weducforum.files.wordpress.com€¦  · Web viewBinnen Atlas Copco, een metaalverwerkend bedrijf,...

67
Basistesten Management en Organisatie 2016-2017 De cursusdienst van de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten. www.weduc.be

Transcript of weducforum.files.wordpress.com€¦  · Web viewBinnen Atlas Copco, een metaalverwerkend bedrijf,...

Basistesten Management en Organisatie 2016-2017

De cursusdienst van de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit

Antwerpen.

Op het Weduc forum vind je een groot aanbod van samenvattingen, examenvragen, voorbeeldexamens en veel meer, bijgehouden door je medestudenten.

www.weduc.be

Test hoofdstuk 1

Vraag 1Aan alle medewerkers van het museum (zowel de gidsen, als de onthaalmedewerkers, en het onderhoudspersoneel) wordt gevraagd de badge van het museum te dragen, zodat bezoekers hen gemakkelijk herkennen en hen eventueel vragen kunnen stellen. Dit is een voorbeeld van een ___ .

1. symboolritueelnormatief waardenoordeelmythe

1 punten   

Vraag 2In het zesde middelbaar worden leerlingen geïnformeerd over de studiemogelijkheden in het hoger onderwijs. Een leerkracht van het zesde middelbaar zal dit doen op basis van zijn/ haar eigen ervaringen met hoger onderwijs en op basis van de capaciteiten en interesses die ze in de leerlingen menen op te merken. De medewerker van het CLB van dezelfde school, zal de leerlingen het hele gamma aan mogelijkheden tonen en hen helpen hierin te selecteren. Hun verschil in aanpak berust op een onderscheid op vlak van ___ .

1. socio-demografische kenmerkenhiërarchische verantwoordelijkhedenfunctieexpertise

1 punten   

Vraag 3Wanneer we informatie verzamelen over de omvang van de terreinen, het soort van machines, de typische kenmerken van de grondstoffen van andere organisaties, dan bekijken we meer in detail de ___ .

1. taakomgeving, toeleverancierstaakomgeving, onderaannemers en partnerstaakomgeving, distributeurstaakomgeving, directe concurrenten

1 punten   

Vraag 4

Soorten organisatieledenIndien De Lijn een onderzoek doet naar het aantal allochtone werknemers in hun bedrijf om te bepalen of ze hun zelfopgelegde quota halen, dan wordt er een onderscheid gemaakt tussen organisatieleden op basis van ___ .

1. socio-demografische kenmerkenregio-betrokkenheidfunctieexpertise

1 punten   

Vraag 5We spreken van een groot bedrijf

1. als er minimum 50 voltijds equivalenten werken, en er een maximale jaaromzet is van 10 miljoen euro.als er minimum 250 voltijds equivalenten werken en er een minimale jaaromzet is van 50 miljoen euro.als er minimum 250 mensen werken, en er een minimale jaaromzet is van 50 miljoen euro.als er maximum 250 mensen werken en er een maximale jaaromzet is van 50 miljoen euro.

1 punten   

Vraag 6Organisaties die op korte termijn hoge inkomsten genereren, bevinden zich in de ___ .

1. opstartfasematuriteitsfaseintroductiefasegroeifase

1 punten   

Vraag 7De organisaties VBO en UNIZO kunnen we vatten onder de term ___ .

1. internationale organisatieseconomische beleidsverantwoordelijkenbelangenverenigingenGeen van bovenstaande

1 punten   

Vraag 8

Welke van onderstaande opties geeft de juiste volgorde van de fasen in de levenscyclus van een bedrijf weer?

1. Opstart, introductie, groei, maturiteitsfase, verval.Opstart, groei, introductie, maturiteits, vervalfase.Introductie, opstart, maturiteits, verval en groei.Introductie, opstart, groei, verval, maturiteit.

1 punten   

Vraag 9Wat is een supply chain?

1. Een groep mensen die alle economische activiteiten groepeert en ervoor zorgt dat de klant het desbetreffende product of dienstverlening daadwerkelijk in ontvangst neemt.Een aaneengeschakelde groep van organisaties die alle opeenvolgende (economische) activiteiten realiseren die nodig zijn om een welbepaald product of dienstverlening te verstrekken aan een klant.De diverse bestanddelen van de taakomgeving (klanten, toeleveranciers, distributeurs zowel groot- en kleinhandelaars) vormen samen de supply chain, die ervoor zorgt dat een product tot bij de klant geraakt.Geen van bovenstaande antwoorden is correct.

1 punten   

Vraag 10Wat is een virtuele organisatie?

1. Een organisatie die haar verkoop en communicatie voornamelijk via het internet doet.Een organisatie die enkel in een digitale ruimte bestaat.Een organisatie die bestaat uit verschillende, onafhankelijke organisaties die elk één activiteit op zich neemt.Geen van bovenstaande.

1 punten   

Vraag 11Eén van de dimensies om de nationale cultuur van een land te typeren, volgens Hofstede, heeft betrekking op de 'masculiniteit versus feminiteit’. Welke van onderstaande dimensies behoort niet tot deze typologie van Hofstede?

1. Stabiliteit versus complexiteitOnzekerheidsmijdingMachtsafstandIndividualisme versus

collectivisme1 punten   

Vraag 12Welke van onderstaande actoren of mensen vallen niet onder de politiek-juridische omgeving?

1. WTOVNOpen-VLDRaad van State

1 punten   

Vraag 13Duid alle juiste antwoorden aan.De structuur van een organisatie vormen een belangrijk aandachtspunt in het management van organisaties, met name in de managementactiviteiten ___ .

1. plannenorganiserenleidinggevencontroleren

1 punten   

Vraag 14Sinds Tom van sectie 2.A in 2013 zo alert reageerde op een kleine productiefout (die zware gevolgen had kunnen hebben voor de hele productielijn) worden alle medewerkers gewezen op de goede kwaliteiten van Tom en wordt hen ook aangemaand even oplettend te zijn als hij. Dit is een voorbeeld van een ___ .

1. symboolritueelnormatief waardeoordeelmythe

1 punten   

Vraag 15We spreken van een middelgroot bedrijf

1. als er minimum 50 voltijds equivalenten werken, en er een maximale jaaromzet is van 10 miljoen euro.

als er minimum 250 voltijds equivalenten werken en er een minimale jaaromzet is van 50 miljoen euro.als er minimum 250 mensen werken, en er een minimale jaaromzet is van 50 miljoen euro.als er maximum 250 mensen werken en er een maximale jaaromzet is van 50 miljoen euro.

1 punten   

Vraag 16Welke uitspraak is correct?

1. In het Uimodel van Hofstede staan de minst fundamentele waarden in de kern van de ui.De volgorde van cultuuruitingen van het binnenste van de ui naar buiten is: waarden, symbolen, rituelen en helden.De ui-vorm geeft aan welke cultuuruitingen het snelst zichtbaar zijn voor buitenstaanders en het makkelijkst te veranderen zijn.De symbolen die gebruikt worden in een bedrijf vormen de binnenste laag van het Uimodel van Hofstede.

1 punten   

Vraag 17Welke van onderstaande actoren of mensen vallen niet onder de economische omgeving?

1. WTOVOKAOpen-VLDVN

1 punten   

Vraag 18Wanneer één van de doelen van onze organisatie erin bestaat om de productie in afdeling A af te bouwen ten voordele van afdeling B en dit om de productiekosten in het gehele bedrijf te verminderen, dan kunnen we het soort doel benoemen op basis van ___ .

1. vormelijk karaktertijdshorizonorganisatieniveauGeen van bovenstaande

1 punten   

Vraag 19Duid het juiste antwoord aan.Het gemeenschappelijke doel van een organisatie

1. komt voort uit de wens van bepaalde organisatieleden: welke producten willen zij dat de organisatie realiseert?gaat vaak terug op de identificatie van een reële of in de toekomst te verwachten maatschappelijke nood die men vanuit de organisatie wil bevredigen via een bepaald product of dienstverlening.gaat terug op de bestaansreden van de organisatie.Geen van bovenstaande antwoorden is correct.

1 punten   

Vraag 20De directeur van een bedrijf gespecialiseerd in sportartikelen laat een onderzoek uitvoeren naar de vrijetijdsbesteding van Vlamingen, waarbij specifiek wordt nagegaan hoeveel zij uitgeven aan hun vrijetijdsbesteding. De resultaten kunnen een invloed hebben op het aanbieden van bepaalde producten en de prijszetting binnen het bedrijf. Het onderzoek omvat een analyse van de algemene omgeving van het bedrijf, meer specifiek van de ___ .

1. technologische omgevingsocio-culturele omgevingpolitiek-juridische omgevingeconomische omgeving

Test hoofdstuk 2

Vraag 1

1. Het evalueren van prestaties van uw medewerkers door ze te vergelijken met de vooropgestelde doelen, is een managementtaak die thuis hoort bij de managementfunctie ___ .

2. plannencontrolerenleidinggevenorganiseren

1 punten   

Vraag 21. Duid het juiste antwoord aan.

Wanneer het hoofd van de HR-dienst beslist een onderzoek te doen naar ongewenst gedrag (pesten e.d.) op het werk, dan treedt hij/ zij op in de rol van ___ .

2. probleemoplosser (disturbance handler)verbindingsmanmonitorwoordvoerder

1 punten   

Vraag 31. Twee autoverdelers van Ford worden door de hoofdzetel gecontacteerd

over hun prestaties het afgelopen jaar. Bedrijf A slaagt erin om met 5 verkopers een omzet te verkrijgen van 1.4 miljoen euro. Bedrijf B heeft 3 medewerkers in dienst en haalt een vergelijkbare omzet.De directie op het hoofdkantoor concludeert dat ___ .

2. bedrijf B doelmatiger is dan bedrijf Abedrijf B efficiënter is dan bedrijf Abedrijf A functioneler is dan bedrijf Bbedrijf A effectiever is dan bedrijf B

1 punten   

Vraag 41. Een uitgeverij overweegt haar boeken te laten inbinden in China, wegens

een goedkopere kostprijs per boek. Vooraleer deze beslissing te nemen, praat de directie van de uitgeverij met collega’s die een dergelijke uitbesteding al hebben gedaan over mogelijke problemen die zich kunnen

voordoen voor de organisatie en de problemen van het land.Dit past binnen het actuele managementthema ___ .

2. plannenglobaliseringmulticulturalismeduurzaam ondernemerschap

1 punten   

Vraag 51. Duid alle juiste antwoorden aan.

We kunnen soorten managers onderscheiden op basis van ___ .2. anciënniteit

specialisatiecentrale focus op de organisatieverantwoordelijkheid

1 punten   

Vraag 61. Welke van onderstaande uitspraken zijn juist?2. Topmanagers hebben een diepe focus op de organisatie als geheel.

Topmanagers zijn per definitie senior managers en generalistische managers.Een specialistische manager heeft een veeleer brede kennis (kennis over een specifiek deeldomein van management zoals bijvoorbeeld HRM).Een senior manager kan zowel een specialistisch als een generalistisch manager zijn.

1 punten   

Vraag 71. Management is het proces waarbij de inspanningen van de

organisatieleden gecoördineerd en gestuurd worden opdat het gemeenschappelijke doel van de organisatie gerealiseerd zou worden.Wat ontbreekt in deze definitie van management?

2. Dat management bestaat uit verschillende functies en rollen, waarbij de belangrijkste functies samen de managementcyclus vormen.Dat de sturing van enkel betrekking heeft op de activiteiten van de organisatieleden.Er ontbreekt niets in deze definitie.Dat naast de coördinatie van de activiteiten ook de aangewende middelen onder het management vallen.

1 punten   

Vraag 8

1. Duid het juiste antwoord aan.Het managementdomein marketing doet beroep op psychologie (bijvoorbeeld de beïnvloeding van gedrag, manipulatie), maar ook op sociologie, economie, technologie en communicatie. Dit een voorbeeld van____; ?

2. het heterogene karakter van de kennis en vaardigheden nodig binnen het vakgebied managementde verschillende managementthema s die behandeld worden in het managementdomein marketinghet belang van de toegevoegde waardekettinghet feit dat functionele managementdomeinen doorkruist worden door generalistische vakgebieden

1 punten   

Vraag 91. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke managementdomeinen houden zich bezig met het middel geld?2. Financieel

managementAankoopmanagementO&O-managementAccountancy

1 punten   

Vraag 101. Duid alle juiste antwoorden aan.

Het onderscheid tussen een junior manager en een senior manager, is gebaseerd op de ___ .

2. anciënniteit die zij hebbenhiërarchische positie die zij bekledenverantwoordelijkheid die zij dragendiepte van de kennis die zij nodig hebben

1 punten   

Vraag 111. Management is het proces waarbij de inspanningen van de

organisatieleden gecoördineerd en gestuurd worden opdat het gemeenschappelijke doel van de organisatie gerealiseerd zou worden.Wat ontbreekt in deze definitie van management?

2. Er ontbreekt niets in deze definitie.Dat de sturing van enkel betrekking heeft op de activiteiten van de

organisatieleden.Dat management bestaat uit verschillende functies en rollen, waarbij de belangrijkste functies samen de managementcyclus vormen.Dat naast de coördinatie van de activiteiten ook de aangewende middelen onder het management vallen.

1 punten   

Vraag 121. Duurzaamheid heeft betrekking op de langetermijnoverleving van onze

samenleving en steunt met andere woorden op een intergenerationele solidariteit. Dit betekent dat ___ .

2. een organisatie ethisch dient om te gaan met bijvoorbeeld het ecologisch evenwicht en dit in alle aspecten van het managen (plannen, organiseren, )een organisatie een sociale of maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft, die het geweten vormt van deze organisatiemen als organisatie een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de komende generaties op vlak van bijvoorbeeld het bestrijden van sociale ongelijkheider een solidariteit dient te bestaan tussen culturele minderheden en meerderheden en een respect voor huidige generatie vrouwen op de arbeidsmarkt

1 punten   

Vraag 131. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke managementdomeinen houden zich bezig met het middel geld?2. Financieel

managementAankoopmanagementO&O-managementAccountancy

1 punten   

Vraag 141. Welke specialistische managementdomeinen worden volgens Porter en

zijn idee van de toegevoegde waardeketting als ondersteunende domeinen beschouwd? Duid alle juiste antwoorden aan.

2. O&O-managementAankoopmanagementHRM (personeelsmanagement)Marketingmanagement

1 punten   

Vraag 151. Duurzaamheid heeft betrekking op de langetermijnoverlevering van onze

samenleving en steunt met andere woorden op een intergenerationele solidariteit. Duurzaamheid heeft verschillende dimensies. Welke van onderstaande dimensies hoort niet in het rijtje thuis?

2. Ethische dimensieEcologische dimensieMaatschappelijke dimensieInstitutionele dimensie

1 punten   

Vraag 161. De focus van functionele managementsdomeinen ligt op ___ .2. de ordening van alle organisatieactiviteiten volgens het principe van de

toegevoegde waardekettingde mate waarin een organisatie zowel effectief als efficiënt isde middelen die in een organisatie worden aangewend om bepaalde doelen te verwezenlijkende aard en hoedanigheid van middelen in een organisatie alsook de organisatie als geheel

1 punten   

Vraag 171. Duid het juiste antwoord aan.

Als we willen nagaan of een bepaalde dienst van ons bedrijf erin is geslaagd zuinig om te springen met de aangewende middelen en inspanningen van medewerkers, dan bekijken we de ___ .

2. efficiëntie van de organisatieefficiëntie van de diensteffectiviteit van de organisatiedoelmatigheid van de dienst

1 punten   

Vraag 181. De focus van functionele managementsdomeinen ligt op ___ .2. de aard en hoedanigheid van middelen in een organisatie alsook de

organisatie als geheelde ordening van alle organisatieactiviteiten volgens het principe van de toegevoegde waardeketting

de mate waarin een organisatie zowel effectief als efficiënt isde middelen die in een organisatie worden aangewend om bepaalde doelen te verwezenlijken

1 punten   

Vraag 191. Met welke van onderstaande problemen kan een student geconfronteerd

worden bij het studeren van managementwetenschap?2. De managementwetenschap kent veel basisauteurs waardoor de student

niet goed weet welke auteurs hij/ zij moet doornemen indien hij/ zij meer wil te weten komen over een bepaald thema.De managementwetenschap is tevens een onderdeel van economische wetenschappen en dus overlapt de leerstof van beide opleidingen.De managementwetenschap blijkt een onduidelijk wetenschappelijk profiel te hebben.Het theoretische kader van andere vakgebieden blijkt niet relevant voor managementwetenschap en zorgt bijgevolg alleen maar voor verwarring in een cursus managementwetenschap.

1 punten   

Vraag 201. Nadenken over afvalverwerking en recyclage binnen uw organisatie, past

binnen het actuele managementthema ___ .2. duurzaam

heidglobaliseringbedrijfsethiekkwaliteitszorg

Test hoofdstuk 3

Vraag 11. Dit managementperspectief gaat bij het organiseren uit van het feit dat

veel aandacht moet besteed worden aan de wijze waarop kenmerken van

de omgeving van een organisatie en/of van de organisatie zelf de structuur van de organisatie beïnvloeden. Het gaat over ___ .

2. de institutionele managementbenaderingde systeembenaderingde besluitvormingstheoriede contingentiebenadering

1 punten   

Vraag 21. Dit managementperspectief gaat bij het plannen uit van het feit dat

mensen complexe wezens zijn en dat de doelen niet eenduidig en gelijk zijn voor alle organisatieleden. Het gaat over ___ .

2. de systeembenaderinghet gedragsmatig managementperspectiefhet klassieke managementperspectiefde contingentiebenadering

1 punten   

Vraag 31. Dit managementperspectief gaat bij het plannen uit van rationele en niet-

rationele manieren om beslissingen te nemen en van het feit dat doelen van de organisatie aansluiten bij het eigenbelang van bepaalde groepen van medewerkers en/of van individuen. Het gaat over ___ .

2. het gedragsmatig managementperspectiefhet kwantitatief managementperspectiefde systeembenaderingde besluitvormingstheorie

1 punten   

Vraag 41. Dit managementperspectief gaat bij het plannen uit van het gebruik van

prognoses en simulaties die de ‘toekomstige’ omgeving voorspellen. Het gaat over ___ .

2. de institutionele managementbenaderinghet kwantitatief managementperspectiefhet klassiek managementperspectiefde systeembenadering

1 punten   

Vraag 51. Dit managementperspectief gaat bij het leidinggeven uit van een

werknemersgerichte leiderschapsstijl, waarbij ruimte is voor inspraak vanwege de medewerkers en motivatie een specifiek aandachtspunt is. Het gaat over ___ .

2. de contingentiebenaderinghet gedragsmatig managementperspectiefde stakeholdersbenaderinghet institutionele managementperspectief

1 punten   

Vraag 61. De systeembenadering beschouwt een organisatie als een systeem. Dit

houdt in dat een organisatie bestaat uit2. verschillende entiteiten die onderling verbonden zijn en die bestaan uit

samenhangende subsystemen.verschillende onderdelen die onderling verbonden maar onafhankelijk zijn van elkaar.verschillende onderdelen die onderling verbonden zijn en afhankelijk zijn van elkaar.samenhangende entiteiten en componenten, die geen wisselwerking vertonen met de externe omgeving.

1 punten   

Vraag 71. Mayo, Maslow en Herzberg zijn alledrie pioniers van het volgende

managementperspectief: ___ .2. het gedragsmatige

managementperspectiefde contingentiebenaderinghet klassieke managementperspectiefde stakeholdersbenadering

1 punten   

Vraag 81. Principal-agency theory en transactiekostenbenadering zijn varianten van

___ .2. de besluitvormingstheorie

de systeembenadering

de stakeholdersbenaderinghet gedragsmatig managementperspectief

1 punten   

Vraag 91. Welke van onderstaande stromingen binnen de managementwetenschap

behoren tot wat we de ‘additionele stromingen ’noemen?2. De stakeholdersbenadering.

De contingentiebenadering.De systeembenadering.Het klassiek managementperspectief.

1 punten   

Vraag 101. Principal-agency theory en transactiekostenbenadering zijn varianten van

___ .2. de besluitvormingstheorie

de systeembenaderinghet gedragsmatig managementperspectiefde stakeholdersbenadering

1 punten   

Vraag 111. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken is een uitgangspunt van de stakeholderbenadering?

2. Stakeholders redeneren en handelen vanuit hun eigenbelang.Stakeholders zijn individuen wiens positie, persoonlijke noden en betrachtingen in grote mate worden beïnvloed door het gedrag van de organisatie.Elke stakeholder redeneert en handelt vanuit zijn eigen rationaliteit, ook wel opportunisme genoemd.Er bestaat een wederzijdse, interactieve beïnvloeding tussen stakeholders en de organisaties.

1 punten   

Vraag 121. De veranderlijkheid van de externe omgeving kan volgens Lawrence en

Lorsch:2. Geen van bovenstaande

antwoorden is juistStabiel of dynamisch zijn

Hoog of laag zijnZeker of onzeker zijn

1 punten   

Vraag 131. Het effect van het geheel van alle subsystemen tezamen is groter dan dat

van de subsystemen afzonderlijk noemt:2. Feedback

FeedforwardFlowsSynergie

1 punten   

Vraag 141. Dit managementperspectief gaat bij het controleren uit van het gebruik

van informatie- en coördinatiemechanismen die de effecten van eigenbelang en van beperkte rationaliteit proberen te beheersen. Het gaat over ___ .

2. de besluitvormingstheoriehet kwantitatief managementperspectiefde contingentiebenaderingde stakeholdersbenadering

1 punten   

Vraag 151. Woodward, Burns en Stalker zijn alle drie pioniers van het volgende

managementperspectief: ___ .2. de systeembenadering

het klassieke managementperspectiefde contingentiebenaderinghet gedragsmatige managementperspectief

1 punten   

Vraag 161. Welke van onderstaande stromingen binnen de managementwetenschap

behoren tot wat we de ‘hoofdstromingen’ noemen? Duid alle juiste antwoorden aan.

2. Het gedragsmatig managementperspectief.De stakeholdersbenadering.De systeembenadering.

Het institutionalisme.1 punten   

Vraag 171. De organisatiecultuur, met name waarden, normen, rituelen en

gewoonten, is een aandachtspunt binnen het volgende managementperspectief: ___ .

2. de stakeholdersbenaderinghet gedragsmatig managementperspectiefde institutionele managementbenaderingde contingentiebenadering

1 punten   

Vraag 181. ‘Behavioural Theory of the Firm’(Cyert en March) staat voor het

mensbeeld (en de gevolgen hiervan voor management) eigen aan ___ .2. het gedragsmatig

managementperspectiefhet planmatige managementperspectiefde contingentiebenaderingde besluitvormingstheorie

1 punten   

Vraag 191. Dit managementperspectief gaat bij het organiseren uit van de formele

organisatiestructuur, een ver doorgedreven taakspecialisatie en coördinatie via regels en directe supervisie. Het gaat over ___ .

2. de besluitvormingstheoriehet klassieke managementperspectiefde systeembenaderinggeen van bovenstaande perspectieven

1 punten   

Vraag 201. Taylor en Fayol zijn allebei pioniers van het volgende

managementperspectief: ___ .2. de systeembenadering

het klassieke managementperspectiefde contingentiebenadering

het gedragsmatige managementperspectief

Test hoofdstuk 4

Vraag 11. Wanneer wordt gesproken over 'een stijging van het marktaandeel' in

plaats van over 'de groei' van de organisatie, dan wordt voldaan aan het volgende SMART-criterium:

2. tijdsgebondenrealiseerbaar

aanvaardbaarmeetbaarspecifiek

1 punten   

Vraag 21. Wanneer een vooroordeel gebaseerd is op het isolement en uitvergroting

van een kenmerk zodat alle andere kenmerken op de achtergrond verdwijnen, dan hebben we te maken met: ___ .

2. geen van bovenstaande antwoordende stereotyperingde perceptieve verdediginghet halo-effect

1 punten   

Vraag 31. Duid alle juiste antwoorden aan.

Indien een prognose op een kwalitatieve techniek gebaseerd is, dan gebeurt de voorspelling op basis van ___ .

2. schriftelijke enquêtesinzichten en verwachtingen van bevoorrechte getuigenmathematische of statistische extrapolatiesmondelinge interviews

1 punten   

Vraag 41. Duid het juiste antwoord aan.

Wanneer in een onderzoek naar jobtevredenheid gepeild wordt naar (1) de tevredenheid die de werknemers ervaren in hun werk en (2) hun leeftijd en geslacht, zodat kan worden nagegaan of er verschillen bestaan tussen mannen en vrouwen en jonge werknemers en oudere, dan hebben we te maken met ___ .

2. (1) een open vraag en (2) een gesloten vraagtwee objectieve vragen(1) een subjectieve vraag en (2) een gesloten vraag(1) een subjectieve vraag en (2) een objectieve vraag

1 punten   

Vraag 5

1. Welke van onderstaande uitspraken is correct?2. Scenarioplanning is een bijzondere vorm van prognoses.

Prognose is een bijzondere vorm van scenarioplanning.De meerwaarde van scenarioplanning is dat organisatieleden deze als waar en zeker nemen.De kwaliteit van scenarioplanning wordt bepaald door de keuze van kwantitatieve of kwalitatieve technieken.

1 punten   

Vraag 61. Een regressie-analyse, een panelgesprek en scenarioplanning zijn

voorbeelden van2. kwantitatieve

onderzoeksmethoden.Geen van bovenstaande antwoorden is juist.kwalitatieve onderzoeksmethoden.prognoses.

1 punten   

Vraag 71. Duid alle juiste antwoorden aan.

Wanneer de universiteit informatie verzamelt over het aantal studenten dat is ingeschreven in het eerste bachelorjaar van de faculteit TEW, dan definiëren we dit als "soort informatie op basis van …”

2. voorwerp: de organisatie zelftijdsdimensie: toekomstvoorwerp: de externe omgevingtijdsdimensie: heden

1 punten   

Vraag 81. Duid het juiste antwoord aan.

Indien een prognose op een kwantitatieve techniek gebaseerd is, dan gebeurt de voorspelling op basis van

2. Geen van bovenstaande antwoorden is juist.mathematische of statistische extrapolaties.inzichten en verwachtingen van bevoorrechte getuigen.schriftelijke enquêtes.

1 punten   

Vraag 91. Duid alle juiste antwoorden aan.

Wat bepaalt de kwaliteit van verkregen informatie bij een schriftelijke vragenlijst?

2. de verwerking van de gegevenshet gebruik van zowel open als gesloten vragende aard van de vraagstellinghet profiel van de respondenten

1 punten   

Vraag 101. De techniek waarbij er (herhaaldelijk) elk afzonderlijk diverse

bevoorrechte getuigen worden geïnterviewd over een bepaalde thematiek, waarna deze stellingen worden gebundeld door de onderzoeker in slechts enkele antwoordcategorieën - die dan opnieuw aan de experten wordt voorgelegd, noemen we ___ .

2. groepsdiscussiepanelgespreksneeuwbalinterviewDelphi methode

1 punten   

Vraag 111. Duid het juiste antwoord aan.

Een HR-manager vindt het problematisch dat er de afgelopen 6 maanden 10% meer gevallen zijn van ziekteverzuim dan wat in staalfabrieken als een 'werkbaar' aantal zieken wordt beschouwd. Hij interpreteert dit gegeven zo op basis van ___ .

2. signalen vanwege derdenhet verledenbenchmarkingeen vooropgestelde norm/ plan

1 punten   

Vraag 121. Wanneer wordt gesproken over 'een stijging van de omzet marktaandeel

van 10%' in plaats van over 'een stijging', dan wordt voldaan aan het volgende SMART-criterium:

2. tijdsgebondenrealiseerba

armeetbaaraanvaardbaar

1 punten   

Vraag 131. Duid het juiste antwoord aan.

Stel: de CEO van een bedrijf geeft de opdracht aan de lijnmanagers in het bedrijf om op elke afdeling twee mensen te ontslaan. Eén van de lijnmanagers, die een zeer goede band heeft met zijn personeel, is het niet eens met de beslissing omtrent de ontslagen. De lijnmanager rapporteert aan de CEO dat geen van zijn mensen in aanmerking komt voor ontslag omdat ze allen boven niveau presteren. We hebben hier te maken met ___ .

2. projectiestereotyperinghet halo-effectperceptieve verdediging

1 punten   

Vraag 141. Dat een doel goedgekeurd moet worden door interne en externe

stakeholders, zit vervat in het SMART-criterium:2. meetbaar

tijdsgebondenrealiseerbaaraanvaardbaar

1 punten   

Vraag 151. Als men het verloop van de conjunctuur van een land bestudeert sinds de

jaren '70 en zich daarop baseert om te voorspellen dat het land, na de huidige recessie, de komende vijf jaar een heropleving van de economie zal kennen, dan maakt men gebruik van

2. een documentanalyse.een tijdsreeksanalyse.secundaire informatie.een econometrisch

model.1 punten   

Vraag 161. Duid het juiste antwoord aan.

Als we willen weten hoe onze medewerkers zouden reageren in geval van een zware stoornis in de productielijn, dan kunnen we deze informatie best verzamelen aan de hand van ___ .

2. een documentanalyseeen experimentele observatieeen prognoseschriftelijke vragenlijsten

1 punten   

Vraag 171. Wat is het probleem met interpreteren i.f.v het verleden? Duid het meest

correcte antwoord aan.2. Het verleden zelf wordt niet in vraag gesteld: was de situatie in het

verleden goed of slecht?Men handelt alleen wanneer er zich een afwijking voordoet die afwijkt van wat altijd is geweest en wat men als gewoon ervaart.Men gaat er vanuit dat de geschiedenis zich zal herhalen.Het verleden wordt als referentiepunt beschouwd, terwijl het heden minstens even belangrijk is.

1 punten   

Vraag 181. Als de manager van een bedrijf vooropstelt bij het formuleren van doelen

dat deze een oplossing moeten bieden voor problemen waar het bedrijf nu of in de toekomst mee (zal) kamp(t)(en), dan maakt hij best gebruik van de methode: identificatie van doelen aan de hand van

2. brainstormsessiesSMART-criteriasituatieanalyseparticipatief management

1 punten   

Vraag 191. De juiste volgorde van fasen die volgen op een welbepaalde stimulus is:

___ .2. gewaarwordingsfase, aandachtsfase,

organisatiefase, oordeelfase

gewaarwordingsfase, aandachtsfase, oordeelfase, organisatiefaseGeen van bovenstaande combinaties is juist.aandachtsfase, gewaarwordingsfase, oordeelfase, organisatiefase

1 punten   

Vraag 201. Duid het juiste antwoord aan.

Wanneer een hotelmanager erop staat dat de handdoeken van de gasten na elk gebruik ververst moeten worden omdat hijzelf dat hygiënischer vindt, en dus de gasten ook, spreken we van ___ .

2. stereotyperinghet halo-effectperceptieve verdedigingprojectie

Test hoofdstuk 5

Vraag 11. Duid alle juiste antwoorden aan.

Decentralisatie hangt volgens de literatuur samen met2. een verhoogde motivatie van de

medewerkers.

een verhoogde creativiteit en innovatie.schaalvoordelen.een sturende attitude van de manager.

1 punten   

Vraag 21. Indien de afstemming tussen functies en/of werkeenheden wordt geregeld

via directe, persoonlijke contacten of overleg, dan spreken we over coördinatie via____;

2. directe supervisiemutual adjustmenttask forcesafzonderlijke, speciaal in het leven geroepen coördinatiefuncties

1 punten   

Vraag 31. Autonome teams is een specifiek aandachtspunt in2. de systeemtheorie.

de contingentiebenadering.het klassieke managementperspectief.het gedragsmatig managementperspectief.

1 punten   

Vraag 41. Waarom zou men opteren voor "empowerment" indien men binnen de

organisatie een snelle besluitvorming wil hanteren? Omdat2. wanneer medewerkers zelf kunnen beslissen over de invulling van hun

takenpakket, ze sneller kunnen reageren op problemen en kansen, zonder tussenkomst van een overste.er dan sprake is van een "unity of command" waarbij elke medewerker één directe chef krijgt toegewezen en de beslissing dus in zijn handen ligt.Geen van bovenstaande antwoorden is correct.de beslissing dan niet de lange, tijdrovende hiërarchische weg van de gezagslijnen moet volgen, en er dus sneller tot actie kan worden overgegaan.

1 punten   

Vraag 5

1. Duid alle juiste antwoorden aan.Indien een bedrijfsleider hoge eisen stelt aan de kwaliteit van de besluitvorming, dan betekent dit dat

2. hij best een hoge taakspecialisatie inbouwt, zodat medewerkers zich kunnen concentreren op één bepaald takenpakket dat niet al te gevarieerd is.hij best kiest voor een realistische omschrijving van alternatieve oplossingen en hun mogelijke implicaties.hij er best voor kiest om problemen en kansen correct en gedetailleerd te omschrijven.hij er best voor kiest om de macht in eigen handen te houden, en dus niet te decentraliseren.

1 punten   

Vraag 61. We spreken van een divisionele departementalisatie als de functies die

gebundeld worden in werkeenheden gelijksoortig zijn qua2. klant waarop ze zich

concentreren.vakgebied waarin ze gespecialiseerd zijn.taakspecialisatie die wordt ingevoerd.kernproces waarbij ze betrokken zijn.

1 punten   

Vraag 71. Vul het meest correcte antwoord in

Wanneer we in een bedrijf taakroulatie willen inbouwen, hebben we best ___ medewerkers in huis.

2. efficiëntegemotiveerdecreatievemulti-inzetbare

1 punten   

Vraag 81. Wanneer we binnen de afdeling HRM van een bank een onderscheid

maken tussen een onderafdeling 'opleidings- en beloningsbeleid (denk aan premies) voor medewerkers aan het loket, één rond medewerkers die verzekeringen verkopen aan particulieren en één voor medewerkers die verzekeringen verkopen aan bedrijven, dan hebben we te maken met een ___ departementalisatie.

2. divisionelehybridematrixfunctionele

1 punten   

Vraag 91. Indien de afstemming tussen functies en/of werkeenheden wordt geregeld

via regels en procedures, dan spreken we over coördinatie via ___ .2. directe

supervisiebuffersstandaardisatiemutual adjustment

1 punten   

Vraag 101. "Unity of command" betekent dat2. er een speciale "task force" bestaat in de onderneming die zich

bezighoudt met het commanderen en motiveren van werknemers.er per werknemer slechts één directe chef wordt toegewezen die gezag kan uitoefenen.wanneer een werknemer verschillende chefs heeft, deze geregeld vergaderen om op dezelfde lijn te zitten.het aansturen van werknemers volgens bepaalde uniforme voorgeschreven regels gebeurt.

1 punten   

Vraag 111. Vul in.

Als we in het organogram van een ziekenhuis opmerken dat de (medische) afdelingen opgedeeld zijn volgens medische specialisatie, zoals vroedkunde, chirurgie, geriatrie etc., dan hebben we te maken met een ___ departementalisatie.

2. modulairefunctioneleprocesmatigedivisionele

1 punten   

Vraag 121. Bij beloningsmacht is de belangrijkste voorwaarde opdat er beïnvloeding

zou optreden,2. de positie die de 'machtshebber' bekleedt.

de subjectieve gewaarwording bij de 'andere' organisatieleden.de uitstraling, het respect dat de 'machtshebber' heeft/ afdwingt.de expertise die de 'machtshebber' bezit.

1 punten   

Vraag 131. Duid alle juiste antwoorden aan.

De differentiatieproblematiek is een aandachtspunt in volgend managementperspectief:

2. de stakeholdersbenadering.de contingentiebenadering.de systeembenadering.het gedragsmatig managementperspectief.

1 punten   

Vraag 141. Welke van onderstaande bouwstenen van een organisatie worden

doorgaans helemaal niet in een organogram opgenomen?2. Coördinatiemechanis

men.Departementalisatie.Taakspecialisatie.Machts- en gezagsverdeling.

1 punten   

Vraag 151. Vul in.

Keuzemogelijkheden met betrekking tot departementalisatie hebben betrekking tot de ___ van de functies.

2. variatiespreidingomvanggelijksoortigheid

1 punten   

Vraag 161. Welke van onderstaande activiteiten hoort niet thuis onder de

managementfunctie 'organiseren'?2. Het bundelen van functies in zogenaamde werkeenheden.

Het coördineren van zowel werkeenheden als functies op mekaar.Het identificeren van taken die moeten uitgevoerd worden om de doelen te realiseren.Het analyseren van de huidige situatie en kenmerken van de organisatie.

1 punten   

Vraag 171. Wanneer een bank niet alleen een verschillende divisie maakt per

productgroep (zoals financiering, verzekeringen, etc.), maar ook per regio en er geen "unity of command" is, spreekt men van een ___ .

2. matrixorganisatiestructuurdivisionele organisatiestructuurfunctionele organisatiestructuurmechanistische organisatiestructuur

1 punten   

Vraag 181. Vul in.

Keuzemogelijkheden met betrekking tot coördinatie hebben betrekking tot de ___ van de coördinatie.

2. gelijksoortigheidomvangvormvariatie

1 punten   

Vraag 191. Bij referentiemacht is de belangrijkste voorwaarde opdat er beïnvloeding

zou optreden,2. de subjectieve gewaarwording bij de 'andere'

organisatieleden.de positie die de 'machtshebber' bekleedt.de expertise die de 'machtshebber' bezit.de uitstraling, het respect dat de 'machtshebber' heeft/ afdwingt.

1 punten   

Vraag 201. Vul in.

Het feit dat meer differentiatie een grotere coördinatie vereist, maar dat deze net moeilijker verloopt door de aanwezigheid van meer, onderling verschillende leefwerelden, wordt in de literatuur ___ genoemd.

2. de differentiatieparadoxde differentiatieproblematiekde hybride departementalisatiede virtuele organisatie

Test hoofdstuk 6

Vraag 11. Vul in.

Wanneer er sprake is van een gevarieerd en wisselend takenpakket, de werknemers over niet zo heel veel ervaring beschikken en ze niet vertrouwen op het feit dat ze zelf problemen kunnen oplossen en

beslissingen nemen, dan kan je, volgens House, als bedrijfsleider best opteren voor een ___ leiderschapsstijl.

2. teamgerichtewerknemersgerichtetaakgerichtetransactionele

1 punten   

Vraag 21. Vul alle juiste antwoorden in.

De trekkenbenadering identificeert de karaktereigenschappen op basis waarvan ___ van mekaar kunnen worden onderscheiden.

2. de leiders en de niet-leiders.de succesvolle en de niet-succesvolle leiders.Geen van bovenstaande antwoordmogelijkheden is juist.de maakbare leiders en niet-maakbare leiders

1 punten   

Vraag 31. Waarover gaat de nevendiscussie bij onderzoeken die peilen naar

karaktereigenschappen die bepalen of iemand leider is of niet?2. Geen van bovenstaande omschrijvingen beantwoorden de vraag.

Bepalen deze eigenschappen ook of het gaat om succesvolle leiders of niet?Zijn deze karaktertrekken het gevolg of de oorzaak van het feit of iemand leider is of niet?In hoeverre bepaalt het gedrag van de manager of hij/ zij leider is, en wat is dan het verband met zijn/ haar karakter.

1 punten   

Vraag 41. Indien een bedrijfsleider van een KMO er voor kiest om te investeren in

een goede werksfeer, waarbij motivatie en jobsatisfactie van de werknemers gestimuleerd wordt en waarbij overleg tussen medewerkers en het management centraal staat, dan spreken we van een

2. transactionele leiderschapsstijl.werknemersgerichte leiderschapsstijl.transformationele leiderschapsstijl.

"middle of the road" leiderschapsstijl.

1 punten   

Vraag 51. Welke van onderstaande uitspraken is correct?2. Leiderschap is geen belangrijk element in het klassiek

managementperspectief.De situatie waarin een leidinggevende moet leidinggeven kan bepalend zijn voor de wijze waarop hij/zij dit doet.De invloed van managers is alleen afhankelijk van zijn/haar karakter.Leiderschap kan niet aangeleerd worden.

1 punten   

Vraag 61. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke zaken spelen volgens House een rol bij het bepalen van de leiderschapsstijl die in een bepaalde organisatie zal gehanteerd worden?

2. De werkomgeving.De motivatie en capaciteiten van de werknemers.De persoonlijkheidskenmerken van de werknemers.De persoonlijkheidskenmerken van de leider.

1 punten   

Vraag 71. Op welk type van macht bouwt een charismatisch leider?2. Expertisemacht.

Referentiemacht.Controlemacht.Belonings- en bestraffingsmacht.

1 punten   

Vraag 81. Duid alle gepaste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn NIET correct?2. Het gedragsmatig managementperspectief onderzoekt o.a. de interactie

tussen formeel en informeel leiderschap.In een organisatie stellen we ofwel formeel leiderschap vast ofwel informeel leiderschap.Het klassieke managementperspectief houdt geen rekening met informeel leiderschap.

Informele leiders ondersteunen het gezag van formele leiders.1 punten   

Vraag 91. Vul in.

Wanneer er sprake is van een sterk gestructureerd takenpakket, de werknemers over de nodige capaciteiten beschikken en het nodige vertrouwen in autonomie, dan kan je, volgens House, als bedrijfsleider best opteren voor een ___ leiderschapsstijl.

2. taakgerichtetransactionelewerknemersgerichteteamgerichte

1 punten   

Vraag 101. Indien we van een manager kunnen zeggen dat hij de directe overste is

en een sturende attitude opneemt bij het leiding geven, dan spreken we van een

2. werknemersgerichte leiderschapsstijl.country club leiderschapsstijl.transactionele leiderschapsstijl.taakgerichte leiderschapsstijl.

1 punten   

Vraag 111. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?2. Elke manager is een leider.

Elke leider is een manager.Formeel leiderschap maakt gebruik van o.a. belonings- en beslissingsmacht.Referentiemacht vormt de basis van formeel leiderschap.

1 punten   

Vraag 121. Vul in.

Welke van onderstaande leiderschapsstijlen wordt door Blake & Mouton beschouwd als de meest succesvolle? De ___ leiderschapsstijl.

2. autoritairemiddle of the road

"country club"teamgerichte

1 punten   

Vraag 131. Vul in.

Wanneer er sprake is van een sterk gestructureerd takenpakket, de werknemers over de nodige capaciteiten beschikken en het nodige vertrouwen in autonomie, dan kan je, volgens House, als bedrijfsleider best opteren voor een ___ leiderschapsstijl.

2. teamgerichtewerknemersgerichtetransactioneletaakgerichte

1 punten   

Vraag 141. Vul in.

Delegatie als organisatievorm komt meestal voor wanneer er sprake is van een ___ leiderschapsstijl.

2. transformationelewerknemersgerichtetaakgerichtesolo

1 punten   

Vraag 151. Waarvoor staat de LPC-score van Fiedler?2. Leadership Preferred by co-

workers.Least Preferred Co-worker.Leader Prefers Coaching.Leadership Performance Count.

1 punten   

Vraag 161. Indien een bedrijfsleider zijn leiderschap kan baseren op referentiemacht

en hij/zij zijn/haar medewerkers actief betrekt in het uitbouwen van de toekomst van het bedrijf, dan spreken we van een ___ leiderschapsstijl.

2. transformationeleteamgerichte (Blake &

Mouton)'country club'werknemersgerichte

1 punten   

Vraag 171. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?2. Wanneer een manager vooral het realiseren van doelen vooropstelt, zal

hij gebruik maken van een transactionele leiderschapsstijl.Een leiderschapsstijl is de stijl van leiding geven die een leider hanteert, coachend of sturend, veeleisend of meegaand etc;Het type leiderschapsstijl bepaalt de aard van de plannen en de doelen die in een organisatie gedefinieerd worden.Het gedrag dat leiders vertonen komt onder andere voort uit de aanwezigheid van bepaalde karaktertrekken.

1 punten   

Vraag 181. De autocratische leiderschapsstijl, de "Initiating structure"

leiderschapsstijl en de productiegerichte leiderschapsstijl: dit zijn andere benamingen voor de

2. Werknemersgerichte leiderschapsstijl.Transactionele leiderschapsstijl.Transformationele leidersschapsstijl.Taakgerichte leiderschapsstijl.

1 punten   

Vraag 191. Een CEO die er vanuit gaat dat hij de lagere managers van het bedrijf

persoonlijk kan sturen en dat er tussen deze lagere managers geen onderling overleg noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat zijn bedrijf de vooropgestelde doelstellingen realiseert en dat er nieuwe, realistische doelstellingen met betrekking tot productie van iedere afdeling geformuleerd kunnen worden, hanteert een ___ leiderschapsstijl.

2. visionaireGeen van bovenstaandetransformationelesolo

1 punten   

Vraag 20

1. Als een persoon ambitieus is, een grote verantwoordelijkheidszin heeft, betrouwbaar en dominant is, dan zal deze persoon volgens Stogdill (1974)

2. Geen van bovenstaande.de eigenschappen bezitten van een leider.een succesvolle manager zijn.gedrag vertonen dat leidt tot een transactionele leiderschapsstijl.

Test hoofdstuk 7

Vraag 11. Vul in.

Als we kijken naar de LOCATIE van de controle, dan maken we een onderscheid tussen ___ controlesystemen.

2. Geen van bovenstaande.overkoepelende controlesystemen en controlesystemen bestemd voor een deel van de organisatiecentraal geïnstalleerde en decentraal geïnstalleerdeproces-, input- en output-

1 punten   

Vraag 2

1. Duid alle juiste antwoorden aan.Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?

2. Het afkoopcontrolemechanisme is geïnspireerd op de doelmotivatietheorieën en de transactiekostenbenadering.Motivatietheorieën verklaren hoe een beloning het gedrag van mensen beïnvloedt en het controlemechanisme omtrent belonen steunt op deze theorieën.Beloningen worden steeds toegekend aan individuele organisatieleden, denk aan een premie, maaltijdcheques, etc.Het faciliterend controlemechanisme verwijst naar de beloning die aan de werknemers de nodige ondersteuning geeft opdat hij/ zij het gewenste gedrag kan vertonen.

1 punten   

Vraag 31. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?2. De aanpassingsstrategie leidt tot volggedrag en berusting en dit is geen

goede strategie om met conflicten om te gaan.Een struisvogelpolitiek, ook wel ontwijkstrategie genoemd, kan ook zinvol zijn wanneer het bijvoorbeeld gaat over een heel onbelangrijk conflict.De compromisstrategie zoekt naar de beste oplossing voor iedereen en bekomt dit door te onderhandelen.De samenwerkingsstrategie wordt in de literatuur voorgesteld als de ideaaltypische strategie.

1 punten   

Vraag 41. Duid alle juiste antwoorden aan.

Indien de externe markt aangeeft of ze de diensten die het bedrijf levert, als voldoende efficiënt beschouwt, en dit aan de hand van de prijs die ze wil betalen voor de diensten, en je als bedrijfsleider hiermee rekening houdt bij het controleren van het implementatieproces, dan spreken we van ___;

2. een feedbacksysteem.het clancontrolemechanisme.budgetteringsprocessen.het afkoopcontrolemechanisme.het marktcontrolemechanisme.

1 punten   

Vraag 51. Wanneer we de betrouwbaarheid van een indicator controleren, kijken we

na of de indicator2. aanvaard wordt door anderen als zinvol en relevant.

wel degelijk de juiste concepten meet.aanvaard wordt door experten als zinvol en relevant.telkens dezelfde invulling heeft, ongeacht de persoon die de meting doet of het moment waarop deze gebeurt.

1 punten   

Vraag 61. Wanneer we de validiteit van een indicator controleren, kijken we na of de

indicator2. aanvaard wordt door anderen als zinvol en relevant.

wel degelijk de juiste concepten meet.aanvaard wordt door experten als zinvol en relevant.telkens dezelfde invulling heeft, ongeacht de persoon die de meting doet of het moment waarop deze gebeurt.

1 punten   

Vraag 71. Welke van onderstaande zaken leiden niet tot persoonsgebonden

weerstand bij een organisatieverandering?2. Negatieve ervaringen uit het verleden.

Het vooruitzicht van negatieve, economische gevolgen.Angst voor het onbekende.Onwetendheid over de nood aan verandering .

1 punten   

Vraag 81. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?2. De samenwerkingsstrategie werkt alleen als er sprake is van een open en

constructieve houding bij de 'ander'.De vechtstrategie is contraproductief en leidt tot een escalatie van het conflict, en is dus steeds te vermijden.We spreken van een artificiële harmonie in het geval van de ontwijkstrategie: we doen alsof er geen probleem is, en daarom is er geen conflict.Bij conflicten met betrekking tot organisatieveranderingen kan een vechtstrategie leiden tot felle, duidelijk waarneembare weerstand.

1 punten   

Vraag 91. Vul in.

Indien je als bedrijfsleider gebruik maakt van de coördinatiemechanismen regels, procedures en directe supervisie, dan hanteer je het ___ controlemechanisme.

2. clan-cognitiefmarkt-bureaucratischefaciliterend

1 punten   

Vraag 101. Throughput-indicatoren hebben betrekking op2. het uiteindelijke resultaat op lange termijn van de geleverde prestaties.

Geen van bovenstaande antwoorden is juist.een numerieke invulling van indicatoren die de inspanning weergeven nodig om een bepaald resultaat te halen.het uiteindelijke, directe resultaat van geleverde prestaties.

1 punten   

Vraag 111. Vul in.

Als je ervoor wil zorgen dat de implementatie van uw beleid vlot verloopt, is het belangrijk dat je op voorhand al voldoende informatie uitwisselt met de andere organisatieleden over wat er moet gebeuren en hoe dit moet gebeuren. Dit type van informatie noemen we ___ -informatie.

2. Geen van bovenstaandefeedbackfunctionelefeedforward

1 punten   

Vraag 121. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke zijn de twee dimensies die gehanteerd worden om verschillende conflicthanteringsmethoden te onderscheiden?

2. zorg voor de relatiezorg voor de kwaliteitzorg voor het

eigenbelangzorg voor de macht

1 punten   

Vraag 131. Stel dat een winkelketen die in slechte papieren zit een crisismanager

aanneemt die een nieuw beleidsplan uittekent met betrekking tot de productie enerzijds en het personeelsbeleid anderzijds en deze manager alle beslissingen ter zake mag/moet nemen, dan zal er nood zijn aan een reorganisatie: in die zin dat er sprake is van een brede span of control en een sterk gecentraliseerde coördinatie. Dit is een voorbeeld van een

2. Geen van bovenstaande.organisatiecultuurverandering.organisatieverandering met betrekking tot het beleid.organisatiestructuurverandering.

1 punten   

Vraag 141. Duid alle juiste antwoorden aan.

Wat verstaan we onder brede definities van managementcontrole? De managementcontrole

2. Geen van bovenstaande.legt de nadruk op die functies en werkeenheden waarvoor een brede focus op kennis en vaardigheden nodig is.besteedt ook aandacht aan het implementatieproces: hoe kan het doel gerealiseerd worden?houdt zich bezig met prestatiemetingen: is het doel gerealiseerd?

1 punten   

Vraag 151. Wanneer we de legitimiteit van een indicator controleren, kijken we na of

de indicator2. aanvaard wordt door experten als zinvol en relevant.

telkens dezelfde invulling heeft, ongeacht de persoon die de meting doet of het moment waarop deze gebeurt.aanvaard wordt door bedrijfsleiders als zinvol en relevant.wel degelijk de juiste concepten meet.

1 punten   

Vraag 161. Binnen Atlas Copco, een metaalverwerkend bedrijf, wordt medewerkers

van bij het begin opgelegd om zeer nauwgezet te sorteren. Dit staat zelfs uitdrukkelijk uitgeschreven in het arbeidsreglement. Het bedrijf wil namelijk in orde zijn met de milieuwetgeving, en wil het imago van

milieuvriendelijk bedrijf hooghouden. Er is hier sprake van controle via het implementatieproces aan de hand van

2. een clancontrolemechanisme.feedforeward en feedbacksystemen.een afkoopcontrolemechanisme.gedragscodes.

1 punten   

Vraag 171. Vul alle juiste antwoorden in.

Het winkelbedrijf Maxeda, eigenaar van onder andere Hema en Hunkemöller, presenteerde afgelopen maand zijn financiële cijfers (DS, 21-03-2007): de omzet was met 5 procent omhoog gegaan tot bijna 4 miljard euro. De prestaties van het bedrijf worden weergegeven aan de hand van ___ indicatoren.

2. kwalitatieveoutput-kwantitatievethroughput-input-

1 punten   

Vraag 181. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke elementen maken deel uit van de managementfunctie 'controleren'?

2. Voorzien van ondersteuning of corrigerende maatregelen waar nodig.Vaststellen van geleverde prestaties van de werknemers en de organisatie in haar geheel.Nakijken of de geleverde prestaties volstaan om de vooropgestelde doelen te realiseren.Nakijken of de persoonlijkheid/ motivatie/ capaciteiten van de werknemers passen binnen het beleid van de organisatie.

1 punten   

Vraag 191. Wanneer het bedrijf flexibiliteit verwacht in de werkuren van zijn

werknemers, m.a.w. in perioden van drukte wordt van werknemers verwacht dat zij vele overuren presteren om het werk gedaan te krijgen, en het bedrijf daar tegenover stelt dat zij flexibel en soepel zijn in het

toekennen van verlofdagen en het recupereren van gemaakte overuren - wat de werknemers ten zeerste appreciëren en wensten, dan hanteert het bedrijf het ___ controlemechanisme.

2. cognitiefcoördinatieafkoop-faciliterend

1 punten   

Vraag 201. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn correct?2. Organisationele conflicten zijn disfunctioneel en moeten ten allen tijde

vermeden worden.De stakeholdersbenadering heeft oog voor schendingen van het eigenbelang, met andere woorden: voor conflicten.Het gedragsmatig managementperspectief staat genuanceerd ten aanzien van organisationele conflicten: soms zijn ze goed voor de weerbaarheid en dynamiek van de organisatie.In het klassieke managementperspectief wordt geen aandacht besteed aan conflicten aangezien deze onderzoekers er vanuit gaan dat alle organisatieleden hetzelfde eigenbelang hebben.

Test hoofdstuk 8

Vraag 11. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke richtlijnen formuleert het gedragsmatige managementperspectief bij de strategische omgevingsanalyses?

2. Je moet aandacht besteden aan de mogelijkheid van een verkeerde perceptievorming en de rol van informatiefilters daarin.Je kan best het gesuggereerde instrument van het rationeel managementperspectief gebruiken, met name de SWOT-analyse.Je kan best de omgeving op vaste tijdstippen en op regelmatige basis screenen omdat er vaak andere, nieuwe en additionele informatie ter beschikking komt.Je moet vooral de scharniermomenten onder de loep nemen omdat deze het meeste zeggen over wat het dominante gedragspatroon beïnvloedt.

1 punten   

Vraag 2

1. Vul alle juiste antwoorden in.Aan welke kenmerken moet een formeel plan beantwoorden, volgens het klassieke managementperspectief? Het moet ___ zijn.

2. meetbaartoekomstgerichtspecifiekgeïntegreerd

1 punten   

Vraag 31. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke kenmerken heeft een strategie volgens het gedragsmatige managementperspectief?

2. Een gedeelte van de strategie wordt bewust gepland, het andere deel ontstaat spontaan.De strategie wordt getypeerd door een metafoor, die niet wijzigt doorheen de tijd.De intentionele strategie wordt niet beïnvloed door het complexe mensbeeld, de spontane en gerealiseerde strategie wel.De strategie heeft niet alleen betrekking op de toekomst, maar ook op het heden en het verleden.

1 punten   

Vraag 41. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van onderstaande basisvakgebieden heb je nodig om aan cultuurmanagement te doen?

2. HRMpoliticologiecommunicatieantropologiepsychologiesociologie

1 punten   

Vraag 51. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke kenmerken beschrijven de Japanse organisatiecultuur (Ouchi, 1981)?

2. Een snelle carrière-ontwikkeling.Een belangstelling voor de collectieve ingesteldheid van de organisatieleden.Een grote systeemgerichtheid en weinig risicovol werk.Een voorkeur voor gespecialiseerde loopbanen.Een levenslang engagement tussen organisatie en organisatieleden.

1 punten   

Vraag 61. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke generieke strategieën (acties) stelt Porter voor wanneer het strategische doel het bekomen van een concurrentiële positie is? Via ___ .

2. kostenleiderschapfocusstrategiedifferentiatiestrategiediversificatiemarktpenetratie

1 punten   

Vraag 71. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke vuistregels identificeert het GEDRAGSMATIGE managementperspectief om de ontwikkeling en succesvolle implementatie van een goede strategie te bewerkstelligen?

2. De activiteiten die passen binnen het formuleren en uitvoeren van de intentionele strategie herhalen zich op vaste tijdstippen.Het topmanagement speelt een belangrijke rol, maar wordt beïnvloed bij de sturing door diverse kenmerken van de organisatie.Politiek gedrag speelt een belangrijke rol in de strategische activiteitscyclus.Een organisch, grillig en spontaan tijdspatroon.

1 punten   

Vraag 81. Wanneer we een concurrentiële positie trachten te bekomen door ons toe

te spitsen op een niche of specialistisch marktsegment dat bijvoorbeeld een specifieke doelgroep omvat, dan is dit volgens Porter een ___;

2. kostenleiderschap -strategie.differentiatiestrategie.focusstrategie.Geen van bovenstaande, want deze strategie werd niet geïdentificeerd door Porter.

1 punten   

Vraag 91. Vul in.

Stel dat er in de organisatie veel respect is voor hiërarchie, waarbij een onpersoonlijke omgang gangbaar is en regels en structuren belangrijk zijn, dan spreken we volgens Trompenaar (1993) van een ___ cultuur.

2. Fransefamilie-"Guided Missile"-Eifeltoren-

1 punten   

Vraag 101. Vul aan.

Het onderscheid tussen bewuste en onbewuste beleving sluit aan bij het gedachtegoed en het complexe mensbeeld van

2. het gedragsmatig perspectief.het klassiek managementperspectief.het managementperspectief van de contingentiebenadering.het kwantitatief managementperspectief.

1 punten   

Vraag 111. Vul in.

Stel dat er in een organisatie veel waarde wordt gehecht aan lidmaatschap en persoonlijke relaties, dat het karakter van de werknemers en de leidinggevenden bepaalt wat er moet gebeuren en dat de afspraken en tradities in de organisatie bepalen wat kan en wat niet kan, dan spreken we volgens Handy (1993) van een ___ cultuur.

2. rol-persoons-human relationsmacht-taak-

1 punten   

Vraag 121. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke organisatorische strategieën (acties) stelt Ansoff voor wanneer het strategische doel het bewerkstelligen van groei is? Via ___ .

2. acquisitie

kostenleiderschapdiversificatiejoint venture

1 punten   

Vraag 131. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke productportfolio strategieën (acties) stelt de literatuur voor wanneer het strategische doel het evenwichtiger beheren van een productportfolio is?

2. Focus-productenDogs-productenCash cow-productenAcquisitie-productenStars-producten

1 punten   

Vraag 141. Duid alle juiste antwoorden aan.

Stel dat een havenbedrijf, na intern overleg met de belangrijkste stakeholders, overleg met de stad Antwerpen en de belangrijkste distributeurs, beslist om te investeren in de uitbreiding van het bedrijf met als doel om binnen de vijf jaar een omzet te genereren van 3 miljoen euro, in plaats van de huidige 2 miljoen.Aan welke voorwaarden werd dan voldaan opdat het klassieke managementperspectief zou spreken van een strategie?

2. Specifiek plan.Expliciete en bewuste keuzes.Expliciete omgevingsfocus.Geïntegreerd plan.Toekomstgericht plan.

1 punten   

Vraag 151. Als we spreken van producten waarbij het marktaandeel groot is, maar

waarvan de toekomstige groeiperspectieven negatief zijn en we deze producten toch in onze portfolio houden dan spreken we van een productportfoliostrategie op basis van ____ .

2. Question-mark productenStars-producten

Cash cow-productenDogs-producten

1 punten   

Vraag 161. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke activiteiten zijn typisch voor cultuurmanagement?2. Het aanleren en bijbrengen van de gewenste organisatiecultuur.

De gap-analyse.Het afstemmen van de organisatiecultuur met de organisatiestructuur, de strategie en de omgeving.De diagnose van de organisatiecultuur.Het volgen van een stappenplan met betrekking tot de implementatie.

1 punten   

Vraag 171. Vul in.

Stel dat we te maken hebben met zeer prestatiegericht en weinig risicovol werk, waarbij het werk vooral plezierig moet zijn en de teamgeest van belang is, dan spreken we volgens Deal & Kennedy (1988) van een ___ -cultuur.

2. macho"work and play hard"proces"bet your company"

1 punten   

Vraag 181. Duid alle gepaste antwoorden aan.

Welke van onderstaande uitspraken zijn NIET correct?2. Het heeft geduurd tot het einde van de jaren '70 van de vorige eeuw

voor (management)wetenschappers geloofden in de maakbaarheid van de organisatiecultuur.Het formuleren van succesvoorwaarden voor een cultuurverandering is gebaseerd op gezond boerenverstand.Om aan cultuurmanagement te doen heb je enkel kennis en kunde nodig uit de gedragswetenschappen (psychologie, antropologie, sociologie).Het ultieme doel van cultuurmanagement is steeds het streven naar een sterke organisatiecultuur, want dit betekent dat je organisatie economisch succesvol zal zijn.

1 punten   

Vraag 19

1. De Warande in Turnhout stelt zich voor als een zeilschip: het heeft het duidelijke doel (vertaald in het beleidsplan) voor ogen, maar beseft dat de wind (overheden, concurrenten, klanten,…) een belangrijke rol speelt en dat het af en toe flink moeten bijsturen om het vooropgestelde reisdoel te halen. Bovendien moeten ze zich soms door sleepboten bemand met zeeloodsen (cultuurbeleidscoördinatie, andere stedelijke en regionale socio-culturele actoren) op gang laten trekken wanneer ze in wat ondiep water terecht komen of ze hun route wat uit het oog verliezen. Dit is een voorbeeld van

2. een strategie.een strategische missie.een missie.een metafoor.

1 punten   

Vraag 201. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke vragen stelt de stakeholdersbenadering bij elke planmatige stap in het bepalen en implementeren van de strategie?

2. Welk eigenbelang staat centraal bij deze stap?Welk politiek gedrag wordt vertoond om deze stap te beïnvloeden?Wat beïnvloedt deze stap?Waarom wordt deze stap nu gezet?Wie beïnvloedt deze stap?

Test hoofdstuk 9

Vraag 11. Over welke categorie van instrumenten om de in- en uitstroom van

financiële middelen te beheren gaat het in de volgende definitie: de opvolging van de in- en uitstroom van zogenaamde liquide middelen of het baar geld waarover de organisatie direct kan beschikken.

2. Kasbeheer.Thesauriebeheer.Debiteurenbeheer.Voorraadbeheer.

1 punten   

Vraag 21. Wat is de betekenis van 'corporate governance'?2. Besturing van het bedrijf op het hoogste niveau.

Een bedrijfsstrategie voeren die de organisatie in een bepaalde richting stuurt.Bedrijfsbeslissingen nemen in overleg met verschillende niveaus.

Deugdelijk bestuur volgens ethische en juridische richtlijnen.1 punten   

Vraag 31. Van welk wervingskanaal sommen we hier enkele voor- en nadelen op?

- Voordelen: nieuw bloed en extra zuurstof, zeer groot/breed bereik, relatief snel./- Nadelen: concurrentie van andere vacatures, relatief duur.

2. Intern rekruteren.Personeelsadvertenties.UitzendorganisatiesArbeidsbureausHeadhunterbureaus

1 punten   

Vraag 41. Indien een multimediabedrijf scherp in het oog houdt welke tendensen

zich voordoen in de samenleving en bij concurrenten, en op basis van de verzamelde informatie daaromtrent het O& O-beleid inricht en meer bepaald bekijkt welke de functionele noden zijn en hoe deze best vertaald worden op technologisch vlak, dan spreken we van ___ .

2. market pulled innovations.Geen van bovenstaande.market pushed innovations.market driven innovations.market presented innovations.

1 punten   

Vraag 51. Welk specifiek selectie-instrument wordt best gehanteerd als je socio-

normatieve vaardigheden wil testen?2. Assessment center.

Mondelinge interviews.Psychosociale testen.Arbeidsproeven.Schriftelijke

kennistesten.1 punten   

Vraag 61. Welke soort opleiding wordt er beschreven in volgende definitie: de

medewerker leert via gesimuleerde werksituaties waarbij er expliciet feedback wordt verstrekt.

2. Assessment centers.Interne bedrijfsopleidingen.Mentorschap.Zelfstudiepakketten.On-the-job-training.Externe opleidingen.

1 punten   

Vraag 71. Welke soort opleiding wordt er beschreven in volgende definitie: de

medewerker leert via een persoonlijke begeleiding en coaching.2. Externe opleidingen.

Mentorschap.Assessment centers.Zelfstudiepakketten.On-the-job-training.Interne bedrijfsopleidingen.

1 punten   

Vraag 81. Indien de omvang van het loon afhankelijk is van de prestaties van de

medewerker zelf, dan spreken we van een2. winstdeling.

prestatiegebonden loon.intrinsieke beloning.fringe benefit.

1 punten   

Vraag 91. Wanneer de organisatie, onder meer door het gebruik van

kwaliteitscontroles en kwaliteitscirkels, systematisch en consistent zoekt naar verbeteringen van alle gerealiseerde (management)activiteiten, spreekt men van het volgende principe:

2. JITSMARTKaizenISO

1 punten   

Vraag 101. Wat is het doel van onderzoeks- en ontwikkelingsmanagement?2. producten en diensten ontwerpen, aanpassen en/of vernieuwen.

onderzoeken welke ontwikkelingen kunnen zorgen voor tevreden en goed functionerende werknemers.onderzoeken welke ontwikkelingen de organisatie tot een succesvolle organisatie kunnen maken.producten en diensten op elkaar afstemmen, en nieuwe ontwikkelingen integreren in de eigen productie/dienstverlening.

1 punten   

Vraag 111. Over welke categorie van instrumenten om de in- en uitstroom van

financiële middelen te beheren gaat het in de volgende definitie: de opvolging van de inkomende geldstromen vanwege schuldenaars die van de organisatie een krediet of een uitstel van betaling krijgen.

2. Voorraadbeheer.Debiteurenbeheer.Thesauriebeheer.Kasbeheer.

1 punten   

Vraag 121. Waarvoor staan de 4 P's in de zogenaamde marketingmix?2. productkenmerken, prijs, productie en

perceptie.productkenmerken, prijs, promotie en plaats.productkwaliteit, prijs, productie en perceptie.productkwaliteit, prijs, promotie en plaats.

1 punten   

Vraag 13

1. Indien we het toekennen van meer autonomie of inspraak, of het toestaan bij bijkomende opleidingen beschouwen als beloning voor geleverd werk, dan spreken we van een ____;

2. prestatiegebonden loon.winstdeling.fringe benefit.bonus.intrinsieke beloning.

1 punten   

Vraag 141. Welke van de volgende definities beschrijft solvabiliteitsanalyses?2. Deze analyses berekenen de waarde en zo de vergoeding of de

opbrengst van de door de aandeelhouders (eigenaars) gemaakte investeringen.Deze analyses gaan na in hoeverre de gemaakte investeringen voldoende opbrengsten genereren.Deze analyses gaan na hoe lang het duurt vooraleer een welbepaalde investering zich terugverdient via gegenereerde inkomsten.Deze analyses gaan na in hoeverre de organisatie haar langetermijnschulden kan afbetalen.Deze analyses gaan na in hoeverre de organisatie haar dagelijkse, operationele kosten kan dekken met dagelijkse, operationele inkomsten of liquide middelen.

1 punten   

Vraag 151. Over welke categorie van instrumenten om de in- en uitstroom van

financiële middelen te beheren gaat het in de volgende definitie: de opvolging van de in- en uitstroom verbonden aan de aankoop en het verbruik van de voorraden grondstoffen.

2. Voorraadbeheer.Thesauriebeheer.Debiteurenbeheer.Kasbeheer.

1 punten   

Vraag 161. Om welk soort aankoopgedrag gaat het wanneer er een lage

betrokkenheid is en de verschillen tussen merken laag zijn.2. Gewoonte koopgedrag.

Variatiezoekend koopgedrag.Complex koopgedrag.Dissonantiereducerend koopgedrag.

1 punten   

Vraag 171. Van welk wervingskanaal sommen we hier enkele voor- en nadelen op?

- Voordelen: zeer gericht of selectief bereik, grote(re) professionele expertise, grote confidentialiteit./- Nadelen: zeer duur, soms tijdsintensief.

2. Arbeidsbureaus.Headhunterbureaus.Personeelsadvertenties.Intern rekruteren.Uitzendorganisaties.

1 punten   

Vraag 181. Wat verstaat men in de vakliteratuur over informatie- en

communicatiemanagement onder 'ruis' op een boodschap.2. Wanneer zender en ontvanger in conflict zijn met elkaar, kan het zijn dat

spanningen indirect via de boodschap meegestuurd worden.Doordat de ontvanger de boodschap decodeert en interpreteert, kan het zijn dat dit verschilt met de intenties van de zender.Geen van bovenstaande.Doordat de zender andere achtergrondinformatie heeft dan de ontvanger, kan het zijn dat hij te weinig informatie met de boodschap mee stuurt tijdens het coderen.

1 punten   

Vraag 191. Duid alle juiste antwoorden aan.

Welke van de volgende redenen resulteren in de keuze "make"?2. Wanneer men wil dat materialen zeer snel kunnen worden toegeleverd

aan de productieafdeling zonder tijdconsumerend transport per schip, trein of de weg.Wanneer vereist is dat de materialen perfect op maat van de organisatie kunnen worden vervaardigd/samengesteld.Wanneer de leverancier een groter specialisme of professionalisme heeft, waardoor deze meer garanties kan bieden voor degelijkheid en kwaliteit.Wanneer de ligging van de locatie waar de grondstoffen ontgonnen

worden ongunstig (ver verwijderd, duur) is.1 punten   

Vraag 201. Welk soort aankoopgedrag kan als volgt aangestuurd worden: omdat

klanten snel van merkkeuze of -voorkeur veranderen, moet men sturen via de zichtbaarheid van het eigen product, speciale aanbiedingen, gratis monsters, ___;

2. Complex koopgedrag.Dissonantiereducerend koopgedrag.Gewoonte koopgedrag.Variatiezoekend koopgedrag.