)

Wetsvoorstel tot wijziging van de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de tucht (van de heer Francis Delpérée en de dames Christine Defraigne en Sabine de Bethune; Stuk 5-1067)

Mme la présidente. – Nous votons sur l’amendement no 104 de Mme Khattabi.

De voorzitster. – We stemmen over amendement 104 van mevrouw Khattabi.

Vote no 1 Stemming 1

Présents : 56 Pour : 6 Contre : 50 Abstentions : 0

Aanwezig: 56 Voor: 6 Tegen: 50 Onthoudingen: 0

– L’amendement n’est pas adopté. – Het amendement is niet aangenomen.

Mme la présidente. – Nous votons à présent sur l’article 4. De voorzitster. – We stemmen nu over artikel 4.





– L’article 4 est adopté. – Artikel 4 is aangenomen.

Mme la présidente. – Nous votons à présent sur l’ensemble de la proposition de loi.

De voorzitster. – We stemmen nu over het wetsvoorstel in zijn geheel.




M. Karl Vanlouwe (N-VA). – Il aura fallu quatre ans de travail pour élaborer un nouveau régime disciplinaire, bien nécessaire, pour les magistrats. Voici quatre ans, le ministre de la Justice de l’époque a présenté une première note à ce sujet. La commission de la Justice en a débattu durant deux ans et a organisé de nombreuses auditions.

Je me réjouis qu’un nouveau régime ait été élaboré mais la N-VA regrette qu’aucun membre extérieur n’ait été intégré dans le tribunal disciplinaire. C’est pourquoi le groupe N-VA s’abstiendra, bien qu’il soit en principe favorable à un tribunal disciplinaire rénové.

De heer Karl Vanlouwe (N-VA). – Er is gedurende vier jaar gewerkt aan een nieuwe tuchtregeling voor magistraten, die er absoluut diende te komen. De toenmalige minister van Justitie heeft vier jaar geleden ter zake een eerste nota voorgelegd. De commissie voor de Justitie heeft vervolgens gedurende twee jaar gediscussieerd, met onder meer heel wat hoorzittingen.

Het is goed dat er nu een nieuwe regeling komt, maar de N-VA betreurt ten zeerste dat er in de tuchtrechtbank geen externe leden zijn opgenomen. Hoewel de N-VA-fractie dus principieel voorstander is van een vernieuwde tuchtrechtbank, heeft de fractie zich om die reden onthouden.

– La proposition de loi est adoptée.

– Le projet de loi sera transmis à la Chambre des représentants.

– Het wetsvoorstel is aangenomen.

– Het wetsontwerp zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Projet de loi portant assentiment à l’Accord euro-méditerranéen relatif aux services aériens entre la Communauté européenne et ses États membres, d’une part, et le Royaume du Maroc, d’autre part, fait à Bruxelles le 12 décembre 2006 (Doc. 5-2015)

Wetsontwerp houdende instemming met de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, gedaan te Brussel op 12 december 2006 (Stuk 5-2015)




– Le projet de loi est adopté.

– Il sera transmis à la Chambre des représentants.

– Het wetsontwerp is aangenomen.

– Het zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Projet de loi portant assentiment à l’Accord-cadre global de partenariat et de coopération entre l’Uni on européenne et ses États membres, d’une part, et la République socialiste du Viêt Nam, d’autre part, fa it à Bruxelles le 27 juin 2012 (Doc. 5-2023)

Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republie k Vietnam, anderzijds, gedaan te Brussel op 27 juni 2012 (Stuk 5-2023)









Projet de loi portant assentiment à l’Accord-cadre de partenariat et de coopération entre l’Union européenne et ses États membres, d’une part, et la République des Philippines, d’autre part, fait à Phnom-Penh le 11 juillet 2012 (Doc. 5-2024)

Wetsontwerp houdende instemming met de Kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijne n, anderzijds, gedaan te Phnom-Penh op 11 juli 2012 (Stuk 5-2024)








Projet de loi portant assentiment à la Convention sur la protection et la promotion de la diversité d es expressions culturelles, et à l’Annexe, adoptées à Paris le 20 octobre 2005 (Doc. 5-2025)

Wetsontwerp houdende instemming met het Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, en met de Bijlage, aangenomen te Parijs op 20 oktober 2005 (Stuk 5-2025)








Projet de loi modifiant la loi du 27 juin 1921 sur les associations sans but lucratif, les associations internationales sans but lucratif et les fondations en ce qui concerne la convocation de l’assemblée générale (Doc. 5-2005) (Procédure d’évocation)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, wat de bijeenroeping van de algemene vergadering betreft (Stuk 5-2005) (Evocatieprocedure)





– Il a été amendé et sera transmis à la Chambre des représentants.


– Het werd geamendeerd en zal aan de Kamer van volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

Proposition de loi relative à la dénonciation d’une atteinte suspectée à l’intégrité dans une autorité administrative fédérale par un membre de son personnel (de MM. Wouter Beke, Dirk Claes et Jan Durnez ; Doc. 5-217)

Wetsvoorstel betreffende de melding van een veronderstelde integriteitsschending in de federale administratieve overheden door haar personeelsleden (van de heren Wouter Beke, Dirk Claes en Jan Durnez; Stuk 5-217)




– La proposition de loi est adoptée à l’unanimité.

– Le projet de loi sera transmis à la Chambre des

– Het wetsvoorstel is eenparig aangenomen.

– Het wetsontwerp zal aan de Kamer van


représentants. volksvertegenwoordigers worden overgezonden.

– À la suite de ce vote, la proposition de loi modifiant la loi du 22 mars 1995 instaurant les médiateurs fédéraux, en ce qui concerne la protection de fonctionnaires qui dénoncent des irrégularités (de M. Jacky Morael et consorts ; Doc. 5-1491) devient sans objet.

– Ten gevolge van deze stemming vervalt het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 22 maart 1995 tot instelling van federale ombudsmannen, wat betreft de bescherming van ambtenaren die melding maken van onregelmatigheden (van de heer Jacky Morael c.s.; Stuk 5-1491).

Proposition de résolution relative à la situation humanitaire en Syrie et dans les pays voisins (de Mme Dalila Douifi et consorts ; Doc. 5-1986)

Voorstel van resolutie over de humanitaire situatie in Syrië en zijn buurlanden (van mevrouw Dalila Douifi c.s.; Stuk 5-1986)

Mme la présidente. – Nous votons sur l’amendement no 13 de M. Hellings.

De voorzitster. – We stemmen over amendement 13 van de heer Hellings.




– L’amendement n’est pas adopté. – Het amendement is niet aangenomen.

– Le même résultat de vote est accepté pour l’amendement no 14 de M. Hellings. Cet amendement n’est donc pas adopté.

– Dezelfde stemuitslag wordt aanvaard voor amendement 14 van de heer Hellings. Het amendement is dus niet aangenomen.

Mme la présidente. – Nous votons à présent sur l’ensemble de la proposition de résolution.

De voorzitster. – We stemmen nu over het voorstel van resolutie in zijn geheel.




– La résolution est adoptée. Elle sera transmise au premier ministre, au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du commerce extérieur et des Affaires européennes, et au ministre des entreprises publiques et de la Coopération au développement.

– De resolutie is aangenomen. Zij zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken en aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking.

Ordre des travaux Regeling van de werkzaamheden Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le jeudi 16 mai à 15 h.

Je suppose que le Sénat fera confiance à sa présidente et au Bureau pour fixer l’ordre du jour de cette séance. (Assentiment)

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op donderdag 16 mei om 15 uur.

Ik neem aan dat de Senaat vertrouwen zal schenken aan de voorzitster en aan het Bureau om de agenda van de volgende vergadering vast te leggen. (Instemming)

(La séance est levée à 17 h 55.) (De vergadering wordt gesloten om 17.55 uur.)

Excusés Berichten van verhindering Mme Pehlivan et M. Morael, pour raison de santé, Mme Saïdi et M. Pieters, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Pehlivan en de heer Morael, om gezondheidsredenen, mevrouw Saïdi en de heer Pieters, wegens andere plichten.

– Pris pour information. – Voor kennisgeving aangenomen.


Annexe Bijlage Votes nominatifs Naamstemmingen




Pour Voor

Marcel Cheron, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Mieke Vogels.

Contre Tegen

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.




Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, Hassan Bousetta, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Jean-François Istasse, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.

Abstentions Onthoudingen

Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Patrick De Groote, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Louis Ide, Lies Jans, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Lieve Maes, Freya Piryns, Elke Sleurs, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels.




Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Hassan Bousetta, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Jean-François Istasse, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Els Van Hoof, Yoeri Vastersavendts, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.


Frank Boogaerts, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Bart De Nijn, Filip Dewinter, Louis Ide, Lies Jans, Bart


Laeremans, Lieve Maes, Elke Sleurs, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Karl Vanlouwe, Sabine Vermeulen.




Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.


Yves Buysse, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Mieke Vogels.




Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.


Yves Buysse, Marcel Cheron, Filip Dewinter, Benoit Hellings, Zakia Khattabi, Bart Laeremans, Freya Piryns, Cécile Thibaut, Anke Van dermeersch, Mieke Vogels.




Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.




Présents : 59 Pour : 55

Aanwezig: 59 Voor: 55


Contre : 0 Abstentions : 4

Tegen: 0 Onthoudingen: 4

Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.


Yves Buysse, Filip Dewinter, Bart Laeremans, Anke Van dermeersch.




Pour Voor







Pour Voor

Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Marcel Cheron, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Benoit Hellings, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Zakia Khattabi, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Philippe Moureaux, Freya Piryns, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Cécile Thibaut, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Mieke Vogels, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.




Pour Voor


Contre Tegen


Bert Anciaux, Marie Arena, Wouter Beke, François Bellot, Frank Boogaerts, Hassan Bousetta, Huub Broers, Yves Buysse, Jurgen Ceder, Dirk Claes, Alain Courtois, Sabine de Bethune, Armand De Decker, Christine Defraigne, Patrick De Groote, Jean-Jacques De Gucht, Francis Delpérée, Willy Demeyer, Bart De Nijn, Gérard Deprez, Caroline Désir, Leona Detiège, Filip Dewinter, Dalila Douifi, André du Bus de Warnaffe, Cindy Franssen, Louis Ide, Jean-François Istasse, Lies Jans, Ahmed Laaouej, Bart Laeremans, Nele Lijnen, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Vanessa Matz, Richard Miller, Ludo Sannen, Etienne Schouppe, Louis Siquet, Elke Sleurs, Guy Swennen, Martine Taelman, Fauzaya Talhaoui, Wilfried Vandaele, Anke Van dermeersch, Els Van Hoof, Karl Vanlouwe, Yoeri Vastersavendts, Sabine Vermeulen, Fabienne Winckel, Olga Zrihen.


Philippe Moureaux.




Pour Voor


Contre Tegen


Propositions prises en considération In overweging genomen voorstellen

Propositions de loi Wetsvoorstellen

Article 81 de la Constitution Artikel 81 van de Grondwet

Proposition de loi modifiant la loi du 17 mai 2006 relative au statut juridique externe des personnes condamnées à une peine privative de liberté et aux droits reconnus à la victime dans le cadre des modalités d’exécution de la peine (de Mmes Zakia Khattabi et Freya Piryns ; Doc. 5-2046/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten (van de dames Zakia Khattabi en Freya Piryns; Stuk 5-2046/1).

– Commission de la Justice – Commissie voor de Justitie

Proposition de loi modifiant la loi du 6 juillet 2007 relative à la procréation médicalement assistée et à la destination des embryons surnuméraires et des gamètes, en ce qui concerne le don de gamètes dans le cas des couples lesbiens (de Mme Leona Detiège et consorts ; Doc. 5-2048/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en de bestemming van de overtallige embryo’s en de gameten, wat het donorschap van gameten bij lesbische koppels betreft (van mevrouw Leona Detiège c.s.; Stuk 5-2048/1).

– Commissions réunies de la Justice et des Affaires sociales

– Verenigde commissies voor de Justitie en voor de Sociale Aangelegenheden

Proposition de loi modifiant, en ce qui concerne les limitations de vitesse, l’arrêté royal du 1er décembre 1975 portant règlement général sur la police de la circulation routière et de l’usage de la voie publique (de Mme Anke Van dermeersch et consorts ; Doc. 5-2055/1).

Wetsvoorstel tot wijziging van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg wat de maximumsnelheid betreft (van mevrouw Anke Van dermeersch c.s.; Stuk 5-2055/1).

– Commission des Finances et des Affaires économiques. – Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden


Composition de commissions Samenstelling van commissies

En application de l’article 21-4 du Règlement, la composition des commissions est modifiée comme suit :

Met toepassing van artikel 21-4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:

Commission parlementaire mixte chargée de la réforme fiscale

Gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming

– M. Yoeri Vastersavendts devient membre suppléant. – De heer Yoeri Vastersavendts wordt plaatsvervangend lid.

Comité parlementaire chargé du suivi législatif Parlementair Comité belast met de Wetsevaluatie

– M. Yoeri Vastersavendts remplace M. Bart Tommelein comme membre effectif.

– De heer Yoeri Vastersavendts vervangt de heer Bart Tommelein als effectief lid.

Demandes d’explications Vragen om uitleg Le Bureau a été saisi des demandes d’explications suivantes : Het Bureau heeft volgende vragen om uitleg ontvangen:

– de M. Bert Anciaux à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « la recommandation du Médiateur fédéral relative au droit au mariage » (no 5-3477)

– van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman inzake het recht om te huwen” (nr. 5-3477)

Commission de l’Intérieur et des Affaires administratives

Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden

– de M. Bert Anciaux à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « la recommandation du Médiateur fédéral à l’Office des Etrangers relative aux documents d’identité périmés » (no 5-3478)

– van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman naar de Dienst Vreemdelingenzaken inzake vervallen identiteitsdocumenten” (nr. 5-3478)



– de M. Bert Anciaux à la secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, à l’Intégration sociale et à la Lutte contre la pauvreté sur « la recommandation du Médiateur fédéral à Fedasil sur le refus d’accueil de mineurs en séjour illégal et en état de besoin » (no 5-3479)

– van de heer Bert Anciaux aan de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman naar Fedasil inzake het weigeren van opvang aan illegale minderjarigen in staat van behoefte” (nr. 5-3479)



– de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la recommandation du Médiateur fédéral relative à la carte d’identité des personnes âgées de plus de 75 ans » (no 5-3480)

– van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman inzake de identiteitskaart voor 75-plussers” (nr. 5-3480)



– de M. Bert Anciaux au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes sur « la recommandation du Médiateur fédéral relative aux déclarations de paternité camerounaises » (no 5-3481)

– van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman inzake de Kameroense akten van vaderschap” (nr. 5-3481)

Commission des Relations extérieures et de la Défense Commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging

– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « la recommandation du Médiateur fédéral relative aux congés pénitentiaires » (no 5-3482)

– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “de aanbeveling van de Federale Ombudsman inzake het penitentiair verlof” (nr. 5-3482)

Commission de la Justice Commissie voor de Justitie


– de Mme Fauzaya Talhaoui à la ministre de la Justice sur « le retrait de la nationalité belge » (no 5-3483)

– van mevrouw Fauzaya Talhaoui aan de minister van Justitie over “het afnemen van de Belgische nationaliteit” (nr. 5-3483)


– de Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères, du Commerce extérieur et des Affaires européennes, à la ministre de la Justice, à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances, au secrétaire d’État à la Lutte contre la fraude sociale et fiscale et à la ministre de l’Emploi sur « la lutte contre la fraude sociale au niveau européen » (no 5-3484)

– van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Europese Zaken, aan de minister van Justitie, aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, aan de staatssecretaris voor de Bestrijding van de sociale en de fiscale fraude en aan de minister van Werk over “de strijd tegen sociale fraude op Europees vlak” (nr. 5-3484)



– de M. Yoeri Vastersavendts à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « un arrêté ministériel portant l’interdiction de la mise sur le marché d’un produit de nettoyage » (no 5-3485)

– van de heer Yoeri Vastersavendts aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “een ministerieel besluit tot invoering van een verbod op het verhandelen van een reinigingsproduct” (nr. 5-3485)

Commission des Affaires sociales Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

– de Mme Lies Jans à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le plan d’action envisagé pour lutter contre l’abus d’alcool » (no 5-3486)

– van mevrouw Lies Jans aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het voorziene actieplan rond alcoholmisbruik” (nr. 5-3486)


– de M. Wilfried Vandaele au vice-premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord sur « la vente publique de la bande des 800 MHz et le rôle des communautés » (no 5-3487)

– van de heer Wilfried Vandaele aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee over “de veiling van de 800 MHz-band en de rol van de gemeenschappen” (nr. 5-3487)

Commission des Finances et des Affaires économiques Commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden

– de M. Ahmed Laaouej au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique sur « la suppression de bureaux du Service public fédéral Finances » (no 5-3488)

– van de heer Ahmed Laaouej aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over “de sluiting van kantoren van de Federale Overheidsdienst Financiën” (nr. 5-3488)


– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la health literacy » (no 5-3489)

– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de health literacy”(nr. 5-3489)


– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « les antidépresseurs » (no 5-3490)

– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de antidepressiva” (nr. 5-3490)


– de Mme Freya Piryns à la ministre de la Justice sur « les discours haineux sur internet » (no 5-3491)

– van mevrouw Freya Piryns aan de minister van Justitie over “de hate speech op het internet” (nr. 5-3491)


– de M. Benoit Hellings à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « les conclusions de l’enquête menée suite à la découverte d’une bombe de la Première Guerre mondiale à Tihange » (no 5-3492)

– van de heer Benoit Hellings aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de resultaten van het onderzoek dat ingesteld werd na het vinden van een bom uit de Eerste Wereldoorlog in Tihange” (nr. 5-3492)

Commission de l’Intérieur et des Affaires Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de


administratives Administratieve Aangelegenheden

– de M. Patrick De Groote à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l’Agriculture sur « les résultats de la commission d’enquête de la Chambre des communes britannique en matière de pesticides et d’insectes pollinisateurs » (no 5-3493)

– van de heer Patrick De Groote aan de minister van Middenstand, KMO’s, Zelfstandigen en Landbouw over “de resultaten van de onderzoekscommissie van het Britse Lagerhuis betreffende pesticiden en bestuivende insecten” (nr. 5-3493)


– de Mme Lies Jans au secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles sur « les modifications supplémentaires au code de la route » (no 5-3494)

– van mevrouw Lies Jans aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over “de bijkomende wijzigingen in de wegcode” (nr. 5-3494)


– de M. Willy Demeyer au secrétaire d’État à l’Environnement, à l’Énergie et à la Mobilité, et aux Réformes institutionnelles sur « les caméras ANPR et le contrôle technique des véhicules » (no 5-3495)

– van de heer Willy Demeyer aan de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, en voor Staatshervorming over “de ANPR-camera’s en de technische keuring van voertuigen” (nr. 5-3495)


– de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la menace pesant sur le fonctionnement optimal des hôpitaux à cause du manque croissant de médecins et de dentistes » (no 5-3496)

– van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de bedreiging van een optimaal functioneren van de ziekenhuizen door een toenemend tekort aan artsen en tandartsen” (nr. 5-3496)


– de M. Bert Anciaux à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « la menace représentée par la cinquième édition du manuel psychiatrique Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders »(no 5-3497)

– van de heer Bert Anciaux aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “de bedreigende impact van de vijfde uitgave van psychiatrische werkgids Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders” (nr. 5-3497)


– de M. Bert Anciaux au ministre des Entreprises publiques et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes sur « l’endettement gigantesque de la SCNB » (no 5-3498)

– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden over “de schuldenberg van de NMBS” (nr. 5-3498)


– de M. Huub Broers au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique sur « le retard des données chiffrées permettant de finaliser la réforme de l’État » (no 5-3499)

– van de heer Huub Broers aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken over “het achterblijven van het cijfermateriaal teneinde de staatshervorming te kunnen afronden” (nr. 5-3499)


– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « la piste de réflexion concernant la légalisation du cannabis et le contrôle de sa culture » (no 5-3500)

– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “de denkpiste om cannabis te legaliseren en de kweek ervan te regisseren” (nr. 5-3500)


– de M. André du Bus de Warnaffe à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique sur « le volontariat international » (no 5-3501)

– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid over “het internationale vrijwilligerswerk” (nr. 5-3501)



– de M. André du Bus de Warnaffe à la ministre de l’Emploi sur « le volontariat exercé par des ressortissants étrangers » (no 5-3502)

– van de heer André du Bus de Warnaffe aan de minister van Werk over “het vrijwilligerswerk dat door vreemdelingen wordt verricht” (nr. 5-3502)


– de Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur « la cyberguerre » (no 5-3503)

– van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eerste minister en minister van Landsverdediging over “de cyberoorlogvoering” (nr. 5-3503)


– de Mme Nele Lijnen au vice-premier ministre et ministre de la Défense sur « les robots tueurs » (no 5-3504)

– van mevrouw Nele Lijnen aan de vice-eerste minister en minister van Landsverdediging over “de killer robots”(nr. 5-3504)


– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « les compétences en matière d’internement au sein du Service public fédéral Justice » (no 5-3505)

– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “de competenties inzake internering binnen de Federale Overheidsdienst Justitie” (nr. 5-3505)


– de M. Bert Anciaux à la ministre de la Justice sur « le Centre d’observation psychiatrique Berkendael à Forest » (no 5-3506)

– van de heer Bert Anciaux aan de minister van Justitie over “het Psychiatrisch Observatiecentrum Berkendael in Vorst” (nr. 5-3506)


– de M. Bart Laeremans à la ministre de la Justice sur « le tribunal francophone de la famille à Bruxelles » (no 5-3507)

– van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over “de Franstalige familierechtbank in Brussel” (nr. 5-3507)


– de M. Bart Laeremans à la ministre de la Justice sur « la difficile lutte contre la cybercriminalité » (no 5-3508)

– van de heer Bart Laeremans aan de minister van Justitie over “de moeilijke strijd tegen cybercriminaliteit” (nr. 5-3508)


– de M. Bart Laeremans à la vice-première ministre et ministre de l’Intérieur et de l’Égalité des Chances sur « la difficile lutte contre la cybercriminalité » (no 5-3509)

– van de heer Bart Laeremans aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen over “de moeilijke strijd tegen cybercriminaliteit” (nr. 5-3509)



– de Mme Cindy Franssen au secrétaire d’Etat aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels et secrétaire d’État à la Politique scientifique sur « un statut pour les intervenants de proximité » (no 5-3510)

– van mevrouw Cindy Franssen aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico’s en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid over “een statuut voor mantelzorgers” (nr. 5-3510)


Messages de la Chambre Boodschappen van de Kamer Par messages du 25 avril 2013, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tels qu’ils ont été adoptés en sa séance du même jour :

Bij boodschappen van 25 april 2013 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals ze ter vergadering van dezelfde dag werden aangenomen:



Projet de loi modifiant l’article 144ter, §1er, 1º, du Code judiciaire afin de le mettre en conformité avec la Convention internationale pour la répression des actes de terrorisme nucléaire, faite à New York, le 14 septembre 2005, et avec l’amendement de la Convention sur la protection physique des matières nucléaires, adopté à Vienne le 8 juillet 2005 par la Conférence des États parties à la Convention (Doc. 5-2051/1).

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 144ter, §1, 1º, van het Gerechtelijk Wetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (Stuk 5-2051/1).

– Le projet de loi a été envoyé à la commission de la Justice.

– Het wetsontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Justitie.


Projet de loi modifiant l’article 658 du Code judiciaire en vue de permettre, en cas de dessaisissement, le renvoi par la Cour de cassation à un tribunal d’un autre ressort (Doc. 5-2049/1).

Wetsontwerp tot wijziging van artikel 658 van het Gerechtelijk Wetboek, teneinde het mogelijk te maken dat een zaak nadat die aan een rechter is onttrokken, door het Hof van Cassatie wordt verwezen naar een rechtbank van een ander rechtsgebied (Stuk 5-2049/1).

– Le projet a été reçu le 26 avril 2013 ; la date limite d’évocation est le lundi 13 mai 2013.

– Het ontwerp werd ontvangen op 26 april 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 13 mei 2013.

– La Chambre a adopté le projet le 25 avril 2013. – De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 april 2013.

Projet de loi modifiant le Code pénal afin de le mettre en conformité avec la Convention internationale pour la répression des actes de terrorisme nucléaire, faite à New York, le 14 septembre 2005, et avec l’Amendement de la Convention sur la protection physique des matières nucléaires, adopté à Vienne le 8 juillet 2005 par la Conférence des États parties à la Convention (Doc. 5-2050/1).

Wetsontwerp tot wijziging van het Strafwetboek om het in overeenstemming te brengen met het Internationaal Verdrag betreffende de bestrijding van daden van nucleair terrorisme, gedaan te New York op 14 september 2005, en met de Wijziging van het Verdrag inzake externe beveiliging van kernmateriaal, aangenomen te Wenen op 8 juli 2005 door de Conferentie van de Staten die partij zijn bij het Verdrag (Stuk 5-2050/1).

– Le projet de loi a été reçu le 26 avril 2013 ; la date limite d’évocation est le lundi 13 mai 2013.

– Het wetsontwerp werd ontvangen op 26 april 2013; de uiterste datum voor evocatie is maandag 13 mei 2013.


Projet de loi modifiant la loi du 22 avril 1999 relative aux professions comptables et fiscales (Doc. 5-2052/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen (Stuk 5-2052/1).




Projet de loi modifiant le Code civil, la loi du 31 décembre 1851 sur les consulats et la juridiction consulaire, le Code pénal, le Code judiciaire et la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, en vue de la lutte contre les mariages de complaisance et les cohabitations légales de complaisance (Doc. 5-2053/1).

Wetsontwerp tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, de wet van 31 december 1851 met betrekking tot de consulaten en de consulaire rechtsmacht, het Strafwetboek, het Gerechtelijk Wetboek en de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met het oog op de strijd tegen de schijnhuwelijken en de schijn-wettelijke samenwoningen (Stuk 5-2053/1).





Notification Kennisgeving

Projet de loi portant assentiment au Protocole relatif aux préoccupations du peuple irlandais concernant le Traité de Lisbonne, fait à Bruxelles le 13 juin 2012 (Doc. 5-1938/1).

Wetsontwerp houdende instemming met het Protocol over de bezwaren van het Ierse volk ten aanzien van het Verdrag van Lissabon, gedaan te Brussel op 13 juni 2012 (Stuk 5-1938/1).

– La Chambre a adopté le projet le 25 avril 2013 tel qu’il lui a été transmis par le Sénat.

– De Kamer heeft het ontwerp aangenomen op 25 april 2013 zoals het haar door de Senaat werd overgezonden.

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

– la question préjudicielle relative à l’article 162, alinéa 2, du Code d’instruction criminelle, posée par le Tribunal correctionnel de Gand (numéro du rôle 5622) ;

– de prejudiciële vraag betreffende artikel 162, tweede lid, van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Correctionele Rechtbank te Gent (rolnummer 5622);

– la question préjudicielle relative à l’article 134 du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance d’Arlon (numéro du rôle 5619).

– de prejudiciële vraag betreffende artikel 134 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Aarlen (rolnummer 5619).

– Pris pour notification. – Voor kennisgeving aangenomen.

Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police

Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken

Par lettre du 26 avril 2013, le président de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel de Mons a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2012 de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel de Mons, approuvé lors de son assemblée générale du 19 avril 2013.

Bij brief van 26 april 2013 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Bergen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2012 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Bergen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 april 2013.

– Envoi à la commission de la Justice. – Verzonden naar de commissie voor de Justitie.

5-101 Sénat de Belgique - Senate · Gewone Zitting 2012-2013 5-101 Séances plénières Jeudi 2...

Documents

Transcript of 5-101 Sénat de Belgique - Senate · Gewone Zitting 2012-2013 5-101 Séances plénières Jeudi 2...