2006 - nr. 2

9

description

Evangelisatie Geloven in ‘iets’ – hoe reageren wij? 14 2 3 1. Ook uit dit gedeelte blijkt, dat Gods heil in de eerste plaats voor Israël was bestemd. Heeft ons dit iets te zeggen over evangelieverkondiging onder het huidige Israël? 2. De aangehaalde evangelieteksten willen laten zien, dat Jezus deze profetie vervulde. Zou dit een argument kunnen zijn om Joden duidelijk te maken dat Jezus hun beloofde Messias is? MARJA BRAK Transmissie WINTER 2006/2007 Transmissie WINTER 2006/2007

Transcript of 2006 - nr. 2

Page 1: 2006 - nr. 2
Page 2: 2006 - nr. 2

Evenals in de eerste profetie is deboodschap van de Knecht hoofdzakelijkgericht tot de heidenen. Hij maakt henduidelijk wat Zijn opdracht is en wathet effect daarvan zal zijn. Reeds voorZijn geboorte is Hij door God tot dezeopdracht geroepen. Vandaar dat Zijnnaam reeds voor Zijn geboorte vaststond en bekend gemaakt werd (Mat. 1:21; Luk. 1:31).

Scherpe woordenIn vers 2 wordt zinnebeeldig gezegd hoe Zijn boodschap overkomt. Zijnwoorden worden vergeleken met eenzwaard en een scherpe pijl. Dezewoorden beogen mensen tot bekering te brengen. Maar omdat de regels vanGods Koninkrijk zo afwijkend enafwijzend zijn ten opzichte van mense-lijke opvattingen, veroorzaken ze eenpijn zoals die ten gevolge van wondendoor zwaard en pijl. De woorden ‘onderde schaduw van Zijn hand en in Zijnpijlkoker verborgen’ kunnen opgevatworden als aanduidingen van Godsbescherming voor zijn Knecht. Zijnscherpe woorden lokken bij zijn hoor-ders misschien gewelddadige acties uit.Dat de woorden van de Knecht somsinderdaad scherp zijn, zien we tijdenshet optreden van Jezus. De hardewoorden tot Farizeeën en schrift-geleerden (Mat. 15:1-12, Mat. 23) ensoms ook tot Zijn discipelen troffen hen vaak heel pijnlijk (Joh. 6:60, 66) enveroorzaakten vaak agressie (Mar. 3:6;Luk. 4:29; Joh. 8:59).

In vers 3 wordt de Knecht Israël ge-noemd. Dat is minder vreemd dan hetlijkt. Israël als volk had ook de opdrachtom de heidenen in te lichten over Godsheil (zie o.a. Deut. 28:10 ; Ps. 67:3-6 ; Ps. 96:3,10). Dat is er echter nauwelijksvan gekomen. Daarom wordt hier deKnecht des Heren aangewezen als ver-tegenwoordiger van Israël om dezeopdracht alsnog te vervullen. Zo wordtHij hier getekend als plaatsvervanger vanhet volk evenals in Jesaja 53, maar nu ineen andere betekenis. Omdat Hij welGods opdracht zal vervullen, zal Godverheerlijkt worden.

Teleurstelling en bemoediging In de verzen 4 en 5 beklaagt de knechtzich bij God over het gebrek aan resul-taat van Zijn prediking. Zijn werk voorIsraël lijkt tevergeefs. Opeens gaat hethier weer over Israël, terwijl de aan-spraak in vers 1 gericht was tot devolkeren. Dit is niet ongebruikelijk inHebreeuws proza. Eerst wordt er ietsbeweerd en later volgt pas de verklaring.De reden dat de Knecht zich in vers 1

tot de heidenen richt, wordt in dezeverzen toegelicht. Hier wordt voorzegdwat Paulus later bespreekt in Romeinen11, namelijk dat de verwerping van hetevangelie door Israël tot heil van deheidenen is. De teleurstelling over dezeverwerping wordt ook door Paulus diepgevoeld en is door Jezus zelf verschil-lende malen verwoord (Mat. 23:37;Mar. 3:5; Luk. 19:41-44). Het feit dat Israël de boodschap van deKnecht verwerpt, komt niet in minde-ring op Zijn relatie met God. Dat blijktwel uit de laatste regels van de verzen 4en 5. Het is zelfs zo dat in vers 6 deopdracht van de Knecht des Herenenorm wordt verbreed. Niet alleen aanIsraël zal Gods heil verkondigd worden,maar het zal reiken tot de einden deraarde. De Here stelt Zijn Knecht tot eenlicht voor de volken. In de lofzang vanSimeon wordt terug gegrepen op dezeprofetie (Luk. 2:29-32). Aan die verlichting wordt via zending enevangelisatie nog steeds gewerkt. Vers 7 vormt een overgang naar hetvolgende gedeelte van hoofdstuk 49. Daar wordt gesproken over het herstel van Israël. Ook daarbij speelt de Knechtdes Heren een rol, maar Hij is nu nietlanger zelf aan het woord. De Hereneemt het woord over om het volk tetroosten dat in ballingschap is.

DRS. P. DEN BREEJEN IS OUDERLING IN DE

HERVORMDE GEMEENTE GIESSENDAM

NEDER-HARDINXVELD

3Transmissie WINTER 2006/2007

Nee, ik wil het nu eens niet hebben over de cijfers van dekerkverlating. We weten het toch allemaal al: per jaarverlaten 60.000 mensen onze kerk. Ik wil het hebben over60 miljoen (!) nieuwe christenen. Niet hier, maar in China. In de jaren ’60 van de vorige eeuw kon je het aantalchristenen in China bij wijze van spreken met een telraamtellen. En nu zijn er in dit immense land 60.000.000mensen voor wie het Evangelie de bron van leven is. Ds. W. van Laar, de secretaris van de Nederlandse Zendings-raad maakte in het Centraal Weekblad melding van de grotedingen die de Geest doet in China. Het is van veel belang dat we verder kijken dan ons kleineland. God zorgt er Zelf voor dat de lofzang gaande blijft. Alsdie hier verstomt, neemt China het over. Of Zuid-Amerika.Of Afrika. ‘Zodat de dank, U toegezonden, op aard nooitonderbroken wordt, maar steeds opnieuw door mensen-monden, gezongen en gesproken wordt’ (gezang 393).

Wij verheugen ons over gemeentegroei elders in de wereld.Tegelijkertijd mogen we ons land niet teruggeven aan hetheidendom. Het Evangelie is bij ons gebracht door zende-lingen van overzee. Niet om onze armen erom heen te slaanen te denken: wat een zegen dat ik het heb. We kregen deschat om die uit de doeken te doen. Aan anderen, die Godook nodigt. Die verantwoordelijkheid is zwaar, maar we wordengeholpen bij deze opdracht. Niet alleen door GZB en IZB.Allereerst door de Geest, Die voor ons uitgaat. Hij zorgt erook voor dat we het volhouden, tegen de afbrokkeling in.Ook die kan Hij trouwens keren.

We wensen u vanuit GZB en IZB veel geloof toe om door tegaan in de dienst van de zending.

MARJA BRAK

2

VERGADEROPENING

Transmissie WINTER 2006/2007

VAN DE REDACTIE INHOUDSOPGAVE

Sprekende cijfers De knecht des Heren (2)

1. Ook uit dit gedeelte blijkt, dat Gods heil in de eerste plaats voor Israël wasbestemd. Heeft ons dit iets te zeggen over evangelieverkondiging onder hethuidige Israël?

2. De aangehaalde evangelieteksten willen laten zien, dat Jezus deze profetievervulde. Zou dit een argument kunnen zijn om Joden duidelijk te maken datJezus hun beloofde Messias is?

VERWERKINGKADERBLAD VOOR KERKENRADEN,ZENDINGS- EN EVANGELISATIE-COMMISSIES

Uitgave:Gereformeerde Zendings-bond (GZB)Postbus 283972 PP DriebergenTel. 0343 512444E-mail: [email protected]: www.gzb.orgPostbank rek.nr. 28016

IZBJoh. van Oldenbarneveltlaan 102818 HB AmersfoortTel. 033 4611949E-mail: [email protected]: www.izb.nlPostbank rek.nr. 980980

Redactie:Mw. M.E. Brak (eindred.)Ds. W. DekkerDs. S.J. van der Vlies

Van de redactieSprekende cijfers 2

VergaderopeningenDe knecht des Heren (2) 3Een liefdevolle confrontatie 4

PreekschetsAsielzoekers en evangelisten 5

BezinningGeleid door de Geest?! 7Zending in Nederland of kerkelijke kustvaart? 9

GastcolumnZending: delen wat geschonken is 11

ZendingKinderen en thuiskomen 12

EvangelisatieGeloven in ‘iets’ – hoe reageren wij? 14

MateriaalEen voortreffelijk werk 16

Foto’s: Topic (pag. 1), Wilma Timmer (pag. 5), GZB (pag. 7, 8, 12, 13), P. van den Heuvel (pag. 7, 9, 10, 14)Layout en opmaak: Hans van Eck Grafische Vormgeving, BoskoopDruk: De Bunschoter bv, BunschotenAdreswijzigingen: Wijzigingen in adres of aantal bladen dienen aan het IZB-bureau te worden doorgegeven.

PIET DEN BREEJEN

JESAJA 49:1-7

In een vorig nummer van Transmissie bespraken we Jesaja’s eerste profetieover de knecht des Heren (Jes. 42:1-7). Daarin werd duidelijk dat metdeze knecht de Messias wordt bedoeld. Deze bijdrage gaat over de tweedeprofetie van deze Knecht. Hierin komt opnieuw tot uiting dat het werkvan de komende Messias wereldwijd zal zijn. Het verschil met de eersteprofetie is, dat daar gesproken wordt over de Knecht des Heren, terwijl in deze profetie de Knecht zelf sprekend wordt ingevoerd.

Page 3: 2006 - nr. 2

De thematiek van voortgang en vervol-ging staat ook centraal in Handelingen11. Het blijkt een cruciaal gedeelte tezijn, waar een aantal wissels om gaat.Het begint met vervolging (vers 19). Degemeente wordt vanwege de verdruk-king verstrooid en komt in de diasporaterecht. De gelovigen moeten vluchtenvoor hun leven, ze komen soms velehonderden kilometers verder terecht. Ze worden uit elkaar geslagen. Huis enhaard moeten ze verlaten. De gemeenteis als een paardebloem: door de hardewind als pluisjes uiteengewaaierd. Overalkomen ze terecht. Wat zal dat brengen?Is er nog toekomst? Het lijkt het eindete zijn voor de nog jonge gemeente.Sommige vluchtelingen belanden inAntiochië. Een enorme stad, na Romeen Alexandrië de grootste in hetRomeinse Rijk. Een smeltkroes vanrassen en religies. Met zijn theaters,stadions en badhuizen, met de ver-lokking van brood en spelen. Met allegrandeur en misère die een grote stadheeft. Een stad waarin je gemakkelijkten onder gaat. Want hoe gaat dat? Er is

van alles wat je aandacht vraagt. Je kuntje er verloren voelen, een eenling. Wijstde praktijk vaak niet uit dat de bandmet de gemeente dan losser wordt? Hoebelangrijk is het in zo’n situatie dat ereen gemeente is die je opvangt! Je kunteenvoudigweg niet zonder elkaar, je hebtelkaar dan hard nodig.

Geen isolementEr dreigt in zo’n situatie dubbel gevaar:niet alleen van buiten (verdrukking,vervolging), maar ook van binnen(gefocust raken op de moeilijke om-standigheden). Een kerk die in eenminderheidspositie terecht komt, raaktgemakkelijk naar binnen gekeerd. Bezigmet zichzelf en met de vraag: hoezullen we overleven? Het verrassende isdat dit hier niet gebeurt. De gevluchtegelovigen spreken het Woord tot deJoden (vers 19). Ongetwijfeld zullen zeelkaar opgezocht hebben en met elkaarde Schriften bestudeerd hebben. Maardaar is het gelukkig niet bij gebleven.Ze trekken erop uit en richten zich ooktot hun volksgenoten. Dat zal wel

betekend hebben dat ze de synagogeopzochten. In Antiochië leefde destijds een aanzienlijke Joodsegemeenschap. Alleen tot de Joden. Waarom is dat?Niet omdat het Evangelie alleen voorde Joden is. Het heeft te maken methet feit dat de evangelieverkondigingvanaf het allereerste begin plaats vondbinnen de grenzen van de Joodse cul-tuur. De eerste generatie christenenbestond uit Messiasbelijdende Joden.De eerste generatie evangelisten enzendelingen bestond eveneens uitJoden. En het had weinig gescheeld ofhet zou in de volgende generaties ookzo gebleven zijn. Wilde je je aansluitenbij de christenen, dan betekende dattegelijk ook dat je Jood werd, in iedergeval: besneden werd, voortaan desabbat zou onderhouden, evenals despijswetten, reinheidswetten en watMozes verder allemaal in de torahbeschreven had. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad voordat ditveranderde. Paulus heeft er later dehanden vol aan.

Het bijbelboek Handelingen be-schrijft de gang van het Evangelie,van Jeruzalem naar Rome. Hetkomt midden in de wereld terecht.Dat blijkt overigens niet zonderslag of stoot te gebeuren. Hetkomt tot een confrontatie met deGrieks-Romeinse cultuur van diedagen. De gemeente leeft niet ineen stormvrije zone. Toch vindt hetWoord zijn weg. Het blijkt onweer-staanbaar te zijn en gaat rusteloosde eeuwen voort, wat mensen ookverzinnen (gezang 305).

5Transmissie WINTER 2006/2007

PREEKSCHETS

Het kan nogal uitmaken waar je deaccenten legt. Zeker in de ontmoetingmet mensen die niet zo veel met de kerken het christelijk geloof hebben. Welkehouding neem je dan aan? Zoek je vooralde raakpunten of de confrontatie?Dialoog of getuigenis?

Twee kantenPaulus zoekt aansluiting en tegelijkertijddaagt hij uit, lokt mensen uit hun tent,prikkelt en roept reactie op. De kunst isom het met Paulus in die spanning uit tehouden. Dat Paulus het conflict niet uitde weg gaat, blijkt uit het feit dat hij opde vlucht is. Zijn boodschap maakt heelwat los en uit veiligheidsoverwegingen ishij door vrienden onder escorte naarAthene gebracht. Paulus is – net als zijnleermeester Jezus - niet een conformerenden assimilerend type. Hij raakt ook hevigverontwaardigd bij het zien van alle af-goden. De miskenning van het eerste ge-bod maakt heel wat emoties bij hem los. Deense cartoons en uitspraken van depaus hebben wereldwijd onder moslimssoortgelijke reacties opgeroepen. Wij zijn niet zo snel meer verontwaardigd.Paulus daarentegen reageert gekrenkt,geïrriteerd, verontwaardigd.

Niet verbitterenToch hebben de emoties bij Paulus niethet laatste woord. Opvallend is dat hetGriekse woord voor ‘verontwaardiging’dat hier wordt gebruikt nog één keer inde Bijbel te vinden is: in het lied vanPaulus over de liefde. ‘De liefde is lank-moedig en goedertieren... De liefde wordtniet verbitterd’ (1 Kor.13:5). In hetGrieks hetzelfde woord. Werd Paulus danin Athene wel verbitterd? Is zijn lied opde liefde ook voor hem te hoog gestemd?

Natuurlijk, Paulus is ook maar een mens.Maar toch: misschien heeft hij dezewoorden juist tegen zichzelf gezegd bijhet zien van al die afgoden: ‘De liefdelaat zich niet verbitteren, Paulus. Je magverontwaardigd zijn, geschokt en geïrri-teerd, maar laat je niet verbitteren. Laathet zich niet invreten. Vergeet de liefdeniet’. Wat bewoog hem anders om hetgesprek aan te gaan met de mensen op demarkt. Zonder die liefde zou je het nietlang volhouden, cynisch en hard worden.Paulus zoekt de ontmoeting (letterlijk: dedialoog). Eerst met geestverwanten, maarvervolgens trekt hij de kringen wijder:godvereerders en ten slotte wie hij maaraantreft op de markt (vs.17).

Het doelNaast de liefde is het ook een doel vanGod dat Paulus motiveert het gesprek tezoeken. God heeft sinds de scheppingeen doel, namelijk ‘dat mensen Hemzouden zoeken en al tastend zoudenvinden’ (27). Achter alle idolen en onrust van de Atheners peilt Paulus een diep verlangen naar de ware God.Door goed te kijken en te luisteren komthij deze roep om God op het spoor. EnGod wil zich laten vinden, al tastend,tastbaar. Want tasten heeft in de Bijbelaltijd met aanraken, betasten te maken(Luk. 24:39; 1 Joh. 1:1). En waar is Godtastbaarder dan in Jezus Christus?

Om deze God binnen te brengen in debelevingswereld van mensen is Paulusbereid in ieders taal te spreken. Zo ge-bruikt hij ten overstaan van de filosofenin Athene een heel ander, veel filoso-fischer idioom dan in de gesprekken met de Joden in Tessalonica en Berea.Een ieder kan zo het evangelie horen inzijn en haar eigen taal. Paulus werpt geenonnodige barrières op. Toch volgt er opde Areopagus ook een confrontatie. Inhet licht van Jezus kan Paulus de heleGriekse filosofische traditie en wijsheid‘tijden van onwetendheid’ noemen. Dat zal door de filosofen niet zijngewaardeerd! En als Paulus dan ook nogspreekt over Gods oordeel en over deopstanding, dan roept dat reacties op:spot, onverschilligheid of geloof.

ConfrontatieGod is op zoek naar mensen. Hij spreektonze taal, wordt Zelf mens. Maar danvolgt ook de confrontatie. Vroeg of laat –en soms moet je misschien eerst een heleweg met mensen zijn gegaan – is er ookaltijd iets confronterends in het missio-naire gesprek. Dan treedt Jezus zelf alsderde gesprekspartner binnen. Dan volgtals het goed is de confrontatie: niet metonze eigen wijsheid of overtuigings-kracht, of met onze eigen verontwaardi-ging en emoties, maar met Jezus. Daar hebben we Gods liefde bij nodig.Dan moeten we ons ook zelf liefdevoldoor God laten confronteren!

DRS. W.M. VAN LAAR IS MISSIONAIR WERKER IN

ROTTERDAM-DELFSHAVEN

4 Transmissie WINTER 2006/2007

VERGADEROPENING

Een liefdevolle confrontatie MARTIJN VAN LAAR

De preek van Paulus op de Areopagus is op heel veel verschillende manierenuitgelegd. De één vindt Paulus te kritisch, de ander te meegaand. De één vindt hem vriendelijk en geduldig, de ander scherp en confronterend. Weer een ander vindt hem te ironisch, de ander irenisch.

1. Wat spreekt u meer aan: het zoeken naar raakpunten of de confrontatie?Kunt u dat toelichten?

2. Jezus die als derde gesprekspartner liefdevol confronterend binnentreedtin het gesprek. Hebt u daar ervaringen mee of ideeën bij?

VERWERKING

HANDELINGEN 17:15-33

Asielzoekersen evangelisten ROELOF DE WIT

HANDELINGEN 11:19-26(KERN: VERS 20)

Page 4: 2006 - nr. 2

Om maar met de deur in huis te vallen:de woorden van Paulus in Romeinen8:14 zijn voor mijzelf erg belangrijkgeworden. Paulus benadrukt hier, dateen van de eigenschappen van dekinderen van God is dat zij geleidworden door de Heilige Geest. Zij leiden dus niet zichzelf, maar latenzich leiden door de Geest (Ps. 95:5,ber.). Hij neemt hen bij de hand. Voor de gelovige komt het erop aan, dat toe te laten. Het geleid worden door de Geest heeft om zo te zeggen een prijskaartje: het afstand doen vanwat je zelf graag wilt.

LeidingIn feite gaat het om wat Jezus bad: ‘Niet mijn wil maar Uw wil geschiede’(Mat. 26:39,42; zie ook 6:10). Deapostel Paulus is daar zelf een levendvoorbeeld van geweest. Als dienstknecht

van Christus was hij geheel en al af-hankelijk van de leiding van de Geest.We zien dat heel treffend inHandelingen 16. Paulus wilde bepaaldegemeenten bezoeken, maar de HeiligeGeest stond hem dat niet toe (16:6,7).Vervolgens leidt de Geest hem naarTroas, en vandaar – door middel van een visioen – naar de stad Filippi aan de overkant. Paulus liet zich leiden. Hij stond helemaal ter beschikking van God. Wie zijn brieven leest, komt ervan onder de indruk hoezeer zijn denkendoordrongen is van de Geest. Steedsweer bepaalt hij ons bij de centraleplaats die de Heilige Geest in het levenvan de gelovige inneemt. God heeft Zijn Heilige Geest aan ons gegeven (1 Kor. 2:12; 1 Tes. 4:8), als onderpand(2 Kor. 5:5). Het is de Heilige Geest die ons heiligt (1 Kor. 6:11), die onsdoet roepen: ‘Abba, Vader!’ (Gal. 4:6).Het is de Geest die ons levende brievenvan Christus laat zijn (2 Kor. 3:3). Ons lichaam is een tempel van deHeilige Geest (1 Kor. 6:19). Elkegelovige die de Heere Jezus Christusheeft leren kennen, heeft ook de Geestontvangen. Niemand kan immerszeggen: ‘Jezus is Heere dan door deHeilige Geest’ (1 Kor. 12:3).

PrioriteitVoor Paulus is het van belang, dat degelovigen die de Geest hebben ont-vangen, ook geleid worden door die

Geest. En dat is blijkbaar niet vanzelf-sprekend het geval. Voor de apostelluistert dit nauw. Het is immersmogelijk om de Geest te bedroeven (Ef. 4:30), de Geest uit te doven (1 Tes.5:19) of zelfs te weerstaan (Hand. 7:51).Het is voor de gelovige belangrijk dat hijgevoelig is voor en afhankelijk van deleiding van de Heilige Geest. Paulusnoemt dat een leven door de Geest, eenwandelen in de Geest (Gal. 5:25). Of inde woorden van Romeinen 8:14: eengeleid worden door de Geest. Hoe zietdat er dan concreet uit? Kunnen wijzeggen dat wij geleid worden doorGeest? Ik wil graag vanuit de ervaringdie we hier in Chili hebben opgedaan,in alle bescheidenheid, laten zien hoe deleiding van de Geest gestalte kan krijgenin persoonlijk en kerkelijk leven. Op ons persoonlijk komt de vraag afwaar onze prioriteit ligt. De leiding van de Geest heeft alles te maken metzoeken naar wat de wil van God is

Geleid doorde Geest?!

GERRIT VREUGDENHIL

Graag wil ik vanuit mijn ervaring in Chili een thema aan de orde stellen,dat mij hoe langer hoe meer bezighoudt: het werk en de leiding van deHeilige Geest. Ongetwijfeld speelt het feit dat ik als docent in een pinkster-setting werkzaam ben een belangrijke rol bij het kiezen van dit thema. Enook dat wij verbonden zijn aan een presbyteriaanse gemeente, die in toe-nemende mate openstaat voor het werk van de Heilige Geest. Ik hoop datdeze bijdrage vanuit Chili mag dienen tot bezinning en onderling gesprek.

Ook de GriekMaar dan gebeurt er iets: er zijn inAntiochië ook gelovigen, die afkomstigzijn uit Cyprus en Cyrene, en tegen allegewoonten en gebruiken in richten zijzich tot de heidense inwoners van destad (vers 20). Zij ‘evangeliseren deHere Jezus’, of, zoals je het ook kuntweergeven: zij verkondigen ‘Jezus isHeer!’ Wat hier gebeurt is opmerkelijk.Het betekende een breuk met de totdan toe gevolgde lijn. Het heil vanIsraëls God gaat de perken te buiten:ook de heidenen horen het Evangelie.Het blijft niet beperkt tot de Joden. InHandelingen 2 heeft de Geest daar aleen begin mee gemaakt, toen allen hetWoord van God in hun eigen taal hoor-den. Daar waren het nog Jodengenoten.Nu zijn het ‘hellenisten’, heidenen. Dieopenheid ontstaat niet vanzelf. Hetheeft de Geest de nodige moeite gekostom Petrus hiervoor in te winnen(Hand.10). Dat in Christus ‘de tussen-muur, die scheiding maakte, is wegge-broken’ (Ef.2:14) blijkt in de praktijk testuiten op onbegrip en zelfs weerstand.Jood en heiden kunnen nu samen aanéén tafel. Diezelfde Petrus zal er doorPaulus later nog weer aan herinnerdmoeten worden (Gal.2:11 vv.). Deopenheid is er principieel al wel, maarhet zal nog heel wat voeten in de aardehebben voor het ook praktijk is. Pas inhoofdstuk15 zal daarover door deapostelen een besluit worden genomen.

KuriosMaar nu zijn daar die vluchtelingen,asielzoekers en een paar zwarten uitNoord-Afrika. In een poging het vegelijf te redden zijn ze gevlucht en inAntiochië terecht gekomen, waar zij hetevangelie verkondigen. Aan de Grieken.Terwijl de vervolgde en verdrukteapostelen naar de synagoge gaan, richtenzij zich tot de bewoners die doordrenktzijn van de hellenistische cultuur. Hunbelijdenis is niet: Jezus is de Messias –dat is de verkondiging aan de Joden.Hun belijdenis is: Jezus is Heer (Kurios).Dat betekent aansluiting, maar tegelijk

ook confrontatie met de cultuur van diedagen. De keizer liet zich vereren enaanbidden als kurios. Er waren tal vangoden, die aanspraak maakten op dekurios-titel. Met hun belijdenis ‘Jezus isHeer’ zeggen de gelovigen: voor ons is ermaar Eén. Hem volgen wij, Hem dienenwij. Hij is onze Heer en Meester. Hijheeft het voor het zeggen in ons leven.Hij is maar niet één van de velen, naastal die anderen zoals kurios Serapis enkurios Osiris – goden die ook inAntiochië vereerd werden. Nee, Hijalleen is het.Het meest opmerkelijke is wel datgewone mensen hier het voortouwnemen. Onbekende mannen uit Cyprusen Cyrene. Dat het Evangelie zich ver-spreidt door deze immense stad is niethet werk geweest van de apostelen, ofvan hun zendingsstrategie, maar gebeurtdankzij het spontane optreden vanmensen van wie we de namen niet eenskennen. Onder omstandigheden dieonvoorzien waren. Het gaat door ver-volging heen. Ontheemde vluchtelingenzoeken asiel in de grote stad. Weerlooszijn ze, aangewezen op hulp van anderen.Zij worden evangelisten in de grote stad.

Groei Het blijft niet zonder gevolgen: ‘Eengroot aantal kwam tot geloof en be-keerde zich tot de Here’ (vers 21). Degemeente groeide, tegen de verdrukkingin. Omdat deze gewone mensen deNaam van hun Heiland hoog hielden,temidden van de vele goden en heide-nen in die stad. Velen bekeerden zichtot de Here. Er staat niet dat zij over-gingen tot het Jodendom. Dat is min-der vanzelfsprekend dan het klinkt. Hetbetekende een breuk met het proseli-tisme, dat feitelijk zei: kom ga met onsen doe als wij! Van niet-joden wordtniet langer gevraagd of zij zich latenbesnijden. Je kunt met al je gebruiken(‘zo-zijn-onze-manieren’), hoe goed zeook zijn, ook een belemmering zijnvoor mensen om tot Jezus te komen.Hoe komt het dat velen zich bekeren?Wat is het geheim van deze asielzoekers-

-evangelisten? ‘De hand des Heren wasmet hen’ (vers 21). Zij kunnen zichzelfniet op de borst kloppen vanwege degroei. De Here steunde hen bij dezetaak (NBV). Dat maakt bescheiden énbewaart voor krampachtigheid.

Praktische toepassingEr valt voor ons veel te leren van dechristenen in Antiochië. Hoe zij vol-harden, temidden van vervolging. Hoezij in al hun eenvoud de Naam van Jezushooghouden in een multiculturelesamenleving. Hoe zij, levend in eenminderheidssituatie, niet het ‘veilige’isolement kiezen, maar er op uit trek-ken. Hoe zij leven met Christus, en metHem in verband gebracht worden - hetlevert hun een nieuwe naam op (vers26). Hoe zij leven met het Woord. Datis alles wat zij hebben: het Evangelie, inal zijn weerbarstigheid. Daar vertrouwenzij op.Er zijn tal van overeenkomsten. Er isook een verschil: wij leven in een post-christelijke cultuur. Velen hebben hetEvangelie gehoord, maar hebben zichervan afgekeerd. Dat maakt het er nietmakkelijker op. Misschien zal de kerkwel nieuwe vormen (moeten) aan-nemen. Als het ‘zo-zijn-onze-manieren’een belemmering vormt om tot Christuste komen, gaat het nog te veel om deeigen kring alleen. Het zal meer en meeraankomen op volharding en op levens-stijl als evangelisatievorm. Maar bovenalom vertrouwen op God, wiens onweer-staanbaar Woord nog altijd rusteloos deeeuwen voort drijft. Van Hem is onzeverwachting, meer dan van onzemethoden.Dat dit een zaak is van de hele gemeen-te, en niet alleen van kerkenraad enevangelisatiecommissie zal duidelijk zijn.

DS. R.F. DE WIT IS PREDIKANT TE

VRIEZENVEEN EN BESTUURSLID VAN DE IZB

6 7Transmissie WINTER 2006/2007 Transmissie WINTER 2006/2007

PREEKSCHETS BEZINNING

Want zovelen als er

door de Geest van God

geleid worden, die zijn

kinderen van God.

ROMEINEN 8:14

Page 5: 2006 - nr. 2

Misschien zouden enthousiaste, creatievejonge mensen door de landelijke kerk uit-gezonden moeten worden naar de stad omdaar helemaal van voren af aan te begin-nen, zo dacht ik. Mensen wonen ergenoeg, maar stel dat ze belangstellingkrijgen voor het Evangelie, dan zullen zezich nooit meer aansluiten bij een ver-grijsde gemeente met stijl en vormen, die voor mensen van vandaag volstrekt

onherkenbaar zijn. Dat was een eerste diep ingrijpende ervaring.

Nieuwe gemeenteDaar kwam een andere ervaring bij. Nadatik daar een tijdje predikant was, kwamener toch weer nieuwe jonge mensen bij.Vogels van diverse pluimage. Vaak af-komstig uit dorpen, waar ze een degelijkekerkelijke opvoeding hadden gekregen, nueen nieuwe weg zoekend in de stad. Somsook met een heel andere achtergrond. Zezochten naar meer vormen van gemeen-schap en zo herinner ik me een prachtigeHemelvaartsdag, waarop we met z’n allengingen fietsen. Met z’n allen, dat wil zeg-gen: met veel jongeren en enkele ouderen,die allen heel sterk gemotiveerd waren omelkaar te dienen als leden van Christus entoekomstgericht te denken. Op een gege-ven moment ging iedereen aan de kantvan de weg zitten en er werden een paargitaren voor de dag gehaald. Toen er evenlater zo informeel en eendrachtig gezongenwerd, kreeg ik een bijna mystieke ervaring:hier is de nieuwe gemeente van de stad.Stop met vergaderen (waar ik toen zekerde helft van mijn tijd aan besteedde). Laatalle oude structuren van een stervendekerk los en begin nu iets heel nieuws metdeze mensen. Vandaag zijn het er veertig.Maar als je hiermee start, kunnen het ervolgend jaar honderdenveertig zijn enmisschien over vijf jaar wel vierhonderd. Ik heb het niet gedaan vanwege een soorthondentrouw aan de oude vaderlandsekerk, die toen nog bestond en omdat iknooit zou kunnen leven met het etiket:

scheurmaker. Uiteindelijk is het voor degemeente in Rotterdam-Delfshaven betergeweest, dat ik het niet gedaan heb, wantde gemeente is geleidelijk uitgegroeid toteen studentengemeente voor een grootdeel van de stad en een belangrijke uitvals-basis voor missionair werk, dankzij desteun van landelijke organen.

NetwerkenNu werk ik al weer een tijd bij de IZB envolg zo goed mogelijk de discussie binnenen buiten de Protestantse Kerk in Neder-land over zending in Nederland en ik zieeen omslag. Ik stimuleer die omslag ook.Waaruit bestaat die omslag? Ik heb gepro-beerd die in de titel boven deze bijdragesamen te vatten. Het is de omslag vanevangelisatie als kerkelijke kustvaart naarzending in Nederland. In het verledenbetekende evangelisatiewerk vooral, datvanuit een kerkelijke gemeente geprobeerdwerd de afgedwaalden, degenen die eeneindje van de kust af in zee dobberden,terug te halen naar het veilige strand, dekerk. Hier en daar gebeurt dat nog en hethoeft wat mij betreft ook nooit op tehouden. Maar strategisch gezien is het eenachterhaalde zaak. In de eerste plaats zijn er intussen meermensen buiten de kerk dan binnen dekerk en zijn de meeste mensen niet af-gedwaald, maar nooit bij de kerkbetrokken geweest. In de tweede plaats isde doorsnee kerk niet een instelling diemensen boeit. Misschien boeien hen welmensen, die iets met het geloof willen,misschien boeit hen ook het Evangelie,

(Mat. 7:21). Dat is een leven waarin deeigen wensen en verlangens op de twee-de plaats staan. Zijn we daartoe bereid?Het zoeken naar de wil van God, inafhankelijkheid van de Geest, betekentbijvoorbeeld dat je bidt voor mensen die je gaat ontmoeten. En dan kan hetgebeuren dat de Heere God je bepaaltbij een Bijbeltekst. Als je dan later metdie persoon spreekt, dan blijkt dat dietekst een antwoord is op een vraag oflicht geeft over een beslissing. Een levenin afhankelijkheid van de Geest betekentook dat je in de beslissingen die jeneemt, je steeds afvraagt wat God van jewil. Beslissingen die te maken hebbenmet de toekomst, met het werk, metontmoetingen, met de kinderen. Je geeftals het ware het roer van je leven uithanden. Je stemt voortdurend af op degolflengte van God. Dan is de Geestpiloot in ons leven en geen co-piloot. Ik denk dat we met minder niet toekunnen. Al onze beslissingen, keuzes enwensen zijn dan alleen relevant voor hetKoninkrijk van God, als ze geheiligd,gereinigd zijn door de Geest van God.Dan is het eigenbelang eruit. Dat is eenpijnlijk maar noodzakelijk proces vaneen sterven aan jezelf.

God spreekt Vanuit het geleid worden door de Geestkomt de zending van de kerk en van dechristelijke gemeente in een ander licht testaan. Niet de eigen projecten dienen uit-gangspunt te zijn, maar het project, hetplan van God. Vaak bidden wij of Godonze plannen en projecten wil zegenen inplaats van dat we bidden of Hij ons wilbetrekken bij wat Hij aan het doen is.Bidden lijkt mij daarom een van de meestessentiële activiteiten waarop het ingemeente zijn aankomt. Een gemeente diebidt, is een gemeente die zoekt naar de wilvan God. Daarin komen het gebed en hetgeleid worden door de Geest samen.

In onze gemeente in Santiago hebbenwe een team van drie predikanten. Elkeweek komen we samen. We bidden enzoeken naar wat de wil van God is.Missionaire activiteiten, het opzettenvan kringwerk, plannen en organiseren,kortom: alles wat met het reilen enzeilen van de gemeente te maken heeft,leggen we in gebed aan God voor en wevragen de gemeente er ook concreetvoor te bidden. Pas als er bevestiging isvanuit de gemeente en onder ons una-nimiteit, gaan we over tot actie. Wegeloven namelijk dat de Heere Godspreekt. En dat Hij door de Bijbel,gebed, omstandigheden en de gemeentespreekt. We hebben ontdekt dat Godaltijd in stereo spreekt. Zo groeit deovertuiging, en de Heere bevestigt hetook gaandeweg, dat we op de goede wegzijn, dat is: dat we Zijn wil doen. In ditalles is de afhankelijkheid van leidingvan de Heilige Geest onmisbaar. Ik zieals een van de kerntaken van de kerken-raad het gebed en daarin het zoekennaar en onderkennen wat de wil vanGod voor de gemeente is. Alleen zo kunje geestelijk leiding geven aan degemeente. Al het andere werk valt danop zijn juiste plaats of vloeit er vanzelfuit voort.

DS. G.C. VREUGDENHIL IS ZENDINGSWERKER

VAN DE GZB IN SANTIAGO, CHILI

E-MAIL: [email protected]

98 9Transmissie WINTER 2006/2007 Transmissie WINTER 2006/2007

ZENDINGBEZINNING

Van 1983-1991 was ik predikant in Rotterdam-Delfshaven. Degemeente vergrijsde, de bevolkings-samenstelling van dit stadsdeel ver-anderde sterk. Ik was er gekomen als jong predikant om iets op te bouwen, maar na verloop van tijddacht ik: zo moet het niet. Je moetniet denken, dat je de bestaandekerk hier in de stad nog weer nieuwleven in kunt blazen. Er moet ietsheel anders gebeuren.

WIM DEKKER

Moeten we voor iedereen een eigen kerkje beginnen?

Zending inNederland of kerkelijke kustvaart?

1. Wat betekent het te zeggen dat de Heilige Geest geen co-piloot maarpiloot dient te zijn in ons leven? Hoe komt dat tot uiting? Wat is hetprijskaartje?

2. In hoeverre is er in een leven door de Geest ruimte voor eigen wil enplannen?

3. Hoe kunnen we als kerkenraad onze afhankelijkheid van de Heilige Geestconcreet invullen?

VERWERKING

Ds. Vreugdenhil in Chili

Page 6: 2006 - nr. 2

11

maar dat je dan vervolgens op zondag-ochtend op een harde kerkbank zoumoeten gaan zitten staat mijlenver van henaf. Wij moeten dus nog heel iets andersgaan doen dan evangeliseren en proberenmensen bij de kerk terug te krijgen. Wemoeten als het ware helemaal opnieuwbeginnen, zoals zendelingen. Onze doel-groep is dan niet zozeer onze stad of onsdorp, maar ons netwerk van contacten.Uit allerlei onderzoek blijkt, dat voormensen vandaag hun netwerkcontactenveel belangrijker zijn dan buren of stad-genoten. Daarnaast is het wellicht ookgoed wanneer jonge mensen als zendelingworden uitgezonden in eigen land om ineen buurt contacten op te bouwen en zoeen gemeente te stichten.

ProfilerenIs er dan helemaal geen hoop meer voorde traditionele kerken? Dat zal hier endaar zeker nog het geval zijn. Laat mendaar vooral ook hard aan blijven werken.Maar dan moet men wel inspelen op eennieuwe trend. Mensen niet min of meerdwingen in de eigen wijkgemeente naar dekerk te gaan, omdat dat zo hoort.Gemeenten zullen zich juist meer moetenprofileren, een grote verscheidenheid aanmoeten bieden. Om nog even op debovenstaande ervaringen uit Rotterdamterug te komen: wat ik toen intuïtief aan-voelde moet nu gestalte gaan krijgen. Ermoeten zendingswerkers worden uit-gezonden, nieuwe gemeenten wordengesticht. Oude gemeenten als Delfshaven

hebben alleen kunnen overleven en zullenalleen kunnen overleven wanneer ze zichscherp profileren. Delfshaven is intusseneen evangelisch-gereformeerde gemeentemet bijzondere aandacht voor jonge, hoger opgeleide mensen. Wanneer dezegemeente nog steeds een traditionelewijkgemeente was, had ze al lang op-gehouden te bestaan. Maar de trend is in alle verstedelijkte gebieden hetzelfde en de dorpen volgen. Hier moeten we niet dwars gaan liggen, maar hier liggen de kansen voor de kerk in de toekomst.

ZoekenTen slotte een laatste ervaring. Ik kreeg een boek toegestuurd door een zeer be-trokken gemeentelid uit een gemeente,waar in het verleden veel is gedaan aangemeenteopbouw en evangelisatiewerk.Het boek is geschreven door MichaelMoynagh en heet ‘Aansluiting of kort-sluiting?’ Het is in 2001 uitgekomen inLonden, in 2002 vertaald en uitgekomenbij Ark Boeken, maar nu helaas al weeruitverkocht. Ik had eerlijk gezegd nooitvan Michael Moynagh gehoord en zijnboek was me tot nu toe ook helemaalontgaan. Waarschijnlijk omdat ik toch net in een ander circuit zit dan waar dit boek hoge ogen heeft gegooid. Maar Moynagh schijnt in Engeland heel bekend te zijn en zijn boek heeft me aan het denken gezet, meer nog:bevestigd in wat ik ook zelf de laatste jaren intuïtief gedacht heb. Het heeft me ook aan het denken gezet,dat een gemeentelid in onze kring, die zijn

sporen in het evangelisatiewerk heeft ver-diend, uiteindelijk vastloopt in de loggekerkstructuren en zegt: zo wordt het nooitwat. We moeten veelmeer de mensenopzoeken waar ze vandaag zijn in plaatsvan dat wij verwachten, dat ze bij onskomen en worden zoals wij zijn. Ik snapheel goed wat hij bedoelt. We zullen hetnet aan de andere zijde uit moeten wer-pen. Niet meer langs de kust, waarnauwelijks iets gevangen wordt, maar opde volle zee en dan zouden er nog wel eensheel andere vissen gevangen kunnen wor-den dan we nu denken.

VragenEr blijven heel veel vragen over. Moetenwe dan voor iedereen een eigen kerkjegaan beginnen? Dat kan toch ook niet enis toch ook niet goed? Gaat de kerk zichniet veel te veel aanpassen bij de mensen?Waar blijft de eenheid van de kerk? Datzijn allemaal onderwerpen om dieper opin te gaan. Maar wanneer de bezwarenopgeworpen worden om een noodzakelijknieuw proces van zending in Nederland afte remmen zijn ze fout. Ze worden pasweer belangrijk wanneer we daadwerkelijkin dat proces gaan staan. En zou de Geestons daar dan ook niet nieuwe wegenwillen leren en ons voor dwalen willenbehoeden? Altijd hebben zendelingen veelrisico’s genomen en toch zijn zo demooiste dingen gebeurd.

DRS. W. DEKKER IS STUDIESECRETARIS

VAN DE IZB

10 11Transmissie WINTER 2006/200710

ZENDING

1. Wat wordt in uw gemeente gedaan aan evangelisatiewerk? Welke mensenworden daarmee bereikt? Hebt u enig idee of en hoe nieuwe en anderedoelgroepen bereikt zouden kunnen worden?

2. Is het erg wanneer mensen wel met het christelijk geloof bezig willen zijn,maar niet naar de zondagse dienst willen komen? Wat vindt u ervan wan-neer iemand eens in de maand op een ochtend een vrouwenbijbelkringbezoekt en zegt: dit is mijn kerk?

3. Mogen mensen een kerk kiezen die het best bij hen past? Biedt uwgemeente voldoende verscheidenheid in het aanbod?

VERWERKING

Het begrip zending was, samen met het woord missionair, inonze kerk niet onomstreden. Zending als theologisch enkerkelijk sleutelbegrip: daar moest eens stevig over gesprokenworden. Nu we dat doen, wil ik twee aspecten aansnijden:

a. De kerk moet haar profiel tonen in de verkondiging van hetevangelie. We moeten ingaan tegen de secularisatie vanbinnenuit en tegen afkalvend geloof. De herontdekking vanspiritualiteit in het persoonlijke leven en in dat van degemeente behoort daar net zo goed toe als het in alle open-heid spreken over God, het spreken over het evangelie vanJezus Christus.

b. Zending is niet te reduceren tot activiteiten zoalsevangelisatieacties, bijbelweken, etc., maar vindt plaats inde volle breedte van het gemeenteleven, in het ‘gewone’,maar ook in bijzondere activiteiten.

Sommigen hebben voorgesteld het woord zending maar af teschaffen. De zending van de kerk heeft echter een opdracht-gever en dat is niet de kerk zelf, maar de Heer der kerk, JezusChristus. Dat is een belangrijk onderscheid dat vaak buiten dekerk, maar ook regelmatig binnen de kerk zelf, niet goedbegrepen wordt. Laat ik het nog duidelijker stellen: de kerkheeft geen zeggenschap over de zendingsopdracht. Dat heefteen grote invloed op onszelf, op ons zelfverstaan, op de wijzewaarop wij zending bedrijven en op het doel ervan. Zendingdient niet de uitbreiding van macht van een groep, eenorganisatie of een kerk.

Aan de andere kant kan de kerk zich onmogelijk aan dezendingsopdracht onttrekken, zichzelf vandaag de dag niet(meer) bekwaam verklaren. Zending is geen voorrecht vanevangelicale en piëtistische groepen, hoewel er veel van hen teleren valt. Inperking, vervreemding of zelfs weigering van deopdracht zet het bestaan van de kerk op het spel. In het eerstehoofdstuk van zijn brief aan de gemeente in Rome omschrijftPaulus de verkondiging van het evangelie als een dure aposto-lische plicht. Het evangelie moet door en aan mensen wordendoorgegeven. De reikwijdte van zending: Ga heen en maakalle volken tot Mijn discipelen (Mat. 28:19).

God wil dat allen geholpen worden en dat zij tot erkenningvan de waarheid komen (1 Tim. 2:4). In hoofdstuk 6 van deBarmer Thesen staat: ‘De opdracht van de kerk, waarin haarvrijheid is gegrond, bestaat daarin, om in Christus’ plaats endus in dienst van Zijn (eigen) Woord en werk door predikingen sacrament de boodschap van vrije genade van God tebrengen aan heel het volk.’We mogen het ons toevertrouwde evangelie niet voor onshouden of ons neerleggen bij het motto “post restante”, waar-bij men als men dat wil het evangelie bij ons afhalen kan (letdaarbij wel op de openingstijden).

Dat leidt in een missionaire kerk tot de vaak moeilijk teverdragen werkelijkheid: omdat God van ons gebruikmaakt,vraagt de zending altijd iets van ons vermogen, maar ook vanons onvermogen, van wat lukt en van waar we schuldigblijven. Van deze complexe stand van zaken zijn veel “zende-lingen”en veel binnenkerkelijke critici van zending zich teweinig bewust. Natuurlijk moet men over kwesties van stijlpraten en misschien moet men hier en daar er ook de degensover kruisen. Maar in welke geest en met welk doel? Het gaattoch om het evangelie, om het belangrijkste in leven en insterven? Christen worden en christen blijven is het beste watme kan overkomen. Dat heb ik zelf niet veroorzaakt.Hetwordt me geschonken. Hoe kan ik dit geschenk dan niet metanderen delen? Wat voor beelden van God, van Jezus Christusen van de Heilige Geest bevinden zich in onze hoofden enharten als we menen anderen het evangelie niet te mogengunnen? Ik zeg het luid en duidelijk: voor mij is dat geengeloof!

VERTALING: JOHAN TIMMER

HANS-GEORG FILKER IS DIRECTEUR VAN DE BERLINER STADTMISSION,

TE BESCHOUWEN ALS EEN ZUSTERORGANISATIE VAN DE IZB.

Zending: delen wat geschonken is

Transmissie WINTER 2006/2007

HANS-GEORG FILKER

GASTCOLUMN

Page 7: 2006 - nr. 2

12 13Transmissie WINTER 2006/2007 Transmissie WINTER 2006/2007 13

thuiskomen

eenmaal terug in het thuisland, is hetbelangrijk dat de pijn die er is, niet wordtweggestopt, maar dat het kind zichzelftoestaat te treuren. Dat kan opluchten enhelpen loslaten. Er is sprake van een soortrouwproces en daarvoor is tijd en ruimtenodig, maar ook troost. Een klankbord bijwie de pijn om dat wat verloren is,benoemd mag worden kan zinvol zijn.Troost erkent de pijn, vecht gevoelens nietaan en geeft toestemming voor het ver-werkingsproces. Voor familie en vrienden moet het belangvan luisteren niet worden onderschat.Contact met andere TCK's kan genezendwerken. Als pijn om wat verloren is nietwordt verwerkt, kan die zich op allerleimanieren gaan uiten: in ontkenning,terugtrekking, depressie, boosheid of

rebellie. Het kan ook later in het levennaar boven komen. Bij een goede voor-bereiding op terugkeer hoort ook dat eenkind weet wat er in zo'n veranderings-proces kan gebeuren. Dat voorkomt nietdát het gebeurt, maar zorgt ervoor dat hetkind herkent wat er gebeurt. WanneerTCK's hun eigen gedrag begrijpen,kunnen ze ook uitleggen aan anderen,waarom zij de wereld anders zien, andersreageren e.d.

Tot slot ‘Vandaag besef ik dat het een geschenk voormij is in de Fayu-cultuur te zijn opge-groeid.’ (S.K.)

Het is niet erg om anders te zijn.Wanneer TCK's zichzelf begrijpen enaccepteren, zullen ze zichzelf niet meervermoeien met het zich steeds weer aan-passen. Dan kunnen ze zich gaan richtenop wie ze zijn, waar ze passen en waar zehet best hun gaven en ervaring kunnengebruiken. Dan is er ook ruimte om devoordelen van het TCK-zijn te zien, wantdie zijn er zeker. Een breed wereldbeelden grote sociale en culturele ervaring dooromgang met allerlei mensen van verschil-

lende culturen bijvoorbeeld, maken datTCK's kunnen zich vaak goed kunneninleven in vele situaties en zaken van ver-schillende kanten kunnen bekijken.Uiteindelijk zeggen bijna alle TCK's enATCK's, dat ze hun buitenlandervaringnooit hadden willen missen.

BRON:

WWW.TCKWORLD.COM/RNDHEAD/HOME.HTML

DRS. C. MOERDIJK-DEN TOOM WAS MET

HAAR MAN EN KINDEREN VERBONDEN AAN

ZENDINGSWERK VAN DE GZB IN PERU EN IS

THANS BESTUURSLID VAN DE GZB

12

ZENDING

Kinderen en CONNY MOERDIJK-DEN TOOM

Wie ben ik? Waar hoor ik thuis? Ben ikwel normaal? Ik heb het gevoel dat er ietsniet klopt bij mij. Anderen vinden mijraar. Dit zijn vragen en gedachten die veelvoorkomen bij kinderen en jongeren, dievanuit het buitenland voor eindverlof zijnteruggekeerd naar hun ‘thuisland. Dezekinderen, waaronder ook zendings-kinderen, worden ‘Third Culture Kids’(TCK's) genoemd.Terug naar het land van je ouders. Hetland waar je zelf bent geboren of waar jevrijwel nooit bent geweest. Je thuisland.Maar waarom voelt dat niet zo? Kinderenen jongeren die elders zijn opgegroeidkomen voor hun gevoel vaak niet thuis inhet land van hun ouders. Waarom niet? Op deze en dergelijke vragen, wil ik hier-onder ingaan. Daarvoor gebruik ik ‘ThirdCulture Kids, the experience of growing upamong worlds’ van David C. Pollock enRuth E. van Reken en fragmenten uit hetlevensverhaal van Sabine Kuegler ‘Dochtervan de jungle’.

TCKPollock en Van Reken definiëren eenTCK als een persoon die een significantdeel van zijn ontwikkelingsjaren heeftdoorgebracht buiten de cultuur van zijnouders. Een kind in zo’n situatie bouwtrelaties op met verschillende culturen, ter-wijl geen van die culturen als eigen wordtervaren. Het voelt zich geen deel van decultuur van zijn ouders en ook niet van decultuur van het gastland. Hij voelt zichbehoren tot de cultuur van hen die soort-gelijke ervaringen hebben, de derde cul-tuur (third culture). Dergelijke kinderenontwikkelen een leefpatroon dat afwijktvan andere kinderen die binnen één cul-tuur opgroeien. Verder is hun wereld ookeen sterk mobiele wereld. Ze verhuizenzelf regelmatig, maar ook de mensen omhen heen zijn voortdurend onderweg. Er

moet vaak worden gegroet en vaakafscheid worden genomen. WanneerTCK's volwassen worden, spreekt menvan Adult Third Culture Kids (ATCK's).

Hidden Immigrant‘Ik had zelden over mijn jeugd gesproken, ofwaar ik eigenlijk vandaan kwam. In plaatsdaarvan had ik jarenlang geprobeerd mijaan te passen en zo te worden als de mensenom mij heen, heb ik gepoogd een cultuuraan te nemen die mij vreemd was en eenleven te leiden dat ik niet kende. En hoewelhet me uiterlijk goed lukte, vond ik geeninnerlijke rust en niet het saamhorigheids-gevoel waar ik zo naar verlangde’. (S.K.)

Als een kind uit den vreemde terugkomtnaar het thuisland, valt het al snel nietmeer op te midden van zijn leeftijds-genoten. Uiterlijk lijkt er niets aan dehand. Innerlijk is dat anders. Pollock enVan Reken noemen zulke kinderen‘hidden immigrants’. Ze zien er hetzelfdeuit, maar ze denken en voelen anders. Jeziet dat kinderen vaak heel snel gedrag,woordgebruik, gewoonten en tradities vande thuiscultuur overnemen. Dit wekt deindruk dat kinderen zich snel aanpassen.Al deze uiterlijke aanpassingen behorenechter tot de oppervlakte van de cultuur,tot dat wat zichtbaar is. Onder die oppervlakte zit de diepere laagvan een cultuur die niet zichtbaar is.Hiertoe behoren geloofsovertuigingen,waarden, denkpatronen en allerlei aan-names. Consensus over deze dieperedimensie van een cultuur is samenbin-dend en geeft het gevoel te behoren totdie cultuur. Uiterlijke eenheid geeft datgroepsgevoel niet. Uiterlijke eenheid ech-ter, veronderstelt wel innerlijke gelijkheid.Vergelijkbaar gedrag veronderstelt gedeel-de, diepere culturele waarden. Maar dat isniet terecht. Deze wederzijdse uiteen-

lopende verwachtingen kunnen leiden totproblemen wanneer het TCK onverwachten afwijkend gedrag vertoont.

Afsluiten en vooruitzien‘Er brandt een verlangen in mij dat ik nietprecies kan beschrijven. Een heimwee naariets wat verloren lijkt te zijn. Het is alsof ikergens stil ben blijven staan, alsof ik iets nietgoed heb afgerond. Pas toen ik begon mijnverhaal te vertellen en alle herinneringen toete laten, heb ik weer en beetje geluk gevon-den. De eerste stap naar gelukkig zijn, isjezelf begrijpen.’ (S.K.).

Verlangen naar het verleden, naar mensenen plaatsen gaat gepaard met pijn. Pollocken Van Reken benadrukken in hun boekhet belang van een bewust afscheidnemen. Ook voor kinderen is het belang-rijk om er tijd voor te nemen. Goed ver-trekken is de sleutel tot een vloeiendeovergang naar een nieuwe fase. Daarna,

Hebt u kinderen van zendingswerkers in uw gemeente? Komt er binnen-kort een gezin terug? Hebt u wel eens nagedacht wat het inhoudt voorzendingskinderen om thuis te komen in een land waar je helemaal niet zothuis bent? U kunt als zendingscommissie en als gemeente iets voor dezekinderen betekenen.

Fam. Biersteker (keerde dit jaar terug uit Peru)

Links Noud van Dam (zijn ouders werken voor de GZB in Namibië)

1. Wat kunt u als thuisfront /gemeente al tijdens het verblijfin het gastland, bijdragen aaneen reĎel beeld van het thuis-land bij kinderen van zendings-werkers?

2. Op welke manier kunnen thuis-gemeenten van zendingswerkersbijdragen aan de integratie vanTCK's?

VERWERKING

Page 8: 2006 - nr. 2

14 15Transmissie WINTER 2006/2007 Transmissie WINTER 2006/2007

christendom in te ruilen voor een min-der duidelijk omschreven geloof in ‘iets’.Uit een onlangs verschenen onderzoekonder jongeren komt de kerk er al nietveel beter af. Veel jongeren blijken bezigte zijn met zingeving en religie, maar zienin hun zoektocht daarnaar geen rol voorde kerk weggelegd. Of, zoals onderzoekerMaerten Prins het deze zomer in het blad‘Windstreken’ onder woorden bracht: ‘Zehebben een beetje bindingsangst en heb-ben het gehad met vaste kaders’.De kerk roept bij veel mensen dusassociaties op met een keurslijf. Er moetveel en mag weinig. En als we de cijfersover kerkbezoek lezen, blijkt dat steedsminder mensen er trek in hebben zich bijeen kerk betrokken te voelen.Vermoedelijk zullen er elke zondag ookin de kerk mensen zitten, die weliswaarde kerk nog niet verlaten hebben, maareveneens weinig ruimte ervaren voor per-soonlijke geloofsbeleving.

In de pasIs er en wordt er te veel ingevuld? Heeftde kerk de antwoorden en oplossingen opde vragen van het leven, de vragen aan ende leer over God inderdaad zo vastom-lijnd aangeboden, dat alle ruimte vooreen eigen geloofsbeleving eruit is? Is hetinderdaad zo dat we, misschien zonderhet zelf in de gaten te hebben, mensenvooral toetsen aan de vraag of hungeloofsbeleving wel strookt met die vanonze kerk of gemeente? Kunnen weeigenlijk wel overweg met iemand die hetgeloof op een heel andere wijze beleeft?Of werkt het zo dat wie niet in de paskan lopen eigenlijk niet welkom is?Kortom, hoeveel ruimte durven wemensen te geven?Gezien de reacties op God en kerk konhier wel eens (een deel van) het probleemzitten. Het probleem dat we als kerkzoveel dichtgetimmerd hebben opliturgisch en dogmatisch gebied dat vooreigen inbreng nauwelijks meer ruimte is.En dat (veel) mensen dit als zo beknel-lend hebben ervaren, dat ze op anderemanieren ruimte voor zichzelf zijn gaanzoeken, en de kerk en haar dogma’s vaar-

wel zeggen. Maar ondertussen wel zijnblijven zeggen dat er iets moet zijn!

BrokkenWat doen we als kerk met deze weten-schap? De gemakkelijkste weg is eenfenomeen als het Ietsisme stevig vanrepliek dienen. We kunnen dan in-houdelijk duidelijk proberen te maken,dat wie zegt in een onduidelijk ‘iets’ tegeloven feitelijk waarschijnlijk nergensmeer in gelooft. Immers, als over dit ietsmaar weinig gezegd kan worden, valt erook moeilijk een goed gesprek over tevoeren. Het zal daarom zijn dat hetIetsisme door sommigen zelfs wordtomschreven als ‘een stinkende schotelwaarin louter smakeloze brokken doorelkaar drijven: brokken christendom,brokken ethiek en vooral brokkenliberalisme, waar zelfs de honden geenbrood van lusten. Wie het Ietsismeinhoudelijk de maat zal nemen, komtzeker tot een aantal kritische vragen.Maar hoe belangrijk het ook zal zijn omhet op enig moment met elkaar over deinhoud te hebben, het lijkt me allerminstde juiste insteek voor een eerste reactie.

ReagerenHet is ook maar de vraag of zo’n reactieiets uitwerkt. De tijd dat mensen doorde kerk konden worden aangesprokenop de keuzes die ze maakten lijkt achterons te liggen. Mensen zullen hunschouders ophalen bij een opgestokenvinger, en zich er vermoedelijk weinigaan gelegen laten liggen. Zodat uit-eindelijk maar weinig wordt bereikt.Jammer, want er blijkt wel degelijk eenbehoefte aan zingeving en religie.Hoe dan wel? Uit steeds meer onder-zoeken en praktijkverhalen blijkt dat deweg naar het geloof van mensen beginten bepaald wordt door de relaties metchristenen. Niet de kerk als geheel diemensen tegemoet treedt, maar de indi-viduele gelovige die in langdurig contactmet niet-christenen het gesprek aangaatover God en geloven. We zouden dit ‘deweg van het gesprek’ kunnen noemen.Deze ‘weg van het gesprek’ bestaat eruit

dat we voor langere tijd samen oplopenmet iemand die op ons pad is gekomen,doordat we hem of haar kennen vanuitonze contacten, maar misschien ook welvanuit een eenmalige ontmoeting waarwe beiden een vervolg aan zouden willengeven. De weg van het gesprek is dusgeen eenmalige gebeurtenis, maar eenlangere periode, waarin we misschienwel letterlijk samen op weg gaan (meteen goede wandeling) maar in iedergeval figuurlijk samen op trekken.

De weg van het gesprekWat maakt deze weg van het geloofs-gesprek bruikbaar in de contacten metiemand die wel in iets gelooft, maar datverder niet wil invullen en met jongerendie aanlopen tegen kaders en instituties?Ik denk drie dingen:1. De weg van het gesprek veronderstelt

allereerst een gelijkwaardigheid tussende gesprekspartners. Een goed gesprekkan pas dan plaatsvinden als beidenelkaar serieus willen nemen, zich kun-nen open stellen voor elkaar en bereidzijn naar elkaar te luisteren.

2. De weg van het gesprek is ook de wegvan het ruimte kunnen geven aanelkaar. Juist als mensen de ervaringhebben dat de kerk zo weinig ope-ningen heeft kunnen bieden voor eenpersoonlijke geloofsbeleving, is deweg van het gesprek een goede moge-lijkheid om die ruimte te geven.Ruimte, voor beide gesprekspartners,om vragen neer te leggen, moeilijkepunten aan te snijden of te vertellenwat we geloven en waarom. Zodat,juist doordat er ruimte wordt gege-ven, wezenlijke levensvragen op tafelkunnen komen.

3. Ten slotte is de weg van het gesprekook een weg van het geduld. Als blijktdat langdurige relaties een belangrijkefactor zijn voor mensen om in aan-raking te komen met het christelijkgeloof, dan ligt er een grote uitdagingom voor lange(re) tijd met menseneen ontmoeting te willen aangaan.Hier gaat het dus daadwerkelijk omkwaliteit in plaats van kwantiteit.

In het evangelisatiewerk komt u onge-twijfeld deze ‘ietsisten’ tegen. Daarom ishet goed te weten wat het Ietsisme is.Ook waar het vandaan komt. En vooral:hoe reageer je?

Wat is het?Het is nog niet zo gemakkelijk omprecies aan te geven wat Ietsisme is enwaar het voor staat. Want wat is ‘iets’?Misschien is het meest kenmerkende van het Ietsisme, dat het vooral niet iets iswat strak omlijnd of geformuleerd kanworden. Er blijft veel ruimte voor ieder-een die zich ietsist wil noemen om ereen invulling aan te geven waar hij zelfmee uit de voeten kan. Het is dan ookniet verwonderlijk, dat vaak zinnengebruikt worden als ‘vul het allemaalniet te veel in’ of ‘misschien weet ik hetwel gewoon niet precies’. Voor wie graagwil weten waar hij aan toe is, klinkt ditveel te vrijblijvend. Voor velen blijktjuist dit vrijblijvende het Ietsisme eenaantrekkelijke religie te maken.

Waar komt het vandaan?Opvallend is dat verschillende schrijversin de bundel ‘In iets geloven’ aangeven,dat het Ietsisme voor hen een antwoordis op de dogma’s en de leer van hetinstituut kerk. Het lijkt daarmee eenreactie op negatieve ervaringen die menmet de kerk heeft gehad. Knellend enbenauwend, met weinig ruimte voor eeneigen beleving van het geloof, zo wordenin diverse bijdragen de ervaringen met dekerk omschreven. En daarmee is de kerkzelf reden geworden voor mensen om het

EVANGELISATIE

Afgelopen zomer verscheen het boek ‘In iets geloven’, waarin verschillendeschrijvers reageerden op het verschijnsel dat veel mensen aangeven wel iniets te geloven, maar het daarbij ook te willen laten. Dit Ietsisme is eenverzamelnaam geworden voor geloofsopvattingen van mensen die niet ineen persoonlijke God, maar wel in iets geloven. Het lijkt de religie van eenmeerderheid van de Nederlanders geworden.

Geloven in ‘iets’- hoe reageren wij?

IWAN DEKKER

Page 9: 2006 - nr. 2

16 Transmissie WINTER 2006/2007

Ouderling of diaken zijn betekent dat je met heel veel aspecten van hetgemeentewerk te maken krijgt. Om er een paar te noemen: pastoraat, diaconaat,catechese, jeugdwerk, zending en evangelisatie. Hoe raak je daar snel in thuis?En hoe steekt de Protestantse Kerk in Nederland in elkaar: wie beslist waarover?Het boek ‘Een voortreffelijk werk’ is een prima hulp: principieel en praktisch. Enniet alleen voor nieuwe ambtsdragers, ook voor wie al langer deel uitmaakt vaneen kerkenraad.Het boek is ook geschikt om per hoofdstuk besproken te worden tijdensbezinningsmomenten in de kerkenraad. De opgenomen gespreksvragen zijndaarvoor bedoeld.Al jarenlang geeft de IZB deze handreiking uit, maar de herdruk die onlangsverscheen, is voor het grootste deel herschreven. Toegevoegd werd een hoofd-stuk met als titel ‘De communicatie van de gemeente’, waarin praktische stappenstaan om te komen tot een goede PR. Auteurs zijn onder anderen: dr. P. van den Heuvel, dr. M.J. Paul, ds. L.W. Smelt, dr. A.F. Troost, dr. W. Verboom en drs. H.J. van Wijnen

Vervolg van pagina 16: Geloven in ‘iets’ - hoe reageren wij?

EVANGELISATIE

Hoe ga je deze weg? Samen oplopen is niet iets wat je zomaardoet en wat niet met iedereen mogelijk is.Een goede voorbereiding is daaromonmisbaar. Vragen aan jezelf: wat zijnmijn redenen om dit te gaan doen, kan ikde openheid opbrengen om een anderecht te accepteren zoals hij is, kan ik detijd vrijmaken om met iemand op te trek-ken, kan ik omgaan met kritische vragenover mijn eigen geloof? Daarnaast vragenover de ander: met wie zou ik deze wegwillen gaan en waarom juist deze persoon,wat zijn mijn vragen aan hem of haar?Wie deze vragen helder heeft, kan eeneerste stap zetten. Soms zal dat aarzelendgaan, een gesprek dat voor je gevoel maarmoeizaam loopt. Bedenk dan dat het ookvoor die ander zoeken zal zijn naar eengoede en prettige manier om samen op tetrekken. Wees open en verwacht het vanelkaar. Want de weg van het gesprek ga jesamen.

Ten slotteWanneer je in gesprek bent met iemand die aangeeft in iets te gelovenzullen op enig moment ook onze vragen bij en over dat ‘iets’ mogenworden ingebracht. Is ‘iets’ daad-werkelijk iets om genoegen mee tekunnen nemen als antwoord op devraag naar God? Of valt er meer over

te zeggen? Op de website www.izb.nlzijn diverse artikelen te vinden diekunnen helpen om meer zicht te krijgen op de inhoud van het Ietsismeen de vragen die er bij gesteld kunnenworden.

DRS. I.M. DEKKER IS MISSIONAIR TOERUSTER

BIJ DE IZB

‘EEN VOORTREFFELIJK WERK’ TELT 15HOOFDSTUKKEN, 128 PAGINA’S, KOST € 7,90 EN IS TE BESTELLEN BIJ DE IZB-BOEKHANDEL, TEL. 033-4611959, E-MAIL: [email protected]

MATERIAAL

1. Welke mensen kent u die aangeven in Iets te geloven? Waarom zijn ze in‘iets’ gaan geloven?

2. Bedenk of de weg van het gesprek een mogelijkheid is om met een vanhen (of meer) een poos de weg van het gesprek te gaan.

3. Bedenk als commissie of kerkenraad hoe het bezoekwerk zo opgezet zoukunnen worden dat het praktisch mogelijk is om langere tijd met mensenop te trekken.

VERWERKING