REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE...

53
REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) Prinsessegracht 23, Postbus 30424, 2500 GK Den Haag (070) 391 99 00 [email protected] www.kivi.nl Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Transcript of REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE...

Page 1: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

REGELING

DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN

ADVISEREND INGENIEURSBUREAU

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI)

Prinsessegracht 23, Postbus 30424,

2500 GK Den Haag

(070) 391 99 00

[email protected]

www.kivi.nl

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Page 2: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

ISBN 90-733331-20-X

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,

fotokopie, microfilm en op welke wijze ook, en evenmin in een retrievalsysteem worden opgeslagen, zonder voorafgaande schriftelijke goedkeuring van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

No part of this publication may be reproduced and/or made public in any form whatsoever, including printed

photostatic and microfilm, stored in a retrieval system, without prior permission in writing from the

Koninklijk Instituut van Ingenieurs (Royal Netherlands Society of Engineers).

© Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI), juni 2001

Page 3: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

REGELING

VAN DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN

ADVISEREND INGENIEURSBUREAU

RVOI-2001

Deze regeling omschrijft de rechtsverhouding die ontstaat indien een opdrachtgever aan een adviserend ingenieursbureau een opdracht geeft tot het verrichten van - in deze regeling bedoelde - werkzaamheden, indien en voor zover is overeengekomen de RVOI toe te passen. Deze RVOI-2001 is gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag op 29 juni 2001.

Page 4: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

INLEIDING

Voorgeschiedenis

In 1891 gaf de Vereniging van Burgerlijke Ingenieurs voor de eerste maal een boekje uit, waarin de verhouding tussen de opdrachtgever en raadgevend ingenieur werd geregeld. Deze vereniging, later

omgedoopt in Vereniging van Delftse Ingenieurs, fuseerde in 1961 met het Koninklijk Instituut van

Ingenieurs (KIVI). Voor en na deze fusie is de regeling herhaalde malen aangevuld en aangepast aan gewijzigde omstandigheden. In 1987 verscheen een geheel herziene uitgave, die was voorbereid door een

commissie die zo was samengesteld dat een evenwichtige inbreng van de zijde van opdrachtgevers en adviserende ingenieursbureaus verzekerd was. Voorafgaand aan de definitieve vaststelling vond nog een

toetsing door de opdrachtgevende overheid plaats. In de RVOI-1987 werd voor het eerst een splitsing aangebracht: naast de eigenlijke regeling verscheen een rood boekje met bijlagen. Deze bijlagen gaven per

vakgebied opsommingen van de meest voorkomende werkzaamheden van het adviesbureau en indicaties

voor de wijze van honorering.

In 1993 werd de regeling aangepast aan inmiddels van kracht geworden wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek. Ook deze herziening is besproken met en na amendering goedgekeurd door een

vertegenwoordiging van de opdrachtgevende overheid. Om tot uitdrukking te brengen dat de regeling in

essentie niet was gewijzigd werd de naam: "RVOI-1987, herziene druk 1993". In 1998 werd een gewijzigd reglement van de Commissie van Geschillen ingevoerd en opgenomen in de

RVOI. De regeling zelf onderging toen geen wijzigingen. Wel werd de naam vereenvoudigd tot RVOI-1998.

Behoefte aan herziening

In de RVOI-1998 werd reeds gesignaleerd dat er behoefte bestond aan aanvulling en wijziging van de

regeling. Ontwikkelingen in de techniek, in de wijze van contractvorming en in de verhouding tussen de betrokken partijen, hebben de effectiviteit van sommige bepalingen verminderd. Ook de wet- en regelgeving

op het gebied van de mededinging noopten tot bezinning. Na ampel beraad werd geconcludeerd dat voorshands volstaan kon worden met een "lichte herziening", d.w.z. :

- handhaving van de indeling;

- geen principiële wijzigingen; - verduidelijking waar nodig;

- verwerking van de jurisprudentie; - aanpassing aan mededingingsregels;

- vervangen van guldens door euro's onder gelijktijdige indexering;

- toevoeging van enkele vakgebieden.

RVOI-2001

Evenals in 1987 werd in 1999 een werkgroep samengesteld uit KIVI-leden werkzaam bij opdrachtgevers en adviesbureaus onder voorzitterschap van de toenmalige voorzitter van de KIVI-Commissie van Geschillen.

De directeur van het Instituut voor Bouwrecht fungeerde als secretaris en een vertegenwoordiger van de

ONRI (Organisatie van advies- en ingenieursbureaus) nam als waarnemer en informant aan de besprekingen deel. De werkgroep heeft de gehele RVOI-1998 kritisch tegen het licht gehouden en zijn

werkzaamheden eind 2000 afgesloten met het afleveren van een concept voor een RVOI-2001. Tijdens de procedure heeft de werkgroep dankbaar gebruik gemaakt van commentaren van de KIVI-Commissie van

Geschillen en van de Commissie Juridische zaken van de ONRI (Organisatie van Advies- en

Ingenieursbureaus). Conform het uitgangspunt wijkt de RVOI-2001 niet principieel af van de vorige editie. Toch is

de herziening meer dan een cosmetische operatie. De voornaamste aanpassingen zijn: - verduidelijking van formuleringen die in de praktijk aanleiding gaven tot misverstanden;

- het meer expliciet rekening houden met andere dan de traditionele papieren informatiedragers; - toevoeging van bepalingen over detachering;

Page 5: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

- een aangepaste formulering van de verplichtingen van partijen, met uitbreiding met een aantal

nieuwe (deels facultatieve) onderwerpen;

- uitbreiding van het aantal vakgebieden; - verduidelijking van de aansprakelijkheidsbepalingen; het omzetten van geldbedragen in euro's en

aanpassing daarvan aan de sinds 1987 opgetreden geldontwaarding.

De regeling is - voor het eerst in de geschiedenis van 110 jaar - mede op verzoek van de gebruikers,

voorzien van een toelichting. Deze toelichting voorziet niet alleen in verdere verduidelijking van de bepalingen, zij geeft waar nodig ook inzicht in de achterliggende bedoelingen. Ook zijn er aanwijzingen in

opgenomen voor een passend gebruik van de regeling. De doorgevoerde wijzigingen zijn in de toelichting meer in detail vermeld.

Bijlagen

De RVOI-2001 heeft, evenals de voorgaande edities, een aantal bijlagen. Bijlage I bevat het Reglement van de Commissie van Geschillen. Dit reglement dat in 1998 voor het laatst is

gewijzigd heeft thans geen veranderingen ondergaan. Het is in dit boekje opgenomen. Aan de bestaande bijlagen A t/m H voor de verschillende vakgebieden zijn er twee toegevoegd, t.w.

J Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Vervoer,

K Bouwkostendeskundigheid. Het vakgebied "Scheepsbouwkunde" (bijlage F) is verruimd tot "Maritiem Onderzoek en Consultancy" De

herziene resp. toegevoegde bijlagen zijn geredigeerd onder verantwoordelijkheid van de ONRI resp. VNBG (bijlage G), Brancheorganisatie Maritiem Onderzoek en Consultancy BMOC (bijlage F) en Nederlandse

Vereniging van Bouwkostendeskundigen (NVBK) (bijlage K). Het KIVI heeft zich ervan vergewist dat de bijlagen niet strijdig zijn met de RVOI-2001 en geen ongerechtvaardigde onderlinge verschillen vertonen.

Sommige van de bestaande bijlagen zijn vrijwel onveranderd gehandhaafd, andere daarentegen zijn geheel

nieuw opgezet. De uiteenlopende behandeling hangt samen met uiteenlopende behoeften in de verschillende vakgebieden en daarmee in verband staande marktsegmenten. Deze verschillen worden niet

bezwaarlijk geacht omdat de bijlagen enerzijds moeten worden gezien als hulpmiddelen om te komen tot goede, samenhangende en volledige, overeenkomsten en anderzijds als uitwerkingen van de RVOI-2001 in

termen die passen bij het betreffende vakgebied. Voorzover de bijlagen financiële bepalingen bevatten,

hebben deze - meer nog dan in het verleden - een indicatief karakter: geen van de partijen is er bij voorbaat aan gebonden. Bovendien biedt de RVOI-2001 steeds de mogelijkheid om andere systemen voor

de prijsvorming te kiezen. Waar nodig zijn ook de bijlagen van een toelichting voorzien.

Vanaf 1987 zijn de vakgebiedsbijlagen steeds gebundeld in een rood boekje dat alleen samen met de RVOI

verkrijgbaar was. Evenmin was de RVOI zonder deze bijlagen verkrijgbaar. Naast een aanzienlijke papierverspilling leidde dit ook tot verwarring. Daarom is thans tegemoetgekomen aan de veelvuldig geuite

wens om de bijlagen los van elkaar en separaat van de RVOI ter beschikking te stellen. De bijlagen A t/m K mogen vrij worden gebruikt en zijn downloadbaar van www.KIVI.nl en van www.onri.nl. Ook is daar een

modelcontract en met een toelichting vrij downloadbaar.

Gebruik van de regeling

Het KIVI stelt de RVOI-2001 ter beschikking aan ieder die daarvan gebruik wil maken, hetzij als

opdrachtgever, hetzij als advies-, ingenieurs- of technisch bureau. Voor de toepassing is geen lidmaatschap of toestemming vereist van het KIVI, de ONRI of enige andere organisatie. Leden van het KIVI en NIRIA (bij

het KIVI) en ONRI kunnen het RVOI-boekje tegen een zekere korting kopen. Het auteursrecht op de

regeling berust bij het KIVI en dient te worden gerespecteerd. Het KIVI heeft jarenlang in een goede en algemeen erkende en gebruikte regeling geïnvesteerd Op overtreding van het copyright staan sancties.

De Kamers van Koophandel raden aan steeds bij offertes en opdrachtaanvaardingen de van toepassing zijnde voorwaarden c.q. afsprakenregeling te vermelden. Dit kunt u het beste doen met de tekst: "Voor

onze leveringen en diensten is de RVOI (van toepassing zijnd jaartal) van toepassing". Alleen dan maakt deze afsprakenregeling juridisch deel uit van het contract. In deze enigszins verjuridiseerde maatschappij

wordt ieder conflict hierover vermeden door de regeling bij te sluiten. De Kamer van Koophandel schrijft

voor dat de leveringsvoorwaarden van een bureau moeten zijn gedeponeerd bij de Arrondissementsrechtbank. Wanneer de RVOI wordt gehanteerd is deponering overbodig, daar het KIVI de

RVOI reeds heeft gedeponeerd.

Page 6: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Jurisprudentie

Jaarlijks geeft het KIVI verslagen met geanonimiseerde vonnissen uit. Uit conflicten van anderen kan men leren. Het zijn uitspaken van de scheidsgerechten die door de Commissie van Geschillen zijn georganiseerd.

Verder zijn er verslagen van de Commissie van Geschillen zelf. Als men onverhoopt een geschil heeft, dan is de Memorie van Eis in achtvoud in te dienen bij het juridisch secretariaat van de Commissie van Geschillen

p/a Advocaten en Notarissen Houthoff Buruma, Postbus 84046, 2508 AA Den Haag, tel.: (070) 352 93 55.

Zie verder het Reglement van de Commissie van Geschillen in deze RVOI.

Den Haag, juli 2001

Page 7: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

INHOUDSOPGAVE

INLEIDING 5

Voorgeschiedenis 5

Behoefte aan herziening 5 RVOI-2001 5

Bijlagen 6

Gebruik van de regeling 6 Jurisprudentie 7

INHOUDSOPGAVE 8

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN 10

Artikel 1 Begripsbepalingen 10 Artikel 2 Toepasselijk recht, titels 10

Artikel 3 Inhoud van de opdracht 11

Artikel 4 Totstandkoming, wijziging en voltooiing van de opdracht 11 Artikel 5 Algemene verplichtingen van het adviesbureau 11

Artikel 6 Algemene verplichtingen van de opdrachtgever 12 Artikel 7 Optreden van het adviesbureau als gemachtigde 13

Artikel 8 Samenwerking met derden 13

Artikel 9 Soorten van opdrachten 13 Artikel 10 Advieskosten, betalingen 14

Artikel 11 Tussentijdse opzegging van de opdracht door de opdrachtgever 15 Artikel 12 Tussentijdse beëindiging van de opdracht door het adviesbureau 16

Artikel 13 Ontbinding wegens faillissement en surséance van betaling 16 Artikel 14 Overlijden of ontbinding 17

Artikel 15 Onderbreking opdracht 17

Artikel 16 Aansprakelijkheid van het adviesbureau 18 Artikel 17 Eigendom en gebruik van documenten - Auteursrecht - Octrooien 19

Artikel 18 Geschillen 20

HOOFDSTUK II - ADVIESKOSTEN 22

Artikel 19 Honorering bij opdrachten op basis van bestede tijd (artikel 10 lid 2 sub a) 22

Artikel 20 Honorering bij opdrachten op basis van een percentage van de bouwsom van het object, vermeerderd met een vergoeding op basis van bestede tijd voor in de

bijlagen nader omschreven werkzaamheden (artikel 10 lid 2 sub b) 22

Artikel 21 Honorering op basis van een voor het totaal of objectdeel vast te stellen percentage van

de bouwsom van het object (artikel 10 lid 2 sub c) of vast te stellen bedrag (artikel 10 lid 2 sub d) 23

Artikel 22 Bijkomende kosten 23 Artikel 23 Ten behoeve van het object gemaakte toezichtkosten (artikel 10 lid 4) 24

HOOFDSTUK III - OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET ADVIESBUREAU 25

Artikel 24 Algemeen 25

Artikel 25 Werkzaamheden die niet of niet direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming

van een object (artikel 9 lid 2 sub a) 25 Artikel 26 Werkzaamheden die de totstandkoming van een object ten doel hebben (artikel 9 lid 2

sub b) 25

TOELICHTING OP DE RVOI 27

1. ALGEMEEN 27

1.0 Status van deze toelichting 27 1.1 Karakter van de regeling 27

Page 8: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

1.1.1 Algemene voorwaarden 27

1.1.2 Belangenafweging 27

1.1.3 Wijze van totstandkoming 27 1.1.4 Geschiedenis, ervaring 27

1.1.5 Gebruiksrecht 28 1.2 Toepassingsdomein 28

1.3 Opzet 28

1.3.1 Structuur 28 1.3.2 Regeling 28

1.3.3 Bijlagen 28 1.4 Toepassing 29

1.4.1 Van toepassing verklaren van de RVOI 29 1.4.2 Keuzemogelijkheden 30

1.4.3 Afwijking van de RVOI 30

1.4.4 Gebruik van de bijlagen 30 2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING 31

BIJLAGE I - REGLEMENT VAN DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN 48

Page 9: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

adviesbureau: a de natuurlijk persoon die, dan wel b de rechtspersoon die, dan wel

c de gezamenlijk optredende personen al dan niet rechtspersonen die, de functie vervullen van adviserend ingenieursbureau.

advieskosten: het totaal van de door het adviesbureau op grond van de opdracht aan de opdrachtgever

in rekening te brengen bedragen, de omzetbelasting daarin niet begrepen.

bouwsom: kosten van het realiseren van het ontwerp van het object door uitvoerende partij(en), de

omzetbelasting daarin niet begrepen.

consument: een opdrachtgever, zijnde een natuurlijk persoon, die te dezen niet handelt in de

uitoefening van een beroep of bedrijf.

detacheren: het door het adviesbureau ter beschikking stellen van een of meer natuurlijke personen aan een opdrachtgever teneinde voor deze en onder diens leiding en toezicht

werkzaamheden te verrichten.

documenten: alle vormen van informatiedragers in welke vorm dan ook.

opdracht: de overeenkomst waarin de opdrachtgever het adviesbureau opdraagt bepaalde

werkzaamheden te verrichten en waarop deze regeling van toepassing is.

opdrachtgever: a de natuurlijk persoon, dan wel

b de rechtspersoon, dan wel c de gezamenlijk optredende personen al dan niet rechtspersonen, die aan het

adviesbureau opdragen werkzaamheden te verrichten.

opdrachtsom: de advieskosten bij algehele vervulling van de opdracht, bij normaal verloop daarvan.

object: in het kader van het project te realiseren product van stoffelijke aard.

project: het geheel van activiteiten - waaronder de aan het adviesbureau opgedragen

werkzaamheden - nodig voor het tot stand brengen van het door de opdrachtgever beoogd resultaat.

RVOI-2001: deze regeling

Artikel 2 Toepasselijk recht, titels

1 Op de opdracht is het Nederlandse recht van toepassing, ongeacht de plaats waar de opdracht

daadwerkelijk wordt uitgevoerd. 2 De titels van de artikelen maken geen deel uit van deze regeling.

Page 10: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Artikel 3 Inhoud van de opdracht

1 De opdracht omvat al hetgeen tussen opdrachtgever en adviesbureau is overeengekomen. 2 In de opdracht wordt, tenzij door partijen anders is overeengekomen, aangegeven:

- een duidelijke aanduiding van het project, alsmede van de aard en de omvang van de werkzaamheden die aan het adviesbureau zijn opgedragen;

- dat op de opdracht van toepassing is de RVOI 2001;

- de eventuele keuzen, die door partijen zijn gemaakt met betrekking tot de hoofdstukken I (artikel 9 en 10), II en III van de RVOI-2001;

- of en zo ja, welke werkzaamheden aan het adviesbureau worden opgedragen met betrekking tot wettelijke plichten die op de opdrachtgever rusten;

- de wijze van coördinatie en de aansprakelijkheid binnen het adviesbureau, ingeval dit wordt gevormd door afzonderlijke (rechts-) personen die voor de aanvaarding van de opdracht

gezamenlijk optreden;

- of en zo ja hoe tariefswijzigingen en indexeringen ten aanzien van de advieskosten worden toegepast;

- op welke wijze de kwaliteitszorg zal worden geregeld; - de vorm en het aantal waarin de documenten aan de opdrachtgever en eventueel aan

derden worden verstrekt;

- de wijze waarop en zonodig de frequentie waarmee partijen overleg voeren. 3 Indien de opdracht betrekking heeft op een te realiseren object worden bovendien aangegeven:

- de aard en de omvang van het object; - de beschikbare bouwsom, tenzij de opdrachtgever deze niet kenbaar wenst te maken.

Artikel 4 Totstandkoming, wijziging en voltooiing van de opdracht

1 De opdracht is tot stand gekomen, indien het adviesbureau het overeengekomene schriftelijk heeft bevestigd of een schriftelijk aanbod daartoe van het adviesbureau door de opdrachtgever binnen de

geldigheidsduur van dit aanbod schriftelijk is aanvaard of het overeengekomene op andere wijze door partijen schriftelijk is bevestigd.

2 Wijziging in de opdracht, daaronder begrepen uitbreiding of inkrimping van reeds opgedragen

werkzaamheden, komt tot stand, zodra het adviesbureau deze wijziging schriftelijk heeft bevestigd. 3 Het in de leden 1 en 2 bepaalde laat onverlet de bevoegdheid van partijen het bestaan van de opdracht

en/of van de daarin aangebrachte wijziging met andere middelen te bewijzen. 4 Het adviesbureau biedt de opdrachtgever voor het totstandkomen van de overeenkomst een redelijke

mogelijkheid om van de RVOI-2001 kennis te nemen.

5 Tenzij partijen anders zijn overeengekomen wordt de opdracht geacht te zijn voltooid op het tijdstip waarop het adviesbureau de opdrachtgever schriftelijk mededeelt dat het aan zijn verplichtingen heeft

voldaan en de opdrachtgever niet binnen twee weken na ontvangst van dit bericht daartegen schriftelijk bezwaar heeft gemaakt.

Artikel 5 Algemene verplichtingen van het adviesbureau

1. Het adviesbureau zal de opdracht goed en zorgvuldig uitvoeren, behartigt de belangen van de opdrachtgever naar zijn beste weten en verricht zijn diensten naar beste kunnen en wetenschap. Het

adviesbureau zal alles vermijden wat de onafhankelijkheid van zijn advies kan schaden.Het adviesbureau zal bij het vervullen van een opdracht aan de toepassing van eigen vindingen geen

voordelen ontlenen die niet bekend zijn bij de opdrachtgever.

2. Het adviesbureau zal de opdrachtgever op de hoogte houden van de uitvoering van de opdracht waaronder de financiële aspecten van het project en hem desgevraagd alle inlichtingen geven. De

opdracht moet worden voltooid voor of op het in artikel 3 lid 2 genoemde tijdstip of binnen de aldaar aangegeven termijn, behoudens omstandigheden, die aan het adviesbureau redelijkerwijze niet kunnen

worden toegerekend. Tenzij door partijen uitdrukkelijk anders is overeengekomen betreft dit geen "fatale termijn", zodat voor het intreden van het verzuim een schriftelijke ingebrekestelling is vereist. Op

Page 11: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

de aansprakelijkheid van het adviesbureau wegens overschrijding van deze termijn is artikel 16 van

overeenkomstige toepassing. Indien voor onderdelen van de opdracht afzonderlijke tijdstippen of

termijnen zijn overeengekomen, is het bepaalde in dit lid van overeenkomstige toepassing. 3 Indien in de opdracht uitdrukkelijk een maximale bouwsom is overeengekomen voor de totstandkoming

van het object, zal het ontwerp en/of bestek aldus dienen te worden vervaardigd dat daarnaar het object zal kunnen worden tot stand gebracht voor maximaal deze of de eventueel later bijgestelde

bouwsom. Het adviesbureau stelt daartoe ramingen en begrotingen op ter overlegging aan de

opdrachtgever. Ingeval van een overschrijding van de vastgestelde bouwsom is het adviesbureau verplicht zijn plan

zonder berekening van extra advieskosten zodanig te bewerken dat de bouwsom niet zal worden overschreden.

4 Indien echter de overschrijding een gevolg is van omstandigheden die het adviesbureau redelijkerwijze niet kunnen worden toegerekend, worden de extra advieskosten afzonderlijk in rekening gebracht,

volgens de in artikel 10 lid 2 sub a, lid 3 sub a, lid 4 sub a en lid 8 genoemde maatstaven.

5 In alle andere gevallen dan die genoemd in lid 4 van dit artikel stelt het adviesbureau, indien dit in de opdracht is begrepen, ramingen en begrotingen met betrekking tot bouwsom steeds naar beste

vermogen op. 6 Het adviesbureau zal de opdrachtgever tijdig opmerkzaam maken op de financiële gevolgen en risico's

voortvloeiend uit keuzen en beslissingen van de opdrachtgever binnen het kader van de opdracht.

Eveneens zal het adviesbureau de opdrachtgever tijdig adequate informatie verstrekken over risico's verbonden aan door het adviesbureau voorgestelde oplossingen en eventuele alternatieven.

7 Het adviesbureau zal de opdrachtgever tijdig inlichten over de financiële gevolgen en risico's, voortvloeiend uit het stellen van andere of meer eisen dan in de opdracht vermeld, uit het uitstellen of

wijzigen van beslissingen of uit het optreden van omstandigheden waarmee bij het aangaan van de overeenkomst geen rekening is gehouden.

8 Het adviesbureau zal de opdrachtgever bij de totstandkoming van de opdracht een raming van de

opdrachtsom verstrekken. Ten tijde van het overeenkomen van wijzigingen in de opdracht zal het adviesbureau aangeven of en in hoeverre zulks invloed heeft op bedoelde raming. Zodra de

verwachting gerechtvaardigd is dat de laatst verstrekte raming ontoereikend is, zal het adviesbureau de opdrachtgever daarover schriftelijk informeren.

9 Het adviesbureau dient bij een opdracht, die betrekking heeft op de totstandkoming van een object, de

opdrachtgever, ten tijde van de formulering van de opdracht, te attenderen op de CAR-verzekering of vergelijkbare verzekering, die, gelet op de aard en de omvang van het object als een gebruikelijke

verzekering kan worden aangemerkt. 10 Het adviesbureau deelt aan de opdrachtgever mede welke natuurlijke persoon of personen gerechtigd

zijn namens het bureau op te treden, zonodig onder vermelding van de beperkingen van zijn of hun

bevoegdheid. 11 Het adviesbureau dient bij beëindiging van een opdracht die betrekking heeft op de totstandkoming

van een object, de opdrachtgever in het bezit te stellen van alle documenten die van belang zijn voor het beheer en gebruik van dat object.

Artikel 6 Algemene verplichtingen van de opdrachtgever

1 De opdrachtgever moet het adviesbureau tijdig de inlichtingen, gegevens en beslissingen verstrekken, die nodig zijn om de opdracht naar behoren te vervullen en te voltooien.

2 De opdrachtgever moet de door hem aan het adviesbureau verschuldigde bedragen uiterlijk op de daarvoor in de betalingsregeling overeengekomen dan wel de in de declaraties van het adviesbureau

aangegeven tijdstippen voldoen.

3 Indien de opdracht de totstandkoming van een object betreft, verschaft de opdrachtgever het adviesbureau het programma van eisen voor dit object.

4 Indien de opdrachtgever een beschikbare bouwsom heeft, draagt hij er zorg voor dat het programma van eisen daarmee in overeenstemming is.

5 Indien de opdrachtgever wordt gevormd door afzonderlijke personen die voor de verstrekking van de opdracht gezamenlijk optreden, is ieder van hen hoofdelijk aansprakelijk. Onder personen zijn mede

begrepen rechtspersonen. Desgevraagd deelt de opdrachtgever aan het adviesbureau mede welke

Page 12: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

natuurlijke persoon of personen gerechtigd zijn namens hem op te treden, zonodig onder vermelding

van de beperkingen van zijn of hun bevoegdheid.

6 Indien de opdrachtgever bemerkt dat het adviesbureau tekortschiet dan wel op redelijke gronden vermoedt dat het zal tekortschieten in de vervulling van de opdracht - daaronder mede begrepen het

nakomen van overeengekomen termijnen - zal de opdrachtgever het adviesbureau daarop wijzen en zo nodig het adviesbureau, al dan niet voorwaardelijk, schriftelijk in gebreke stellen onder vermelding van

de termijn waarbinnen de gevolgen van de tekortkoming dienen te worden hersteld.

7 In geval van detachering onthoudt de opdrachtgever zich van het in dienst nemen van deze gedetacheerde personen gedurende de looptijd van de detachering en een hieraan gelijke periode

direct na het einde van de detachering met een minimum van drie maanden en een maximum van een jaar.

Artikel 7 Optreden van het adviesbureau als gemachtigde

1 Het adviesbureau treedt op als gemachtigde van de opdrachtgever indien en voor zover de opdrachtgever het adviesbureau daartoe schriftelijk heeft aangewezen. Het ontbreken van een

schriftelijke machtiging kan het adviesbureau niet worden tegengeworpen, indien en voor zover het adviesbureau bewijst dat de opdrachtgever anderszins uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, dan

wel dat het optreden als gemachtigde uit de gegeven omstandigheden of de aard van de opdracht

voortvloeit 2 De opdrachtgever zal indien en voor zover het adviesbureau als gemachtigde is aangewezen, niet

buiten het adviesbureau om orders en aanwijzingen geven aan derden die het object, waarop de opdracht betrekking heeft, uitvoeren of daarvoor leveranties verrichten dan wel op die uitvoering

toezicht houden. Indien de opdrachtgever in een dringend geval desondanks orders of aanwijzingen als hier bedoeld heeft gegeven, zal hij het adviesbureau daarvan onverwijld in kennis stellen. Het

adviesbureau is niet aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van orders en aanwijzingen als

hier bedoeld. 3 Indien en voor zover het adviesbureau in strijd handelt met het in lid 1 bepaalde, komen de nadelige

gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico, behoudens voor zover de opdrachtgever deze handelwijze bekrachtigd heeft of deze handelwijze een gevolg is van het treffen van een noodzakelijke

onmiddellijke voorziening, waarvoor hij de opdrachtgever niet heeft kunnen raadplegen, alsmede

behalve voor zover de uitvoering van de onbevoegd verleende opdracht een verrijking van de opdrachtgever zou meebrengen, waarvan de kosten, mede gelet op het nut van die uitvoering gezien

alle van belang zijnde feiten en omstandigheden, redelijkerwijze niet ten laste van het adviesbureau mogen komen.

Artikel 8 Samenwerking met derden

1 Indien de opdracht met zich brengt, dat het adviesbureau voor de vervulling ervan zijn werkzaamheden moet afstemmen op die van andere door de opdrachtgever ingeschakelde adviesbureaus, architecten

of andere deskundigen, zal de opdrachtgever na overleg met alle betrokkenen vaststellen wie met de coördinatie van de werkzaamheden wordt belast en wat ieders taak in dezen is.

2 De in lid 1 bedoelde coördinatie houdt ten minste in dat de coördinator tijdig in overleg met de

opdrachtgever en de andere opdrachtnemers een tijdschema voor de uitvoering van de in lid 1 bedoelde opdracht vaststelt en dat hij, ingeval van tijdsoverschrijding of andere omstandigheden die

tot vertraging of schade kunnen leiden, onverwijld met hen overleg pleegt en aan hen schriftelijk verslag daarvan doet toekomen.

Artikel 9 Soorten van opdrachten

1 Opdrachten zullen in het algemeen behoren tot een of meer van de volgende vakgebieden: A bouw- en waterbouwkunde

B constructies C technische installaties

Page 13: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

D milieutechnologie

E akoestiek en bouwfysica

F maritiem onderzoek en consultancy G geodesie

H projectmanagement (als afzonderlijke opdracht) J ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer

K kostendeskundigheid (als afzonderlijke opdracht)

De letters waarmee deze vakgebieden zijn aangeduid komen overeen met de aanduiding van de voor het betreffende vakgebied opgestelde bijlage bij deze regeling.

Indien een opdracht (mede) betrekking heeft op andere dan de hier genoemde vakgebieden, zijn de relevante bepalingen van de RVOI-2001 op die opdracht onverkort van toepassing.

2 In het algemeen kunnen opdrachten, mede met het oog op de honorering, in twee hoofdgroepen worden onderscheiden, te weten:

a opdrachten die niet of niet direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming van een

object; b opdrachten die de totstandkoming van een object ten doel hebben.

3 Tot de in lid 2 sub a bedoelde opdrachten worden onder meer gerekend: - theoretische studies;

- experimenteel onderzoek;

- haalbaarheidsstudies; - vooronderzoek ten behoeve van een object;

- opstelling van het programma van eisen voor een object; - grondmechanische, geologische en hydrologische onderzoekingen en adviezen;

- geodetische werkzaamheden; - (onderdelen van) projectmanagement als afzonderlijke opdracht;

- financiële begeleiding van projecten;

- taxaties, schadebeoordelingen, grondverwerving, zakelijke rechten; - opstellen en toepassen van beheerssystemen;

- inspecties en adviezen betreffende het functioneren van installaties; - octrooizaken;

- optreden als bemiddelaar, arbiter of deskundige bij geschillen;

- bijstaan van de opdrachtgever bij geschillen met derden. 4 Bij de opdrachten als bedoeld in lid 2 sub b wordt een aantal fasen onderscheiden nader aangeduid in

artikel 26.

Artikel 10 Advieskosten, betalingen

1. De advieskosten omvatten:

a de honorering van de werkzaamheden van het adviesbureau; b de bijkomende kosten;

c de toezichtkosten. 2 De in lid 1 sub a genoemde honorering wordt bepaald naar één of meer van de volgende

maatstaven:

a op basis van de aan de opdracht bestede tijd, zoals nader omschreven in artikel 19; b op basis van een percentage van de bouwsom, vermeerderd met een vergoeding op

tijdbasis voor nader omschreven werkzaamheden, een en ander als omschreven in artikel 20 lid 1 en 2;

c op basis van een voor het totaal of per onderdeel vast te stellen percentage van de

bouwsom, zoals omschreven in artikel 21; d op basis van een voor het totaal of per onderdeel vast te stellen bedrag, zoals omschreven

in artikel 21; e op basis van enige andere adequate maatstaf.

3 De in lid 1 sub b genoemde bijkomende kosten, zoals omschreven in artikel 22, lid 1, worden bepaald naar één of meer van de volgende maatstaven:

a op basis van de werkelijk gemaakte kosten;

b op basis van een percentage van de bouwsom;

Page 14: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

c op basis van een vast te stellen bedrag;

d op basis van enige andere adequate maatstaf.

4 De in lid 1 sub c genoemde toezichtkosten worden bepaald naar één van de volgende maatstaven: a op basis van de werkelijk gemaakte kosten;

b op basis van een percentage van de bouwsom; c op basis van een vast te stellen bedrag;

d op basis van enige andere adequate maatstaf.

5 Bijeenvoeging van de percentages genoemd in de leden 2 c, 3 b en eventueel 4 b tot één percentage kan in de opdracht plaatsvinden. Bijeenvoeging van de vaste bedragen genoemd in de

leden 2 d, 3 c en eventueel 4 c tot één vast bedrag kan in de opdracht plaatsvinden. 6 Indien de opdracht meebrengt dat werkzaamheden in het buitenland moeten worden verricht,

worden de daaraan verbonden extra advieskosten afzonderlijk met de opdrachtgever overeengekomen.

7 Bij de totstandkoming van de opdracht zal worden overeengekomen naar welke maatstaven de

advieskosten zullen worden berekend. Indien niet uitdrukkelijk anders is overeengekomen, zal de honorering plaatsvinden volgens lid 2 sub a, zullen de bijkomende kosten gedeclareerd worden

volgens lid 3 sub a, en zullen de toezichtkosten gedeclareerd worden volgens lid 4 sub a. 8 Betreft een opdracht verschillende objecten of vakgebieden, dan wordt de honorering voor elk van

deze objecten of vakgebieden afzonderlijk berekend volgens deze regeling, tenzij tevoren anders is

overeengekomen. 9 Indien de opdrachtgever in geval van een opdracht, volgens artikel 9 lid 2 sub b, na goedkeuring

van eerder door het adviesbureau voorgestelde ontwerpen of gedane adviezen, wijzigingen aanbrengt in de eisen die hij aan het object stelt, worden de daardoor nodige werkzaamheden op

basis van de bestede tijd en gemaakte kosten afzonderlijk in rekening gebracht, tenzij uitdrukkelijk anders wordt overeengekomen.

10 De opdrachtsom van het adviesbureau is verschuldigd naar de mate van het verrichten van de uit

de opdracht voortvloeiende werkzaamheden en/of het gereedkomen van de verschillende fasen van de opdracht. In de opdracht dient te zijn geregeld in welke termijnen de honorering door de

opdrachtgever aan het adviesbureau wordt betaald. Indien dit niet is geregeld, wordt maandelijks betaald naar rato van de voortgang van de

werkzaamheden.

11 De door het adviesbureau volgens de opdracht te declareren bedragen worden verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting.

12 De opdrachtgever dient, voor zover niet anders overeengekomen, de verschuldigde bedragen uiterlijk binnen 30 kalenderdagen na indiening van de desbetreffende declaraties te voldoen.

13 Indien de opdrachtgever de juistheid van een onderdeel van een declaratie betwist, is hij niettemin

gehouden tot betaling van het niet betwiste gedeelte. Indien en voor zover het betwiste gedeelte alsnog verschuldigd blijkt, geldt daarvoor de oorspronkelijke vervaldatum.

14 Indien de opdrachtgever de ingevolge de overeenkomst verschuldigde betalingen niet tijdig verricht en de vertraging niet het gevolg is van een omstandigheid waarvoor het adviesbureau

verantwoordelijk is, heeft, met ingang van de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, het adviesbureau aanspraak op vergoeding van rente tegen het wettelijk

rentepercentage.

15 Indien na verloop van vier weken sedert de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten geschieden, deze nog niet heeft plaatsgevonden, wordt het in lid 14 bepaalde percentage na het

verstrijken van die termijn met 3 verhoogd, mits de opdrachtgever hierop voordien schriftelijk door het adviesbureau gewezen is. Met terzijdestelling van artikel 6:119, lid 2 BW zal de rentevordering

van het adviesbureau zelf nimmer rente dragen.

16 De buitengerechtelijke kosten, gemaakt in verband met te late betalingen van een declaratie zijn voor rekening van de opdrachtgever.

Artikel 11 Tussentijdse opzegging van de opdracht door de opdrachtgever

1 De opdrachtgever kan de opdracht tussentijds opzeggen. De opdrachtgever dient ook in dat geval

het auteursrecht van het adviesbureau ten volle te eerbiedigen in overeenstemming met het

bepaalde in artikel 17.

Page 15: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

2 Ingeval van opzegging van de opdracht als in lid 1 bedoeld, is de opdrachtgever verplicht het

adviesbureau te vergoeden:

- de honorering naar de stand van de werkzaamheden; - de bijkomende kosten;

- de toezichtkosten; - de kosten voortvloeiend uit de eventueel door het adviesbureau voor de vervulling van de

opdracht reeds in redelijkheid aangegane verbintenissen met derden.

3 Bovendien betaalt de opdrachtgever, tenzij deze een consument is, 10% van het resterende deel van de opdrachtsom die de opdrachtgever verschuldigd zou zijn geweest bij volledige vervulling van

de opdracht. Niettemin kan, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, het adviesbureau vergoeding van zijn werkelijke schade als gevolg van de tussentijdse opzegging eisen, respectievelijk de

opdrachtgever een beperking tot die werkelijke schade verlangen, indien die schade meer dan 150%, respectievelijk minder dan 50% bedraagt van het zojuist bedoelde 10%-forfait. De

verplichtingen van dit derde lid gelden niet, indien de opdracht tussentijds beëindigd wordt wegens

een aan het adviesbureau toe te rekenen grond voor ontbinding, vernietiging of gewichtige reden.

Artikel 12 Tussentijdse beëindiging van de opdracht door het adviesbureau

1 Het adviesbureau kan de opdracht ontbinden ingeval van eigen overmacht en ingeval van een

toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever. Voorts kan het adviesbureau de opdracht tussentijds opzeggen wegens gewichtige redenen. De opdrachtgever dient ook in dat geval het

auteursrecht van het adviesbureau ten volle te eerbiedigen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 17.

2 Het adviesbureau is niettemin gehouden de schade voor de opdrachtgever als gevolg van die beëindiging te beperken, indien en voor zover dat van hem in de gegeven omstandigheden

redelijkerwijze gevergd mag worden, gelet op onder meer het verhaal voor de daaraan verbonden

kosten en de grond voor de beëindiging. 3 De opdrachtgever is verplicht het adviesbureau te vergoeden:

- de honorering naar de stand van de werkzaamheden; - de bijkomende kosten;

- de toezichtkosten;

- de kosten voortvloeiend uit de eventueel door het adviesbureau voor de vervulling van de opdracht reeds in redelijkheid aangegane verbintenissen met derden.

4 Indien de opdracht door het adviesbureau wordt beëindigd wegens een toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever of wegens van diens zijde bijgebrachte gewichtige redenen, heeft het

adviesbureau bovendien het recht om zijn daardoor geleden schade op de opdrachtgever te

verhalen, of - naar keuze van het adviesbureau - een vergoeding te eisen volgens maatstaf van artikel 11 lid 3.

Artikel 13 Ontbinding wegens faillissement en surséance van betaling

1 Ingeval de opdrachtgever in staat van faillissement wordt verklaard, is het adviesbureau bevoegd de

curator te sommeren binnen redelijke termijn te verklaren of hij bereid is de overeenkomst gestand

te doen, onder zekerheidstelling voor de juiste nakoming van de overeenkomst. Indien de curator niet binnen de gestelde redelijke termijn verklaart bereid te zijn de overeenkomst gestand te doen,

kan de curator zijnerzijds geen nakoming van de overeenkomst meer vorderen. Ingeval van verlening van surséance van betaling aan de opdrachtgever, is het in dit lid bepaalde

van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor "de curator" wordt gelezen "de

opdrachtgever en de bewindvoerder". Indien het adviesbureau de overeenkomst ontbindt wegens faillissement of surséance van betaling

van de opdrachtgever, is het in artikel 12 bepaalde van toepassing. 2 Ingeval het adviesbureau in staat van faillissement wordt verklaard, is de opdrachtgever bevoegd de

curator te sommeren binnen redelijke termijn te verklaren, of hij bereid is de overeenkomst gestand te doen, onder zekerheidstelling voor de juiste nakoming van de overeenkomst.

Page 16: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Indien de curator niet binnen de gestelde redelijke termijn verklaart bereid te zijn de overeenkomst

gestand te doen, kan de curator zijnerzijds geen nakoming van de overeenkomst meer vorderen.

Ingeval van verlening van surséance van betaling aan het adviesbureau is het in dit lid bepaalde van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat voor "de curator" wordt gelezen "het

adviesbureau en de bewindvoerder". Indien de opdrachtgever de overeenkomst ontbindt wegens faillissement of surséance van betaling

van het adviesbureau, is het in artikel 11 bepaalde van toepassing.

Artikel 14 Overlijden of ontbinding

1 De aan het adviesbureau gegeven opdracht eindigt niet door het overlijden van de opdrachtgever,

tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen in welk geval de opdracht eerst eindigt op het tijdstip waarop het overlijden aan het adviesbureau ter kennis is gekomen.

2 Ingeval de opdrachtgever een rechtspersoon is of een vennootschap onder firma of een maatschap,

brengt een besluit tot ontbinding, alsook het verlies van de rechtspersoonlijkheid, mee dat de opdracht als beëindigd wordt beschouwd op het moment dat het intreden van een van deze

gebeurtenissen aan het adviesbureau ter kennis is gebracht. In dit geval is het in artikel 11 bepaalde van overeenkomstige toepassing.

3 Indien de opdracht met het oog op een bepaalde natuurlijke persoon als adviseur is verleend en

deze ook feitelijk met de uitvoering daarvan is belast, zal diens al dan niet duurzame geestelijke of lichamelijke invaliditeit een beroep op overmacht wettigen van het adviesbureau. In dat geval, net

als bij het overlijden van die adviseur, heeft elke partij - mits na behoorlijk overleg - het recht de opdracht op te zeggen, indien en voor zover die partij gezien de aard en het stadium van de

opdracht en gelet op de wijze van voortzetting van de adviespraktijk aan genoemde omstandigheden een redelijk belang om op te zeggen kan ontlenen. Ingeval van een beëindiging op

deze grond is het in artikel 11 respectievelijk artikel 12 bepaalde van overeenkomstige toepassing.

4 Ingeval het adviesbureau een rechtspersoon is of een samenwerkingsverband van personen, al dan niet rechtspersonen, heeft, bij een besluit tot ontbinding ervan, elke partij - mits na behoorlijk

overleg - het recht de opdracht op te zeggen, indien en voor zover die partij gezien de aard en het stadium van de opdracht en gelet op de wijze van voortzetting van de adviespraktijk aan genoemde

omstandigheden een redelijk belang om op te zeggen kan ontlenen. Ingeval van een beëindiging op

deze grond is het in artikel 11 respectievelijk artikel 12 bepaalde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Onderbreking opdracht

1 De opdrachtgever kan het adviesbureau gelasten de opdracht te onderbreken. De opdrachtgever is

verplicht het adviesbureau dit schriftelijk kenbaar te maken. 2 Ingeval van onderbreking van de opdracht is de opdrachtgever verplicht het adviesbureau te

vergoeden: - de honorering naar de stand van de werkzaamheden;

- de bijkomende kosten; - de toezichtkosten;

- de kosten voortvloeiend uit de eventueel door het adviesbureau voor de vervulling van de

opdracht reeds in redelijkheid aangegane verbintenissen met derden. Daarnaast is het adviesbureau, gerechtigd vergoeding van zijn schade, die het door de onderbreking

lijdt, van de opdrachtgever - mits geen consument - te vorderen, onverminderd de gehoudenheid van het adviesbureau, die schade zoveel mogelijk te beperken.

3 Wanneer de opdracht later voortgang vindt, zullen de extra werkzaamheden die uit het opnieuw

starten van de werkzaamheden voor het adviesbureau voortvloeien door de opdrachtgever worden vergoed op basis van bestede tijd, gemaakte kosten en gemaakte toezichtkosten.

De opdrachtgever en het adviesbureau zullen overleggen of de bepalingen van de opdracht aan de nieuwe situatie moeten worden aangepast.

4 Het bepaalde in de leden 2 en 3 van dit artikel is eveneens van toepassing indien het adviesbureau, als gevolg van niet aan het adviesbureau toe te rekenen omstandigheden, gedwongen is de

Page 17: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

werkzaamheden te onderbreken en het adviesbureau tevens voldaan heeft aan de inlichtingenplicht

zoals bedoeld in artikel 5 lid 7.

5 Ingeval van een langere onderbreking dan 2 jaar zijn partijen verplicht met elkaar in overleg te treden met het oog op een beëindiging van de opdracht overeenkomstig het bepaalde in artikel 11

respectievelijk artikel 12.

Artikel 16 Aansprakelijkheid van het adviesbureau

1 Een tekortkoming van het adviesbureau jegens de opdrachtgever is toerekenbaar indien het

adviesbureau: a bij de uitvoering van de opdracht tekortschiet op een wijze, die een goed, met de voor de

opdracht vereiste vakkennis en middelen uitgerust en zorgvuldig handelend adviesbureau had kunnen en moeten vermijden, en

b nadat het door de opdrachtgever schriftelijk in gebreke is gesteld en daarbij gesommeerd

om de gevolgen van de tekortkoming binnen een redelijke termijn te herstellen en c aan deze sommatie niet of niet tijdig heeft voldaan.

2 In geval van een toerekenbare tekortkoming is het adviesbureau slechts aansprakelijk voor vergoeding van schade bestaande uit:

a de noodzakelijke kosten van de aanpassing van het ontwerp, de studie of de rapportage

indien en voor zover deze kosten voor rekening van de opdrachtgever zijn gekomen; b de kosten van het herstel van gebreken en van de door die gebreken rechtstreeks

veroorzaakte schade; c de in redelijkheid gemaakte en door de opdrachtgever vergoede kosten van andere bij het

project of de realisatie van het object betrokken contractanten van de opdrachtgever, indien en voor zover deze kosten een rechtstreeks gevolg zijn van de de toerekenbare

tekortkoming van het adviesbureau.

3 In de in lid 2 bedoelde kosten zijn nimmer begrepen kosten die in de bouwsom zouden zijn begrepen als de opdracht van de aanvang af goed zou zijn uitgevoerd. Tot de rechtstreekse schade

behoren in geen geval: bedrijfsschade, omzetderving, waardevermindering van producten en vergelijkbare schaden.

4 Voor vergoeding van andere schade dan onder 2 a, b of c genoemd, is het adviesbureau slechts

aansprakelijk, indien en voor zover de tekortkoming te wijten is aan eigen opzet of grove onzorgvuldigheid van het adviesbureau.

5 a De, in totaal op grond van het in de leden 1 en 2 onder b en c bepaalde door het adviesbureau te vergoeden schade is beperkt tot het bedrag van de opdrachtsom, echter

met een maximum van 1 miljoen euro.

b In afwijking van het bepaalde in de vorige alinea is het adviesbureau, voor opdrachten welke gerekend kunnen worden tot de vakgebieden bouw- en waterbouwkunde,

constructies en technische installaties, zoals genoemd in artikel 9, lid 1 A tot en met C, waarvan de opdrachtsom minder dan 90.000 euro beloopt en die alle fasen, genoemd in

artikel 26 onder 1.2 t/m 1.7 omvatten, gehouden de geleden schade te vergoeden tot een maximum van 90.000 euro.

6 Indien de opdrachtgever consument is, is het bepaalde in de leden 2 t/m 5 van overeenkomstige

toepassing, tenzij deze beperkingen als onredelijk bezwarend kunnen worden aangemerkt. 7 Het recht van de opdrachtgever op schadevergoeding vermindert niet diens verplichtingen te

betalen conform de opdracht. 8 Indien toekenning van de in de voorgaande leden bedoelde schadevergoeding in de gegeven

omstandigheden, waaronder de bijzondere technische aspecten, de relatieve omvang van de

opdracht binnen een project, de aard en ernst van de tekortkoming en de draagkracht van partijen, tot voor het adviesbureau kennelijk onaanvaardbare gevolgen zou leiden, kan het scheidsgerecht,

als bedoeld in artikel 18, die schadevergoeding matigen. Leidt toekenning van de in de voorafgaande leden bedoelde schadevergoeding in een bijzonder geval tot kennelijk

onaanvaardbare gevolgen voor de opdrachtgever, dan kan het scheidsgerecht binnen de wettelijke grenzen een hogere schadevergoeding vaststellen, mits de tekortkoming van het adviesbureau aan

diens eigen opzet of grove onzorgvuldigheid te wijten is en de opdrachtgever deze schade niet

geheel of gedeeltelijk elders kan verhalen of had kunnen verhalen.

Page 18: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

9 Onverminderd het in de voorgaande leden bepaalde, is het adviesbureau bij opdrachten die

betrekking hebben op de totstandkoming van een object, alleen aansprakelijk voor schaden die niet

worden gedekt onder een gebruikelijke CAR-verzekering of daarmee gelijk te stellen andere verzekering(en). Deze bepaling geldt alleen indien het adviesbureau zijn verplichting als bedoeld in

artikel 5 lid 9 is nagekomen. 10 Indien bij een opdracht betrekking hebbende op de totstandkoming van een object niet alle fasen -

genoemd in artikel 26 - aan het adviesbureau zijn opgedragen, is het adviesbureau niet

aansprakelijk voor fouten of tekortkomingen in de niet aan het adviesbureau opgedragen fasen en de daaraan ontleende gegevens. Hetzelfde geldt voor overige door of namens de opdrachtgever

aangeleverde gegevens. Het adviesbureau is evenmin aansprakelijk voor fouten of tekortkomingen, die ontstaan bij de verwerking, aanvulling of wijziging van door het adviesbureau verstrekte

gegevens door de opdrachtgever of in diens opdracht door derden. 11 De bevoegdheid van de opdrachtgever zich op een tekortkoming van het adviesbureau te beroepen,

vervalt indien de opdrachtgever niet binnen bekwame tijd nadat hij de tekortkoming heeft ontdekt

of redelijkerwijze had moeten ontdekken, schriftelijk en met redenen omkleed bij het adviesbureau ter zake heeft geprotesteerd. Bedoelde bevoegdheid vervalt in elk geval indien zodanig protest niet

uiterlijk binnen vijf jaar, te rekenen vanaf de beëindiging van de opdracht, op de hiervoor vermelde wijze is gedaan. Ieder vorderingsrecht ter zake vervalt, indien niet uiterlijk binnen twee jaar na dit

protest de rechtsvordering aanhangig is gemaakt.

12 Onverminderd het bepaalde in de voorafgaande leden, is het adviesbureau jegens de opdrachtgever alleen aansprakelijk voor schending van rechtsvoorschriften, inbreuk op rechten dan wel op

rechtens beschermde belangen van derden, indien deze voorschriften, rechten of belangen algemeen bekend zijn bij op het desbetreffende vakgebied werkzame adviesbureaus of wanneer de

opdrachtgever het adviesbureau uitdrukkelijk op het bestaan van zodanige voorschriften of rechten heeft gewezen, dan wel het adviesbureau ter zake een onderzoek heeft opgedragen.

Schadevergoedingen die voortvloeien uit de in dit lid omschreven aansprakelijkheid zijn begrepen in

het totaal te vergoeden bedrag zoals omschreven in lid 5 van dit artikel. Wordt het adviesbureau zelf ter zake van een schending of inbreuk, als hier bedoeld, door derden

aangesproken, dan is de opdrachtgever op overeenkomstige wijze gehouden het adviesbureau te vrijwaren en schadeloos te stellen.

13 In geval van detachering is het adviesbureau met inachtneming van het overige in dit artikel

bepaalde slechts verantwoordelijk voor het beschikbaar zijn van de gedetacheerde perso(o)n(en) met de overeengekomen kwaliteit voor de overeengekomen periode.

Behoudens het bepaalde in de vorige alinea is het adviesbureau niet aansprakelijk voor vergoeding van schade van de opdrachtgever of derden (mede)veroorzaakt door de gedetacheerde.

De opdrachtgever is aansprakelijk voor en vrijwaart het adviesbureau ter zake van vorderingen tot

vergoeding van schade van derden veroorzaakt door de gedetacheerde.

Artikel 17 Eigendom en gebruik van documenten - Auteursrecht - Octrooien

1 De door het adviesbureau aan de opdrachtgever afgegeven documenten worden eigendom van de opdrachtgever en mogen door hem voor het doel waarvoor zij zijn vervaardigd, worden gebruikt,

echter onder voorwaarde dat de opdrachtgever aan zijn financiële verplichtingen jegens het

adviesbureau heeft voldaan. 2 Het adviesbureau verstrekt derden geen specifiek projectgebonden gegevens en bescheiden en

onthoudt zich van publieke uitingen over het project zonder voorafgaande toestemming van de opdrachtgever.

3 Het is de opdrachtgever niet toegestaan een object, uitgevoerd naar het tot stand gebrachte

ontwerp van het adviesbureau - al dan niet ingeval van uitbreiding - geheel of in onderdelen daarvan in herhaling uit te voeren, zonder uitdrukkelijke toestemming van het adviesbureau; het

adviesbureau is bevoegd aan het geven van die toestemming voorwaarden te verbinden, waaronder het betalen van een vergoeding aan het adviesbureau.

4 Het auteursrecht inzake afgegeven documenten, genoemd in lid 1, alsmede dat inzake het ontwerp genoemd in lid 3 blijft berusten bij het adviesbureau.

5 Onverminderd het in lid 4 van dit artikel vermelde auteursrecht van het adviesbureau voor het

overige, heeft de opdrachtgever het recht het in de opdracht omschreven object naar het ontwerp

Page 19: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

van het adviesbureau tot stand te brengen, zonder tussenkomst en goedkeuring van het

adviesbureau indien:

a de opdracht is beëindigd wegens een toerekenbare tekortkoming van het adviesbureau of wegens de gronden genoemd in artikel 14 leden 3 en 4, of

b het adviesbureau de opdracht beëindigt op andere gronden dan een toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever, of een door deze gegeven gewichtige reden, of

c het adviesbureau de opdracht beëindigt op grond van een toerekenbare tekortkoming van

de opdrachtgever, nadat het object op grondslag van het ontwerp, de tekeningen en andere werken van het adviesbureau ter realisering aan de aannemer was opgedragen, onder de

voorwaarde dat de opdrachtgever aan het adviesbureau een in onderling overleg te bepalen vergoeding wegens auteursrechten zal hebben betaald.

6 Het adviesbureau geldt in de zin van de Eenvormige Beneluxwet inzake Tekeningen en Modellen als de ontwerper van de tekeningen en modellen die het in het kader van de opdracht heeft

vervaardigd. Het adviesbureau heeft bij uitsluiting het recht deze tekeningen en modellen te

deponeren bij het in die Wet bedoelde Bureau. Het ten aanzien van auteursrechten bepaalde is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de aan zo'n depot te ontlenen rechten.

7 Gegevens en bescheiden door of namens de opdrachtgever aan het adviesbureau ter hand gesteld of bekend gemaakt, mogen door het adviesbureau niet aan derden bekend gemaakt worden,

behoudens uitdrukkelijke toestemming van de opdrachtgever.

Als zodanige gegevens en bescheiden worden ook beschouwd de van derden afkomstige resultaten van berekeningen, onderzoekingen, beproevingen en beschouwingen die geheel door de

opdrachtgever bekostigd zijn. Deze verplichting geldt niet voor gegevens en bescheiden, die algemeen bekend of voor het publiek toegankelijk zijn of die bekend worden zonder dat het

adviesbureau daarvan een verwijt te maken is. 8 De opdrachtgever zal het adviesbureau niet belemmeren in het aan derden ter beschikking stellen

van zijn kennis, tenzij deze kennis bestaat uit bedrijfsgeheimen van de opdrachtgever of onderdeel

vormt van een vinding, ten aanzien waarvan een octrooiaanvraag is geschied met inachtneming van het gestelde in lid 9.

9 a Het adviesbureau is verplicht om, naar zijn mening voor octrooiverlening vatbare vindingen, ontstaan tijdens en door de uitvoering van de opdracht, onverwijld onder de aandacht van

de opdrachtgever te brengen.

b Indien een zodanige vinding is ontstaan door uitwisseling van kennis tussen de opdrachtgever en het adviesbureau, heeft de opdrachtgever het recht op zijn naam en voor

zijn rekening octrooi op die vinding aan te vragen. De opdrachtgever stelt het adviesbureau van zijn besluit daartoe onverwijld in kennis.Het adviesbureau is desgevraagd verplicht de

opdrachtgever bij de behandeling van de aanvraag assistentie te verlenen. De daaruit voor

het adviesbureau voortvloeiende werkzaamheden zullen op basis van bestede tijd vergoed worden.

c Als de opdrachtgever een octrooi als bedoeld in dit lid verkrijgt, verleent hij om niet aan het adviesbureau een in beginsel niet overdraagbare licentie op die vinding.

Bij concrete toepassing van de licentie zal het adviesbureau toestemming aan de opdrachtgever vragen, welke toestemming slechts kan worden geweigerd indien de

opdrachtgever tegenstrijdige belangen met zijn bedrijf kan aantonen.

d Indien de opdrachtgever van het in lid 9 b genoemde recht geen gebruik maakt, heeft het adviesbureau het recht op zijn naam en voor zijn rekening octrooi voor die vinding aan te

vragen, een en ander met inachtneming van het in lid 7 van dit artikel gestelde. Het adviesbureau stelt de opdrachtgever van zijn besluit daartoe onverwijld in kennis.

e Als het adviesbureau een octrooi, als bedoeld in lid 9 d, verkrijgt, verleent hij om niet aan de

opdrachtgever een in beginsel niet overdraagbare licentie deze vinding in de huidige bedrijfsvoering van de opdrachtgever toe te passen.

Artikel 18 Geschillen

1 Verschillen van mening tussen de opdrachtgever en het adviesbureau zullen zoveel mogelijk langs

minnelijke weg worden opgelost. Indien een verschil van mening niet langs minnelijke weg is

opgelost, wordt geacht een geschil te bestaan.

Page 20: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

2 Alle geschillen, daaronder begrepen die welke door slechts één der partijen als zodanig worden

beschouwd, welke tussen de opdrachtgever en het adviesbureau mochten ontstaan in verband met

de opdracht of enige overeenkomst die daarvan een uitvloeisel is, zullen met uitsluiting van de gewone rechter uitsluitend en in hoogste instantie worden beslecht door arbitrage overeenkomstig

het Reglement van de Commissie van Geschillen, vastgesteld door het Hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, zie bijlage I en zoals dat reglement ter griffie van de

Arrondissementsrechtbank te Den Haag zal zijn gedeponeerd op de dag waarop het geschil

aanhangig wordt gemaakt. 3 Een overeenkomstig lid 2 van dit artikel en het aldaar genoemde Reglement benoemd

scheidsgerecht oordeelt als goede man(nen) naar billijkheid. 4 Waar in dit artikel wordt gesproken van de opdrachtgever respectievelijk het adviesbureau worden

rechtverkrijgenden van de opdrachtgever respectievelijk het adviesbureau daaronder begrepen. 5 In afwijking van het bepaalde in lid 2 staat het de eisende partij vrij een geding dat valt binnen de

competentie van de kantonrechter, bij deze aanhangig te maken.

6 Indien partijen beslechting bij wege van bindend advies zijn overeengekomen, geeft de Commissie van Geschillen een bindend advies.

Page 21: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

HOOFDSTUK II - ADVIESKOSTEN

Artikel 19 Honorering bij opdrachten op basis van bestede tijd (artikel 10 lid 2 sub a)

1 De honorering wordt berekend door de aan de opdracht bestede tijd te vermenigvuldigen met een

tarief per tijdseenheid.

2 Onder bestede tijd wordt verstaan het totaal van alle uren die rechtstreeks zijn besteed aan het vervullen van de opdracht en de reistijd die voor de vervulling van de opdracht noodzakelijk is.

3 De tarieven per tijdseenheid, naar persoon, functie of groep, worden zoveel mogelijk in de opdrachtbrief bepaald of omschreven.

Artikel 20 Honorering bij opdrachten op basis van een percentage van de bouwsom van

het object, vermeerderd met een vergoeding op basis van bestede tijd voor in

de bijlagen nader omschreven werkzaamheden (artikel 10 lid 2 sub b)

1 Honorering op basis van percentage van de bouwsom. a Naast de in dit lid 1 omschreven honorering dient een vergoeding voor bepaalde

werkzaamheden op tijdbasis als omschreven in lid 2 van dit artikel te worden voldaan.

b In de opdrachtbrief dient beschreven te zijn welke objectdelen in de voor de honorering geldende bouwsom per vakgebied zullen zijn begrepen.

c In de opdrachtbrief dient het percentage van de bouwsom te zijn bepaald. d Het percentage van de bouwsom is te ontlenen aan de tabellen, die zijn gebaseerd op

advieswerkzaamheden en objecten binnen Nederland. Deze tabellen zijn per vakgebied in de bij deze regeling behorende bijlagen van Hoofdstuk III opgenomen.

e In de afzonderlijke fasen voorafgaande aan de uitvoering van het object wordt de bouwsom

van een object gebaseerd op de door het adviesbureau opgestelde en door de opdrachtgever goedgekeurde raming of begroting voor het object, de omzetbelasting daarin

niet begrepen. f In de fasen tijdens en na de uitvoering van het object wordt de bouwsom van het object

gebaseerd op het totaal van aannemingssommen per vakgebied en meerwerk, de

omzetbelasting daarin niet begrepen. g Het gedeelte van de honorering dat aan de afzonderlijke fase wordt toegerekend, wordt

ontleend aan de in de bijlagen bij Hoofdstuk III vermelde norm. Wanneer een fase is voltooid, wordt de aan die fase toe te rekenen honorering definitief vastgesteld.

h Wijzigingen in het object, die aanleiding zijn tot uitbreiding of vermindering van de

opdracht, zijn aanleiding tot verrekening. i Heeft de opdracht betrekking op veranderingen aan een bestaand object, dan wordt de

honorering verhoogd in overeenstemming met de meer bestede tijd die het adviesbureau hieraan in verhouding tot de kosten van de veranderingen moet besteden.

j Wordt het object in regie uitgevoerd, dan worden de werkzaamheden in de aanbesteding- en volgende fasen gerekend als opdrachten van zeer bijzondere aard of betekenis. Voor de

honorering wordt verwezen naar de bijlagen van Hoofdstuk III.

k Wordt het object in eigen beheer door de opdrachtgever uitgevoerd, dan wordt de honorering berekend op grond van een begroting als ware het object normaal aanbesteed

en verhoogd in overeenstemming met meer bemoeiingen van het adviesbureau. l Indien gebruik wordt gemaakt van of wordt gerekend op het gebruik van materialen of

onderdelen die door of vanwege de opdrachtgever ter beschikking worden gesteld, ofwel

van oude materialen of onderdelen, wordt voor de berekening van de honorering de bouwsom verhoogd met de waarde van die materialen en onderdelen die in dit verband

gelijk gesteld wordt aan de kosten van de overeenkomstige nieuwe materialen en onderdelen volgens de prijs van de dag.

Page 22: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

m Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd in bouwteamverband en aan het

adviesbureau de leiding en coördinatie van het bouwteam wordt opgedragen, wordt de

honorering aan het adviesbureau verhoogd in overeenstemming met de meer bestede tijd. 2 Vergoeding werkzaamheden op tijdbasis als toevoeging op de honorering van artikel 20, lid 1.

Voor de nader in de bijlagen bij Hoofdstuk III beschreven werkzaamheden wordt, naast de honorering genoemd in lid 1, een vergoeding in rekening gebracht, gebaseerd op bestede tijd

conform artikel 19.

Artikel 21 Honorering op basis van een voor het totaal of objectdeel vast te stellen

percentage van de bouwsom van het object (artikel 10 lid 2 sub c) of vast te stellen bedrag (artikel 10 lid 2 sub d)

1 In de opdrachtbrief wordt het overeengekomen percentage of het overeengekomen bedrag

vastgelegd. Tevens worden in de opdrachtbrief beschreven de omvang van het project, de

werkzaamheden van het adviesbureau, waarvan de omschrijving ontleend kan worden aan de bijlagen van Hoofdstuk III, alsmede het tijdschema, zonodig ingedeeld naar fasen.

2 De honorering is gebaseerd op door het adviesbureau in Nederland te verrichten werkzaamheden. 3 Indien echter bepaalde werkzaamheden in het buitenland moeten worden verricht, wordt de

honorering daarvan afzonderlijk met de opdrachtgever overeengekomen.

4 Bij honorering op percentagebasis geldt voor de bouwsom het volgende: a in de opdrachtbrief dient beschreven te zijn welke objectdelen in de voor de honorering

geldende bouwsom per vakgebied zullen zijn begrepen; b in de fasen voorafgaande aan de uitvoering van het object wordt de bouwsom van een

object gebaseerd op de in die fase door het adviesbureau opgestelde en door de opdrachtgever goedgekeurde raming of begroting voor het object, de omzetbelasting daarin

niet begrepen;

c in de fasen tijdens en na de uitvoering van het object wordt de bouwsom van het object gebaseerd op het totaal van aannemingssommen per vakgebied en meerwerk, de

omzetbelasting daarin niet begrepen; d wordt het object in eigen beheer door de opdrachtgever uitgevoerd, dan wordt de

honorering berekend op grond van een begroting als ware het object normaal aanbesteed

en verhoogd in overeenstemming met meer bemoeiingen van het adviesbureau; e indien gebruik wordt gemaakt van of wordt gerekend op het gebruik van materialen of

onderdelen die door of vanwege de opdrachtgever ter beschikking worden gesteld, ofwel van oude materialen of onderdelen, wordt voor de berekening van de honorering de

bouwsom verhoogd met de waarde van die materialen en onderdelen die in dit verband

gelijk gesteld wordt aan de kosten van de overeenkomstige nieuwe materialen en onderdelen volgens de prijs van de dag.

5 Wijzigingen in het object, die aanleiding zijn tot uitbreiding of vermindering van de opdracht, zijn aanleiding tot verrekening.

Artikel 22 Bijkomende kosten

1 De volgende bijkomende kosten zijn declarabel volgens één van de maatstaven, genoemd in artikel 10 lid 3.

a de ten behoeve van de opdracht gemaakte reis- en verblijfkosten; b de kosten samenhangend met het keuren van materialen, constructies en installaties,

alsmede de kosten samenhangend met andere eenvoudige beproevingen of analyses;

c de kosten van het vermenigvuldigen van overeenkomsten, bestekken, tekeningen, berekeningen, rapporten e.d.;

d de kosten van aankondigingen per advertentie, porti, telecommunicatie, registratie, kadastrale kosten en andere verschotten;

e de kosten van het gebruik van instrumenten die door het adviesbureau bij metingen en proefnemingen ter beschikking worden gesteld;

f andere in de opdracht vastgelegde kosten niet zijnde toezichtkosten.

Page 23: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

2 De kosten van door het adviesbureau ingeschakelde externe deskundigen en of van onderzoekingen

door specialistische instituten zijn slechts declarabel indien dit met de opdrachtgever vooraf

overeengekomen is.

Artikel 23 Ten behoeve van het object gemaakte toezichtkosten (artikel 10 lid 4)

1 Het adviesbureau heeft de verplichting tijdig voor de aanvang van de totstandkoming van het object

met de opdrachtgever overleg te plegen over de omvang van het toezicht gedurende die totstandkoming.

2 De kosten van het toezicht zijn declarabel volgens één van de maatstaven genoemd in artikel 10 lid 4.

Page 24: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

HOOFDSTUK III - OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET ADVIESBUREAU

Artikel 24 Algemeen

De werkzaamheden van het adviesbureau vallen uiteen in twee categorieën, te weten:

1 Werkzaamheden die niet of niet direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming van een

object. Deze vloeien voort uit een opdracht als bedoeld in artikel 9 lid 2 sub a.; 2 Werkzaamheden die de totstandkoming van een object ten doel hebben. Deze vloeien voort uit een

opdracht als bedoeld in artikel 9 lid 2 sub b.

Artikel 25 Werkzaamheden die niet of niet direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming van een object (artikel 9 lid 2 sub a)

1 Aard en omvang van de door het adviesbureau te verrichten werkzaamheden worden in de opdracht omschreven.

2 Het tijdsbestek waarbinnen de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd wordt eveneens in de opdracht omschreven.

3 Indien gedurende de opdrachtvervulling blijkt dat de omvang van de volgens lid 2 overeengekomen

werkzaamheden dient te worden uitgebreid, dan behoeft deze uitbreiding de voorafgaande goedkeuring van de opdrachtgever.

4 De honorering van de werkzaamheden vindt, zo niet anders is overeengekomen, plaats op basis van bestede tijd (artikel 10 lid 2 sub a). De gemaakte kosten worden, zo niet anders is

overeengekomen, door het adviesbureau gedeclareerd volgens artikel 10 lid 3 sub a.

Artikel 26 Werkzaamheden die de totstandkoming van een object ten doel hebben

(artikel 9 lid 2 sub b)

1 Verdeling van de werkzaamheden in fasen. De werkzaamheden die betrekking hebben op de totstandkoming van een object kunnen worden onderscheiden in de volgende fasen.

1.1 Onderzoek Dit beoogt te komen tot principebeslissingen op het gebied van bijvoorbeeld:

- beleid; - haalbaarheid;

- vestiging;

- milieu-effect; - maatschappelijke acceptatie.

De resultaten worden vastgelegd in een rapport dat kan dienen als uitgangspunt voor het door of namens de opdrachtgever op te stellen programma van eisen.

1.2 Voorontwerp In het voorontwerp worden, uitgaande van het programma van eisen, schetsmatige

ontwerptekeningen, principeschema's en globale technische resp. systeembeschrijvingen gemaakt,

ten einde de opdrachtgever een indruk te geven van de aard, omvang, bouwsom en exploitatiekosten en realisatietijd van het object.

1.3 Definitief ontwerp Het definitief ontwerp is de vastlegging van de hoofdafmetingen en belangrijkste materialen en

apparaten van het door de opdrachtgever goedgekeurde voorontwerp door middel van tekeningen,

berekeningen en specificaties, opdat een duidelijk beeld ontstaat van de aard, de omvang, de bouwsom en exploitatiekosten, de realisatietijd.

1.4 Bestek Het bestek is de vastlegging naar plaats, omvang, materiaal en kwaliteit van het tot stand te

brengen object.

Page 25: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Tevens omvat het de administratieve voorwaarden en de overige voorwaarden. Het bestek dient ter

verkrijging van prijsopgaven van de inschrijvers en het vormt een van de contractstukken in de

overeenkomst met de aannemer/leverancier. De opdrachtgever ontvangt van het adviesbureau de begroting op basis van het bestek.

1.5 Prijs- en contractvorming: a aanbesteding is het in overleg met de opdrachtgever houden van een inschrijving op het

object ter verkrijging van prijsopgaven van inschrijvers;

Op basis van de inschrijvingen wordt een gunningsadvies uitgebracht aan de opdrachtgever opdat tot de opdrachtverlening aan de aannemer/leverancier kan worden overgegaan;

b ingeval wordt volstaan met het vragen van een prijsopgave van één aannemer/leverancier wordt deze prijs beoordeeld door het adviesbureau aan de hand van zijn begroting en

worden zonodig onderhandelingen gevoerd; c indien het contract op andere dan de onder a of b aangegeven wijze tot stand komt,

worden de werkzaamheden van het adviesbureau per geval geregeld.

1.6 Detaillering Hieronder wordt verstaan het in een zodanig gedetailleerde vorm uitwerken van het bestek, dat aan

de hand hiervan het object tot stand kan worden gebracht. 1.7 Realisatiefase

Het namens de opdrachtgever, erop toezien dat het object tot stand komt naar de eisen van het

bestek en volgens eventuele nadere wensen van de opdrachtgever, mede op basis van waarnemingen en verslagen van toezichthoudend personeel.

1.8 Oplevering Het ten behoeve van de oplevering vaststellen of de aannemer/leverancier heeft voldaan aan zijn

verplichtingen, voortvloeiende uit de overeenkomst van aanneming van werk. Voorts wordt advies uitgebracht over de eindafrekening bij oplevering, alsmede over de overdracht

van het object of delen daarvan.

1.9 Onderhouds-/garantietermijn Binnen de onderhouds-/garantietermijn verzorgt het adviesbureau het toezicht op het herstellen van

de bij de oplevering geconstateerde en gedurende de onderhouds- of garantieperiode ontstane gebreken.

Indien het adviesbureau gedurende de fasen, vermeld onder 1.7, 1,8 en 1.9 optreedt als

gemachtigde van de opdrachtgever, worden de daarbij omschreven werkzaamheden aangeduid als directievoering.

2 Omschrijving van de advieswerkzaamheden per fase per vakgebied. Een gedetailleerde omschrijving van de werkzaamheden die door het adviesbureau in ieder van de

in lid 1 genoemde fasen kunnen worden verricht, is opgenomen in per vakgebied opgestelde

bijlagen A t/m K. 3 Projectmanagement

Het, door het adviesbureau namens de opdrachtgever, zorgdragen voor de organisatie, planning en beheersing van een project als afzonderlijke opdracht. Tot het projectmanagement worden ook

gerekend werkzaamheden met betrekking tot specifieke tijds-, kosten-, kwaliteits- of organisatie-aspecten, alsmede werkzaamheden met betrekking tot arbeidsomstandigheden. Zie verder bijlage

H.

4 Kostendeskundigheid Het door het adviesbureau namens de opdrachtgever, zorgdragen voor het in alle fasen berekenen

en bewaken van de uitvoeringskosten en de investeringskosten van een project als afzonderlijke opdracht. Tot de kostendeskundigheid worden ook gerekend het berekenen van de

exploitatiekosten, het opstellen van termijnschema's en het adviseren m.b.t. mogelijke

bezuinigingen. Zie verder bijlage K.

De RVOI-2001 is vastgesteld door het Hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs op

16 januari 2001 en gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag op 29 juni 2001

Ir. B. van Nederveen, president

Ir. J.N.P. Haarsma, algemeen secretaris

Page 26: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

TOELICHTING OP DE RVOI

1. ALGEMEEN

1.0 Status van deze toelichting

De RVOI-2001 is zo bondig mogelijk geformuleerd, dikwijls in juridische termen. Daardoor kan

behoefte ontstaan aan verduidelijking of aan het geven van voorbeelden. Deze toelichting beoogt die verduidelijking te geven, zij is echter niet bedoeld om aanvullingen op of afwijkingen van de

RVOI-2001 vast te leggen. Mocht onverhoopt ergens een strijdigheid tussen RVOI-2001 en deze toelichting aan het licht komen dan is de RVOI-2001 maatgevend. Deze toelichting maakt geen deel

uit van de RVOI-2001.

1.1 Karakter van de regeling

1.1.1 Algemene voorwaarden

De RVOI vormt een pakket algemene voorwaarden, bedoeld om onderdeel uit te maken van

overeenkomsten tussen opdrachtgevers en adviesbureaus. Zij geef regels die passend zijn voor alle of althans het overgrote deel van de voorkomende opdrachten. Door de RVOI van toepassing te

verklaren behoeven de contractanten niet voor elke opdracht opnieuw allerlei onderwerpen van

algemene aard te bedenken en te regelen. Het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat in Boek 6, Afdeling 3, Art. 231 t/m 247 bepalingen inzake

algemene voorwaarden. De RVOI is aan deze bepalingen getoetst; in deze toelichting zal er hier en daar naar verwezen worden.

1.1.2 Belangenafweging

In tegenstelling tot veel voorwaarden van branche-organisaties is de RVOI een uitgave van het

Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), een organisatie die o.m. opkomt voor de algemene

belangen van ingenieurs, maar geen bindingen heeft met ofwel opdrachtgevers ofwel adviesbureaus. Het KIVI heeft dan ook steeds bevorderd dat de regeling is gebaseerd op een reële

en evenwichtige belangenafweging tussen de partijen.

1.1.3 Wijze van totstandkoming

Mede met het oog op de hiervoor genoemde belangenafweging is de herziening voorbereid door

een werkgroep, bestaande uit KIVI-leden afkomstig, enerzijds uit opdrachtgevende organisaties, anderzijds uit adviesbureaus onder voorzitterschap van de (oud)voorzitter van de Commissie van

Geschillen. Het secretariaat werd gevoerd door de directeur van het Instituut voor Bouwrecht, terwijl een functionaris van het bureau van de ONRI de vergaderingen bijwoonde.

Op het door de werkgroep opgestelde concept is commentaar geleverd door de Commissie van

Geschillen van het KIVI en de Commissie Juridische Zaken van de ONRI. Na overleg met de indieners van de commentaren heeft de werkgroep een aantal wijzigingen in de concepttekst

aangebracht, alvorens deze aan het Hoofdbestuur van het KIVI ter vaststelling aan te bieden.

1.1.4 Geschiedenis, ervaring

De RVOI heeft een lange geschiedenis die teruggaat tot 1891 toen de Vereniging van Burgerlijke Ingenieurs, later genaamd Vereniging van Delftse Ingenieurs (VDI) een regeling opstelde om te

worden gebruikt door raadgevende ingenieurs, die toen nog meestal als eenmans- of zeer klein

bureau werkten. De VDI heeft deze Regeling voor Delftse Ingenieurs (RDI) regelmatig herzien, het laatst in 1953. Nadat de VDI in 1961 met het KIVI was gefuseerd is de zorg voor de regeling

overgegaan op het KIVI; vanaf 1966 heette zij RVOI. Ook het KIVI heeft de regeling regelmatig aangepast aan de zich wijzigende omstandigheden. Belangrijke herzieningen zagen het licht in

1966, 1987 en 1993, terwijl minder ingrijpende wijzigingen werden doorgevoerd in 1971 en 1998.

Page 27: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Verschillende herzieningen werden voorbereid door werkgroepen ongeveer zoals beschreven in

1.1.3. De lange geschiedenis heeft gezorgd voor veel ervaring met de regeling, die bij veel

betrokkenen (waaronder ook de verzekeringsbranche) dan ook goed bekend is. Jurisprudentie op grond van de RVOI is o.a. te vinden de Hoofdstukken Bouwrecht delen 7 tot en met 9.

1.1.5 Gebruiksrecht

De RVOI mag door een ieder gebruikt worden. Om de regeling toe te passen behoeft men geen lid

te zijn van het KIVI of enige andere organisatie.

Het auteursrecht van de regeling berust bij het KIVI. Dit betekent o.a. dat zonder voorafgaande toestemming van het KIVI de regeling niet geheel of gedeeltelijk mag worden gekopieerd.

1.2 Toepassingsdomein

De RVOI is, zoals de naam al aangeeft, bedoeld voor het regelen van de verhouding tussen opdrachtgevers en adviserende ingenieursbureaus. De regeling is dan ook allereerst bedoeld voor

opdrachten op het gebied van techniek en ingenieurswetenschappen. De regeling is echter

zodanig geformuleerd dat zij ook kan worden gebruikt buiten dit domein, zodat bijv. multidisciplinair opererende bureaus haar ook kunnen gebruiken voor (gedeelten van) opdrachten op andere

vakgebieden. De bijlagen (zie 1.3.3 en 1.4.4) zijn wel specifiek per vakgebied ingericht. Het gebruik van de bijlagen is echter optioneel, ook zonder deze te gebruiken kan een goed bruikbare

overeenkomst worden tot stand gebracht.

De regeling is niet bedoeld voor opdrachten die - al dan niet in combinatie met advieswerkzaamheden - betrekking hebben op het door het adviesbureau leveren, bouwen of

construeren van zaken van stoffelijke aard. Voor opdrachten op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie (ICT), waar

combinaties van levering van hard- en software dikwijls voorkomen, wordt voorshands aanbevolen gebruik te maken van de FENIT-voorwaarden, uitgave van de Federatie van Nederlandse

Ondernemingen in de Informatietechnologie in Woerden.

1.3 Opzet

1.3.1 Structuur

De RVOI bestaat uit 2 delen t.w.:

- de eigenlijke regeling;

- de bijlagen, een en ander aangevuld met deze toelichting.

1.3.2 Regeling

De eigenlijke regeling bestaat uit 3 delen t.w.:

- Hoofdstuk I: Algemene bepalingen;

- Hoofdstuk II: Advieskosten; - Hoofdstuk III: Omschrijving van de werkzaamheden van het adviesbureau

De algemene bepalingen regelen de rechtsverhouding tussen opdrachtgever en adviesbureau. Zij zijn in beginsel toepasbaar op alle soorten opdrachten.

De bepalingen omtrent de advieskosten beschrijven op welke wijze de prijs (prijzen) van de door het adviesbureau te leveren diensten kunnen worden bepaald.

Hoofdstuk III verschaft het kader voor de nadere omschrijving van de diensten van het

adviesbureau, zoals deze in de bijlagen is uitgewerkt.

1.3.3 Bijlagen

Zoals aangegeven in artikel 18 worden de geschillen beslecht door arbitrage overeenkomstig het reglement van de Commissie van Geschillen van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Dit

reglement is als bijlage I in dit boekje opgenomen.

In de artikelen 9 en 26 wordt verwezen naar de per vakgebied opgestelde bijlagen A t/m K. Deze bijlagen zijn bedoeld als hulpmiddel om op een efficiente manier te komen tot zorgvuldig en volledig

Page 28: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

geformuleerde opdrachten met de bijbehorende prijsvorming. De prijsvorming dient steeds per

geval plaats te vinden tussen opdrachtgever en adviesbureau. Voor zover de bijlagen tabellen en/of

formules bevatten ten dienste van de vaststelling van de honorering, hebben deze een indicatief karakter.

De afzonderlijke bijlagen zijn, voor zover nodig elk voorzien van een toelichting. In eerdere uitgaven van de RVOI waren de hier bedoelde bijlagen gebundeld in een afzonderlijk

(rood) boekje. Dit is thans achterwege gelaten om de volgende redenen:

- de bijlagen hebben niet dezelfde status als de regeling; - voor het overgrote deel van de opdrachten is slechts een enkele bijlage van belang; het

opnemen van de niet benodigde bijlagen in de contractstukken kan dan verwarrend werken; - de tijdstippen waarop behoefte aan aanpassing ontstaat, lopen per bijlage sterk uiteen.

De bijlagen A t/m K worden daarom in gedrukte vorm los van elkaar en separaat van de RVOI-2001 beschikbaar gesteld. Zij kunnen bovendien gratis worden gedownload van de websites van KIVI

(www.KIVI.nl) en ONRI (www.onri.nl).

1.4 Toepassing

1.4.1 Van toepassing verklaren van de RVOI

De RVOI is geen standaardregeling, de bepalingen van de RVOI zijn dan ook niet automatisch

van toepassing, toepassing moet tussen de contractpartijen worden overeengekomen. Dit kan op

verschillende manieren: a door opneming van een clausule in een door beide partijen ondertekende overeenkomst,

waarin vermeld is dat de RVOI-2001 op die overeenkomst van toepassing is; b door vermelding in de offerte dat de RVOI-2001 op de overeenkomst van toepassing zal zijn,

waarna de wederpartij zich hiermede nadrukkelijk of stilzwijgend akkoord verklaart; c door een voorgedrukte vermelding op het briefpapier van het adviesbureau dat op alle

offertes en overeenkomsten de RVOI-2001 van toepassing is, dat de regeling is gedeponeerd

ter griffie van de Arrondissementsrecht te Den Haag en dat zij op verzoek zal worden toegezonden, met welke vermelding de wederpartij zich nadrukkelijk of stilzwijgend akkoord

verklaart. Methode a is de meest betrouwbare, maar de beide andere kunnen ook goed werken, mits de

verdere contractstukken geen bepalingen bevatten die gebruik van de RVOI geheel of gedeeltelijk

uitsluiten en/of andere voorwaarden van toepassing verklaren. Bij voordrukken op het briefpapier moet worden gezorgd dat de desbetreffende bepaling bij kopiëren, faxen, e-mailen e.d. niet kan

wegvallen. Indien een adviesbureau regelmatig voor een zelfde opdrachtgever werkt en daarbij steeds de RVOI

van toepassing is, bestaat de mogelijkheid dat op grond van bestendig gebruik, deze ook van

toepassing wordt geacht op een volgend geval. Het is echter niet verstandig daarop te vertrouwen; veel beter is het de toepassing expliciet te regelen.

Ook als de RVOI-2001 op correcte wijze van toepassing is verklaard, bestaat nog de mogelijkheid

dat deze voor de onderhavige opdracht geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard. Dit kan gebeuren als het adviesbureau de opdrachtgever geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van

de voorwaarden kennis te nemen (BW art. 6:233 sub b, RVOI-2001 art. 4 lid 4). Op grond van het

bepaalde in het burgerlijk wetboek mag worden aangenomen dat zo'n redelijke mogelijkheid geboden wordt als:

a de RVOI-2001 wordt toegevoegd aan de offerte; b de RVOI-2001 voor of bij de totstandkoming van de overeenkomst aan de opdrachtgever ter

hand wordt gesteld;

c voor of bij de totstandkoming van de overeenkomst wordt aangeboden de RVOI-2001 kosteloos toe te zenden of ter hand te stellen en de opdrachtgever (achteraf aantoonbaar)

laat blijken dit niet nodig te vinden. Mogelijkheid a is weer de meest betrouwbare, maar het kan bezwaarlijk zijn om bij elke offerte,

ongeacht grootte en kans van slagen een exemplaar van de regeling bij te sluiten. Methode b is ook veilig, vooral als het gaat om nieuwe relaties.

Page 29: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

In de praktijk is methode c in de meeste gevallen voldoende, maar er is een zeker risico dat de

wederpartij in een later stadium de voorwaarden zal (laten) vernietigen. Deze mogelijkheid is alleen

gegeven aan particulieren (consumenten) en de zogenaamde kleine ondernemers (meer precies: opdrachtgevers die hun jaarrekening niet openbaar behoeven te maken of die minder dan 50

personeelsleden hebben). Daarom verdient het aanbeveling deze categorieën opdrachtgevers altijd in het bezit te stellen van een exemplaar van de RVOI.

In alle gevallen moet op een aantal punten worden gelet: - op aanvragen om toezending moet onverwijld en kosteloos worden gereageerd;

- de wederpartij moet in het bezit zijn van de RVOI vóór het totstandkomen van de overeenkomst;

- het bewijs dat de wederpartij de regeling heeft ontvangen rust op de gebruiker;

- bij voordrukken op het briefpapier gelden de hiervoor reeds gemaakte

opmerkingen.

1.4.2 Keuzemogelijkheden

Op enkele plaatsen biedt de RVOI de mogelijkheid om te kiezen uit twee of meer mogelijkheden. Deze keuzemogelijkheden hebben niet alleen betrekking op de omvang van de opdracht maar ook

bijv. op de wijze van honorering, het optreden als gemachtigde, de wijze van overleg enz.

Ook bevat de regeling een aantal "tenzij bepalingen". Voorbeelden hiervan zijn de "fatale termijn" en de aansprakelijkheid voor "CAR-schaden". Deze bepalingen houden in dat het aldaar in de RVOI

vermelde van toepassing is tenzij de partijen iets anders overeenkomen. Ook hier moet dus een keuze worden gemaakt, maar dat kan hier ook stilzwijgend geschieden.

Het is van groot belang dat de hier bedoelde keuzen worden gemaakt voordat de inhoud van de overeenkomst (met de daarbij behorende prijs) definitief wordt vastgesteld en dat de keuzen

duidelijk en eenduidig worden vastgelegd. Bij de artikelsgewijze toelichting wordt aan deze

mogelijkheden de nodige aandacht besteed.

1.4.3 Afwijking van de RVOI

De RVOI vormt geen dwingend recht, zij is onderdeel van een overeenkomst tussen twee partijen. Die partijen hebben dan ook het recht en de vrijheid om op onderdelen van de RVOI af te wijken

indien zij menen dat dat in het bijzondere geval wenselijk is. Indien een der partijen meent dat een

afwijking geboden is dient gelet te worden op de volgende punten: - de afwijking moet worden overeengekomen, d.w.z. beide partijen moeten ermee akkoord

gaan; - de afwijking dient duidelijk en eenduidig te worden vastgelegd; inclusief

eventuele financiële consequenties;

- de RVOI is een zorgvuldig opgestelde regeling, waarin de belangen van beide betrokken partijen zo goed mogelijk in evenwicht zijn gehouden; afwijkingen kunnen dit

evenwicht verstoren; wanneer een partij vanuit een zekere machtspositie de andere partij dwingt om erg nadelige bepalingen te accepteren, bestaat het risico dat dergelijke bepalingen

in een later stadium als onredelijk bezwarend worden aangemerkt en alsdan voor vernietiging in aanmerking komen.

1.4.4 Gebruik van de bijlagen

Het gebruik van de bijlagen A t/m K is niet verplicht. Voor tal van opdrachten - in het bijzonder opdrachten die niet bedoeld zijn om een object tot stand te brengen - heeft het gebruik van deze

bijlagen weinig zin. De meeste van deze bijlagen zijn vooral gericht op "bouwsomgebonden" werk. Het is daarom van belang dat goed wordt vastgelegd of en zo ja, welke bijlage(n) van toepassing

zijn en indien dit het geval is, welke keuzen gemaakt zijn binnen de in de bijlagen aangegeven

mogelijkheden. Op een en ander wordt nader ingegaan in de toelichtingen op de bijlagen.

Page 30: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

2. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

De lijst met begripsbepalingen is veranderd ten opzichte van de RVOI -1998: het begrip werk is vervallen;

opgenomen zijn vier nieuwe begrippen en vier begrippen hebben een verandering ondergaan. Toegevoegd zijn de begrippen: advieskosten, detacheren, documenten en opdrachtsom; de begrippen bouwsom, object,

opdracht en project zijn veranderd. Het begrip advieskosten kwam reeds voor in de vorige edities van de RVOI maar is thans expliciet gedefinieerd.

Het begrip bouwsom is bondig geformuleerd. De bouwsom beperkt zich tot het realiseren van hetgeen het

adviesbureau heeft ontworpen; kosten van grondaankoop, leges e.d. alsmede de omzetbelasting vallen er

buiten. Bij bouwwerken zal het begrip bouwsom veelal samenvallen met het bedrag van de eindafrekening met de aannemer. In bepaalde gevallen kan het bepaalde in NEN 2631 en/of NEN 2634 van nut zijn om de

bouwsom meer gedetailleerd te definiëren.

Omdat detacheren van medewerkers in de praktijk van adviesbureaus thans regelmatig voorkomt, is dit

begrip nu gedefinieerd. Een regeling omtrent de aansprakelijkheid van het bureau in geval van detachering is opgenomen in lid 13 van artikel 16.

Met het opnemen van een definitie van het begrip documenten wordt beoogd tegemoet te komen aan de

verscheidenheid van wijzen waarop informatie tegenwoordig opgeslagen kan worden.

Het begrip object is toegespitst op een product van stoffelijke aard en onderscheidt zich daarmee van

andere resultaten waartoe de werkzaamheden van het adviesbureau kunnen leiden.

De definiëring van het begrip opdracht is niet principieel veranderd, maar is thans geschreven vanuit het gezichtspunt van de opdrachtgever.

Het nieuwe begrip opdrachtsom valt in normale gevallen samen met het begrip (definitieve) advieskosten. In bijzondere gevallen, vooral indien de opdracht tussentijds wordt beëindigd, is het van belang voor de

bepaling van schadevergoedingen. Zie hiervoor de artikelen 11, 12 en 16.

Het begrip project is ruimer dan de opdracht aan het adviesbureau. In veel gevallen zal het door de

opdrachtgever beoogde resultaat (mede) worden gerealiseerd door andere partijen, bijvoorbeeld aannemers, installateurs. De definitie gaat voorbij aan de mogelijkheid dat het werkelijk door de

opdrachtgever bedoelde resultaat soms anders is dan hetgeen hij aan het adviesbureau en/of anderen heeft opgedragen. Indien zich zoiets voordoet kan niet, louter op grond van deze definitie, worden geconcludeerd

dat het adviesbureau tekort is geschoten.

Artikel 3 Inhoud van de opdracht

Lid 1 is korter geformuleerd; het tweede deel van de oorspronkelijke bepaling is opgenomen in lid 2, waar

geregeld wordt wat in de opdracht aangegeven wordt.

Het tweede lid is uitgebreid met een aantal onderwerpen, waaraan partijen aandacht dienen te besteden en

waarover zij zo nodig een beslissing dienen te nemen. De RVOI-2001 zelf voorziet niet in een verdere regeling van die onderwerpen, dit moet per geval worden uitgewerkt door partijen zelf. Mede met het oog

op de financiële consequenties is het van belang afspraken te maken of documenten op papier of op andere informatiedragers worden verstrekt en/of elektronisch worden overgebracht. Ook het verstrekken van

informatie aan andere bij een project betrokken partijen kan dan worden geregeld. Bij het verstrekken van documenten op papier is het verstandig ook het aantal exemplaren af te spreken.

Page 31: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Bij de wettelijke plichten die op de opdrachtgever rusten, het vierde gedachtestreepje, denkt men aan

bijvoorbeeld het verkrijgen van aanleg- en andere vergunningen, verplichtingen rond CE-markering en op

het gebied van arbeidsomstandigheden.

Voor veel opdrachten zal het door het adviesbureau gebruikte kwaliteitssysteem een voldoende mate van kwaliteitszorg opleveren. Sommige opdrachten vereisen een afzonderlijk projectkwaliteitsplan. Indien dit

nodig wordt geacht, dient in de opdracht omschreven te zijn wat de aard en de inhoud daarvan zullen zijn.

Opdrachten kunnen zich over een langere periode uitstrekken, met het oog daarop kan het wenselijk zijn

dat reeds op voorhand voorzien wordt in een aanpassingsmechanisme van de tarieven en eventuele andere onderdelen van de advieskosten. Ook daarvoor wordt in lid 2 aandacht gevraagd opdat partijen deze

kwestie niet over het hoofd zien. De RVOI bevat echter geen indexeringsregeling.

De communicatie tussen het adviesbureau en de opdrachtgever is van groot belang voor een goed verloop

van de opdracht. Communicatie kan op velerlei manieren vorm gegeven worden en daarover dienen partijen voor de aanvang van werkzaamheden zich beraden te hebben; vandaar dat de RVOI-2001 voorziet in een

regeling hiervan in de opdracht.

Artikel 4 Totstandkoming, wijziging en voltooiing van de opdracht

Het overeenkomstenrecht gaat uit van het vormvrij tot stand komen van overeenkomsten. Dat wil zeggen

dat het enkele feit dat partijen het met elkaar eens zijn en zulks kenbaar hebben gemaakt in woord, geschrift of anderszins, voldoende is om de overeenkomst rechtsgeldig tot stand te laten komen. Het ligt

voor de hand dat hier problemen van bewijsrechtelijke aard kunnen ontstaan: wat als de ene partij stelt dat bijvoorbeeld prijs X is afgesproken en de andere partij stelt daartegenover dat prijs Y is afgesproken. Is

niets op papier gezet dan wordt het moeilijk te achterhalen wat de overeenkomst behelst en of er zelfs wel

een overeenkomst is. Vandaar dat lid 1 vasthoudt aan het reeds in de eerdere uitgaven opgenomen stelsel van de schriftelijke vorm van het doen van een aanbod en het eveneens schriftelijk bevestigen van de

overeenkomst.

De meest zekere vorm is een overeenkomst in de vorm van een document, waarin alle in lid 2 en 3

genoemde punten zijn opgenomen en dat door beide partijen is ondertekend. De veel voorkomende vorm waarin het adviesbureau een schriftelijke aanbieding doet, die vervolgens door de opdrachtgever schriftelijk

is aanvaard, leidt eveneens tot een sluitende overeenkomst. Lid 1 rept van een (eveneens veel voorkomende) vorm waarin (alleen) het adviesbureau het overeengekomene schriftelijk bevestigt. Daarmee

is het adviesbureau in elk geval gebonden; als de opdrachtgever tegen deze bevestiging geen bezwaar

maakt, zal er in het algemeen ook een overeenkomst tot stand zijn gekomen. Toch verdient het aanbeveling van de opdrachtgever in zo'n geval een schriftelijke bevestiging te vragen bijvoorbeeld door het voor

akkoord tekenen van een kopie van de bevestigingsbrief. Hetzelfde geldt, aldus bepaalt het tweede lid, voor wijzigingen in de opdracht.

Nu kan het in de praktijk voorkomen dat niettegenstaande het uitgangspunt van de schriftelijke vorm een

opdracht, waarop de RVOI van toepassing is, of - wat waarschijnlijk vaker voorkomt: - een wijziging van

een opdracht niet schriftelijk wordt verleend. Het kan dan onbillijk zijn indien werkzaamheden, die wel zijn verricht niet vergoed zouden behoeven te worden, omdat niet voldaan is aan de eis van schriftelijkheid. Het

uitgangspunt is dan ook in lid 3 gematigd: het bestaan van een opdracht of van een wijziging kan ook op een andere manier bewezen worden, bijvoorbeeld door verklaringen van getuigen.

Op de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is uitgebreid ingegaan in het algemene deel van de Toelichting. Hier zij slechts opgemerkt dat de huidige tekst van lid 4 van artikel 4 overeenkomt met artikel

6: 233 sub b van het Burgerlijk Wetboek.

Aan dit artikel is een nieuwe bepaling toegevoegd in het vijfde lid: ook de markering van het einde van de opdracht dient in beginsel schriftelijk te zijn; een eventueel bezwaar tegen de schriftelijke mededeling

dienaangaande van het adviesbureau dient ook schriftelijk te zijn. Het staat partijen echter ook hier

uiteraard vrij om een anders luidende afspraak te maken.

Page 32: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Artikel 5 Algemene verplichtingen van het adviesbureau

Dit artikel heeft in de huidige uitgave geen principiële wijzigingen ondergaan. Wel zijn de leden 6, 10 en 11

nieuw en de leden 3, 5, 6 en 8 enigszins gewijzigd. Als gevolg van een en ander is de nummering van de leden enigszins gewijzigd

Zorgvuldige uitvoering opdracht en belangen opdrachtgever Het artikel benadrukt in de eerste plaats (lid 1) dat het adviesbureau niet alleen zijn opdracht goed en

zorgvuldig uitvoert, maar spreekt heel uitdrukkelijk uit dat het bureau de belangen van de opdrachtgever naar beste kunnen en wetenschap behartigt. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan het eigen karakter

van de taak, waarmee een adviserend ingenieur is belast. Aan de reeds uit de wet voortvloeiende rechtsgevolgen van redelijkheid en billijkheid wordt hier concreet gestalte gegeven.

Eveneens typerend voor de taak van het adviesbureau is dat alles vermeden wordt wat de onafhankelijkheid

van het advies kan schaden. De opdrachtgever mag ervan uit gaan dat het advies dat hem verleend wordt, niet beïnvloed is door oneigenlijke aspecten.

Voorlichting De opdrachtgever is voor zijn informatie over het verloop van de opdracht, waaronder begrepen de

financiële kant van de opdracht, grotendeels afhankelijk van het adviesbureau en daarom wordt in de leden 2, 6 en 7 op het bureau de expliciete plicht gelegd de opdrachtgever tijdig in te lichten over een en ander.

Termijn van voltooiing Het adviesbureau moet de opdracht voltooien binnen de aangegeven termijn, maar deze termijn kent de mogelijkheid van uitzonderingen, aldus bepaalt lid 3. Wordt de termijn overschreden als gevolg van

omstandigheden die redelijkerwijs niet aan het bureau kunnen worden toegerekend dan komen de gevolgen

van de overschrijding niet voor rekening van het bureau. Omstandigheden die redelijkerwijs niet aan het bureau kunnen worden toegerekend zijn bijvoorbeeld omstandigheden die in de invloeds- en of risicosfeer

van de opdrachtgever liggen. Te denken valt hier aan bijvoorbeeld de al dan niet tijdelijke onmogelijkheid voor het bureau om de plaats waar gewerkt moet worden te betreden; of het veelvuldig voorstellen van

wijzigingen, waarvan verwerking leidt tot een langere benodigde tijd. Toegevoegd is de bepaling dat voor

overeengekomen termijnen voor delen van de opdracht hetzelfde geldt als voor de eindtermijn.

Geen fatale termijnen Van groot praktisch belang is de bepaling dat overeengekomen termijnen in het algemeen geen fatale termijnen zijn. Bij een fatale termijn heeft het enkele verstrijken daarvan al tot gevolg dat het adviesbureau

in verzuim is, d.w.z. tekort komt in het nakomen van zijn opdracht; op grond daarvan kan het verplicht worden tot vergoeding van eventuele door de opdrachtgever geleden of nog te lijden schade. De RVOI (zie

ook artikel 16) gaat er echter van uit dat het bureau bij een (dreigende of reeds ingetreden) termijnoverschrijding een kans krijgt om zijn verplichtingen alsnog binnen een redelijke termijn na te

komen. Pas als het bureau deze kans niet of onvoldoende benut kan een toerekenbare tekortkoming ontstaan zoals omschreven in artikel 16 lid 1 (zie aldaar).

De opdrachtgever dient dan ook goed in de gaten te houden of een fatale termijn wenselijk is, dat moet dan duidelijk aangegeven worden. Bij een niet fatale termijn moet hij er aan denken een ingebrekestelling te

doen uitgaan, waarbij hij het adviesbureau nog een termijn stelt waarbinnen deze nog mag proberen zijn verplichtingen na te komen. De ingebrekestelling kan schriftelijk, per telegram, telefax of brief geschieden,

maar kan ook plaatsvinden bij gerechtelijk exploit. De verklaring moet om haar werking te hebben de

schuldenaar hebben bereikt: een bij de post zoek geraakte ingebrekestelling bereikt de schuldenaar niet en dus is deze niet in gebreke gesteld. Maar als de ingebrekestelling de schuldenaar niet bereikt tengevolge

van een omstandigheid die voor zijn rekening komt, zoals een slordigheid van zijn medewerker, dan kan de schuldenaar zich niet op het standpunt stellen dat geen ingebrekestelling is uitgebracht. Bij de

ingebrekestelling moet de schuldeiser duidelijk te kennen geven wat hij van de schuldenaar vordert, op welke grond en op welke termijn. Een vriendelijke aansporing om het werk nu eens te voltooien mist het

karakter van ingebrekestelling. De termijn die het adviesbureau wordt gesteld om nog na te komen, moet

een redelijke en een duidelijke zijn. Wordt een te korte termijn gesteld, dan kan het adviesbureau niet doen alsof er dus geen in gebreke stelling is uitgebracht. De rechtspraak oordeelt dat in een dergelijk geval de

schuldenaar (het adviesbureau) alleen dan niet in verzuim is, indien de schuldenaar (het adviesbureau) alles

Page 33: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

heeft gedaan om zo spoedig mogelijk wel te voldoen. Het niet reageren op een te korte termijn doet de

schuldenaar dan ook in verzuim verkeren. Zie in dit verband ook nog de toelichting op artikel 6, lid 7.

Bouwsomlimiet Als een bouwsomlimiet is overeengekomen (lid 4) is het adviesbureau verantwoordelijk voor het handhaven van die limiet. Zonodig moet het ontwerp voor rekening van het adviesbureau worden aangepast, zodanig

dat de (begrote) bouwsom weer binnen die limiet valt. In de praktijk doen zich regelmatig omstandigheden

voor die een verhogend effect hebben op de bouwsom. Enerzijds zijn deze van externe aard, bijvoorbeeld inflatie, gewijzigde wet- en regelgeving; anderzijds worden tijdens het ontwerpproces dikwijls veranderingen

en toevoegingen aangebracht in het programma van eisen. Het is aan het adviesbureau om in zulke gevallen tijdig met de opdrachtgever te overleggen over een bijstelling van de limiet en/of van het

programma van eisen. Vanzelfsprekend is de laatst overeengekomen bijstelling maatgevend. Indien bij aanbesteding blijkt dat een ontwerp niet voor het laatst geraamde bedrag (dat dus lager moet zijn dan de

limiet) kan worden gerealiseerd, geldt in beginsel het bepaalde in lid 5. Kort gezegd komt neer op de vraag

of de raming van het adviesbureau B alle omstandigheden in aanmerking genomen B reëel en volledig is geweest.

Indien geen bouwsomlimiet is overeengekomen (lid 5) heeft het adviesbureau in beginsel niet de plicht om

het ontwerp kosteloos aan te passen indien zou blijken dat het niet voor het geraamde bedrag kan worden

gerealiseerd. Of het adviesbureau in zo'n geval is tekortgeschoten moet worden beoordeeld aan de hand van de criteria genoemd in artikel 16 lid 1. Het laatste deel van deze bepaling kon dan ook worden

geschrapt.

Voorlichting In tal van gevallen bevat de door een adviesbureau ontworpen oplossing voor de vraag of het probleem van

de opdrachtgever elementen van onzekerheid. Het is de verantwoordelijkheid van het adviesbureau de

onzekerheidsmarges en de risico's zo goed mogelijk in beeld te brengen en de opdrachtgever daarover betrouwbare informatie te geven (lid 6). Deze informatie dient te zijn afgestemd op het inzicht en het

deskundigheidsniveau van de opdrachtgever en behoeft zich niet uit te strekken tot onzekerheden en risico's, waarvan mag worden aangenomen dat de opdrachtgever zich die bewust is. Als het adviesbureau

van mening is dat een diepgaande risicoanalyse vereist is voor een goede uitvoering van de opdracht, dient

het zonodig daarvoor een (aanvullende) opdracht te vragen.

Waarschuwingsplicht Het adviesbureau heeft een waarschuwingsplicht met betrekking tot de consequenties van keuzen en

beslissingen van de opdrachtgever en het optreden van onvoorziene omstandigheden. Deze

waarschuwingsplicht geldt ongeacht de mate van deskundigheid van de opdrachtgever, maar de wijze van formulering kan worden aangepast aan diens kennis van zaken. Indien de opdracht voorziet in een vorm

van risicomanagement door het adviesbureau zullen als regel aanvullende afspraken op dit gebied moeten worden gemaakt (lid 7).

Financiële voorlichting De voorlichting van financiële aard is van groot belang voor de opdrachtgever en daarvan geven de leden 2

tot en met 8 van artikel 5 blijk. Op het adviesbureau rust hier een zware verplichting; bij de concrete invulling van deze verplichting dient ook het bepaalde in artikel 6, lid 3 en lid 4 betrokken te worden; zie

aldaar.

Verzekeren In lid 9 wordt op het adviesbureau de plicht gelegd de opdrachtgever bij de formulering van de opdracht te wijzen op het belang van een passende verzekering. Het al dan niet nakomen van deze verplichting heeft

consequenties voor de aansprakelijkheid van het adviesbureau. Zie daarvoor artikel 16 lid 9 en de toelichting daarop. In die toelichting wordt tevens ingegaan op het begrip 'passende verzekering'.

Personen belast met het werk In lid 10 is bepaald dat het adviesbureau de opdrachtgever duidelijk moet laten weten welke personen

namens het bureau de opdracht zullen behandelen.

Gebruiksaanwijzingen e.d.

Page 34: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Voor het gebruik van het object dient de opdrachtgever te kunnen beschikken over bijvoorbeeld:

gebruiksaanwijzingen, bedienings- en onderhoudsvoorschriften en garantiebewijzen. Bij latere wijzigingen

(verbouwingen, uitbreidingen enz.) van het object bestaat meestal behoefte aan gegevens en berekeningen van constructies en installaties. Professionele opdrachtgevers stellen het meestal op prijs om dergelijke

gegevens zelf te bezitten om ze zonder tussenkomst van het adviesbureau te kunnen raadplegen. Daarom is het adviesbureau verplicht de relevante documenten aan het einde van de opdracht aan de opdrachtgever

te verstrekken. De vorm waarin de documenten worden verstrekt kan nader tussen partijen worden

geregeld. Indien de opdrachtgever revisiegegevens wenst waarvoor afzonderlijke metingen e.d. door het adviesbureau moeten worden verricht, dient zulks bij de opdracht of later te worden overeengekomen.

Indien de opdrachtgever het bewaren van de hier bedoelde documenten wenst toe te vertrouwen aan het adviesbureau dienen daarover afzonderlijke afspraken te worden gemaakt. Los daarvan doet het

adviesbureau er verstandig aan belangrijke documenten te bewaren gedurende de aansprakelijkheidstermijn van 5 jaar (zie artikel 16 lid 11).

Artikel 6 Algemene verplichtingen van de opdrachtgever

Aan dit artikel is een viertal leden toegevoegd ten opzichte van de RVOI-1998 en wel de leden 4, 6, 7 en 8; de leden 1, 2, 3 en 5 (voorheen: 4) zijn ongewijzigd gebleven, aan lid 3 is een zinsnede toegevoegd.

Het eerste lid benadrukt het belang van (tijdige) informatieverstrekking door de opdrachtgever. Tenslotte zijn bepaalde gegevens alleen bij de opdrachtgever bekend en zijn er beslissingen die alleen de

opdrachtgever kan of mag nemen. Overigens rust op het adviesbureau wel de plicht om - met behulp van een deugdelijke planning - de opdrachtgever duidelijk te maken wanneer welke gegevens of beslissingen

benodigd zijn en zonodig tijdig te rappelleren. Deze plicht weegt zwaarder naarmate de opdrachtgever over minder specifieke deskundigheid beschikt.

Het tweede lid behoeft nauwelijks toelichting: de opdrachtgever moet betalen volgens de overeengekomen

condities. De in de declaraties aangegeven tijdstippen mogen vanzelfsprekend niet afwijken van de overeenkomst.

Het derde lid bevat ook een informatieplicht van de opdrachtgever. Van de opdrachtgever mag niet in alle gevallen worden gevergd dat een programma van eisen is vervat in termen die ontwerpers direct kunnen

toepassen. De opdrachtgever - zeker de minder deskundige - mag zijn eigen begrippen gebruiken. Het

adviesbureau kan die vervolgens vertalen in de voor een ontwerp vereiste technische termen. De daaraan verbonden werkzaamheden dienen bij voorkeur reeds in de opdracht te zijn opgenomen, maar zonodig

dient de opdrachtgever daarvoor een afzonderlijke (gehonoreerde) opdracht te verstrekken.

Soms lopen de bouwsom die de opdrachtgever ter beschikking heeft en het door hem gestelde programma

van eisen niet gelijk op, dat wil zeggen: de opdrachtgever wil meer dan zijn beschikbare bouwsom toelaat. Dat leidt in de praktijk uiteraard nogal eens tot teleurstelling en spanning in de relatie met het

adviesbureau. Om die reden is er voor gekozen om in lid 4 een bepaling op te nemen die de opdrachtgever er op wijst er voor te zorgen dat zijn wensen en mogelijkheden in overeenstemming met elkaar zijn. Het is

aan het adviesbureau om discrepanties op dit gebied tijdig te signaleren.

Lid 5 bepaalt dat, indien de opdrachtgever gevormd wordt door afzonderlijke (rechts)personen die voor de

verstrekking van de opdracht gezamenlijk optreden, ieder van hen voor het geheel aangesproken kan worden door het adviesbureau.

Net als het adviesbureau kan ook de opdrachtgever zich laten vertegenwoordigen in de verhouding met het

adviesbureau; het ligt in de rede dat de opdrachtgever dat meldt aan het bureau, maar het bureau moet er

zo nodig naar vragen, aldus het zesde lid.

Het bepaalde in lid 7 loopt vooruit op de tekortkomingsregeling van artikel 16: bemerkt of vermoedt de opdrachtgever dat het adviesbureau tekort zal gaan schieten dan moet hij niet lijdelijk toezien maar aan de

bel gaan trekken. Dat kan door enkel daarop te attenderen, maar ook met een zwaarder middel namelijk met een - al dan niet voorwaardelijke - ingebrekestelling. Men lette ook hier op de schriftelijke vorm die in

acht genomen moet worden. Bij de ingebrekestelling die bij voorbaat ('nu voor alsdan') wordt uitgebracht,

kan uiteraard geen nakoming verlangd worden voordat de schuld opeisbaar is. Aangezien veel opdrachten een vrij intensief samenspel tussen opdrachtgever en adviesbureau met zich brengen, is bovendien in lid 7

omschreven dat de opdrachtgever dient te waarschuwen als hij kan zien aankomen dat een verzuim dreigt.

Page 35: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Tenslotte is het voor beide partijen beter dat dreigend onheil wordt afgewend dan dat ontstane schade

wordt vergoed. In veel gevallen kan het waarschuwen op informele wijze geschieden, maar als het gaat om

belangrijke verplichtingen kan een formele ingebrekestelling geboden zijn. Hoe de ingebrekestelling dient te geschieden is omschreven bij artikel 16. Een ingebrekestelling bij voorbaat

(nu voor alsdan) heeft pas werkingskracht als de daarin genoemde termijn is verstreken. Het bepaalde in lid 8 is nieuw. Het kan voor adviesbureaus heel bezwaarlijk zijn indien een gedetacheerde

medewerker in dienst wordt genomen door de opdrachtgever. Anderzijds is het ten opzichte van de

medewerker onwenselijk om het voor deze onmogelijk te maken bij een opdrachtgever ooit in dienst te kunnen treden. De opdrachtgever wordt dan ook voorgehouden dat hij gedurende een beperkte periode

geen bij hem gedetacheerde medewerkers van het adviesbureau in dienst zal nemen. De bedoelde periode beslaat de periode van de detachering alsmede daar aansluitend een even lange periode, waaraan een

maximum van een jaar is gekoppeld en een minimum van drie maanden.

Artikel 7 Optreden van het adviesbureau als gemachtigde

Bij veel opdrachten verleent de opdrachtgever aan het adviesbureau een bepaalde mate de bevoegdheid tot

vertegenwoordiging. Zeer gebruikelijk zijn opdrachten tot directievoering: het vertegenwoordigen van de opdrachtgever ten opzichte van een aannemer. Ook hier geldt weer als uitgangspunt dat de verlening van

de vertegenwoordigingsbevoegdheid schriftelijk dient plaats te vinden. Maar het niet naleven van dit

vormvoorschrift leidt niet per se tot het ontbreken van de bevoegdheid: het adviesbureau mag bij het ontbreken van een schriftelijk stuk de verlening ook op andere manieren bewijzen, aldus het eerste lid. Ook

is het mogelijk dat de bevoegdheid om de opdrachtgever te vertegenwoordigen voortvloeit uit de gegeven omstandigheden of de aard van de omstandigheden. Het is raadzaam om te voorkomen dat de bevoegdheid

afgeleid moet worden op grond van de laatst genoemde omstandigheden, omdat men daarmee ver verwijderd raakt van het wettelijk stelsel van vertegenwoordiging, dat weliswaar de stilzwijgende volmacht

verlening kent, maar wel altijd een verklaring of gedraging van de vertegenwoordigde vereist. Het behoort

tot de verantwoordelijkheden van het adviesbureau te zorgen dat de vertegenwoordiging goed geregeld is.

Het tweede lid bevat een praktische bepaling: als er sprake is van een vertegenwoordigingsbevoegdheid onthoudt de opdrachtgever zich van het geven van aanwijzingen en orders buiten het adviesbureau om.

Afwijking van deze regel kan leiden tot bijvoorbeeld dubbele bestellingen of tegenstrijdige orders aan

aannemers. De bepaling maakt het niet onmogelijk dat de opdrachtgever toch zelf ook handelt: draagt hij meerwerk op aan een aannemer, dan komt tussen hem en die aannemer meestal een rechtsgeldige

overeenkomst tot stand. Dit zelf handelen is echter wel in strijd met de RVOI: tegenover het adviesbureau schiet de opdrachtgever dan tekort en de eventuele nadelige gevolgen zijn voor zijn rekening.

Het derde lid geeft aan wat er gebeurt als het adviesbureau zijn bevoegdheid overschrijdt. Bekende voorbeelden hiervan zijn: het onbevoegd opdragen van meerwerk aan of het goedkeuren van rekeningen

van een aannemer. Doet het adviesbureau zoiets dan komen de nadelige gevolgen voor rekening van het bureau. Hierop worden echter drie uitzonderingen gemaakt:

- de opdrachtgever kan alsnog met de handeling van het bureau instemmen; de handeling wordt dan bekrachtigd;

- de handelwijze was noodzakelijk en kon geen uitstel lijden; het adviesbureau dient dit wel terstond

aan de opdrachtgever te melden; - de uitvoering van de onbevoegd verleende opdracht brengt een verrijking van de opdrachtgever mee,

waarvan het onredelijk is dat deze verrijking ten laste van het adviesbureau komt. Bij dit laatste kan men denken aan het opdragen van meerwerk dat in een later stadium toch noodzakelijk

zou zijn.

Artikel 8 Samenwerking met derden

Dit artikel bestaat thans uit twee leden.

De werking van de leden 1 en 2 is beperkt tot de coördinatie van de werkzaamheden indien er andere door de opdrachtgever ingeschakelde adviesbureaus betrokken zijn bij de opdracht. Vanzelfsprekend dient de

opdrachtgever ervoor te zorgen dat alle betrokken partijen op de hoogte zijn van de coördinatieregeling en

van de aan de coördinator toegekende bevoegdheden. Het voormalige derde lid, regelende het inschakelen van derden door het adviesbureau, is in de RVOI-2001

komen te vervallen. Daarmee is tot uitdrukking gebracht dat het adviesbureau in beginsel vrij is om een

Page 36: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

deel van de opdracht door derden te laten uitvoeren, waarbij de verantwoordelijkheid voor dit uitbestede

werk uiteraard bij het adviesbureau blijft. Dikwijls zal dit reeds bij de totstandkoming van de opdracht

worden aangegeven, maar het kan ook later worden beslist. Het hangt van de aard van de toelevering af of de opdrachtgever hierin moet worden gekend. Blijkt tijdens de uitvoering van de opdracht de wenselijkheid

van inschakeling van derden voor andere dan de oorspronkelijk opgedragen werkzaamheden dan dient dit als meerwerk te worden geregeld. Zie ook artikel 22 lid 2.

Artikel 9 Soorten opdrachten

Dit artikel heeft ten opzichte van de tekst in de RVOI-1998 enige veranderingen ondergaan. De volgorde van de leden is veranderd; begonnen wordt met het noemen van vakgebieden, waarbij tevens een relatie is

gelegd met de bijlagen. Door met de vakgebieden te beginnen kunnen ook de niet object-gerichte opdrachten tot de vakgebieden worden gerekend. In de verschillende bijlagen wordt daar iets over

aangetroffen. De vakgebieden geodesie en projectmanagement (oud lid 3 en lid 4) zijn thans in de

opsomming opgenomen. Toegevoegd is het vakgebied kostendeskundigheid. De laatste twee vakgebieden zijn opgenomen onder de vermelding: als afzonderlijke opdracht.

De opsomming in lid 3 is niet uitputtend, maar geeft voldoende aan wat met deze categorie is bedoeld.

Verschillende van de hier genoemde onderwerpen komen ook voor in objectgerichte opdrachten of worden

in een later stadium daarvoor gebruikt. Opname in deze opsomming heeft mede ten doel om aan te geven dat de honorering ervan als regel niet is begrepen in de gestandaardiseerde regelingen, vermeld in de

bijlagen A t/m K. Uitdrukkelijk is bepaald dat, indien een opdracht (mede) betrekking heeft op andere dan de hier genoemde

vakgebieden, de relevante bepalingen van de RVOI-2001 onverkort van toepassing zijn. Hiermee is tot uitdrukking gebracht dat de RVOI ook voor niet-technische vakgebieden te gebruiken is.

Artikel 10 Advieskosten, betalingen

Dit artikel is niet ingrijpend gewijzigd. Het regelt in de eerste plaats (leden 1 t/m 8) de wijzen waarop de door de opdrachtgever aan het adviesbureau te betalen bedragen kunnen worden bepaald. De regeling

biedt verschillende mogelijkheden waaruit partijen een keuze dienen te maken. Dit gedeelte is in Hoofdstuk

II (artikelen 19 t/m 23, zie ook aldaar) verder uitgewerkt. Vervolgens zijn bepalingen opgenomen over (termijn)declaraties en over het betalingsverkeer (leden 9 t/m 16).

Het begrip advieskosten, omvat alle door de opdrachtgever verschuldigde kosten. Er wordt onderscheid

gemaakt tussen [a] de honorering voor het werk dat door het adviesbureau onder eigen

verantwoordelijkheid wordt geleverd, [b] bijkomende (on)kosten, verschotten e.d. alsmede kosten van ingeschakelde derden en [c] toezichtkosten bij uitvoering van objecten.

Voor elk van de kostensoorten wordt in de leden 2 t/m 4 vier of vijf manieren aangegeven voor de

uiteindelijke prijsvaststelling. De voornaamste daarvan zijn in hoofdstuk II nader omschreven. Voor elk van de categorieën is aangegeven dat ook gekozen kan worden voor "enige andere adequate maatstaf". Dit

geeft partijen de vrijheid om desgewenst te kiezen voor andere methoden dan hetgeen in deze regeling is

uitgewerkt. Verder noemt lid 5 de mogelijkheid om percentages en bedragen samen te voegen. In het meest vergaande geval kan dat ertoe leiden dat voor de hele opdracht één totaal bedrag (lumpsum) wordt

overeengekomen.

In lid 7 is bepaald dat in de opdracht moet worden geregeld welke methode van toepassing is. Omdat dat in

de praktijk toch niet altijd blijkt te gebeuren, is tevens bepaald welke methode van toepassing is als de keuze niet (tijdig) is gemaakt. In zo'n geval geldt de enige methode die altijd toepasbaar is nl. verrekening

op basis van werkelijk bestede tijd en werkelijk gemaakte kosten. Lid 9 geeft aan dat de opdrachtgever, indien hij aan het eind van een fase goedkeuring heeft verleend aan

een ontwerp of advies, gebonden is aan die goedkeuring. Wil hij daarna nog wijzigingen aanbrengen (dat recht heeft hij wel) dan moet hij de daardoor ontstane extra kosten vergoeden.

Lid 10 geeft aan dat het adviesbureau in beginsel recht heeft op betalingen 'tijdens de rit'. Het belang van de opdrachtgever brengt mee dat de basis daarvoor vooral gevonden moet worden in het gereed komen

van deelproducten. Maandelijkse afrekening is in veel situaties een passende regeling.

Page 37: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

In de leden 12 t/m 16 staan (ongewijzigde) regels voor het betalingsverkeer. Bij te late (verschuldigde)

betaling heeft het adviesbureau zonder meer aanspraak op de wettelijke rente. Op de in lid 15 genoemde verhoogde rente kan alleen aanspraak worden gemaakt als het adviesbureau de berekening daarvan

tevoren schriftelijk heeft aangezegd.

Artikel 11 Tussentijdse opzegging van de opdracht door de opdrachtgever

Ten opzichte van de RVOI-1998 zijn enkele redactionele wijzigingen aangebracht in de leden 2 en 3, vooral

als gevolg van de bij deze herziening ingevoerde nieuwe begrippen bijkomende kosten en opdrachtsom. Het derde lid bevat een paar redactionele wijzigingen, waarvan er een verband houdt met de term opdrachtsom,

welke term de woorden honorering en toezichtskosten vervangt.

Het uitgangspunt van de RVOI-2001 is dat de opdrachtgever de opdracht tussentijds kan opzeggen.

Opzegging is een van de verschillende vormen van beëindiging van een overeenkomst. Andere vormen van beëindiging zijn bijvoorbeeld ontbinding wegens faillissement, overlijden, een toerekenbare tekortkoming of

wegens gewoon voltooiing van de opdracht. De term beëindiging is de overkoepelende term voor diverse vormen waarin een overeenkomst tot een einde komt. Om de zojuist genoemde vormen van beëindiging

gaat het echter niet in artikel 11; dit artikel is beperkt tot opzegging.

In artikel 11 gaat het om een opzegging van de opdracht, die bijvoorbeeld ingegeven is door het feit dat het

werk voor de opdrachtgever geen nut meer heeft. Het staat de opdrachtgever dus vrij tussentijds afscheid te nemen van het adviesbureau, maar daarmee is hij nog niet bevrijd van de verplichtingen en rechten die

de RVOI-2001 in het leven heeft geroepen. Het eerste lid van artikel 11 bepaalt dan ook dat de tussentijds opzeggende opdrachtgever rekening dient te houden met de rechten die artikel 17 (met name het auteurs-

en octrooirecht van het adviesbureau) omschrijft.

In het tweede en derde lid wordt aangegeven wat in deze situatie verschuldigd is. In het tweede lid wordt

een opsomming gegeven van hetgeen iedere opdrachtgever, inclusief de niet-professionele opdrachtgever/consument, dient te vergoeden. In het derde lid wordt bepaald dat de professionele

opdrachtgever boven hetgeen op grond van het tweede lid verschuldigd is, nog een extra bedrag dient te

vergoeden en wel een bedrag ter grootte van 10% van het resterende deel van de opdrachtsom. Het gaat hier om een forfaitaire schadevergoeding, die partijen ontslaat van de plicht om de schade minutieus te

berekenen en te controleren. Het Burgerlijk Wetboek verbiedt het om een dergelijke schadevergoeding aan een niet-professionele

opdrachtgever op te leggen, vandaar dat in het derde lid bepaald wordt dat deze plicht niet op de

consument wordt opgelegd. Bij bijkomende kosten en toezichtskosten is niet toegevoegd naar de stand van het werk. Het hangt af van

de op grond van het bepaalde in artikel 10 leden 3 en 4 gemaakte keuzen of dit leidt tot het opvoeren van werkelijk gemaakte kosten of forfaitaire benadering daarvan.

Het is mogelijk dat de 10% regeling het adviesbureau tekort doet in een bepaald geval: voor die situatie biedt de tweede volzin van artikel lid 3 een oplossing: indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, kan

vergoeding van de werkelijke schade geleden als gevolg van de tussentijdse opzegging door het

adviesbureau verlangd worden. Ook het omgekeerde kan zich voordoen: de billijkheid kan klaarblijkelijk ook eisen dat de schadevergoedingsverplichting beperkt wordt tot de werkelijk geleden schade; in dat geval kan

de opdrachtgever om een beperking van de verplichting vragen. De grenzen waarbinnen deze uitzonderingen op de hoofdregel van het derde lid gevorderd kunnen worden, zijn aan het slot van de

tweede volzin van het tweede lid aangegeven.

Ten overvloede bepaalt de laatste zin van het derde lid, dat de verplichting tot betaling van 10% van het resterende deel van de opdrachtsom niet geldt indien de opdracht beëindigd is ingeval van een aan het

bureau toe te rekenen grond van ontbinding (denk aan: toerekenbare tekortkoming), een aan het bureau toe te rekenen grond van vernietiging of in geval van opzegging op grond van een door het bureau

aangevoerde gewichtige reden.

Artikel 12 Tussentijdse beëindiging van de opdracht door het adviesbureau

In lid 3 zijn dezelfde wijzigingen aangebracht als in artikel 11 lid 2 (zie aldaar), overigens onderging dit

artikel geen wijziging.

Page 38: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Het artikel regelt de tussentijdse beëindiging van de opdracht door het adviesbureau, want ook voor het

adviesbureau kunnen er omstandigheden zijn die maken dat het bureau belang heeft bij een einde van de

overeenkomst. De gronden van beëindiging zijn beperkter dan die van de opdrachtgever. Het adviesbureau mag de opdracht in twee gevallen ontbinden: in geval van eigen overmacht en in geval van een

toerekenbare tekortkoming van de opdrachtgever. Daarnaast heeft de opdrachtnemer het recht de opdracht tussentijds op te zeggen wegens 'gewichtige redenen'. Een voorbeeld daarvan wordt in de wet in artikel

6:402 lid 2 BW gegeven, dat artikel bepaalt dat de opdrachtnemer, die op redelijke grond niet bereid is de

opdracht volgens de hem gegeven aanwijzing uit te voeren, de overeenkomst mag opzeggen indien de opdrachtgever hem niettemin aan de aanwijzing houdt. Een ander voorbeeld is dat van het geval waarin de

opdrachtnemer het vertrouwen in de opdrachtgever heeft verloren. Het spreekt voor zich dat ook bij deze beëindigingen het auteursrecht van het adviesbureau gerespecteerd

moeten worden.

In het tweede lid wordt bepaald, dat het adviesbureau dat tussentijds beëindigt gehouden is om de schade

voor de opdrachtgever te beperken. Aan deze plicht is wel een grens verbonden: indien en voor zover dat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs gevergd mag worden, waarbij gelet moet worden op onder meer

het verhaal voor de aan de schadebeperkende maatregelen verbonden kosten alsmede de grond voor de beëindiging.

Tussentijdse beëindiging door het adviesbureau betekent niet dat de opdrachtgever niets meer verschuldigd zou zijn. Het derde lid bepaalt voor deze situatie wat voor vergoeding in aanmerking komt.

In twee van de drie in dit artikel geregelde gronden van beëindiging door het adviesbureau ligt de reden

van de beëindiging in de sfeer van de opdrachtgever. In die gevallen kent het vierde lid het adviesbureau een recht toe zijn schade als gevolg van de beëindiging op de opdrachtgever te verhalen of om een

vergoeding te eisen naar de maatstaven van artikel 11 lid 3. Deze beide vormen van schadevergoeding

komen boven op het recht op honorering zoals dat volgens lid 3 van dit artikel is bepaald.

Artikel 13 Ontbinding wegens faillissement en surséance van betaling

Het faillissement van een der partijen brengt op zich geen verandering in de positie van partijen, maar hij

die met een gefailleerde heeft gehandeld, behoeft niet aan zijn verplichting te voldoen zonder dat de curator ten volle de verplichting van de failliet nakomt; de wederpartij van de failliet kan ook besluiten om niet te

presteren en zich met een concurrente vordering op de boedel tevreden stellen. Dit betekent dat de positie van het adviesbureau in het geval dat de opdrachtgever failleert een onduidelijke is en om daar een einde

aan te maken dient het bureau actie te ondernemen. Lid 1 bepaalt daarom dat het adviesbureau bevoegd is

de curator te sommeren om binnen een redelijke termijn te verklaring dat hij bereid is de overeenkomst gestand te doen en wel onder een zekerheidstelling voor de juiste nakoming ervan. Geeft de curator hierop

een positieve reactie en stelt hij de vereiste zekerheid dan is het adviesbureau verplicht om gewoon door te werken. Laat de curator deze termijn verlopen zonder een verklaring als gevraagd af te geven of stelt hij

niet (voldoende) zekerheid dan kan hij geen nakoming van de overeenkomst meer vorderen. Vervolgens kan het adviesbureau overgaan tot ontbinding van de overeenkomst, waarop dan het bepaalde in artikel 12

van toepassing is.

Ook het omgekeerde - het adviesbureau failleert - kan zich voordoen en daarop heeft het tweede lid

betrekking dat inhoudelijk niet verschilt van het eerste lid anders dan dat het om het faillissement van het bureau gaat.

Bij surséance van betaling gelden overeenkomstige bepalingen.

Artikel 14 Overlijden of ontbinding

In het eerste lid is een redactionele wijziging aan het slot aangebracht, waarmee geen inhoudelijke wijziging is beoogd.

Het tweede lid is ongewijzigd in de RVOI-2001 opgenomen. Het lid bepaalt dat het besluit tot ontbinding alsmede het verlies van rechtspersoonlijkheid van een opdrachtgever die de vorm heeft van een

rechtspersoon, vennootschap onder firma of een maatschap met zich brengt dat de opdracht beëindigd is

Page 39: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

op het moment dat het intreden van een van deze gebeurtenissen aan het adviesbureau ter kennis is

gekomen.

Het derde lid heeft geen redactionele wijziging ondergaan. Het regelt het geval dat een opdracht is verleend

aan een bureau met het oog op een bepaalde persoon als adviseur. Wanneer diens duurzame geestelijke of lichamelijke invaliditeit een beroep op overmacht wettigt hebben beide partijen het recht de opdracht op te

zeggen. Daarbij is wel bepaald dat partijen behoorlijk overleg dienen te voeren en dat de opzeggende partij

een redelijk belang moet hebben.

Indien het adviesbureau een rechtspersoon is of een samenwerkingsverband van personen waarvan het besluit tot ontbinding is genomen, hebben beide partijen het recht de opdracht op te zeggen, aldus regelt

het vierde lid. Anders dan bij hetgeen geregeld is in het tweede lid omtrent de ontbinding van de opdrachtgevende rechtspersoon, vennootschap onder firma en dergelijke brengt het enkele besluit nog niet

mee dat de opdracht beëindigd is; een opzegging, waartoe beide partijen het recht hebben, is noodzakelijk.

Het recht om in dit geval op te zeggen, is aan een beperking onderworpen: het moet in de gegeven omstandigheden redelijk zijn, dat het wordt uitgeoefend.

Artikel 15 Onderbreking van de opdracht

In lid 2 zijn dezelfde wijzigingen aangebracht als in artikel 11 lid 2 (zie aldaar). Voorts werd een nieuw lid 4 toegevoegd. Overigens onderging dit artikel geen wijziging.

Het artikel regelt de onderbreking van de opdracht en de gevolgen die daaraan zijn verbonden. Het eerste

lid bepaalt dat onderbreking van de werkzaamheden gelast kan worden door de opdrachtgever; dit moet schriftelijk gebeuren. Net als bij opzegging betekent onderbreking niet dat niets meer aan het adviesbureau

verschuldigd zou zijn, terwijl de niet-consument opdrachtgever daarnaast ook nog tot betaling van

schadevergoeding verplicht kan zijn. Omgekeerd geldt ook hier wederom dat het adviesbureau verplicht is de schade zoveel mogelijk te beperken. Voor dit geval is geen forfaitaire schadevergoedingsregeling

voorzien.

Het nieuwe vierde lid bepaalt dat de regeling van de leden twee en drie ook van toepassing is, indien niet

de opdrachtgever doch het adviesbureau zich gedwongen ziet tot onderbreking van de werkzaamheden en wel vanwege omstandigheden die niet aan het adviesbureau zijn toe te rekenen.

Het laatste lid verplicht partijen tot het in overleg treden met elkaar over beëindiging van de opdracht indien

een onderbreking langer duurt dan twee jaar.

Artikel 16 Aansprakelijkheid van het adviesbureau

Ten opzichte van de RVOI-1998 is dit artikel niet ingrijpend gewijzigd. Een aantal formuleringen is

verduidelijkt, mede op grond van de beschikbare jurisprudentie, geldbedragen zijn omgezet van guldens naar euro's met gelijktijdige indexering. Het begrip wanprestatie is vervangen door het thans gangbare

begrip toerekenbare tekortkoming. De nummering van de leden van dit artikel wijkt af van de RVOI-1998.

De redactie van lid 1 is zodanig gewijzigd dat duidelijker is aangegeven dat een tekortkoming pas

toerekenbaar is indien aan drie voorwaarden is voldaan. Er blijkt uit dat het adviesbureau in het algemeen een redelijke kans krijgt om gemaakte fouten, uiteraard op eigen kosten, te herstellen. Pas wanneer het

adviesbureau, binnen de gestelde tijd, deze kans niet benut of er niet in slaagt de gevolgen van de

tekortkoming afdoende te herstellen, wordt een tekortkoming toerekenbaar. De schriftelijke ingebrekestelling kan per brief, telegram, fax of e-mail geschieden. De ingebrekestelling

heeft pas werking als zijn het adviesbureau heeft bereikt. Het risico van de aankomst ligt bij de verzender (de opdrachtgever); wil deze zekerheid hebben omtrent aankomst, dan verdient het aanbeveling de

ingebrekestelling te verzenden per aangetekende brief met ontvangstbevestiging of per deurwaardersexploit. De opdrachtgever dient duidelijk aan te geven wat hij van het adviesbureau vordert,

op welke grond en op welke termijn, dus geen vriendelijke aansporing om het werk nu eens te voltooien,

maar een heldere omschrijving van hetgeen wordt verlangd en wanneer. De termijn die daarbij wordt gesteld, moet redelijk zijn; dat wil zeggen het moet redelijkerwijs mogelijk zijn binnen de termijn de geëiste

Page 40: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

prestatie te leveren. Het adviesbureau dient echter ook op een onredelijke eis te reageren en eventueel een

tegenvoorstel te doen.

In lid 2 is onder a duidelijk gemaakt dat kosten die een adviesbureau maakt om onvoldoend eigen werk te

verbeteren, niet worden beschouwd als schade. De formulering in lid 2 onder c is in overeenstemming gebracht met de praktijk bij arbitrages.

Het spreekt vanzelf dat het adviesbureau fouten en gebreken in of aan het eigen werk kosteloos moet

herstellen; daaruit kan dus geen schade voor de opdrachtgever voortvloeien. Slaagt het adviesbureau echter niet dergelijke fouten en gebreken deugdelijk te herstellen of laat het na dat (binnen de gestelde termijn) te

doen, dan kan de opdrachtgever genoodzaakt worden derden in te schakelen. Deze derden moeten uiteraard door de opdrachtgever worden betaald; de daaraan verbonden kosten vormen wel schade die in

aanmerking komt voor vergoeding door het adviesbureau (lid 2 sub a). Hetzelfde geldt voor gebreken aan een object en de daaruit voortvloeiende rechtstreekse schade. Als het

adviesbureau deze gebreken niet op eigen kosten heeft hersteld of laten herstellen (dat komt maar zelden

voor) en/of de schade zelf heeft vergoed, moet de opdrachtgever dat (laten) doen. De daaraan verbonden kosten moeten in beginsel door het adviesbureau worden vergoed (lid 2 sub b). De schade behoeft niet

beslist door de opdrachtgever geleden te zijn, maar kan ook bij derden zijn ontstaan, bijvoorbeeld verzakking van een belendend pand. Het moet echter wel gaan om rechtstreekse schade, zogenaamde

gevolgschade is uitgesloten (lid 2 sub b).

Indien andere bij een project betrokken partijen schade ondervinden als gevolg van een fout van het adviesbureau en die schade is ten laste gekomen van de opdrachtgever, komt die B met dezelfde

beperkingen als sub b - in beginsel voor rekening van het adviesbureau (lid 2 sub c). In lid 3 is het schadebegrip nader begrensd. Het alsnog maken van kosten die feitelijk altijd al nodig waren,

is geen schade. Ook het begrip rechtstreekse schade is wat duidelijker afgegrensd.

In lid 4 is aangegeven dat de beperking in schadesoorten die in lid 2 is begrepen, kan vervallen bij grove

onzorgvuldigheid van het adviesbureau. Daarvan is bijv. sprake als het bureau tegen beter weten in fouten maakt of bij herhaling of ondanks terechte waarschuwingen, ernstig tekortschiet.

In lid 5 (oud lid 3) vervangt het begrip opdrachtsom de vroegere omschrijving. Overigens verschilt het van

lid 3 uit de RVOI-1998 alleen in de geldbedragen. Bij indexering van het - in 1987 ingevoerde - maximaal te

vergoeden bedragen van 1,5 miljoen gulden komt men thans met enige afronding naar boven op 1 miljoen euro.

Voor drie vakgebieden (die samen een aanzienlijk deel van het toepassingsgebied van de RVOI omvatten) is

in lid 5 b aangegeven dat voor zogenaamd volledige opdrachten kleiner dan 90.000 euro het maximaal te

vergoeden bedrag hoger kan liggen dan de opdrachtsom, nl. op 90.000 euro. Dit bedrag is ook ontstaan door indexering echter met enige afronding naar beneden.

Lid 6 geeft uitdrukking aan de bijzondere positie die de consument in het thans vigerende recht heeft. Als

deze kan aantonen dat de beperkingen uit de voorgaande leden onredelijk bezwarend zijn, kan hij aanspraak maken op andere of hogere schadevergoedingen.

Lid 7 is nieuw. In overeenstemming van de jurisprudentie en naar analogie van artikel 11 houdt het adviesbureau aanspraak op betaling van prestaties die naar behoren zijn geleverd. Verschuldigde

schadevergoedingen kunnen daarmee worden verrekend.

Lid 8 is gelijk aan het oude lid 5. Dit geeft arbiters de mogelijkheid om - alles overwegende - op

billijkheidsgronden af te wijken van de in de voorgaande leden vervatte regels, zowel ten gunste van de opdrachtgever als ten gunste van het adviesbureau.

Lid 9 gaat ervan uit dat bij de totstandkoming van objecten voor bouw- en constructieprojecten, door of

voor rekening van de opdrachtgever, passende verzekeringen worden gesloten. Het adviesbureau dient de opdrachtgever hierop attent te maken (art. 5 lid 9). Als het aan die verplichting heeft voldaan kan het niet

meer aansprakelijk worden gesteld voor schaden die gedekt worden door een gebruikelijke CAR-verzekering

of een daarmee gelijk te stellen verzekering. Dit geldt ook als de opdrachtgever welbewust heeft besloten het werk niet te verzekeren. Gelet op de verscheidenheid van de objecten, waarop de RVOI betrekking kan

hebben, is het niet doenlijk om in algemene zin uitputtend te omschrijven wat een gebruikelijke CAR-

Page 41: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

verzekering is. In elk geval zal zo'n verzekering primaire dekking moeten bieden voor de secties 1(schade

aan het werk), 2 (aansprakelijkheid verband houdend met de uitvoering van het werk) en 3 (schade aan

bestaande eigendommen van de opdrachtgever als gevolg van de uitvoering van het werk) en aan alle bij het object betrokken partijen, waaronder het adviesbureau. De verzekering dient tevens dekking te geven

voor de gevolgen van ontwerpfouten die zich manifesteren tijdens de onderhoudsperiode. Voor bouwprojecten wordt in dit verband gewezen op de Leidraad en Checklist CAR- en

Aansprakelijkheidsverzekeringen, een uitgave van AVBB, BNA en ONRI. Een voorbeeld van een gelijk te

stellen verzekering is de Bodemsaneringsverzekering. In aanvulling op het hiervoor bij dit lid opgemerkte, is bepaald dat het adviesbureau niet aansprakelijk is

voor risico's die de opdrachtgever daadwerkelijk heeft verzekerd. Daardoor wordt regres door de verzekeraars praktisch geblokkeerd.

Lid 10 bevat een duidelijker formulering van het oude lid 7. De eerste zin heeft betrekking op de

totstandkoming van objecten, de twee laatste zinnen hebben algemene geldigheid. In het algemeen is het

adviesbureau niet verantwoordelijk voor tekortkomingen in het werk van anderen. Uiteraard wordt dat anders wanneer het adviesbureau opdracht heeft om de inbreng van anderen te controleren of wanneer

fouten zo evident zijn dat ze niet onopgemerkt behoren te blijven. De laatste zin vooronderstelt dat de door het adviesbureau verstrekte gegevens op zichzelf juist zijn. Als deze echter op een verkeerde manier

worden gebruikt of als er verkeerde conclusies uit worden getrokken, zonder dat het bureau daarbij

betrokken is, is het bureau voor de nadelige gevolgen daarvan niet aansprakelijk.

Lid 11 wijkt slechts in geringe mate af van het oude lid 8. Zodra een opdrachtgever een tekortkoming van het adviesbureau ontdekt, dient hij het adviesbureau

daarop te wijzen en zo nodig verdere stappen te ondernemen. Dit geldt in het bijzonder zolang het adviesbureau nog met de opdracht bezig is, maar ook gebreken die na voltooiing van de opdracht worden

geconstateerd dienen zo spoedig mogelijk te worden gemeld. Laat de opdrachtgever de zaak versloffen dan

zal zijn recht op schadevergoeding vervallen. Vijf jaar na beëindiging van de opdracht vervalt elke bevoegdheid van de opdrachtgever om zich op een tekortkoming van het adviesbureau te beroepen. De

bepaling dat bij objecten de termijn van 5 jaar ingaat bij de oplevering van het object is vervallen. Dit is gedaan omdat de datum van oplevering van objecten in sommige gevallen niet eenduidig is vast te stellen.

Na het eerste protest zal het adviesbureau in het algemeen gelegenheid krijgen om te reageren en

voorstellen te doen om de tekortkoming op te heffen of te compenseren. Leidt dat niet tot overeenstemming dan kan de opdrachtgever formeel een geschil aanhangig maken (zie artikel 18). Ook

hiermee dient de opdrachtgever niet te lang te wachten. Twee jaar na het eerste protest dient de rechtsvordering (als regel arbitrage) te zijn ingesteld; na die tijd zijn de rechten van de opdrachtgever

vervallen.

Als onderhandelingen tussen partijen lang gaan duren, kan het daarom van belang zijn om in een vroeg stadium pro-forma een arbitrage aanhangig te maken.

Lid 12 (oud lid 9) is inhoudelijk gelijk gebleven. Wel is duidelijk gemaakt dat het hier niet gaat om een extra

aansprakelijkheid maar om een nadere uitwerking van het in de voorgaande leden vermelde.

Lid 13 is toegevoegd in verband met het opnemen van bepalingen over detachering. Ervan uitgaande dat

het adviesbureau zorgt voor het beschikbaar stellen van een of meer personen met bepaalde kwaliteiten en gedurende een bepaalde tijd en dat die personen vervolgens onder leiding en toezicht van de opdrachtgever

gaan werken, is het logisch dat de verantwoordelijkheid van het adviesbureau zich beperkt tot de beschikbaarheid en de kwaliteit van de gedetacheerden. Hun doen en laten tijdens de detachering onttrekt

zich daarna aan de waarneming van het adviesbureau. Het zal daarvoor dan ook niet aansprakelijk kunnen

worden gesteld.

Artikel 17 Eigendom en gebruik van documenten - Auteursrecht - Octrooien

Algemeen Het auteursrecht is een weerkerend punt van discussie tussen adviesbureaus en opdrachtgevers. Om die

reden wordt hier voorafgaand aan de toelichting op de afzonderlijke leden van artikel 17 meer algemeen op

het auteursrecht ingegaan.

Page 42: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

De Auteurswet bepaalt in artikel 10 lid 1 aanhef en onder 6 en 8 waarop het auteursrecht bestaat: het

moet, aldus genoemde bepalingen, gaan om 'werken van letterkunde, wetenschap of kunst' en daaronder

verstaat de wet: '6. teken-, schilder, bouw- en beeldhouwwerken, lithografieën-, graveer of andere plaatwerken; (....) 8. ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de

aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen'. De auteur heeft twee soorten rechten: exploitatierechten en morele rechten ook wel persoonlijkheidsrechten

genoemd.

De exploitatierechten zijn beschreven in artikel 1 van de Auteurswet; het gaat daarbij om het openbaar maken en het verveelvoudigen van het werk. Wat verveelvoudigen is, is niet limitatief omschreven in het

dertiende artikel van de wet. Gesproken wordt van iedere gehele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigde vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt. Artikel 14 voegt

daar aan toe: het vastleggen van dat werk of een gedeelte daarvan op enig voorwerp dat bestemd is een werk (....) te vertonen. Dit wordt in de literatuur omschreven als het plagiëren van een ontwerp (kopiëren in

dezelfde vorm) en om het vastleggen op bijvoorbeeld film, video of internetsite en wel ongeacht of het

ontwerptekening of een gerealiseerd ontwerp betreft. Het openbaar maken is geregeld in artikel 12, maar ook dat artikel biedt geen uitputtende opsomming van

de manieren waarop iets geopenbaard kan worden. Het komt erop neer dat een ander dan de ontwerper een ontwerp of gerealiseerd werk niet mag realiseren dan wel gebruiken. Nabouwen van een ontwerp of

bouwwerk is verboden; een foto verspreiden als ansichtkaart van een gebouw valt daar ook onder.

Op de regeling van zowel het verveelvoudigen als het openbaar maken zijn in de wet uitzonderingen geformuleerd, die onder andere betrekking hebben op het gebruik voor eigen oefening of studie en

onderwijsdoeleinden. De exploitatierechten zijn geheel of gedeeltelijk overdraagbaar.

De persoonlijkheidsrechten zijn geregeld in artikel 25, lid 1 Auteurswet. De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn recht (het exploitatierecht) heeft overgedragen, de volgende rechten:

a het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van naam of

andere aanduiding van de maker, tenzij het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid; b het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne,

alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen, dan wel in verband daarmee zijn

openbaar gemaakt;

c het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet in strijd zou zijn met de redelijkheid;

d het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.

Van belang is onder andere dat totale vernietiging gelijkgesteld kan worden met het onder d bepaalde: andere aantasting (daar wordt overigens wel verschillend over gedacht). Verder komt de redelijkheidstoets

niet in zicht in het kader van het sub d bepaalde, maar wel bij het sub c bepaalde. Daarnaast is het van belang dat de algemene civielrechtelijke bepaling van misbruik van bevoegdheid ook bij de gevallen van sub

d in beeld is. De wet laat toe dat afstand wordt gedaan van het recht om het werk te openbaren zonder vermelding van

de naam van de maker; het werk kan ook onder een andere naam openbaar gemaakt worden. Het recht

zich te verzetten tegen wijzigingen kan onderwerp van afstand van recht zijn, maar van het recht zich te verzetten tegen misvorming, verminking of andere aantasting kan geen afstand gedaan worden.

De ontwerper behoeft geen bijzondere actie te ondernemen om de hierboven beschreven rechten te verkrijgen; hij heeft die zonder meer op grond van de wet.

Tot slot zij opgemerkt dat het voor de bescherming die de wet biedt niet uitmaakt op welke wijze werken die binnen de bescherming van de wet vallen, zijn vervat: een ontwerp dat digitaal is vastgelegd, valt net

zozeer binnen de bescherming van de Auteurswet als zou het ontwerp op papier zijn vastgelegd.

Toelichting op leden van artikel 17 Het tweede lid is nieuw en is overeenkomstig een tendens die waarneembaar is in veel contracten die

gesloten worden tussen adviesbureaus en opdrachtgevers. Het lid geeft de algemene regel dat geen

specifiek opdrachtgebonden gegevens en bescheiden aan derden verstrekt worden terwijl ook geen publieke uitingen over een opdracht gedaan worden.

Page 43: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Wil een opdrachtgever een object nogmaals uitvoeren dan bepaalt lid 3 nog eens uitdrukkelijk dat hij

daartoe toestemming nodig heeft van het adviesbureau. Het bureau mag aan die toestemming voorwaarden

verbinden; een mogelijke voorwaarde, betaling, wordt genoemd.

Het feit dat documenten afgegeven zijn aan de opdrachtgever brengt geen verandering in het auteursrecht dat bij het adviesbureau blijft berusten, aldus het vierde lid.

Het huidige vijfde lid was voorheen het vierde lid; het heeft slechts een redactionele verandering ondergaan. Het regelt dat de opdrachtgever in een aantal met name genoemde gevallen, onverminderd het

in het vierde lid, het object zonder tussenkomst en goedkeuring van het bureau tot stand kan brengen. Het betreft hier gevallen waarin onverkorte handhaving van het auteursrecht zou leiden tot voor de

opdrachtgever onaanvaardbare gevolgen.

Het negende lid bevat twee wijzigingen ten opzichte van de tekst van 1998. In het onder a bepaalde is

sprake van vindingen die gedaan zijn tijdens en door de uitvoering van de opdracht, in plaats van vindingen ontstaan in en door zijn werkzaamheden. Een principiële verandering is hier niet mee beoogd.

Het sub d bepaalde heeft alleen nog betrekking op het geval dat de opdrachtgever geen gebruik maakt van het recht om octrooi aan te vragen van een vinding die is ontstaan door uitwisseling van kennis tussen

opdrachtgever en adviesbureau (zie lid 9 sub b).

Artikel 18 Geschillen

De leden 1 t/m 4 zijn ongewijzigd, toegevoegd zijn de leden 5 en 6.

In lid 1 is uitgedrukt dat partijen de morele plicht hebben om te proberen meningsverschillen door middel

van onderling overleg op te lossen. Als minnelijke weg wordt ook beschouwd bemiddeling (mediation) door

een onpartijdige derde. Indien minnelijk overleg niet tot overeenstemming leidt, of een van de partijen weigert aan zulk overleg deel te nemen, ontstaat een formeel geschil.

In lid 2 is aangegeven dat alle geschillen (behoudens de in lid 5 genoemde afwijkende mogelijkheid) worden

beslecht door arbitrage volgens het reglement van de Commissie van Geschillen (CvG) van het KIVI. Op

deze wijze wordt de beslissing gelegd in handen van personen met kennis van zaken op het terrein van de opdracht, zowel vaktechnisch als wat betreft gewoonten en gebruiken in de betreffende branche. Zij worden

daarbij overigens altijd bijgestaan door een competente jurist. Behandeling vindt plaats in één instantie, er is dus geen hoger beroep mogelijk.

In lid 3 is uitgedrukt dat niet in de eerste plaats wordt geoordeeld op grond van de letter van de wet maar op grond van wat in de concrete situatie billijk is. De staande uitdrukking 'als goede man(nen)' - dit is de in

de wet gebruikte term B sluit uiteraard geenszins uit dat vrouwen worden benoemd tot lid van een scheidsgerecht (arbiter).

Lid 5 opent thans de mogelijkheid om geschillen waarvoor de kantonrechter bevoegd is, bij deze rechter

aanhangig te maken. De belangrijkste bevoegdheid van de kantonrechter in dit verband betreft

geldvorderingen tot een bedrag van 10.000 gulden (= ca. 4500 euro). Voor zuivere incassozaken is de procedure bij de kantonrechter eenvoudiger en goedkoper dan arbitrage bij de CvG.

Het kan echter voorkomen dat, op een bij de kantonrechter ingestelde vordering van enkele duizenden euro, door de wederpartij wordt gereageerd met een tegenvordering (een vordering in reconventie), die

vele malen groter is en waarbij allerlei technische aspecten in het geding komen. In zo'n geval kan voor die

tegenvordering doorgaans niet meer worden teruggevallen op arbitrage en zal de kantonrechter deze reconventionele zaak moeten doorverwijzen naar de rechtbank. Een partij die overweegt naar de

kantonrechter te stappen dient zich van deze mogelijke consequentie bewust te zijn.

Lid 6 biedt thans de mogelijkheid om uitspraken in de vorm van een bindend advies te verkrijgen. Hoewel de behoefte daaraan in het algemeen niet groot is, komt het een enkele maal voor dat partijen daaraan de

voorkeur geven boven een vonnis. Het meest in het oog springende verschil tussen de uitspraak in de vorm

van een arbitraal vonnis en die in de vorm van een bindend advies, is dat de eerste, na daartoe verkregen toestemming van de president van de rechtbank, een executoriale titel oplevert, waardoor het afdwingen

van hetgeen waartoe veroordeeld is, mogelijk is; daarentegen maakt het bindend advies onderdeel uit van

Page 44: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

de overeenkomst en bij niet-nakoming ervan zal de rechterlijke c.q. arbitrale weg nog bewandeld moeten

worden.

HOOFDSTUK II - ADVIESKOSTEN

In dit hoofdstuk zijn de bepalingen van artikel 10 verder uitgewerkt. Artikel 19 t/m 21 behandelen de

honoreringssystemen, artikel 22 de bijkomende kosten en artikel 23 de toezichtkosten. Er zijn geen ingrijpende wijzigingen aangebracht. Wel is de terminologie in overeenstemming gebracht met de rest van

de regeling.

Artikel 19 Honorering bij opdrachten op basis van bestede tijd (artikel 10 lid 2 sub a)

De leden 1 en 2 zijn niet gewijzigd, lid 3 is ingekort. De inhoud van lid 4 is thans begrepen in artikel 10 lid 6.

De verwijzing naar de bijlagen is vervallen omdat de thans vigerende mededingingsregels het branchegewijs hanteren van tarieven niet toestaan.

De in de leden 1 en 2 bedoelde bestede tijd wordt gedifferentieerd naar persoon, functie of groep, als

bedoeld in lid 3.

Als de tarieven niet reeds bij de opdracht zijn overeengekomen, moet dat zo spoedig mogelijk alsnog

gebeuren.

Indien niet is te voorzien dat de opdracht het werken op ongebruikelijk tijdstippen noodzakelijk zal maken, zullen tarieven als regel gelden voor normale werktijden. Blijkt in een later stadium (zonder dat zulks aan

het adviesbureau is te wijten) toch werk op ongebruikelijke tijdstippen (bijvoorbeeld weekends, feestdagen,

avond- en nachturen) nodig te zijn, dan dienen nadere afspraken te worden gemaakt over de daarvoor te hanteren tarieven.

Artikel 20 Honorering bij opdrachten op basis van een percentage van de bouwsom van het

object, vermeerderd met een vergoeding op basis van bestede tijd voor nader

omschreven werkzaamheden (artikel 20 lid 2 sub b)

Dit artikel is in hoofdzaak ongewijzigd gebleven. Kenmerkend is dat met het percentage van de bouwsom slechts een gedeelte van de werkzaamheden van het adviesbureau wordt gehonoreerd. Daarnaast worden

bepaalde werkzaamheden verrekend op basis van werkelijk bestede tijd.

Hoewel de regeling al tot veel misverstand aanleiding heeft gegeven is deze gehandhaafd omdat er in de praktijk nog steeds gebruik van wordt gemaakt.

Met nadruk wordt erop gewezen dat de in de bijlagen vermelde percentages slechts een indicatief karakter

hebben. Deze percentages hebben reeds tientallen jaren geen wijziging ondergaan en zullen zeker niet in alle gevallen leiden tot een adequate prijsvorming. Daarom is thans in lid 1 onder c vermeld dat het toe te

passen percentage in de opdrachtbrief moet zijn bepaald. Aangeduid is dat partijen kunnen overeenkomen

de gestandaardiseerde percentages te gebruiken, zij kunnen echter ook andere waarden afspreken.

Lid 1 is grotendeels ongewijzigd gebleven. Behalve de reeds vermelde wijziging onder c is alleen nog onder geen overbodige passage geschrapt.

Uit het bepaalde onder d en f volgt dat per fase definitief wordt afgerekend op basis van de op dat moment

best mogelijke benadering van de bouwsom. Als in een later stadium de bouwsom hoger of lager blijkt te (zijn ge)worden, geeft dat geen aanleiding om de honorering van voorliggende fasen alsnog te wijzigen.

Onder f wordt verwezen naar de verdeling van het honorariumpercentage over de opeenvolgende fasen. Partijen hebben ook op dit punt vanzelfsprekend de vrijheid om af te wijken, deze verdeling niet als

indicatief te worden gezien. De regeling is bedoeld voor nieuw te bouwen of te construeren objecten en uitvoering door derden

(aannemers, machinefabrieken, e.d.). Voor afwijkende situaties zijn onder

h t/m l aanwijzingen gegeven voor noodzakelijke correcties. In het algemeen zal hier sprake zijn van maatwerk (prijsvaststelling per geval).

Page 45: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Lid 2 verwijst naar de bijlagen. In de bijlagen blijkt dat voor een (beperkt) aantal activiteiten van het

adviesbureau per geval moet worden overeengekomen of deze geacht worden te worden gehonoreerd uit

het percentage van de bouwsom (lid 1) dan wel verrekend op tijdbasis (lid 2).

Artikel 21 Honorering op basis van een voor het totaal of per werkonderdeel vast te stellen percentage van de bouwsom van het object (artikel 10 lid 2 sub c) of vast te

stellen bedrag (artikel 10 lid 2 sub d)

Dit artikel heeft geen belangrijke wijzigingen ondergaan. De tweede zin van lid 2 en het oude lid 4 zijn

geschrapt omdat het daar bepaalde thans is geregeld in artikel 10 lid 6 resp. lid 10. Het oude lid 5 is thans lid 4.

In feite regelt dit artikel twee honoreringswijzen t.w.:

- een of meer percentages van de bouwsom;

- een of meer vaste bedragen. Indien voor percentages wordt gekozen, moet worden bepaald of er sprake is van één percentage voor het

hele project (dat eventueel weer kan worden verdeeld over de fasen dan wel dat er voor afzonderlijke onderdelen (fasen, objectgedeelten) afzonderlijke percentages worden vastgesteld.

Naast de aldus bepaalde percentages heeft het adviesbureau in beginsel geen aanspraak op verdere

vergoedingen, behalve bij wijzigingen in het object (lid 4). De bijlagen bevatten (behalve bij het vakgebied Constructies, bijlage B) geen indicaties voor de te hanteren

percentages; ze moeten dus per geval worden bepaald. In lid 3 worden aanwijzingen gegeven die gelijk zijn aan de overeenkomstige bepalingen in artikel 20 lid 1.

Indien wordt gekozen voor vaste bedragen kan ook weer worden bepaald dat het gaat om één bedrag voor

de hele opdracht dan wel om bedragen per onderdeel (fasen, objectgedeelten). Behalve bij zeer eenvoudige

opdrachten wordt als regel wel een vorm van opsplitsing toegepast, zowel ten behoeve van het in rekening brengen van deelprestaties als met het oog op noodzakelijke wijzigingen na de opdracht.

In alle gevallen is het van groot belang dat partijen het eens zijn over aard en omvang van de door het

adviesbureau te leveren prestaties. De checklists uit de bijlagen kunnen daarbij nuttige diensten bewijzen.

Artikel 22 Bijkomende kosten (artikel 10 lid 3)

Dit artikel is in essentie ongewijzigd. De formulering is enigszins aangepast. Lid 3 (oud) is geschrapt omdat

de daar omschreven verplichting is begrepen in artikel 5 lid 2.

Ongeacht de wijze waarop de honorering is bepaald zijn er kosten die afzonderlijk verschuldigd zijn. Deze

kosten zijn opgesomd in lid 1 en lid 2.

De wijze waarop de kosten in rekening worden gebracht kan verschillen. Als gekozen wordt voor werkelijk gemaakte kosten is het aan te bevelen om voor regelmatig voorkomende kosten tarieven per eenheid af te

spreken. Wordt gekozen voor percentages van de bouwsom of voor vaste bedragen dan kunnen die

desgewenst worden gecombineerd met de overeenkomstige percentages of bedragen voor de honorering (artikel 10 lid 5).

Artikel 23 Ten behoeve van het object gemaakte toezichtkosten (artikel 10 lid 4)

De tweede zin van lid 1 (oud) is geschrapt omdat de daar omschreven verplichting is begrepen in artikel 5 lid 2. Verder is het artikel ongewijzigd.

In het verleden werden toezichtkosten gezien als een aparte categorie. Het daarvoor benodigde personeel

werd vaak per project geworven. Thans is dat veel minder het geval. Voorshands is de aparte opstelling gehandhaafd.

Evenals bij bijkomende kosten kunnen percentages of vaste bedragen worden gecombineerd met die van de honorering.

Page 46: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

HOOFDSTUK III - OMSCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET ADVIESBUREAU

Artikel 24 Algemeen

Dit artikel stemt overeen met artikel 9 lid 2.

Artikel 25 Werkzaamheden die niet of niet direct ten doel hebben te leiden tot de totstandkoming van een object (artikel 9 lid 2 sub a)

Dit artikel is niet gewijzigd.

Lid 4 is in feite een doublure van de tweede alinea van artikel 10 lid 7.

Artikel 26 Werkzaamheden die de totstandkoming van een object ten doel hebben (artikel

9 lid 2 sub b)

De leden 1.1 t/m 1.4 en 1.6 zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven. In lid 5 zijn de begrippen Aanbesteding en gunning vervangen door Prijs- en contractvorming. Daardoor en door het toevoegen van een sub lid c is tot

uitdrukking gebracht dat er ook andere mogelijkheden zijn om tot een uitvoeringscontract te komen dan de

traditionele aanbesteding. De hieraan verbonden werkzaamheden van het adviesbureau dienen voorshands per geval te worden afgesproken.

In lid 1.7 is het begrip Directievoering vervangen door Realisatiefase. Dit is gebeurd omdat directievoering strikt genomen geen fase is, maar een wijze van optreden en omdat de directievoering zich veelal ook

uitstrekt tot de daarop volgende fasen. Bovendien worden meermalen ook opdrachten verstrekt voor vormen van uitvoeringsbegeleiding die niet als directievoering kunnen worden aangemerkt. Wel is aan het

slot van dit lid het begrip directievoering weer ingevoerd. Dit dient echter uitdrukkelijk beperkt te blijven tot

situaties waarin de opdrachtgever (bijvoorbeeld op grond van paragraaf 3 UAV 1989) het adviesbureau heeft gemachtigd om namens hem op te treden t.o.v. de aannemer. Zowel bij traditionele directievoering

als bij andere vormen van uitvoeringsbegeleiding is het van groot belang dat voor alle betrokken partijen duidelijk is vastgelegd, welke taken aan het adviesbureau zijn opgedragen en welke bevoegdheden door de

opdrachtgever zijn gedelegeerd.

Lid 2 is, afgezien van de uitbreiding van het aantal bijlagen ongewijzigd. Het verwijst naar de bijlagen. Voor toelichting zie aldaar.

Lid 3 is ongewijzigd. Hierbij wordt aangetekend dat het adviesbureau in elke opdracht de noodzakelijke

management taken dient te verzorgen. Wat hier omschreven is heeft echter betrekking op situaties waar

het adviesbureau is belast met het overall-management van het project, waarvan de technische opdracht al of niet onderdeel uitmaakt. In de mogelijkheid dat in zo'n geval slechts een gedeelte van dit overall-

management wordt opgedragen (en bijv. de opdrachtgever het overige zelf doet) is ook voorzien.

Page 47: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

BIJLAGE I - REGLEMENT VAN DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN

Artikel 1 De Commissie van Geschillen

1.1 De Commissie van Geschillen bestaat uit een voorzitter en vier leden, die allen lid moeten zijn van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

1.2 De voorzitter en de leden worden benoemd door het Hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut van

Ingenieurs. 1.3 De voorzitter en de leden hebben zitting voor een tijdvak van drie jaar; zij treden af volgens

rooster en zijn terstond één maal herbenoembaar. 1.4 De Commissie zetelt ten kantore van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

1.5 Het Instituut stelt aan de Commissie een secretaris beschikbaar, die geen deel uitmaakt van de Commissie.

1.6 Aan de Commissie wordt een rechtskundig adviseur toegevoegd, die geen deel uitmaakt van de

Commissie. Hij wordt benoemd en ontslagen door het Hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs.

1.7 De rechtskundig adviseur kan - zolang niet overeenkomstig artikel 7 van dit reglement voor een bepaald geschil een scheidsgerecht en een secretaris zijn benoemd - optreden namens de

Commissie, dan wel namens de voorzitter van de Commissie, met het recht van substitutie.

Artikel 2 Aanhangig maken van een geschil

2.1 Een geschil wordt aanhangig gemaakt door indiening in achtvoud van een memorie van eis bij de Commissie, waarvan het juridisch secretariaat is gevestigd bij:

Advocaten & Notarissen Houthoff Buruma, Postbus 84406, 2508 AA Den Haag, tel.: (070) 352 93 55, fax (070) 352 09 19.

2.2 Het geschil wordt geacht aanhangig te zijn gemaakt op de dag van ontvangst van de memorie van

eis. 2.3 De memorie van eis moet bevatten:

a de naam, voornamen, de woonplaats en het adres (dan wel de naam, rechtsvorm, de vestigingsplaats en het adres) van de eisende partij;

b de naam, voornamen, de woonplaats en het adres (dan wel de naam, rechtsvorm, de

vestigingsplaats en het adres) van de wederpartij; c een duidelijke omschrijving van de opdracht, waarover het geschil is ontstaan;

d een duidelijke omschrijving van het geschil en van de eis, zo mede van de gronden, waarop deze eis steunt;

e de gronden, waarop de eisende partij van oordeel is, dat een overeenkomstig dit reglement te

benoemen scheidsgerecht bevoegd is van het geschil kennis te nemen. 2.4 Partijen kunnen voor het scheidsgerecht in persoon verschijnen of zich doen vertegenwoordigen

door een advocaat dan wel door een bijzonderlijk en schriftelijk gevolmachtigde. De partijen kunnen zich in het geding door personen van haar keuze doen bijstaan.

Artikel 3 Loop van de procedure

3.1 De Commissie stelt de termijnen vast, waarbinnen de verdere memories moeten worden ingediend.

3.2 Zodra deze termijnen zijn bepaald, stelt de Commissie de partijen daarvan in kennis. 3.3 Zij doet de in lid 2 bedoelde mededeling aan de gedaagde partij vergezeld gaan van een exemplaar

van de memorie van eis en van de uitnodiging een memorie van verweer in achtvoud bij haar in te zenden binnen de daarvoor door haar gestelde termijn.

Artikel 4 Vastrecht en waarborgsom 4.1 Bij de indiening van de memorie van eis is de eiser, vooruitlopend op de vaststelling van de

waarborgsom, een door de Commissie vastgesteld vastrecht verschuldigd aan de Commissie, ter dekking van de door de Commissie te maken kosten.

4.2 De Commissie stelt de waarborgsom vast, die door de eisende partij moet worden gestort, bij gebreke waarvan de procedure wordt opgeschort tot de dag van ontvangst van de betaling.

De Commissie is bevoegd in elke stand van het geding een aanvullende waarborgsom vast te stellen

indien daartoe aanleiding bestaat.

Page 48: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

4.3 Indien, nadat voor een geschil overeenkomstig artikel 7 van dit reglement een scheidsgerecht en

een secretaris zijn benoemd, de waarborgsom ontoereikend mocht blijken, stelt de secretaris van

het scheidsgerecht een verhoging daarvan vast onder opschorting van de procedure tot de dag van ontvangst van de betaling daarvan.

4.4 Indien na een tweede schriftelijke aanmaning door de Commissie van Geschillen een partij de door haar verschuldigde waarborgsom niet binnen veertien dagen heeft voldaan, wordt zij geacht de

vordering te hebben ingetrokken.

4.5 Indien door de gedaagde partij een reconventionele vordering aanhangig wordt gemaakt, gelden ten aanzien van een eventueel door haar te storten waarborgsom dezelfde bepalingen.

4.6 Het in dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op gevoegde gedingen en vrijwaringsgedingen.

Artikel 5 Intrekking vordering

5.1 Een partij kan haar vordering c.q. reconventionele vordering intrekken zolang de wederpartij geen

memorie van antwoord heeft ingediend of in geval van een spoedprocedure zolang de mondelinge behandeling niet heeft plaatsgevonden.

5.2 Nadien kan een partij de vordering c.q. de reconventionele vordering slechts intrekken met instemming van de wederpartij.

5.3 De intrekking wordt door de Commissie schriftelijk aan partijen bevestigd.

5.4 Bij intrekking van het geschil dient de eisende partij de kosten van het geding aan de Commissie te voldoen. De Commissie is bevoegd te bepalen dat de kosten uit de waarborgsom zullen worden

voldaan. 5.5 Onder de kosten van het geding zijn in ieder geval begrepen de vaste administratiekosten van het

KIVI, de honorering en verschotten van de leden van het Scheidsgerecht en van eventuele aan het Scheidsgerecht toegevoegde deskundigen, de overige in verband met de behandeling van het

geschil gemaakte kosten en de kosten voortvloeiende uit de bemoeiingen van de rechtskundig

adviseur van de Commissie en de Secretaris van het Scheidsgerecht.

Artikel 6 Repliek en dupliek 6.1 Dient gedaagde tijdig een memorie van verweer in, dan wordt daarvan door de Commissie een

exemplaar gezonden aan de wederpartij.

6.2 Daarbij wordt de eisende partij uitgenodigd een memorie van repliek in zevenvoud te zenden binnen de door de Commissie ingevolge artikel 3, lid 1, gestelde termijn.

6.3 Indien de eisende partij aan dit verzoek voldoet, wordt met deze memorie van repliek gehandeld als met de memorie van eis en wordt de gedaagde partij in de gelegenheid gesteld binnen de door de

Commissie ingevolge artikel 3, lid 1, gestelde termijn een memorie van dupliek in zevenvoud in te

dienen. Met deze memorie van dupliek wordt gehandeld als hiervoren over de memorie van verweer is bepaald.

6.4 De Commissie kan op verzoek van een der partijen of uit eigen beweging één of meer van de door haar gestelde termijnen verlengen, onder mededeling daarvan aan de partijen.

Artikel 7 Voeging en tussenkomst

7.1 Op verzoek van een derde die enig belang heeft bij een aanhangig geschil als bedoeld in dit

reglement, kan de Commissie hem toestaan om zich in dat geding te voegen of tussen te komen. 7.2 Het verzoek dient schriftelijk, met redenen omkleed, tijdig aan de Commissie te worden gedaan en

in zevenvoud te worden ingediend. De Commissie zendt een exemplaar van het verzoek aan elk der partijen.

7.3 Het verzoek kan uitsluitend door het scheidsgerecht in behandeling worden genomen indien de

verzoeker aantoont bij de schriftelijke overeenkomst met de partijen tot de arbitrage te zijn toegetreden, aan welke voorwaarde hij geacht wordt te hebben voldaan indien hij aantoont dat

tussen hem en één van de partijen in het geschil een overeenkomst tot stand is gekomen, waarin opgenomen een arbitraal beding dat verwijst naar dit reglement, dan wel een akte van compromis.

7.4 Na partijen in het geschil op het verzoek te hebben gehoord, wordt daarop door de voorzitter van de Commissie beslist. De Commissie kan het geding in afwachting van de beslissing op het verzoek

schorsen.

Na de beslissing wordt het geding voortgezet op de wijze als door de Commissie te bepalen. 7.5 De Commissie stelt de waarborgsom vast die door de verzoekende partij moet worden gestort. Het

bepaalde in artikel 4.4 is van overeenkomstige toepassing.

Page 49: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

7.6 Indien het verzoek wordt gedaan na benoeming van het scheidsgerecht, treedt ten aanzien van het

in dit artikel bepaalde het scheidsgerecht in de plaats van de Commissie en haar voorzitter.

Artikel 8 Vrijwaring

8.1 Een partij kan een derde in vrijwaring oproepen. De oproep dient door de verwerende partij te worden gedaan voor haar memorie van antwoord en door de eisende partij voor haar memorie van

repliek.

8.2 Een afschrift van de oproep wordt gelijktijdig in zevenvoud toegezonden aan de Commissie die voor doorzending aan de wederpartij zorgdraagt.

8.3 De oproep kan uitsluitend in behandeling worden genomen indien de oproeper gemotiveerd stelt bij schriftelijke overeenkomst met de opgeroepen derde tot de arbitrage te zijn toegetreden, aan welke

voorwaarde hij geacht wordt te hebben voldaan indien hij aantoont dat tussen hem en de opgeroepen derde een overeenkomst tot stand is gekomen, waarin opgenomen een arbitraal beding

dat verwijst naar dit reglement, dan wel een akte van compromis.

8.4 Na de wederpartij en de in vrijwaring opgeroepen derde te hebben gehoord, wordt door de voorzitter van de Commissie over de toelating van de vrijwaring beslist.

8.5 De mondelinge behandeling van de hoofdzaak en van de vrijwaringszaak vindt gevoegd plaats.

Artikel 9 Samenvoeging arbitrale gedingen

9.1 Een partij in een bij de Commissie aanhangig geschil waarvan het onderwerp samenhangt met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kan verzoeken om die gedingen

algeheel samen te voegen, mits dat andere geding (hierna ook: het samen te voegen geding) wordt gevoerd onder toepasselijkheid van een reglement dat op inhoudelijk overeenkomstige wijze

voorziet in de mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen. Het verzoek tot samenvoeging kan reeds worden gedaan in de memorie waarmee het geschil bij de

Commissie aanhangig wordt gemaakt.

9.2 Partijen in een geschil doen - behoudens voor het geval als bedoeld in artikel 10 lid 4 - uitdrukkelijk afstand van de mogelijkheid om een verzoek tot samenvoeging van arbitrale gedingen te doen

overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, indien het reglement, toepasselijk op het samen te voegen geding, eveneens voorziet in de

mogelijkheid van algehele samenvoeging van arbitrale gedingen.

9.3 Verzoeken die strekken tot het gedeeltelijk samenvoegen van een bij de Commissie aanhangig geschil met een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, kunnen niet

worden gehonoreerd. 9.4 Verzoeken die strekken tot het samenvoegen van een bij de Commissie aanhangig met een bij een

ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding, worden geacht niet te zijn gedaan

hangende een in één van die gedingen gedaan beroep op onbevoegdheid van het scheidsgerecht. 9.5 Verzoeken die strekken tot het samenvoegen van een bij de Commissie aanhangig geschil met een

bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig kort geding, kunnen niet worden gehonoreerd.

9.6 Het verzoek wordt schriftelijk gedaan aan de voorzitter van de Commissie en gaat vergezeld van: a een opgave van het adres van het secretariaat van het arbitrage-instituut waar het samen te

voegen geding aanhangig is;

b zo mogelijk een exemplaar van het geschrift waarmee het samen te voegen geding aanhangig is gemaakt;

c een exemplaar van het arbitragereglement dat tot dan toe op het samen te voegen geding van toepassing is.

Artikel 10 Beslissing op verzoek tot samenvoeging 10.1 Alvorens op het verzoek te beslissen stelt de voorzitter de partij(en) in het bij de Commissie

aanhangige geschil in de gelegenheid om binnen een door hem vast te stellen termijn van ten hoogste veertien dagen kanttekeningen bij het verzoek te plaatsen. Van het verzoek en de

gemaakte kanttekeningen zendt hij een afschrift aan de voorzitter van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is. Indien dat arbitrage- instituut geen voorzitter heeft,

wordt het afschrift gezonden aan het orgaan dat de bevoegdheid heeft tot het benoemen van een

scheidsgerecht, hierna ook te noemen: de benoemingsbevoegde. 10.2 Op het verzoek tot samenvoeging wordt gezamenlijk beslist door de voorzitter en de voorzitter/de

benoemingsbevoegde van het arbitrage-instituut waar het samen te voegen geding aanhangig is.

Page 50: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

Ingeval de samenvoeging wordt gelast, bepalen de voorzitters, respectievelijk de voorzitter en de

benoemingsbevoegde, eveneens hoe het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen zal zijn

samengesteld en - los daarvan - welk reglement op de samengevoegde gedingen van toepassing zal zijn.

Ingeval de samenvoeging wordt gelast, bepalen zij voorts hetgeen aan arbiters, die als gevolg van de samenvoeging van hun opdracht worden ontheven, toekomt voor de reeds door hen verrichte

werkzaamheden. Dit geldt eveneens ten aanzien van de door het secretariaat van een arbitrage-

instituut gemaakte kosten, voorzover dat secretariaat als gevolg van die samenvoeging niet langer het secretariaat voert van de samengevoegde gedingen.

10.3 De in het vorige lid genoemde voorzitters, respectievelijk de voorzitter en de benoemingsbevoegde, kunnen een verzoek tot samenvoeging afwijzen in verband met de stand van het geding of de

gedingen waarvan de samenvoeging wordt verzocht zich bevindt respectievelijk bevinden. 10.4 Indien de voorzitter en de voorzitter/benoemingsbevoegde van het arbitrage-instituut waar het

samen te voegen geding aanhangig is laten weten dat geen overeenstemming is bereikt over het al

dan niet samenvoegen van de gedingen, dan wel over de samenstelling van het scheidsgerecht of over het toepasselijk reglement, ontstaat de mogelijkheid tot het doen van een verzoek tot het

samenvoegen van arbitrale gedingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1046 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 11 Afdoening van een geschil 11.1 Het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen doet steeds het geheel van die gedingen af.

Het is echter op elk moment gerechtigd om een geschil of een gedeelte daarvan - hetzij op verzoek van enige partij, hetzij ambtshalve - te verwijzen naar het oorspronkelijke arbitrage-instituut, na

welke verwijzing het voor de samenvoeging op dat geschil van toepassing zijnde arbitragereglement daarop wederom van toepassing wordt.

Artikel 12 Hoger beroep 12.1 Tegen een door het scheidsgerecht voor de samengevoegde gedingen gewezen vonnis staat

uitsluitend arbitraal hoger beroep open indien en voor zover: a alle op de oorspronkelijke gedingen toepasselijke reglementen in de mogelijkheid van arbitraal

hoger beroep voorzagen, of

b de bij het samengevoegde geding betrokken partijen bij overeenkomst in de mogelijkheid van arbitraal hoger beroep hebben voorzien of daarin alsnog voorzien.

Artikel 13 Slotbepaling samenvoeging

13.1 Het in de artikelen 9 tot en met 12 bepaalde is van overeenkomstige toepassing indien:

a het verzoek tot samenvoeging betrekking heeft op drie of meer samen te voegen gedingen bij verschillende arbitrage-instituten;

b een partij voor een bij een ander arbitrage-instituut in Nederland aanhangig geding verzoekt om dat geding samen te voegen met een bij de Commissie aanhangig geschil.

Artikel 14 Benoeming arbiters

14.1 Binnen drie maanden na de dag waarop de laatste memorie is ingediend, dan wel binnen drie

maanden na de dag waarop de laatste termijn, door de Commissie voor het indienen van een memorie gesteld, is verstreken zonder dat die memorie is ingediend, wordt door de Commissie een

scheidsgerecht benoemd, bestaande uit één of drie personen, gekozen uit de leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs. Telt het scheidsgerecht drie leden dan wijst de Commissie de

voorzitter aan.

De Commissie benoemt bij hetzelfde besluit voor het betreffende geschil een jurist tot secretaris, die het scheidsgerecht bijstaat met adviserende stem.

14.2 Indien de Commissie daartoe termen aanwezig acht, kan zij ook personen, die geen lid zijn van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, tot lid van het scheidsgerecht benoemen.

14.3 Op verzoek van het scheidsgerecht en/of één der of beide partijen kan de Commissie, indien zij daartoe termen aanwezig acht, één of meer deskundigen met adviserende stem aan het

scheidsgerecht toevoegen.

14.4 Alvorens tot benoeming van de scheidsman(nen) en de secretaris en eventueel toegevoegde deskundigen over te gaan zal de Commissie partijen horen omtrent aantal en gewenste

deskundigheid van deze scheidsman(nen) en over de vraag of deskundigen met adviserende stem

Page 51: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

zouden moeten worden toegevoegd. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld hun mening

kenbaar te maken binnen een door de Commissie vast te stellen termijn.

14.5 De Commissie geeft zo spoedig mogelijk aan partijen kennis van aanwijzing en benoeming van het scheidsgerecht, de secretaris en eventuele toegevoegde deskundigen.

Indien deskundigen aan het scheidsgerecht worden toegevoegd ná de benoeming van het scheidsgerecht en de secretaris, stelt de secretaris van het scheidsgerecht partijen daarvan zo

spoedig mogelijk in kennis.

14.6 Een scheidsman aanvaardt zijn benoeming schriftelijk. 14.7 Een scheidsman die zijn opdracht heeft aanvaard kan op eigen verzoek daarvan worden ontheven,

hetzij met instemming van partijen, hetzij door de Commissie, partijen gehoord. 14.8 Een scheidsman die zijn opdracht heeft aanvaard, kan, indien hij rechtens of feitelijk niet meer in

staat is zijn opdracht te vervullen, op verzoek van een der partijen van zijn opdracht worden ontheven door de Commissie.

14.9 Een scheidsman die ingevolge de leden 7 of 8 van dit artikel van zijn opdracht is ontheven, of die

overlijdt, wordt door de Commissie vervangen. Ingeval van zodanige vervanging is het geding van rechtswege geschorst. Na de schorsing wordt het geding voortgezet in de stand waarin het zich

bevindt.

Artikel 15 Plaats van arbitrage

15.1 De arbitrage vindt plaats te Den Haag. 15.2 Het scheidsgerecht kan zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke

andere plaats in of buiten Nederland, die het daartoe geschikt acht.

Artikel 16 Mondelinge behandeling 16.1 Partijen worden in de gelegenheid gesteld hun standpunten in elkanders bijzijn mondeling toe te

lichten, ten tijde en ter plaatse als door het scheidsgerecht zal worden bepaald en door de secretaris

ten minste drie weken tevoren aan partijen medegedeeld. 16.2 Indien na deze mondelinge behandeling vervanging van een scheidsman plaats heeft, zal - tenzij

partijen en het scheidsgerecht zulks onnodig achten - de mondelinge behandeling opnieuw moeten plaatsvinden.

16.3 Bij de in lid 1 bedoelde mondelinge behandeling zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld

hun beweringen desgewenst door getuigen te doen bevestigen en/of door deskundigen te doen toelichten, mits zij ten minste een week tevoren de namen en woonplaatsen van die getuigen en/of

deskundigen aan het scheidsgerecht en aan de wederpartij mededelen. 16.4 Partijen kunnen zich bij de mondelinge behandeling doen vertegenwoordigen en/of door raadslieden

doen bijstaan. Zij hebben het recht door tussenkomst van de voorzitter van het scheidsgerecht aan

de wederpartij en de door deze medegebrachte getuigen en deskundigen vragen te stellen. 16.5 Het scheidsgerecht is echter te allen tijde bevoegd de persoonlijke verschijning van partijen te

gelasten, aan welke lastgeving partijen moeten voldoen. Voorts is het scheidsgerecht bevoegd zich door deskundigen te doen adviseren en al het verdere te

doen wat het tot de goede beslissing in het geding nuttig oordeelt. Eventuele door deskundigen verstrekte rapporten worden aan partijen ter inzage verstrekt. Partijen kunnen ter zake van de

inhoud van die rapporten het hunne naar voren brengen bij bijzondere in zevenvoud in te dienen

memorie, waarmede door de secretaris wordt gehandeld als met de conclusie van repliek. 16.6 De zittingen van het scheidsgerecht zijn niet openbaar.

Artikel 17 Tegenvordering

17.1 De oorspronkelijk gedaagde partij is bevoegd harerzijds een reconventionele vordering aanhangig te

maken. 17.2 Zodanige vordering moet worden ingesteld bij de memorie van verweer, waarop dan van toepassing

zal zijn hetgeen hiervoor werd bepaald met betrekking tot de wisseling van verdere memories, met dien verstande, dat de gedaagde in reconventie alsnog de gelegenheid zal krijgen een memorie van

dupliek in reconventie in te dienen.

Artikel 18 Beslissing

18.1 Onverminderd het bepaalde in de titels 1 en 2 van boek 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt het geding gevoerd op de wijze als in dit reglement voorzien of op de wijze

als door partijen bij nadere overeenkomst bepaald. Voor zover de wet, het reglement of partijen bij

Page 52: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

nadere overeenkomst daarin niet hebben voorzien, wordt het geding gevoerd op de wijze als door

het scheidsgerecht bepaald. Zolang voor het betreffende geschil geen scheidsgerecht is benoemd

komt de Commissie van Geschillen de bevoegdheid toe van het scheidsgerecht als in de vorige volzin bepaald.

18.2 Het scheidsgerecht beslist als goede man(nen) naar billijkheid. 18.3 Het scheidsgerecht beslist bij meerderheid van stemmen; van het gevoelen van de minderheid

wordt in de beslissing geen melding gemaakt.

18.4 Op verzoek van de meest gerede partij kan de Commissie van Geschillen, de wederpartij en het scheidsgerecht gehoord, de opdracht van het scheidsgerecht beëindigen, indien het, ondanks

herhaalde aanmaning zijn opdracht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, op onaanvaardbaar trage wijze uitvoert. In dat geval herleeft de bevoegdheid van de gewone rechter.

18.5 De beslissing van het scheidsgerecht wordt, behoudens het bepaalde in lid 6, gegeven in de vorm van een scheidsrechterlijk vonnis.

18.6 Indien partijen schriftelijk beslechting bij wege van bindend advies zijn overeengekomen, beslist het

scheidsgerecht in de vorm van een bindend advies. 18.7 Ieder der partijen ontvangt een exemplaar van de beslissing, een derde exemplaar wordt

gedeponeerd in het archief van de Commissie van Geschillen, terwijl een vierde exemplaar wordt gedeponeerd ter daarvoor aangewezen griffie, tenzij de beslissing is gegeven als bindend advies.

18.8 Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs stelt jaarlijks een jaarverslag op, waarin opgenomen een

korte samenvatting, zonder vermelding van namen, van de gewezen vonnissen. Dat jaarverslag is tegen vergoeding van kosten verkrijgbaar. De gewezen vonnissen zijn ook, eveneens zonder

vermelding van namen, onder nader te stellen voorwaarden ter inzage op het kantoor van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te Den Haag.

Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs kan ook op andere wijze, zonder vermelding van namen, de gewezen vonnissen (al dan niet ingekort en/of samengevat) publiceren.

Artikel 19 Kosten 19.1 De uitspraak van het scheidsgerecht houdt tevens een beslissing in omtrent de vaststelling van de

kosten van het geding, als bedoeld in artikel 5 lid 5, alsmede omtrent de verdeling van deze kosten over partijen.

19.2 Indien en voor zover zulks door de ene partij is gevorderd en indien en voorzover het

scheidsgerecht daartoe termen aanwezig acht, kan het scheidsgerecht aan de ene partij een tegemoetkoming in de kosten van juridische bijstand en/of in de kosten van de getuigen en hun

oproeping toekennen ten laste van de andere partij. 19.3 Bij de vaststelling van de hoogte van de kosten van het geding is het scheidsgerecht niet gebonden

aan het bedrag van de gestorte waarborgsom als bedoeld in artikel 4.

19.4 Het scheidsgerecht is bevoegd te bepalen, dat de gestorte waarborgsom strekt tot gehele of gedeeltelijke betaling van de kosten van het geding en daarbij te bepalen op welke wijze de kosten

van het geding verrekend dienen te worden tussen partijen. 19.5 Zijn de kosten van het geding hoger dan de overeenkomstig artikel 4 gestorte waarborgsom, dan

kan de secretaris van het scheidsgerecht - overeenkomstig de leden twee en/of vier van artikel 4 - bijstorting van het verschil vragen.

Zolang deze bijstorting niet heeft plaatsgevonden, blijft de procedure opgeschort.

Het scheidsgerecht is echter - indien het daartoe termen aanwezig acht - bevoegd in dat geval desalniettemin uitspraak te doen en daarbij te bepalen, dat één of meer der partijen de kosten van

het geding, die niet met de gestorte waarborgsom verrekend worden, aan het scheidsgerecht moet voldoen.

Indien één of meer der partijen, ondanks aanmaning, in gebreke blijft deze laatste kosten aan het

scheidsgerecht te voldoen, is de voorzitter van het scheidsgerecht q.q. bevoegd het verschuldigde bedrag in rechte te vorderen.

Artikel 20 Spoedgeschillen

20.1 De voorzitter van de Commissie, dan wel degene, die door de Commissie is aangewezen als zijn waarnemer c.q. vervanger, kan verlof verlenen tot het aanhangig maken van een spoedgeschil in

alle zaken, waarin - een en ander uitsluitend ter beoordeling van de voorzitter van de Commissie

dan wel diens waarnemer c.q. vervanger - uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke beslissing wordt vereist of nuttig geoordeeld.

Page 53: REGELINGjaspers.engineering/cloudfile/Uploads/Voorwaarden/RVOI... · 2018-07-30 · REGELING DE VERHOUDING TUSSEN OPDRACHTGEVER EN ADVISEREND INGENIEURSBUREAU Koninklijk Instituut

Koninklijk Instituut Van Ingenieurs

20.2 Het verlof wordt bij de indiening van de memorie van eis, als bedoeld in artikel 2.1 van dit

reglement, gevraagd.

De beslissing op dit verzoek wordt aan de verzoeker zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld. Deze beslissing behoeft niet te worden gemotiveerd.

20.3 Indien het verlof wordt geweigerd, wordt de behandeling van de zaak op de gewone wijze voortgezet, indien en zodra de verzoeker de wens daartoe te kennen gegeven.

20.4 Indien het verlof wordt verleend, benoemt de voorzitter van de Commissie dan wel diens

waarnemer c.q. vervanger zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen vier weken na de verlening van het verlof, een scheidsgerecht.

Bij hetzelfde besluit wordt voor het betreffende geschil een secretaris benoemd. 20.5 De secretaris roept partijen zo spoedig mogelijk op voor de mondelinge behandeling van het geschil

onder toezending aan verweerder van een afschrift van de memorie van eis. 20.6 De oorspronkelijk gedaagde partij is in beginsel bevoegd harerzijds een reconventionele vordering in

het spoedgeschil aanhangig te maken.

20.7 Het scheidsgerecht beslist echter steeds van geval tot geval of, wanneer en op welke wijze een dergelijke reconventionele vordering kan worden ingediend en op welke wijze de reconventionele

vordering zal worden behandeld. 20.8 Het scheidsgerecht is ten allen tijde bevoegd het geschil te verwijzen naar de gewone behandeling,

indien het daartoe termen aanwezig acht.

20.9 Het scheidsgerecht neemt zo spoedig mogelijk een beslissing. 20.10 Voor het overige zijn de artikelen 1.7, 2, 4, 5, 14.1, 14.2, 14.3, 14.5, 15, 16, 18 en 19 (met

uitzondering van de termijnen genoemd in de artikelen 14.1, 16.1 en 16.3) van (overeenkomstige) toepassing. De artikelen 3, 6, 14.4 en 17 zijn niet van (overeenkomstige) toepassing.

Artikel 21 Uitsluiting van aansprakelijkheid

21.1 De leden van de Commissie, de secretaris of een arbiter kunnen niet aansprakelijk gesteld worden

voor enig handelen of nalaten met betrekking tot arbitrage waarop dit reglement van toepassing is.

Artikel 22 Inwerkingtreding reglement 22.1 Dit reglement treedt in werking op de dag waarop het ter griffie van de Arrondissementsrechtbank

te Den Haag is gedeponeerd.

Dit reglement is vastgesteld door het Hoofdbestuur van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs op 16 januari 2001 en gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag op 29 juni 2001.

Ir. B. van Nederveen, president van het KIVI Ir. J.N.P. Haarsma, algemeen secretaris.