michellegroothuis.weebly.commichellegroothuis.weebly.com/.../portfolio_opdrachten_1_tot_7.docx  ·...

28
Portfolio opdracht: 1 Oefeningen: Minitrampoline Naam: Michelle Groothuis Klas: VR3A Dag: Dinsdagavond Arrangement 1 Streksprong Leervoorstel Neem een aanloop en spring vervolgens met twee benen tegelijk in de trampoline. Als je omhoog gaat maak je je zo lang mogelijk en je land met 2 voeten op de dikke mat. Bij de landing buig je iets door je knieën. Opbouw Een trampoline schuin neerzetten en daarachter een dikke mat plaatsen. Rol lesgever Staat naast de trampoline om de kinderen te ondersteunen en tips te geven. Aanwijzingen - Voeten sluiten en benen spannen - tijdens de afzet bewegen de armen mee van laag naar voor en hoog. - benen gesloten houden - recht vooruit blijven kijken - door de benen buigen bij de landing Arrangement 2 spreidsprong Leervoorstel Inspringen in de mini- trampoline, je armen omhoog en je benen spreiden. Landen met twee voeten op de mat Opbouw Schuine trampoline met daarachter een dikke mat. Rol lesgever De leerkracht staat bij de trampoline om de kinderen te begeleiden bij de sprong en landing. Aanwijzingen - door de benen buigen bij de

Transcript of michellegroothuis.weebly.commichellegroothuis.weebly.com/.../portfolio_opdrachten_1_tot_7.docx  ·...

Portfolio opdracht: 1Oefeningen: MinitrampolineNaam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Arrangement 1 StreksprongLeervoorstelNeem een aanloop en spring vervolgens met twee benen tegelijk in de trampoline. Als je omhoog gaat maak je je zo lang mogelijk en je land met 2 voeten op de dikke mat. Bij de landing buig je iets door je knieën.OpbouwEen trampoline schuin neerzetten en daarachter een dikke mat plaatsen.Rol lesgeverStaat naast de trampoline om de kinderen te ondersteunen en tips te geven.Aanwijzingen- Voeten sluiten en benen spannen- tijdens de afzet bewegen de armen mee van laag naar voor en hoog. - benen gesloten houden- recht vooruit blijven kijken - door de benen buigen bij de landing

Arrangement 2 spreidsprongLeervoorstelInspringen in de mini-trampoline, je armen omhoog en je benen spreiden. Landen met twee voeten op de matOpbouwSchuine trampoline met daarachter een dikke mat.Rol lesgeverDe leerkracht staat bij de trampoline om de kinderen te begeleiden bij de sprong en landing.Aanwijzingen- door de benen buigen bij de landing- recht vooruit blijven kijken- armen lang maken en benen opzij spreiden.

Arrangement 3 halve draaiLeervoorstelSpring met twee benen in de trampoline. Als je omhoog komt maak je je zo lang mogelijk en maak je in de lucht een halve draai.OpbouwSchuine trampoline met daarachter een dikke mat.Rol lesgeverDe leerkracht staat bij de trampoline om de kinderen te begeleiden en aanwijzingen te geven.AanwijzingenAandachtspunten:- door de benen buigen bij de landing- armen opzwaaien als je springt.Arrangement 4 opwendenLeervoorstelPlaats je handen zijwaarts op de kast en zet je af op de springplank. Plaats je voeten vervolgens op de kast en spring daarna van de kast op het matje.OpbouwEen kast met daarvoor een springplank en achter de kast een matje.Rol lesgeverDe leerkracht staat bij de kast om te begeleiden. Zorg ervoor dat je aan de kant staat waar het kind zijn/haar hoofd naar toe draait!Aanwijzingen- buig iets door je benen bij de landing. - zet je handen gespreid en zijwaarts op de kast.Arrangement 5 WendsprongLeervoorstelSpring met twee benen in de trampoline en plaats je handen vervolgens zijwaarts op de kast. Draai met je lichaam over de kast en land met je twee voeten op de mat.OpbouwEen kast met daarvoor een trampoline of springplank. Achter de kast ligt een dikke mat.Rol lesgeverDe leerkracht staat bij de kast om te begeleiden. Zorg ervoor dat je aan de kant staat waar het kind zijn/haar hoofd naar toe draait!Aanwijzingen- buig iets door je benen bij de

landing. - zet je handen gespreid en zijwaarts op de kast.Arrangement 6 spreidsprong over de bokLeervoorstelSpring met twee benen in de trampoline en zet je handen dan op de bok. Als je uit de trampoline komt spreid je je benen en spring je over de bok. Bij de landing kom je met twee voeten op de mat terecht.OpbouwEen bok met daarvoor een schuine trampoline en achter de kast een dikke mat.Rol lesgeverDe leerkracht staat bij de bok om de kinderen te begeleiden bij de sprong over de bok. Eventueel vasthouden bij de armen.Aanwijzingen- buig iets door je benen bij de landing. - zet je handen voorwaarts op de bok.- zorg ervoor dat je je benen goed spreid als je springt.

Portfolio opdracht: 2Oefeningen: ringenzwaaien en trapezestok schommelen en zwaaienNaam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

RingenzwaaienOmschrijf jouw eigen niveau m.b.t. ringenzwaaien. Wat kun je voordoen? Volgens mij kan gaat het zwaaien in de ringen me goed af. Daarnaast kan ik volgens mij ook wel duikelen/ op de kop hangen in de ringen. Verder kan ik ook tijdens het zwaaien ook een halve draai maken en weer terug draaien en achterwaarts afspringen.

Vergelijk dat niveau met niveau 3 van groep 7-8. Zijn er tekorten? Benoem deze.Niveau 3 van groep 7-8:Maakt vlotte halve draaien aan het einde van de voorzwaai en zwaait daarna hoger door. Laat de ringen los op het dode punt en landt volledig in balans.

Volgens mij zou dit me moeten lukken, ik weet alleen niet hoe het landen me afgaat. Ik denk dat het me wel goed zal afgaan als ik het oefen.

Bij het ringenzwaaien met halve draaien zijn er een aantal dominante factoren (factoren die van grote invloed zijn op het lukken of mislukken). Noem 3 van deze factoren.Weinig opzwaai van de benen.Haalt de draai nietDraait te ver doorZet na de halve draai niet af onder ophangpuntVerliest snel grip tijden zwaaibeurt

Kijk nu naar de halve draai. Wat bepaalt het lukken? (m.a.w welke tips kun je kinderen geven?) Noem er 2 en vermeld waar je deze tips vandaan hebt. Uit het boek basisdocument beweginsonderwijs heb ik de volgende tips gehaald:Haalt de draai niet:

- voordat de zwaaier begint met zwaaien, maakt hij staand op de grond eerst een halve draai met de ringen. Hierdoor kruisen de touwen van de ringen, zodat de zwaaier in feite begint met de ‘terugdraai’. Houd bij het kruisen van de touwen wel rekening met de voorkeursdraairichting van het kind. (arrangement)

- probeer de draai met je benen in te zetten en probeer daarna direct om te kijken (tip)

- probeer eens de ander kant op te draaien (tip).Draait te ver door:

- probeer rustiger te draaien- probeer later te draaien

Als je de kidneren laat afspringen, doe je dat dan in de voor- of achterzwaai?In de achterzwaai, dus achter afspringen.

Wat wordt bedoel met en omschrijf de volgende 2 vakbegrippen: strekhangzwaaien, dislokeren.Strekhangzwaaien: dit is heel simpel gezegd zwaaien door lopend loskomen. Gewoon in strekhang zwaaien en je telkens met een tip afzetten op de grond. Dislokeren: er wordt iets boven aan de touwen bevestigd waardoor de touwen niet in elkaar kunnen draaien.

Je wilt aan groep 8 een les ringenzwaaien geven. Omschrijf 3 leervoorstellen van eenvoudig naar steeds moeilijker. Het is daarbij de bedoeling dat de eerst 2 leervoorstellen door (bijna) iedereen kunnen worden uitgevoerd. Het derde leervoorstel is waarschijnlijk slechts haalbaar voor de betere ringenzwaaiers. Leervoorstellen:

1. Ringzwaaien waarbij ze telken op de mat afzetten voor meer snelheid. 2. Ringzwaaien met de voorkant een halve draai en aan de achterkant de terugdraai. 3. Ringzwaaien met een halve draai en afsprong op de mat.

1.

Trapezestok schommelen en zwaaien

Beschrijf en teken een arrangement waarbij je met kinderen van de middenbouw gaat schommelen m.b.v trapezestokken.De kinderen gaan op een trampezestok zitten en worden door twee kinderen geduwd, zodat ze gaan schommelen. De kinderen die duwen, gaan achter de trapezestok staan en duwen het kind om en om. Daarbij moeten ze uitkijken dat ze niet schreef gaan duwen. En als de persoon op de trapezestok aangeeft dat het hoog genoeg is dan moeten ze stoppen met duwen. Wil het kind van de trapezestok af dan laat die zich eerst een paar keer uitzwaaien om vervolgens met de voeten op de kleine matjes af te slepen.

Wat is daarbij het leervoorstel? Bedenk of je ook kinderen die op dat moment niet aan de beurt zijn bij de activiteit kunt betrekken.De kinderen gaan om de beurt schommelen, hierbij moeten de kinderen die niet aan de beurt zijn het kind op de trapezestok duwen.

Met groep 8, een les later, ga je trapezestok zwaaien vanaf de kast. Het eerste leervoorstel bij dit arrangement luidt: “Ga op de kast staan en pak de stok met beide handen boven je hoofd vast. Zwaai van de kast en spring af op de mat”. Je merkt dat de kinderen dit goed kunnen en gaat het uit de zwaai komen (de afsprong) moeiliijker maken. Bedenk hoe je dit kunt doen m.b.v een touw dat je op hoogte kunt hangen. Teken dit arrangement en noem welke materialen er extra klaargezet moeten worden.Extra materiaal:touw2 palen met haakjes waar het touw losje op kan liggenLintje om de trapezestok te kunnen pakken

Waar moet je bij dit arrangement op letten m.b.t. de veiligheid en welke tip kun je geven aan kinderen die dit nog moeilijk vinden?Neem geen aanloop maar ga aan de trapezestok hangen en zwaai dan naar de over kant. Zorg ervoor dat je voor de touwen je benen goed omhoog zwaait (of ophurkt) en landt met iets gebogen knieën. Als je op de kast gaat staan, moet je uitkijken voor de persoon die eraf zwaait.

Ontwerp en omschrijf een activiteit m.b.t. ringenzwaaien of trapezestokzwaaien. Teken daarbij minimaal het arrangement en geef het eerste leervoorstel. Als je dit ontwerp van internet hebt, vermeld dan de site.

Ringzwaaien met halve of hele draai en vervolgens achterwaarts afspringen.

Leervoorstel: Je pakt de ringen vast en laat je een opzetje geven door een medeleerling. Vervolgens zwaai je drie keer naar voren en maak een halve draai in, en in de achterzwaai draai je uit. Bij de volgende achterzwaai maak je een afsprong op de dikke mat.

Portfolio opdracht: 3Naam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Opdracht 1:A: Overlooptikspelen met beperkt tikgebied, met name voor groep 1 en 2Is een afgebakent gebied waarin de kinderen van de op bepaalde plekken vrij zijn en op andere plekken in dat veld getikt kunnen worden. Door deze plekken is het spel een stuk veiliger voor de kinderen.B: Overlooptiskspelen met samnerwerking tussen lopers, met name voor groep 3 en 4Bij deze spelen moeten de kinderen samenwerken om de tikkers te ontwijken. Je kan elkaar op verschillende manieren helpen bij het ‘ontsnappen’.

Opdracht 2: (http://www.jufanke.nl/spelles.html) Groep 1 en 2: Elfjes in het bosLeervoorstel: als de heks slaapt dan mogen de elfjes door de speelzaal lopen. Maar kijk uit! Wanneer de lamp aangaat, wordt de heks wakker en probeert zoveel mogelijk elfjes te tikken, maar… als de elfjes in een hoepel staan dan zijn ze vrij. Gaat de lamp weer uit, dan mogen de elfjes weer vrij rondlopen (Kinderen die getikt zijn mogen gewoon mee blijven doen).

Niveau zorg: loper-> loopt (bijna) niet het gebied in of wordt voortdurend getikt. Tikker -> wil geen tikker zijn of tikt bijna niemand.

Niveau 1: loper-> kiest een goed moment om over te steken.Tikker -> tikt regelmatig een loper.

Niveau 2: loper-> kiest een gunstige startpositie voor het tikgebied. Tikker -> kiest een gunstige tikpositie.

Niveau 3: loper-> versnelt tijdens het lopen.Tikker -> let afwisselend op verschillende dreigende lopers.

benodigdheden: hoepels, dikke mat, eventueel een lintje

Groep 3 en 4: EilandbalLeervoorstel: In elke hoepel staat een kind. Tussen de hoepels lopen 3 à 4 kinderen. De kinderen in de hoepels gooien de ballen naar elkaar over. De kinderen die tussen de hoepels doorlopen proberen ze te onderscheppen. Lukt dit dan wordt er gewisseld en mag het kind dat de bal onderschepte in de hoepel gaan staan. Als een kind bij het gooien of vangen buiten zijn hoepel komt moet het ook wisselen. Variant(en): - Laat bal overrollen i.p.v. overgooien.

Niveau zorg: loper-> wordt bijna altijd getikt. Tikker -> tikt bijna niemand.

Niveau 1: loper-> loopt versnellend langs de tikker. Tikker -> dreigt naar twee kanten om te tikken.

Niveau 2: loper-> maakt schijnbewegingen waardoor de tikker wordt afgeleid. Tikker -> staat na een tikpoging direct weer in een gunstige positie.

Niveau 3: loper-> krijgt samen met andere loper de tikker uit positie. Tikker -> verhult de dreiging om te tikken voor de lopers.

benodigdheden: hoepels, +/- 5 ballen

Opdracht 3: middenbouw

Benodigdheden:2 dikke matten2 kleine matjes2 of 3 ballen

Leervoorstel:Op elke dikke mat komt een tweetal te staan. Op elke kleine mat staat een kind. De bedoeling is dat ze een ander groepje moeten afgooien. Dit kunnen ze doen door met de bal op de mat te gooien. De kinderen op de dikke mat moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat ze niet worden afgegooid. Is er een groepje op de dikke mat is afgegooid dan sluiten ze achteraan in de wachtrij en komt er een nieuw tweetal in het spel. Iedereen in het veld wisselt dan van positie (kleine matjes steken over, net als de groep op de grote mat). Is het kind op het kleine matje af dan komt er een nieuwe speler in het veld.

Opdracht 4: Uittikslagbal Arrangement:halve gymzaal, waarbij een van de hoeken het slagperk is. Verder is er een

diagonale scheiding van het speelveld (met pionnen aangegeven). Tweeplekken waar de pittenzakjes komen te liggen. In het veld staan vier spelers (twee in elk vak), een loper en drie wachters. Verder is er een wachtplaats voor de drie wachters.

Leervoorstel: De lopers slaat met een plankje of knuppel de bal in het veld en probeert een of twee zakjes te roven en weer terug te keren naar de mat zonder getikt te worden. De veldspelers proberen in hun eigen vak de loper uit te tikken met de bal in de hand.

Niveau zorg: Loper-> Wordt steeds getikt zonder een pittenzakje te veroveren. Loopt naar de zakjes in hetzelfde vak als waar de veldspelers de bal hebben.Veldspeler-> Is zelden betrokken bij een actie waarbij een loper getikt wordt, staat op ongunstige tikposities en speelt niet of te laat over.

Niveau 1: Loper-> Plaatst de bal gunstig in het veld en reageert op de acties van de veldspelers zodat regelmatig een zakje veroverd wordt (een van de twee beurten)Veldspeler-> Is regelmatig betrokken bij een actie waarbij een loper getikt wordt, staat op gunstige tikposities en speelt de bal tijdig over naar een tikker bij het slagperk.

Niveau 2: Loper-> Verovert regelmatig twee zakjes door onderweg te anticiperen op de acties van de veldspelers.Veldspeler-> Is vaak betrokken bij een actie waarbij een loper getikt wordt door een slimme keuze te maken tussen overspelen en lopen, speelt ook aanvallend over (in richting van de loper).

Niveau 3: Loper-> Verovert vrijwel altijd twee zakjes door acties van de veldspelers uit te lokken waardoor hij zonder getikt te worden door kan lopen. Veldspeler-> Neemt initiatief tot acties waarbij de loper getikt wordt, speelt over of maakt schijnbewegingen zodat de loper een richting opgedrongen krijgt.

Regels lopers:- de bal opnieuw wegslaan als deze buiten het speelveld komt;- de scheidslijn mag gepasseerd worden;- minimaal een zakje halen en je mag een tweede zakje uit de andere roofplaats halen;- ongetikt terug op de mat, dan zakje(s) naast de mat leggen;- loper uitgetikt: geen punten en zakjes terugleggen;- de loper krijgt twee beurten direct na elkaar;- de loper die klaar is sluit achteraan bij de wachtrij;- de eerste wachter wordt loper.

Regels veldpartij:- de veldspeler mag de scheidslijn niet passeren;- de veldspeler mag alleen de loper in het eigen vak tikken;- de veldspeler mag in het eigen vak met de bal lopen;- als de bal uit het veld wordt gegooid door de veldspelers dan heeft de loper een ‘vrije loop’.

Portfolio opdracht 4Naam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Opdracht 4a1. Wat zijn de voordelen van een klassikale les? Met andere woorden, wat zou je ter

verdediging van het klassikaal lesgeven, kunnen aanvoeren? Geef in jouw antwoord aan wat de pedagogische en didactische voordelen zijn van klassikaal onderwijs.

Bij een klassikale les zie je alle kinderen bij elk onderdeel. Hierdoor kun je ze ook makkelijker en misschien wel beter begeleiden bij alle onderdelen. Verder is het misschien ook veiliger omdat je er bij elk onderdeel bij staat en dus kan inspringen zodra dit nodig is.

2. Wat zijn de voordelen van een groepjes les?Doordat de klas in groepjes is gedeeld staat er bij elk onderdeel maar een klein groepje kinderen. Hierdoor komen de kinderen vaker aan de beurt dan dat je iets met de hele klas zou doen. Daarnaast zijn er ook verschillende activiteiten, waardoor er bijna altijd wel een onderdeel bij zit dat een kind leuk vindt om te doen. Verder kan je kinderen ook gerichter aanspreken of tips geven als ze ergens tegen moeite mee hebben.

3. Geef van beide organisatievormen 2 nadelenNadeel groepjes les: Je staat niet bij elk onderdeel. Hierdoor moet je dus goed nadenken bij welke activiteit je bij staat en welke activiteiten de kinderen zelf kunnen uitvoeren.

Nadeel klassikale les: Doordat je met de hele groep aan een onderdeel werkt zijn niet alle kinderen aan het bewegen. Hierdoor zullen kinderen zich snel gaan vervelen en kunnen ze andere dingen gaan doen of juist andere kinderen gaan lastig vallen.

4. Welke organisatievorm heeft jouw voorkeur?Mijn voorkeur gaat uit naar groepjes les. Dit komt omdat de kinderen bij deze lessen meer aan het bewegen zijn en dat vind ik juist belangrijk tijdens een gymles. De kinderen moeten even lekker fanatiek aan het bewegen kunnen, zonder dat ze lange tijd moeten wachten.

5. Een andere organisatievorm is de ‘vrije les’. Geef aan wat je daaronder verstaat (ga eerst even op onderzoek uit op internet) en ga vervolgens in of deze organisatievorm past binnen jouw visie op bewegingsonderwijs.

Onder een vrije gymles versta ik dat er in een gymzaal allerlei materialen en toestellen zijn klaargezet. De kinderen mogen dan zelf bepalen welke activiteiten of spellen ze dan gaan doen, maar ze moeten wel letten op de veiligheid.

Opdracht 4bLeskaart bewegen samen regelen

Groep: 5 Leerlijn: Chaosdoelenspel

1. Dit gaan we opbouwen (foto of tekening)

2. Deze materialen mogen jullie uit het berghok pakken- 12 blokjes- 2 ballen- 2 banken- 2 pionnen

3. Dit is de opdracht die bij jullie onderdeel hoort:

Twee partijen van 2 of 3 spelers staan tegenover elkaar. Op de achterlijn van het vak staan 6 blokjes. Welk team slaagt erin om als eerste drie blokjes bij het andere team om te gooien/rollen.

Regels

- Er staan 6 kinderen in het veld, aan beide kanten 3.- Er zitten dus 2 kinderen op de bank.- Als er een blokje om is dan ruilt er iemand uit het veld met de persoon op de bank.- Zijn er 3 blokjes om dan wordt er weer gewisseld en alle blokjes worden weer rechtop gezet. Vervolgens begint het spel weer opnieuw.

4. Dit kun je doen als het erg goed gaat:- Als jullie team heel goed is dan kan de tegenpartij de blokjes verder weg zetten.- Als een team telkens wint dan kunnen er nieuwe teams worden gemaakt, zodat de teams even sterk zijn.

5. Als het nog niet lukt, mag je ook:- Als het jullie nog niet zo goed lukt dan kan de tegenpartij de blokjes wat dichter bij zetten.- Als een team telkens wint dan kunnen er nieuwe teams worden gemaakt, zodat de teams even sterk zijn.

Tips voor de veiligheidEr wordt niet geschoten met de bal. Je mag de bal dus alleen maar rollen of gooien.Zorg ervoor dat er zachte ballen zijn. Als je dan geraakt wordt dan komt het niet hard aan.

Groep: 5 Leerlijn: (tik)spelen

1. Dit gaan we opbouwen (foto of tekening)

2. Deze materialen mogen jullie uit het berghok pakken (benoemen)

- 4 matjes

Op elk matje komt een van de volgende materialen te liggen: - 4 pionnen - 4 tennisballen- 4 blokjes- 4 lintjes- 4 knotsen- 4 ballen

3. Dit is de opdracht die bij jullie onderdeel hoort:Bij elke matje staan twee spelers. Per tweetal moet je proberen om 4 dezelfde materialen bij elkaar te krijgen. Is dit gelukt dan roep je ‘KWARTET’. Daarna worden alle spullen weer eerlijk over de groepen verdeeld en worden er nieuwe tweetallen gemaakt.

Regels

- Je mag maar 1 ding van het matje afpakken en naar je eigen matje brengen.- Je mag pas getikt worden als je iets van het matje hebt gepakt- Ben je getikt dan moet je teruggeven wat je gepakt hebt. - Op je eigen matje mag je niet meer getikt worden.

4. Dit kun je doen als het erg goed gaat:Als het goed gaat kun je ook proberen om allebei van het matje af te gaan. Dus dan is er geen vaste bewaker meer. Jullie proberen allebei spullen weg te pakken van andere matjes.

5. Als het nog niet lukt, mag je ook:Als het nog niet lukt dan kun je je ook proberen om van 1 soort zo snel mogelijk 4 dezelfde te pakken.

Tips voor de veiligheidZorg ervoor dat je niet aan elkaar gaat trekken en duwen. Ben je getikt geef dan rustig het voorwerp terug wat je gepakt hebt.

Groep: 5 Leerlijn: (bal) spelen

1. Dit gaan we opbouwen (foto of tekening)

2. Deze materialen mogen jullie uit het berghok pakken (benoemen)

Met 2 banken maken we een afgebakend veld van 6 bij 10 meter.- 8 ballen- 12 hoepels- korf (hoog)- korf (laag) - basket

3. Dit is de opdracht die bij jullie onderdeel hoort:Iedereen heeft een bal. Het is de bedoeling dat je vanuit de hoepel mag gooien in de korf of in de basket. De basket is 2 punten waard en de korf 1. Probeer zoveel mogelijk punten bij elkaar te gooien.

Regels

- Je mag alleen in een korf of basket gooien als je in een hoepel staat.- Er mag maar een persoon in de hoepel staan.- Je gooit niet als er iemand onder de basket of korf staat.

4. Dit kun je doen als het erg goed gaat:Als je heel vaak raak gooit dan kun je ook een keer in een hoepel gaan staan die verder weg ligt. Ook kun je een keer in de basket of korf gooien die hoger hangt.

5. Als het nog niet lukt, mag je ook:Als het niet zo goed lukt, dan kun je in een hoepel gaan staan die dichter bij de korf of basket ligt. Ook kun proberen om de bal in de lagere korf te gooien.

Tips voor de veiligheid- Ga niet rennen met de bal, om als eerste in de hoepel te staan en dus als eerste te mogen gooien.- Probeer om niet allemaal tegelijk in dezelfde basket of korf te gooien.- Gooi niet als er iemand onder de korf of basket staat.

Portfolio opdracht 5Naam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Basisdocument. Zoek op

1. wat is het bewegingsprobleem bij de stoeispelen?

Het bewegingsprobleem bij het stoeispelen heeft te maken met het duwen en trekken. Tijdens het duwen of trekken aan een tegenspeler om deze uit balans te brengen terwijl deze probeert de balansverstoringen te voorkomen.

Lees de paragraaf: ‘het starten van de activiteit’

2. Wat kun je zeggen over het samenstellen van de partijen/ het maken van de groepsindeling?

De leerkrach kan in het begin ervoor kiezen om de groepjes sturend in te delen. Hierbij kan de leerkracht denken aan indelingen op basis van gewicht, grootte en/of kracht. Wordt de activiteit vaker gespeeld dan kunnen de kinderen ook zelf verantwoordelijk worden voor de indeling. In de hogere groepen kan je ervoor kiezen om zelf de tweetallen in te delen, maar de kinderen zijn zelf ook wel in staat om eerlijke tweetallen te maken.

3. Welke reguleringsdoelen kun je tijdens het stoeien aan de orde stellen?

Bij iedere mat zitten een balbezitter en veroveraar op de mat en de twee wachters op de bank. Nadat de balbezitter en veroveraar van functie hebben gewisseld, gaan ze beide aan de kant en komen de wachters op de mat.

Methodische ordening

4. Noem vier stoeiactiviteiten in methodische volgorde (beschrijf de organisatie, het leervoorstel en noem per activiteit minimaal een aandachtspunt).

- Bal afpakken (groep 1 /2)Arrangement: Tweetallen, een mat en een bal.Opdracht: Probeer de bal af te pakken die de ander probeert vast te blijven houden. Aandachtspunt: Zorg ervoor dat de kinderen zich houden aan veiligheidsafspraken, bijvoorbeeld niet om de nek pakken, niet aan de kleding trekken.

- Bal afpakken met keuze (groep 3 /4)Arrangement: Tweetallen, twee matten als stoeiplek, vier verschillende groottes ballen en twee pittenzakjes.Vooraf: de balbezitter kiest of hij een of twee ballen gaat verdedigen en de veroveraar kiest of hij een of twee zakjes in zijn hand vasthoudt.Opdracht: Probeer een bal af te pakken die de ander probeert in bezit te houden. Aandachtspunt: Zorg voor een duidelijk beginteken en een duidelijk stopteken.

- Bal afpakken met kantelen (groep 5 /6)Arrangement: Tweetal, Twee matten (of kleine dikke mat), twee ballen en twee zakjes.Vooraf: De balbezitter en veroveraar bepalen vooraf met hoeveel ballen en zakjes het spel gespeeld wordt.Opdracht: Probeer een bal af te pakken of de balbezitter op de rug te kantelen en daarbij

vijf tellen op de rug te houden. De ander probeert dit te voorkomen. Aandachtspunt: Zorg voor een duidelijk beginteken en een duidelijk stopteken.

- Bal afpakken met controle (groep 7 /8)Arrangement: Tweetal, Twee matten, twee ballen en twee zakjes, stopwatch.Vooraf: De balbezitter en veroveraar bepalen vooraf met hoeveel ballen en zakjes ze het spel zullen gaan spelen.Opdracht: Probeer ervoor te zorgen dat je de balbezitter op de rug te controleren en dan de bal af te pakken. De ander probeert om dit een bepaalde tijd te voorkomen.Aandachtspunt: Zorg ervoor dat de kinderen zich houden aan veiligheidsafspraken, bijvoorbeeld niet om de nek pakken, niet aan de kleding trekken.

Zoek op internet: kvlo schadevergoeding na gymles (www.kvlo.nl/sf.mcgi?2088). Lees dit artikel.

5. Welke les trek je hieruit als jij straks een judo of stoei les geeft aan de kinderen uit jouw klas?

Als ik straks een judo of stoei les geef, zal ik goed rekening moeten houden dat er voldoende instructie is , goed toezicht en dat er iemand is die hulpverlening kan bieden. Daarnaast zal ik ook moeten opletten hoe de kinderen verdeeld zullen worden (op gewicht, gelijke lengte, niveau). Ook zal de leerkracht samen met de leerlingen een duidelijk stop signaal moeten afspreken, zodat de kinderen van elkaar weten wanneer ze moete stoppen.

Zoek op internet: ‘judo het klokhuis youtube’. Bekijk het filmpje (14.40 min)

6. Noteer in het kort de oefenvormen die je in het filmpje ziet.

Veilig vallen en afslaan, achterwaartse val en judo koprol.

7. Wat is de essentie/ het principe van judo?

Wie niet sterk is moet slim zijn. Het meegeven met de tegenstander is een belangrijk principe bij judo. Je maakt gebruik van de kracht van je tegenstander, om er zelf beter van te worden.

8. Noem de kleuren van de banden in de juiste volgorde!

Wit- geel- oranje- groen- blauw- bruin- zwart (rood/wit geblokte – rood- brede witte band)

9. Het vloeren van de tegenstander. Er worden 4 soorten worpen benoemd welke zijn dat?

Beenworp, heupworp, schouderworp en de offerworp.

10. Het op de grond houden van de tegenstander noemen we een houdgreep. In het filmpje wordt er een houdgreep voorgedaan. Beschrijf hoe je iemand in de houdgreep kunt houden!

Je gaat met je arm onder het hoofd van de tegenstander door, met je andere arm pak je de arm van de tegenstander vast. Vervolgens druk je met je lichaam op die van de tegenstander en hou je hem stevig vast.

Portfolio opdracht 6Naam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Warming- up:

Voordat we beginnen met het dansen, is het de bedoeling dat ze eerst het ritme weten te vinden. Hiervoor gaan de kinderen in de gymzaal op de maat van de muziek lopen. Ze proberen daarbij het ritme te vinden en hierop te bewegen. Ook moeten ze rekening houden met het tempo van de muziek. Ze moeten hun lichaamsbeweging hierop aanpassen.

Warming- up:

Vervolgens gaan we met de hele klas in een kring staan, terwijl we dat doen, zet ik muziek op. De kinderen gaan om en om een beweging op de maat verzinnen. Deze beweging doen we dan met de hele klas na. De leerkracht geeft telkens aan wanneer de volgende beweging moet beginnen.

Kern:

De kinderen mogen na de warming- up groepjes maken van 4 personen. Met dit groepje gaan ze een dansje verzinnen. Het dansje moet op de muziek passen die de leerkracht laat horen. Terwijl ze dit dansje maken, moeten ze er rekening mee houden dat ze allemaal de bewegingen moeten kunnen maken. Daarnaast heeft ieder kind ook een inbreng in het dansje. Ze moeten dus allemaal (minimaal) een beweging verzinnen.

Afsluiting:

Aan het einde van de les mogen de kinderen hun eigen gemaakte dansjes aan de rest van de groep laten zien. Nadat ieder groepje hun dansje hebben laten zien, gaan we er een geheel van maken. Elk groepje komt om en om aan de beurt om voor de rest van de klas te staan en hun dansje te doen, terwijl de rest van de klas mee danst. Dit gaat zo door totdat elk groepje is geweest.

Portfolio opdracht 7Naam: Michelle GroothuisKlas: VR3ADag: Dinsdagavond

Bewegen rondom de school.Het is prachtig weer en je wilt met jouw klas naar buiten voor een les bewegingsonderwijs.

1. Inventariseer de mogelijkheden die er voor jouw school zijn om nabij de school buiten te sporten (geef een beschrijving van veldjes en materialen).Als ze op mijn stageschool naar buiten gaan, dan moeten ze minimaal een kwartier lopen naar een grasveldje. Dit veldje ligt bij een skatebordbaan en er worden bij het grasveld ook vaak honden uitgelaten. Op het veldje staan twee voetbalgoals. Zodra een klas buiten wil gaan sporten, moeten ze allerlei materialen meenemen. Deze materialen liggen in een kast, er zijn ballen, lintjes en alle benodigdheden voor slagbal.

2. Ontwerp een les die jij op jouw school aan jouw klas zou kunnen geven. Denk daarbij aan de 4 kerndoelen van ons vak: intensiteit, onderwijs, beleving en veelzijdigheid.Ik zou met de klas een keer softbal willen spelen. Hierbij wordt de klas in een tweeën verdeeld. Er is een telkens een veldpartij en een slagpartij (net als bij slagbal).

Het spel:Het team wat aan slag is moet proberen zoveel mogelijk spelers over de thuisplaat heen te krijgen. Hiervoor moet de slagman de bal die de pitcher aangooit goed raken. Daarna moet hij minimaal het eerste honk bereiken. De slagman probeert natuurlijk om juist met één slag zoveel mogelijk honken te overbruggen. 

Dit kan met een homerun. Het team wat in het veld staat is voornamelijk afhankelijk van de pitcher en de catcher. De werper gooit de bal aan die de achtervanger moet vangen. Als de slagman de bal weet te slaan dan is het de bedoeling om de bal zo vlug mogelijk bij de honken terug te krijgen voordat de slagman of een andere speler van de tegenpartij die al op een honk stond een volgend honk heeft kunnen bereiken.

Spelregels:- iedereen in het veld heeft een handschoen.- je scoort een punt als je de thuisplaat bereikt.- je mag pas lopen als je de bal goed hebt weten te raken.- wordt de bal gevangen of word je uitgetikt dan is je beurt voorbij en moet je weer op de bank gaan zitten.

3. Wat zou er bij jou op school nog moeten gebeuren zodat er meer buitenlessen kunnen worden gegeven?Bij mij op school moeten ze voor meer materialen moeten zorgen. Als ze naar buiten gaan is het meestal een potje slagbal of voetballen. De meeste klassen spelen alleen maar slagbal buiten. Hiervoor hebben ze ook alle materialen.