208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

8
DEEL 2 SQUASH, hoe speel je dat? 18 VERKEERSPROBLEMEN Soms lopen spelers elkaar in de weg als zij van of naar de bal lopen. Dit soort ‘verkeersproblemen’ zijn vaak onvermij- delijk. Squash vergt een gevoel voor ‘fair play’ en respect voor je tegenstander: bij twijfel altijd een ‘let’ vragen. Let goed op waar je tegenstander staat. Als je denkt dat je tegenstander in de weg staat van je zwaai of dat je hem/haar dreigt te raken met de bal, stop dan en vraag een ‘let’. 19 DE ACHTERZWAAI Let altijd op je achterzwaai als je de bal gaat slaan. Wanneer je niet genoeg ruimte hebt voor een redelijke ach- terzwaai, stop dan en vraag een ‘let’. Je achterzwaai mag niet extreem zijn; hij dient compact te zijn en niet te veel ruimte in beslag te nemen. 20 VEEL VOORKOMENDE SITUATIES OM OP TE LETTEN. De volgende vijf figuren laten veel voorkomende situaties Squash 005 WIM VAN ASTEN 3DE REGENTAAT LICHAMELIJKE OPVOEDING/BEWEGINGSRECREATIE Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding 4/2005 1 De speelster in het wit loopt weg uit het midden en geeft zo haar tegen- standster alle ruimte om de bal te spelen. Probeer de bal naar de blauwe gedeelten van de vloer te spelen. In tactisch opzicht is dit het verstan- digst (en veiliger) om de bal zoveel mogelijk uit het pijl- gebied te houden. w el doen w el doen Zwaai niet overdreven wijd met je racket! Gebruik een compacte zwaai (je racket gaat omhoog). Kom niet te dicht in de buurt van je tegenstander, vooral niet als hij/zij een backhand speelt. Niet iedereen heeft zijn/haar uitzwaai onder controle. De uitzwaai is compact en gaat hier omhoog in plaats van zijwaarts. De tegen- stander blijft op een veilige afstand van de speler die aan slag is. niet doen w el doen Als de bal vanaf de achter- muur of zijmuur in een achterhoek valt, ga dan van de zijmuur af staan zodat je niet hoeft te draaien. niet doen w el doen Draai achter in de baan niet om de bal heen om deze vervolgens door het midden van de baan te slaan. Je tegenstander zal dit niet verwachten. Stop en vraag een ‘let’. Hoewel de speler in het rood alle mogelijke moeite doet om zijn tegenstander onge- hinderd naar de bal te laten lopen, kan hij niet vrijuit naar de bal bewegen. Dit is een veel voorkomende situatie achterin de baan. In een wed- strijd zal de scheidsrechter in dergelijke situaties een ‘let’ toekennen. De donkerste speelster heeft een dropshot gespeeld. De speelster rechts kan niet rechtstreeks naar de bal gaan, en vraagt een ‘let’. In een wedstrijd zal de scheids- rechter een ‘let’ toekennen als hij/zij denkt dat de don- kerste speelster genoeg ruimte heeft gelaten om de bal te spelen. Hij/zij zal een ‘stroke’ toekennen aan de speelster rechts als hij/zij van mening is dat de donkerste speelster in de weg stond of het spelen van een winnende bal heeft verhinderd.

description

 

Transcript of 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

Page 1: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

DEEL 2SQUASH, hoe speel je dat?18 VERKEERSPROBLEMEN

Soms lopen spelers elkaar in de weg als zij van of naar debal lopen. Dit soort ‘verkeersproblemen’ zijn vaak onvermij-delijk. Squash vergt een gevoel voor ‘fair play’ en respectvoor je tegenstander: bij twijfel altijd een ‘let’ vragen. Letgoed op waar je tegenstander staat. Als je denkt dat jetegenstander in de weg staat van je zwaai of dat je hem/haardreigt te raken met de bal, stop dan en vraag een ‘let’.

19 DE ACHTERZWAAI

Let altijd op je achterzwaai als je de bal gaat slaan.Wanneer je niet genoeg ruimte hebt voor een redelijke ach-terzwaai, stop dan en vraag een ‘let’. Je achterzwaai magniet extreem zijn; hij dient compact te zijn en niet te veelruimte in beslag te nemen.

20 VEEL VOORKOMENDE SITUATIES OM OP TE LETTEN.

De volgende vijf figuren laten veel voorkomende situaties

Squa

sh 0

05

WIM VAN ASTEN3DE REGENTAAT LICHAMELIJKE OPVOEDING/BEWEGINGSRECREATIE

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

1

De speelster in het witloopt weg uit het middenen geeft zo haar tegen-standster alle ruimte omde bal te spelen.

Probeer de bal naar deblauwe gedeelten van devloer te spelen. In tactischopzicht is dit het verstan-digst (en veiliger) om de balzoveel mogelijk uit het pijl-gebied te houden.

wel doen wel doen

Zwaai niet overdreven wijdmet je racket! Gebruik eencompacte zwaai (je racketgaat omhoog). Kom niet tedicht in de buurt van jetegenstander, vooral nietals hij/zij een backhandspeelt. Niet iedereen heeftzijn/haar uitzwaai ondercontrole.

De uitzwaai is compact engaat hier omhoog in plaatsvan zijwaarts. De tegen-stander blijft op een veiligeafstand van de speler dieaan slag is.

niet doen wel doen

Als de bal vanaf de achter-muur of zijmuur in eenachterhoek valt, ga dan vande zijmuur af staan zodat jeniet hoeft te draaien.

niet doen wel doen

Draai achter in de baanniet om de bal heen omdeze vervolgens door hetmidden van de baan teslaan. Je tegenstander zaldit niet verwachten. Stopen vraag een ‘let’.

Hoewel de speler in het roodalle mogelijke moeite doetom zijn tegenstander onge-hinderd naar de bal te latenlopen, kan hij niet vrijuit naarde bal bewegen. Dit is eenveel voorkomende situatieachterin de baan. In een wed-strijd zal de scheidsrechter indergelijke situaties een ‘let’toekennen.

De donkerste speelster heefteen dropshot gespeeld. Despeelster rechts kan nietrechtstreeks naar de balgaan, en vraagt een ‘let’. Ineen wedstrijd zal de scheids-rechter een ‘let’ toekennenals hij/zij denkt dat de don-kerste speelster genoegruimte heeft gelaten om debal te spelen. Hij/zij zal een‘stroke’ toekennen aan despeelster rechts als hij/zij vanmening is dat de donkerstespeelster in de weg stond ofhet spelen van een winnendebal heeft verhinderd.

Page 2: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

22 WAT IEDERE SPELER BEHOORT TE WETEN

Om de spelregels te begrijpen moeten de spelers het vol-gende beseffen• VOORRANG: ‘De speler die aan de beurt is om te slaan

mag niet gehinderd worden door zijn/haar tegenstander.’Hij/ zij heeft voorrang om rechtstreeks en ongehinderdnaar de bal te gaan.

• ALLE MOEITE: Nadat je de bal gespeeld hebt, moet jealle moeite doen om uit de weg te gaan en je tegenstan-der ‘ongehinderde, directe toegang tot de bal verschaf-fen; voldoende zicht op de bal; en vrijheid om de bal teslaan.’ Alsook VRIJHEID VAN SLAG: ‘De vrijheid om debal rechtstreeks op de gehele voormuur te spelen.’

• OBSTRUCTIE: ‘Vindt plaats als de tegenstander aan éénvan de (bovengenoemde) eisen niet voldoet, ongeacht ofde tegenstander alle moeite doet om aan die eisen te vol-doen.’

• BIJ TWIJFEL: Stoppen en een ‘let’ vragen zodra je denktdat je tegenstander gevaar loopt geraakt te worden doorje racket of de bal.

• VERMIJD ONNODIG LICHAMELIJK CONTACT: Vermijdten alle tijde het duwen van je tegenstander of tegenhem/haar aan te botsen. Geef je tegenstander altijd vol-doende ruimte om naar de bal toe te lopen en zijn slag uitte voeren.

Squa

sh 0

06 zien waarin de spelers er zich van bewust dienen te zijn vanhet gevaar de tegenstander met racket of bal te raken. Alstijdens een wedstrijd een dergelijke situatie zich voordoeten een van de spelers een ‘let’ vraagt, zal de scheidsrech-ter moeten beslissen of hij/zij een ‘let’, geen ‘let’ of een‘stroke’ zal toekennen.

21 NOG MEER LET-SITUATIES

Een ‘let’ kan ook toegekend worden voor het volgende:• De bal ging kapot tijdens een rally.• Tijdens een rally komt een andere bal of voorwerp op de

baan terecht.• de scheidsrechter twijfelt tussen een ‘stroke’ of een ‘let’.• Het zicht van de scheidsrechter op de bal werd belem-

merd en een speler appelleert dat de bal down of uit is ofdat deze twee maal gestuit heeft.

• De scheidsrechter kan ook het spel stoppen uit veilig-heidsoverwegingen en een ‘let’ of een ‘stroke’ toekennen.

2

Hoewel de ene speler alle moeitedoet om zijn tegenstander naar debal te laten lopen, kan hij nietvrijuit naar de bal bewegen. Dit iseen veel voorkomende situatieachterin de baan. In een wedstrijdzal de scheidsrechter in dergelijkesituatie een ‘let’ toekennen.

De speler in het wit is uit de weg gegaan maar is toch netgeraakt door zijn tegenstanders achterzwaai. De speler inhet zwart vraagt een ‘let’. In een wedstrijd zal de scheids-rechter een ‘let’ toekennen in situaties waarin de achter-zwaai van een speler op deze manier verhinderd wordt,mits de achterzwaai niet overdreven wijd was.

De speelster in het wit heefteen slechte lengtebalgespeeld. De speelster in hetgrijs (achteraan) wil eencross court slaan, ze moetstoppen en een ‘let’ vragenals haar tegenstandster inpositie 1 of 2 is. De speelsterin het wit is alleen veilig wan-

neer ze in positie 3 is. In een wedstrijd zal een scheids-rechter een ‘let’ toekennen als de speelster in het wit uitde weg was (positie 3) toen de speelster in het roze de balkon spelen. Hij/zij zal een ‘stroke’ toekennen wanneerhij/zij van mening is dat de speelster in het grijs een balrichting voormuur verhinderde (positie 1 en2).

De bal is van de achterwandgebotst. Het is alleen veiligvoor de speler in het grijs eencross court te spelen als despeler in het roze uit de wegis (positie). De speler in hetwit moet stoppen en een ‘let’vragen wanneer hij denkt dat

zijn tegenstander in de weg staat (positie 1 of 2). In eenwedstrijd zal een scheidsrechter in dergelijke situatie een‘let’ toekennen.

Zelfs bij topspelerswordt er nog veel gedis-cussieerd met descheidsrechter en kanhet er soms redelijk ruwaan toe gaan.

Page 3: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

3

Squa

sh 0

0723 FAIR PLAY, A.U.B.!

FAIR PLAY: De spelregels van squash zijn gedurende deafgelopen 140 jaar ontwikkeld met een gevoel voor ‘fairplay’ dat verwacht werd van de ‘gentleman’ die medio 1860voor het eerst volgens de regels speelde. Squash wordt nugespeeld door meer dan 15 miljoen mensen over de helewereld, mannen vrouwen, professionals junioren en recre-anten. Van iedere speler wordt ‘fair play’ verwacht.RESPECTEER JE TEGENSTANDER: omdat beide spelers indezelfde ruimte moeten kunnen lopen en de bal moetenkunnen slaan is het belangrijk dat je de veiligheid van jetegenstander respecteert.VEILIGHEID VOOROP: Altijd stoppen en een ‘let’ vragen alser gevaar is dat je je tegenstander met de bal of met jeracket zult raken.

24 OBSTRUCTIE

HET VERHINDEREN VAN EEN BAL RICHTING VOOR-MUUR: Als je een bal richting voormuur of een potentiëlewinnende bal verhindert, zal de scheidsrechter je tegen-stander een ‘stroke’ toekennen, wat betekent dat hij/zij derally gewonnen heeft. Als je denkt dat je tegenstandermogelijk in de weg staat, moet je stoppen en om een ‘let’vragen. Iedere situatie hangt van verschillende factoren afzoals de positie van de spelers, de timing en of de speler dieappelleert klaar was om de bal te spelen. De scheidsrech-ter zal een ‘stroke’ toekennen als een directe bal richtingvoormuur of een potentiële winnende bal verhinderd werd.Als de scheidsrechter immers meent dat de speler die hin-derde uit de weg was op het moment dat zijn/haar tegen-standster de bal kon spelen, zal de scheidsrechter een ‘let’toekennen.

25 GERAAKT DOOR DE BAL

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

De speler rechts wordtgeraakt door een bal vanzijn tegenstander nadatdeze de voormuur heeftgeraakt. ‘SSttrrookkee’’ vvoooorr ddeessppeelleerr iinn hheett wwiitt.

De speelster in het witwordt geraakt door een baldie naar de voormuur ging.‘SSttrrookkee’’ vvoooorr ddee ssppeeeellsstteerraacchhtteerraaaann! Als de bal uit ofdown zou zijn geweest, zoude speelster achteraan derally verliezen aangeziende bal als uit of downbeschouwd kon worden ende obstructie dus niet terzake is.

De speler achteraan raaktzijn tegenstander met eenboast die anders de voor-muur zou gehaald hebben.‘lleett’ Als de bal van de zij- ofachterwand af komt (ofrichting zij- of achtermuurgespeeld wordt) en als debal de voormuur zougehaald hebben, zal een‘let’ gespeeld worden.

De speler rechts wordtgeraakt door een ‘reverseangle’ van zijn tegenstan-der die eerst de zijwandzou geraakt hebben en danpas de voorwand. ‘lleett’ Descheidsrechter geeft despeler in het wit een waar-schuwing voor ‘gevaarlijkspel’.

De speler rechts wordtgeraakt door een bal vanzijn tegenstander nadat diein de achterhoek om de balheen heeft gedraaid endeze vervolgens door hetmidden heeft geslagen.‘lleett’ De scheidsrechtergeeft de speler in het witeen waarschuwing.

De speler vooraanwordtgeraakt door een bal vanzijn tegenstander dieanders in de tin zou zijngekomen. DDee ssppeelleerr vvoooorr--aaaann wwiinntt hheett ppuunntt!! Aan-gezien de bal down zou zijngeweest (op of beneden detin) wordt de obstructie alsniet ter zake beoordeeld.

26 PROBLEMEN MET SLAAN

De speler links heeft de baldoor het midden van debaan gespeeld. De tegen-stander stopt en vraagt omeen ‘let’. Wanneer de spe-ler links in positie 1,2,of 3was terwijl zijn tegenstan-der kon spelen: ‘ssttrrookkee’’vvoooorr ddee ssppeelleerr rreecchhttss!! Alsde speler links in positie 4was toen zijn tegenstanderde bal kon spelen: ‘lleett!’

Dezelfde situatie hier,maar de speler links gaatnaar de achtermuur. Zijntegenstander stopt envraagt ‘let’. Wanneer despeler in positie 1,2 of 3was terwijl de speler in hetgrijs de bal kon spelen:‘stroke’ voor de speler inhet grijs! (omdat de anderespeler een winnende balverhindert). Als de speler inpositie 4 had gestaan toenzijn tegenstander kon spe-len: ‘lleett!’

Page 4: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

4

Squa

sh 0

08

De speler rechts heeft eenslechte bal gespeeld rich-ting T-lijn en zijn tegen-stander loopt snel naar debal toe om een cross courtte slaan. Als de spelerrechts in positie 1,2 of 3was toen zij tegenstanderde bal kon spelen: ‘ssttrrookkee’’vvoooorr ddee ssppeelleerr lliinnkkss! Als despeler rechts in positie 4had gestaan toen zijntegenstander de bal konspelen: ‘‘lleett!!’’

Dezelfde situatie hier,maar nu gaat de spelerachteraan naar de zijmuur.Wanneer hij in positie 1,2 of3 staat wanneer zijn tegen-stander de bal kon slaan:‘‘ssttrrookkee’’ vvoooorr ddee ssppeelleerr iinnhheett wwiitt!! De speler achter-aan verhindert een win-nende boast (de afstandvanuit positie 4 is te ver omde bal te kunnen bereiken).Wanneer de speler achter-aan uit de weg was (positie4) voordat zijn tegenstan-der de bal kon spelen: ‘‘lleett!!’’

De speler in het zwartspeelt een lob, zijn tegen-stander stopt en vraagt‘let’. Als de speler in het witde bal had kunnen halenzoals in A: ‘‘ssttrrookkee’’ vvoooorr ddeessppeelleerr iinn hheett wwiitt!! Als descheidsrechter er nietzeker van is dat hij de balkon spelen, zoals in B, danzal hij ‘lleett’ toe-kennen. Alshij/zij van mening is dat despeler in het wit niet bij debal kon: ggeeeenn ‘‘lleett’’

De donkere speler denktdat hij zijn tegenstandergaat raken met zijn achter-zwaai. Hij stopt en vraagt‘let’. Ja ‘lleett!’ Er is geenpotentiële winnende bal

27 GEEN LET-SITUATIES

Als er geen obstructie heeft plaatsgevonden, of als ergeen rechtvaardige gronden zijn voor een appèl, zal debeslissing van de scheidsrechter ‘‘ggeeeenn lleett!!’’ zijn. Descheidsrechter zal ook ‘‘ggeeeenn lleett!!’’ toekennen als de spelerdie appelleert niet alle mogelijke moeite heeft gedaan omde bal te bereiken, of als de scheidsrechter meent dat debal onbereikbaar was.

De speler in het grijs vraagteen ‘let’ maar heeft eenindirecte weg naar de balgenomen.‘‘GGeeeenn lleett!!’’ De scheidsrech-ter is van mening dat hijzelfde verhindering heeft ver-oorzaakt door eerst de ver-keerde richting in te lopenwaardoor de bal onbereik-baar voor hem werd.

De voorste speler speelteen volley-drop. ‘‘GGeeeenn lleett!!’’De scheidsrechter is vanmening dat de bal te verweg is om nog te halen.

De speler in het wit speelt eenhéél harde lengtebal langs demuur. Zijn tegenstander kanniet rechtstreeks naar de balomdat hij gehinderd wordt doorde speler in het wit. Wanneerde speler in het geel bij de bal

kon zal de scheidsrechter een ‘‘lleett’’ toekennen. Als descheidsrechter echter meent dat hij de bal niet tijdig konbereiken: ‘‘ggeeeenn lleett!!’’

28 PROBLEMEN MET BEWEGEN

JE TEGENSTANDER GEEN VRIJE TOEGANG TOT DE BALVERLENEN. Spelers lopen elkaar vaak in de weg als zijvan of naar de bal lopen. Dit soort ‘verkeersproblemen’zijn vaak onvermijdelijk en zijn een onderdeel van hetspel. In dergelijke situaties zal de scheidsrechter een ‘let’toekennen. In de spelregels staat echter ook dat nadat jede bal hebt gespeeld je ‘alle mogelijke moeite moet doenom je tegenstander ongehinderde toegang tot de bal teverlenen’. Als je dat niet doet zal de scheidsrechter een‘ssttrrookkee’ aan je tegenstander toekennen.

≥ BESLUIT

In dit artikel heb ik getracht de spelregels van squash opeen praktische manier uit te leggen. Ook zijn er tal vanveelvoorkomende spelsituaties besproken die het spel-plezier en vooral ook de veiligheid van elke beginner ver-hogen. Dit artikel is ideaal voor elke leraar die squashheeft opgenomen in zijn jaarplan.

Page 5: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

5

Lage

r On

derw

ijs 1

15

LUC BOMBEKEREGENT LO

dansexpressieHET NAJAAR ZINTUIGLIJK BELEVEN IN DE LES L.O / DEEL 2

Opdracht 2: Draadjespoppen dansen overal in de zaal

De kinderen staan op een nieuwe plek. Geef de volgendeopdrachten die herhaald worden.• Sta met de benen lichtjes gespreid (zijwaarts). • Boots deze bewegingen na:

- Losschudden van beide polsen- Doe dit verder met grote zwaaibewegingen van de

armen alsof jullie toveren met de handen.- Maak hierbij nu ook springbewegingen afwisselend

op beide voeten.- Denk aan een draadjespop die losjes beweegt met het

hele lichaam.- Blijf mijn bewegingen volgen. Als ik neerval op de

grond, doen jullie dit ook. Als ik terug recht kom, vol-gen jullie me ook.

Begeleid met blokfluit. Speel een stukje geïmproviseerdemuziek met een vlug tempo. Doe dit afwisselend metstopmomenten. Geef deze opdrachten.• Op muziek dansen jullie heel los door de zaal. Denk

hierbij aan de draadjespoppen.• Van zodra de muziek stopt, vallen jullie neer.• Dans verder als de muziek terug speelt.• Als jullie elkaar tegenkomen, maken jullie gekke

begroetingen. Gebruik hierbij jullie handen, jullie voe-ten, jullie zitvlak, trek rare snuiten, …

Opdracht 3: Nog meer koning of koningin

De kinderen staan terug mooi rechtop zoals bij opdracht 1.Begeleid met schudeieren. Speel een traag stapritme metstopmomenten. Geef de volgende opdrachten. Toonbepaalde bewegingen.• Van zodra ik iemand aantik, mag hij/zij op stap gaan.• Denk aan de koning/koningin. Denk aan jullie kroon.• Volg de muziek. Als de muziek stopt, stoppen jullie ook.• Kijk al stappend overal rond in de zaal.• Breng jullie armen zijwaarts ( horizontaal) omhoog.

Strek ze uit en stap hiermee verder alsof jullie veelplaats nodig hebben.

• Denk hierbij: dat is allemaal van mij! Laat dit zien overjullie hele lichaam. Straal dit uit.

• Blijf dit doen ook als jullie stilstaan.• Als jullie elkaar tegenkomen, begroet met een klein (

minzaam) knikje. Gebruik hiervoor alleen het hoofd.

Opdracht 4: Dansen als koning/koningin of hofnar

De kinderen kiezen een plek in de zaal. Speel afwisselendtwee muziekstukjes (1: De kunst van het drinken, Flairckuit De optocht en 2: Paean, Yannis Markopoulos uit Theliturgy of Orpheus). Gebruik ook stopmomenten.Geef de volgende opdrachten. Start met muziek 1.• Dans als draadjespoppen. Gebruik ook jullie gezicht.

Laat meer en meer de hofnarren zien die al dansendgrimassen trekken.

• Start op jullie plaatsen. Op signaal dansen jullie doorde zaal.

• Als de muziek stopt, blijven jullie onbeweeglijk staan.Hou vol.

• Voel in jullie standbeelden hoe jullie staan als hofnar-ren. Kijk ook even rond. Zien jullie de anderen staan?

• Van zodra de muziek speelt, dansen jullie verder doorde zaal.

Mogelijke bijsturingsopdracht:- Overdrijf. Durf al dansend op de grond vallen. Gebruik

de grond dan verder in jullie dans.- Boots elkaar na. Maak een korte, gekke samendans

met wie jullie tegenkomen.- Doe speelse begroetingen.- Dans met onverwachte stopmomenten. Kies ze zelf.

Verras de anderen. Doe er iets grappigs mee.

Geef de volgende opdrachten als alle kinderen onbeweeg-lijk staan als hofnarren. Start muziek 2. • Verander jullie standbeelden van hofnarren naar konin-

gen/koninginnen. Neem voldoende tijd. Laat dit heeltraag gebeuren.

• Sta mooi rechtop.• Start jullie koning-/koninginnendans. Gebruik veel ruimte.• Neem tijd om alles goed te overzien.• Kies zelf jullie stopmomenten.

MET

Page 6: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

dansexpressie

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

6

Herhaal enkele keren de wisseling van de twee muziek-stukjes. Nodig de kinderen uit tijd te nemen voor dieomschakeling.

UUiittddiieeppiinnggIn deze volgende lesfase worden de twee figuren verderuitgediept. De indeling van de zaal stimuleert de dansbe-leving bij de kinderen. Ook het samen dansen gaat verder.

Opdracht 5: Dansen op de koningsweg of de narrenplaats

Verdeel de zaal in drie: één konings-weg en twee narrenplaatsen.Gebruik hiervoor dit schema: Dekinderen zitten naast elkaar. Speelmuziek (Rustemul, Panta Rhei uitStrides). Geef deze opdrachten

• Start om de beurt een konings-dans. Doe dit op de koningsweg.

• Bepaal zelf hoelang jullie dit doen.• Zet jullie dans verder als nar bij het verlaten van de

koningsweg en het dansen op de narrenplaats. Toonhet verschil.

• Kies opnieuw hoelang jullie willen dansen. Wissel ommet de koningsweg.

• Gebruik de muziek.

Mogelijke bijsturingsopdracht:- Maak een samendans

° Laat kracht, macht, gezag, …zien in jullie dans.Toon dit ook naar de speelse narren. Groet minzaambij ontmoetingen op jullie koningsweg. Dans dit uit.

° Dans als nar voluit. Richt jullie naar dekoningen/koninginnen. Daag hen uit. Maak eengrappige dans. Zorg voor verrassingen. Gebruik degrond. Dans ook samen met de andere narren.

Breng de kinderen samen in een kring.Hou een gesprek met de volgende vragen.

- Hoe was het om dit te doen?- Welke figuren dansen jullie het liefst: de koning/

koningin of de hofnar? Welke bewegingen hebbenjullie daar voor gevonden?

VVeerrwweerrkkiinnggIn de verwerkingsfase gebruiken de kinderen het dans-materiaal in een improvisatie. De dansbeleving met eeneigen vormgeving staat centraal. Die beleving wordt ver-groot door het regelmatig wisselen van de ene naar deandere figuur.

Opdracht 6: Dans wie jullie zijn …koningen/koninginnen ofhofnarren?

De kinderen kiezen een plek. Laat de muziek ( Désordre,René Aubry uit Signes) spelen. Geef deze opdrachten.• Kies een starthouding als koning/koningin of hofnar.• Van zodra de muziek speelt, dansen jullie.

Lage

r On

derw

ijs 1

16 • Gebruik de hele zaal. • Neem al dansend tijd om jullie figuur te zijn. • Dans met stopmomenten. • Durf samen dansen. • Wissel zelf af. Bepaal zelf hoe jullie dit doen: met stop-

momenten of al dansend.

AAffrroonnddiinnggMaak een kring. Start een gesprek met de volgende vragen• Hoe was de dansles?• Vonden jullie het plezant minder plezant?• Hebben jullie iets gevoeld van de koningen/koningin-

nen? Vertel.• Wie willen jullie het liefst zijn: koning/koningin of hofnar?

Muzische uitbreidingsopdrachtenDe kinderen schilderen een koning/koningin of hofnar. Zemaken een keuze. Voor deze schildering beperken ze zichtot drie kleuren waarmee ze het blad vol schilderen.

LES 3

TTHHEEMMAA:: ‘‘‘‘ DDAANNSSEENN OOPP DDRROOOOMMMMUUZZIIEEKK’’

LLeessdduuiiddiinnggDoelgroep: eerste en tweede graadSituering: Deze dansles past in de donkere dagen voor

kerstmis. Licht en donker geven een apartesfeer. In die periode wordt op verschillendemanieren veel licht gemaakt (kaarsjes,kerstversieringen op straat, …). Donker staatin deze dansles ook voor de nacht. ’s Nachtskan je slapen maar ook dromen …Het is een fantasieles rond dromen geplaatstin een bepaalde periode van het jaar.

Lesdoelen: • eigen bewegingen uitvinden vanuit de voe-ten naar het hele lichaam

• bewegingservaringen opdoen met geslo-ten ogen: alleen en per twee

• al dansend op muziek improviseren rondhet lesthema

• een dansimprovisatie uitwerken per drieen tonen

MMaatteerriiaaaallMuziek:• Vangelis, Chariots of fire Uit: Film Favourites• Cirque Du Soleil, Eclipse. Uit: Nouvelle Expérience• Wim Mertens, Wia. Uit: Strategie de la rupture• Bonan Hardiman, Siamsa. Uit: Lord of the dance• Kronos Quartet, Sunset. Uit Pieces of Africa

Ander materiaal:• handtrom

Page 7: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

eTi

jdsc

hrift

voo

r Li

cham

elijk

e O

pvoe

ding

4/2

005

7

LLeesssscceennaarriiooIInnssttaapp De kinderen zitten in een kring. Breng een fantasievolleschildering of prent mee die inspiratie geeft voor dromen.Hou een gesprek. Stel de volgende vragen die de kinde-ren met eigen associaties beantwoorden.• Kijk goed naar de schildering of prent. Wat staat er op?• Als jullie het geheel bekijken waaraan moeten jullie denken?• Kunnen jullie dit een naam geven?

Zet het gesprek verder over dromen. Laat de kinderenfantasie gebruiken bij het vertellen van eigen ervaringen.Geef de volgende vragen.• Hebben jullie al eens gedroomd?• Waarover hebben jullie gedroomd? Vertel.• Vonden jullie het leuk of niet?

VVeerrkkeennnniinnggDeze verkenningsfase houdt rekening met een opbouw vanenergie bij de kinderen. Er wordt ritmisch gestart vanuitvoetbewegingen. De totale lichaamsbeweging volgt met dekoppeling aan fantasiebeelden. De kinderen vinden eigenbewegingen uit. Met de beleving van anders te bewegensluiten de kinderen deze lesfase af. Deze bewegingsop-dracht gaat over een donkere wereld passend binnen ditlesthema. Dit brengt rust na de actieve opdrachten.

Opdracht 1: Plets de voeten op de grond!

De kinderen kiezen een plek. Ze staan verspreid in de zaal.Geef de volgende opdrachten. Speel een regelmatig stap-ritme op de handtrom.• Stap rond in de zaal. Volg het tromritme.• Plaats bij elke tromslag een voet op de grond.• Maak jullie stappen groter. Zet ze verder uit elkaar. Overdrijf.• Denk aan reuzengrote zwemvliezen.• Doe verder en klap bij elke stap in jullie handen. • Kies een stapweg langs waar niemand is.• Stap nu ook achterwaarts en zijwaarts. Experimenteer

met gedraaide voeten.

Speel een vlugger stapritme. De kinderen doen dezelfdeopdrachten. Varieer het stapritme. Bouw op: van traagnaar vlug en omgekeerd.

Opdracht 2: Met de voeten bewegen als ..?

Opnieuw staan de kinderen verspreid. Geef deze opdrachten.Toon ze enthousiast voor. De kinderen starten bij handenklap.• Maak grote sprongen door de zaal. Doe dit met beide

voeten samen. Denk hierbij als springveren die jullieoveral heen brengen. Gebruik het hele lichaam en dearmen om hoog en ver te springen.

• Plaats de voeten stevig op de grond. Op signaal schuivenjullie zachtjes door de zaal. Blijf dicht tegen de grond.Doe dit alsof jullie vastgeplakt zijn met een stevige lijm.Beweeg met veel kracht om vooruit te geraken.

• Let op! Als ik in mijn handen klap, lopen jullie overal heelsnel in de zaal. Trek daarbij de knieën hoog op. Het isalsof jullie op een veld van hete kolen lopen. Als jullie blij-ven staan, verbranden de voeten dus …bewegen maar!

• Stap nu traagjes door de zaal. Ga verder alsof jullie inéén groot, warm voetbad waden. Toon dat jullie ervangenieten.

De kinderen staan per twee. Geef de volgende opdrachten.• De eerste staat voorop, de tweede er achter. Spreek de

volgorde af.• Van zodra de eerste beweegt, boots de tweede na.• De eerste bepaalt langs waar en hoe hij/zij stapt,

springt, schuift, …• Gebruik de beelden van de vorige opdrachten. Vind

nieuwe uit. Waaraan moeten jullie denken?• Na elke stop, wordt een nieuwe verplaatsing gestart.Wissel om: van eerste naar tweede en omgekeerd.

Opdracht 3: Bewegingsuitvinders

De kinderen starten op een vrije plek. Begeleid met geva-rieerde trommuziekjes aangepast aan de bewegingen dieje vraagt. Gebruik stopmomenten. Geef deze opdrachten.• Maak bewegingen die ik vraag. Jullie zijn dansrobotjes

die dit onmiddellijk doen op muziek.- Loop in de zaal. Volg de muziek. Maak bewegingen

die jullie herhalen. Stop bij geen muziek.- Rol over de grond. - Verplaats jullie met grote sprongen. Gebruik de armen.- Beweeg heel traag door de zaal.

• Van zodra de trommuziek speelt, bewegen jullie. Vindnu zelf bewegingen uit die passen bij de muziek. Als demuziek stopt, staan jullie onbeweeglijk.

Mogelijke uitbreidingsopdrachtDeze opdracht wordt per twee gedaan met leiden en volgen.

Opdracht 4: Anders bewegen: alleen en per twee

De kinderen staan op een plek. Speel een traag stapritmeop de handtrom. Geef deze opdrachten.• Sta mooi rechtop. Kijk voor u.• Stap achteruit op de trommuziek. Volg de muziek. • Probeer niet achterom te kijken. Hou vol.• Maak traag een slingerweg door de zaal. Stap zachtjes

langs elkaar heen. Hou het rustig.

Lage

r On

derw

ijs 1

17

Page 8: 208 Tijdschrift voor Lichamelijke Opvoeding praktijk 5 december 2005

Tijd

schr

ift v

oor

Lich

amel

ijke

Opv

oedi

ng 4

/200

5

8

• Probeer de ruimte in te schatten.Laat de kinderen even vertellen over die bewegingserva-ring. Stel deze vragen.

- Hoe was het om dit te doen?- Hoe voelt dit aan?

De kinderen staan per twee achter elkaar. Geef dezeopdrachten.• De eerste gaat met de ogen dicht door de zaal. De

tweede begeleidt die wandeling door lichte tikjes tegeven op de schouders.

• Zorg ervoor dat jullie nergens tegen botsen! Somsmoeten jullie elkaar gewoon tegenhouden.

• Toch proberen jullie met zo weinig mogelijk tikjes tebegeleiden.

Wissel om.Opnieuw hou je en kort gesprekje. Laat vooral de donke-re ervaring beschrijven.

UUiittddiieeppiinnggDeze lesfase geeft de kinderen de kans het lesthema aldansend in een eigen vorm te zetten. Een dansstructuurwordt afgesproken en verder uitgewerkt.

Opdracht 5: Dans jullie dromen

De kinderen liggen verspreid in ruglig op de grond. Speelverschillende muziekstukjes (1: Chariots of fire, Vangelisuit Film Favourites; 2: Eclipse, Cirque Du Soleil uitNouvelle Expérience; 3: Wia, Wim Mertens uit Strategie dela rupture; 4: Siamsa, Bonan Hardiman uit Lord of thedance; 5: Sunset, Kronos Quartet uit Pieces of Africa).Laat die na elkaar spelen met telkens een tussenpoos vanstilte. Start elk muziekstukje van stil naar luid en terugnaar heel stil. Geef de volgende opdrachten.• Lig ontspannen op jullie rug. Leg jullie gemakkelijk.

Blijf nu stil liggen.• Luister naar de muziek. Denk aan bewegingen die er bij

passen. Waarover gaan die bewegingen? Gebruik julliefantasie.

• Kom langzaam recht en dans op die muziek. Doe ditalsof jullie dromen. Dans op jullie plaats of door dezaal. Vind nieuwe bewegingen uit. Herhaal bewegingendie jullie leuk vinden.

• Bepaal zelf hoe lang de droomdans duurt. Beslis zelfom terug te komen tot ruglig. Doe dit al dansend.

Mogelijke bijsturingsopdachten:• Dans heel groot of klein.• Dans heel vloeiend alsof jullie onder water bewegen.• Verlaat jullie eigen dans en volg de anderen.

Hou een kort gesprek met de volgende vragen.• Hebben jullie kunnen dansen op die muziek? Welke

bewegingen hebben jullie gevonden?• Bij welke muziek dachten jullie aan dromen? Vertel.

VVeerrwweerrkkiinngg

Om af te sluiten improviseren de kinderen in groepjesrond het lesthema. Al dansend geven ze elkaar inspiratieen werken ze naar een toonmoment.

Opdracht 6: Een droomdans uitwerken in groepjes en tonen

De kinderen maken groepjes van drie. Ze zitten pergroepje verspreid in de zaal. Geef deze opdrachten. Tooneventueel de dansvolgorde voor.• Bespreek in de groepjes een droomdans. Kies een

droom die jullie uitwerken bijvoorbeeld: een akelige,een zoete, een rare, een mooie, …

• Spreek waarover jullie droomdansen gaan. Wat gebeurt er in?• Bepaal welke bewegingen daar bij horen. Leg niet alles

vast maar beslis welke basisbewegingen bij de gekozendroom passen.

• Probeer uit. Gebruik deze volgorde: ruglig, iemand begintte bewegen en de anderen starten ook, dans samen,iemand danst terug naar ruglig en de anderen volgen.

• Doe dit enkele keren na elkaar.• Bespreek opnieuw wat jullie gedaan hebben en verbeter.

Mogelijke bijsturingsopdrachten:- Probeer samen te dansen en niet alleen na te boot-

sen. Maak een eigen dans in eenzelfde droom met detwee andere kinderen.

- Gebruik veel of weinig ruimte. Durf daarbij kiezen.- Leg jullie start- en eindhouding vast.

De kinderen oefenen de droomdans enkele keren. Geefadvies aan de verschillende groepjes. Bespreek het even-tueel gebruik van muziek waarvoor jij zorgt ( begeleidingmet instrumenten of een keuze uit CD’s). Om de beurttonen de kinderen een droomdans. Zorg voor een rustigesfeer bij de kijkers.

AAffrroonnddiinngg De kinderen zitten in een kring.Stel deze vraag.• Wie wil nog iets vertellen over deze les?

Muzische uitbreidingsopdrachtDe kinderen schilderen vrij over het volledige blad eendroom met vele kleuren. Of ze beperken zich tot een cir-kel op het blad waarbinnen ze die droom schilderen. Daarrond schilderen ze alles zwart ( van de nacht).

Lage

r On

derw

ijs 1

18