1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben...

52
1| Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009

Transcript of 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben...

Page 1: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

 

1 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 2: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Redactioneel  Dat lijkt wel wat op Spanje. De voorkant bedoel ik. Zo’n onvergetelijke Grijze Wouw die je dreigend aankijkt met zijn rode ogen. Alblasserwaardse vogelaars zijn helaas zo trots dat ze zich daartoe nooit zullen  vernederen:  een  vakantiekiekje  op  de  voorkant  van  hùn  jaarverslag! Nee,  ik weet  dat  het nationalistisch klinkt, maar deze plaat is toch echt in de Alblasserwaard geschoten. Bleskensgraaf, 22 mei 2009. Zegt me niks,  zie  ik u denken. Mij wel. Dankzij een nog maar kort  in gebruik genomen technisch  opstekertje  kon  bijna  de  hele  Vogelwerkgroep  Alblasserwaard  deze  waarneming meemaken. Vijfendertig minuten lang is de vogel ter plaatse geweest. Nog nooit hebben zoveel DBA‐ers  haastig  hun  weg  gezocht  naar  de  Alblasserwaard.  En  ik  denk  dat  er  ook  nog  nooit  zoveel teleurgesteld weer heengingen. De vogel was gevlogen. Dankzij een Zwarte Kraai.  Dit  jaarverslag staat bol van vogelnieuws uit de Alblasserwaard. Als redactie zijn we er trots op dat we weer  een  schitterend  nummer  aan  u  kunnen  presenteren.  2009 was  een  bewogen  jaar, wat alleen al uit de voorkant blijkt. En  ik verzeker u: ook de rest van dit nummer  loont de moeite! Aan bod  komen  onder  meer  de  broedvogels  uit  diverse  hoeken  van  het  gebied,  watervogels  in  de historische  winter  van  2009/2010,  vogels  ringen  in  ons  gebied,  Spotvogels  in  de  schijnwerper, trekvogels en hun mysteries en ook nu een determinatiebijdrage met een heikel onderwerp. En zoals nooit ontbreken mag, worden ook van dit jaar alle zeldzaamheden netjes gedocumenteerd.   Ik zou zeggen: hulde aan alle mensen die op enigerlei wijze geholpen hebben dit nummer tot stand te brengen. Allen hartelijk bedankt!  Enne, tot bij de Groene Bijeneters!  Anthonie Stip Hoofdredacteur Ornithologisch Jaarverslag   COLOFON  Redactie: Jan Andeweg, Pieter Bieren en Anthonie Stip. Inleveradres kopij: [email protected]: 50 exemplaren  Het ornithologisch jaarverslag is een uitgave van de Vogelwerkgroep Alblasserwaard, wat onderdeel is van de Natuur‐ en Vogelwacht Alblasserwaard (NVWA). Het ornithologisch jaarverslag verschijnt doorgaands in mei.   Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Overname van artikelen is toegestaan, mits met uitdrukkelijke bronvermelding. Foto’s mogen niet overgenomen worden.  © NVWA, juni 2010      

2 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 3: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Inhoudsopgave  

Redactioneel............................................................................................................................................ 2 

Broedvogels in de Boezems van Kinderdijk in 2009................................................................................ 4 

Broedvogels van het Alblasserbos in 2009.............................................................................................. 9 

Hoe is het in 2009 met de weidevogels gegaan? .................................................................................. 13 

Spotvogel Hippolais icterina, soort van het jaar 2009 .......................................................................... 15 

Ringwerk in de Alblasserwaard in 2009 ................................................................................................ 28 

Watervogeltellingen 2009 – 2010 ......................................................................................................... 31 

(on) Verklaarbare vogeltrekfenomenen over telpost Kinderdijk .......................................................... 40 

Zeldzaamheden in het jaar 2009........................................................................................................... 43 

 

 

3 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 4: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Broedvogels in de Boezems van Kinderdijk in 2009 door Ad Kooij  Dit  artikel  gaat  in  op  de  resultaten  van  de  broedvogeltellingen  van  2009  in  de  Boezems  van Kinderdijk. Na een algemene inleiding worden de resultaten per soort kort besproken. Tot slot wordt in tabelvorm een overzicht gegeven van de broedvogels van de afgelopen vijf  jaren. Dit  jaar konden alle geplande tellingen worden uitgevoerd en ook de weersomstandigheden waren goed tot redelijk. Als reserveteller heeft een van de jongere vogelaars zich beschikbaar gesteld in de persoon van Corné Stam: welkom!  Tabel 1: Inventarisatieschema Hoge boezem van de Overwaard (HBO) en Hoge Boezem van de Nederwaard (HBN). 

  Datum HBO  Overwaard  Route  Datum HBN  Nederwaard  Route  Zon op 1  4‐april  ad / jan  1  4‐apr  gerben / piet  1  07.21 2  10‐apr  adri / anthonie  2  11‐apr  pieter / jurie  2  07.05 3  18‐apr  gerben / piet  3  18‐apr  ad / jan  3  06.34 4  2‐mei  pieter / jurie  1  1‐mei  adri / anthonie 1  06.06 5  16‐mei  ad / jan  4  16‐mei  gerben / piet  2  05.42 6  23‐mei  adri / anthonie  2  23‐mei  pieter / jurie  3  05.33 7  30‐mei  gerben / piet  3  30‐mei  ad / jan  1  05.26 8  10‐jun  pieter / jurie  1  5‐jun  adri / anthonie 2  05.21 9  20‐jun  ad / jan  4  20‐jun  gerben / piet  3  05.19 10  4‐jul  adri / anthonie  2  4‐jul  pieter / jurie  1  05.27  De tellingen zijn niet evenredig over de maanden verdeeld.  Het  inventarisatie‐schema  komt  tot stand door de meest optimale periode  voor de te  verwachtte  soorten  te  kiezen.  Voor  enkele soorten  kan  eerder  begonnen  worden.  De geldige periode voor deze soorten  is zo  lang dat dit  niet  zinvol  is,  gezien  de  resultaten  en  de afwezigheid  of  het  niet  mogen  meetellen  van andere soorten. Eenmaal is de Overwaard vanuit boot  geteld.  Alle  andere  tellingen  zijn  te  voet gedaan  waarbij  verschillende  routes  zijn gelopen,  om  zo  de  trefkans  voor  het  gehele gebied  zo  evenredig  mogelijk  te  houden.  De Nederwaard  is alle keren vanuit de boot geteld en ook daar zijn verschillende route`s gevaren in verband  met  de  trefkans.  In  de  Overwaard mochten we gebruik maken van de boot van dhr. Bakker  en  in  de  Nederwaard  van  de  boot  van dhr.  Rijsdijk.  Beide  heren willen we weer  dank zeggen  voor  het  beschikbaar  stellen  van  de boten. Ook dhr. A.Stam wordt bedankt voor de toestemming  voor  het  opslaan  van  de  zwarte sternvlonders. Ook  zijn boot  kon weer  gebruikt worden  om  deze  vlonders  te  plaatsen  en  later 

weer  te  verwijderen.  Het  weer  was  tijdens  de tellingen  goed  tot  redelijk.  Gelukkig  hoefde ditmaal  geen  telling  door weeromstandigheden afgelast te worden.  Het wordt eentonig, maar ook dit  jaar waren er weer verschillende drijftillen die voor problemen zorgden. Hoewel er al vaak over gesproken  is,  is een oplossing nog niet voorhanden. Hoewel dit de nodige kosten met zich meebrengt is het toch zaak om  zo  snel mogelijk de  tillen weer vast  te zetten.  Hierdoor  kunnen  ze  niet  steeds  verder afkalven, waardoor het areaal riet steeds kleiner wordt.  In  de  zuidoosthoek  van  de  HBO  is  een groot deel van het riet gemaaid. De hergroei was zeer  slecht  en  wat  er  nog  wilde  groeien  werd door de Grauwe ganzen afgegraasd. Gevolg: veel kale plekken en een zeer  ‘dun’  rietveld. Ook de hoeveelheid  riet  wat  blijft  liggen,  komt  de kwaliteit  van  het  rietveld  niet  ten  goede. Handmatig afvoeren is een dure optie; in de HBO zou  een  proef  met  branden  kunnen  worden uitgevoerd. Ook zou eens geïnformeerd kunnen 

4 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 5: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

worden bij andere rietbeherende instanties, hoe men daar met deze problemen om gaat.   In  september  is er overleg geweest met enkele mensen van het Waterschap Rivierenland. Door wisseling van  functies was het vorige overleg al weer  een  tijd  geleden. Naast Ad Kooij was ook Pieter Bieren, de WetlandWacht van het gebied aanwezig.  Pieter  is  een  tussenpersoon  tussen Vogelbescherming  Nederland,  het  Waterschap Rivierenland  en  de Natuur‐  en  Vogelwacht  “de Alblasserwaard”  (NVWA).  Daar  Pieter  één  van onze  vaste  tellers  is,  weet  hij  precies  wat  er speelt  in  het  terrein.  Verder  bezoekt  hij  ook geregeld op andere tijden het gebied, waardoor hij  een  brede  kijk  heeft  op  de  ontwikkelingen. Veel  zaken  zijn  tijdens  dit  overleg  besproken, waarbij de belangrijkste wel waren:  ‐ De  steeds  verdere  achteruitgang  van  het 

rietareaal en de kwaliteit van het riet. ‐ De  zeer  sterk  wisselende  waterstanden 

waardoor  er  een  sterke  stroming  ontstaat die nadelig is voor de rietoevers. 

‐ De  illegale betreding, waartegen de NVWA graag bebording zou zien geplaatst worden, maar  hiervan  is  het Waterschap  niet  zo`n voorstander.  Vanuit  de  provincie  zijn hierover overigens ook vragen gekomen.  

‐ Het  ganzenprobleem, wat  het Waterschap niet  ziet  als  een  taak  waarin  zij  het voortouw  moeten  nemen.  Zoals  boven  al vermeld, het probleem van de drijftillen.  

‐ Verder  is  het  maairegiem  en  het  snoeien van  houtopstanden  iets  wat  de  aandacht vraagt. 

Het overleg zal  in de  toekomst weer  regelmatig worden  gehouden.  Komend  voorjaar  of komende zomer zal met de nieuwe mensen van het Waterschap  een  vaartocht door het  gebied worden  gehouden,  waarbij  ter  plaatse  (in  het veld) de problemen worden bekeken. Al met al kunnen  we  op  een  geslaagde  bijeenkomst terugzien.   Veldwaarnemingen Doordat  er  tegenwoordig  bijna  jaarrond getrekteld  wordt,  in  het  voorjaar  bij  de vogelkijkhut en in het najaar bij de parkeerplaats van  de  Overwaard,  worden  er  zeer  veel waarnemingen  in  het  gebied  gedaan.  Voor uitgebreide  gegevens  kan  men www.waarneming.nl  raadplegen en verderop  in 

deze  uitgave  worden  ook  veel  waarnemingen vermeld.  Toch  hier  alvast  wat  leuke waarnemingen.  De  zeldzaamste  was  de Blauwvleugeltaling  die  door  enkele  personen weer  werd  waargenomen.  De  witvleugelstern was  ook  dit  jaar  weer  een  deel  van  de  tijd aanwezig en ook een witwangstern kon worden bewonderd.  Een  Nachtegaal  werd  zingend waargenomen  in  het  struikgewas  bij  het  oude gemaal  van  de  Overwaard,  een  Cetti`s  zanger werd  in  het  najaar  regelmatig  gehoord  en  ook werden  kortstondig  twee  bladkoninkjes  gezien bij de trektelpost.  Soortbespreking  Dodaars:  In  de  Overwaard werd  enkele malen een roepend exemplaar gehoord. Helaas bleven vervolg waarnemingen  tijdens het broedseizoen uit. Roerdomp: Het blijft een probleemvogel. Slechts eenmaal werd een overvliegend exemplaar in de broedtijd waargenomen. Na het broedseizoen  is er echter weer regelmatig een waargenomen op de trektelpost bij de Overwaard. Purperreiger: Tijdens een inspannende telling op de  ochtend  van  6  juni  werden  103  nesten gevonden.  Vooral  in  het  achterste  gedeelte, maar ook  in de boezem van Lekkerland werden gelukkig weer enkele nesten in het nu overjarige riet  aangetroffen.  De  nesten  zaten  zeer verspreid, wat een behoorlijke extra  inspanning van de tellers vergde. Het is een lager aantal dan in 2008, maar ook nu zullen alle nesten wel niet gevonden  zijn. Het  totaalaantal  fluctueert  rond een  niveau  van  circa  110  broedparen.  Voor uitgebreide  informatie  over  de  gezenderde vogel(s)zie http://www.vogelbescherming.nl/purperreiger  Grauwe  Gans:  Het  aantal  broedparen  van  de Grauwe  gans  neemt  nog  steeds  toe.  In  de Overwaard  van  85  naar  115  en  in  de Nederwaard van twee naar zes paar. Ook dit jaar waren weer  enkele  honderden  niet  broedende vogels aanwezig. Opvallend was dat een deel van de broedvogels van de Overwaard vrij  snel met hun  jongen  via  het  Achterwaterschap  naar  het oosten  trokken.  Ze  foerageerden  daar  op  de kades en bij onraad zochten ze veiligheid op het Achterwaterschap.  Mogelijk  dat  het  aantal  te groot  is  geworden  om  in  de  directe  omgeving van de Hoge Boezem te blijven. De vogels van de 

5 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 6: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Nederwaard blijven sowieso niet  in hun gebied, maar vertrekken direct naar Polder Blokweer en het Nieuwe waterschap. Brandgans:  In de Overwaard kwam dit  jaar één paar  brandganzen  tot  broeden.  Later  in  het seizoen werd  het  ouderpaar met  zeven  jongen gezien Krakeend: Deze eend is één van de succesvolste eenden  van  dit  moment.  Landelijk  stijgt  het aantal  broedparen  flink  en  ook  in  het boezemgebied  neemt  het  aantal  broedparen nog steeds toe.  In  totaal steeg het aantal paren van vijf naar elf. Bruine  Kiekendief:  Dachten  we  dat  het maximale aantal broedparen van deze roofvogel de  laatste  jaren  bereikt  was  (al  jaren  vijf broedpaar), dit  jaar  kwamen echter  zes paar  in het  gebied  tot  broeden.  Tijdens  de purperreigertelling  zijn weer enkele nesten met jongen gevonden. Later  in het seizoen waren de jongen  te  zien  bovenin  de  vlierstruiken, wachtend op één van de oudervogels met voer. Porseleinhoen:  Kwamen  we  vorig  jaar  op  een topaantal  van  zeven  roepende  vogels,  ditmaal bleef  het  bij  één,  mogelijk  twee  exemplaren. Hoewel de vogels meestal maar zeer kort actief roepen,  zijn  er  zoveel bezoeken  gebracht  in  de goede tijd dat er niet veel gemist kan zijn. Waterral:  De Waterral  was  dit  jaar  beduidend schaarser.  In  de  Overwaard  ging  de  stand  van acht naar drie paar en in de Nederwaard van vijf naar  drie.  In  totaal  dus  een  halvering  van  de stand.  Zou  dit het  gevolg  zijn  van  de  strengere winter van 2008/2009? Kokmeeuw  :  Zowel  in  de  Over‐  als  in  de Nederwaard kwamen kokmeeuwen tot broeden. Alle  nesten  lagen  op  kunststofvlonders  die uitgelegd worden  voor  de  zwarte  sterns.  In  de Overwaard  waren  twee  nesten  en  in  de Nederwaard elf nesten. Zwarte stern: Het gaat steeds minder goed met de  zwarte  sterns  in  de  Overwaard.  Dit  jaar kwamen  ze  helemaal  niet  tot  broedden. Alleen in de Lekkerlandse boezem en in de Nederwaard ging het beter.  In de Overwaard bleven dit  jaar de  plompen‐  en waterlelievelden weg. Wat  de oorzaak  is  hiervan  is,  is  niet  bekend.  Door  het ontbreken van plompenvelden lagen de vlonders volledig  in  de  wind,  wat  ze  vermoedelijk onaantrekkelijk  maakte  voor  de  sterns.  In  de Lekkerlandse boezem waren vijf vlonders bezet. Helaas  werd  de  hoeveelheid  nestmateriaal 

steeds  minder,  waardoor  het  eindresultaat tegenviel. Ransuil: Langs de oostgrens van de Nederwaard werd  enkele malen  een  jagende  ransuil  gezien, maar of de vogel  in het gebied gebroed heeft  is niet  zeker. Waarschijnlijker  is  dat  de  vogels  uit de Overwaard kwamen, want daar werd  tijdens de  purperreigertelling  een  nest  gevonden  met drie  jongen. Het nest en de waarnemingsplaats vielen  binnen  de  voor  de  ransuil  geldende fusieafstand van 1000 meter.  Boerenzwaluw:  Behalve  in  de  schuur  bij  Stam, waar weer twee nesten bezet waren, werd er dit jaar ook een nest gemaakt  in de waterdoorlaat van het Wisboomgemaal. Winterkoning:  Een  standvogel  als  de Winterkoning  is  gevoelig  voor  strengere winterse omstandigheden. Dit blijkt ook wel uit de aantallen. De stand  liep terug van 57 paar  in 2008 naar 37 paar  in 2009. De sterkste terugval deed zich voor in de Overwaard. Blauwborst:  De  Blauwborst  laat  in  beide gebieden  een  sterke  stijging  zien.  In  de Overwaard gaat de soort van acht naar veertien paar  en  in  de Nederwaard  van  vijf  naar  twaalf paar, wat meer  dan  een  verdubbeling  is.  In  de Nederwaard  zijn  nog  nooit  zoveel  paren vastgesteld.  Voor  de Overwaard  is  het  hopelijk de  weg  terug  naar  het  aantal  van  2006,  toen twintig paar genoteerd konden worden. Rietzanger  /  Kleine  Karekiet  /  Snor: Deze  drie Afrikatrekkers laten, in totaal, een toename zien van het aantal broedparen. Alleen loopt dat niet synchroon.  In de Overwaard gaat de Rietzanger van 18 naar 26 paar en in de Nederwaard van elf naar zeventien. In beide gevallen een stijging van ongeveer  50%.  De  Kleine  karekiet  gaat  in  de Nederwaard  van  57  naar  73  paar, maar  in  de Overwaard zakt hij van 68 naar 65 en is zo weer op het niveau van 2005. De Snor blijft  in beide gebieden op hetzelfde aantal, namelijk acht paar in de Overwaard en zes paar in de Nederwaard.  Uit tabel 2 is af te lezen dat 42 soorten dit jaar in de  Overwaard  zijn  genoteerd  als  broedvogel, volgens de  SOVON‐richtlijnen. Het  totaal aantal paren  komt  uit  op  582.  Grootste  ‘leveranciers’ zijn  Purperreiger,  Grauwe  gans  en  Kleine karekiet, met in totaal 273 paar.  In  de Nederwaard  kwamen  in  2009  46  soorten tot broeden  (zie  tabel 3), met een  totaal aantal 

6 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 7: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

van 383 paar. Ook hier enkele Rode lijst soorten die,  voor  zover  aanwezig,  vrij  constant  zijn  in aantal. Dit  jaar was er weer een  Spotvogel, die zingend werd waargenomen op het toekomstige  

‘molenwerf’‐terrein.  Als  de  plannen  voor  dit terrein doorgaan, dan is het daar voor deze soort en andere soorten voorbij! 

 Tabel 2: Het aantal broedparen van de afgelopen vijf jaren in de HBO.    2005  2006  2007  2008  2009      2005  2006  2007  2008  2009 

Fuut  17  18  24  11  13    Ransuil  1  0  0  1  1 Dodaars  1  0  0  1  1    IJsvogel      1  1  0 Roerdomp  1  1  0  1  0    Gr. Bonte Specht  0  1  0  0  0 Blauwe Reiger  2  0  1  0  1    Boerenzwaluw  0  2  2  2  3 Purperreiger  73  86  115  113  103    Winterkoning  27  29  47  37  21 

Knobbelzwaan  1  1  0  0  0    Heggenmus  6  7  5  5  4 Grauwe Gans  56  63  73  85  115    Blauwborst  18  20  15  8  14 Brandgans  0  1  2  2  1    Merel  11  13  13  12  12 Canadese Gans  3  9  7  10  7    Snor  8  8  7  8  8 Nijlgans  3  4  9  6  5    Rietzanger  9  21  18  18  26 

Bergeend  1  1  0  0  0    Bosrietzanger  2  0  3  6  3 Krakeend  1  2  4  4  8    Kleine Karekiet  63  119  85  68  65 Smient  0  0  1  0  0    Grote Karekiet  0  0  1  0  0 Wilde Eend  46  37  31  29  38    Braamsluiper  1  0  0  0  0 Slobeend  0  0  0  1  0    Grasmus  0  1  1  0  0 

Tafeleend  0  1  1  0  0    Tuinfluiter   5  7  5  9  10 Kuifeend  2  4  3  3  2    Zwartkop  2  3  1  3  1 Bruine Kiekendief  3  3  3  3  4    Tjiftjaf  7  5  10  11  10 Fazant  5  1  3  5  5    Fitis  17  19  24  30  26 Waterral  7  6  6  8  4    Baardman  4  5  2  4  3 

Porseleinhoen  0  1  1  0  0    Pimpelmees  7  5  6  4  7 Waterhoen  10  17  13  14  10    Koolmees  11  6  9  9  11 Meerkoet  11  10  13  13  8    Buidelmees  1  0  1  0  0 Kievit        2  0    Ekster  5  7  8  9  8 Kokmeeuw  1  8  5  2  2    Gaai      1  0  0 

Zwarte Stern  6  8  6  0  5    Zwarte Kraai  1  5  3  3  2 Holenduif  4  4  7  7  6    Huismus  12  10  5  7  4 Houtduif  6  3  9  3  1    Kneu  1  0  0  0  0 Koekoek  2  3  2  2  2    Rietgors  15  20  18  22  20  

 

 

 

 

 

 

 

Waterral © Leonard Sloots 

7 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 8: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Tabel 3: Het aantal broedparen van de afgelopen vijf jaar in de HBN. 

  2005  2006  2007  2008  2009      2005  2006  2007  2008  2009 

Fuut  10  14  10  9  10    Merel  9  12  10  11  10 Woudaap    1  0  0  0    Zanglijster  0  1  2  1  0 Roerdomp  1  0  0  0  0    Sprinkhaanzanger  1  3  2  1  1 Knobbelzwaan  1  2  1  1  1    Snor  4  3  5  6  6 Nijlgans  2  1  1  2  2    Rietzanger  10  13  15  11  17 

Canada Gans  2  3  3  4  6    Bosrietzanger  0  3  1  2  1 Grauwe Gans      1  2  6    Kleine Karekiet  81  61  76  57  73 Wilde Eend  25  27  22  35  29    Braamsluiper  0  1  0  0  1 Tafeleend  2  0  1  0  0    Tuinfluiter  2  3  2  5  4 Kuifeend  0  0  2  1  0    Spotvogel    1  0  0  1 

Krakeend  1  4  3  1  3    Zwartkop  4  3  5  5  3 Bruine Kiekendief  2  2  2  2  2    Tjiftjaf  5  7  7  10  10 Fazant  4  2  3  3  4    Fitis  19  14  21  15  11 Waterral  4  3  3  5  3    Baardmannetje  2  4  5  4  4 Porseleinhoen  1  5  0  7  1    Pimpelmees  5  5  6  6  6 

Waterhoen  16  23  21  14  12    Koolmees  10  14  10  10  11 Meerkoet  15  18  15  16  14    Gaai  1  1  1  1  1 Kokmeeuw  0  1  6  10  11    Ekster  2  5  7  8  4 Zwarte Stern  18  24  29  35  28    Kauw    1  0  0  1 Holenduif  3  5  3  3  4    Zwarte Kraai  2  2  2  2  2 

Houtduif  8  8  9  5  5    Spreeuw  1  1  0  0  1 Turkse Tortel  6  4  6  3  2    Huismus  6  8  9  7  8 Koekoek  1  2  2  1  1    Vink  1  4  1  1  3 Gr. Bonte Specht  2  0  0  0  0    Groenling  0  1  3  2  1 Winterkoning  25  15  26  20  16    Putter      0  1  0 

Heggenmus  6  7  8  10  13    Kneu      0  1  0 Blauwborst  5  7  8  5  12    Rietgors  12  19  15  14  18 

 

De purperreigertellers © Johan Clements 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

8 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 9: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Broedvogels van het Alblasserbos in 2009 door Jan Schoonderwoerd  Er werden  in dit seizoen vijf soorten minder en 85 broedparen minder dan  in 2008 vastgesteld.  Iets minder  dus  dan  vorig  broedseizoen.  Van  de  49  soorten  van  2008  zijn  er  negen  gelijk  gebleven  in voorkomen, dertien zijn  in meerdere of mindere mate  toegenomen en van 28 soorten  is het aantal broedparen  afgenomen of  is de  soort  dit  jaar niet  als broedvogel aangetroffen.  In  enkele delen  is behoorlijk gedund, wat op zich noodzakelijk werk  is. Misschien  is het toch een van de oorzaken van het  matigere  jaar,  ook  al  omdat  de  werkzaamheden  (misschien  onbedoeld)  soms  tot  in  het broedseizoen doorgingen. Vogels houden nou eenmaal niet zo van motorgeronk. 

 Soortbespreking  Knobbelzwaan  (4  paar):  Blijkbaar  kwamen  dit jaar  dezelfde  paren  tot  broeden  als  vorig  jaar: het  aantal  en  de  verdeling  zijn  namelijk  exact hetzelfde. Nijlgans  (5 paar): Gelijk aantal  ten opzichte van 2008,  zij  het  in  een  iets  andere  verdeling.  Het broedsucces  was  niet  echt  hoog;  het  paar  in Oud‐Alblas  leverde  in  ieder  geval  geen  jongen op. Wilde  eend  (93  paar):  Evenals  de  twee voorgaande  soorten  hetzelfde  aantal broedparen  als  vorig  seizoen  met  ook  bijna dezelfde verdeling.  Krakeend (1 paar): Broedvogel  in de Grote Nes, vorig jaar broedde daar drie paar van deze soort. In Oud‐Alblas werd meerdere  keren  een  vrouw Krakeend  samen  met  een  vrouw  Wilde  eend gezien. Soepeend  (2  paar)  :  Het  voorkomen  van  deze bastaard  is na vier  jaar (2002 t/m 2005) met tot wel  tien  paar,  de  laatste  vier  jaar weer  gezakt naar één á twee paar.  Buizerd  (6  paar):  Drie minder  paren  dan  vorig jaar.  Oud‐Alblas  handhaafde  de  stand  op  drie, Papendrecht  ging  van  vijf  naar  drie  paar.  In Grote  nes  werden  dit  keer  niet  genoeg waarnemingen  verzameld  voor  een  geldig territorium.  Van  één  nest  (in  Oud‐Alblas)  is bekend  dat  er  slechts  één  jong  is  uitgevlogen, wat een mager resultaat is. Sperwer  (1  paar):  De  laatste  vijf  jaar  worden steeds minder Sperwers geteld. Dit  jaar was de soort  alleen  in  Oud‐Alblas  als  broedvogel aanwezig.  In  de  Grote  nes  wel  broedverdacht geval, maar ook hier niet genoeg waarnemingen voor een broedgeval.  

Boomvalk  (  2 paar): Voor het derde  jaar op  rij een gelijk aantal broedpaar op dezelfde locaties. Fazant  (  42  paar):  Deze  van  oorsprong  ver oostelijke  exoot  handhaaft  ook  dit  jaar  de  in 2008  ingezette  toename  en  blijft  vrijwel  op dezelfde stand als vorig jaar. Waterhoen (9 paar): Twee paar minder van deze landelijk toch algemene broedvogel. Uiteraard is de  soort  in  bosgebieden  een  stuk  minder algemeen. Meerkoet (32 paar): Door het geheel ontbreken van deze soort  in Grote nes en Kortland, telden we dit  jaar zeven paar minder van dit  lid van de rallenfamilie. Holenduif (9 paar): In Papendrecht een toename van vier naar zeven paar; Oud‐Alblas moest het echter  met  twee  paar  minder  doen,  maar  de totaalstand is toch één paar hoger dan vorig jaar. Houtduif  (54  paar):  Hetzelfde  aantal  als  vorig jaar  en  ook  de  verdeling  over  de  verschillende delen van het bos is nagenoeg hetzelfde. Het valt op  dat  deze  soort  jaarlijks  nogal  fluctueert,  de Holenduif kent wat minder fluctuaties.  Witte  kwikstaart  (1  paar): De  laatste  acht  jaar een  bijna  jaarlijkse  broedvogel  en  dan  altijd  in Papendrecht.  Enkel  begin  jaren  negentig  heeft hij twee jaar in de Grote nes gebroed. Bosuil (2 paar): Een bijna jaarlijkse broedvogel in de  doorgeschoten  griend  in  het  gedeelte Papendrecht. Dit jaar werd de Bosuil na een jaar afwezigheid ook in Oud‐Alblas gesignaleerd.  Groene specht (4 paar): Eén paar minder dan in 2008. De stand in Oud‐Alblas zakte van vier paar in  2007  (een  topjaar  tot  op  heden)  terug  naar één  paar.  De  stand  in  de  andere  delen  bleef gelijk. Grote bonte  specht  (26 paar):  Er werden weer twee  paar  meer  gezien  dan  vorig  seizoen.  Al sinds het begin van de tellingen in 1984 vertoont 

9 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 10: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

deze soort een opgaande lijn; voornamelijk Oud‐Alblas  schijnt  één  van de betere biotopen  voor deze  soort  te  zijn. Meer dan  zestig procent van het totaal broedt in dit deel. De beschikbaarheid van  dood  hout  speelt  hierin  waarschijnlijk  een belangrijke rol. Winterkoning  (101  paar):  Na  de  vrij  strenge winter van 2008/2009  is de  stand  toch  ruim 20 procent  gekelderd,  van  130  paar  naar  de genoemde  101.  Evengoed  is  het  nog  steeds  de talrijkste broedvogel van het bos. Heggenmus  (8 paar): Toch weer bijna hetzelfde aantal van deze stiekeme zanger, ondanks dat er in Oud‐Alblas vier minder waren dan vorig  jaar. In  Kortland  en  de  Grote  nes  zaten  er  dit  jaar echter wat meer.  Roodborst (15 paar): De 27 broedparen van het topjaar 2006 worden lang niet meer gehaald: de laatste  drie  jaar  zakt  de  stand  van  deze  soort weer in tot het niveau van eind jaren negentig.  Gekraagde  roodstaart  (1 paar): Voor het derde achtereenvolgende  jaar  broedde  deze  soort nagenoeg op dezelfde stek, in Oud‐Alblas. Merel  (62  paar):  De  stand  van  de Merel  blijft met wat schommelingen in de diverse delen van het bos op vrijwel dezelfde stand als vorig jaar. Zanglijster (23 paar): Na de dip van vorig seizoen zit deze  lijster weer op het niveau van de  jaren daarvoor. Deze  stijging  komt  bijna  geheel  voor rekening van gedeelte Papendrecht. Bosrietzanger (6 paar) : Twee paar zit de laatste vier  jaar  standaard  in  een  stuk  ruigte  nabij  de snelweg  in  Oud‐Alblas.  In  Papendrecht  dit  jaar vier paar,  in Grote nes  lieten ze dit  jaar verstek gaan. Kleine karekiet (8 paar): Een soort die de eerste 

jaren  na  aanplant  van  het  bos  vooral  in  Grote nes vrij  snel  toenam: van vijf paar  in 1990  (het eerste  jaar  van  de  inventarisatie  van  dit gedeelte), naar het hoogtepunt van 21  in 1995. In  de  daarop  volgende  jaren  daalde  de  stand (ook wel door de achteruitgang van de rietkraag, en verstoring) toch vrij snel naar de huidige vier paar.  In Oud‐Alblas werden  in 1989  twaalf paar vastgesteld, waarna hij door het verdwijnen van geschikt biotoop (er groeide nogal wat riet langs de  sloten)  in  2007  geleidelijk  als  broedvogel verdwenen  was.  In  Papendrecht  bleef  het meestentijds  bij  één  of  twee  paar.  De  laatste jaren neemt hij  in het  laatstgenoemde gedeelte enigszins  toe.  Dit  komt  door  aanleg  van  een waterpartij, omzoomd door een rietkraag.  Spotvogel  (1 paar): Alleen  in Papendrecht werd nog  een  broedpaar  geteld.  Dit  is  het  trieste restant  van  de  29  paren  in  1990.  Er was  toen uiteraard  wel  meer  biotoop  voor  deze  soort, maar het  illustreert wel de  teruggang  van deze Rode lijstsoort. Tuinfluiter  (35 paar): Vijf paar meer dan  in het vorige  jaar.  De  soort  kruipt  de  laatste  jaren langzaam omhoog; de  laatst vergelijkbare stand was  in  1997 met  38  paren.  De  hoogste  stand bereikte hij in 1991 met 47 paren. Zwartkop (66 paar): Na het succes van 2008 (81 paar,  de  hoogste  score  tot  nu  toe)  kwam  dit seizoen  de  stand  vijftien  paar  lager  uit. Papendrecht had acht paar minder, de Grote nes zes  minder  en  in  Oud‐Alblas  kwamen  er merkwaardig  genoeg  bijna  evenveel  als  vorig jaar tot broeden. Tjiftjaf  (55 paar): Ook deze  soort bleef 10 paar achter  bij  vorig  jaar.  Kortland  en  de  Grote  nes 

herbergden  de  helft  minder paren  dan  vorig  broedseizoen. De stand ging respectievelijk van vier naar twee en van twaalf naar zes paar. Fitis  (14 paar): Deze  soort boert flink achteruit: vorig  jaar werden nog  21  paar  geteld!  Sinds  de aanplant van het bos  is de stand nog  niet  zo  laag  geweest. Landelijk  doet  de  soort  het redelijk;  hij  heeft  dan  ook  wat dichtere  struwelen  nodig  dan  in het bos voor handen zijn.  Staartmees  (6  paar): Pingpongballetjes  met  staart 

10 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 11: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

worden  ze  ook  wel  genoemd.  Vijf  paren bouwden hun nest  in het gedeelte Papendrecht en één paar in Oud‐Alblas  Matkop  (7 paar): Deze  als  gevoelig op de  rode lijst  staande  soort  broedt  jaarlijks,  zij  het met bescheiden aantallen in de wat vochtigere delen van  het  bos. De meeste  broeden  doorgaans  in Papendrecht.  De  trend  is  toch  nog  steeds stijgende. 

Pimpelmees (22 paar): In de grafiek hierboven is goed  te  zien  dat  vooral  de  laatste  tien  jaar  de stand gestadig  stijgt. Deze mees heeft  voor het vierde  jaar  op  rij  ongeveer  hetzelfde  aantal broedparen. Koolmees  (50 paar): Voor de Koolmees geldt  in feite hetzelfde als voor de Pimpelmees: ook hier zien we dat de laatste jaren de stand stabiliseert op zo’n vijftig paar. Boomkruiper  (17  paar):  De  Boomkruiper  volgt zo ongeveer de  lijn  van de Pimpelmees  en ook hier zijn al drie  jaar bijna exact hetzelfde aantal broedparen. Wielewaal  (6  paar):  Deze  geel‐zwarte zanger  (een  kwetsbare  rode  lijst  soort) doet het nog beter als vorig  seizoen. Er kwam nog een stel meer tot broeden dit jaar, wat de hoogste stand tot nog toe is. In  Oud‐Alblas  zaten  twee  van  deze jodelaars.  In  Papendrecht  evenals  vorig jaar vier paartjes. Gaai  (15 paar): Ook voor deze  soort de afgelopen  vier  jaar  een  bijna  gelijk blijvende stand van tussen de vijftien en 

zeventien  broedpaar:  zo’n  zestig  procent daarvan broedt in Oud‐Alblas.  Ekster (7 paar): Opmerkelijk is dat in Oud‐Alblas de stand terugvalt van negen naar drie paar. Het was  in  2008  dan  ook  echt  een  uitschieter, want meestal  zitten  hier  tussen  de  drie  en  vijf paar.  In de overige delen bleef de stand precies gelijk aan die van vorig jaar. Zwarte  kraai  (28  paar):  Het  aantal  van  deze 

alleseter  is  alleen  in  Kortland met twee  paar  toegenomen,  in  de andere  delen  is  het  aantal broedparen gelijk gebleven Kauw  (5 paar): Ook dit  jaar alleen broedvogel  in  gedeelte Papendrecht. Spreeuw  (13  paar):  Uitsluitend broedvogel  in  gedeelte Papendrecht.  Favoriet  is  daar  de oude  doorgeschoten  griend,  met zijn vele holtes. Dit  jaar zijn er wel aanzienlijk  minder  dan  verleden jaar, toen er 22 paar zaten. Groenling  (1  paar):  Evenals  vorig 

jaar een toevallig broedpaar in Oud‐Alblas Putter  (1  paar):  Na  vier  jaar  afwezigheid weer een broedpaar  in Papendrecht, waar hij tot vier jaar  geleden  toch  met  één  of  twee  paar  een bijna  jaarlijkse broedvogel was, tot zelfs wel zes in 2003. Verder heeft hij  jaren geleden alleen  in Grote nes gebroed. Vink  (36  paar):  De  Vinkenstand  blijft  op hetzelfde niveau als vorig jaar, na een jarenlange steeds  maar  stijgende  lijn  zien  we  de  laatste jaren de lijn weer enigszins dalen.  

 

 

11 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 12: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Tabel 4: Aantal broedparen in de verschillende Alblasserbossen in 2009. OA = Oud Alblas, PA = Papendrecht, GN = Grote Nes, KL = Kortland, TOT = Totaal.  

   OA  PA  GN  KL  TOTKnobbelzwaan    3  0  1  4 Nijlgans  1  4  0  0  5 Wilde eend  23  57  6  7  93 Krakeend  0  0  1  0  1 Soepeend  2  0  0  0  2 Buizerd  3  3  0  0  6 Sperwer  1  0  0  0  1 Boomvalk  1  1  0  0  2 Fazant  11  26  2  3  42 Waterhoen  5  3  0  1  9 Meerkoet  6  26  0  0  32 Holenduif  2  7  0  0  9 Houtduif  29  17  5  3  54 Bosuil  1  1  0  0  2 Groene specht  1  2  1  0  4 Grote bonte specht  16  7  2  1  26 Winterkoning  37  48  11  5  101Heggenmus  3  2  1  2  8 Roodborst  6  9  0  0  15 Gekraagde roodstaart  1  0  0  0  1 Witte kwikstaart  0  1  0  0  1 Merel  30  24  3  5  62 Zanglijster  7  13  2  1  23 

  OA  PA  GN  KL  TOTBosrietzanger  2  4  0  0  6 Spotvogel  0  0  1  0  1 Kleine karekiet  0  4  4  0  8 Tuinfluiter  15  13  4  3  35 Zwartkop  33  22  7  4  66 Tjiftjaf  21  26  6  2  55 Fitis  3  10  1  0  14 Staartmees  1  5  0  0  6 Matkop  3  3  1  0  7 Pimpelmees  7  12  1  2  22 Koolmees  18  28  2  2  50 Boomkruiper  8  7  1  1  17 Wielewaal  2  4  0  0  6 Vlaamse gaai  9  4  1  1  15 Ekster  3  2  1  1  7 Kauw  0  5  0  0  5 Zwarte kraai  9  16  2  1  28 Spreeuw  0  13  0  0  13 Groenling  1  0  0  0  1 Putter  0  1  0  0  1 Vink  16  16  2  2  36 

Totaal  337  449  68  48  902 

Soorten  36  38  24  20  44 

 

Steltkluut op een plas‐dras © Leonard Sloots 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

12 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 13: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Hoe is het in 2009 met de weidevogels gegaan? door Jan Andeweg  Bedrijven en vrijwilligers De  40  actieve  vrijwilligers  hebben  op  90 agrarische  bedrijven  meegeholpen  met  het opsporen en zo nodig beschermen van de nesten van de weidevogels. Vier  vrijwilligers begonnen in  2009 met  nesten  zoeken  en  vijf  vrijwilligers zijn  gestopt.  Van  102  bedrijven  werden legselgegevens  ontvangen  en  verwerkt  in  de database.  Van  19  bedrijven  werden  geen nestgegevens  ontvangen  of  zijn  geen  nesten gevonden.Van  12  nieuwe  bedrijven  werden nestgegevens ontvangen. De  totale oppervlakte kwam  uit  op  3.774  ha;  waarvan  3.444  ha grasland,  311  ha maïsland  en  19  ha  graan  en overig land.  Polders en hectares afgezocht land In  38  polders  werden  weidevogelnesten gevonden  en  geregistreerd.  Uit  polder Molenaarsgraaf  werden  van  365  ha  de nestgegevens  ontvangen.  Uit  polder  Streefkerk van  356  ha.  En  polder  Noordzijde  van Noordeloos eindigde met 341 ha afgezocht  land op de derde plaats.  In Nieuw‐Lekkerland waren op 262 ha agrariërs met weidevogelbescherming actief.  Nestgegevens  werden  ontvangen  van polders;  Brandwijk  196  ha,  Peursum  141  ha, Bleskensgraaf  132  ha,  Den  Beemd  174  ha, Groottewaard  (Noordeloos)  172  ha,  Lage Giessen 124 ha, Binnentiendwegs  (Giessenburg) 121  ha.  Van  nog  27  polders  werden nestgegevens ontvangen met een oppervlakte < 100 ha.  Activiteiten vrijwilligers Veertig  vrijwilligers  hebben  actief  gezocht  naar weidevogelnesten.  26  vrijwilligers  waren  actief op 1 bedrijf, 3 op 2 bedrijven, 2 op 3 bedrijven, 1 op 4 bedrijven, 3 op 5 bedrijven, 4 op 6 bedrijven en  1  op meer  dan  6  bedrijven.  Vijf  vrijwilligers zoeken  geen  nesten  maar  zijn  actief  als alarmteller.  Eén  vrijwilliger  beheert  het materiaal: markeerstokken, nestbeschermers en sleepslanglichters.  7  vrijwilligers  registreren legselgegevens op bedrijfsniveau in de database. Eén  vrijwilliger  onder‐  houdt  de  database  op groepsniveau  en  voert  van  bedrijven  ook nestgegevens  in.  Vier  vrijwilligers  zijn  actief  als 

mentor en nemen beginners mee het veld in om kennis  over  te  dragen.  Een  viertal clusterhoofden  onderhoudt  contacten  met agrariërs in hun cluster en verzamelen na afloop van  het  seizoen  de  legselgegevens.  Er  is  een 'harde  kern'  van  zo'n  acht  ervaren  vrijwilligers die  ondersteunende  hand‐  en  spandiensten verlenen.  En waar  te  allen  tijde  een beroep op gedaan kan worden.  Resultaten 2009 Van  13  soorten  werden  in  totaal  2194  nesten gevonden. Van  1844  nesten  (84%)  is  de  afloop (uit, niet uit) geregistreerd.1405 nesten  (76.2%) zijn genoteerd als uit en 439 nesten  (23,8%) als niet  uit.  Verliesoorzaken:  predatie  195  nesten (10,6%),  beweiding  7  nesten  (0,4%), werkzaamheden  37  nesten  (2%),  verlaten  100 nesten (5,4%), overig 6 nesten (0,3%), onbekend 94 nesten (5,1%). We gaan er van uit dat een groot deel van de 94 nesten  met  verliesoorzaak  'onbekend'  ook predatie  betreft.  Opgeteld  betreft  predatie  en 'onbekend'  289  nesten  (15,7%).  De  som  van predatie  en  'onbekend'  in  2008  bedraagt  302 nesten (14,6%). De predatie van 2000 tot en met 2009  is gemiddeld 11,8%. De 10,6% predatie  in 2009 is wat lager dan het 10‐jarig gemiddelde. In de  waard  schommelt  de  predatie  van weidevogelnesten  tussen  de  10  en  20%.  In muizenarme  jaren  is  de  predatie  van weidevogelnesten  hoger  dan  in  muizenrijke jaren.   Dichtheden in 2009 voor de Alblasserwaard De  dichtheid  van  de  broedparen  per  100  ha (bouwland, grasland en overig land, totaal 3.774 ha) en gecorrigeerd voor vervolglegsels was voor de Grutto 8,8 (2008: 12,4), Kievit 24,9 (2008: 30), Scholekster 2,7  (2008: 2,4),  Tureluur 2,1  (2008: 2,2) en Slobeend 0,55 (2008: 0,87). De dichtheid was voor alle soorten lager dan in 2008 en wordt negatief beïnvloed doordat op 19 bedrijven geen nesten werden gevonden of geen nestgegevens werden  ingezameld. De  dichtheid  op  bouwland en  overig  land  (totaal  330  ha)  van  de broedparen/100  ha  was  voor  de  Grutto  2,4 (2008: 5,8), Kievit 193,3  (2008: 217) en voor de 

13 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 14: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Scholekster 13,3  (2008: 12,4). De dichtheid  van de broedparen/100 ha op 3.444 ha grasland was voor de Grutto 9,4 (2008: 12,9), Kievit 8,7 (2008: 15),  Scholekster  1,7  (2008:  1,6),  Tureluur  2,3 (2008: 2,4) en voor de Slobeend 0,48 (2008: 0,9). Duidelijk is dat bouwland en vooral maïsland een grote  aantrekkingskracht  heeft  op  kieviten  en scholeksters om er  te gaan broeden. En op het grasland  gaan  weer  veel  grotere  aantallen grutto's,  tureluurs  en  slobeenden  een  nest maken.           Scholekster © Leonard Sloots  Soorten per bedrijf Van  102  bedrijven  werden  legselgegevens ontvangen. Op  14  bedrijven werden  de  nesten van  1  soort  gevonden,  28  bedrijven  vonden nesten  van  2  soorten,  28  bedrijven  vonden nesten van 3 soorten en op 32 bedrijven werden de nesten van minimaal 4 soorten aangetroffen en  geregistreerd.  Nesten  van  meerkoeten, knobbelzwanen,  ganzen  en  wilde  eenden worden meestal niet geregistreerd. Op 89% van de  bedrijven  werden  nesten  van  Kievit gevonden. Gruttonesten waren op driekwart van de  bedrijven  aanwezig.  Op  tweederde  van  de bedrijven werd het broeden van de Scholekster vastgesteld. Het  nest  van  de  Tureluur werd  op 37%  van  de  bedrijven  gevonden. Slobeendennesten  werden  op  16%  en zomertalingnesten  op  4%  van  de  bedrijven aangetroffen. Een nest van de Graspieper werd op  3%  van  de  bedrijven  gevonden  en  het  nest van de Kuifeend, Visdief en Veldleeuwerik werd ontdekt  op  1%  van  de  bedrijven.  Broedende graspiepers  en  veldleeuweriken  zijn  op  veel meer bedrijven  aanwezig. Maar het  vinden  van de nesten van deze soorten  is meestal een stuk lastiger. De geluksfactor speelt bij het vinden van een  graspieper‐  en  veldleeuweriknest  vaak  een grote  rol.  Ook  het  traceren  van  het  nest  van 

Slobeend,  Kuifeend  en  Zomertaling wordt  vaak als tijdrovend en daardoor als lastig ervaren.  Aantalsontwikkeling  bepaald  met  BMP‐monitoring In  het  voorjaar  van  2006  en  2009  is  de weidevogelstand  bepaald  met  behulp  van  een onafhankelijke  BMP‐monitoring.  Met  deze methode  is  het  mogelijk  om  betrouwbare gegevens  te  verzamelen  over  de  aantallen broedparen. De BMP‐monitoring is gericht op de aantallen  broedparen  en  niet  op  de  aantallen nesten.  Om  vervolglegsels  zo  veel  als mogelijk uit  te  sluiten  werden  de  landelijke standaardregels  in  acht  genomen.  In  de gebieden van Benschop Rentmeesters die zowel in de Alblasserwaard als  in de Vijfheerenlanden liggen  zijn  in  2009  op  3798  hectare  2183 broedparen geteld die geldig zijn voor de PSAN. De  dichtheid  van  57,5  broedparen  per  100  ha betekent een afname van 5 à 6 procent per jaar in het PSAN‐gebied van Benschop Rentmeesters. De  dichtheden  per  soort  en  per  100  hectare (tussen  haakjes  de  dichtheid  in  2006)  zijn: Graspieper  0,9  (2,9),  Grutto  10,9  (12,4),  Kievit 35,8  (41,7),  Krakeend  0,7  (1,0),  Kuifeend  0,8 (0,7),  Scholekster  4,8  (5,3),  Slobeend  0,6  (0,8), Tureluur  2,0  (2,3),  Veldleeuwerik  0,8  (1,5)  en overig 0,2  (0,2). Opvallend  is de onverklaarbare afname  in  dichtheid  van  de  Graspieper  en  de Veldleeuwerik.  Wat  ook  opvalt,  is  dat  de dichtheid  die  is  bepaald  door  de  BMP‐monitoring hoger  is dan dan de dichtheid die  is berekend met  het  aantal  gevonden  nesten. De oorzaak van dit verschil zou kunnen zijn dat niet alle  nesten  gevonden worden.  Of  dat  niet  alle aanwezig  vogels  overgaan  tot  het  leggen  van eieren. Gegevens van de BMP‐monitoring  in het PSAN‐gebied  van  Den  Hâneker  waren  op  het moment  van  schrijven  van  dit  verslag,  helaas, nog niet beschikbaar.   Is er toekomst voor de weidevogels? In  de  gebiedsvisie  Alblasserwaard‐Vijfheerenlanden  “Samen  werken  aan  een duurzame  toekomst” die eind 2009 van de pers is  gerold  staan  in  hoofdstuk  drie  een  aantal projecten  beschreven.  Het  eerst  beschreven project  heeft  als  titel:  “Verbetering  van  het landschap,  versterking  van  de  natuur.”  “Actie: een  initiatiefgroep wil binnen anderhalf  jaar  tot een  breed  gedragen  uitvoeringsplan  met  een 

14 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 15: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

langjarige  financieringsregeling  komen.  Het initiatief mikt op de volgende doelen binnen 10 jaar:  ‐ gerealiseerde  ecologische  verbindingen 

(bijvoorbeeld Kinderdijk‐Zouweboezem); ‐ stabiele weidevogelpopulatie; ‐ minder  opgaand  bos  en  beplanting;  meer 

hakhout (met onderhoudssubsidie); ‐ 50%  van  de  slootkanten  ondergebracht  in 

agrarisch natuurbeheer; ‐ monitoren  en  evalueren  van  natuur  en 

landschap; 

‐ verbeterde ecologische waterkwaliteit. Voor  samenwerking uit  te nodigen partijen  zijn in  ieder geval: de overheden, agrariërs, overige grondgebruikers; natuurbeherende organisaties, natuur‐  en  vogelwachten,  Den  Hâneker, vrijwilligers. Als eerste  stap wil de projectgroep tot een uitvoeringsplan komen.” Er  is  een  visie  en  een  project  dat  oproept  tot actie. En er zijn nog weidevogels die terugkeren uit de overwinteringsgebieden om hier  te  gaan broeden,  maar  de  tijd  dringt.

   

 

 

 

 

 

Worden dit onze nieuwe weidevogels? © Anthonie Stip 

 

Spotvogel Hippolais icterina, soort van het jaar 2009 door Arie‐Willem van de Wal en Pieter Bieren  Hoewel Spotvogels in de Alblasserwaard niet zeldzaam zijn, is de soort allesbehalve talrijk. Reden genoeg om deze spottende zanger te verkiezen tot ‘soort van het jaar 2009’. Een overzicht van de vele waarnemingen maakt langzaam duidelijk, waar de Spotvogels zich ophouden en waar je ze komend seizoen moet gaan opzoeken om de meesterlijke imitaties van deze Afrika‐ganger te gaan beluisteren. Uiteraard komt dit verslag tot stand dankzij de vele waarnemers die de nodige moeite en fietstochten daarvoor ondernomen hebben. Daarvoor dank!  Beschrijving De  Spotvogel  behoort  tot  de  insectenetende zangers  en  is  een  groengele  vogel  met  een formaat van een karekiet. De bovenzijde van de Spotvogel  is grijsgroen  van  kleur, de onderzijde is lichtgeel en ook heeft de Spotvogel een dunne lichte streep boven het oog (wenkbrauwstreep). Verder  vormen  randen op  vleugeldekveren een lichte baan. Aan de poten  is niet veel te zien, ze zijn  wat  grijzig  van  kleur.    De  Spotvogel  kan verward  worden  met  Kleine  Karekiet  of  Fitis, 

maar hij is feller gekleurd dan de Kleine Karekiet en is ietwat groter en kleurrijker dan de Fitis.   Zang Spotvogel, de naam zegt het al  ‘spot’vogel; spot met de  zang  van  andere  vogels. Hij  imiteert  ze meesterlijk.  Hij  kan  tientallen  vogelsoorten imiteren zoals: Kleine Karekiet, Rietzanger Putter en Merel. Toch heeft de zang een eigen typische klank.De  Spotvogel  zingt  bijna  altijd  vanuit  de struiken  en  laat  zich  niet  makkelijk  zien.  Ook 

15 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 16: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

zingt  de  vogel  luide  tonen  die  worden afgewisseld door laag en hoog.Dhr. Jac P. Thijsse schreef  eens:  'de  Spotvogel  galmt  den  heelen dag  een  opgewonden  lied  met  snelle  loopjes, telkens  herhaald  in  hooge  scherpe,  haast snerpende tonen, die door geen enkelen anderen vogel zoo worden voortgebracht'.  De  Spotvogel  komt  voor  in  tuinen maar  ook  in halfopen  gebieden met  loofhout  en  in  niet  te dichte bossen. Hij heeft voorkeur voor vochtige gebieden  maar  de  Spotvogel  is  niet  heel 

kieskeurig.  Vaak  leven  en  broeden  ze  ook  op boerenerven en boomgaarden met houtsingels. Ook  worden  Spotvogels  aangetroffen  in woonwijken bij huizen en industrieterreinen mits er voldoende beplanting aan loofhout is met een rijke  ondergroei.  Dat  de  lage  delen  van Nederland,  het  zogenoemde  ‘groene  hart’  een belangrijk  deel  van  het  verspreidingsgebied vormen,  is  goed  te  zien  in  de  blokjes  op  de onderstaande  kaart  van  2009  (bron: waarneming.nl)

  De Spotvogel  is verder een echte zomergast die arriveert  in  mei  en  via  een  zuid‐oostelijke trekbaan  over Midden‐Europa  binnenkomt.  Hij vertrekt  uiterlijk  september  weer  naar  Afrika. Een  Spotvogel  in  de  winter  is  onmogelijk!  De uiterste waarnemingsdata  in  de Alblasserwaard zijn als vroegste 24 april 2005 en als  laatste 18 september 1993.   

 Waarnemingen 2009 Dankzij  het  feit  dat  veel  waarnemers  alert geweest  zijn op  Spotvogels werden  er  in  totaal maarliefst 220 waarnemingen doorgegeven. Het overgrote  deel  daarvan  kwam  binnen  via  de website  alblas.waarneming.nl.  Het  mooie daarvan is dat de exacte locaties te zien zijn zoals in  onderstaande  kaart  van  de  gehele Alblasserwaard.  Alle  waarnemingen  zijn weergegeven in lichtgekleurde balletjes. 

16 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 17: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Zoals in een normaal seizoen werden met mei op de  kalender  meteen  de  eerste  exemplaren waargenomen.  Het  grootste  deel  van  de waarnemingen  komt  verder  ook  uit  de maand mei met op 23 mei zelfs 29 waarnemingen op 12 verschillende  locaties!! Heel kort door de bocht kunnen we dus al stellen dat de Alblasserwaard in  ieder  geval  12  territoria  van  Spotvogel heeft gehad in 2009. Ook in juni ligt het aantal waarnemingen nog op een hoog peil met 82 doorgegeven  Spotvogels. Op 1 juni wordt in de Zouweboezem een paartje gezien dat bezig  is met nestbouw. Verder wordt vanaf  juni  op  veel  locaties  gemeld  dat  de zingende  vogels  al  langer  aanwezig  zijn  op dezelfde plek. Met het verder vorderen van het broedseizoen  worden  in  juli  en  augustus  nog zo'n 30 Spotvogels waargenomen en het aantal meldingen neemt geleidelijk af om te eindigen in een  laatste  waarneming  op  29  augustus. 

Hiermee vallen alle waarnemingen tussen 1 mei –  31  augustus  en  daarmee  wordt  meteen benadrukt  dat  de  Spotvogel  een  absolute zomervogel  is die slechts gedurende ongeveer 4 maanden aangetroffen kan worden.  Zangpieken Op het moment dat de Spotvogels aankomen op hun broedplaatsen na de nachtelijke trek, zullen ze  de  eerstvolgende  dagen  fanatiek  zingen. Op dat  moment  zijn  de  vogels  gemakkelijk  op  te merken. Als ze  in de  loop van het seizoen stiller worden en meer bezig zijn met voeren en jongen grootbrengen,  wordt  het  moeilijker  om Spotvogels  te  vinden.  De  waarnemingen  die doorgegeven  zijn,  bestaan  vrijwel  allemaal  uit zingende  exemplaren.  Als  al  die  zingende Spotvogels per weeknummer uitgezet worden in een  grafiek,  krijg  je  een  verloop  zoals onderstaande figuur. 

17 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 18: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Verloop zangwaarnemingen Spotvogel Hippolais icterina

1 mei (week19) t/m 29 augustus (week36)

0

10

20

30

40

50

60

Week 1

9

Week 2

0

Week 2

1

Week 2

2

Week 2

3

Week 2

4

Week 2

5

Week 2

6

Week 2

7

Week 2

8

Week 2

9

Week 3

0

Week 3

1

Week 3

2

Week 3

3

Week 3

4

Week 3

5

Week 3

6

Met  enige  fantasie  zijn  twee  pieken  te onderscheiden  in  week  21  en  23.  De  piek  in week  21  is  veruit  de  grootste  en  daaronder vallen  ook  twee  dagen  met  bijzonder  veel waarnemingen,  te weten donderdag 21 mei  en zaterdag 23 mei. Op deze twee dagen  is er flink ‘gezocht’  naar  Spotvogels  in  de  Alblasserwaard en dat wordt zo goed duidelijk. Deze zangpiek is niet  anders dan het  gestaag  toenemen  van het aantal  waarnemingen  door  de  aankomst  van steeds  meer  Spotvogels  op  nieuwe  locaties. Daarna  valt de  piek  in  de  laatste meiweek wat terug, dit heeft mogelijk te maken met factoren in het weer of de activiteiten van waarnemers. In de  eerste  week  van  juni  ligt  het  aantal waarnemingen weer  iets hoger.  Een  groot deel hiervan  zijn  vogels  van  eerder  bezette  locaties waar als Spotvogels  in mei zijn opgemerkt. Deze locaties worden dus gecontroleerd op blijvende aanwezigheid. Toch worden op deze manier ook nog  enkele nieuw bezette  territoria ontdekt  en doorgegeven.  Vooral  in  het  midden  van  de Alblasserwaard  rond  Brandwijk  duiken  nieuwe territoria  op.Vanaf  half  juni  ligt  het  aantal waarnemingen  vrij  constant  op  gemiddeld  zo’n 15 per week. Het aandeel zingende exemplaren 

neemt  af,  er  worden meer  vogels  op  roep gedetermineerd  die fourageren of onder de noemer  ‘ter  plaatse’. Na  half  juli  vallen grotere  gaten  in  de grafiek en gaat het om enkelingen, die zich als laatste  voorbereiden op de terugtrek.  Verspreiding Binnen  de 

Alblasserwaard vormen  tuinen  en erfbeplanting  van boerderijen  het belangrijkste  biotoop waarin  de  Spotvogel aangetroffen wordt.  In al  te  open  polders ontbreken  Spotvogels, hoewel  in  sommige gevallen  één  boerderij 

met  flinke  erfbeplanting  genoeg  kan  zijn.  Daar waar  meer  boerderijen  of  enkele  huizen  met tuinen  bijeen  staan, wordt  de  kans  al  een  stuk groter.  Weelderig  groeiend  loofhout  in  zowel boom‐  als  struiklaag  is  een  vereiste  voor  deze soort, om mogelijkheid  te bieden  voldoende  te kunnen  foerageren.  Een  gesloten  bos,  zoals bijvoorbeeld  de  verschillende  locaties  van  het Alblasserbos, zijn te dicht begroeid en hebben te weinig  ondergroei.  Daarentegen  vormen  de aaneengesloten  tuinen  bij  lintbebouwing  een prima  biotoop  met  voldoende  variatie  en openheid.  Zo  kan  het  gebeuren  dat  je  letterlijk een  Spotvogel  in  je  achtertuin  hebt  broeden. Ook  verspreide  bosschages  langs  het Achterwaterschap, waaronder de grotere rustige eendenkooien  zijn  goed  bezet.  Plantsoenen rondom  sportvelden, volkstuinen of  randen van dorpen  zijn  eveneens  bekend  geworden broedplekken.Omdat  het  grootste  deel  van  de waarnemingen  in  het  westelijk  deel  van  de Alblasserwaard  gedaan  is,  hieronder  een  focus op  dit  deel waarin  bovengenoemde  elementen duidelijk uitspringen. 

18 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 19: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Vermoedelijk  hebben  Spotvogels  binnen  hun territorium  een  behoorlijke  spreiding  in  hun bewegingsruimte en zangposten want binnen de clusters die je op de kaart kunt onderscheiden zit soms  tussen  onderlinge  stippen  best  een behoorlijke  afstand.  Naarmate  de  dichtheid toeneemt,  zal  ook  de  geschiktheid  van  het biotoop  toenemen  en  dus  kunnen  Spotvogels dan dichter op elkaar zitten zonder elkaar  in de weg  te  zitten.  Bijvoorbeeld  in  het  Kooiwijk  te Oud‐Alblas  zie  je  dan  een  bijna  onafgebroken reeks  aan  stippen  ontstaan,  hoewel  het misschien maar  om  2  territoria  gaat.  De  grote leegte  in  het  oostelijk  deel  van  de Alblasserwaard  komt  niet  door  een  gebrek  aan zingende  Spotvogels,  maar  veelmeer  door  het feit  dat  er  geen  vogelaars  wonen.  Er  is  geen speciale  ronde  gemaakt om dit deel  grondig  te doorzoeken op  Spotvogels. Wellicht  is dat  voor een  volgende  soort  van  het  jaar wel  leuk  voor het totaaloverzicht.  Opmerkingen Het  jaar  2009  was  geen  opvallend  jaar  qua Spotvogels.  Zowel  de  aankomstdata  als  de aantallen zijn overeenkomstig andere jaren, zo is de indruk. Qua aantal lijkt de soort wel licht af te 

nemen, op langere termijn gezien. In de checklist broedvogels  van  de  Alblasserwaard  t/m  1999 wordt  de  Spotvogel  onder  broedvogel  in  vrij groot aantal geschaard. Dit betekent een aantal broedpaar  tussen 50 en 200. Hoewel dat aantal van 50 natuurlijk nog wel gehaald wordt, gaat de soort  toch meer  naar  de  ondergrens  van  deze categorie  als broedvogel. Bij de  inschatting  van het aantal broedparen,  is het oostelijk deel van de  Alblasserwaard wel  een moeilijk  onderdeel. Spotvogels zijn daar wellicht nog talrijker dan  in het  westelijk  deel,  maar  nauwelijks doorgegeven.  Duidelijke  redenen  voor  afname zijn  er  niet,  zelfs  de  Atlas  van  de  Nederlandse broedvogels  1998‐2000  noemt  die  niet.  Binnen de  Alblasserwaard  speelt  biotoopverandering wel  een  rol.  Het  aandeel  houtige  beplanting nabij  de  lintbebouwing  en  rondom  boerderijen neemt  op  veel  plaatsen  zienderogen  af.  Daar waar  dit  niet  voorgevallen  is,  lijken  ook Spotvogels nog relatief in grotere aantallen voor te  komen.  Gezien  de  ontwikkelingen  in  en rondom de Alblasserwaard, is het interessant om te  weten  hoe  de  verspreidingskaart  van  2019 eruit  zal  zien.  Misschien  moeten  we  de Spotvogel tegen die tijd nog eens ‘soort van het jaar’ kiezen. 

19 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 20: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Rietganzen in de Alblasserwaard 

Beschrijving van enkele westelijke Taigarietganzen anser fabalis fabalis in onze regio door Albert de Jong 

Inleiding Wie het prachtige vogelboek van de ornitholoog H. Schlegel uit 1868 naslaat, treft daarin een plaat aan waarop een  rietganzenkop  is afgebeeld.1 Het betreft een bruine  kop met daaraan een  lange, voornamelijk gele snavel met een platte ondersnavel en een uitstekende nagel aan het uiteinde. Tot voor kort hebben veel ganzenwaarnemers, met zo’n geelbekkige afbeelding  in hun achterhoofd, de Taigarietgans  Anser  fabalis  onderscheiden  van  de  Toendrarietgans  Anser  serrirostris.  Recent onderzoek wijst echter niet alleen uit dat de morfologische variatie  in Toendra‐ en Taigarietganzen enorm is.2 Ook lijkt het er op dat deze twee soorten ten onrechte de soortstatus hebben gekregen. Aan het begin van dit artikel wil ik maar kort op de genoemde problematiek ingaan, hoewel die op de achtergrond een belangrijke  rol speelt. De hoofdmoot van de  tekst bestaat uit de beschrijving van drie zekere gevallen van de westelijke Taigarietgans Anser fabalis fabalis die de Alblasserwaard heeft. Als regionale ganzenkijkers  lopen we elke winter kans om één of meerdere van deze vogels aan te treffen en dan is het zaak om deze goed te documenteren. Verder wordt in dit artikel kort aandacht besteed aan het voorkomen van de Toendra‐ en Taigarietgans in de Alblasserwaard.  Over Toendra‐ en Taigarietganzen Zoals  al  gezegd,  bestaat  er  in  het rietganzencomplex  uit  een  enorme geografische  variatie.  Dat wil  zeggen  dat  de lichaamsgrootte  en  andere  morfologische eigenschappen  van  rietganzen,  zoals snavellengte,  afhangen  van  de  plek waar  ze vandaan  komen.3    Op  dit  moment  is  het rietganzencomplex  verdeeld  in  drie  soorten: de  Kleine  rietgans  Anser  brachyrhynchus  die op  basis  van  mtDNA  en  morfologische kenmerken  zich  heel  duidelijk  onderscheidt van de andere twee soorten: de Taigarietgans Anser  fabalis  en  Toendrarietgans  Anser serrirostris.4 De Kleine rietgans  laat  ik  in dit artikel daarom verder buiten beschouwing. De  Toendrarietgans  broedt  in  de  noordelijke  toendrazone  van  Siberië.  Van  deze  soort  worden tegenwoordig  twee  ondersoorten  onderscheiden:  de  westelijke  Anser  serrirostris  rossicus  en  de oostelijke Anser serrirostris serrirostris. De eerstgenoemde overwintert vooral in West‐Europa en de laatste jaren in steeds groter wordende aantallen in Nederland.5 In Oost‐Azië overwintert serrirostris, die  broedt  in  het  uiterste  oosten  van  Siberië.  Taigarietganzen  komen  voor  in  de  zuidelijkere taigazone van Siberië. Deze  soort wordt doorgaans onderverdeeld  in drie ondersoorten. De meest westelijke  is Anser  fabalis  fabalis,  die  broedt  in Noord‐  Scandinavië  tot  aan  het Oeralgebergte  in 

24‐1‐09 Paartje Toendrarietganzen, polder  Sliedrecht  Foto: AJ

                                                            1 Zie het prachtige boek van Schlegel 1868.  Deels in te zien via www.pbase.com/eriksanders/the_schlegel. 2 Ruokonen e.a. 2008, p. 554. 3 Sangster & Oreel 1996, p. 311.  4 Voor een samenvatting van de taxanomische historie tot 1996, zie Sangster & Oreel 1996. Dit artikel is de onderbouwing geweest voor de split van het CSNA tot twee soorten grote rietganzen.  5 Voor de herkomst van toendrarietgans in Nederland, zie o.a.  Burgers e.a. 1991. Voor aantalgegevens in Nederland, zie Van den Bergh 1999 en http://www.sovon.nl/soorten.asp?euring=1574&lang=nl 

20 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 21: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

West‐Siberie.  Oostelijker  daarvan  komen  achtereenvolgens  de  ondersoorten  johanseni  en middendorffi voor.6 Wel moet opgemerkt worden dat de status van johanseni onzeker is.7 Van deze (onder)soorten zijn alleen de westelijke Toendrarietgans  rossicus en westelijke Taigarietgans Anser fabalis fabalis met zekerheid vastgesteld  in Nederland.8  In het vervolg van dit artikel bedoel  ik met Taigarietgans dus de westelijke ondersoort  fabalis, met  Toendrarietgans de westelijke ondersoort rossicus.   Herkenning van de Taigarietgans Zowel Toendra‐  als Taigarietganzen  vallen  in  groepen Kolganzen Anser albifrons albifrons op door hun grootte en lichte dekveerranden. In vlucht zijn ze te onderscheiden van andere ganzen door hun zware,  donkere  koppen.  Het  zijn  zwijgzame  ganzen,  die  een  variabele  roep  hebben.  Van Taigarietgans  is  bekend  dat  ze  een  diepe,  tweelettergrepige  roep  heeft:  ‘gang‐gang’, Toendrarietganzen roepen een drielettergrepig snaterend ‘ajajak’.9 De trompetachtige roep van een zekere Taigarietgans heb ik eenmaal gehoord in de winter van ‘08/’09 nabij Empel (NB). Het ging om een solitaire vogel tussen de kolganzen. Het is echter de vraag of het geluid gemakkelijk opgemerkt kan  worden  tussen  de  Toendrarietganzen.  Hierna  zijn  de  belangrijkste  veldkenmerken  gegeven. Hierbij is gebruik gemaakt van de determinatieliteratuur die op dit moment beschikbaar is.  • Het belangrijkste voor de determinatie is het letten op de grootte van de gans. Taigarietganzen 

benaderen de grootte van Grauwe gans Anser anser. Alleen sommige grote mannetjes (genten) van  de  toendrarietgans  benaderen  de  grootte  van  Taigarietgans. De  Taigarietgans  heeft  een dunne, lange hals en een langgerekt lichaam, waardoor een zwaanachtig profiel ontstaat. Verder hebben  Toendrarietganzen  een  sterker  contrast  tussen  de  donkere  kop  en  lichtere  hals  dan taigarietganzen.  

• De  Toendrarietgans  heeft  doorgaans  een  vooral  zwarte  snavel met  een  kleine  oranje  bandje achter  de  nagel.  De  Taigarietgans  heeft    doorgaans meer  geel  dan  zwart  op  de  gemiddeld langere  snavel.  Echter,  deze  kleurverdeling  geldt  niet  als  heel  betrouwbaar  kenmerk.  Zowel Toendra‐  als  Taigarietganzen  variëren  daarvoor  teveel  in  snavelkleur.10  Het  kenmerk  van  de snavelkleur moet dus met voorzichtigheid en in combinatie met de andere kenmerken gebruikt worden.  Het witte  kolletje  dat  vaak  als  kenmerk  van  taigarietgans  is  aangevoerd,  komt  ook regelmatig voor bij toendrarietganzen en geldt dus niet als kenmerk.11 

• Naast de snavelkleur is de vorm van de snavel een aandachtspunt. Alleen op korte afstand is te zien dat de ondersnavel van Taigarietgans niet zo sterk gebogen  is en soms ogenschijnlijk in de bovensnavel  verdwijnt.  Taigarietgans  heeft  doorgaans  een  langwerpig  ovalen  ‘grimas’  of grijnsplek,  terwijl  de  ondersnavel  van  de  Toendrarietgans  doorgaans  sterker  gebogen  is waardoor een opvallendere  grimas ontstaat.12 Ter  verduidelijking  is  figuur 1  gegeven, waarin twee typische rietganskoppen zijn weergegeven.   

                                                            6 Voor een korte inleiding op het voorkomen van rietganzen in Europa, zie Barthel, P.H. 1989, p. 16‐17.  7 Zie Roselaar 1977 en Burgers e.a. 1991. Recent heeft het CSNA de ondersoort middendorffi de soortstatus gegeven  op  basis  van  het  onderzoek  van  Ruokonen  2008.  Echter  is  de  bewijslast  voor  deze  split  in  dit onderzoek niet voldoende. 8 L.M.J. van den Berg noemt in een aantal artikelen in Mourik 2004‐3, 2004‐1 2003‐3 wel aantallen van serrirostris, johanseni en middendorffi. De artikelen zijn te vinden via http://www.vogelwerkgroepnijmegen.nl/de mourik.html  9 Zie Kist 1956. p. 199 en Heinicke 2004, p. 537. Via de website xenocanto is de roep van een solitaire taigarietgans te horen. Zie: http://www.xeno‐canto.org/europe/recording.php?XC=25713. 10 Burgers 1991, p. 310 11 Kist 1956, p. 191 noemt het witte kolletje als kenmerk. Recentere artikelen die ingaan op de determinatie, noemen het kenmerk niet meer, o.a. Oates 1997 en Heinicke 2004. 12 Heinicke 2004, p. 15. 

21 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 22: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Zelfs als we deze kenmerken combineren, is in veel gevallen nog steeds niet de precieze (onder)soort vast te stellen. Via waarneming.nl en op dutchbirding.nl is al enige tijd een stevige discussie gaande over de herkenning van grote Rietganzen.13 Veelal gebeurt dit aan de hand van digitaal fotomateriaal dat gemaakt  is met digiscoping. Eén van de voorlopige conclusies uit deze discussie  is dat alleen de extremen  van  Toendra‐  en  Taigarietgans met  zekerheid  op  naam  gebracht  kunnen worden.  Het ontbreekt namelijk nog steeds aan een hard ‐diagnostisch‐ kenmerk dat  in het veld bruikbaar  is. De determinatie moet gebeuren aan de hand van de genoemde, relatieve kenmerken die sterk afhangen van de inschatting van de waarnemer. Het is daarom van belang wat langer naar groepen Rietganzen te kijken. Daarbij moet ook worden gelet op de  leeftijd van de ganzen  (1e winter of volwassen) en gekeken worden of er  sprake  is  van  familieverbanden. Onderzoek  in Duitsland  liet  zien dat  kleine familiegroepjes Taigarietganzen zich vaak aan de rand van de groep Toendrarietganzen bewegen.14 Hetzelfde geldt voor de gevallen die hierna besproken worden. Ook in de Alblasserwaard ging het om vogels die aan de rand van de groep ganzen foerageerden.  Taigarietganzen in de Alblasserwaard Ook voor de split van het CSNA in 1996 is er door waarnemers onderscheid gemaakt tussen de twee typen rietganzen.15 In archief van de vogelwerkgroep van de Alblasserwaard zijn van de periode 1987 ‐ 2009 34 meldingen van één of meerdere Taigarietganzen te vinden. In totaal gaat het om 69 vogels. Enkele  waarnemingen  daarvan  zijn  door  meerdere  waarnemers  gedaan.  Opvallend  is  wel  de waarneming van 25 exemplaren  in polder Molenaarsgraaf op 19  januari 1987 door Arie Ouwerkerk en Piet van Meerkerk  (AO, PM). De meldingen van daarna betreffen  tot maximaal drie vogels per waarneming.  Vanaf  2001  zijn  er  in  elke  winter,  op  die  van  ‘07/’08  na, meldingen  geweest  van taigarietgans  in de Alblasserwaard.  Maar waarschijnlijk zegt dit meer over de waarnemerintensiteit dan  over  de werkelijke  aantallen. Daarbij  komt  de  voortschrijdende  kennis  op  het  gebied  van  de determinatie van de soort.   Ik beschrijf hierna drie gevallen van  taigarietganzen die  in de afgelopen paar  jaar gezien zijn  in de Alblasserwaard. Het gaat om twee waarnemingen die zijn gedocumenteerd aan de hand van foto’s en een goede beschrijving en om één waarneming waarbij alleen de foto eveneens geen twijfel over 

                                                            13 De discussie op waarneming.nl is te vinden via http://forum.waarneming.nl/smf/index.php/topic,99209.0.html. Op dutchbirding.nl in de fotogalerij ‘determinatie’, o.a. via: http://www.dutchbirding.nl/gallery.php?p=pic&gal=8 14 Heinicke 2004, p. 16. 15 Informatie over deze split, zie Sangster & Oreel 1996.  

22 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 23: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

laat. De aanwezigheid van goede foto’s was doorslaggevend bij de keuze van de waarnemingen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat andere Alblasserwaardse meldingen geen Taigarietganzen betroffen.   7‐8 november 2005 – polder Zevenhoven, Bleskensgraaf Deze karakteristieke Taigarietgans werd op korte afstand waargenomen door Leonard Sloots (LS) en Gerben en Eldert  van Wijk  (GW, EW). Op 8 november werd de  vogel opnieuw  in dezelfde polder waargenomen. LS heeft de vogel gefotografeerd met behulp van digiscoping. De vogel foerageerde in grasland.  De  vroege  waarnemingsdatum  pleit  voor  een  taigarietgans  van  westelijke  afkomst. Zweedse  overwinteraars  arriveren  al  in  oktober  op  hun  overwinteringplaats.  Toendrarietganzen verblijven dan vooral nog in de voormalige Sovjet‐Unie.16   GROOTTE & BOUW   Dit betreft een grote  rietgans met een duidelijk  langgerekt  lichaam en  lange hals. Deze structuur is typisch voor taigarietgans. KOP  &  HALS  Die  indruk  wordt  versterkt  door  de  uitstekende  borst,  die  overgaat  in  een  lange, gebogen hals. Boven de snavelbasis is een minimaal, wit vlekje te zien. De bruine kop contrasteert niet met de hals. De hals wordt  lichter aan de basis, overgaand  in een lichtergrijze buik.  BOVENDELEN & VLEUGELS Het betreft een volwassen vogel, wat te zien is aan de wittige randen van de  vierkante  dekveren.  Bij  een  eerstejaars  vogel  zouden  die  dekveren  ronder  zijn  en  donkerdere randen hebben. De handpennen  steken even ver uit als de  staart. Alle overige vleugelveren bruin met duidelijk witte rand. ONDERDELEN    Lichtgrijze borst met donkerdere, bruine  flanken. Witte  flankstreep, anaalstreek en onderstaart.  

       NAAKTE DELEN  De snavel is vanaf de basis tot voor de nagel bijna volledig oranje, op een klein stukje aan de basis van de bovensnavel na. De bovensnavel (culmen)  loopt vanaf de kop  in een rechte  lijn naar de zwarte nagel. De grotendeels oranje ondersnavel loopt van de basis in een rechte lijn naar de 

Foto: LS 

                                                            16 Hearn 2004, p. 6 

23 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 24: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

snavelpunt en is dus niet sterk gebogen. De grijnsplek is dus nauwelijks aanwezig. De snavellengte is relatief lang. De poten zijn niet zichtbaar.   17 oktober 2006 – polder Langenbroek, Brandwijk De volgende Taigarietgans kan eveneens de boeken  in als zeker. De bekende rietganzenkijker Theo Bakker  bevestigde  de  determinatie.  Deze  gans  werd  in  combinatie  met  een  ook  aanwezige Roodhalsgans Branta  ruficollis  ’s middags doorgegeven via het belsysteem van de vogelwerkgroep. De vogel foerageerde aan de rand van een groep kolganzen  in het grasland vlak  langs de Geerweg, direct naast plas‐dras Langenbroek. Door in ieder geval Leonard Sloots, Jan Schoonderwoerd, Ruben Vlot,  Jorrit Vlot en Albert de  Jong werd deze gans waargenomen  (LS,  JS, RV,  JV en AJ). Tijdens de waarneming  is de  vogel door AJ uitgebreid beschreven. Deze erg  vroege najaarswaarneming pleit eveneens voor westelijke afkomst.                                                                                          

                

 

Foto: AJFoto: LS 

GROOTTE & BOUW   Deze gans had de grootte van  zeker anderhalf keer een kolgans. Het betreft daarom waarschijnlijk een gent. Het  langgerekte  lichaam  in combinatie met de vaak gestrekte hals geeft de vogel een zwaanachtig voorkomen.  KOP & HALS  De lange, slanke hals steekt ver uit de borst. De kop is volledig donker chocoladebruin, geleidelijk overgaand in de grijsbruine keel‐ en borstpartij.  BOVENDELEN & VLEUGELS   Deze vogel  lijkt nog  in actieve vleugeldekveerrui  te zijn; de  lengte van deze  veren  verschilt  zichtbaar,  wat  betekent  dat  nog  niet  alle  veren  volgroeid  zijn.  Alle dekverenveren  zijn adulttype, dat wil  zeggen:  rechthoekig met  lichte  randen. De handpennen  van deze vogel steken voorbij de staart.  ONDERDELEN  De grijsbruine buik is ongetekend. Deze gans heeft duidelijke, donkere flankbandering en een witte flankstreep.  NAAKTE DELEN  De poten zijn helder oranje. Opvallend is de typische, lange snavel. De bovensnavel loopt  in  een  rechte  lijn  van  de  basis  naar  de  snavelpunt.  De  ondersnavel  is  plat  en  lijkt  in  de bovensnavel te verdwijnen, waardoor er geen grijnsplek zichtbaar is. Hierdoor ontstaat een hoekige snavelvorm. Het oranje op de bovensnavel is te vinden tussen de nagel en het neusgat en loopt daar onderdoor naar de snavelbasis.   30 januari  2009  ‐ polder Het Middenblok, Hardinxveld‐Giessendam Deze vogel dook op  in een gemixte groep met daarin Toendrarietganzen, Kolganzen, Brandganzen Branta  berniclans  en  een  paartje  Roodhalsganzen.  De  vogel  werd  tot  zeker  1  februari  door verschillende waarnemers in deze omgeving gezien. Er zouden zelfs drie Taigarietganzen in de groep aanwezig zijn geweest (waarneming.nl). Het betrof een solitaire vogel, die zich afzijdig hield van de andere ganzen en aan de rand van de groep foerageerde.  

24 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 25: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

                   

Foto: AJ 

GROOTTE  &  BOUW  De  gans  was  ongeveer  van  gelijke  grootte  als  de  ook  aanwezige toendrarietganzen en betreft waarschijnlijk een vrouw. In directe vergelijking was de vogel eleganter gebouwd.  KOP & HALS Tussen de kop en hals is nauwelijks contrast op te merken. De vogel heeft een slankere, maar  geen  langere  hals  dan  toendrarietgans.  Net  boven  de  snavelbasis  is  een  klein,    wit  vlekje aanwezig. BOVENDELEN   & VLEUGELS   Hoewel de  leeftijdsbepaling van rietganzen na de jaarwisseling  lastiger wordt,  betreft  dit  waarschijnlijk  een  adulte  vogel;  alle  vleugeldekveren  zijn  adulttype.  De handpennen van de vogel steken voorbij de staart. ONDERDELEN   De buik  is  lichtgrijs, de  flankbandering donkergrijs. Tussen de vleugel en de  flank  is een helder witte flankstreep zichtbaar.  NAAKTE DELEN   De pootkleur van deze vogel is helder oranje. Het grootste gedeelte van de snavel was  oranje.  Deze  kleur  loopt  vanaf  de  snavelbasis  tot  aan  de  nagel  op  zowel  de  onder‐  als bovensnavel. De bovenrandvan de  snavel  is  tot  aan de nagel  zwart. De ondersnavel  is nauwelijks gebogen, waardoor er nauwelijks een grijnsplek te zien is.  Toendrarietganzen in de Alblasserwaard De Alblasserwaard  is  in de winter een belangrijk  foerageergebied voor  tienduizenden ganzen. Het betreffen  vooral  Kolganzen  en  Brandganzen.  Ze  komen  af  op  de  eiwitrijke  graslanden.  Meestal bevinden  zich maar  enkele  toendrarietganzen  in  deze  groepen.  Dit  is  niet  zo  verwonderlijk;  de Toendrarietgans  is een  typische akkergans, die voornamelijk  foerageert op akkers waar aardappels en suikerbieten op geteeld zijn.17  Deze akkerbouw is niet te vinden in de Alblasserwaard. Gegevens uit het waarnemingenarchief  laten  zien dat de  afgelopen dertig  jaar  gemiddeld 13  rietganzen per waarneming gezien werden.18 Voor 1990 werd een enkele keer een waarneming gedaan van meer dan  honderd  vogels.  Daarna  bleven  de  aantallen  onder  de  veertig  schommelen  en  beperkte  het jaargemiddelde  zich  tussen  1990  en  1999  tot  27  vogels.19  Na  de  eeuwwisseling  ging  het 

                                                            17 Burgers e.a. 1991, p. 307. 18 [Σ= n=  218,⎯X = 12,9] in de periode 19‐2‐1977 tot en met 27‐12‐2008 (Bron: archief vogelwerkgroep NVWA). 19 [ Σ= 243, n=  38,⎯X = 27] in de periode 1990 tot en met 1999 (Bron: archief vogelwerkgroep NVWA).  

25 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 26: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Figuur 2          AJ  

jaargemiddelde  iets  omhoog  en  groeide  het  aantal  geregistreerde  waarnemingen  per  jaar.  De omschrijving in de checklist van de vogelwerkgroep (editie 1999, RED.)‘overwinteraar in vrij klein tot vrij  groot  aantal’  laat  gelukkig wat  ruimte, want de  afgelopen  twee winters  (‘08/’09)  en  (‘09/’10) overwinterden  er  zelfs meer  dan  honderd  typsiche  Toendrarietganzen  in  polder  Sliedrecht.  Deze vogels  sloten  zich  af  en  toe  aan  bij  groepen  van  andere  ganzensoorten,  maar  gedroegen  zich opvallend plaatstrouw. De Toendrarietganzen  vermengden zich  regelmatig  met  Kleine  zwanen  Cygnus  columbianus bewickii. Waarschijnlijk betreft deze groep een deel van de vogels die deze winter in de Brabantse Biesbosch verbleven. De aantallen namen daar  in  januari 2010 af,  terwijl  juist  in de Alblasserwaard  in die maand de hoogste aantallen voor deze  winter  werden  genoteerd.  De  precieze  uitwisseling tussen de twee gebieden  is niet met zekerheid vastgesteld. Wel  fotografeerde  ik  in  februari  2008  een Toendrarietganzenpaartje  in  de  Kievitswaard,  Brabantse Biesbosch,  dat  ik  hoogstwaarschijnlijk  opnieuw fotografeerde in januari 2009  in polder Wijngaarden (figuur 

2). Op basis  van de  vorm  en  kleurverdeling  van de  snavel lijkt het hier om dezelfde vogel te gaan.   Besluit Met  dit  artikel  is maar  een  tipje  van  de  sluier  opgelicht. De  geografische  variatie  in  Toendra‐  en Taigarietganzen blijft stof voor voortdurende discussie. In feite kan alleen met tot nu toe ontbrekend, grootschalig  ringonderzoek  in  de  broedgebieden  van  beide  (onder)soorten  inzicht  geven  in  hun voorkomen  in  West‐Europa.  Daarnaast  zou  dat  ringwerk  een  schat  aan  informatie  over  de soortvariatie kunnen opleveren. De op dit moment bekende kenmerken zijn  immers niet afdoende om  de  variatie  in  beide  (onder)soorten  te  ondervangen.  Rietganswaarnemers  zullen  zich  dus voorlopig  in  veel  gevallen moeten neerleggen bij het  feit dat  van  veel  rietganzen de  geografische afkomst niet met zekerheid te bepalen  is. Alleen met karakteristieke Taiga‐ of Toendravogels zullen de  meeste  waarnemers  geen  problemen  hebben.  Met  behulp  van  de  hierboven  genoemde kenmerken  is  het  alleen  mogelijk  om,  met  enige  ervaring,  karakteristieke  taigarietganzen  te determineren. Onontbeerlijk blijft een uitgebreide beschrijving, het  liefst aangevuld met foto’s. Aan de hand daarvan kan er achteraf gediscussieerd worden. Mocht er in de toekomst meer inzicht in het rietganzencomplex komen, dan  is het zaak om de goed gedocumenteerde waarnemingen weer uit het  stof  te halen voor een volgend artikel. Maar dat  lijkt op dit moment nog ver weg.  Ik hoop de ganzenwaarnemers in ieder geval te hebben aangemoedigd om in het veld de rietganzen eens goed te bestuderen en documenteren. 

                                                                                                                                                                                               12‐1‐2010  toendrarietganzen, polder Sliedrecht         Foto AJ    

26 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 27: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Literatuur Barthel, P.H. (1989). Die Bestimmung von Gänsen der Gattung Anser. Limicola 3 (1), p. 1‐31.  van den Bergh, L.M.J. (1999). In: Madsen, J., G. Cracknell & T. Fox (ed.) Goose populations of the Western  

Parlearctic: a review of status and distribution. Wetlands International Publication, n. 48. Burgers, J. e.a. (1991) . Origins and systematics of two types of the bean goose anser fabalis (Latham, 1787)  

wintering in The Netherlands. Ardea, 79 (2), 307‐316 Hearn, R. D. (2004). Bean goose Anser fabalis in Britain and Ireland 1960/61 – 1999/2000. Waterbird Review  

Series, The Wildfowl & Wetlands Trust / Joint Nature Conservation Committee, Slimbridge.  Heinicke, T. (2004). Neue Erkenntnisse zum Auftreten der Waldsaatgans in Mecklenburg‐Vorpommern. Orn.  

Rundbrief Meckl.‐ Vorp.( Bd. 45, H. 1), 3‐18. Kist, J. (1956). Het voorkomen van de rassen van de Rietgans anser fabalis in Nederland. Ardea 44 (3), 188‐206. Oates, J. (1997). Identification of Taiga Bean Goose and Tundra Bean Goose. Birding World 10 (11),  421‐426. Roselaar, C.S. (1977). De geografische variatie van de rietgans. Watervogels, 2, 61‐68. Ruokonen, M. e.a. (2008). Taxanomy of the bean goose‐pink‐footed goose. Molecular Phylogenetics and  

Evolution ( 48), 554‐562. Sangster, G. & G. J. Oreel (1996). Progress in taxanomy of Taiga and Tundra Bean Geese. Dutch Birding, 18 (6),  

310‐316.  Schlegel, H. (1868). Natuurlijke historie van Nederland: De Vogels. Amsterdam: Funke.  

Kleine zwanen © Leonard Sloots 

 

 

       

 

 

 

 

  

                                                                                                                                                                                          

27 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 28: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Ringwerk in de Alblasserwaard in 2009 door Roel Meijer  Het beschermen van vogels is onmogelijk als de claims niet onderbouwd kunnen worden met harde gegevens. Een deel van de benodigde informatie is afkomstig van wetenschappelijk onderzoek dat gebaseerd is op vogels die individueel herkenbaar zijn omdat ze geringd zijn. Ook in de Alblasserwaard wordt een bijdrage geleverd aan dat ringwerk.  Het  ringen  van  vogels  is  ruim  100  jaar  geleden gestart  met  als  doel  inzicht  te  krijgen  in  de vogeltrek.  Sindsdien  zijn  er  vele  belangrijke toepassingen  bijgekomen.  De  laatste  tientallen jaren  richt de aandacht zich  in het bijzonder op reproductie  (hoeveel  jongen  komen  er  groot), overleving  (welk  deel  van  de  (broed)populatie leeft nog na 1,2,3…jaar) en dispersie (waar gaan de vogels zich vestigen). Recente ontwikkelingen zijn o.a. het in detail volgen van trekbewegingen met  behulp  van  satellietzenders.  Dit  is  in Nederland o.a. gebeurd bij de Purperreiger; één van  de  vogels  (Gerrit)  was  afkomstig  van  de kolonie  in  Kinderdijk.  De  resultaten  van  al  dit werk  zijn  van  toenemend  belang  voor natuurbescherming.   

 Een jonge Oeverzwaluw (let op de lichte randen van de veren) in een mistnet. ©Roel Meijer 

Geringde vogels Net  als  de  afgelopen  jaren  zijn  ook  in  2009 enkele honderden vogels voorzien van een  ring van  het  Vogeltrekstation  (zie  tabel  1).  Veel aandacht  is daarbij besteedt aan het ringen van Kerkuilen en Visdieven. Op deze soorten zal in de volgende  paragrafen  wat  verder  worden ingegaan. Verder  zijn  er  voor  het  eerst  redelijk wat Boerenzwaluws geringd. De Alblasserdamse kolonies  waar  in  2008  164  Oeverzwaluws konden  worden  geringd,  zijn  inmiddels  weer bijna  allemaal  verdwenen.  Wel  leverden  de vangsten  van  dat  jaar  een  tweetal terugmeldingen op, namelijk een vogel die op 1 juni  2009  werd  teruggevangen  in  een  kolonie langs  de Waal  in Gameren  (Gld)  en  –  van  veel verder weg  – een  terugvangst op 13  april door een ringer op Malta.   Kerkuil De  winter  van  2008/’09  bracht  voor  het  eerst sinds vele  jaren weer redelijk wat  ijs en sneeuw in  de  Alblasserwaard.  Omdat  Kerkuilen  slechts een  kleine  vetvoorraad  aan    kunnen  leggen, kunnen  ze  niet  lang  zonder  voedsel.  Perioden waarin  hun  belangrijkste  prooidieren,  muizen, onder de grond of onder de sneeuw blijven, zijn dan  ook  dodelijk.  De  teruggang  bleef  echter beperkt  (bron:  Kerkuilenwerkgroep Alblasserwaard20),  vermoedelijk  omdat  het sneeuwdek niet al te dik was. Er konden in totaal 22  jonge Kerkuilen worden geringd  in 6 nesten. Het totaal aantal Kerkuilen dat sinds 1999  in de waard  is  geringd,  kwam  daarmee  op  112,  te weten 18 oude en 94 jonge vogels.  

                                                            20 Noot van de redactie: door omstandigheden is er van de Kerkuilenwerkgroep geen artikel met broedresultaten van Kerkuilen in 2009. Uit persoonlijke communicatie blijkt echter dat de kerkuilenstand redelijk stabiel bleef in vergelijking met 2008. Een exact aantal is momenteel niet voorhanden.

28 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 29: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

 Een jonge Kerkuil met hier en daar nog wat dons. © Roel Meijer  Van de oude vogels zijn er 9 aangetroffen bij de controle  van  de  nestkasten,  de  andere  9  zijn uitgezet  in  1999  (6  afkomstig  uit  Friesland)  en 2008 (3 gerevalideerde vogels). Vooral de laatste drie  jaar  zijn  er  flink wat  Kerkuilen  geringd  (85 van de  112)  en daarmee  begint ook het  aantal terugmeldingen  langzamerhand  op  te  lopen.  In tabel  2  zijn  alle  recente  opgaven  van  in  de Alblasserwaard  geringde  en/of  teruggemelde Kerkuilen samengevat. Wat meteen opvalt is dat de  meeste  vogels  sneuvelen  als verkeersslachtoffer en dat dat vooral gebeurt  in het eerste halfjaar na het ringen. Ook valt op dat de  afstand  vanaf  de  ringplaats  vaak  niet meer dan enkele  tientallen kilometers bedraagt. Deze indrukken  zijn  in  overeenstemming  met  het landelijke  beeld.  Kerkuilen  jagen  vaak  in wegbermen, daar zitten  immers veel muizen. Ze vliegen  daarbij  vrij  laag,  ook  als  ze  de  weg oversteken en vooral de onervaren  jonge vogels vallen  daarbij  regelmatig  als  verkeerslachtoffer. Vanzelfsprekend is de kans dat een dode Kerkuil die langs een weg ligt, wordt gevonden, ook nog eens veel groter dan een vogel die ergens in het veld  sterft.  Dat  alles  draagt  bij  aan  het  hoge percentage verkeerslachtoffers.  Kerkuilen  kunnen  wel  vrij  ver  wegtrekken  of  ‐zwerven, zelfs  tot  in Spanje  toe, Dat zijn echter de  uitzonderingen,  de meeste  vogels  blijven  in ons land of komen niet veel verder dan (net over de grens  in) België of Duitsland.  Interessant  ten slotte  is  een  Kerkuil  die  in  2004  als  kuiken  is 

geringd  in  de  Brabantse  Biesbosch    en  in  2007 een nest met 6 jongen had in Bleskensgraaf.   Visdief De  visdiefkolonies  op  het  Nieuwland,  het industrieterrein  in  aanleg  rond  de  grens  van Alblasserdam  en  Papendrecht  telden  in  2009 meer  broedparen  dan  de  voorgaande  jaren.  In 2007  waren  er  bij  elkaar  80  nesten,  in  2008 waren  het  er  95  en  in  2009  werd  zelfs  de honderd overschreden met 106 paar. Een nogal onverwachte  ontwikkeling,  want  het industriegebied  wordt  steeds  verder  bebouwd en  de  oppervlakte  braakliggend  terrein  wordt daarmee  steeds  kleiner.  Ook  groeien  de onbebouwde  delen  steeds  verder  dicht  met struiken  en  vooral  met  riet.  Behalve  op  het Nieuwland  broedden  er  2  paartjes  op  een braakliggend deel van een bouwterrein  langs de Alblas  (Langesteeg)  ten  oosten  van Alblasserdam.Was het aantal bezette nesten een dikke  meevaller,  het  broedsucces  was bedroevend.  Er werden  incl.  de  Langesteeg  67 jongen  geringd,  ofwel  gemiddeld  0,62  kuikens per nest. In 2008 werden er niet minder dan 190 jongen  geringd,  wat  neerkomt  op  een gemiddelde  van  precies  2  jongen/nest.  Een  en ander betekent een teruggang met bijna 70%. 

 Jonge  Visdieven  kunnen  zich  uitstekend verstoppen. ©Jannie Meijer  De oorzaak van dit zeer matige  resultaat  is niet bekend,  maar  er  zijn  aanwijzingen  dat  er roofdieren  actief  zijn  geweest.  In  vergelijking met  eerdere  jaren  werden  er  veel  nesten voortijdig  in de steek gelaten en ook werden er veel meer dode  aangevreten  jongen  gevonden. Ook was het opvallend dat veel  jongen, daartoe aangemoedigd  door  de  oude  vogels,  op  stap 

29 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 30: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

gingen  naar  andere  plekken  op  het industrieterrein.  Dat  ze  daarvoor  soms honderden meters over de verharde en vrij druk bereden  weg  moesten  afleggen,  was  kennelijk geen belemmering. Dit gedrag  is  in voorgaande jaren niet waargenomen. Niet uit te sluiten is dat er  (ook) problemen waren met de aanvoer  van voldoende  voedsel.  Er  werden  volop  visjes aangevoerd, maar het kan zijn dat die net als  in andere Nederlandse kolonies te klein waren. Het aantal  terugmeldingen  van  als  kuiken  geringde Visdieven  blijft  vooralsnog  beperkt  tot  een tweetal  verkeersslachtoffers  elders  uit  de Alblasserwaard. Dat  kan  ook haast niet  anders, want de Visdieven  trekken kort na de broedtijd naar de kust van Afrika om er de winter door te brengen.  Het  merendeel  van  de  jonge  vogels blijft  daar  om  pas  in  het  tweede  jaar  terug  te keren om  te broeden. Tot die  tijd  is de kans op terugmeldingen erg klein. Een aanzienlijk grotere 

kans op terugmeldingen  is er bij het vangen van oude  vogels.  Van  de  5  volwassen  sterns  die  in 2009 werden  gevangen, waren  er  2  al  geringd. Een  Visdief  die  in  2009  op  de  Langesteeg broedde, was in april 2007 geringd in Zeebrugge (België),  vermoedelijk  op  doortrek  naar Nederland. Dat Visdieven behoorlijk oud kunnen worden bleek uit de  terugvangst van een vogel die in 1996 bij Rotterdam was geringd en in 2009 op het Nieuwland broedde. De inmiddels 13 jaar oude  ring  was  zo  gesleten  dat  hij  vervangen moest worden.   Dankzegging Het voert te ver om de tientallen personen op te sommen die het ringwerk mogelijk hebben gemaakt. De terreineigenaren en agrariërs die toestemming gaven hun vogels te ringen en alle helpers bij het ringen worden hartelijk bedankt.  

 

Soort    Nieuw geringd    

Terug‐vangst 

Tabel 2: Terugmeldingen geringde Kerkuilen  

Tabel 1: Geringde vogels in de Alblasserwaard in 2009                

  volwassen   pullus   totaal   

Kleine plevier  1  6  7  ‐ Kievit  ‐  5  5  ‐ Visdief  5  67  72  3 Turkse tortel  3  ‐  3  ‐ Kerkuil  ‐  22  22  ‐ Steenuil  ‐  2  2  ‐ Veldleeuwerik  2  ‐  2  ‐ Boerenzwaluw  3  83  86  ‐ Koolmees  5  ‐  5  4 Kauw  3  ‐  3  ‐ Huismus  5  ‐  5  ‐ 

Totaal  27  185  212  7 

Plaats afstand (km)  dagen  oorzaak 

ALBW geringd       

Gassel (NB)  62  1667  slechte conditie Leusden (U)  54  151  verkeerslachtofferApeldoorn (Gld)  95  183  verkeerslachtofferLingewaal (Gld)  12  125  verkeerslachtofferLingewaal  (Gld)  16  251  verkeerslachtofferBrabantse Biesbosch  11  93  verdronken Streefkerk  3  197  verkeerslachtoffer

Elders geringd       

Brabantse Biesbosch  15  1116 broedvogel Bleskensgraaf 

30 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 31: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Watervogeltellingen 2009 – 2010 door Jan Schoonderwoerd  Net als ieder jaar werden ook dit seizoen gedurende de maanden september t/m april, ongeveer halverwege de maand, de (water)vogels die de polders van de Alblasserwaard bevolkten, geteld. In dit artikel de verslaglegging van de resultaten.  Weersomstandigheden Eerst wat over de weersomstandigheden tijdens de  tellingen  (een  echte  Hollander  begint tenslotte met het weer). Zaterdag 12 september liep de  temperatuur op  tot ± 19 graden en was het  half‐  tot  zwaar  bewolkt  bij  een  zwakke noordenwind.  Zondag  13  september  was  het ietwat  frisser,  zwaar  bewolkt  en  wat  neerslag. Zaterdag 17 oktober kende een temperatuur tot 14 graden,  licht bewolkt, en ook weer een zwak noordenwindje.  Zondag  18  oktober  ongeveer dezelfde  temperatuur,  half  tot  zwaar  bewolkt, de  wind  was  gedraaid  naar  de  zuidwesthoek. Zaterdag  14  november,  temperatuur  tot  15 graden en zwaarbewolkt, waar enige neerslag uit voortkwam,  dit  alles  bij  een  matige zuidwestenwind.  Zondag  15  november  was  zo ongeveer  hetzelfde  verhaal.  November  was overigens zeer zacht, sommige planten bloeiden bijvoorbeeld  langer.  En  sommige  dieren waren langer actief. December was aan de koude kant, vooral de tweede helft van de maand, met veel sneeuw,  plaatselijk  (vooral  in  het  noorden)  tot wel 40 cm. Maar dat kwam allemaal dus net na de  tellingen.  Zaterdag  12  december, temperatuur van 3 tot 7 graden, half‐ tot zwaar bewolkt.  De  wind  kwam  uit  het  noodoosten. Zondag 13 december, daalde de  temperatuur al tot  ‐4 tot overdag maximaal +3 graden, het was half  bewolkt  en  de  wind  kwam  uit  dezelfde noordoosthoek.  Januari  was  de  koudste  sinds dertien  jaar.    De  telling  viel  echter  net  in  een dooiperiode, tot vorst kwam het dan ook vrijwel niet,  de  sneeuwlaag was  daardoor  grotendeels verdwenen.  Zaterdag  16  januari,  temperatuur van  +1  tot+3  graden,  geheel  bewolkt  en  een matige  zuidoostenwind.  Op  zondag  17  januari steeg de temperatuur zelfs tot 7 graden, was het zwaarbewolkt  bij  een  zwakke  westenwind. Zaterdag  13  februari  was  een  grijze  dag,  een koude, gelukkig wel zwakke, noordoosten wind, temperaturen van 1 á 2 graden en af en toe viel er wat motsneeuw. Zondag 14 februari was een herhaling van de vorige dag, met dat verschil dat 

er  heel  de  ochtend  motsneeuw  viel,  met  als resultaat alweer een laagje sneeuw. Zaterdag 13 maart, geheel bewolkt met af en  toe wat  lichte regen, de temperatuur schommelde rond de 5 á 6  graden,  bij  een  matige  noordwestenwind. Zondag  14  maart,  zo  ongeveer  hetzelfde weertype, af en toe regen, en wind uit dezelfde richting.  September Vijf  tellers  gingen  deze maand het  veld  in, wat resulteerde in ruim 4967 vogels verdeeld over 63 soorten. Daaronder  nog  zomervogels  als  Kleine Karekiet  en  Fitis,  maar  ook  doortrekkers.    Zo verbleven  in de Hoge Boezem Overwaard (HBO) 5  Paapjes  en  4  Tapuiten;  77  en  40 Boerenzwaluwen  foerageerden  respectievelijk boven  polder  Oud‐Alblas  en  Binnentiedsweg.  Langs het waterschap Oud‐Alblas zaten 12 Witte Kwikstaarten.  En  ook  alweer  een  Slechtvalk, uitkijkend over  zijn  jachtterrein  vanaf een mast in polder Oud‐Alblas. Er werden nog maar weinig Grote  Zilverreigers  geteld:  3  in  Oud‐Alblas  en verder nog één in polder Langerak.  Oktober De enige Roerdomp werd gezien in de HBO. Hier en  in  het  aangrenzende  waterschap  verbleven ook  de  meeste  van  de  77  Futen  (31  stuks). Slechts  26  Grote  Zilverreigers  werden  gezien, veel minder  dan  vorig  jaar oktober:  toen  er  66 werden  geteld. De meesten  (8)  zaten  in polder Bleskensgraaf.  Hetzelfde  geldt  voor  de  Blauwe Reiger,  vorig  jaar  316  nu werden  “slechts”  138 exemplaren  van  deze  soort  gezien. Waarschijnlijk  een  gevolg  van  de  vorige  vrij koude winter. Van de Knobbelzwanen werd ook bijna  de  helft  minder  als  de  vorige  oktober telling  gezien.  Dit  geldt  overigens  voor  alle tellingen dit  seizoen. Door een plotselinge  kou‐inval begin oktober, kwamen in de tweede week van  oktober  veel  Kolganzen  Nederland  binnen. Een  flink  aantal  betrok  ook  in  de Waard weer hun winterkwartieren, of trokken nog iets verder 

31 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 32: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

naar de Delta. Het gros (4.236) verbleef in polder Bleskensgraaf en Langebroek, verder nog enkele in  Oud‐Alblas  en  polder  Wijngaarden.  De Grauwe Ganzen  vertoefden  zoals  gewoonlijk  in de noordwesthoek van de Waard, de Overwaard en omgeving. Een groep van 23 Grote Canadese Ganzen  werd  gezien  in  polder  Oud‐Alblas.  In polder  Hardinxveld  68  exemplaren  van  deze soort.  Nog  betrekkelijk  weinig  Smienten  deze maand, ongeveer duizend minder dan vorig  jaar oktober. De meeste  (386)  van  de  1493  getelde vogels  zaten  in  polder  Langerak.  Het  aantal Wilde Eenden (1.345)  is maar mondjesmaat ook veel  minder  dan  vorige  oktober  (3.059).  Bijna alle  van  de  toch  al  weinige  Kuifeenden zwommen  in  de  HBO.  66  roofvogels  werden opgemerkt,  meest  Buizerds  maar  ook  20 Torenvalken en een Bruine Kiekendief die  in de HBO  verbleef.  Polder  Nieuw‐Lekkerland herbergde  twee  Scholeksters,  evenals  34 Wulpen;  er  werden  nog  35  wulpen  in  polder Bleskensgraaf  waargenomen.  De  enige  IJsvogel werd  gezien  in  de  HBO.  Een  Grote  gele kwikstaart werd  in polder Kortland gezien bij de ijsbaan.  En  verder  nog  7  waarschijnlijk doortrekkende Tjiftjaffen, waarvan 5  in de HBO, 

waar  ook  15  Baardmannen  werden  gezien.  Bij elkaar  opgeteld  deze  oktobertelling  14.783 vogels verdeeld over 61 soorten.   November De Dodaars  is  altijd  al  een  schaarse wintergast geweest,  deze  keer  vier  exemplaren,  wat  één meer  is dan het gemiddelde van de  laatste  tien jaar.  Drie  exemplaren  in  Hoge  Boezem Overwaard en het aangrenzende waterschap, en de  vierde  in  polder  Streefkerk.  Begin  jaren tachtig  lag het  gemiddelde op  acht per maand, het hoogste aantal ooit was  in maart 1982 met 30  exemplaren.  23%  van  het  aantal  Futen bevond zich op de plasjes van Slingeland. Flinke aantallen  Aalscholvers  deze  telling,  325 exemplaren,  het  hoogste  aantal  ooit.  In november  worden  gewoonlijk  de  hoogste aantallen bereikt. De meeste (bijna de helft) van deze vissers werden gezien in Liesveld (83) en de Avelingen  (68).  De  laatste  jaren  neemt  deze soort  nogal  toe:  van  1990  tot  2000  lag  het maandelijks gemiddelde op 70, de laatste 10 jaar is dat gestegen tot ruim 148. Er werden 91 Grote Zilverreigers  gezien,  het  maximale  aantal  van deze  winter.  Onder  andere  15  ex  in  polder 

32 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 33: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Bleskensgraaf  en  20  in  polder  Streefkerk.  Bijna 30  procent  het  totaal  in  de  provincie  Zuid Holland (311) verbleef dus in de Waard. De aantallen van  seizoen 2007/2008  (ruim 100) halen we de  laatste twee  jaar niet meer.   Langs de  Geerweg  in  polder  Bleskensgraaf  werd  de zeldzame  Koereiger  opgemerkt,  die vanzelfsprekend  op  veel  belangstelling  kon rekenen,  en  daar  nog  een  paar  weken  in  die omstreken  heeft  rond  gezworven.  Grote groepen  Knobbelzwanen  werden  her  en  der gezien,  gebieden  met  meer  dan  200  vogels waren  polder  Molenaarsgraaf  en  rond Giessenburg.  De  eerste  Kleine  Zwanen  zijn blijkbaar  net  aangekomen;  een  groepje  van  9 exemplaren  werd  waargenomen  in  polder Bleskensgraaf.  Er  werden  voor  november extreme aantallen Kolganzen geteld: 20.483 om precies  te  zijn.  In  de  provincie  Zuid‐Holland werden  er  25.598  geteld;  80%  zat  dus  in  de Alblasserwaard. Het gemiddelde voor november ligt  de  laatste  tien  jaar  op  8.600.  Dit  seizoen bijna drie keer zoveel dus. Het merendeel  (ruim 17.000)  werd  in  polder  Streefkerk  en Bleskensgraaf gezien, waarvan de meeste (9550) deze keer in Streefkerk. Een grote groep van 140 Grote  Canadese  Ganzen  verbleef  in  polder Hardinxveld;  goed  voor 44%  van het  totaal  van deze  maand.  Tevens  werden  ruim  12.500 eenden  gezien,  verdeeld  over  9  soorten  incl. Soepeenden.  Talrijkst  is  de  Smient  met  6.572 vogels,  de  helft  minder  dan  vorige  telling  in november  2008.  De  Hoge  boezem  Kinderdijk, meestal goed  voor een paar duizend  Smienten, leverden  dit maal  slechts  476  vogels  op,  tegen 5.000 in november vorig jaar. Dit gebied leverde ook  veruit  de meeste  Krakeenden:  305  van  de 454  genoteerde  vogels. 81%  (288)  van  de  344 Wintertalingen  bevond zich  in  en  rond  het  plas‐drasgebied  in  polder Langebroek.  De  soort neemt  sinds  de  afname eind  jaren  tachtig  de laatste  vijf  jaar  weer aanzienlijk toe.  In  polder  Streefkerk werd de  enige  Pijlstaart  van  dit seizoen  gezien.  De  karige aantallen  van  Tafel‐  en Kuifeend blijven de  laatste 

jaren, zij het op een  laag niveau,  toch enigszins stabiel.  Bijna  de  helft  van  de  Kuifeenden  (190) verbleef in de HBO. De Tafeleend werd slechts in vier  gebieden  met  één  of  enkele  exemplaren gezien.  De  roofvogels waren  vertegenwoordigd met vijf soorten en 87 exemplaren. 92% bestond uit Buizerd en Torenvalk:  resp. 51 en 29 vogels. Vergeleken met  vorig  jaar  blijven  de  aantallen van deze  soorten behoorlijk  achter.  Een Bruine Kiekendief  werd  aangetroffen  in  de  Hoge boezem  van  de  Kinderdijk.  Een  Slechtvalk trachtte zijn prooi te verschalken  in polder Oud‐Alblas. Meerkoeten waren  voor  november met ongeveer de gemiddelde aantallen aanwezig.  Voor de Waterhoen was dat allemaal een  ietsje minder.  Een  Bosuil  hield  zich  op  in  polder Streefkerk  en  in  de  Avelingen  zaten  twee IJsvogels. Vier  groene  Spechten werden  gezien, waarvan  drie  in  polder  Streefkerk.  Tenslotte  is de waarneming  van  24 Goudhaantjes  in  polder Binnentiendwegs  het  vermelden  waard. Verdeeld  over  71  soorten  werden  er  49.422 vogels geteld.  December Deze  telling  werden  89  Grote  Zilverreigers gezien, wat vrijwel gelijk is aan de vorige telling. De  grootste  concentratie  zat  in  polder Bleskensgraaf en Streefkerk met  resp. 19 en 14 exemplaren.  Polder  Streefkerk  had  ook  de meeste  Blauwe  reigers  (38).  Er  werden  1589 Knobbelzwanen geteld; het merendeel van deze vogels  (45%)  werd  geteld  in  de  polders Giessenburg (387) en Molenaarsgraaf (337). Kleine  Zwanen  zijn  aanzienlijk  talrijker  dan  de vorige  maand,  maar  onder  het  aantal  van december 2008. Meer dan de helft van de  in de 

33 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 34: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

provincie aanwezige vogels (812) bevond zich  in de Waard. In 7 telgebieden waren Kleine Zwanen aanwezig, maar de  grootste  groepen  bevonden zich  in Polder Wijngaarden en Polder Sliedrecht (167)  en  Polder  Langerak  (123).  Slechts  één Wilde Zwaan en wel  in polder Binnentiendwegs. In  vier  telgebieden  werden  14  Zwarte  Zwanen opgemerkt, waarvan 8 in polder Molenaarsgraaf. Daarnaast  waren  er  zowat  3.000  Kolganzen minder dan vorige maand, maar wel 6.000 meer dan  vorig  jaar  december,  toen  veel  van  de aanwezige vogels blijkbaar waren doorgetrokken naar de Delta. Maar met 17.912 vogels werd er toch een  flinke massa ganzen geteld.  In 12  van de  19  telgebieden  waren  Kolganzen  aanwezig. 95%  hiervan  zat  in  drie  gebieden:  polder Bleskensgraaf  (8.940)  polder  Streefkerk  (5.500) en polder Binnentiendwegs (2.700) Het gros van de Grauwe Ganzen  zat  zoals altijd in de noordwesthoek van de waard,  in en  rond het boezemgebied  in Kinderdijk. Er werden ook een paar honderd Brandganzen gezien, waarvan 350  in  polder  Bleskensgraaf.  In  de  andere  vier gebieden  slechts  enkele  tientallen.    Het  aantal Grote  Canadese  Ganzen  is  ongeveer  gelijk  aan vorige  telling.  16  telgebieden  registreerden Nijlganzen,  soms  in  flinke  groepen  zoals bijvoorbeeld  156  in  polder  Wijngaarden.  De enige  Indische  Gans  werd  gezien  in  polder Streefkerk.  Een  Sneeuwgans  werd  gemeld  in polder  Binnentiendwegs.  Het  aantal  Smienten (6.638)  is  ongeveer  gelijk  aan  vorige  telling  in november, dus nog steeds wat mager. Vorig jaar december werden  er  nog  9.027  geteld.  In  drie gebieden zaten net over de 1000 exemplaren en in de overige 11  gebieden enkele  tientallen  tot enkele 100en. Ten opzichte van de vorige maand ruim 150 Krakeenden minder  (296). De meeste (132) bevonden zich in Slingeland. Het aantal van de overal aanwezige Wilde eend (5.575) ligt deze maand  met  ruim  600  vogels  boven  het 

gemiddelde  van  de  laatste  tien  jaar  (4.941). Gerekend over 10 jaar daarvoor (tussen 1990 en 2000) was  het  gemiddelde  voor  december  nog lager  (3.566).  Deze  keer  veel  Kuifeenden:  721. Voor dergelijke aantallen moeten we terug naar de  jaren  ‘80.  Ruim  de  helft  hiervan  komt  voor rekening van de Avelingen, waar een groep van 380  werd  geteld.  Deze  telling  zes  soorten roofvogels  en  97  exemplaren, naast Buizerd  en Torenvalk  die  de  hoofdmoot  vormen,  werd  in polder Kortebroek de toch wel zeldzame Blauwe Kiekendief  opgemerkt.  Een  Slechtvalk  was aanwezig  in  polder  Streefkerk.  Het Waterhoen zit aan het gemiddelde aantal voor december. In sommige  gebieden  was  de  soort  met  flinke aantallen  aanwezig,  zoals  in  Giessenburg  en Goudriaan  waar  154  exemplaren  van  deze rallensoort  werden  geteld.  In  slechts  10 telgebieden in de provincie werden meer dan 50 ex  gemeld.  Er  werden  voor  december  ook  vrij veel  Meerkoeten  geteld:  1.000  meer  dan  het gemiddelde  van  2000  tot  2010.  Het  grootste aantal  (743) werd  geteld  in  Liesveld, maar  ook grote  groepen  in  polder  Streefkerk  en  rond Giessenburg. Vijf winterse  Scholeksters werden  in  Streefkerk waargenomen.  In  slechts 3  telgebieden werden Kieviten gezien  (351) daarvan zat 77%  in gebied Wijngaarden‐Sliedrecht.  De meeuwen waren  in ‘gewone’  aantallen  aanwezig,  en  er  werd  nog wel  één  Kleine  Mantelmeeuw  gezien.  Zes exemplaren van de steeds algemener wordende Groene  Specht  werden  waargenomen.  Leuk  is een clubje van acht Goudhaantjes  in Slingeland. Exoten  hadden  we  ook  weer:  drie Muskuseenden  in  de  omstreken  van Giessenburg  en  acht  Zwarthalszwanen  in Liesveld. Deze  telling  in  totaal  49.780  vogels  in 74 soorten.  Januari 

34 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 35: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Er  was  weinig  open  water  in  de  Waard  deze midwintertelling.  Het  binnenwater  was gedurende  deze  telling  zo  goed  als  allemaal dichtgevroren.  Er  werd  dan  ook  weinig waterwild  geteld.  Zo  werden  er  slechts  zeven 

Futen gezien, het laagste aantal ooit. Toch zaten er  nog  wel  55  Grote  Zilverreigers,  een  12  tal verbleef  in  de  nabijheid  van  een  nog  open liggend slootje  in Langebroek. En verder nog 11 in polder Streefkerk.  In de overige 10 gebieden waar  ze werden  gezien  in  groepen  van  1  tot  8 vogels. Een slaapplaatstelling een week  later bij de  eendenkooi  Oud‐Alblas  leverde  slechts  vier exemplaren  op.  Een  grote  groep  van  ruim  200 van deze vogels had zijn toevlucht gezocht in de Biesbosch waar nog wel open water voorhanden was.  Blauwe  reigers  zaten  voornamelijk geconcentreerd  rond  voederplaatsen  en  enkele open  stukken water.  75 werden  geteld  bij  een voederplaats  in  de  bebouwde  kom  van Alblasserdam en 39  langs de Ammerse kade bij een visverwerkend bedrijf. De grootste groepen Knobbelzwanen  zaten  weer  rond Molenaarsgraaf  en  Giessenburg:  314  en  333 exemplaren.  In  nog  vijf  andere  telgebieden kwamen  ze  ruim  boven  de  honderd.  Ditmaal topaantallen  Kleine  Zwanen  (1.674),  en  in  de gehele provincie werden 1.991 van deze  vogels gemeld,  dus  verreweg  de  meeste  (84%) verbleven  in  de  vooral  westelijke  helft  van  de Waard.  Nooit  eerder  werd  dit  aantal  gehaald; het tot nog toe hoogst waargenomen aantal was in  januari  2008  (1.146).  De  grootste concentraties bevonden zich  in polder Langerak (331),  polder  Wijngaarden  (325)  en  polder 

Bleskensgraaf  (289).  Meestal  tussen  de  Kleine Zwanen werden nog 16 Wilde Zwanen gezien: 7 bij Giessenburg, 5 in polder Bleskensgraaf en 4 in het  oosten,  bij  Hoogblokland.  Doordat  de sneeuwlaag  nagenoeg  verdwenen  was  in 

tegenstelling tot grote delen van  het  land,  vonden  de ganzen  hier  een  gedekte tafel waar  ze massaal  op  af kwamen.  Deze  telling  stond dan ook geheel  in het  teken van de ganzen. 64% van het totaal  aantal  getelde  vogels waren  ganzen!  Verdeeld over  8  soorten  (incl. Soepgans) kwam de teller op ±  57.000  exemplaren.  Om met de Kolgans te beginnen: de  grootste  groep  bevond zich  in  telgebied  1236  bij Hoogblokland  (6.330). Daarnaast  bijna  6.000  bij 

Giessenburg en 4.350  in polder Streefkerk  (hier is  op  zondag  geteld  dus  die  aantallen  kunnen niet  zonder meer  bij  elkaar  opgeteld  worden). Drie  telgebieden,  te  weten  de  polders Binnentiendwegs,  Nieuw‐Lekkerland  en Langerak zaten ruim boven de 3.000 Kolganzen. Opgeteld waren het ruim 28.000 Kolganzen, wat neerkomt op 41% van de aanwezige kollen in de provincie. Dit  is het hoogste aantal sinds  januari 2006, maar nog geen  record. Dat  ligt voor deze maand  op  40.326  en  werd  bereikt  in  januari 1982. Van de Grauwe Gans werden min of meer gemiddelde  aantallen  gemeld,  alleen  zaten  de meeste (635) deze keer in polder Streefkerk. Wel extreem was  het  aantal  Brandganzen.  Daarvan werden  er  6.450  in  polder  Nieuw‐Lekkerland geteld, waar zich die dag overigens ruim 10.000 ganzen  bevonden.  Ook  nog  eens  6.000 Brandganzen  werden  in  polder  Bleskensgraaf‐Brandwijk geteld, evenals 3.400 bij Giessenburg‐Goudriaan,  in  welke  polder  ook  zo’n  10.000 ganzen werden geteld. Tot  slot werd de  laatste grote groep van 2.000 in polder Kortland geteld. Echt  een  massa  ganzen  zat  de  volgende  dag (zondag)  in  polder  Streefkerk:  10.480  brandjes om precies  te  zijn. Met nog vijf andere  soorten werden  er  ruim  15.000  ganzen  in  deze  polder geteld!  Met  aftrek  van  wat  dubbeltellingen komen  we  op  ±  25.000  Brandganzen.  Het gemiddelde voor januari van de laatste 15 jaar is  

35 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 36: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

ongeveer 2.350, met een uitschieter tot 9.300 in januari 2006. Een overschrijding dus van bijna elf maal het gemiddelde!   Kleine rietgans met Kolganzen © Leonard Sloots                      Dat mag uitzonderlijk genoemd worden. Tussen al  dat  ganzengeweld  werden  nog  een  aantal andere  ganzensoorten  gezien,  zoals  een bovengemiddeld  aantal  van  800  Nijlganzen waarvan 223 bij Molenaarsgraaf.  In drie andere telgebieden was de soort met meer dan honderd vogels  aanwezig,  waaronder  polder  Nieuw‐Lekkerland met 161 exemplaren.   Van de Grote Canadese  Gans,  een  soort  waarvan  het  aantal sinds de  laatste tien  jaar alleen maar toeneemt, werden 572 exemplaren gespot, het merendeel in  de  polders  Nieuw‐Lekkerland  (148)  en Molenaarsgraaf  (203).  Het  gemiddelde  voor januari  is  tussen  2000  en  2010  ruim  154;  voor die  tijd  werden  ze  nauwelijks  gezien.  In  7 gebieden  werden  in  totaal  120 Toendrarietganzen  opgemerkt.  Drie  Kleine Rietganzen  zaten  in  polder  Molenaarsgraaf. Tussen  alle  Kol‐  en  Brandganzen  in  polder Nieuw‐Lekkerland werden twee Roodhalsganzen opgemerkt.  Diezelfde  middag  werden  er  ook twee  in  polder  Kortland  gezien,  wat waarschijnlijk om verschillende exemplaren ging, daar  beide  duo’s  ’s middags  gelijktijdig werden waargenomen  op  de  beide  locaties. 

Hemelsbreed  is  het  tussen  deze  twee  plekken nog geen twee kilometer, wat deze waarneming  des te uitzonderlijker maakt. Er was weinig open water, dus waren er ook weinig Smienten in de                        polder: de enige groep van enige omvang (2.300) bevond  zich  in  polder  Streefkerk.  Vrijwel  alles bevindt  zich  tijdens  zulk  vorstweer  op  de  Lek: vanaf  Kinderdijk  tot  Groot‐Ammers  werden tijdens een speciale telling circa 22.000 Smienten geteld. Van  de  Krakeend werden  toch  nog  105 exemplaren  gezien,  waarvan  40  in  polder Blokweer en 38  in polder Nieuw‐Lekkerland. De Wilde  Eend  was  met  ongeveer  gemiddelde aantallen  vertegenwoordigd.  Van  de  overige eendensoorten  worden  slechts  enkelingen genoteerd. Er werden 125  roofvogels gezien,  in zeven  soorten.  Een  Bruine  en  een  Blauwe Kiekendief  in de boezems van Kinderdijk, verder nog twee Blauwe kieken  in polder Streefkerk en één in Nieuw‐Lekkerland. De enige Havik bevond zich  in polder Streefkerk, de enige Slechtvalk bij Giessenburg.  In 15 telgebieden werden  in totaal 89  Buizerds,  en  in  12  gebieden  in  totaal  26 Torenvalken  geteld.  Het  aantal  Waterhoen  en Meerkoeten  blijft  100  á  200  onder  het gemiddelde  voor  januari.  De  Kok‐  en  Storm‐meeuw  staan  deze  maand  beide  in  de provinciale  top  10  van  de  meest  getelde watervogels:  resp.  op  plaats  5  en  8.  De Alblasserwaard pikte daar niet  zoveel  van mee: 

36 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 37: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

van  beide  soorten  werden  ruim  1100  vogels gemeld. Zoals gewoonlijk zat er weer een Bosuil in  polder  Streefkerk.  108  van  de  130  Roeken zaten  in  telgebied  Giessenburg‐Goudriaan.  Er werden 10 Veldleeuweriken en 12 Graspiepers, veelal  foeragerend  langs  de  wegbermen, aangetroffen in drie telgebieden. De Graspiepers bevonden  zich  alle  in polder Nieuw‐Lekkerland. De  Zwarte mees  is  zeldzaam  deze  winter.  Een groepje  van  vier  was  echter  aanwezig  in Slingeland. Concluderend kunnen we zeggen dat we  deze  maand  topaantallen  vogels  geteld hebben:  89.677  exemplaren  verdeeld  over  71 soorten!  Februari Nog  steeds  was  er  veel  ijs  in  de  sloten  en vaarten. Dus ook deze  keer werden nog weinig futen  gezien:  in  drie  gebieden  werden  er welgeteld  9  aangetroffen.  Nog  minder  Grote Zilverreigers dan in januari: in zeven telgebieden waren ze aanwezig met ten hoogste 5 vogels. Er werden  ongeveer  600  Knobbelzwanen  minder geteld dan in januari, maar het aantal kwam nog net wel  aan  het  gemiddelde  van  de  laatste  10 jaar. Het kan echter nog minder: in februari 1993 kwamen  we  niet  verder  dan  28;  het  hoogste aantal  was  in  januari 2006  met  2.068 vogels.  Het  aantal Kleine  zwanen  is minder  afgenomen.  Er werden er 170 minder geteld  dan  vorige maand.  Wel  zaten  ze minder  verspreid: zaten ze in januari nog in  13  telgebieden,  nu waren ze met 1.479  in 5  telgebieden aanwezig.  Het  gros verbleef  in  twee  telgebieden  rond  Molenaars‐graaf  (634)  en  polder  Langerak  (421).  In  deze gebieden  zaten  ook  de  enige  Wilde  Zwanen, resp.4 en 2 exemplaren. De Zwarte Zwaan wordt tegenwoordig elke telling wel gezien. Ditmaal 10 exemplaren van deze toch wel mooie exoot. Het aantal  ganzen  is  teruggezakt  tot  bijna  30.000, wat niettemin nog een  flinke massa  is. Dit keer werden  bijna  evenveel  Kol‐  als  Brandganzen geteld.  Polder  Oud‐Alblas  noordzijde  zat  deze keer  vol  met  ganzen  (ruim  10.000  in  totaal): 

4.600  Kolganzen  en  5.060  Brandganzen,  nog aangevuld met 410 Grauwe Ganzen. En uiteraard veel  ganzen  in  polder  Bleskensgraaf:  4.582 Kollen  en  3.800  Brandjes.  De  polders  Hardinx‐veld en Binnentiendwegs waren goed voor ruim 7.000  ganzen:  hier  3.800  Kolganzen  en  3.200 Brandganzen.  Nog  altijd  werden  veel  Grote Canadese Ganzen  gezien  (527),  en  ook  ditmaal de grootste groep in de polders rond Molenaars‐graaf  (186).  Verder  nog  143  exemplaren  in polder Wijngaarden, en  in de  rest van de zeven gebieden niet meer dan enkele  tientallen.  Leuk waren  de  vier  Kleine  Rietganzen  die  in  polder Nieuw‐Lekkerland  foerageerden.  In  tien  tel‐gebieden  verbleven  690  Nijlganzen  waarvan onder  andere  200  in polder Molenaarsgraaf.  In polder  Nieuw‐Lekkerland  verbleven  193  van deze  exoten.  In  de  overige  telgebieden  drie gebieden met  70  à  80  exemplaren  en  vijf met ten  hoogste  20  exemplaren.  Door  het  weg‐smeltende  ijs waren  er weer wat meer  Smien‐ten. In  januari zeven telgebieden met deze fluit‐eendjes, nu waren ze in 13 gebieden aanwezig.  De Wintertaling was nog dun  gezaaid:  45  ex  in polder  Nieuw‐Lekkerland  en  8  ex  in  polder Streefkerk.   

De Wilde  eend was min  of meer met  normale aantallen  aanwezig.  Het  gemiddelde  voor februari  staat  op  4.900  over  de  laatste  tien jaar.De  toch  al  schaarse  Tafel‐  en  Kuifeend  zijn opvallend  schaars  deze  telling:  in  slechts  vijf gebieden  enkele  exemplaren.  In  de  Alblas  bij Alblasserdam verbleven twee Grote Zaagbekken. Deze  telling  117  roofvogels  in  6  soorten, waar‐onder  3  Blauwe  Kiekendieven.  Twee  daarvan zaten in polder Oud‐Alblas en één in Kortebroek, 

37 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 38: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

waar  ook  een  Havik  werd  gezien.  Een  Bruine Kiekendief  verbleef  in  de  boezem  bij  Kinderdij. De  Buizerd  deed  het  met  85  exemplaren  niet slecht.  Het  langjarig  gemiddelde  voor  februari staat op 40, voor de laatste 10 jaar is deze 73. De Torenvalk  bleef met  23  vogels  enigszins  onder het  langjarig  gemiddelde  van  28.  De  Sperwer wordt  spaarzamelijk gezien. De  laatste  tien  jaar is  deze  soort  met  name  met  de watervogeltellingen  licht afgenomen. Vòòr 2000 lag het gemiddelde hoger dan daarna. Uiteraard werden  er  weinig  steltlopers  gezien.  Alleen zeven Wulpen zagen het zitten tussen al dat  ijs: zes  in  polder  Nw.lekkerland  en  één  in  polder Wijngaarden.  In deze winterse omstandigheden laten de meeuwen de  polders  grotendeels met rust,  enkele  honderden  werden  er  geteld:  ca. 2.700  Kokmeeuwen  en  ca.  1.600 Stormmeeuwen.  Onder  ‘normale’  omstandig‐heden  liggen  de  aantallen  rond  de  4.300.  Dit keer werden  er  twee Bosuilen  gezien  in polder Streefkerk.In  polder  Hardinxveld  werd  een IJsvogel gezien. Er is er dus in ieder geval één die de  winter  tot  hier  toe  heeft  doorstaan.  De Zwarte Mezen van Slingeland warem nog steeds aanwezig, alleen nu met acht exemplaren. Deze telling  werden  73  soorten  opgetekend, vertegenwoordigd door 54.096 vogels.  Maart Mede door al dat ijs zijn er bijna geen Dodaarzen gezien  deze winter.  Slechts  één  kwam  er  deze maand op de lijst (in de boezem van Kinderdijk). Het  langjarig  gemiddelde  voor  maart  staat  op 3,3.  Dit  komt  vooral  door  het  veel  hogere gemiddelde  van  7  in  de  jaren  tachtig  van  de vorige eeuw. In de jaren negentig daalde dat tot 1,  in  de  jaren  tot  2010  steeg  dit weer  tot  2,1. Deze trend geldt overigens voor bijna alle  maanden.  Na  het  smelten  van het  ijs was de  Fuut weer  redelijk op peil. Na  al  deze  winterperikelen  werd  er toch nog weer een Roerdomp gezien in  de  HBO.  Er  zijn  nog  71  Grote zilverreigers  geteld,  wat  voor maart vrij  veel  is.  Het  hoogste  tot  nu  toe was  50  in  maart  2008,  en  in  2009 kwamen we  niet  verder  dan  35.  De meeste  verbleven  in  de  polders  bij Giessenburg‐Goudriaan  (26)  en Streefkerk  (13).  In  de  overige  tien 

gebieden  zaten  er  tot maximaal  6.  De  Blauwe reiger kwam op exact hetzelfde aantal als vorige maand  (119).  In  drie  gebieden  verbleven  nog Kleine  Zwanen:  88  bij  Giessenburg‐Goudriaan, 23  in  polder  Bleskensgraaf  en  nog  9  bij Wijngaarden. In de meeste jaren komt het aantal Kleine  Zwanen  in  maart  niet  boven  de  100 exemplaren. Uitzonderingen  zijn maart 2005 en 2006 met een aantal  tot zelfs boven de 400, en nu dus 120. Meestentijds  is  de  Wilde  zwaan  in  maart  al vertrokken,  maar  deze  keer  zaten  er  in  twee gebieden  nog  7 Wilde  Zwanen.  De  bijna  5.000 Kolganzen  zaten  grotendeels  in  3  gebieden: Giessenburg‐Goudriaan  (1100),  polder Bleskensgraaf  (1313)  en  polder  Oud‐Alblas  nz (1500). Het gemiddelde ligt de laatste 15 jaar op 2.100, dus er zaten er best nog veel voor maart. Het aantal Grauwe Ganzen  is voor maart hoger dan  ooit.  Het  gros  zit  zoals  gewoonlijk  in  de westhoek  van  de  waard,  maar  nu  ook  in  7 gebieden meer oostelijk  in de waard.  In 15 van de 18 getelde gebieden was hij aanwezig. Als we bijvoorbeeld  naar  maart  2002  kijken,  toen  de Grauwe  gans  in  vijf  gebieden  uitsluitend  in  de West‐Alblasserwaard  werd  gezien,  is  de toename  van  deze  soort  wel  erg  duidelijk.  Er waren  nog  maar  weinig  Brandganzen:  220  in polder Bleskensgraaf en 80  in polder Oud‐Alblas nz. Nu ik dit stuk in april zit te schrijven, worden er  nog  regelmatig  enkele  duizenden  in Langebroek  en  polder  Bleskensgraaf  gezien. Opvallend! Heel de winter werd er wel ergens in de waard een Rotgans gezien maar nooit tijdens één van de  tellingen. Ditmaal werd er  toch één opgemerkt, en wel  in Slingeland. Nijlganzen zijn deze winter  rijk vertegenwoordigd: deze maand ook  weer  vrij  hoge  aantallen,  in  14  gebieden 

38 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 39: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

zaten  veelal  enkele  tientallen.  Het  gemiddeld aantal  voor maart de  afgelopen  vijf  jaar  ligt op 360.  Met  nu  een  totaal  van  515  exemplaren zitten we dus royaal boven het gemiddelde! Het aantal Canadese ganzen is in tegenstelling tot de vorige maanden duidelijk minder. 276 werden er geteld,  254  hiervan  hielden  verblijf  in  de Hoge Boezem van de Overwaard.  Met  18 Bergeenden  in polder Bleskensgraaf  en 14 in polder Streefkerk plus nog 7 in vier andere telgebieden was deze  soort  voor de Waard  vrij talrijk. Vanwege de ijsrijke winter werden tijdens de  maarttelling  (nu  alles  weer  ijsvrij  is)  de hoogste aantallen Smienten  in de polder geteld. Vrijwel gelijke aantallen als de vorige drie jaar in maart. Echter: 43% van het totaal bevond zich in polder Streefkerk (3.895 ex). Er waren opvallend weinig Slobeenden, slechts vier in drie gebieden. Hetzelfde  geldt  ook  weer  voor  de  Tafel‐  en Kuifeend,  de  meeste  van  deze  soorten zwommen  rond  in  Slingeland.  Daar  werd trouwens  ook  het  enige  Nonnetje  gezien  dat deze winter  tijdens een  telling werd genoteerd. 104 roofvogels verdeeld over 5 soorten kwamen op  de  telformulieren.  Daaronder  een  Blauwe kiek  in  Langebroek  en  twee  Haviken  in Kortebroek. Min of meer normale aantallen van Waterhoen en Meerkoet werden gezien. Veel  Waterhoentjes  zaten  in  telgebied Giessenburg‐Goudriaan  (132);  de  overige gebieden  kwamen  niet  verder  dan  enkele tientallen. In ditzelfde gebied zat ook de grootste groep  Meerkoeten  (647).  Het  telgebied  bij Molenaarsgraaf  zat  ruim  boven  de  400.  Met uitzondering  van  telgebied  Streefkerk met  ruim 300 exemplaren, waren  in de overige  gebieden slechts  enkele  tot  niet meer  dan  200  van  deze zwart‐witte  bleshoenders  aanwezig.    De maarttelling  staat  altijd  in  het  teken  van  de terugkerende  weidevogels.  Als  gevolg  van  de nog  late winter  zijn een paar  soorten wat  later dan gewoonlijk. Van de Kievit die de vorige twee maanden  uiteraard  geheel  ontbrak  (onder “normale” omstandigheden  is hij  iedere maand wel  aanwezig)  kwamen  er  zo’n  1800  op  de telformulieren.  Het  leeuwendeel  kwam  voor rekening  van  Giessenburg‐Goudriaan  en 

Streefkerk met beide ruim boven de 500 vogels. De  Scholekster  was  met  150  exemplaren  nog wat  magertjes  vertegenwoordigd.  Vorig  jaar waren er twee keer zoveel. Voor de Grutto geldt hetzelfde: van het aantal van 2.643 in de gehele provincie  Zuid‐Holland  zat  nog  geen  4%  in  de Alblasserwaard. Waren er vorig  jaar maart  ruim 600 Grutto’s, dit  jaar werden  in zeven gebieden slechts  104  vogels  geteld.  Twee  gebieden herbergden  zowat  40 Grutto’s, maar  in  de  rest slechts  een  enkeling  en  in  Langebroek  zaten  er bijvoorbeeld  maar  elf.  Wulpen  waren  er  wel meer dan  vorig  jaar:  vier gebieden  leverden 91 Wulpen  op.  Vorige  maart  kwamen  we  niet verder dan zes exemplaren. Tureluurs waren nog erg  schaars:  Streefkerk  en  polder  Nieuw‐Lekkerland  herbergden  6  exemplaren.  De  vijf Watersnippen  vertoefden  in de boezem  van de Overwaard.  Van  de  meeuwen  bleef  het totaalaantal  3.700  onder  dat  van  vorig  jaar maart.  De  Kleine  Mantelmeeuw  begint  rond deze tijd uiteraard pas terug te komen. De Grote Mantelmeeuw was maar met een derde van het aantal  van  de  vorige  maarttelling  aanwezig. Slechts een kwart van het aantal Zilvermeeuwen van de vorige maarttelling werd nu gezien. Deze soort was  voor  de  eeuwwisseling  veel  talrijker dan tegenwoordig. Voor het jaar 2000 telden we veelal meer dan 100 vogels. Zoals bijvoorbeeld in maart  1998  toen  er  342  werden  geteld.  De hoogste score  in die  tijd was  in november 1996 met 690 vogels. Niet  iedereen telt ze natuurlijk, maar  deze  keer  werden  vooral  in  één  gebied veel  Houtduiven  gezien  (675)  waarvan  344  in telgebied  Giessenburg‐Goudriaan. Waar  overig‐ens ook 58 van de 99 Turkse Tortels zaten. In dit gebied  ook  163  Roeken  en  slechts  12  in  de resterende  telgebieden. Het noemen waard zijn de 6  (!) Roodborsttapuiten  in polder Streefkerk. Van  de  Tjiftjaf  zijn  er  vermoedelijk  wel  meer aanwezig  geweest  maar  één  werd  toch opgemerkt  in  Nieuw‐Lekkerland.  Van  de  acht Zwarte  Mezen  in  Slingeland  was  er  nog  één aanwezig. Deze laatste telling werden 81 soorten genoteerd,  vertegenwoordigd  door  43.059 vogels.  Over  alle  tellingen  dit  seizoen  werden 108 verschillende soorten gerapporteerd. 

     

39 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 40: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

(on) Verklaarbare vogeltrekfenomenen over telpost Kinderdijk Een eerste artikel in een artikelenserie over spectaculaire trek over telpost Kinderdijk (ZH)  Adri Clements  In  2006  waren  het  de  lijsters,  in  2008  de roofvogels,  in  2009  de  Veldleeuweriken  en Houtduiven. Allemaal hoge,  vaak onverwachte aantallen.  Neem  bijvoorbeeld  de  Veld‐leeuweriken  halverwege  oktober  2009.  Als vanuit  het  niets  kwamen  ze  opzetten,  in groepen  van  90‐110  exemplaren.  Het  oude dagrecord  stond  meer  dan  3000  exemplaren. Wie  had  ooit  gedacht,  zeker  gezien  de achteruitgang  van  de  Veldleeuwerik,  dat  het nieuwe  dagrecord  (8165)  meer  dan  een verdubbeling  zou  zijn  van  het  oude?  In  dit artikel wordt een begin gemaakt aan een serie artikelen over deze spectaculaire trek. In eerste instantie  wordt  alleen  de  najaarstrek onderzocht. Dit artikel is met name bedoeld om een  beeld  te  schetsen  van  de  spektakels  die trektellen met zich mee kan brengen.   Vogeltrek  ‐ de basis  Allereerst zullen we terug moeten naar de basis van vogeltrek. Waarom trekken vogels eigenlijk? Waarom  trekken  andere  vogels  niet?  De grootste  drive  voor  een  vogel  om  te  gaan trekken  is: overleven.  In principe draait  alles  in het  leven  van  een  vogel om overleven. De  ene soort  beschikt  over  de  (genetische)  eigenschap om  bij  temperatuursveranderingen  ten  gevolge van  seizoenswisseling  over  te  gaan  op  ander voedsel, terwijl een andere soort juist heel sterk afhankelijk  is  van  die  ene  muizen  of muggensoort.  Een  logische  gevolgtrekking  is vervolgens  dat  wanneer  een  soort  niet  meer over  voldoende  voedsel  kan  beschikken,  de vogel zou doodgaan wanneer ie op dezelfde plek zou blijven. Om toch in leven te blijven kiest een vogel  dan  de  bekende  eieren  voor  z’n  geld,  en vliegt  naar  gebieden  waar  nog  wel  het benodigde voedsel voor handen is. Temperatuur en voedsel liggen dus heel dicht bij elkaar als de drempel  om  wel  of  niet  te  gaan  trekken.  Een derde, minder  bekende  factor  is  de  daglengte, ofwel  hoeveel  uur  per  dag  het  ‘licht’  is.  Hoe verder  het  najaar  vordert,  hoe minder  licht  er per dag beschikbaar  is. Veel soorten  foerageren 

alleen overdag, en  zijn dus  sterk gebonden aan de hoeveelheid licht per dag.   Factoren om te trekken Het  is wel duidelijk welke  factoren er bepalend kunnen zijn om als vogel  te gaan  trekken. Maar dan… wannéér ga je als vogel nou op de wieken? Daarvoor  zijn  blijkbaar  andere  factoren  voor nodig.  De  allereerste  factor  is  het  komend gebrek aan voedsel. Toch is al het voedsel niet in één  keer  op,  afhankelijk  van  de  voedselbron duurt dit enkele dagen tot enkele weken voordat al  het  voedsel  echt  op  is.  Een  tweede  factor  is het weer, waardoor de vogels onverhoopt  toch eerder  wegtrekken  dan  dat  het  voedsel  op  is. Bijvoorbeeld  een  heldere  nacht  met  ‘goede’ wind, waarin het voor vogels aangenaam  is om weg te trekken. Het tegenovergestelde kan ook: een  koude‐inval,  waardoor  Trektellers  weten erover mee te praten, het weer is op een telpost één van de meest bepalende factoren waardoor ‘het vliegt’, of het een ‘slechte dag’ wordt. Stel  je  voor:  je  bent  een  vogel,  en  je  voelt: binnen  nu  en  2 weken moet  ik  echt  hier weg, anders heb ik niks meer te eten en ga ik dood. Er is één probleem: de regen komt met bakken uit de lucht en het waait uit het zuidwesten, precies vanuit de richting waar je heen moet vliegen. Wat  de meeste  vogels  doen:  zo  lang mogelijk afwachten tot het wat beter weer wordt, en dan gaan vliegen. Vanaf de grond  is dit ook duidelijk te  zien,  na  enkele  dagen  met  slecht  weer  en vervolgens  enkele  ‘mooiweerdagen’,  dan  vliegt het bijna altijd wel goed. Om te gaan trekken kan de  weersfactor  twee  kanten  op  slaan:  of  het wordt  op  het  juiste  moment  mooi  weer  met juiste wind, zodat de vogels gaan vliegen, of de kou valt ongenadig hard  in.  In het  laatste geval zit  er  niets  anders  op  dan  zo  snel  mogelijk wegtrekken naar warmere oorden, en onderweg her en der nog een graantje meepikken.  Kinderdijk Nu wat meer  to  the  point. Het  onderwerp  van dit  artikel  gaat  over  bijzondere 

40 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 41: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

trektelfenomenen  over  telpost  Kinderdijk  in  de laatste jaren.  

In  de  artikelen  die  in  deze  serie  zullen  volgen, zullen  enkele  kenmerkende  soorten  onder  de loep worden genomen. 

Deze  soorten  kenmerken  zich  het  meest  door het  feit  dat  de  soorten  in  een  (relatief)  hoog aantal  doortrekken  als  je  het  vergelijkt  met andere telposten in de regio. Soorten waar het om gaat zijn als volgt: 

1. Houtduif 2. Veldleeuwerik 3. Buidelmees 4. Vink (2008) 5. Ganzen 

In de rest van dit artikel wordt door middel van foto’s een  impressie gegeven van het  trektellen op  telpost  Kinderdijk,  en  dan  gericht  op  de overtrekkende  soorten.  Soms  gaat  het  om groepen, soms ook om individuen. Die impressie is  nodig  voor  hen  die  het  fenomeen  vogeltrek niet kennen, maar  is zeker ook vermakelijk voor doorgewinterde trektellers.  Kijk maar mee! 

 

 Brandganzen  

 Gaai  

 Kramsvogel 

 

 Smienten  

 Blauwe reiger

41 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 42: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

 

Kleine zwanen  

 

Kieviten en Goudplevieren 

Tot slot. Alle gebruikte foto’s in dit artikel zijn van de auteur. En: dit artikel wordt zeker vervolgd!    

42 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 43: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Zeldzaamheden in het jaar 2009 Arie Kolders  De  taak om de  zeldzame  soorten  van het  jaar 2009  te  beschrijven,  heb  ik  weer  op  mij genomen.  Het  is  altijd  weer  leuk  om  te  zien welke soorten er dat  jaar  in de Alblasserwaard ontdekt zijn. Sommige soorten uit 2009 vergeet je  of  kun  je  je  zelfs  niet  meer  herinneren. Tijdens het schrijven zie  je dan  ineens een Hop staan,  die  langsvloog  bij  Ameide, Zouweboezem. Als  je dit dan zo ziet staan dan denk  je  bij  jezelf  “Oja,  deze  hadden  we  ook nog!”   In  het  jaar  2009  is  er  weer  veel  gevogeld, waardoor de zeldzame soorten ook dit  jaar niet onopgemerkt  bleven. Door  de  vele  uren  in  het veld  werd  dit  allemaal  mogelijk  gemaakt.  Zo keerde  de  Blauwvleugeltaling  in  2009  weer terug.  Dit  fraaie  eendje  werd  maar  door  een klein  clubje mensen  gezien.  Een  groepje  van  4 Geoorde  futen werden  in het achterwaterschap gevonden, maar de absolute klapper van 2009 is toch  wel  de  GRIJZE  WOUW.  Deze  soort  was `helaas’  maar  voor  een  klein  groepje  mensen twitchbaar.  Een nieuw jaar, dat betekent voor veel vogelaars om  weer  een  nieuwe  jaarlijst  te  starten.  1 januari  is  dan  ook  een  uitgelezen  datum  om zoveel mogelijk soorten te scoren, om deze dan weer  aan  hun  lijst  te  kunnen  toevoegen.  Zo beginnen  we  dit  jaar  met  een  overvliegende Rotgans  nabij  Gors  Landhoeve,  op  1  januari tussen een groep brandganzen. Op  dezelfde  datum  werden  ook  nog  2  Bokjes gevonden.  De  eerste was  een  invallende  vogel bij  Gors  landhoeve  en  de  tweede  vogel  werd gevonden  in polder Giessendam. Verder nog op 4  januari  een  langsvliegend  exemplaar  bij Alblasserdam  en    op  11  januari  één  bij Wijngaarden.  Een  Kleine  Bonte  Specht passeerde de Hoge Boezem van de Oeverwaard. De  twee  bekende  Boomklevers  van  Park  Huis Kinderdijk waren weer  present  in  de maanden januari  en  februari.  Later  is  een  van  de  vogels dood gevonden, zeer waarschijnlijk een vogel die slachtoffer  is  geworden  van  het  koude  weer. Tevens was er hier voor een langere periode een Appelvink te bewonderen; er zijn dit jaar redelijk 

wat  appelvinken  gezien/gevonden  in  de Alblasserwaard.  Het  zijn  er  te  veel  om  ze allemaal  afzonderlijk  van  elkaar  te  behandelen. Het  gaat  om  vijftien  verschillende  vogels,  die zowel  ter  plaatse  als  overvliegend  werden gezien. Op 5  Januari werd er nog een Goudvink gehoord  bij  Park  Huis  Kinderdijk.  Tussen  7 januari  2009  en  9 maart werden  er  regelmatig Roodhalsganzen  doorgegeven.  Het  ging  om tenminste  4‐5  exemplaren  die  rondzwierven  in de omgeving van Polder Langenbroek en Polder Giessendam.  Later  in  de  periode  van  22 november 2009 tot 17 januari 2010 verbleven er ook  tenminste  4‐5  exemplaren,  die  in  dezelfde polders als hierboven beschreven staan. Op 12 januari werd er een Velduil gezien tussen de bekende ransuilen van de Zijdebrug. Het  was  dit  jaar  maar  een  mager  jaar  voor Pestvogels.  Er  willen  nog  wel  eens  groepjes pestvogels gevonden worden, die dan voor een aantal  dagen  blijven  zitten.  In  2009 waren  het alleen maar overvliegende vogels. Zo werd er op 10 januari 1 opgemerkt die over de Lek vloog en op  dezelfde  dag  passeerde  er  een  in  Nieuw‐Lekkerland.  Echt  zeldzaam  zijn  ze  ook  niet  te noemen,  maar  schaars  zijn  ze  zeker  de Middelste Zaagbek.  Zo ook dit vrouwtje dat een dag aanwezig was op de Lek nabij Ameide. Een andere  zeldzame  ganzensoort  is  de Taigarietgans.  Op  dutchbirding.nl  is  er  een uitgebreide discussie omtrent de herkenning van de Taigarietgans. Dit blijkt nog erg  lastig  te zijn. Veel  Toendra’s  worden  vaak  ten  onrechte uitgescholden  voor  Taigarietganzen.  Hieronder een  stukje  van  Arnoud  B.  van  den  Berg  over Taiga’s:   “Ik denk dat we tot de slotsom kunnen komen  dat  er  in  Nederland  vele  10.000en Toendra's met zekerheid zijn te determineren en slechts een handvol duidelijke Taiga's en dat een aantal  groter  dan  dat  van  de  duidelijke  Taiga's vooralsnog ondetermineerbaar blijft. Concludeer hieruit  zelf  maar.  De  eerste  echt  goed gedocumenteerde Taigarietgans werd gevonden in Polder  Sliedrecht op 18  januari en werd hier tot tenminste 1 februari gezien. In de maand januari verbleef er in Polder Nieuw‐Lekkerland  een  Casarca  tussen  een  groep nijlganzen. Tjaa, de status van deze vogel vul  je 

43 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 44: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

zelf maar in… Zeldzame soorten keren vaak weer terug  naar  de  plek waar  ze  ontdekt  zijn;  denk hierbij  aan  de  Ringsnavelmeeuw  van  Tiel,  de Buffelkopeend  van  Barendrecht.  Zo  keerde  de Blauwvleugeltaling  van  de  Hoge  Boezem  ook weer terug. Deze verbleef er slechts op 30 en 31 januari.  Vaak  breekt  er  in  deze  tijd  van  het  jaar  de “komkommaartijd”  aan.  Het  is  gewoon  niet  zo interessant  in  de  polders  en we  hopen  dat  zo snel mogelijk  dat  het  voorjaar weer  aanbreekt. Er  zijn  dit  jaar  redelijk  wat  Kerkuilen  door gegeven. Dit blijft toch altijd een leuke soort om te  zien.  De  eerste  die werd  doorgegeven  op  6 februari  was  jagend  aanwezig  nabij Bleskensgraaf.  Verder  op  16  maart  nabij Giessenburg, 20 mei De Donkse  Laagte, 29 mei een roepend exemplaar in Nieuw‐Lekkerland, 13 juni  Oud‐Alblas,  4  juli  in  polder  Ameide,  6 september één  in Papendrecht, 9  september  in Polder  Sliedrecht, Vanaf  30  september was het bekende  geval  van Wijngaarden  aanwezig. Met de  schemering  lieten  zich  dan  3‐4  vogels mooi bekijken.  En  als  laatste  hing  er  in  oktober  een aantal dagen één rond in Sliedrecht.  

Rotgans, Polder Langenbroek © Albert de Jong  Vanaf  7  februari  was  er  een  Rotgans  te bewonderen  in  Polder  Langenbroek  e.o.  Deze gans  verbleef  bijna  de  hele  winterperiode,  als laatst werd hij gezien op 1 maart ook  in Polder Langenbroek.  Algemeen  zijn  ze  ook  niet:  de  Patrijs.  Via Hendrik‐Jan  van  Dijk  werd  op  8  februari  een groep  van  12  doorgegeven  bij  Hoornaar.  Dit  is toch  zeker  uniek.  Vaak  zijn  het  enkele exemplaren die gezien worden, zo werd er op 27 februari  en  1  maart  een  roepende  vogel doorgegeven  nabij  Gorinchem.  Op  27  maart werden  nog  maar  twee  vogels  gezien  bij Hoornaar,  later  in  het  jaar  op  27  november werden er weer 21 doorgegeven. Verder werden er nog 3 exemplaren doorgegeven bij  Lexmond op 5 juli en op 18 juli één in Polder Ottoland. Op 20 september werd er nog een unieke groep van 10 vogels gezien in Gorinchem.  Het  voorjaar  breekt  weer  aan,  te  zien  aan  de Grutto’s  die  je  regelmatig  ziet,  de  kortere nachten en de zingende zanglijsters en merels in de achtertuin. 

Ook qua zeldzaamheden begint het weer leuk te worden, “lees maar verder”. Kraanvogels,  hoeveel  je  er  ook  gezien hebt,  het  blijft  altijd  een  indrukwekend schouwspel:  een  groep  roepende Kraanvogels.  Op  1  maart  vloog  er  een mooie  groep  van  34  exemplaren  over Giessenburg  en  op  7  maart  een overvliegende vogel bij Tienhoven. 

44 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 45: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Een  Rode Wouw werd  gezien  en mooi gefotografeerd op 16 maart, deze vogel vloog  over  Polder  Nieuwland.  In  een strenge winterperiode  zijn  ze  lang  niet zo  zeldzaam:  het Bokje. Ditzelfde  geldt ook voor de Houtsnip. Overal worden ze gezien soms zelf  in de achtertuinen. Op 17 maart werd er een vogel  ter plaatse gezien  in Polder Blokland. Op 21 maart werden  twee  schaarse/zeldzame soorten  gezien  in  de  Alblasserwaard. Het gaat hier om een Geelgors wat toch wel een  zeldzame  soort  is  in De Waard met  maar  aan  aantal  gevallen.  De andere  is  niet  eens  zo  zeldzaam, maar het gaat hier wel om een vroeg geval de Buidelmees.  Deze  werd  ontdekt  door  de trektellers op Kinderdijk. De Cetti’s  zanger  is  al lang de  zeldzaamheid niet meer die hij  vroeger was.  Zelfs  strenge  winters  weet  de  Cetti’s  te doorstaan. Op 31 maart werd de eerste ontdekt in  de  Griend  van  Hardinxveld‐Giessendam.  Dit bleek  een  long‐  stayer  te  zijn  en  bleef  hier  tot tenminste  9  mei.  Maart  werd  afgesloten  met een  stoere  Reuzenstern  die  langs  Telpost Kinderdijk  vloog  en  de  waarnemers  verbluft achterliet.  In de maand april zijn er redelijk wat Beflijsters gezien, de eerste die  langs vloog was op 1 april in  Polder  Nieuw‐Lekkerland.  Op  8  en  11  april vlogen  er  in  totaal  3  beflijster  over  Polder Nieuw‐Lekkerland.  Verder  op  16  april  een overvliegende  vogel over  Telpost Kinderdijk, 25 april 2 exemplaren over Telpost Kinderdijk en als  

  

Draaihals, Zijdebrug © Arie Kolders  laatste  een  kortstondige  ter  plaatse  beflijster ook  bij  Telpost  Kinderdijk.  Nog  een  Casarca passeerde op 5 april Alblasserdam Polder Grote  Nes.  Verschillende  Rode‐  en  Zwarte  Wouwen werden  gezien.  10  april was waarschijnlijk  een dag  dat  er  veel  rode  wouwen  op  doortrek waren; zo werd er een vogel gezien die over de Lek vloog ter hoogte van Nieuw‐Lekkerland, nog een  exemplaar  over  Alblasserdam,  2  over Telpost Kinderdijk. Op 11 april vloog er nog een vogel over Oud‐alblas. De eerste Zwarte Wouw werd  gezien  op  6  april  over Nieuw‐Lekkerland, gevolgd  door  twee  overvliegende  exemplaar over  Telpost  Kinderdijk  en  als  laatste  nog  een exemplaar  over  Nieuw‐Lekkerland. Wat  zijn  ze toch mooi, Geoorde futen! Corne had het geluk om op 9 april vier mooie adulte Geoorde futen  

Geoorde  Fuut,  Achterwaterschap  ©  Adri Clements 

45 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 46: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

te  vinden  in  het  achterwaterschap. Dit  zijn wel momenten die nog lang in het geheugen blijven.  Drie  verschillende  Nachtegalen werden  gezien, de bekendste  is wel de vogel van Alblasserdam. Je  kon  zowel  overdag  als  ‘s  nachts  van  zijn zangconcert  genieten.  De  andere  twee nachtegalen waren  te horen bij de plek  van de Cetti’s  zanger  langs  de  A15  in  de  Griend  van Hardinxveld Giessendam. Een andere druk bezochte soort  is de Draaihals van  de  zijdebrug.  Hij  bleef  hier maar  één  dag, maar  liet  zich  wel  super  bekijken  en fotograferen.  In het  jaar 2009 zijn er  in  totaal 3 verschillende  draaihalzen  gezien,  wat  voor Alblasserwaardse begrippen veel is.  “Helaas, helaas” was deze Hop op 18  april een langsvliegende  vogel  en  werd  niet  ter  plaatse gevonden. In hoeverre is dit helaas, het is al leuk als de Alblasserwaard weer eens een Hop mocht krijgen.  Hopelijk  is  de  volgende  een  vogel  die lang  blijft  zitten  en  door  iedereen  bewonderd kan  worden.  De  Biesbosch  is  rijk  bezet  met Kleine  Zilverreigers  en  in  de  Alblasserwaard  is het een zeldzaamheid. Hoe zal dit  toch komen? Het  is maar  een  klein  stukje  vliegen, misschien vinden  ze  de  Biesbosch  mooier?  Op  18  april vloog er een vogel over de Zouweboezem. Nog een Velduil vloog op 19 april over Alblasserdam in Polder Blokweer. Een  paartje  Krooneend  werd  gezien  bij  de Avelingen  op  20  april.  Er  konden  geen  ringen worden vastgesteld. Wat moet je hier nou mee? Regelmatig  worden  er  krooneenden  door gegeven,  in  de  omgeving  van  Gorinchem. Misschien wilde  of  toch  een  escape, we  zullen het nooit weten. In totaal passeerden er  in april 3 Grauwe  Kiekendieven. De  eerste  op  23  april langs de Donk, de andere 2 vlogen allebei op 26 april langs Giessen‐Oudekerk en Oud‐alblas. Op 29 april werd er een Cetti’s zanger midden in Sliedrecht gevonden. Dit is langs een drukke weg waar veel mensen komen. Het kan dus overal, hij is  maar  een  dag  gehoord,  latere  zoekacties leverende  niks  op.  Twee  roepende Porseleinhoenders werden gehoord op 30 april in de Hoge Boezem van de Oeverwaard. Ze  zeggen  wel  eens  “Je  bent  zo  doof  als  een Kwartel” maar  als  er  een  gaat  roepen dan  valt het niet te missen, dat je dan met een Kwartel te maken hebt. Op 30  april werd er  in de polders 

van  Giessenburg  een  opgestoten  door  een maaiende trekker.  We  starten mei met  een  aantal  overvliegende Rode‐  en  Zwarte  Wouwen.  De  eerste  Rode wouw  kwam  langs  op  2  mei  over  Ameide, gevolgd door één exemplaar die over Brandwijk vloog  en  nog  een  over  Polder  Blokweer Alblasserdam. Ook op 2 mei vloog er een Zwarte wouw  langs Telpost Kinderdijk. 12 mei  zaten er zelfs  2  ter  plaatse  in  Polder  Nieuw‐Lekkerland, 14 mei vloog er een vogel over Schelluinen. Op 1 juni  vloog  er  één  over Oud‐Alblas  en  één  over Gorinchem en als laatste één op 6 juli weer over Polder Nieuw‐Lekkerland.  In  Polder Noordeloos zaten  op  7 mei  2  roepende  Kwartels,  gevolgd door  nog  een  roepende  vogel  bij  de  Donkse Laagte  en  als  laatste  nog  een  roepende  vogel nabij Giessendam op 17 juni. Leuk is het groepje van 4 Rosse Grutto’s die op 8 mei over Telpost Kinderdijk vlogen. Nu we  toch  in het  steltloper‐rijtje zitten, de schitterende Stelkluut die op 9 en 10 mei verbleef in het bekende plas/dras gebied Polder Langenbroek trok door zijn aanwezigheid veel bekijks. En op 13  juni zat er nog één  in de plas/dras  van  Oud‐Alblas,  later  op  de  dag werden  er  nog  twee  gevonden,  alweer  op plas/dras Langenbroek. Dit is door de jaren heen een leuke plek voor zeldzame steltlopers. De  enige  Temmincks  Strandloper  van  dit  jaar verbleef  van  12  tot  14  mei  op  plas/dras Langenbroek.  Twee  schitterende  adult zomerkleed  Witwangsterns  verbleven  van  12 mei t/m 23 mei in de omgeving van de Boezems van  Kinderdijk. De Witvleugelstern maakte  het groepje moerassterns compleet. Soms waren de drie moerassterns  in één kijkerbeeld te zien wat je  niet  vaak  meer  mee  zal  maken.  De Witvleugelstern verbleef voor een lange periode in  de  HBO.  Van  12 mei  tot  en met  11  juli.  Hij foerageerde  de  meeste  tijd  op  de  plas  bij  de nieuwe  kijkhut.  Tijdens  de  ontdekking  was  de vogel  in  volledig  zomerkleed  en  naar mate  het later  in  de  tijd  werd  ruide  de  vogel  naar winterkleed.  Vorig  jaar  verbleef  er  ook  al  voor een  lange  periode  een  Witvleugelstern  in  de HBO, maybe dit jaar ook?     

46 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 47: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

Witvleugelstern,  Hoge  Boezem  van  de Nederwaard © Hans Gebuis.   Vaak hoor je ze eerst voordat je ze te zien krijgt. Maar  als  je er dan  een hoort  zingen  is het wel meteen duidelijk dat  je  te maken hebt met een Grote  Karekiet.  Dit  was  ook  het  geval  bij  de vogel  van  het  Achterwaterschap  nabij  de eendenkooi  van  Streefkerk  die  daar  bijna  altijd luidzingend gehoord kon worden. De vogel werd ontdekt 14 mei en bleef tot en met 25 mei. Tjaaa….. als  laatste, hier moet  ik toch echt weer even voor slikken. Zit je lekker vakantie te vieren op  Texel,  komt  er  een  piep  dat  er  een  Grijze Wouw wordt  gezien  in  Polder  Bleskensgraaf.  7 minuten van je huis vandaan (met zo’n soort nog sneller).  Het  betreft  hier  de  eerste  voor  de Alblasserwaard en terecht de beste soort van dit jaar. De ontdekkers: “geniet er maar van”. Maar ontdek  in het vervolg wel zo  iets als wij gewoon thuis zijn☺   Met een Grauwe Kiekendief gaan we de maand juni  in. Het ging hier om een doortrekker op 17 juni over Polder Nieuw‐Lekkerland. 

Vanaf  8  juli  t/m  19  juli  waren  er  2‐3  Kleine Zilverreigers aanwezig op Gors Landhoeve. De Bonte Vliegenvanger  is ook geen alledaagse verschijning  in De Waard. Op 13  juli was er één vogel aanwezig in de achtertuin van Arie‐Willem, later in het jaar gingen het zelfs om 3 vogels.  De enige  Krombekstrandloper  van  dit  jaar  bevond zich op 29 juli in plas dras Langenbroek.  Twee  overvliegende  Casarca  werden waargenomen, op 1 augustus en op 3 augustus een  exemplaar  over  Telpost  Kinderdijk.  We maken nu even een flinke stap naar 20 augustus. Alweer  een  Draaihals  en  nu  in  Polder Bleskensgraaf. Wat zijn het toch gave vogels. Op 25 augustus werd “de” of “een” vogel gezien  in een  van  de  achtertuinen  in  Bleskensgraaf.  Een aantal dagen  later op 29 augustus werd er een Draaihals  doortrekkend  gezien  op  Telpost Kinderdijk. Gaat  het  hier  om  dezelfde,  of weer een  andere  vogel?  Een  Grauwe  Kiekendief passeerde op 22 augustus Telpost Kinderdijk en op  13  september  weer  één  langs  Telpost Kinderdijk. Op 22 augustus werd er een Kwak gevonden  in de Avelingen. Een goed gebied voor deze soort, 

47 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 48: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

maar  zal  er  ooit  weer  een  populatie  gaan vestigen? De tijd zal het leren. En  op  27  augustus  werd  er  nog  een overvliegende  vogel waargenomen  over  de  Lek nabij  Langerak. Bij de  vorige Hop  zeiden we al, dat het mooi  zou  zijn  als er weer  eens  één  ter plaatse zou komen. Maar het gaat hier weer om een overvliegende vogel en wel op 24 augustus in  Giessen‐Oudekerk.  En  als  laatste  een doortrekkende Zwarte Ooievaar op 29 augustus boven Telpost Kinderdijk.  

Grijze  Wouw,  Polder  Bleskensgraaf  ©  Hans Gebuis.  Met  een  Noordse  Stern  gaan  we  de  maand september  in. Zo nu en dan willen groepjes wel eens  het  binnenland  in  gaan.  Op  3  september vloog  er  een  adulte  vogel  langs  Telpost Kinderdijk.    Het  is  rond  deze  tijd  van  het  jaar goed  opletten  tussen  de  groepjes  Gele Kwikstaarten  op  eventuele  Noordse Kwikstaarten en Engelse Kwikstaarten. De enige van  dit  jaar  dook  op  in  één  van  de paardenweitjes  van  Giessendam.  Twee Duinpiepers die ter plaatse zitten, komt nou ook niet vaak voor. Deze twee Duinpiepers zaten ter 

plaatse op 7 september op het bedrijventerrein van Schelluinen. Het is een mooi ruig stukje, wie weet wat het allemaal nog gaat opleveren. Een doortrekkende  Europese  Kanarie  werd  gezien op  19  september  die  over  Sliedrecht  vloog. Tevens  op  19  september  een  doortrekkende Rosse Grutto over Telpost Kinderdijk. Er zijn dit jaar  redelijk wat Velduilen gezien  in De Waard. Nu weer een ter plaatse vogel op 20 september in  Polder  Brandwijk.  Een  overtrekkende Zilverplevier  werd  roepend  gehoord  over  het 

NVWA  gebouw dit was  tijdens de open dag op 26  september.  Ook  op  26  september  werd  er weer  een Cetti’s  Zanger  gehoord  en ditmaal  in de Hoge Boezem van de Overwaard. Deze heeft er  tot het einde van het  jaar gezeten.  Ik zag via waarneming.nl dat de vogel tijdens het schrijven van  dit  artikel  (4  maart  2010)  weer  is waargenomen.  We  vliegen  de  maand  oktober  in  met  een Zilverplevier  die  op  1  oktober  over  Telpost Kinderdijk vloog. Er  is al het een en ander over de Krooneend gezegd vooral over de status van deze eenden. Zeldzame eenden blijven altijd een beetje dubieus. Ditmaal werden 2 vogels gezien 

48 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 49: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

nabij  Kinderdijk  Hoge  Boezem  van  de Overwaard.  Op  4  oktober  werd  er  een  Rosse Grutto gezien in een onder gelopen weiland van Polder Kortenbroek Steefkerk. En op 27 oktober nog  een  doortrekkende  vogel  langs  Telpost Kinderdijk. Een  luid  roepende  Grote  Pieper  vloog  op  7 oktober  langs  Telpost  Kinderdijk.  Dit  betrof tevens de 3e voor de Telpost. Een  doortrekkende  roepende  Goudvink  werd gehoord op 10 oktober langs Telpost Kinderdijk. Op  10,13  en  27  oktober werden  er  in  totaal  3 Beflijster  gezien  allemaal  langs  Telpost Kinderdijk.   

Beflijster,  Telpost  Kinderdijk ©  Arie‐Willem  van der Wal.  10 oktober bleek voor de Telpost een goede dag te worden, want even  later kwam er een mooie juveniele  Roodpootvalk  langs  zetten.  Een paartje  Middelste  Zaagbekken  werd  langs vliegend  gezien  boven  de  Lek  t.h.  van  Telpost Kinderdijk.  Een  nieuwe  zangpost  van  Cetti’s zanger  werd  gevonden  op  14‐15  oktober  in Polder Ottoland. Oktober  kreeg nog  twee Rode Wouwen.  De  eerste  op  15  oktober  boven Giessen‐Oudekerk  en  de  tweede  vogel  werd gezien op 17 oktober boven Gors Landhoeve.  

Woensdag  14  oktober  2009  zal  voor  de  twee aanwezige tellers een dag zijn om nooit meer te vergeten.  Vele  records  werden  deze  dag verbroken. Het was voor de andere tellers haast onwaarschijnlijk dat dit mogelijk was op Telpost Kinderdijk,  terwijl  het  elders  veel minder  was. Maar  het  blijft  voor  ons  tweeën  (Jaap  en Arie) onbegrijpelijk  waarom  er  niet  meer  tellers aanwezig  waren  want  wij  konden  het  niet  bij houden.  Ik  heb  de  tekst  welke  die  dag geschreven  is op www.trektellen.nl maar  in het verslag opgenomen:  “Beste  najaarsdag  ooit,  grenst  tegen  het 

onwaarschijnlijke  aan. Na  de  "Big Harrier Day" van 13 sept '08 is een tweede stap gezet richting de  "Big  Starling  Day".  Verhaal  van  de  tellers: 'Ganzen  in  gemengde  groepen,  vaak  erg  hoog. Beste half uur voor o.a. vink, veldleeuw, zang, kol van  10u  tot  10u30.  Veldleeuwerik  geregeld  in groepen  van  100+,  Spreeuw  o.a.  groep  van 25.000  om  8u29  (geen  slaaptrek,  de slaapspreeuwen  waren  een  half  uur  eerder vertrokken).  In  het  begin  van  de  ochtend  vloog alles  vrij  laag,  later  erg  hoog.  Er  blijven weinig soorten  over  die  niet  extreem  goed  vlogen,  dit zijn de dagrecords: Kolgans, was 2256 nu 2852; Veldleeuwerik,  was  3718  nu  5843;  Witte kwikstaart, was  67  nu  95; Heggenmus, was  28 

49 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 50: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

nu 35; Merel, was 37nu 61; Zanglijster, was 759 nu 1867; Baardman, was 12 nu 24; Staartmees, was 22 nu 97; Boomkruiper, was 1 nu 3; Ekster, was  25  nu  36;  Spreeuw, was  23158  nu  36141; Rietgors, was 69 nu 136. 12 dagrecords in totaal! Veel  soorten  2e  dag.  Tijdens  deze  telling  is  de 150.000e  vogel  gepasseerd,  de  200.000e  net niet.  Hoe  bizar!  En  nu  maar  brainstormen waarom  het  híer  zo  extreem  vloog,  en  enkele km's verder weg bijna niets... Ook voor ons een groot raadsel”.  Na een supergoede telling op Telpost Kinderdijk werden  de  dag  erna  twee  Bladkoningen gevonden  ook  op  Telpost  Kinderdijk.  Zeer waarschijnlijk  is  er  toch  een  aanvoer  geweest met tjiffen en dus ook deze bladkoninkjes. Op 21 oktober vloog er een Velduil langs Telpost Kinderdijk.  En  op  de  27ste  vloog  er  nog  één langs. De laatste van dit jaar vloog boven Polder Nieuw‐Lekkerland op 23 december. Eén  van de Zeearenden  van  de  Biesbosch  wilde  even  zo vriendelijk zijn om een bezoekje te brengen aan Sliedrecht.    We  sluiten  oktober  af  met  twee overvliegende  Kraanvogels  over  Telpost Kinderdijk. 

Koereiger, Polder Bleskensgraaf © Jorrit Vlot  Op  14  november  werd  er  een  Koereiger gevonden  in de polders van Bleskensgraaf, deze werd voor het laatst gezien op 13 december, een echte  longstayer  dus.  Op  5  december  werd tijdens  een  slaapplaatstelling  een  Koereiger 

gevonden  tussen  de  Grote  Zilverreigers.  Zeer waarschijnlijk zal dit dezelfde Koereiger zijn, die in  polder  Bleskensgraaf  rond  huist.  En  op  12 december  werd  er  nog  één  gezien  in  Polder Sliedrecht. Misschien ook wel dezelfde vogel die even  aan  een  uitstapje  toe  was.  Op  dezelfde datum  als  dat  de  Koereiger  werd  gevonden werden  2  overvliegende  Kraanvogels  gezien boven Hoornaar. Een juveniele Dwerggans werd gevonden  in  Polder  Het  Broek,  foeragerend tussen een grote groep Kolganzen. Er is al het een en ander over de Taigarietganzen gezegd,  3  zekere  taiga’s  zijn  gezien  in  Polder Brandwijk op 21 november. Gelijkertijd werd er een  IJsgors  overvliegend  gehoord  boven Giessendam.  We gaan de  laatste maand al weer  in van 2009. Zo  werd  er  in  Polder  Het  Broek  een  adulte Sneeuwgans gevonden  tussen de Kolganzen. 14 december  werd  door  een  groep  alarmerende ganzen  een  stoere  Zeearend  opgepikt  die  op ongeveer 30 meter boven de waarnemers vloog. In  totaal  2  Pestvogels  vlogen  op  18  december boven  Nieuw‐Lekkerland.  Eén  van  de  hoogte punten  van  het  trektelseizoen  is  toch  wel  de langsvliegende Klapekster op 19 december.   Op 21 december vloog er nog een roepende IJsgors langs Telpost Kinderdijk. En we sluiten dit verslag af met een Rotgans die werd gevonden in Polder Langenbroek.    Al  schrijvend  is  het  zo  weer  een  aardige  lijst geworden, waaruit blijkt dat er dicht bij huis  in de Alblasserwaard genoeg te zien en te beleven is.  Ook  de  telpost  levert  ieder  jaar  weer  de nodige  leuke  soorten  op.  Wie  weet  welke klapper ons 2010 oplevert!               

50 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 51: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

                                                    

                                         BESTELLEN VAN GEDRUKTE EXEMPLAREN  (€  7,50)  kan  door  het  versturen  van  een  email naar: [email protected] Met daarin vermeld  

‐ naam en adres ‐ het aantal exemplaren 

 KOPIJ AANLEVEREN VIA [email protected] 

51 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9   

Page 52: 1 Pagina Ornithologisch Jaarverslag 2009 · 2012. 4. 20. · 1 4‐april ad / jan 1 4‐apr gerben / piet 1 07.21 2 10‐apr adri / anthonie 2 11‐apr pieter / jurie 2 07.05 3 18‐apr

  

ORNITHOLOGISCH JAARVERSLAG 2010 

 VOGELWERKGROEP  ALBLASSERWAARD    

               

52 | P a g i n a   O r n i t h o l o g i s c h   J a a r v e r s l a g   2 0 0 9