1Klanken - NT2 · 1Klanken Werkblad1-2 Klankoefeningen1t/m4 [ ] en[i] -voorbeeldwoorden:ziten ziet...

24
1 Klanken Werkblad 1-1 Klankoefeningen 1 t/m 4 [ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden: man en maan 1 dat / daad 2 maag / mag 3 kas / kaas 4 laag / laag 5 aas / as 6 vlag / vlaag 7 Daan / Daan 8 bal / baal 9 kaas / kas 10 nar / naar [ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden: man en maan mevrouw Baal / mevrouw Bal de heer Wals / de heer Waals Niek Dams / Niek Daams Kapitein Haak / Kapitein Haak Igor Pal / Igor Paal Douwe Kraat / Douwe Kraat Nico Laat / Nico Lat Lotte Naas / Lotte Nas Niek Waal / Niek Wal mevrouw De Klas / mevrouw De Klaas [ɑr] en [ar] - voorbeeldwoorden: bar en baar star / staar nar / naar dar / daar klaar / klaar waar / war baard / Bart paard / paard zwaard / zwart (ontbreekt in 003.mp3) haard / hart laars / laars [ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden: bos en boos oom / om bom / boom doop / dop god / goot kook / kok rot / rood toon / ton och / oog rook / rok dof / doof [ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden: bos en boos de heer Boot / de heer Bot mevrouw Hof / mevrouw Hoof Daan Rood / Daan Rot Bakker Los / Bakker Loos Niek Poot / Niek Pot Daan Schol / Daan School Bert Stok / Bert Stook Loes Tonnen / Loes Tonen café Pool / café Pol Niek Zoon / Niek Zon [ɔr] en [or] - voorbeeldwoorden: kort en koord poort / port nor / nor dor / door hoor / hor koor / koor voort / fort stort / stoort hoor / hor word / woord boord / bord Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

Transcript of 1Klanken - NT2 · 1Klanken Werkblad1-2 Klankoefeningen1t/m4 [ ] en[i] -voorbeeldwoorden:ziten ziet...

1 Klanken

Werkblad 1-1

Klankoefeningen 1 t/m 4

[ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden:man enmaan

1 dat / daad2 maag / mag3 kas / kaas4 laag / laag5 aas / as6 vlag / vlaag7 Daan / Daan8 bal / baal9 kaas / kas10 nar / naar

[ɑ] en [a] - voorbeeldwoorden:man enmaan

1 mevrouw Baal / mevrouw Bal2 de heerWals / de heerWaals3 Niek Dams / Niek Daams4 Kapitein Haak / Kapitein Haak5 Igor Pal / Igor Paal6 Douwe Kraat / Douwe Kraat7 Nico Laat / Nico Lat8 Lotte Naas / Lotte Nas9 NiekWaal / NiekWal10 mevrouw De Klas / mevrouw De Klaas

[ɑr] en [ar] - voorbeeldwoorden:bar en baar

1 star / staar2 nar / naar3 dar / daar4 klaar / klaar5 waar / war6 baard / Bart7 paard / paard8 zwaard / zwart (ontbreekt in 003.mp3)9 haard / hart10 laars / laars

[ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden:bos en boos

1 oom / om2 bom / boom3 doop / dop4 god / goot5 kook / kok6 rot / rood7 toon / ton8 och / oog9 rook / rok10 dof / doof

[ɔ] en [o] - voorbeeldwoorden:bos en boos

1 de heer Boot / de heer Bot2 mevrouw Hof / mevrouw Hoof3 Daan Rood / Daan Rot4 Bakker Los / Bakker Loos5 Niek Poot / Niek Pot6 Daan Schol / Daan School7 Bert Stok / Bert Stook8 Loes Tonnen / Loes Tonen9 café Pool / café Pol10 Niek Zoon / Niek Zon

[ɔr] en [or] - voorbeeldwoorden: kort en koord

1 poort / port2 nor / nor3 dor / door4 hoor / hor5 koor / koor6 voort / fort7 stort / stoort8 hoor / hor9 word / woord10 boord / bord

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-2

Klankoefeningen 1 t/m 4

[ ] en [i] - voorbeeldwoorden: zit en ziet

1 vies / vis2 wil / wil3 lid / lid4 zien / zin5 wiel / wiel6 kil / kiel7 bieden / bidden8 tin / tien9 kien / kin10 wiel / wil

[ ] en [i] - voorbeeldwoorden: zit en ziet

1 Joop Biek / Joop Bik2 de heer Giesbers / de heer Gisbers3 JanWils / JanWiels4 Daan Strik / Daan Striek5 supermarkt Dikken / supermarkt

Dieken6 Joop van der Grien / Joop van der Grin7 Bakker Sliep / Bakker Slip8 Lotte Sliek / Lotte Slik9 mevrouw Kil / mevrouw Kiel10 café Tien / café Tin

[ɛ] en [e] - voorbeeldwoorden:wet enweet

1 en / één2 welk / welk3 been / ben4 les / lees5 veel / vel6 meet / met7 neem / neem8 bed / beet9 beeld / belt10 beest / best

[ɛ] en [e] - voorbeeldwoorden:wet enweet

1 dokter Beek / dokter Bek2 Joop Strek / Joop Streek3 supermarkt Deen / supermarkt Den4 Niek Rees / Niek Res5 Lotte van der Steeg / Lotte van der Steg6 JanWeel / JanWel7 dokter Deken / dokter Dekken8 mevrouw van Lent / mevrouw van

Leent9 Bakker Ben / Bakker Been10 Daan van Sten / Daan van Steen

[e] en [i] - voorbeeldwoorden:weet enwiet

1 heel / hiel2 lied / lied3 veel / viel4 beet / biet5 wiet / weet6 vies / vies7 keel / keel8 krieken / kreken9 geven / geven10 weken / wieken

[ɛ] en [ ] - voorbeeldwoorden:wet enwit

1 bed / bid2 mist / mest3 en / in4 ken / kin5 wek / wek6 zin / zen7 des / dis8 vil / vel9 wil / wil10 vist / vest

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-3

Klankoefeningen 1 t/m 4

[ɛr] en [er] - voorbeeldwoorden: ver en veer

1 veer / ver2 Geert / Gert3 beheersen / beheersen4 verte / verte5 veren / verre6 Vera / Vera7 dertig / dertig8 zeer / zeer9 Weert / werd10 ster / ster

[er] en [ir] - voorbeeldwoorden: veer en vier

1 speer / spier2 bier / beer3 deren / dieren4 kieren / keren5 vieren / vieren6 meren / mieren7 veertig / veertig8 formuleren / formulieren9 veren / vieren10 kleren / klieren

[] en [y] - voorbeeldwoorden:hut en absoluut

1 fut / fuut2 bussen / bussen3 stuc / stuk4 menu / menu5 judo / judo6 uur / uur7 jullie / juli8 jus / jus9 duw / duw10 hun / hun

[] en [y] - voorbeeldwoorden:hut en absoluut

1 de heer Kun / de heer Kuun2 Daan Dut / Daan Duut3 bakker Duunk / bakker Dunk4 Niek Kup / Niek Kuup5 Lotte van der Muur / Lotte van der Mur6 Jan Mus / Jan Muus7 café Puus / café Pus8 mevrouw Ruls / mevrouw Ruuls9 bakker Buunk / bakker Bunk10 Daan Buts / Daan Buuts

[] en [ ] - voorbeeldwoorden:hut en hit

1 put / pit2 kin / kun3 gym / gum4 sust / sust5 list / lust6 mus / mis7 spil / spul8 hit / hut9 sist / sist10 hip / hup

[yr] en [ir] - voorbeeldwoorden:muur enmier

1 dier / duur2 kuur / kier3 gier / guur4 hier / huur5 buur / buur6 vier / vuur7 nier / nier8 versier / versier9 muur / mier10 bestuur / bestier

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-4

Klankoefeningen 1 t/m 4

[ø] en [o] - voorbeeldwoorden: leuk en hoog

1 keus / koos2 jeugd / jeugd3 keuken / keuken4 roos / roos5 rook / reuk6 koken / keuken7 leuk / look8 reuze / reuze9 steun / steun10 sleutel / sleutel

[ø] en [o] - voorbeeldwoorden: leuk en hoog

1 de heer Beun / de heer Boon2 Daan de Goos / Daan de Geus3 Van Heuf / Van Hoof4 Niek van de Heuvel / Niek van de Hovel5 Loes Bogen / Loes Beugen6 Jan Beus / Jan Boos7 café Loots / café Leuts8 mevrouw Scheut / mevrouw Schoot9 Bakker Loos / Bakker Leus10 Daan Beum / Daan Boom

[ø] en [e] - voorbeeldwoorden: leuk en leek

1 reu / ree2 beuk / beek3 leus / leus4 geul / geel5 snee / sneu6 deun / Deen7 steen / steen8 breek / breuk9 tegel / teugel10 keuken / keken

[ør] en [yr] - voorbeeldwoorden: kleur en duur

1 buren / beuren2 leuren / leuren3 beurt / buurt4 guur / geur5 steur / stuur6 keur / keur7 zeur / zuur8 monteur / montuur9 schuur / scheur10 duur / deur

[ør], [yr] en [or] - voorbeeldwoorden:deur, duuren door

1 boren / buren2 keur / koor3 uur / oor4 kuur / keur5 scheur / schuur6 boord / beurt7 koren / koren8 sporen / speuren9 gebeuren / geboren10 duren / deuren

[o] en [u] - voorbeeldwoorden:goot en goed

1 loof / loef2 hoes / hoos3 koel / kool4 room / roem5 zoen / zoon6 doel / doel7 goot / goed8 poos / poes9 boeg / boog10 toen / toon

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-5

Klankoefeningen 1 t/m 4

[u] en [y] - voorbeeldwoorden:poes en excuus

1 buren / boeren2 tuur / tuur3 stoer / stuur4 Loek / Loek5 moer / moer6 voeren / vuren7 voer / vuur8 moer / muur9 broed / bruut10 Ruud / roet

[u], [y] en [o] - voorbeeldwoorden:moet,minuutenmoot

1 boten / boeten2 huren / hoeren3 groot / groot4 goed / goot5 gewoon / gewoon6 dood / doet7 sturen / sturen8 troepen / tropen9 turen / toeren10 moet / moot

[ɛi] en [e] - voorbeeldwoorden:gein en geen

1 kijken / keken2 meid / deed3 mee / mee4 reden / rijden5 zij / zij6 glijd / gleed7 krijg / kreeg8 leken / leken9 rijzen / reizen10 kneep / kneep

[œy] en [ø] - voorbeeldwoorden: luik en leuk

1 buik / beuk2 Teun / tuin3 huis / heus4 keuken / kuiken5 schuit / scheut6 teut / tuit7 zuiver / zuiver8 leus / luis9 schuiven / schuiven10 schuit / scheut

[œy] en [ɑu] - voorbeeldwoorden: ruit en goud

1 lauw / lui2 ruim / ruim3 hout / hout4 zout / zuid5 buit / bout6 kuit / kuit7 stout / stuit8 kuis / kous9 trouw / trouw10 goud / goud

[ai], [oi] en [ui] - voorbeeldwoorden:draai, dooien doei

1 haai / hooi2 boei / baai3 ooit / ooit4 bloei / bloei5 zooi / zaai6 vloeien / vloeien7 vermoeid / vermoeid8 moeite / moeite9 aai / ooi10 groei / graai

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-6

Medeklinkers

[p] en [b] - voorbeeldwoorden:pak en bak

1 Jan de Pond / Jan de Bond2 poen / boen3 bakken / pakken4 pas / bas5 pad / pad6 beer / peer7 beuk / peuk8 bier / bier9 café Buur / café Puur10 prei / brei

[p] en [b] - voorbeeldwoorden:pak en bak

1 pont / bont2 restaurant Paar / restaurant Baar3 pijl / bijl4 blind / plint5 bruin / bruin6 pakt / bakt7 Helga van Poort / Helga van Boord8 bouw / pauw9 prul / brul10 paard / paard

[t] en [d] - voorbeeldwoorden: tak en dak

1 toen / doen2 Bakker Dor / bakker Tor3 tof / tof4 taal / daal5 dop / top6 doof / doof7 tik / dik8 dam / tam9 Luuk Tas / Luuk Das10 toe / toe

[t] en [d] - voorbeeldwoorden: tak en dak

1 turf / durf2 diep / typ3 taal / taal4 duit / tuit5 drein / trein6 dienst / dienst7 toch / doch8 douw / touw9 denken / tanken10 kader / kater

[v] en [f] - voorbeeldwoorden: vel en fel

1 vaal / vaal2 vee / fee3 Jan Vloot / Jan Floot4 fier / fier5 fel / vel6 vier / vier7 bakker Vorst / bakker Forst8 vrezen / vrezen9 vinnen / Finnen10 vriezen / Friezen

[v] en [w] - voorbeeldwoorden: vel enwel

1 wel / vel2 volk / wolk3 Roy van der Vaart / Roy van derWaard4 wier / wier5 vinden / winden6 waak / vaak7 vals / wals8 vil / vil9 dokter Van der Vaal / dokter Van der

Waal10 geveld / geweld

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-7

Medeklinkers

[v] en [b] - voorbeeldwoorden: vies en bies

1 voor / boor2 been / veen3 mevrouwVink / mevrouw Bink4 vuur / buur5 vent / vent6 de heer Blok / de heer Vlok7 baas / vaas8 vuil / buil9 boer / voer10 bent / vent

[w] en [b] - voorbeeldwoorden:wiet en biet

1 wij / bij2 SonjaWalter / Sonja Balter3 baas / waas4 wol / bol5 boord / woord6 wit / wit7 bel / wel8 war / bar9 bang / wang10 wrok / brok

[s] en [z] - voorbeeldwoorden: saai en zaai

1 zet / set2 kruisen / kruizen3 cent / zend4 sein / zijn5 zonde / sonde6 saven / zeven7 Canadese / Canadezen8 zussen / zussen9 ijzer / ijzer10 doseren /doceren

[h] en [ɣ] - voorbeeldwoorden:hoed en goed

1 ha / ga2 gek / hek3 hout / goud4 geel / geel5 haat / gaat6 hoed / hoed7 geen / heen8 hulde / gulden9 hou / gauw10 begeren / beheren

[ɣ] en [k] - voorbeeldwoorden:goed en koek

1 dag / dak2 kat / gat3 oog / oog4 kras / gras5 mevrouw Keesing / mevrouw Geesing6 geel / keel7 klad / glad8 volken / volgen9 kraan / graan10 café Gielen / café Kielen

[ɣ], [h] en [j] - voorbeeldwoord:goed, hoed en joet

1 jas / gas2 gong / jong3 ga / ga4 hagen / jagen5 jouw / gauw6 gij / jij7 mevrouw Gagel / mevrouw Hagel8 hij / jij9 jarig / harig10 jaag / jaag

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-8

Medeklinkers

[l] en [r] - voorbeeldwoorden: lied en riet

1 lezen / rezen2 Betty Lust / Betty Rust3 kras / klas4 plaat / praat5 gevel / gever6 lees / lees7 ruik / luik8 krat / klad9 wier / wier10 meneer Ader / meneer Adel

[l] en [r] - voorbeeldwoorden: lied en riet

1 lezen / rezen2 welk / welk3 kras / klas4 plaat / praat5 gevel / gever6 race / race7 ruik / luik8 krat / klad9 wier / wier10 ader / adel

[m] en [n] - voorbeeldwoorden:maar en naar

1 hem / hen2 kan / kan3 duimen / duinen4 Luuk Mat / Luuk Nat5 rennen / remmen6 gummen / gunnen7 linnen / Limmen8 macht / nacht9 nier / mier10 naakt / maakt

[ŋ] en [ŋk] - voorbeeldwoorden:bang en bank

1 restaurant Ling / restaurant Ling2 bank / bang3 zinken / zingen4 drank / drank5 dringen / drinken6 engel / enkel7 slank / slang8 Tina King / Tina Kink9 stang / stank10 blink / blink

[sp] en [spr] - voorbeeldwoorden: spuit en spruit

1 spits / sprits2 spuit / spuit3 spaken / sprake4 mevrouw Spot / mevrouw Sprot5 Gerard Sprong / Gerard Spong6 spraak / spaak7 sproet / spoed8 spuiten / spruiten9 sprookje / spookje10 spint / spint

[st] en [str] - voorbeeldwoorden: stam en stram

1 strik / stik2 boekhandel Stip / boekhandel Strip3 stek / strek4 stak / strak5 steven / steven6 stek / stek7 staf / straf8 strelen / stelen9 stroom / stroom10 stralen / stalen

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 1-9

Medeklinkers

[st] en [str] - voorbeeldwoorden: stam en stram

1 streek / streek2 strand / strand3 staat / straat4 stam / stam5 meneer Stook / meneer Strook6 streven / steven7 stond / stond8 Generaal Stik / Generaal Strik9 stand / strand10 strop / stop

[sx] en [sxr] - voorbeeldwoorden: schaal en schraal

1 schoot / schroot2 schapen / schrapen3 schrede / schede4 schrijf / schijf5 schrokken / schrokken6 schrijnen / schijnen7 schrik / schik8 geschrift / geschift9 schikken / schrikken10 schrijf / schrijf

[sx] en [sxr] - voorbeeldwoorden: schaal en schraal

1 schraap / schaap2 schijven / schrijven3 de heer Scha / de heer Schra4 schrap / schap5 schijnend / schijnend6 schrokken / schokken7 schrik / schik8 schop / schrob9 scheef / schreef10 meester Schrik / meester Schik

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

De [ei] van kijk en de [ee] van keek

Cursist A

Stap 1Lees zin 1 t/m 5 voor aan je medecursist.

1 Ik begrijp het.

2 Waar kijk je naar?

3 Ik kreeg vaak post.

4 Ik reed te hard.

5 Waarom blijf je niet?

1 Klanken

Werkblad 2A

Wat zeg/hoor je?

De [ei] van kijk en de [ee] van keek

Stap 2Kies het woord dat je medecursist voorleest.

1 We –––––––– elkaar vaak.A schrevenB schrijven

2 Het –––––––– me erg.A speetB spijt

3 Hoe lang –––––––– jullie?A blevenB blijven

4 –––––––– jullie het?A BegrepenB Begrijpen

5 We –––––––– niet goed.A kekenB kijken

Stap 3Controleer tot slot jullie antwoorden.

1 Klanken

Werkblad 2B

Wat zeg/hoor je?

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

De [ei] van kijk en de [ee] van keek

Cursist B

Stap 1Kies het woord dat je medecursist voorleest.

1 Ik –––––––– het.A begreepB begrijp

2 Waar –––––––– je naar?A keekB kijk

3 Ik –––––––– vaak post.A kreegB krijg

4 Ik –––––––– te hard.A reedB rijd

5 Waarom –––––––– je niet?A bleefB blijf

De [ei] van kijk en de [ee] van keek

Stap 2Lees zin 1 t/m 5 voor aan je medecursist.

1 We schrijven elkaar vaak.

2 Het speet me erg.

3 Hoe lang blijven jullie?

4 Begrijpen jullie het?

5 We keken niet goed.

Stap 3Controleer tot slot jullie antwoorden.

1 Klanken

Werkblad 3

Zuid of zout?

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Is dit Zuid / zout?a Nee, Centraal.b Nee, zoet.

2 Onze zon / zoon is eigenlijk niet zo groot.a Maar wel groter dan de aarde.b Maar wel groter dan zijn zus.

3 Hij heeft de staatsprijs / stadsprijs gekregen.a Ja, van de koningin?b Ja, van de burgemeester?

4 Zijn er veel bieren / beren in België?a Ja, en ook veel café’s.b Nee, die zijn uitgestorven.

5 Is de veiligheid / vuiligheid op straattoegenomen?

a Ja, de straten zijn rustig.b Ja, de straten zijn vies.

6 Er komt een bij / bui aan.a Ja,maar ik hoop dat hij doorvliegt.b Ja, ik hoop dat het droog blijft.

7 Wil je bidden / bieden?a Ja,maar alleen in de kerk.b Ja,maar niet meer dan tien euro.

8 Hij geeft / heeft een prachtig boek.a Ja, Anneke krijgt veel boeken.b Ja, hij heeft veel mooie boeken.

9 Wat een prachtig gebied / gebit!a Ja, dit is een heel mooie streek.b Ja,wat een schitterende tanden!

10 Heb je zin in een eitje / uitje?a Ja, lekker. Hardgekookt graag.b Ja, leuk.Waar gaan we naartoe?

11 Dat is stom / stoom.a Nee, dat is slim.b Nee, dat is rook.

12 Vladimir is een reus / Rus.a Hij is toch niet zo groot?b Nee, het is een Oekraïner.

13 Is dit vies / vis?a Nee, dit is lekker.b Nee, dit is vlees.

14 Is dit jullie baas / bas?a Ja, dit is onze chef.b Nee, dit is onze tenor.

15 Is dat doosje van goud / hout?a Nee, van zilver.b Nee, van metaal.

16 De bevolking / bewolking is hier erg dicht.a Ja, wat een mensen!b Ja, de zon is weg.

17 De lijken / rijken liggen op het strand.a Ja,wie gaat ze begraven?b Ja, en de armen werken.

18 (Twee biologen in het laboratorium)Zal ik je een goede rat / raad geven?

a Nee, ik heb een muis nodig.b Ja,wat adviseer je me?

19 Is het een eend / eind?a Nee, het is een kip.b Nee, het is dichtbij.

20 Wat doet hij?Hij zit / ziet nog even.

a Ja, hij is nog moe.b Ja, hij neemt nog geen besluit.

21 Probeer je te lenen / lijnen?a Ja, ik heb geen geld.b Ja, ik ben te zwaar.

22 Wat betekent ‘negen’ / ‘neigen’?a Dat is een getal, dat weet je toch wel!b In het Engels is het ’to incline’.

1 Klanken

Werkblad 4

Wegmet de [ə]!

pen en papier

honger en dorst

vlees noch vis

jong en oud

’s zomers en ’s winters

vroeg of laat

man en vrouw

suiker en melk

mens en dier

noord en zuid

oost en west

water en vuur

gezond en lekker

klein maar fijn

kind noch kraai

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 5

De stamboom

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

Jaap x

Liesbeth xx Nico

Roos x Lodewijk x Kees x

Carla Ruud Rik

Naar: Hewings,M. (2004), Pronunciation Practice Activities. A sourcebook for teaching English pronunciation.Cambridge etc.;Cambridge University Press.

Familieleden:Bas, Greetje, Jan, Joop, Karin,Mirte,Mona, Pieter, Riet, Trees, Trudie,Willem

1 2 3 4 5 6

A kat wel dit zon dus gaaf

B naar veel diep droog duur leuk

C gauw jij stoel met lijf leef

D gek dun dip rol trui trouw

E heup hoop kas kaas keus kus

F mee mij doen vier de veer

1 Klanken

Werkblad 6A - voor de luisteraar

De route

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 6B - voor de spreker

De route

1 2 3 4 5 6

A dak les pil pot nul haak

B slaap steeds Piet knoop buurt neus

C jou reis boek ben hij hé

D men hut lid rots ui au

E reuk rook man maan geul gul

F zee zij hoed hier ze heer

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 7A

Uitspraakreis klanken

Waar gaan we naartoe?

Naar: Hancock,M. (1963), Pronunciation games. Cambridge: Cambridge University Press.

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

Bakk

um

Bedu

m

Blar

icum

Brun

ssum

Buss

um

Castric

um

Hilv

ersu

m

Hou

ten

Lopp

ersu

m

Lottum

Mar

um

Mee

rlo-W

anss

um

Renk

um

Seve

num

Wim

men

um

Winsu

m

4 4 4 4 4 4 4 4

3 3 3 3

2 2

1

1 Klanken

Werkblad 7B

Uitspraakreis klanken

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

4 4 4 4 4 4 4 4

3 3 3 3

2 2

1

_____________________________________

Naar: Hancock,M. (1963), Pronunciation games. Cambridge: Cambridge University Press.

1 Klanken

Werkblad 8-1

Uitspraakreis klanken

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

links = [a] rechts = [aa]

vb nam naam

1 vlaggen vlagen2 zakken zaken3 verslappen verslapen4 gappen gapen

links = [a] rechts = [aa]

vb nam naam

1 Tal Taal2 Ram Raam3 Nas Naas4 Nar Naar

links = [a] rechts = [aa]

vb nam Naam

1 Kas Kaas2 Hak Haak3 Bas Baas4 Al Aal

links = [a] rechts = [aa]

vb de heer Has de heer Haas

1 Wat is het e-mailadres Al Aal ?van professor

2 We gaan luisteren naar een Bas Baas .presentatie van meneer

3 Directeur Val Vaal is wegens fraude veroordeeldtot twee jaar gevangenisstraf.

4 Vanmiddag is er een lezing Kar Kaar .door dr.M.

1 Klanken

Werkblad 8-2

Uitspraakreis klanken

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

links = [a] rechts = [aa]

vb de heer Has de heer Haas

1 Wanneer is het tentamen Kas Kaas ?‘Inleiding’ van mevrouw

2 Heeft mevrouw Nar Naar vandaag nog gebeld?3 Er is telefoon voor Anneke Hak Haak .4 In boekhandel Ram Raam kun je alle boeken krijgen die op

de lijst staan.

links = [ei] rechts = [ee]

vb mij mee

1 bekijken bekeken2 rijden reden3 eind eend4 knijpen knepen

links = [ei] rechts = [ee]

vb mij mee

1 begrijpen begrepen2 bijten beten3 verdwijnen verdwenen4 rijden reden

links = [ei] rechts = [ee]

vb mij mee

1 Schrijven Schreven jullie veel e-mails?2 Ze blijven bleven altijd thuis.3 We krijgen kregen geen huiswerk.4 Ze kijken keken graag naar oude foto’s.

1 Klanken

Werkblad 8-3

Uitspraakreis klanken

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

links = [i] rechts = [ie]

vb ik ziek

1 vis vies2 wil wiel3 zin zien4 bidden bieden

links = [i] rechts = [ie]

vb Dik Piet

1 Onze student Nico Dimmen Diemen is de beste van allemaal.2 Ik denk dat Joop Strik Striek gaat winnen.3 De wedstrijd is gewonnen Wils Wiels uit Alkmaar.

door Edgar4 In café Tin Tien is het altijd gezellig.

1 Klanken

Werkblad 9

Ja hoor, kommaar.

1 Heb je even tijd?- Ja hoor, kom maar.

2 Zal ik op je wachten?- Nee hoor, ga maar.

3 Kan ik dit weggooien?- Ja hoor, doe maar.

4 Ben je nog lang bezig?- Nee hoor, zo klaar.

5 Zal ik je even helpen?- Nee hoor, laat maar.

6 Is er nog koffie?- Ja hoor, neem maar.

7 Is het moeilijk?- Nee hoor, kijk maar.

8 Doe je dit met opzet?- Nee hoor, zomaar.

9 Kan ik wat later komen?- Ja hoor, zie maar.

10 Zal ik maar stoppen?- Nee hoor, ga maar door.

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 10A

Erg graag

Deel 1

1 Nederland heeft vaak grijze luchten. Maar vandaag is het wel erg grijs.

2 Iedereen wil graag met de docente praten. Maar Harry wil wel erg graag.

3 Een groene broek kan mooi zijn. Maar deze is wel erg groen.

4 Ik hou van grof brood. Maar dit brood is wel erg grof.

5 De koningin draagt vaak grote hoeden. Maar deze is wel erg groot.

Deel 2 / cursist A

1 Iedereen wil graag met de docente praten.

2 De koningin draagt vaak grote hoeden.

3 Nederland heeft vaak grijze luchten.

4 Een groene broek kan mooi zijn.

5 Ik hou van grof brood.

6 Kees heeft vaak een grauwe kleur.

7 Hans is vaak wat grof.

8 Anneke heeft een grillig karakter.

9 Sjef is een gretige eter.

10 Veel kleine kinderen houden van griezelverhalen.

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam

1 Klanken

Werkblad 10B

Erg graag

Deel 1

1 Nederland heeft vaak grijze luchten. Maar vandaag is het wel erg grijs.

2 Iedereen wil graag met de docente praten. Maar Harry wil wel erg graag.

3 Een groene broek kan mooi zijn. Maar deze is wel erg groen.

4 Ik hou van grof brood. Maar dit brood is wel erg grof.

5 De koningin draagt vaak grote hoeden. Maar deze is wel erg groot.

Deel 2 / cursist B

1 Maar Harry wil wel erg graag.

2 Maar deze is wel erg groen.

3 Maar vandaag ziet hij wel erg grauw.

4 Maar deze is wel erg groot.

5 Maar vandaag is ze wel erg grillig.

6 Maar dit brood is wel erg grof.

7 Maar vandaag is hij wel erg gretig.

8 Maar vandaag is het wel erg grijs.

9 Maar dit verhaal is wel erg griezelig.

10 Maar vandaag is hij wel erg grof.

Uitspraaktrainer in de les © 2009 Afd. NT2 VU / Boom, Amsterdam