1415 Nota beroepspraktijk BP III.doc

56
Beroepspraktijk III – Studiewijzer Bachelor Sociaal Werk Afstudeerrichting Maatschappelijk Werk Academiejaar 2014-2015 1

Transcript of 1415 Nota beroepspraktijk BP III.doc

Beroepspraktijk III Studiewijzer

Bachelor Sociaal Werk

Afstudeerrichting Maatschappelijk Werk

Academiejaar 2014-2015Wanneer je een schip wil bouwen

Breng dan geen mensen bijeen

Om timmerhout te sjouwen

Of te tekenen alleen

Voorkom dat ze taken ontvangen

Deel evenmin plannen mee

Maar leer eerst de mensen verlangen

Naar de eindeloze zee

naar Saint Exupry

met dank aan de collegae uit GroningenInhoud

51Beroepspraktijk

51.1De Beroepsstage

51.1.1.Stageplaatsen

61.1.2.Stageopdrachten

61.1.3.Stagebegeleiding

71.1.4.De stageperiode

71.1.5.Stagebezoeken door de praktijklector

81.1.6.Praktische richtlijnen

121.2Supervisie

121.3Individuele gesprekken en groepspractica

121.4Graag even uw aandacht voor de praktijkverdieping van de eerstejaarsstudenten

141.5Evaluatie en quotatie

152Jaarkalender voor Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk

163Documenten Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk

17Schema Tussentijdse Evaluatie - Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk

26Schema Eindevaluatie - Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk.

35Hulpmiddel bij het invullen van de vijf rollen van het evaluatieschema BPIII

40Stageovereenkomst

43Bijlage 1

HYPERLINK \l "_Toc398285689" Situering van het integratieniveau, niveau 3, voor beroepspraktijk III

44Bijlage 2

HYPERLINK \l "_Toc398285691" VGM-Dossier Veiligheid Gezondheid Milieu

Beste stagebegeleiderBeste studentDeze bundel heeft de bedoeling om toelichting te geven bij het opleidingsonderdeel beroepspraktijk maatschappelijk werk van de opleiding Bachelor Sociaal Werk. Aan dit opleidingsonderdeel worden 26 studiepunten toegekend.

De beroepspraktijk omvat de stage en de supervisie en heeft ook een internationaal luik. De beroepsstage is een essentile schakel in de beroepsopleiding van de student. Deze vorm van leren in de praktijk wordt gestuurd door de stagebegeleider en de praktijklector. De stagebegeleider begeleidt het leerproces van de stagiair op de stageplaats. De praktijklector is de supervisor op school.De studenten hebben een internationale ervaring, ze werken een maatschappelijk werk relevant thema uit en gaan hier rond in gesprek met studenten uit het buitenland.

In de nota wordt vooraf de opvatting omtrent de stage en de begeleiding verduidelijkt. De student wordt tijdens een stage actief ingeschakeld in een organisatie, met de bedoeling uitgebreid kennis te verwerven over het beroep en het werkterrein, vaardigheden te ontwikkelen om de functie en de taken van een maatschappelijk werker te leren uitvoeren en de juiste beroepshouding te ontwikkelen. Dit leerproces wordt tijdens en op het einde van de stage besproken en gevalueerd, aan de hand van het evaluatieschema. Op basis hiervan wordt de synthese van evaluatie opgemaakt, die nadien door de praktijklector in punten wordt omgezet. De nodige documenten zijn in deze handleiding opgenomen.

De beoordeling van de stage en supervisie gebeuren op basis van permanente evaluatie. De uiteindelijke puntenverdeling voor het vak beroepspraktijk vindt u verder in deze nota.Naast beroepspraktijk is er een opleidingsonderdeel bachelorproject. In het bachelorproject levert de student een concrete bijdrage aan de vernieuwing en/of verbetering van de praktijk. Deze bijdrage is praktijkgericht en gebaseerd op onderzoek.

Wij informeren u hier graag verder over in een afzonderlijke nota.

Beiden, de beroepspraktijk en het bachelorproject zijn sterk verankerd in de praktijk waardoor studenten de kans krijgen om op het terrein de nodige startcompetenties van een maatschappelijk werker te ontwikkelen. Daarom wordt er door het departement zoveel waarde gehecht aan een duurzame en positieve samenwerking met mensen uit de praktijk.

In de opleiding werd vanaf het academiejaar 2004-2005 een belangrijke wijziging doorgevoerd. Het decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen werd door het Vlaams parlement goedgekeurd. Hierdoor ontvangen studenten na een geslaagde opleiding een diploma bachelor in sociaal werk en de titel maatschappelijk assistent.

Deze bundel bevat de nota over beroepspraktijk, de jaarkalender van dit academiejaar en de stagedocumenten. Voor de leesbaarheid van deze studiewijzer hebben we er voor gekozen om de begrippen stagebegeleider, student en stagiair te gebruiken zowel voor de mannelijke als voor de vrouwelijke vorm.

Bernadette Willemans

Domeinverantwoordelijke Maatschappelijk Werk1 Beroepspraktijk

Onderwijs, vormings- en opleidingsdoelen, ook wel na te streven sleutelcompetenties genoemd voor hoger onderwijs opgeleiden, worden vandaag de dag o.a. als volgt geformuleerd:

nastreven van integrale persoonsontwikkeling;

ontwikkelen van analyse en synthesevermogen;

verwerven van wendbare kennis (transfer kunnen maken);

inoefenen van interactievaardigheden;

ontwikkelen van flexibiliteit en aanpassingsvermogen;

leren (zelfstandig) leren;

ethisch reflecteren;

In toenemende mate wordt er belang gehecht aan het stimuleren van processen die leiden tot flexibele en adequate kennisverwerving, -verwerking en handelingsbekwaamheid. We spreken hier van het kennis genererend (proces)model. Hierin staan het probleemoplossend leren, het beheersen van groepsprocessen en het ervaringsgericht leren centraal.

1.1 De BeroepsstageIn het departement Sociale School Heverlee worden beroepskrachten opgeleid die professioneel kunnen inspelen op verwachtingen van organisaties, diensten, instellingen en voorzieningen. Daarom is onze opleiding praktijkgericht. Bij de studenten wordt gestreefd naar de integratie tussen theoretische concepten en werkervaringen. In dit leerproces van een derdejaarsstudent neemt de beroepsstage in een organisatie, dienst, instelling of voorziening een centrale plaats in.

Wat de internationale ervaring van de studenten betreft is het zo dat zij tijdens of na de stage een ontmoeting hebben met studenten sociaal werk uit het buitenland.

De studenten werken in groepjes aan het uitdiepen van een maatschappelijk werk relevant thema.

Ze maken hiervan een groepsverslag en houden op basis daarvan een open discussie met medestudenten uit een ander land.Om deze ontmoetingen mogelijk te maken werden de stagedagen met 4 dagen uitgebreid.

Ook verlinken we het concept praktijkverdieping voor het eerste jaar met een opdracht voor de derdejaarsstudenten.We informeren u hier graag over in punt 1.4 van deze studiewijzer.1.1.1. Stageplaatsen De stageplaats moet binnen het werkterrein van het maatschappelijk werk in ruime zin kunnen gesitueerd worden. Studenten moeten er de mogelijkheid hebben om de competenties getoetst in de eindevaluatie te kunnen inoefenen. Studenten vinden stages in de verschillende sectoren van het maatschappelijk werk, zowel in overheidsdiensten, in verenigingen zonder winstoogmerk als in instellingen van openbaar nut.Aandachtspunten bij het stagetoewijzingsproces:De studenten dienen zich in het stagekeuzeproces te houden aan de afspraken en regels door de school bepaald. Deze regels kwamen tot stand in overleg met het werkveld.

De stagetoewijzing gebeurt in onderling overleg tussen stagebegeleider, praktijklector en student.

Voor studenten met een functiebeperking zijn volgende afspraken van toepassing:

De student maakt zijn functiebeperking bij het begin van de stagekeuze bekend op de ombudsdienst van de school.

Een student met een functiebeperking moet dezelfde competenties behalen als een reguliere student. De wijze waarop deze behaald worden, kan verschillen. De student communiceert zelf over zijn functiebeperking tijdens het sollicitatiegesprek op de stageplaats en bespreekt mogelijke faciliteiten. De stageplaats kan de keuze maken om niet met de betrokken student te werken. De school en de stageplaats bepalen de toegestane faciliteiten in overleg met de student.

1.1.2. StageopdrachtenOm de nodige competenties te verwerven van een startende maatschappelijk werker krijgt de stagiair taken en verantwoordelijkheden in het ruime vakgebied van het maatschappelijk werk. De verwachtingen t.a.v. de stageplaats kunnen als volgt worden samengevat: Studenten moeten in belangrijke mate aan hulpverleningsactiviteiten, in rechtstreeks contact met clinten, kunnen participeren.

Studenten zullen ook ingeschakeld worden in de dagelijkse werking van de stageplaats. De stage kan dus niet opgevuld worden met specifieke, eerder van de gewone werking te onderscheiden opdrachten.

Studenten krijgen de kans op eigen tempo een aantal activiteiten te ontwikkelen, zodat ook een diepgang gegarandeerd wordt. De inschakeling in de dienst of instelling mag dus niet zo strak worden dat geen tijd meer blijft voor reflectie en evaluatie.

In principe wordt verwacht dat een maatschappelijk werker, bij voorkeur voltijds, de stagebegeleiding waarneemt. Zelfs wanneer stagebegeleiding de collectieve verantwoordelijkheid is van verschillende beroepskrachten, wordt een eindverantwoordelijke aangeduid. Stagebegeleiding vergt tijd en energie en een investering van de stageorganisatie. Stageplaatsen werken mee aan de opleiding. Dit betekent:

dat de stagebegeleider bereid is samen met de praktijklector en student de stage te evalueren en bovendien deze evaluaties vooraf voor te bereiden;

dat men bereid is mee te werken aan het tot stand komen van het bachelorproject.1.1.3. StagebegeleidingOm het leerproces van de stagiair zo optimaal mogelijk te laten verlopen, wordt het leren door ervaring gecoacht door een begeleider op de stageplaats en een praktijklector van de hogeschool. Belangrijk is dat de betrokken partijen namelijk, student, de stagebegeleider - eindverantwoordelijke en de praktijklector, vooraf met elkaar duidelijke afspraken maken omtrent de leercondities.Van de stagebegeleider wordt verwacht dat hij/zij:

een degelijke introductie organiseert op de dienst, onder meer door:

een kennismaking met collega's, informatie over doelstellingen, werking en structuur van de dienst, inzage in teksten, verslagen;

een kennismaking met de sector via contacten met andere instellingen, het bijwonen van studiedagen; hulp verstrekt bij het opstellen van een planning van de activiteiten en opdrachten van de stagiair; na de noodzakelijke inwerktijd een aantal activiteiten zelfstandig door de stagiair laat uitvoeren, bijvoorbeeld: permanentiebeurten, intakes en gesprekken met clinten, telefoneren, vergaderingen leiden, verslagen van vergaderingen maken, een dossier samenstellen, enz.; de mogelijkheid biedt om de werking van de dienst van nabij mee te maken bijvoorbeeld door deelnames aan werk- en teamvergaderingen, de verslagen van de Raad van Beheer ter beschikking te stellen en aandacht te genereren voor interne en externe beleidsmatige aspecten; op regelmatige basis een werkbegeleiding aanbiedt, met name een voorbereiding, evaluatie en opvolging van de concrete opdrachten van de stagiair. Ook wordt aandacht besteed aan het methodisch optreden van de stagiair en aan dat van de stagebegeleider. Stagiair/s leren immers niet enkel uit evaluaties van het eigen optreden maar ook uit confrontaties met het optreden van de stagebegeleider; de stagiair stimuleert tot zelfevaluatie om inzicht te verruimen in verband met het functioneren tijdens de stage en op het eigen profiel als toekomstige beroepskracht; de evolutie van de stagiaire begeleidt en opvolgt doorheen het stageproces om zicht te krijgen op het functioneren van de stagiair; enkele globale evaluaties van het stageproces organiseert aan de hand van door stagiair ingebrachte ervaringen en de aandachtspunten van het evaluatieschema van de hogeschool; de student helpt bij de integratie tussen theorie en praktijk door ervaringen van de student binnen de opleiding bespreekbaar te stellen.Van de praktijklector wordt verwacht dat hij/zij:

stagemogelijkheden prospecteert en de studenten hierover informeert;

stages toewijst aan stagiairs;

de stageleiding en de student informeert over de opvatting en inhoud van de beroepsstage, het bachelorproject en de nodige administratieve formaliteiten helpt vervullen;

de stagiair begeleidt in zijn leerproces doorheen de verschillende fasen in de beroepsstage;

de stage evalueert met stagebegeleider en stagiair ,deze evaluatie nadien omzet in een beoordelingsverslag;de punten toekent voor het geheel van de beroepspraktijk.1.1.4. De stageperiodeIn de stageperiode hebben studenten ongeveer 70 stagedagen, 4 internationale dagen, 10 dagen om te werken aan hun bachelorproject, plus 7 halve supervisiedagen. De planning van de 10 dagen om te werken aan het bachelorproject dient te gebeuren in overleg met de stagebegeleiding. Ook de schoolvakantiedagen kunnen in onderling overleg vastgelegd worden, dit om de continuteit van de stage te verzekeren. Niet opgenomen vakantiedagen kunnen door de student gecompenseerd worden.De concrete activiteiten en data zijn terug te vinden in deze bundel in de jaarkalender.1.1.5. Stagebezoeken door de praktijklectorDe praktijklectoren brengen tijdens de duur van de stage minimaal twee keer een stagebezoek aan de stageplaats, dit voor de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie. De praktijklector neemt in de beginperiode van de stage telefonisch contact op met de stagbegeleider. In dit telefonisch contact kunnen vragen worden uitgewisseld en de grote lijnen qua inhoud en begeleiding helder worden. Daarnaast wordt de nodige informatie gegeven over het bachelorproject. Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt een stand van zaken opgemaakt; dit leidt tot werkpunten met concrete opdrachten voor de volgende periode.

Tijdens de eindevaluatie ligt de klemtoon vooral op de evaluatie van het product hetgeen bekrachtigd wordt in de synthese van evaluatie. Vr ieder stagebezoek wordt telefonisch een afspraak gemaakt. Het initiatief hiertoe is in handen van de praktijklector. Bijkomende stagebezoeken worden afgesproken wanneer dit door iemand van de betrokkenen wenselijk wordt geacht.

Zowel het tussentijds als eindevaluatiegesprek wordt door stagebegeleider en student schriftelijk voorbereid aan de hand van de evaluatieschemas. Deze schemas zijn terug te vinden in deze bundel onder de rubriek Documenten beroepspraktijk III MW.

Aangezien stageplaatsen erg verschillend zijn, bevatten deze schema's vooral veralgemeende aandachtspunten. Belangrijk is dan ook dat deze aandachtspunten geconcretiseerd worden naar de eigenheid van iedere stageplaats.1.1.6. Praktische richtlijnen SEQ niveau2 \h \r0 StageovereenkomstEr wordt bij het begin van de stage in drie exemplaren een stageovereenkomst opgesteld tussen de stageplaats, de school en de student. Deze overeenkomst omvat een algemene regeling met betrekking tot de stage.

De stage loopt tijdens de werkdagen van maandag tot en met vrijdag. De stagiair volgt de werktijdregeling van de stageplaats. Aangezien de stage een onderdeel is van het opleidingsprogramma volgen de stagiairs de gewone schoolregelingen wat betreft vakantie, les en examendagen. In onderling overleg kunnen over de werkuren, de schrijfdagen voor het eindwerk en de vakantiedagen andere afspraken worden gemaakt. De stagebegeleider moet een andere regeling dan de gebruikelijke in elk geval goedkeuren.BeroepsgeheimIn de stageovereenkomst vindt men onder meer een clausule over het beroepsgeheim.

Alle betrokkenen bij het stagegebeuren zijn uiteraard gehouden het beroepsgeheim, eigen aan de sector waarin de stage wordt volbracht, te eerbiedigen en zich te onthouden van handelingen die de goede naam of de bedrijvigheid van de stageverlener kunnen schaden; deze verplichting duurt voort na de stageperiode.Verzekering

De studenten worden door de hogeschool verzekerd tegen ongevallen die hen overkomen op de stageplaats en op weg van en naar de stage. Deze verzekering omvat de burgerlijke aansprakelijkheid tegenover derden en de persoonlijke lichamelijke schade. Zij dekt niet de persoonlijke materile schade zoals kleding, vervoermiddel,... De hogeschool kan onder geen enkele voorwaarde bijkomende verklaringen in verband met risicodekking ondertekenen. Bijkomende inlichtingen kunnen ingewonnen worden bij het studentensecretariaat van het departement. Sommige instellingen die een stage aanbieden sluiten eveneens een verzekering af voor studenten die bij hen stage lopen of breiden een bestaand verzekeringscontract uit.

Indien er zich een ongeval voordoet, moet het studentensecretariaat van het departement zo vlug mogelijk verwittigd worden. De verdere concrete afhandeling van het ongevallendossier gebeurt met de betrokken verzekeringsmaatschappij.

Verzekering studenten voor stage/studie in het buitenlandIedere student is verzekerd voor ongevallen en aansprakelijkheid tijdens het schoolleven.

Indien een student voor studie of stage vertoeft in het buitenland, dat lid is van de EU, is hij/zij 24u op 24u gedekt. In een land dat niet behoort tot de EU is de student verzekerd tijdens de uren van schoolleven (stage, lessen). In dit laatste geval is het aangewezen dat de student een bijkomende verzekering afsluit.

De schoolpolis omvat een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, een verzekering lichamelijke ongevallen en rechtsbijstand. Een kot/kamer is niet verzekerd via de schoolpolis.

In de EU-landen zijn Belgen via hun ziekteverzekering wettelijk verzekerd en zullen ze terugbetaling krijgen zoals de Belgische ziekteverzekering. Facturen worden best nauwkeurig bijgehouden.

Te doen:

E128 vragen aan uw ziekenfonds. Dit is beter dan een E111 omdat een E128 meer rechten geeft voor wat men noemt niet-dringende ingrepen.

https://admin.kuleuven.be/sab/vz/reisbijstand-uc-uitgaand-student Nagaan of reisbijstand in orde is. De schoolpolis voorziet geen dekking voor ziektekosten (wel voor medische kosten t.g.v. ongeval), noch voor diefstal of verlies van bagage en bijstand. Een reisbijstand kan aangevraagd worden via SSH. Deze is echter beperkt tot 180 dagen. De kosten (1,13 euro per dag) vallen ten laste van de student. Een aanvraag kan gebeuren bij de cordinator administratie basisopleiding.

Bijkomende verzekering afsluiten indien de stage doorgaat in een land buiten de EU.

Nagaan of verzekering voor het kot in orde is.

Offertes voor bijkomende verzekeringen kunnen aangevraagd worden bij de cordinator administratie basisopleiding.Preventie en bescherming stagiairsAlle studenten, ongeacht de opleiding die zij volgen, laten het VGM (Veiligheid- Gezondheid- Milieu)-dossier van hun opleiding, ondertekenen door de stageplaats. Door het VGM-dossier te ondertekenen bevestigt de stageplaats dat de vermelde maatregelen in orde en ook voldoende zijn. Wanneer de stageplaats bijkomende maatregelen wenst, meldt de stageplaats dit via het VGM-dossier. Het in te vullen VGM-document vindt u in bijlage 2 van deze studiewijzer.

Bij aanvang van een stage of bachelorproject (interne-, externe- en/of buitenlandse stage of bachelorproject) moet de student 2 documenten ter beschikking hebben: stageovereenkomst en het VGM-dossier als bijlage. Wanneer de student medisch wordt opgevolgd ontvangt hij een formulier voor gezondheidsbeoordeling (FGB).

VGM-dossierIn het kader van de welzijnswetgeving moet van iedere student een aantal gegevens bijgehouden worden en moet de student tijdig genformeerd worden over:

de risico's waaraan de student wordt blootgesteld tijdens de opleiding (practica, stages en bachelorproject)

de bij deze risico's horende preventiemaatregelen, zoals medische opvolging, persoonlijke beschermingsmiddelen en instructies.

De risico's en de preventiemaatregelen die van toepassing zijn voor de opleiding worden eenduidig vastgelegd via het VGM-dossier. Alle studenten van de opleiding krijgen hetzelfde VGM-dossier en dus eenzelfde VGM-opvolging.

Dit voor alle practica, projectwerken, stages en bachelorproject die georganiseerd worden tijdens de opleiding.

Het VGM-dossier zal gebruikt worden bij stages als informatie-uitwisseling tussen de KHLeuven en de stagegever en wordt ter beschikking gesteld als bijlage bij de stageovereenkomst.

Op basis van de informatie vermeld in het VGM-dossier zal de stagegever in staat zijn een gerichter onthaal en begeleiding te organiseren en in te staan voor het opvolgen van de preventiemaatregelen tijdens de stage/bachelorproject.

De stagegever kan, op basis van de risicoanalyse, facultatief bijkomende VGM-risico's die voorkomen bij het uitoefenen van de activiteiten aangeven.

Stageovereenkomst artikel 4Voor elke student wordt er een overeenkomst ingevuld en ondertekend tussen de stageplaats, KHLeuven en de student. In de stageovereenkomst wordt opgenomen dat de KHLeuven ervan uit gaat dat voor de bedoelde stage geen bijkomende risico's aanwezig zijn dan deze opgenomen in het VGM-dossier. Indien dit wel het geval zou zijn, brengt de stagegever het departement hiervan op de hoogte. In onderling overleg tussen het departement, Dienst VGM en Idewe kan het gezondheidstoezicht via Idewe uitgevoerd worden.

Formulier voor gezondheidsbeoordeling (FGB) wordt afgegeven tijdens het medisch onderzoek bij Idewe aan elke student die medisch volledig is opgevolgd

het departement en de student ontvangen een exemplaar

wordt bijgehouden en is geldig gedurende de opleiding

wanneer geen FGB ter beschikking, mag men niet op stage

De VGM-opvolging bestaat uit een infosessie en de medische opvolging.VGM-infosessie aanwezigheid is verplicht

wordt georganiseerd vr de aanvang van de stage/practica/bachelorproject

de VGM-risicos, preventiemaatregelen en medische opvolging worden toegelicht

Medische opvolgingAfhankelijk van de risicos krijgt de student de volgende verplichte opvolging:

Hepatitis B vaccinatieRisico: Contact met biologische agentia (humaan)

Als de student nog nooit gevaccineerd is voor hepatitis B, wordt de student gevaccineerd met 3 vaccins (0 - 1mnd - 6mnd) (het combinatievaccin voor hepatitis A&B).

Als de student al 3 vaccins gekregen heeft, wordt via een titerbepaling bepaald of de student over voldoende antistoffen beschikt.

Als de student over onvoldoende antistoffen beschikt, volgt er een booster en een 2e titerbepaling

Hepatitis A vaccinatieRisico: Contact met afvalwater

Als de student nog nooit gevaccineerd is voor hepatitis A (of A&B), wordt de student gevaccineerd met 2 vaccins (0 6 mnd).

De student kan reeds gevaccineerd zijn met het gecombineerd vaccin voor hepatitis A&B (3 vaccins).

Intradermotest (tuberculinetest)Risico: Contact met arobe bacil, Mycobacterium tuberculosis. De infectie ontstaat haast uitsluitend door verspreiding in de lucht.

Deze test wordt bij elke student uitgevoerd en hiermee wordt er aangetoond of er besmetting is met de tbc-bacterie.

TetanusRisico: Contact met aarde

Een tetanus vaccinatie is telkens voor 10 jaar geldig.

Bloedname voor ioniserende stralingRisico: Contact met ioniserende straling

Medische vragenlijst

volledig ingevuld meenemen door de student naar het eerste contactmoment bij Idewe

de vaccinatiegegevens en de medische voorgeschiedenis worden doorgegeven

vroegere vaccinatiedata kunnen steeds opgevraagd worden bij het CLB of bij de huisarts

Medische vragenlijst + Bijlage

wanneer je jonger bent dan 18 jaar moet je dit document ondertekend meebrengen naar de medische opvolging

Spontane consultatie

elke student kan altijd terecht bij Idewe

ook bij eventuele blootstelling aan tuberculose (of bij twijfel)

Zwangerschap

Bepaalde risicos kunnen schadelijk zijn voor de zwangerschap. Vandaar het belang dat de student zo vroeg mogelijk Idewe contacteert.

StagevergoedingDe studenten ontvangen geen bezoldiging. Wel wordt verwacht dat de reiskosten die gemaakt worden voor het uitvoeren van opdrachten, worden terugbetaald. Om misverstanden te voorkomen is het wenselijk hierover alle klaarheid te scheppen bij het begin van de stage.

AfwezighedenDe stagiair volgt de voltijdse werktijdregeling van de stageplaats. Afwijkingen moeten met de stagebegeleider worden besproken en door hem/haar worden goedgekeurd. Gewettigde afwezigheden worden door de studenten aan de stagebegeleider meegedeeld. Attesten van ziekte of ongeval worden aan het studentensecretariaat van het departement bezorgd. Afwezigheden die het normale verloop van de stage of het vervullen van opdrachten kunnen benvloeden, worden aan de begeleidende praktijklector tijdig gemeld. Ongewettigde afwezigheden worden door de stagebegeleider aan de begeleidende praktijklector gemeld. Deze licht de verantwoordelijke voor de onderwijsadministratie in.

1.2 SupervisieEen belangrijk onderdeel van beroepspraktijk is supervisie.Supervisie heeft de bedoeling om stil te staan bij het eigen leerproces, waarbij gereflecteerd wordt op het eigen functioneren en handelen in relatie tot de stage en het beroep. Dit vraagt van de student een bereidheid om deze reflecties en het eigen functioneren bespreekbaar te maken.De supervisie wordt georganiseerd in vaste groepjes van 5 studenten.

De praktijklector die de stage begeleidt, staat ook in voor de supervisie.1.3 Individuele gesprekken en groepspracticaEr worden ook groepspractica georganiseerd, voor de concrete data verwijzen wij naar jaarkalender. De studenten kunnen individueel bij hun praktijklector terecht voor alle regelingen in verband met: Stagekeuze

Stagetoewijzing

Problemen op stage

De begeleiding van het bachelorproject Het bespreken van de stage-evaluatie1.4 Graag even uw aandacht voor de praktijkverdieping van de eerstejaarsstudentenHet opleidingsonderdeel Beroepspraktijk & Communicatie I brengt studenten op een praktijkgerichte wijze in contact met het werkveld.De werkvorm, opdrachtomschrijving en verwachtingen naar derdejaarsstudenten toe, in het kader van de ervaringsdagen:Elke eerstejaarsstudent doorloopt twee ervaringsdagen (16 uur) op de werkvloer. Er kan maar n eerstejaarsstudent op n stageplaats. De dagen zijn geroosterd in het lessenprogramma ( al of niet aaneensluitend) net voor het paasverlof. Afhankelijk van de afstemming (inhoudelijk en agendamatig) kunnen beide partijen deze data flexibel hanteren, zonder dat de stage en/of andere leeractiviteiten hierdoor in het gedrang komen.

We linken de ervaringsdagen bij voorkeur met derdejaarsstudenten of tweedejaarsstudenten die stagelopen in semester vier.

Opdrachtomschrijving eerstejaarsstudent

De student neemt na toelichting van de opdracht en uiterlijk tegen 5 maart 2015 via mail contact op met de derdejaarsstudent om afspraken te maken rond planning en programma van de ervaringsdagen.De student krijgt gerichte observatieopdrachten en verwerkt deze en zijn ervaringen en reflecties in zijn zelfevaluatierapport.

Verwachtingen derde- of tweedejaarsstagiair, die stage lopen in de periode februari-juni

De derde- of tweedejaarsstudent is verantwoordelijk voor het onthaal en programma van de twee ervaringsdagen. Hij zorgt dat de eerstejaarsstudent zo breed mogelijk kennis maakt met de organisatie en haar werking (doelgroep, themas, methodiek, collegas, ), rekening houdend met de deontologische codes. Hij en zijn stagebegeleiding weten dat de ervaringsdagen gn stagedagen zijn in de strikte zin van het woord. Stagebegeleiding en -evaluatie zijn als zodanig niet aan de orde. Proeven van, kennis maken met het beroep staat voorop. Hij zorgt ervoor dat de student na twee dagen meer inzicht heeft in de beroepsspecifieke competenties van de sociaal werker en hoe deze zich vertalen in de praktijk.

Het pallet aan activiteiten hiertoe is zeer divers en laten we over aan de derdejaarsstudent/organisatie, mede afhankelijk van de stagecontext/periode: interviews, rondleidingen, vergaderingen, deelname aan activiteiten, observatieopdrachten, studiedagen, overlegmomenten, .

De derdejaarsstudent vult op het einde van de ervaringsdagen een beknopt evaluatieformulier in, waarin hij naast een overzicht van de activiteiten, zijn algemene bevindingen weergeeft van de eerstejaarsstudent.1.5 Evaluatie en quotatie De stage wordt op een permanente wijze gevalueerd. Het evaluatieschema is hierbij de leidraad. De evaluatie gebeurt op geregelde tijdstippen tussen student en stagebegeleiding.

Na een eerste verkennend gesprek zijn er twee belangrijke momenten: de tussentijdse- en de eindevaluatie. Bij deze gesprekken zijn student, stagebegeleider en praktijklector betrokken.Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt een stand van zaken opgemaakt waarbij de klemtoon in hoge mate ligt op het leerproces. Het gesprek resulteert in het benoemen van enerzijds sterke kanten en anderzijds aandachtspunten en daaraan gekoppelde opdrachten.Tijdens de eindevaluatie ligt de klemtoon op de bespreking van het product. Op basis van deze evaluatie wordt de synthese van evaluatie opgemaakt, die nadien door de praktijklector in punten wordt omgezet.De evaluatie van Internationale sociale themas (IST) omvat permanente evaluatie, een groepsverslag, uitwisseling met de studenten van het uitwisselingsland en een reflectieverslag. De student heeft de opdracht om zijn internationale ervaringen terug te koppelen op de stageplaats, bijvoorbeeld door een gesprek met de stagebegeleider, voorstelling in het team,. De inhoud van supervisie wordt niet gequoteerd. Wel staat een beperkt aantal punten op het proces, namelijk op de afgelegde weg in het kunnen reflecteren, in zelfreflectie en de getoonde bereidheid om te reflecteren.

De volgende elementen kunnen deel uitmaken van dit proces:

De formele aspecten van supervisie: aanwezigheden, tijdig inleveren van materiaal, nakomen van afspraken;

De inhoudelijke aspecten van supervisie: opnemen van verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces, communiceren over zelfinzicht, omgaan met feedback.

Stage: Totaal aantal punten van 240 verdeeld over:

Rol 1 Contact leggen en orinteren: 30 punten

1. Competentie 1: 20

2. Competentie 2: 10

Rol 2 Stimuleren tot zelfontwikkeling: 40 punten

3. Competentie 3: 20

4. Competentie 4: 20

Rol 3 Sociaal-agogische expertise inbrengen: 80

5. Competentie 5: 20

6. Competentie 6: 30

7. Competentie 7: 30

Rol 4 Vermaatschappelijken: 30

8. Competentie 8: 10

9. Competentie 9: 10

10. Competentie 10: 10

Rol 5 Professioneel werken en ontwikkelen: 60

11. Competentie 11: 10

12. Competentie 12: 10

13. Competentie 13: 10

14. Competentie 14: 30

Supervisie: 30 punten

Internationale sociale themas: 20 puntenHet eindresultaat op 290 punten wordt herleid tot 20 punten. Het puntenvoorstel, gegeven door de praktijklector op basis van de eindevaluatie op de stage en het supervisieproces, wordt door de examencommissie al dan niet bekrachtigd.

2 Jaarkalender voor Beroepspraktijk III Maatschappelijk WerkStage

Studenten die de stage aanvatten in september

Van 9.09.2014 tot en met 21.01.2015Beroepsstage

Tussen 15.09.2014 en 19.09.2014Telefonische afstemming

Van 03.11.2014 tot 14.11.2014Stagebezoek: tussentijdse evaluatie

Van 12.01.2015 tot en met 21.01.2015Stagebezoek: eindevaluatie

Studenten die de stage aanvatten in februari

Van 02.02.2015 tot en met 17.06.2015Beroepsstage

Tussen 09.02.2015 en 13.02.2015Telefonische afstemming

Van 30.03.2015 tot 03.04.2015 en van 20.04.2015 tot 25.04.2015Stagebezoek: tussentijdse evaluatie

Van 03.06.2015 tot en met 17.06.2015Stagebezoek: eindevaluatie

Schoolverlofdagen

Studenten die de stage aanvatten in september

11.11.2014Wapenstilstand

Van 22.12.2014 tot en met 02.01.2015Kerstvakantie

Studenten die de stage aanvatten in februari

Van 06.04.2015 tot en met 17.04.2015Paasvakantie

01.05.2015Feest van de arbeid

14.05.2015Hemelvaartsdag

25.05.2015Pinkstermaandag

Practica, supervisie en internationale sociale themas (IST)

Studenten die de stage aanvatten in september

01.09.2014Opstartpracticum BP, opstart IST en eerste supervisiebeurt (3u)

2 practica ISTin te plannen met de praktijklector (PL)

20 en 21.11.2014IST uitwisseling in Brussel of Charleroi

Tijdens de stageperiode7 supervisiebeurten van 3u in te plannen met PL

Studenten die de stage aanvatten in februari

29.09.2014 Opstartpracticum BP en opstart IST

13.10.2014IST Practicum 1 (2u)

2.12.2014Eerste supervisie (3u) en IST practicum 2

Tijdens de stageperiode7 supervisiebeurten van 3u in te plannen met PL

Alle studenten dienen op de supervisiedagen een halve dag op hun stage aanwezig te zijn

3 Documenten Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk

Schema Tussentijdse Evaluatie - Beroepspraktijk III Maatschappelijk WerkStagiair:

Stagebegeleider:

Stageplaats:

Datum:

Concrete handleiding voor dit schema:

Mogen we de student en de stagebegeleider vragen, in de voorbereiding van zowel het tussentijds- alsook het eindevaluatiegesprek, het schema zo concreet mogelijk in te vullen.

Op het einde van het evaluatiegesprek geven de student en de stagebegeleider hun exemplaar mee aan de praktijklector.

De omschrijving bij iedere rol is bedoeld als hulpmiddel om deze rol te concretiseren. Niet ieder item moet expliciet aan bod komen. Zowel de student als de stagebegeleider beantwoordt kernachtig en per rol de volgende vragen. a) Hoe toonde student hiervoor interesse, bereidheid en initiatief ?b) Welk proces heeft de student hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan de student nog groeien en welke aandachtspunten kan de student weerhouden?

Bijkomend illustreert de student rol 3 aan de hand van minstens n casus.

Na de tussentijdse evaluatie maakt de student een opsomming van kwaliteiten, leerpunten en opdrachten . Dit verslag dat maximum twee bladzijden bevat, stuurt hij/zij door naar de stagebegeleider n de praktijklector.

Voor de evaluatie van beroepspraktijk III is het verwachte niveau het integratieniveau. Zie bijlage 1 in de studiewijzer voor toelichting.Vooraf

Zijn er aandachtspunten die de stage benvloed hebben, die we best bespreken voor we met het evaluatiegesprek starten?

Benoem in grote lijnen de stagetaken van de student?

Rol 1 Contact leggen en orinteren.

Competentie 1: Je realiseert contact met clint(clintsysteem)vanuit een respectvolle, empathische en professionele ingesteldheid.

Competentie 2: Je bent in staat een probleemsituatie in een ruime context te plaatsen en je verzamelt alle nodige informatie om een juiste analyse te maken.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 2 Stimuleren tot zelfontwikkeling.

Competentie 3: Je bent in staat om krachten in de persoon n verbetermogelijkheden in de situatie van de clint(en) te ontdekken, te benoemen en hierover met hen in dialoog te gaan in relatie tot hun draagkracht en draaglast.

Competentie 4: Je bent vaardig in het verwerven van de nodige kennis over clintgebonden wetgeving en sociale kaart. Je kan deze kennis op een gepaste manier inzetten zodat de clint optimaal aan en tot zijn recht komt.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 3 Sociaal-agogische expertise inbrengen.

Competentie 5: Je hanteert je schriftelijke en (non)verbale communicatie doelgericht en afgestemd op de situatie ( collegas, clinten, derden).

Competentie 6: Je kunt een hulpverleningsplan opmaken en bijsturen rekening houdend met de persoon van de clint, zijn omgeving en de organisatie.

Competentie 7: Je begeleidt op methodische wijze een hulp- en dienstverleningsproces afgestemd op de clint en zijn context.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 4 Vermaatschappelijken

Competentie 8:Je helpt de clint te verbinden met de samenleving en omgekeerd.

Competentie 9:Je signaleert structurele factoren in de situatie van de clint en in de uitbouw van de zorg en hulpverlening .

Competentie 10: Je zoekt hoe de stageplaats kan ingrijpen op maatschappelijke structuren om een inclusieve samenleving te realiseren.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 5 Professioneel werken en ontwikkelen.

Competentie 11: Je werkt samen in een team en levert een bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie.

Competentie 12: Je werkt multidisciplinair samen en dit binnen netwerken van organisaties.

Competentie 13: Je gaat in dialoog over en verdiept je in belangrijke aspecten van het maatschappelijk werk

Competentie 14: Je ontwikkelt je beroepspersoon als maatschappelijk werker

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Tussentijdse evaluatie Algemene bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie

Benoem en omschrijf de sterke kanten

Aan welke aandachtspunten kan/moet zeker nog worden gewerkt?

Welke opdrachten worden hiervoor gegeven?

Schema Eindevaluatie - Beroepspraktijk III Maatschappelijk Werk.Stagiair:

Stagebegeleider:

Stageplaats:

Datum:

Concrete handleiding voor dit schema:

Mogen we de student en de stagebegeleider vragen, in de voorbereiding van zowel het tussentijds- alsook het eindevaluatiegesprek, het schema zo concreet mogelijk in te vullen.

Op het einde van het evaluatiegesprek geven de student en de stagebegeleider hun exemplaar mee aan de praktijklector.

De omschrijving bij iedere rol is bedoeld als hulpmiddel om deze rol te concretiseren. Niet ieder item moet expliciet aan bod komen. Zowel de student als de stagebegeleider beantwoordt kernachtig en per rol de volgende vragen. a) Hoe toonde student hiervoor interesse, bereidheid en initiatief ?

b) Welk proces heeft de student hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan de student nog groeien en welke aandachtspunten kan de student weerhouden?

Bijkomend illustreert de student rol 3 aan de hand van minstens n casus.

Voor de evaluatie van beroepspraktijk III is het verwachte niveau het integratieniveau. Zie bijlage 1 in de studiewijzer voor toelichting.Vooraf

Zijn er aandachtspunten die de stage benvloed hebben, die we best bespreken voor we met het evaluatiegesprek starten?

Benoem in grote lijnen de stagetaken van de student?

Rol 1 Contact leggen en orinteren.

Competentie 1: Je realiseert contact met clint(clintsysteem)vanuit een respectvolle, empathische en professionele ingesteldheid.

Competentie 2: Je bent in staat een probleemsituatie in een ruime context te plaatsen en je verzamelt alle nodige informatie om een juiste analyse te maken.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 2 Stimuleren tot zelfontwikkeling.

Competentie 3: Je bent in staat om krachten in de persoon n verbetermogelijkheden in de situatie van de clint(en) te ontdekken, te benoemen en hierover met hen in dialoog te gaan in relatie tot hun draagkracht en draaglast.

Competentie 4: Je bent vaardig in het verwerven van de nodige kennis over clintgebonden wetgeving en sociale kaart. Je kan deze kennis op een gepaste manier inzetten zodat de clint optimaal aan en tot zijn recht komt.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 3 Sociaal-agogische expertise inbrengen.

Competentie 5: Je hanteert je schriftelijke en (non)verbale communicatie doelgericht en afgestemd op de situatie ( collegas, clinten, derden).

Competentie 6: Je kunt een hulpverleningsplan opmaken en bijsturen rekening houdend met de persoon van de clint, zijn omgeving en de organisatie.

Competentie 7: Je begeleidt op methodische wijze een hulp- en dienstverleningsproces afgestemd op de clint en zijn context.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 4 Vermaatschappelijken

Competentie 8:Je helpt de clint te verbinden met de samenleving en omgekeerd.

Competentie 9:Je signaleert structurele factoren in de situatie van de clint en in de uitbouw van de zorg en hulpverlening .

Competentie 10: Je zoekt hoe de stageplaats kan ingrijpen op maatschappelijke structuren om een inclusieve samenleving te realiseren.

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Rol 5 Professioneel werken en ontwikkelen.

Competentie 11: Je werkt samen in een team en levert een bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie.

Competentie 12: Je werkt multidisciplinair samen en dit binnen netwerken van organisaties.

Competentie 13: Je gaat in dialoog over en verdiept je in belangrijke aspecten van het maatschappelijk werk

Competentie 14: Je ontwikkelt je beroepspersoon als maatschappelijk werker

a) Hoe heb je hierin interesse, bereidheid en initiatief getoond?

b) Welk proces heb je hierin doorgemaakt? Met welk concreet resultaat?

c) Waarin kan je nog verder groeien en welke aandachtspunten kan je weerhouden?

Eindevaluatie

Algemene bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van de eindevaluatie

Welke is uw algemene bevinding van de beroepsbekwaamheid ?

Welke zijn de sterke kanten en aan welke aspecten moet nog aandacht besteed worden in het vooruitzicht van de beroepsuitoefening.

Het bachelorproject

Studenten zullen bij het schrijven van hun bachelorproject gegevens vermelden van de stageplaats en er een beeld van ophangen. Zijn deze gegevens correct , voldoende geanonimiseerd en is het beeld voldoende genuanceerd?

Internationale Beroepspraktijk (IST)

Studenten hebben een internationale ervaring achter de rug. Heeft de student hierover op een passende manier verbinding gemaakt op jullie dienst?

Hulpmiddel bij het invullen van de vijf rollen van het evaluatieschema BPIII

Rol 1 Contact leggen en orinteren.

Competentie 1. Realiseert contact met belanghebbenden vanuit een respectvolle, empathische en professionele ingesteldheid.

Je realiseert contact met clint(clintsysteem)vanuit een respectvolle, empathische en professionele ingesteldheid.

Realiseert respectvol contact/ kan actief luisteren.

Je bent je bewust van je (voor)oordelen en geeft erkenning aan de ander

Je herkent kracht en nood in mensen

Realiseert empathisch contact/ is bewust van eigen referentiekader en dat van de clint.

Je benoemt en hanteert verbale en non-verbale signalen

Je intervenieert inlevend naar de clint

Je geeft taal aan de binnenkant van de clint

Realiseert professioneel contact/vertrekt vanuit de eigen organisatie. Je realiseert contact met clint vanuit een gepaste afstand-nabijheid.

Je houdt in het contact rekening met de taken, het organisatiedoel en het beroep van de maatschappelijk werker

Competentie 2. Gebruikt een breed geheel van bronnen om (samen met de belanghebbenden) een inschatting van de situatie te maken.

Je bent in staat een probleemsituatie in een ruime context te plaatsen en je verzamelt alle nodige informatie om een juiste analyse te maken

Rol 2 Stimuleren tot zelfontwikkeling.

Competentie 3. Stimuleert en steunt de belanghebbenden bij het verkennen, (h)erkennen en aanpakken van noden, talenten en verwachtingen.

Je bent in staat om krachten in de persoon n verbetermogelijkheden in de situatie van de clint te ontdekken, te benoemen en hierover met hem in dialoog te gaan in relatie tot zijn draagkracht en draaglast.

Competentie 4. Gidst de belanghebbenden deskundig naar relevante voorzieningen en regelingen.

Je bent vaardig in het verwerven van de nodige kennis over clintgebonden wetgeving en sociale kaart. Je kan deze kennis op een gepaste manier inzetten zodat de clint optimaal aan en tot zijn recht komt.

Rol 3 Sociaal-agogische expertise inbrengen.

Competentie 5. Hanteert communicatie- en interactievormen, aangepast aan de belanghebbenden en afgestemd op de situatie.

Je hanteert je schriftelijke en (non)verbale communicatie doelgericht en afgestemd op de situatie ( collegas, clinten, derden)

Je bent in staat om je schriftelijk correct en begrijpelijk uit drukken

Je bent in staat om je schrijfstijl en taal aan te passen aan de doelstelling van het verslag, brief, mail

Je hanteert je telefonische contacten aangepast aan de situatie

Je participeert op een gepaste wijze aan groepsoverleg

Je hanteert een gepaste communicatiestijl in formele en informele situaties

Je komt tot een constructief gesprek en dialoog met je stagebegeleider en collegas Je maakt je verstaanbaar in multiculturele contextenCompetentie 6. Ontwerpt sociaal werk processen rekening houdend met de context en in interactie met de belanghebbenden.

Je kunt een hulpverleningsplan opmaken en bijsturen rekening houdend met de persoon van de clint, zijn omgeving en de organisatie

Je maakt verbinding met de clint, verheldert de vraag, analyseert en formuleert hypothesen over het verdere stappenplan.

Je onderbouwt je hulpverleningsplan vanuit persoonsgerichte, systemische, structurele en interpersoonlijke (praktijk)theoretische referentiekaders.

Competentie 7. Begeleidt op methodische wijze sociaal werk processen rekening houdend met de context en de belanghebbenden.

Je begeleidt op methodische wijze een hulp- en dienstverleningsproces afgestemd op de clint en zijn context

Je kan een hulpverleningsproces op gang brengen en structureren

Je legt doelgerichte, motiverende contacten

Je komt tot een gedifferentieerd inzicht in een probleemsituatie met aandacht voor materile en immaterile aspecten en dit op diverse levensdomeinen.

Je kan systematische en doelgerichte stappen zetten

Je gaat in gesprek met de clint over verbetermogelijkheden in zijn situatie.

Je ziet het effect van je invloed als hulpverlener

Je hanteert echtheid, directheid en confrontatie als middel om het proces van de clint te bevorderen.

Je betrekt het clintsysteem optimaal

Je werkt functioneel samen met andere hulpverleners

Je schat de mogelijkheden en de beperkingen van de clint in

Je hanteert een gepaste afstand-nabijheid in de begeleiding

Je houdt rekening met de grenzen van de hulpverleningsoptiek van de dienst

Je kan een hulpverleningsproces emotioneel en functioneel afronden

Rol 4 Vermaatschappelijken

Competentie 8. Helpt de belanghebbenden verbinden met de samenleving en omgekeerd.

Je helpt de clint te verbinden met de samenleving en omgekeerd.

Je verbindt de clint met voorzieningen en met zijn familiaal en sociaal netwerk

Je stimuleert de bewustwording n dialoog over maatschappelijke normen en waarden

Je stimuleert dialoog, bewustwording en begrip over de complexe situatie van de clint bij voorzieningen en netwerk

Competentie 9. Signaleert wrijvingen tussen de evoluerende samenleving en de belanghebbenden.

Vanuit jouw kennis van de organisatie en de analyse van de clintsituatie, signaleer je knelpunten in de uitbouw van de zorg en hulpverlening op je stageplaats .

Je hebt kennis van de organisatiecultuur en -structuur en de ruimere context waarin de organisatie opereert

Je hebt zicht op structurele factoren in de situatie van de clint en in de uitbouw van de van de zorg en hulpverlening

Competentie 10. Grijpt in op maatschappelijke structuren om een inclusieve samenleving te realiseren.

Je zoekt hoe sociaal werk vanuit jouw stageplaats kan ingrijpen op maatschappelijke structuren om een inclusieve samenleving te realiseren.

Je evalueert acties en beleid op hun bijdragen aan een inclusieve samenleving en wijst op knelpunten

Je ziet hoe de stageplaats partnerschappen uitbouwt om inclusief samenleven te creren

Rol 5 Professioneel werken en ontwikkelen.

Competentie 11. Werkt samen in een team en levert een bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie.

Je werkt samen in een team en levert een bijdrage aan doelen, beleid en beheer van de organisatie.

Je werkt georganiseerd en komt teamafspraken na

Je stemt het eigen professioneel handelen af op de organisatiedoelen met behoud van de ethische beroepsnormen

Je verbindt je met collegas, je toont interesse en betrokkenheid.

Je bespreekt je eigen ideen en initiatieven met collegas. Je zoekt hierin actief feedback op

Je neemt verantwoordelijkheid in het functioneel samenwerken

Competentie 12. Werkt multidisciplinair samen en binnen netwerken van organisaties.

Je neemt actief deel aan overleg, bewust van de eigen positie rol en deskundigheid van de maatschappelijk werker

Je kent je eigen mogelijkheden en kan de competenties van de andere disciplines goed inschatten

Je kan functioneel samenwerken in het belang van de clint

Competentie 13. Draagt bij aan de verdere ontwikkeling van het beroep.

Je gaat in dialoog over en verdiept je in belangrijke aspecten van het maatschappelijk werk.

Je deelt je ervaringen in en reflecties over je maatschappelijk werk praktijk met ervaren professionals

Je verheldert, duidt en verdiept eigen praktijk met behulp van relevante bronnen binnen n buiten de opleiding

Competentie 14. Werkt aan eigen professionalisering.

Je ontwikkelt je beroepspersoon als maatschappelijk werker.

Je ontwikkelt een eigen werkstijl waar kwaliteiten tot uiting komen en beperkingen tot leren aanzetten

Je gaat op zoek naar voor jou gepaste vorming (levenslang leren)

Je durft, wil en kan kijken naar jezelf en bent ontvankelijk voor bedenkingen bij het eigen functioneren

Je neemt initiatief, stelt kritische vragen en formuleert bedenkingen bij het stagegebeuren

Je bent alert voor ethische aspecten van het eigen optreden en functioneren van de dienst

Je getuigt van weerbaarheid en draagkracht om complexe situaties te hanteren

En exemplaar is voor de stageplaats, n is voor de student, n is voor de onderwijsinstelling

STAGEOVEREENKOMST

Tussen:

a. SEQ niveau0 \h \r0

SEQ niveau1 \h \r0

SEQ niveau2 \h \r0

SEQ niveau3 \h \r0

SEQ niveau4 \h \r0

SEQ niveau5 \h \r0

SEQ niveau6 \h \r0

SEQ niveau7 \h \r0 de onderneming/instelling

gevestigd te

en hierbij vertegenwoordigd doorde Heer/Mevrouw

hierna genoemd als stagegever;

b. KHLeuven, departement Sociale School Heverlee, hierbij vertegenwoordigd door de Heer/Mevrouw

departementshoofd;

c. de Heer/Mejuffrouw

ingeschreven als student/e in semester 3&4 / semester 5&6 / verkorte leerroute in onder b) genoemde school, hierna genoemd als stagiair;

wordt overeengekomen als volgt:

1. SEQ niveau0 \h \r0

SEQ niveau1 \h \r0

SEQ niveau2 \h \r0

SEQ niveau3 \h \r0

SEQ niveau4 \h \r0

SEQ niveau5 \h \r0

SEQ niveau6 \h \r0

SEQ niveau7 \h \r0 De stagegever zal de stagiair/e toelaten in de onder a) genoemde onderneming/instelling om er een stageperiode door te brengen die aanvangt op ............... en eindigt op ..................

2. Vanuit de school wordt de begeleiding van de stagiair/e toevertrouwd aan de Heer/Mevrouw , praktijklector.

3. Vanuit de onderneming/instelling wordt de begeleiding van de stagiair/e toevertrouwdaan de Heer/Mevrouw , stagebegeleid/st/er.

4. Betrokkenen verklaren een exemplaar van deze overeenkomst ontvangen te hebben en kennis genomen te hebben van de "Algemene regeling met betrekking tot de stage" (zie achterkant).

Opgemaakt in drievoud te ............... op ...............

Gelezen en goedgekeurd,

De onderneming/instelling,De hogeschool,De stagiair/e,

.........................Imran Uddin

Departementshoofd

1. Binnen een hogeschoolopleiding, bijgevolg blijft de stagiair onderworpen aan het gezag van de leiding van de hogeschool.

2. De stagiair/e kan enkel belast worden met opdrachten die beantwoorden aan de doelstellingen van de stage zoals zij geformuleerd worden in de betreffende nota's van de hogeschool.

3. Studenten mogen geen enkele vergoeding ontvangen voor geleverde prestaties, ook niet tijdens de stage, zoniet komen alle waarborgen van de verzekering van studenten in het gedrang. Een effectieve onkostenvergoeding ontvangen mag wel.

4. Met betrekking tot de welzijnsbescherming van de stagiair/e/s wordt het volgende overeengekomen: a. De stagebegeleider verklaart de bepalingen van de Welzijnswet, in het bijzonder van het K.B. van 21 september 2004, te zullen respecteren. In overleg met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voert hij een risicoanalyse uit van de stageplaats.

b. De stagiair/e stelt de stagebegeleid/st/er op de hoogte van de risicos en de VGM-opvolging die verbonden zijn aan de opleiding via het VGM-dossier.Het VGM-dossier wordt als bijlage toegevoegd. De maatregelen vooraf worden uitgevoerd door de KHLeuven, de gentegreerde maatregelen worden door de stageplaats opgenomen.

c. Wanneer de student/e bij aanvang van de stage over een formulier voor gezondheidsbeoordeling beschikt, is de student/e voldoende medisch opgevolgd.

d. De KHLeuven gaat er van uit dat voor de stage geen bijkomende gezondheidsrisicos aanwezig zijn dan deze opgenomen in het VGM-dossier.

e. Als uit de risicoanalyse van de stageplaats blijkt dat de stagiair/e tijdens de stage zal worden blootgesteld aan een risico dat niet voorkomt in het VGM-dossier, dan brengt de stagebegeleid/st/er de KHLeuven hiervan op de hoogte.

Indien dit risico aanleiding geeft tot een bijkomend gezondheidstoezicht, voert de stagebegeleid/st/er dit uit, tenzij na overleg met de KHLeuven het gezondheidstoezicht toch via de KHLeuven wordt uitgevoerd.

5. De stagiair/e volgt de werktijdregeling van de stageplaats met dien verstande dat er rekening moet gehouden worden met terugkomdag/en, hogeschoolvakantiedagen en in semester 5&6 schrijfdagen voor het eindwerk. Afwijkingen op vakantiedagen van de hogeschool en planning van schrijfdagen worden in overleg tussen stagiair/e en stagebegeleid/st/er bepaald.

6. Afwezigheden worden door de stagiair/e aan de stagebegeleid/st/er n aan de praktijklector meegedeeld. Attesten van ziekte/ongeval worden aan het departementale secretariaat bezorgd.

7. De stagiair/e is verplicht het arbeidsreglement en de voorschriften eigen aan de onderneming/instelling na te leven.

8. Alle betrokkenen zijn gehouden aan zwijgplicht/beroepsgeheim.

9. Stagiair/e/s zijn door de hogeschoolverzekering gedekt. Een attest van de polis kan aangevraagd worden aan de cordinator administratie van de basisopleiding sociaal werk.

9 bis. Indien de stagegever aan de stagiair vraagt, en deze laatste hiermee instemt, tijdens de uitvoering van de stageovereenkomst met een voertuig van de stagegever of van een derde (vb. leasing- of huurwagens, voertuigen van personeelsleden van de stagegever) te rijden, doet de stagegever dit geheel op eigen risico, zowel wat de schade aan deze voertuigen betreft, als wat de schade die met deze voertuigen aan derden veroorzaakt wordt, betreft.

Hij ziet af van elk verhaal op de stagiair/e, de Hogeschool en de verzekeraars van deze beiden, voor alle schade die hij door dit gebruik zou kunnen lijden.

Stagegevers vrijwaren de student/e, de Hogeschool en de verzekeraars van deze beiden tegen eventuele vorderingen van derden gebaseerd op of volgend uit schadegevallen veroorzaakt met de bedoelde voertuigen.

Zij stellen zich eveneens garant voor het in orde zijn van de wettelijk verplichte verzekering voor deze voertuigen en zijn volledig aansprakelijk indien dit niet het geval zou zijn.

Ook eventuele premieverhogingen ten gevolge van schadegevallen vallen volledig ten laste van de stagegevers.

9 ter. Wanneer de stagiair/e bereid is met zijn eigen voertuig, of met een voertuig door hem aangebracht, te rijden tijdens de uitvoering van de stageovereenkomst, doet hij/zij dit geheel op eigen risico, zowel wat de schade aan dit voertuig betreft, als wat de schade aan derden betreft, als wat de eventuele premieverhogingen van de verzekeringspolis betreft ten gevolge van dit gebruik of van een schadegeval.

10. Hij/zij kan geen verhaal uitoefenen op de Hogeschool noch op haar verzekeraars. De stagiair/e is zelf verantwoordelijk voor het bekomen van een afspraak hieromtrent met de stagegever (o.m. welke kostenvergoeding wordt er betaald, wat bij schade)

11. Indien de afspraken door n van de partijen niet worden geerbiedigd, kan de praktijklector of de stagebegeleid/st/er de stage opschorten. Alleen het departementshoofd van de hogeschool of de stagegever kan na overleg met de praktijklector en met de stagebegeleider de stage verbreken.

12. De verbreking van de stageovereenkomst is slechts geldig indien zij gemotiveerd en schriftelijk gebeurt.

13. De stagiair/e kan de overeenkomst niet eigenmachtig opschorten, noch verbreken.

14. Bij verbreking van de stageovereenkomst beslist het departementshoofd over het in aanmerking nemen van de stage voor beoordeling en quotering.

15. Toestanden of feiten die niet zouden geregeld zijn in deze "Algemene regeling met betrekking tot de stage", zullen door betrokkenen worden opgelost op een wijze die het goede verloop en het nut van de stage ten goede komen.

Bijlage 1

Situering van het integratieniveau, niveau 3, voor beroepspraktijk III

Elementair niveau

1Doorgroeiniveau

2Integratieniveau

3Expertniveau

4

De competentie op elementair niveau beheersen betekent dat je er notie van hebt, de competentie beheerst vanuit exploratie.

Je hebt de noodzakelijke basiskennis om de competentie verder te leren beheersen of je hebt erover gelezen / gehoord.

Je weet waar het over gaat, hoe het moet,

Je handelt volgens door anderen voorgeschreven protocollen / modellen.

Je hebt nog geen ervaring in het toepassen van de competentie in rele situaties. Je staat er wel voor open.

De competentie is beheerst in (ver)eenvoudig(d)e, voorspelbare, gestructureerde situaties.

Je toont de competentie in duidelijk omschreven taken (gestuurd of onder begeleiding).

Taken waar de competentie voor nodig is worden uitgevoerd met ondersteuning en expliciete begeleiding.

Je doet wat je moet doen.De competentie op doorgroeiniveau beheersen betekent dat je de basisbeginselen beheerst. Je verdiept en verbreedt je competentiebeheersing.

Je bezit belangrijke referentiekaders.

Je hebt inzicht in het waarom en waartoe.

Hierdoor handel je doelgericht, planmatig onderbouwd.

Je vergelijkt alternatieven en gebruikt gegevens in nieuwe contexten.

Je bent je bewust van je sterktes en zwaktes.

De competentie is beheerst in matig complexe, afgebakende, welomschreven situaties.

In je gedrag vertoon je een zekere mate van zelfstandigheid, mits de nodige ondersteuning.

Voor het uitvoeren van taken waar de competentie voor nodig is, is een duwtje in de rug nodig, een ondersteunende hand.

Je doet wat van je verwacht wordt.

De competentie beheersen op integratieniveau betekent dat je als gevorderde toepast wat je geleerd hebt, ook in minder vertrouwde situaties.

Je bezit gedetailleerde kennis.

Je bent je bewust van de bredere maatschappelijke en sociale context waarin je werkt.

Je hebt inzicht in het waarom, wat, wanneer en hoe van bepaalde acties.

Door dit alles kan je genuanceerd, adequaat, en planmatig handelen. Je reflecteert op je eigen handelen.

De competentie is beheerst in complexe en diverse situaties.

Je bent in staat zelfsturend te leren (onder supervisie of zelfstandig). Enkele elementen vragen nog bijkomende ervaring en begeleiding.

Je handelt bewust van je persoonlijke verantwoordelijkheid.De beheersing van de competentie op expertniveau gaat gepaard met een spontane inzet en initiatief name en flexibel handelen.

Je bezit een doorgedreven kennis terzake.

Je handelt als een ervaren expert.

Je vertoont inventiviteit en originaliteit in probleemoplossend gedrag.

Je leert onafhankelijk en zelfkritisch.

Je oefent intervisie uit.

De competentie is beheerst in hoog complexe, sterk varirende, zeldzaam voorkomende of onverwachte situaties.

Je creert structuren die nodig zijn om je taken tot uitvoering te brengen.

Je handelt (wetenschappelijk) verantwoord en bewaakt daarbij de kwaliteit van je werk.

Bijlage 2

VGM-Dossier VEILIGHEID GEZONDHEID MILIEU

KHLeuven

Departement Sociale School Heverlee

Sociaal werk: Maatschappelijk werk

Bachelor

Met volgende VGM-risicos komt de student mogelijk in contact tijdens de opleiding

(practica, excursies, projecten, stages, bachelorproject):

patintencontact/contact met risicogroepen

De preventieve VGM-opvolging van bovenstaande VGM-risicos wordt uitgevoerd door de onderwijsinstelling en omvat:

Infosessie

Medisch onderzoek, Formulier GezondheidsBeoordeling (FGB) en medische vragenlijst

Intradermo

Vaccinatie Hep B

Moederschapsbescherming

LactatieDe invulling van de volgende preventiemaatregelen moeten voorzien worden voor de student op de plaats waar activiteiten met bovenstaande risicos worden uitgevoerd:

Onthaal

Dit gedeelte wordt ingevuld door de stagementor

(behoort tot de stageplaats, is verantwoordelijk voor de stage/bachelorproef, contactpersoon voor de stageverantwoordelijke (kan eventueel de stagebegeleider zijn))

Vermeld de eventueel bijkomende VGM-risicos (nog niet hierboven opgelijst) die voorkomen bij het uitvoeren van de activiteiten tijdens de stage of bachelorproef:

geen bijkomend risico

andere

Volgende preventiemaatregelen worden georganiseerd door de stagementor voor deze bijkomende VGM-risicos

Het gezondheidstoezicht wordt uitgevoerd door de onderwijsinstelling van de student tenzij hieronder anders aangeduid:

Gezondheidstoezicht via externe onderwijsinstelling/bedrijf

VGM-Dossier VEILIGHEID GEZONDHEID MILIEU

KHLeuven

Departement Sociale School Heverlee

Sociaal werk: Maatschappelijk werk

Bachelor

Plaats van de stage, bachelorproject:

Academiejaar:

Naam student:

Naam en handtekening stagementor; datum:

Naam en handtekening stageverantwoordelijke; datum:

PAGE 1