Post on 22-Jan-2018
T h e s i s M a s t e r C o n f l i c t m a n a g e m e n t – S c h o u t e n e n N e l i s s e n
Bezwaar eerlijk behandeld Casestudy naar de ervaringen van betrokkenen bij bezwaar- en beroep van de Haagse Hogeschool
L. Couto Gestal Relatienummer – 1771893 Opleiding Master Conflicthantering Thesisbegeleider : Prof. dr. M.C. Euwema
2
Voorwoord De studie conflictmanagement heeft me een nieuwe kijk gegeven op de wereld om me heen. Tijdens mijn werk en privé zie ik allerlei mogelijkheden voor conflictpreventie. Zowel professioneel als persoonlijk heb ik hier veel baat bij gehad. Eén specifieke situatie enkele jaren geleden heeft geleid tot het onderwerp voor deze thesis. Een student die ik twee jaar begeleidde kreeg een Negatief Bindend Studieadvies van de examencommissie. Zij ging in bezwaar tegen dit besluit en later in beroep. Tijdens de hoorzitting werd ik gevraagd als getuige aanwezig te zijn. Het heeft me toen verbaasd hoe formeel en procedureel de zitting was. Het kostte de organisatie veel tijd en geld. Het was overduidelijk dat deze procedure geen winnaars ging opleveren. Ik stelde om die reden ook mijn eigen rol als studieloopbaanbegeleider van deze student ter discussie. Had deze zitting voorkomen kunnen worden? Hoe probeert de Haagse Hogeschool dergelijke zaken te voorkomen? Met deze vragen ben ik aan de slag gegaan. De beantwoording was niet gemakkelijk. Velen hebben me geholpen te zoeken naar mogelijkheden, me te scherpen in mijn verhaal en argumentatie en nog veel meer. Deze gesprekken waren altijd leerzaam. In de eerste plaats wil ik Martin Euwema bedanken voor de kritische en tegelijkertijd constructieve feedback. Mijn onderzoek en het onderwerp is hierdoor verder aangescherpt en uitgebreid. Verder wil ik de Joep Franssen en Cornelie Tiel als opdrachtgevers bedanken voor de mogelijkheid om dit onderzoek uit te voeren. Tevens dank ik de secretariële medewerkers van het Loket Rechtsbescherming voor het meewerken aan het onderzoek. Jullie waren allen zeer behulpzaam. Dank daarvoor. Verder ook dank aan de studenten en docenten die hebben meegewerkt aan het onderzoek, het meewerken aan de interviews en het invullen van de vragenlijst. Mijn dank gaat ook uit naar de diverse collega’s op de Haagse Hogeschool die hebben geholpen met een luisterend oor, SPSS of zinvolle suggesties. Tot slot bedank ik speciaal mijn partner Lindy van de Westelaken voor haar geduld, aansporing en altijd zinvolle ruggespraak.
3
Inhoudsopgave Voorwoord ......................................................................................................................................................... 2
Samenvatting..................................................................................................................................................... 4
1. Inleiding ..................................................................................................................................................... 5
2. Organisatie bij bezwaar- en beroepszaken binnen de Haagse Hogeschool ......................... 8
2.1 Examencommissies en reglement de Haagse Hogeschool .................................................. 8
2.3 Werkwijze examencommissie conform reglement ................................................................ 9
2.4 De ombudsfunctionaris ..................................................................................................................... 9
2.5 Het Loket Rechtsbescherming en het CBE ................................................................................. 9
2.6 Beroepszaken de Haagse Hogeschool in cijfers .................................................................... 10
3. Theoretisch kader; rechtvaardigheid in perspectief .................................................................. 12
3.1 Rechtvaardigheidsbeoordeling ................................................................................................... 12
3.1.1 Twee theorieën over procedurele rechtvaardigheid ................................................. 14
3.2 Burgermotieven bij (bestuurs)rechtelijke procedures ..................................................... 15
3.3 Verklaringen van ombudsmannen conflictgedrag studenten ......................................... 16
3. Methode van onderzoek ........................................................................................................................ 17
3.1 Selectie onderzoekseenheden, dataverzamelingsmethoden en analyse .................... 18
3.1.1 Verkennend onderzoek; interviews medewerkers HHS .......................................... 18
3.1.2 Half gestructureerd interviews studenten ..................................................................... 18
3.1.3 Documentanalyse uitspraken CBEs over bezwaar tegen NBSA ............................. 19
3.1.4 Vragenlijst rechtvaardigheid examencommissies ...................................................... 20
4. Resultaten Casestudy De Haagse Hogeschool .............................................................................. 23
4.1 Resultaten verkennend onderzoek; interviews medewerkers HHS ............................ 23
4.2 Resultaten Interviews studenten ............................................................................................... 25
4.3 Resultaten documentanalyse uitspraken CBE over NBSA ............................................... 30
4.4 Resultaten vragenlijst rechtvaardigheid examencommissies ........................................ 32
4.4.1 Voorbereidende analyses ..................................................................................................... 32
4.4.2 resultaten algemene gegevens respondent ................................................................... 34
4.4.3 resultaten gemiddelden en standaardafwijkingen over rechtvaardigheid ....... 35
4.4.4 Resultaten standaard meervoudige regressies ............................................................ 35
5. Conclusie en discussie ............................................................................................................................ 38
Literatuurlijst ................................................................................................................................................. 44
Bijlage 1 – Woordenlijst ............................................................................................................................. 47
Bijlage 2 - Topiclijst interviews Studenten ......................................................................................... 48
Bijlage 3 – Indeling vragenlijst Examencommissie ......................................................................... 51
4
Samenvatting De Haagse Hogeschool (HHS) verzorgt meer dan 35 opleidingen. Elk van deze opleidingen heeft
een examencommissie die op grond van de Wet op Hoger onderwijs en Wetenschappelijk
onderzoek (WHW). de plicht heeft om op objectieve en deskundige wijze vast te stellen of een
student voldoet aan de voorwaarden van het Onderwijs- Examenreglement. Tegen besluiten van
een examencommissie kan een student in beroep gaan. De juristen van de HHS vermoeden een
tendens bij studenten om sneller en vaker vast te bijten in bezwaren en uiteindelijk beroepen.
Dit vormt aanleiding om de situatie van bezwaar- en beroepsprocedures van de Haagse
Hogeschool te onderzoeken. De centrale vraag hierbij is: hoe beoordelen studenten en leden van
de examencommissie van de Haagse Hogeschool de rechtvaardigheid van de examencommissie en
het College van Beroep van de Examens tijdens een bezwaar- en/of beroepsprocedures? De HHS
heeft tot doel om het aantal bezwaren en beroepen terug te dringen door procedures en de
werkwijze te veranderen en/of preventieve interventies te ontwikkelen. Er is gekozen voor een
casestudy die is opgebouwd uit vier onderzoeken; zes ongestructureerde interviews met
betrokken werknemers HHS, veertien half gestructureerde interviews onder studenten,
achtenvijftig dossiers van uitspraken van beroepszaken en vierentwintig vragenlijsten
afgenomen onder examencommissie-leden. Resultaten laten zien dat actoren zoals de
ombudsfunctionaris studenten en de voorzitter van het College van Beroep van de Examens
(CBE) mogelijkheden zien om procedures te verbeteren en bezwaar- en beroepen te voorkomen.
Voorzitters van de examencommissies zijn tevreden over de huidige gang van zaken. Studenten
zijn ontevredener over de procedures en interacties van de examencommissie dan de die van
het CBE. Daarentegen beoordelen leden van examencommissies (EC) hun eigen besluiten,
procedures en interacties als goed terwijl zij het College van Beroep van Examens (CBE) op
dezelfde punten minder goed beoordelen. Tot slot verwachten EC-leden dat studenten
positiever zijn over de EC dan het CBE. Het blijkt echter dat studenten, tegen de verwachting van
EC-leden in, veel minder positief zijn over de EC. Er zijn mogelijkheden om de bezwaar- en
beroepsprocedure van de HHS verder te verbeteren door deze vanuit studentperspectief vorm
te geven. Is daarbij raadzaam om docenten en specifiek studieloopbaanbegeleiders hierbij te
betrekken. Uit de documenten-analyse blijkt dat het CBE de meerderheid van de beroepen tegen
het Negatief Bindend Studie Adviezen ongegrond verklaart. De HHS kan de beroepen en
bezwaren voorkomen door studenten beter voor te lichten, informatie af te stemmen op kennis
en kunde van studenten, toegankelijkheid van de EC te verbeteren en leden van de EC te trainen
in mediationvaardigheden ten einde de bezwaarprocedure meer conflictpreventief in te richten.
5
1. Inleiding Jaarlijks ontvangen de 26 examencommissies (EC’s) van de Haagse Hogeschool (HHS)
aanvragen, klachten, verzoeken en bezwaren van studenten. Een examencommissie (EC) heeft
de wettelijke plicht (artikel 7.12 van de Wet Hoger en Onderwijs en Wetenschappelijk
onderzoek) om objectief en deskundig vast te stellen of een student voldoet aan de voorwaarden
om een graad te verkrijgen De meeste examencommissies binnen de HHS hebben meer dan één
opleiding onder hun beheer. In dit kader beoordeelt de EC de zaken die zijn ingediend door
studenten en neemt hierover een besluit die zij aan de opleiding en student communiceert.
Tegen zo’n besluit kan een student beroep aantekenen via het Loket Rechtsbescherming. Het is
de taak van het Loket om de student te ondersteunen onder andere door de procedure toe te
lichten. Inhoudelijk advisering valt buiten het takenpakket. Een student heeft de mogelijkheid
om bemiddeling van de ombudsfunctionaris in te schakelen. De ombudsfunctionaris benadert
tevens studenten pro-actief op aanwijzing van de EC, de juristen van HHS of het Loket
Rechtsbescherming. Komen student en EC niet tot een schikking en trekt de student het beroep
niet in, dan vindt er een zitting plaats en oordeelt het College van Beroep voor de Examens (CBE)
over het beroep. Mocht het CBE het beroep ongegrond verklaren, dan kan de student verder
procederen bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).
De juristen van de HHS en de voorzitter van het CBE vermoeden een tendens waarbij studenten
zich in toenemende mate vastbijten in bezwaar- en beroepsprocedures tot aan het CBHO. Uit
cijfers blijkt een absolute toename. Verklaringen voor een ontwikkeling van vasthoudendheid
ontbreken. Ter voorbereiding op dit onderzoek is een aantal oriënterende interviews afgenomen
bij de medewerkers van het Loket Rechtsbescherming, de voormalig ombudsfunctionaris, een
voorzitter van de EC, een voorzitter van het CBE en de juristen van de HHS. Deze interviews
geven verder kleur aan de aard van bezwaar- en beroepszaken. Een voorzichtige conclusie zoals
geformuleerd door een geïnterviewde, is dat ‘het karakter van zaken verandert’. Volgens enkele
geïnterviewden lijkt het steeds vaker voor te komen dat studenten ‘hun gelijk willen halen’ en
hiervoor bijvoorbeeld sneller een advocaat inschakelen. Een grote verscheidenheid aan
mogelijke oorzaken worden genoemd: toenemende mondigheid en kritische houding van
studenten, toenemende financiële kosten en schulden door studie, culturele achtergrond van
studenten, verwachtingen van ouders, het risico op terugkeer naar het land van herkomst,
uithuwelijking, schaamte en eergevoel. Daarnaast bestaat het vermoeden bij diverse
respondenten dat een deel van de studenten dat in beroep gaat, verkeerde verwachtingen heeft
bij de behandeling van zijn of haar zaak. Een voorzitter van het CBE geeft als voorbeeld dat
sommige studenten denken dat docenten of de opleiding ‘een reprimande’, straf of sanctie
6
krijgen opgelegd of dat beoordelingen van tentamens worden herbeoordeeld door het CBE. Dit
is echter niet het geval. Het CBE beoordeelt of een EC naar behoren heeft gehandeld en de juiste
procedures heeft gevolgd. Ook de ombudsfunctionaris bevestigt de verkeerd voorstelling van
zaken van studenten bij de behandeling van een beroep. Daarnaast zou een deel van het aantal
beroepszaken mogelijkerwijs voortkomen uit een verminderd vertrouwen van studenten in een
objectief oordeel van de EC’s omdat deze bestaan uit docenten van de opleiding/faculteit.
Wanneer het CBE een beroep van een studentongegrond verklaart, dan bestaat er nog de
mogelijkheid om in beroep te gaan bij het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO).
Volgens artikel 7.66, eerste lid, van de WHW is bepaald dat een betrokkene, oftewel de student,
beroep kan instellen tegen een beslissing van een orgaan van een (bekostigde) instelling voor
hoger onderwijs die jegens hem krachtens deze wet en daarop gebaseerde regelingen is
genomen. Er zijn signalen van een stijging van het aantal beroepszaken bij het CBHO. In
2014/2015 is het de verwachting dat het aantal beroepsschriften verder zal stijgen ten opzichte
van 2013 en 2012 toen respectievelijk 312 beroepschriften en 297 beroepsschriften zijn
behandeld (Ministerie van Onderwijs en Cultuur, 2013). Een oud-secretaris van het CBHO
verklaarde dat jongeren volgens hem sneller geneigd zijn stappen te ondernemen omdat er
meer afhangt van hun studie (ANP, 2014). Verklaringen voor de stijging van het aantal beroepen
en mogelijke gedragsveranderingen bij studenten zijn niet hard te maken. Enkele
geïnterviewden suggereren dat bemiddeling door o.a. een ombudsfunctionaris uitkomst kan
bieden om het aantal bezwaar- en beroepsprocedures terug te dringen. Door het ontbreken van
een nulmeting van de huidige waardering van de procedures is het lastig vast te stellen of
bemiddeling van de ombudsfunctionaris of andere interventies uitkomst bieden om een daling
teweeg te brengen.
De HHS streeft naar studentgerichte, rechtvaardige, efficiënte en effectieve procedures bij
beroep en bezwaar die gewaardeerd worden door de betrokkenen. Toetsing van deze
doelstelling onder studenten wordt meegenomen tijdens de Nationale Studenten Enquête (NSE).
Jaarlijks beantwoorden studenten van de HHS de vraag hoe zij de informatievoorziening
omtrent regels en procedures van de hogeschool waarderen. De HHS scoort al vier jaar op rij een
3,2 op een schaal van vijf. De score is gelijk aan het landelijk gemiddelde en impliceert geen
tevreden of ontevreden waardering van de studenten. Bij de NSE worden alle studenten
ondervraagd en niet zozeer de studenten die ervaring hebben met bezwaar- of
beroepsprocedures. Interne, structurele evaluaties of onderzoeken naar de tevredenheid van
studenten en de leden van EC’s over de begeleiding, voorlichting, procedures en regels bij
bezwaar en beroep ontbreken.
7
Concluderend kan er gesteld worden dat enerzijds verklaringen voor de motivatie van
studenten om sneller en vaker in bezwaar of beroep te gaan en anderzijds de waardering van de
huidige procedures onder zowel studenten als de EC-leden ontbreken. Deze redenen tezamen
vormen de aanleiding voor het onderzoek. De HHS heeft tot doel om het aantal bezwaren en
beroepen terug te dringen door procedures en de werkwijze te veranderen en/of preventieve
interventies te ontwikkelen. Om de huidige situatie van de Haagse Hogeschool te onderzoeken is
er gekozen voor een casestudy. De context van de HHS is hierbij bepalend. De hogeschool
bestaat uit 8 faculteiten uiteenlopend in achtergronden zoals bijvoorbeeld Recht , Sociale
professies, Gezondheid en Techniek. Ook de inrichting van de procedures verschilt ten opzichte
van andere Hogescholen en Universiteiten. Door de casestudy worden verschillende groepen
binnen de HHS (studenten, docenten en overige relevante medewerkers) en documenten
onderzocht. Door het ontbreken van nulmetingen en onderzoeksgegevens leidt dit voor deze
casestudy tot de volgende exploratieve onderzoeksvragen:
Hoe beoordelen studenten en leden van de examencommissie van de Haagse Hogeschool (HHS) de
(distributieve, procedurele en interactionele) rechtvaardigheid van de examencommissie (EC) en
het College van Beroep van de Examens (CBE) tijdens een bezwaar- en/of beroepsprocedures?
Uit de hoofdvraag zijn de volgende deelvragen opgesteld:
1. Welke verwachtingen, motieven en doelen hebben studenten van de HHS om in beroep
te gaan tegen een besluit van de EC?
2. Hoe beoordelen studenten van de HHS de besluiten, procedures en interacties van de
EC’s en van het CBE op distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid?
3. Hoe beoordelen leden van de EC’s de besluiten, procedures en interacties van de EC en
het CBE vanuit eigen en studentenperspectief op distributieve, procedurele en
interactionele rechtvaardigheid?
De bovenstaande deelvragen worden middels aparte onderzoeken beantwoord. Dit staat
beschreven in het hoofdstuk Methode. De daaruit volgende resultaten worden geïntegreerd tot
de beantwoording van de hoofdvraag in de conclusie. Allereerst leest u in het volgende
hoofdstuk over de geldende procedures bij bezwaar en beroep bij de HHS. Daarop volgt het
theoretisch kader omtrent rechtvaardigheid in een sociaal psychologische context waarin de
huidige wetenschappelijke stand van zaken wordt beschreven.
8
2. Organisatie bij bezwaar- en beroepszaken binnen de Haagse Hogeschool De HHS heeft diverse locaties in Den Haag en Delft. De Hogeschool telt ruim 25.000 studenten en
1900 medewerkers die studeren en werken bij meer dan 35verschillende opleidingen. In deze
intensieve werkomgeving waar beoordeling en feedback een centrale plaats heeft, ontstaan bij
tijd en wijle conflicten tussen partijen. In dergelijke situaties biedt o.a. het Onderwijs en
Examenreglement (OER) studenten en opleiders de mogelijkheid om zich te beroepen op
rechten en plichten van ieder. Dit onderzoek richt zich op de beroepsprocedure en -zaken
binnen de hogeschool en hoe betrokkenen deze waarderen. In de volgende paragraaf worden
(wettelijke)kaders, hogeschoolbrede richtlijnen, taken en verantwoordelijkheden van de EC en
het Loket rechtsbescherming, ombudsfunctionaris en het CBE beschreven. Daarbij worden de
verschillen tussen klachten, bezwaren en beroepen behandeld.
2.1 Examencommissies en reglement de Haagse Hogeschool De HHS telt (2014) 26 examencommissies en 8 faculteiten. Sommige faculteiten hebben meer
dan één examencommissie vanwege het grote aantal opleidingen en daarmee gemoeide
aantallen studenten. Het instellingsbestuur heeft vastgelegd dat examencommissies beslissingen
nemen namens de faculteitsdirecteur aan wie de bevoegdheid formeel gemandateerd is.
Conform het regelement examencommissies (2013) is de voornaamste taak van de leden van
een EC het toezien of studenten voldoen aan de verplichtingen uit het OER. Ook werkt een EC
volgens het reglement voor examencommissies dat is vastgesteld door het bestuur van de HHS.
In dit reglement staat beschreven dat de faculteitsdirecteur minstens drie leden voor een EC
benoemt. De EC-leden hebben de gezamenlijk taak vast te stellen of een student voldoet aan de
voorwaarden die het OER stelt aan kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn om een graad
te verkrijgen (De Haagse Hogeschool, 2013). Het reglement schrijft verder voor dat ieder EC-lid
wordt geacht een scholing in wet- en regelgeving en taken van de EC te volgen. De kerntaken van
een EC zijn; het vaststellen van het propedeutisch examen en het bindend studieadvies, het
ontwikkelen van toetsbeleid, het borgen van de kwaliteit van de examens en toetsen, het
behandelen van verzoeken tot vrijstelling en toelating en het uitvoeren van fraude-onderzoek en
de te bepalen sancties. Tot slot is de examencommissie belast met de behandeling van
bezwaarschriften van studenten tegen een beoordeling van een examinator. Tegen besluiten van
de EC kan een student beroep aantekenen.
Na afloop van ieder studiejaar brengt de EC verslag uit van haar werkzaamheden aan de
faculteitsdirecteur. Volgens het reglement mogen EC-leden (inclusief de voorzitter) niet
9
individueel beoordeeld worden op het functioneren van de EC in hun werkbeoordelingscyclus.
EC-leden hebben minimaal een jaar zitting en maximaal vijf jaren. De HHS benoemt in het
reglement dat onafhankelijke positie van de examencommissie op gespannen voet kan staan
doordat de commissie onder verantwoordelijkheid valt van de faculteitsdirecteur..
2.3 Werkwijze examencommissie conform reglement In het reglement examencommissie is een huishoudelijk reglement opgenomen. De EC kan dit
kader uitbreiden en aanvullen. Het huishoudelijk reglement geeft richtlijnen over
vergaderfrequentie, besluitvorming en communicatie hierover naar belanghebbenden,
besluitvormings- en reactietermijnen in het geval van fraudezaken en sancties tegen studenten.
De richtlijnen over de snelle en normale besluitvorming en communicatie hierover zijn niet
expliciet in termijnen beschreven. Wel staat beschreven dat notulen niet openbaar zijn. De
student en de betrokkene krijgen een beslissing en motivering toegestuurd. EC’s zijn niet
verplicht anonieme motiveringen te publiceren. Het CBE daarentegen publiceert de
geanonimiseerde besluiten op het intranet voor studenten en docenten. Het CBHO doet
hetzelfde door geanonimiseerde uitspraken op hun website te publiceren.
2.4 De ombudsfunctionaris Tot september 2014 was er één ombudsfunctionaris werkzaam en sinds die tijd zijn er vier
ombudsfunctionarissen werkzaam binnen de hogeschool. De vier ombudsfunctionarissen zijn er
om de piekperiodes aan het begin van het studiejaar op te vangen. Er is geen reglement voor de
ombudsfunctionarissen. Zij opereren als adviseurs voor studenten en bemiddelaars tussen de
EC’s en studenten. Zij bemiddelen in zowel bezwaar- als beroepszaken en voor de
Geschillenadviescommissie. Een student kan gebruik maken van de ombudsfunctionaris als er
een bezwaar- of beroepschrift is ingediend bij het Loket Rechtsbescherming. De huidige
ombudsfunctionarissen treden hoofdzakelijk op bij bezwaren en beroepen van studenten en niet
zozeer klachten.. Voor dit onderzoek is in het voortraject gesproken met de ombudsfunctionaris
die in 2011 tot en met 2013 werkzaam was bij de HHS. Dit betrof een ervaren docent en
voormalig voorzitter van een EC. De studenten die zijn geselecteerd voor dit onderzoek
refereren naar deze ombudsfunctionaris.
2.5 Het Loket Rechtsbescherming en het CBE Twee medewerkers van het Loket Rechtbescherming verzorgen de administratieve
ondersteuning van het CBE. Het Loket registreert de klachten, bezwaren en beroepen, verwijst
door naar de juiste partijen, zoals bijvoorbeeld de vertrouwenspersoon, klachtencommissie, de
10
ombudsfunctionaris, de directeur of het College van Bestuur. De medewerkers overleggen
regelmatig met de juristen over binnengekomen zaken.
Het CBE bestaat uit een externe voorzitter, tevens jurist, één docentlid en één studentlid. Het
CBE werkt onafhankelijk en volgens een vastgesteld reglement welke uitwerking geeft aan de
wettelijke regels van de WHW.
Na ontvangst van een beroepschrift van een student, vraagt het Loket Rechtsbescherming
namens het CBE of de EC het geschil onderling met de student kan oplossen zonder tussenkomst
van het CBE. Mocht een schikking in de ogen van de EC niet mogelijk zijn, dan volgt er een
zitting. De EC schrijft daarvoor een verweerschrift. Het beroeps- en verweerschrift wordt door
de leden van het CBE beoordeeld en partijen worden bevraagd tijdens een zitting. Het
uiteindelijke oordeel van het CBE is gericht op de redelijkheid van het besluit van de
examencommissie.
Gedurende de zitting mogen studenten en examencommissies zich laten vertegenwoordigen
door een raadsman. Ook mogen partijen getuigen en deskundigen voordragen. De beslissing en
motivering van het CBE dient te worden opgevolgd door de examencommissie. Een student kan
in hoger beroep tegen een besluit van het CBE bij het College Beroep voor het Hoger Onderwijs
(CBHO). Het CBHO hanteert voor de behandeling van een beroepsschrift en het nemen van een
beslissing vastgestelde termijnen.
2.6 Beroepszaken de Haagse Hogeschool in cijfers In totaal zijn er in 2012 en 2013, respectievelijk 421 en 391 beroepsschriften ingediend bij het
Loket Rechtsbescherming. De jaren ervoor lag dit aantal lager met een gemiddelde van 284. De
toename van het aantal beroepsschriften loopt gelijk op met de toename van het aantal
studenten. Dit zorgt voor een hoge werkdruk voor onder andere het Loket. Naast deze
beroepsschriften heeft in het studiejaar 2012 -2013 de toenmalige ombudsfunctionaris een
vijftig tot zestig zaken begeleid. De begeleiding leidde in sommige gevallen tot een oplossing, in
andere gevallen in ieder geval tot waardering van betrokkenen voor de begeleiding of
bemiddeling (Haan, 2013). Uit cijfers van managementrapportages blijkt dat ongeveer de helft
van de beroepen worden geschikt door de EC’s. Uiteindelijk wordt een minderheid van de
beroepen gegrond verklaard door het CBE.
11
Tabel 1 Aantal Beroepsschriften en afwikkeling binnen de Haagse Hogeschool
2009 2010 2011 2012 2013
Aantal ingediende beroepschriften 262 195 332 415 391
Totaal aantal studenten HHS 20500 21300 22700 23400 23400
Percentage beroepschriften 1,3% 0,9% 1,5% 1,8% 1,7%
Percentage schikkingen - - 48% 49% 57%
Percentage beroep gegrond - - 39% 25% 26%
Bron: managementrapportages Loket Rechtsbescherming 2011, 2012 en 2013
Afbeelding 1 beroepsschriften studenten 2013 de Haagse Hogeschool
Tabel 2 Onderwerp van beroepsschriften student
Onderwerp 2011 2012 2013
Bindend studieadvies 54% 50% 53%
Fraude 6% 3% 7%
Maatregelen 3% 4% 3%
Tentamen 4% - 2%
Cijfer(s) 3% 1% 1%
Stage of afstuderen 2% 4% 3%
Toetsingscriteria 3% - -
Overig 8% 17% 15%
De onderwerpen van beroepszaken uitgedrukt in een percentage van het totaal. Uitgesloten onderwerpen zijn toelating, inschrijving,
collegegeld en FOS gelden. Bron: managementrapportages Loket Rechtsbescherming 2011, 2012 en 2013
De beroepszaken die het CBE behandelt zijn tijdrovend en brengen kosten met zich mee.
Verondersteld kan worden dat de bemiddeling van de ombudsfunctionaris sneller en goedkoper
is, maar cijfers ontbreken om dit te ondersteunen. De helft van de beroepszaken gaat over
bindend studieadviezen (BSA).
Ingediende beroepsschriften 2013
391 stuks
Niet ontvankelijk
8% - 29 stuks
Ingetrokken
72%- 283 stuks
Student tegemoet gekomen
79% - 224 stuks
Student trekt in na verweer 21% - 59 stuks
Zittingen Beroep
20% - 79 stuks
Bezwaar Gegrond
25%- 19 stuks
Bezwaar Ongegrond
69% - 55 stuks
Alsnog schikking 6%- 5 stuks
12
3. Theoretisch kader; rechtvaardigheid in perspectief In het theoretisch kader wordt aandacht besteed aan het onderwerp rechtvaardigheid; de
centrale thematiek in de vraagstelling van dit onderzoek. Allereerst wordt er antwoord gegeven
op de vraag welke vormen van rechtvaardigheid er onderscheiden worden in de sociale
psychologie. En hoe verhouden deze vormen van rechtvaardigheid zich tot elkaar? Tot slot
worden onderzoeken over de invloed van rechtvaardigheid op emoties en relaties besproken.
3.1 Rechtvaardigheidsbeoordeling Rechtvaardigheidsgevoel is een individuele aangelegenheid waarbij het individu het handelen
van een ander spiegelt aan de eigen normen en waarden. In de sociale psychologie is het nodige
geschreven over de universele aspecten van rechtvaardigheid. De eerste theorie over
rechtvaardigheid werd beschreven door Adams (1965) (Koppen & Hessing, 2002) waarin de
waarneming van rechtvaardigheid door betrokkenen werd gekoppeld aan de uitkomsten van
het besluit; kortweg distributieve rechtvaardigheid. Het algemene beeld uit deze onderzoeken is
dat een positieve uitkomst voor de betrokkene positief samenhangt en leidt tot een positieve
waardering van rechtvaardigheid (Colquitt, 2001, Colquitt e.a., 2013, Velthoven, 2011) .
Onderzoek dat volgde, richtte zich op in hoeverre personen de procedures als rechtvaardig
beschouwen en of de acceptatie van ongunstige besluiten hiermee samenhangt (Lind & Tyler,
1988; Thibaut & Walker, 1975). Een tweede element van rechtvaardigheidsbeoordeling worden
de stappen in het proces, voordat het besluit is genomen, op eerlijkheid beoordeeld. De mate van
procedurele rechtvaardigheid wordt getoetst aan de hand van de consistentie van de toepassing,
nauwkeurigheid bij beoordeling, onpartijdigheid van de beoordelaar (Lind & Tyler, 1988) en
mogelijkheid en mate dat betrokkenen zich mogen uiten in de procedure, in het Engels geduid
met één woord: voice. Tot slot is controle op het proces en op de uitkomst ervan ook een
onderdeel waarop de rechtvaardigheid van de procedure mede wordt beoordeeld (Thibaut &
Walker, 1975). Als personen de procedures als rechtvaardig beschouwen, leggen zij zich eerder
neer bij beslissingen van een meerdere. Negatieve emoties hangen samen met negatief
bevonden rechtvaardigheid van de procedures en is tevens een voorspeller dat personen zich in
mindere mate neerleggen bij negatieve uitkomst (Murphy & Tyler, 2008).
In later onderzoek werd Interactionele Rechtvaardigheid een onderwerp. Hierbij ligt de nadruk
op de behandeling van mensen tijdens de procedure oftewel het interpersoonlijke tussen
partijen; mensgerichte benadering. Wetenschappers zijn niet eenduidig of er sprake is van een
derde element van rechtvaardigheid. Sommige beschouwen de interacties van het
(bestuurs)orgaan als onderdeel van procedurele rechtvaardigheid (Tyler & Blader, 2000). Jason
13
Colquitt (2001) concludeerde echter dat de interactionele rechtvaardigheid een aparte en valide
element is die zelfs op te delen is in de onderdelen informatie en interpersoonlijke
rechtvaardigheid. Beide onderdelen hebben onafhankelijk effecten volgens Colquitt (2001). Bij
informationele rechtvaardigheid worden de elementen truthfulness (open en eerlijke
communicatie) en justification (toelichting op beslissingen) beoordeeld. Het onderdeel
interactionele rechtvaardigheid behelst de onderdelen respectvolle bejegening (gedrag en
behandeling van partijen) en propriety (onpartijdigheid van de beslisser). In latere onderzoeken
over rechtvaardigheid, waar Colquitt onderdeel van was (Colquitt, e.a. 2006; Zapata-Phelan, e.a.
2008) werden er drie elementen onderscheiden naast distributieve rechtvaardigheid. Het
belangrijkste argument is dat de informatie vanuit de beslisser wordt beoordeeld en het nog
onvoldoende is gevalideerd (Velthoven, 2011). Interactionele rechtvaardigheid is hiermee een
onderdeel van procedurele rechtvaardigheid en is sterk verbonden aan sociale interacties en
daarmee verbonden aan cognitie, affectie en gedrag van een individu (Cropanzano & Ambrose,
2001). Welke gevolgen interacties hebben op deze aspecten is te lezen in de twee theorieën the
Social Exchange theory en Fairness Heuristic theory die hierna worden beschreven.
Hoe verhouden deze drie elementen zich tot rechtvaardigheidsbeleving van personen? Welk
element heeft het sterkste effect? Lind & Tyler (1988) onderzochten dit bij twee verschillende
gerechtelijke procesgangen waarbij er kenmerkende verschillen waren in procedures. Ze
concludeerden dat het proces van invloed was op de beoordeling van het besluit van de rechter.
Een meer rechtvaardig bevonden procedure had een gunstiger effect op de beoordeling van het
besluit (distributieve rechtvaardigheid). Tegelijkertijd concluderen dezelfde onderzoekers dat
een voordelig besluit ook invloed heeft op de beoordeling van de procedures. Meer recente
studies laten zien dat drie elementen onafhankelijk zijn en tegelijkertijd met elkaar correleren
(Cropanzano & Ambrose, 2001; Colquitt, e.a., 2001; Colquitt, e.a., 2013). Omdat de procedure de
eerste indrukken bij de persoon achterlaat, tellen deze ervaringen het sterkst. De voormalige
Nationale Ombudsman de heer Brenninkmeijer spreekt van het ankereffect. De eerste
ervaringen die een persoon heeft met de procedure of de organisatie hebben de sterkste effecten
op de procedurele rechtvaardigheidsbeleving (Van den Bos, 2007).
In geen van deze onderzoeken bestaat de onderzoekspopulatie uit personen die ambtshalve
deze procedures vormgeven en besluiten nemen. Juist in de context van de HHS is het
interessant om te onderzoeken hoe leden van de EC, docenten met een aanvullende functie, de
rechtvaardigheid waarderen van hun eigen besluiten, procedures en interacties. Bij een
beroepsprocedure vormen leden van een EC een partij die de procedure, interactie en besluit
van het CBE ondergaat. De rol verandert van beoordelaar naar partij. De eigen besluitvorming en
14
de procedures worden opnieuw beoordeeld. In driekwart van de gevallen wordt het beroep
ongegrond verklaard. Dit is een ruim voldoende op de inrichting van de procedures. In
combinatie met de voorafgaande theorie over de elementen van rechtvaardigheid leidt dit tot de
exploratieve vraag hoe rechtvaardig EC-leden hun eigen besluiten, procedures en interacties
beoordelen en hoe zich dit verhoudt tot de beoordeling van het CBE en hoe studenten dit alles
beoordelen.
3.1.1 Twee theorieën over procedurele rechtvaardigheid De fundamentele onderzoeken omtrent rechtvaardigheid behandelen veelal een juridische
situatie waarbij de nadruk in vooral ligt in het effect op het oordeel over het oordeel en de
procesgang. In de loop der jaren is de sociale psychologie in de context van organisaties in
toenemende mate beschreven als achtergrond voor het onderzoek over
rechtvaardigheidsbeleving. De context voor dit onderzoek is de HHS; het onderwijs en de
organisatie daaromtrent. Studenten staan voortdurend in contact met docenten en leden van de
organisatie. In een beroepsprocedure verandert de rol en de context waarbinnen docenten met
studenten interacteren. Het is dan ook de vraag welke invloed dit heeft op de beoordeling van de
besluiten en de procedures. Vragen die hierbij een rol spelen zijn: welke invloed hebben
bestaande relaties op rechtvaardigheidsbeleving? En welke invloed hebben de mate van
onzekerheid en emoties op rechtvaardigheidsbeleving?
Twee theorieën uit de sociale psychologie komen aan bod in diverse onderzoeken; Social
Exchange theory en Fairness Heuristic theory behandelen de effecten van emoties en relaties op
rechtvaardigheidsbeleving. De kaders van deze theorieën vormen uitgangspunten voor het
ontwerp van dit onderzoek.
In de ‘Social Exchange theory’ gaat men ervan uit dat de kwaliteit van de relatie tussen
betrokkenen de invloed op rechtvaardigheidselementen bepaalt. Meta-analyse van Colquitt e.a.
(2013) laat een significante relatie zien tussen rechtvaardigheid, taakuitvoering en burgerschap
binnen organisaties en de kwaliteit van de sociale relatie tussen individu en organisatie. De
kwaliteit van de relatie bestaat uit de onderdelen vertrouwen, betrokkenheid bij de organisatie,
gepercipieerde ondersteuning en de afstand tussen hoge posities en lage posities in de
organisatie (Colquit e.a. 2013). Uit de studie van Prooijen e.a. (2005) en De Cremer & Van Hiel
(2006) blijkt dat de groep waartoe een persoon behoort van invloed is op de perceptie van
procedurele rechtvaardigheid. Zowel hoge als lage groepsstatus beïnvloedt procedurele
rechtvaardigheid op het onderdeel voice (Prooijen, e.a., 2005). Hoe rechtvaardig een persoon uit
de eigen groep wordt behandeld heeft invloed op de eigen emoties en reacties. Hiermee geeft de
procedurele behandeling van een ander uit de sociale groep belangrijke informatie hoe
15
personen uit dezelfde sociale groep vooraf de rechtvaardigheid van de procedure beoordelen
(Prooijen, e.a2005).
De tweede theorie betreft Fairness Heuristic theory (eerlijkheidsheuristiektheorie)en gaat uit
van het effect van context variabelen op rechtvaardigheid. Uitgangspunt van deze theorie is dat
mensen belang hechten aan rechtvaardigheid wanneer zij bezorgd zijn over potentiële
problemen, waarbij zij afhankelijk zijn en de conflictsituatie hun sociale identiteit aantast (Van
den Bos, e.a.1999; Colquitt, e.a. 2006; Zapata-Phelan, e.a. 2008; Nicklin, e.a., 2011; ). In de
Fairness Heuristic theorieën spreekt men over de afhankelijke positie van werknemers en de
behoefte van personen om in een dergelijke positie vertrouwen te hebben in de leidinggevende.
Zij gaan op zoek naar informatie om de eerlijkheid of betrouwbaarheid van hun meerdere te
beoordelen. Deze context is vergelijkbare met de verhouding tussen studenten en de EC.
Overzichtstudies van diverse studies (Van den Bos, 1999; Van den Bos, e.a.1997) tonen aan dat de
perceptie op de procedurele rechtvaardigheid door personen sterk positief werd beïnvloed
wanneer zij hun meerdere of beslisser vertrouwden. Zodra (de informatie over) vertrouwen
ontbreekt maken personen gebruik van beschikbare formele of informele informatie (Van den
Bos, 2000). Verschillende studies zien onzekerheid als een belangrijke factor in relatie tot de
perceptie op rechtvaardigheid (Colquitt, e.a. 2006; Maas & Van den Bos, 2011). Voice en
feedback op handelen reduceren onzekerheidsgevoelens tijdens de procedure en hebben een
positief effect op de beoordeling van rechtvaardigheid.
De leden van de EC zijn in hoofdzaak docenten. Zij hebben naast hun examencommissietaken
veelvuldig contact met studenten. De sociale context van het ‘normale’ studieleven, waar
beoordeling en feedback aan de orde van de dag zijn, en ook verdere gemoeide relaties en
geschiedenis zijn van invloed op de rechtvaardigheidsbeleving van individuen uit beide groepen.
De laagdrempelige cultuur binnen de hogeschool zorgt er voor dat het studenten vrij staat om
informeel informatie in te winnen bij docenten en leden van de EC voorafgaand, tijdens en na de
procedure. Hoe schatten EC-leden in dat studenten de rechtvaardigheid van de
examencommissie en CBE waarderen?
3.2 Burgermotieven bij (bestuurs)rechtelijke procedures Specifiek kwalitatief onderzoek naar afwegingen van studenten om bezwaar of beroep aan te
tekenen tegen hun opleiding ontbreekt. Er zijn wel rapporten waar de afwegingskaders van
burgers bij rechtelijke procedures tegen de overheid of vertegenwoordiging zijn onderzocht.
Vergelijkingen zijn te maken tussen studenten en burgers. Vragen die gesteld kunnen worden
zijn: Om welke redenen gaan individuen een procedure aan? Welke afwegingen maken
16
individuen bij een procedure of bemiddeling? En wat zijn hun ervaringen na een procedure of
bemiddeling? Diverse onderzoeksrapporten van Justitie behandelen de ervaringen met
bestuursrecht en andere rechtelijke procedures van burgers. Bij deze inventarisatie is gekeken
naar verschillende afwegingskaders: inschakelen van rechtshulp, keuze voor mediation of
bemiddeling en starten van een procedure.
Het inschakelen van (rechts)hulp bij een procedure is in de eerste plaats afhankelijk van de
kosten die een persoon direct of indirect maakt en de eventuele tegemoetkoming daarin. (Klein
Haarhuis, 2008; Bolt, e.a., 2011). Zo is een rechtsbijstandverzekering van invloed op het
inschakelen van rechtshulp in de vorm van een advocaat (Velthoven & Klein Haarhuis, 2010). Bij
een bezwaarprocedure laten personen zich niet afschrikken door eventuele kosten.
Verklaringen hiervoor zijn niet gegeven(Bolt, e.a., 2011; Herweijer & Lunsing, 2011). Er is geen
aanwijsbaar effect van informatieverschaffing en begeleiding op de toename van bezwaren of
procedures.
Burgers kiezen sneller voor bemiddeling of mediation als zij het idee hebben dat dit sneller
leidt tot een oplossing of duidelijkheid van de situatie. (Klein Haarhuis, 2008; Herweijer &
Lunsing, 2011). Als partijen op termijn nog in elkaars sociale netwerk blijven, wordt de keuze
voor mediation of overleg geprefereerd. Personen kiezen liever voor een zekere uitkomst
binnen een bepaald tijdsbestek met mediation dan een onzekere procedure met een langere
termijn. (Klein Haarhuis, 2008;Graaf, e.a. 2003).
De omvang van het belang is voor een burger medebepalend om voor een procedure te kiezen
(Klein Haarhuis, 2008). Hoe groter het belang, hoe groter de kans dat de burger een procedure
start. Bovendien kunnen verschillen in culturele achtergrond en de interpretatie van conflicten
leiden tot een toename in procedures (Velthoven & Klein Haarhuis, 2010). Andere oorzaken die
leiden tot een toename in procedures zijn persoonlijkheidstypen en conflictstijlen zoals
competitieve motivatie, overoptimisme en een voorkeur voor rechtvaardigheid (Bolt, e.a., 2011;
Klein Haarhuis, 2008). Geen van de genoemde onderzoeken wijzen een van deze factoren binnen
deze afwegingskaders aan als het meest doorslaggevend. Welke factor bepalend is, hangt
volgens onderzoekers af van het type conflict en de verschillen tussen de individuen (Klein
Haarhuis, 2008; Velthoven & Klein Haarhuis, 2010).
3.3 Ervaringen van student-ombudsmannen De European Network for Ombudsmen in Higher Education hield in 2006 een conferentie in het
teken van Complaints arising from Interpersonal Dependency . De ombudsfunctionarissen
signaleren dat de kosten om te studeren verder stijgen. Studenten betalen meer voor hun
opleiding met als gevolg dat ze kritischer zijn op het aanbod en de kwaliteit ervan en sneller
geneigd zijn hierover een klacht in te dienen. De ombudsfunctionarissen noemen de toename
17
aan diversiteit , mede door internationale uitwisseling en de toenemende toegankelijkheid tot
het hoger onderwijs als oorzaak waardoor conflicten vaker optreden en de gang naar
beroepsprocedures eerder gemaakt zal worden (Eppenberger, Kägi, & Leidenfrost, 2006).
Concluderend zijn er drie elementen waarop rechtvaardigheidsbeleving getoetst kan worden;
distributieve rechtvaardigheid, procedurele rechtvaardigheid en interactionele
rechtvaardigheid. Onderzoek omtrent rechtvaardigheid richt zich voornamelijk op de
waardering van personen die de procedure ondergaan en niet zozeer op personen die deze
procedures vormgeven en besluiten nemen.
De onderzoeken naar de motieven van burgers laten zien dat het starten van een procedure en
het inschakelen van rechtshulp samenhangt met het belang wat het individu aan de zaak hecht.
De ombudsfunctionarissen vermoeden een trendontwikkeling waarbij studenten sneller een
beroep doen op hun rechten vanwege de toenemende kosten om te kunnen studeren,
toenemende diversiteit en toegankelijkheid tot het hoger onderwijs.
3. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek beschreven. Op dit moment bestaat er geen
nulmeting van de huidige situatie van de HHS. Het is de verwachting van de onderzoeker dat de
werkwijze, kenmerken en context van de HHS van invloed zijn op de interpretatie van de
resultaten. Om deze reden is er gekozen voor een nomothetische casestudy waar verklaringen
worden gezocht voor een sociaal verschijnsel (Braster, 2000). Omdat ervaringen en percepties
uiteen kunnen lopen is het voor een casestudy van belang dat de verschillende percepties in
kaart worden gebracht. Om die redenen zijn diverse betrokkenen en onderdelen van de
bezwaar- en beroepsprocedure onderzocht. Omwille van een zo veelzijdig en volledig mogelijk
beeld en om te voldoen aan de eisen van triangulatie (Braster, 2000), worden in dit onderzoek
diverse onderzoeksinstrumenten ingezet. De casestudy is opgebouwd uit vier onderzoeken;
ongestructureerd interview met betrokken werknemers HHS, half gestructureerde interviews
onder studenten, dossieronderzoek van CBE-uitspraken omtrent NBSA en tot slot een vragenlijst
onder leden van de EC. Deze samenstelling van deze onderzoeken heeft tot doel tot een valide
totaalbeoordeling van het systeem van bezwaar en beroep aan de HHS te komen. Er kan door de
combinatie van methoden inzicht ontstaan in onderliggende patronen (Braster,2000; Verhoef,
2013).
In dit hoofdstuk wordt eerst de selectie van deelnemers beschreven, gevolgd door de methode
van dataverzameling en tot slot de beschrijving van de analyse.
18
3.1 Selectie onderzoekseenheden, dataverzamelingsmethoden en analyse Deze casestudy over de HHS heeft een exploratief karakter en bevat een aantal onderzoeken
van kwalitatieve en kwantitatieve aard. De onderzoeken zijn beschreven zoals deze
chronologisch zijn uitgevoerd. Per onderzoek is de selectie, de dataverzamelingsmethode en de
analyse beschreven.
3.1.1 Verkennend onderzoek; interviews medewerkers HHS Om tot een situatie-analyse te komen van de stand van zaken omtrent bezwaar- en
beroepsprocedure zijn er diverse HHS medewerkers geïnterviewd. Allereerst is er een interview
afgenomen bij de jurist van de HHS, daarop volgde de ombudsfunctionaris, aansluitende de
voorzitter van het CBE en afrondend zijn twee voorzitters van EC’s en twee medewerkers van
het Loket Rechtsbescherming bevraagd.
De interviews hadden een open karakter en dienden om tot een situatie-analyse te komen. Het
uitgangspunt van de interviews betrof de sterke en zwakke kanten van de huidige werkwijze en
de onbeantwoorde vragen. De interviews zijn verder gebruikt ter voorbereiding van de opzet
van de overige onderzoeken en zijn in de periode 2013 -2014 afgenomen.
De keuze voor een ongestructureerd interview had tot doel de betrokkenen dieper op hun
ervaringen te bevragen. Gaandeweg het interview heeft de onderzoeker andere
gespreksonderwerpen aangekaart.
Alle interviews zijn opgenomen en uitgeschreven. Na het uitschrijven zijn paragrafen per thema
gegroepeerd. De topics van de verschillende interviews zijn met elkaar vergeleken. De resultaten
zijn besproken met de opdrachtgever om te komen tot een keuze van de vervolgonderzoeken.
3.1.2 Half gestructureerd interviews studenten Diverse redenen liggen ten grondslag aan de motivering voor de half gestructureerde interviews
bij studenten. Het is de verwachting van de onderzoeker en de opdrachtgever dat de respons
voor een onderzoek onder studenten hoger ligt als studenten uitgenodigd worden voor een
interview in plaats van vragenlijst. Tegelijkertijd is een belangrijke reden de mogelijkheid van
diepgang op de aanleiding en motivatie van bezwaar en beroep en mogelijke
(privé)omstandigheden. Uit het vooronderzoek is onder andere naar voren gekomen dat vele
geïnterviewden een deel van de bezwaren en beroepen toeschreef aan onderliggende motieven
zoals opportunisme van de student, misvatting van studenten over functie en rollen binnen de
procedure, verstoorde relatie(s) voorgeschiedenis met de opleiding en/of docenten en/of de
financiële en/of culturele achtergrond van de student.
19
De selectiecriteria voor het interview zijn:
- De student studeert aan de HHS
- De student heeft in 2012 of 2013 een beroep ingediend tegen een beslissing van de EC
bij het Loket Rechtsbescherming.
- Het beroep is inmiddels afgerond d.m.v. intrekking, schikking of zitting.
- De student heeft gesproken met intern betrokkene(n).
284 studenten voldoen aan deze criteria en zijn door het Loket Rechtsbescherming benaderd via
de e-mail met het verzoek mee te werken aan het onderzoek. De studenten zijn geïnformeerd
over de doelstellingen van het onderzoek. De studenten ontvangen voor het meewerken aan het
onderzoek een VVV-bon van 15 euro. In totaal hebben 14 studenten meegewerkt aan een
interview.
De topics voor het interview zijn de items in bijlage 2. De topiclijst is tot stand gekomen op basis
van de theoretische kaders over rechtvaardigheid, motieven voor beroep en bezwaar en de
interviews uit het vooronderzoek.
In het onderzoek is op verschillende manieren gestreefd naar een zo hoog mogelijke
controleerbaarheid van het onderzoek door onder andere het gebruik van de topiclijst, digitale
opnames, een vaste interviewer en digitale uitwerkingen. Er is vooraf een proefinterview
afgenomen om de vragen te testen en te verbeteren. Conclusie van het proefinterview is dat de
topiclijst inhoudelijk volledig en bruikbaar is gebleken. Ook een tweede beoordelaar heeft
bijgedragen aan de betrouwbaarheid van het onderzoek. Voor de interviews is 45 minuten per
deelnemer uitgetrokken. In verband met de privacy en gevoeligheid van de informatie zijn de
interviews met studenten op een andere locatie nabij de HHS afgenomen.
Voor de analyse zijn de tekstpassages geselecteerd en hieraan is een onderwerp gegeven. De
tekstpassages zijn vervolgens ingedeeld in thema’s. Per thema worden passende voorbeelden of
citaten in de resultatenbeschrijving gegeven.
3.1.3 Documentanalyse uitspraken College Beroep van de Examens over bezwaar tegen Negatief Bindend Studie Advies De afgelopen jaren had meer dan de helft van de beroepszaken betrekking op negatief bindend
studieadvies (kortweg NBSA). Omdat de meeste beroepen ongegrond worden verklaard,
studeren deze studenten veelal niet meer aan de HHS. Er is voor gekozen om de uitspraken van
beroepszaken te onderzoeken op de volgende categorieën:
20
- aantal jaren bij de opleiding en aantal studiepunten in propedeuse,
- argumenten in het beroep,
- argumenten van het verweer,
- toelichting van student ter zitting
- toelichting van EC ter zitting
- beoordeling argumenten door het CBE
- uitspraak van CBE
Er zijn twee selectiecriteria voor de uitspraken het CBE. Het betrof uitspraken over beroepen
tegen een NBSA in kalenderjaar 2012 en 2013. In totaal zijn dit 58 besluiten over de NBSA. Van
deze 58 besluiten gingen er 51 over bijzondere omstandigheden, 4 besluiten over procedurele
aspecten en 3 besluiten over andere onderwerpen.
De argumenten zijn per categorie in steekwoorden beschreven. Vervolgens is er per categorie
een wordcloud gemaakt om te kunnen vast stellen welke steekwoorden veelvuldig voorkomen.
De onderwerpen die herhaaldelijk voorkomen woorden in de wordcloud groter. Dit geeft de
mogelijkheid om verdere relaties tussen woorden te analyseren per categorie. De conclusies op
deze categorieën zijn overstijgend met elkaar vergeleken.
3.1.4 Vragenlijst rechtvaardigheid examencommissies Naast de studenten hebben de leden van EC’s een rol in de procedure en zijn zij bij de
beroepsprocedure tevens partij. Er was bij aanvang van het onderzoek geen bestaand onderzoek
in hoeverre de bezwaar- en beroepsprocedure als rechtvaardig wordt beschouwd door de EC’s.
Er is voor een nulmeting gekozen om rechtvaardigheid zoals beschreven in het theoretisch
kader vast te stellen. De drie onderdelen van rechtvaardigheid: distributieve, procedureel en
interactioneel, van de gevalideerde vragenlijst van Colquitt (2001) en vertaald door prof. K. van
de Bos (2010) zijn hierbij gehanteerd. De respondenten is gevraagd rechtvaardigheid vanuit de
drie invalshoeken te beoordelen: de waardering voor de eigen EC, die van het CBE en hun
verwachting van de waardering van studenten voor de EC en het CBE. Een schematische
weergave van de vragenlijst is in figuur 2 te zien. De cijfers in het schema betreffen het aantal
vragen per onderdeel
21
Afbeelding 2 items vragenlijst examencommissie
Per item en per thema zijn er vragen geselecteerd. Voor de selectie van de vragen is beoordeeld
of deze passend zijn bij de werkzaamheden van de leden van de examencommissie. Omdat er
vragen zijn geschrapt is de interne consistentie van de constructen getest met Cronbach’s alpha.
Bij iedere uitspraak is een 7-puntsschaal gebruikt waarbij 1. helemaal niet mee eens is en 7.
helemaal wel mee eens. De vragenlijst is getest door een lid van de examencommissie van
faculteit van Gezondheid, Voeding en Sport. Naar aanleiding daarvan zijn er geen vragen
veranderd.
In totaal zijn er 51 leden van EC’s die zitting hadden in studiejaar 2013 – 2014 benaderd via e-
mail om een vragenlijst in te vullen, daarvan hebben er 24 de vragenlijst ingevuld. De respons
van 24 is voldoende volgens de responsanalyse van Verhoeven (2013).
De selectiecriteria voor de medewerkers van de HHS:
- De medewerker heeft meer dan één studiejaar ervaring met begeleiding of behandeling
van bezwaren of beroepen.
- De medewerker heeft momenteel nog taken binnen de bezwaar- of beroepsprocedure.
- De medewerker heeft mondeling of schriftelijk contact met studenten die bezwaar of
beroep indienen.
Gegegevens Respondent
Academie
Aantal bezwaren behandeld
Aantal CBE zittingen bijgewoond
man/vrouw
jaren lid van ExCom
opleidingsniveau
mediation achtergrond
juridische scholing
Beoordeling Eigen EC
Distributieve rechtvaardigheid
(3 vragen)
Procedurele rechtvaardigheid
(13 vragen)
(waarvan 5 mediums eigen communicatie)
Interactionele Rechtvaardigheid
(8 vragen)
Waardering Rechtvaardigheid
CBE
Distributieve rechtvaardigheid
(3 vragen)
Procedurele rechtvaardigheid
(8 vragen)
Interactionele Rechtvaardigheid
(8 vragen)
Inschatting Student
Inschatting oordeel student over EC
Distributieve rechtvaardigheid (1 vraag)
Procedurele rechtvaardigheid (4 vragen)
Interactionele Rechtvaardigheid (7 vragen)
Inschatting oordeel student over CBE
Distributieve rechtvaardigheid (1 vraag )
Procedurele rechtvaardigheid (4 vragen)
Interactionele Rechtvaardigheid (7 vragen)
22
Voor de analyse van de gegevens is er gebruik gemaakt van SPSS statistics 20.0.
Ter voorbereiding is eerst de interne consistentie van de constructen getest met Chronbach’s
alpha. De vragen behorende bij het item Procedureel Examencommissie waren in de eerste
meting laag geladen. Om te interne consistentie te verhogen zijn vragen 2.1, 2.2 en 2.13
stapsgewijs verwijderd. Hiermee zijn alle items qua interne consistentie acceptabel, te zien in
tabel 3.
Tabel 3 Uitkomsten Chronbach's alpha voor items vragenlijst
Schaal aantal Chronbach’s alpha
1a. Distributief Examencommissie .777
1b. Procedureel Examencommissie .709
1c. Interactioneel Examencommissie .875
2a. Distributief CBE .907
2b. Procedureel CBE .934
2c. Interactioneel CBE .941
3b. Procedureel Student ExCom .771
3c. Interactioneel Student ExCom .886
4b. Procedureel Student CBE .877
4c. Interactioneel Student CBE .927
Analyse
Om onderlinge verbanden tussen de variabelen vast te stellen zijn er vooraf analyses uitgevoerd;
interne consistenties binnen de schalen, factoranalyses en gemiddelden bij de totalen. Verder is
er gebruik gemaakt van Spearman correlatie om verbanden of juist verschillen tussen de
variabelen te onderscheiden. Om de hypotheses (1 t/m 6) te testen is gebruik gemaakt van
enkelvoudige en regressie-analyses. Enkelvoudige analyses zijn uitgevoerd tussen de variabelen
distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid van EC, CBE en student.
Met meervoudige analyses is getoetst of de kenmerken van de respondent moderende werking
hebben op de variabelen distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de EC
en het CBE.
23
4. Resultaten Casestudy De Haagse Hogeschool
4.1 Resultaten verkennend onderzoek; interviews medewerkers HHS
Ter voorbereiding op het onderzoek zijn er enkele interviews uitgevoerd met betrokken
medewerkers van de HHS. De interviews waren gericht op drie onderwerpen: tevredenheid met
bezwaar- en beroepsprocedure, uitgangspunten bij de behandeling van bezwaar en beroep, en
de verbetermogelijkheden van en/of ideeën voor de bezwaar- en beroepsprocedure. De
interviews duurden elk tussen de 30 en 45 minuten.
Er is één voorzitter van het CBE geïnterviewd. De voorzitter gaf aan bij zittingen rekening te
houden met het te allen tijde voorkomen van de schijn van partijdigheid. De partijen worden
bijvoorbeeld gezamenlijk de zaal binnen gelaten. Daarnaast wordt de procedure van de zitting
besproken en daarbij let de voorzitter erop dat de student op het gemak wordt gesteld door
bijvoorbeeld te benadrukken dat de student nu in de gelegenheid is om zijn/haar verhaal te
doen en dit aan de commissie te vertellen. Verder komt het regelmatig voor dat studenten
zenuwachtig zijn of zelfs emotioneel worden. De voorzitter probeert de student gerust te stellen
en op adem te laten komen. De voorzitter heeft het vermoeden dat studenten onvoldoende besef
hebben wat de ze kunnen verwachten tijdens de zitting en van het CBE. Het CBE beoordeelt of de
EC zich aan de procedures heeft gehouden. Daarnaast krijgt de voorzitter weleens de indruk dat
er meer achter zaken zit zoals onvrede over de beoordeling, gevoelens van discriminatie,
geschiedenis met docent, onvrede met opleiding of culturele aspecten. Hoewel niet aangedragen
als directe oplossing, lijkt volgens de voorzitter van het CBE een vorm van bemiddeling of een
tussenportaal voorafgaand aan een beroepszitting een manier om beter om te gaan met
uiteenlopende motieven en onderhuidse gevoelens van onvrede.
Vervolgens is met twee voorzitters van Examencommissies gesproken. Beiden hebben ruime
ervaring als docent en voorzitter van de EC, en hebben geen specifieke juridische achtergrond.
De voorzitters zijn tevreden over de huidige werkwijze en procedures, en hechten in dat kader
veel belang aan de onafhankelijke rol en positie van de EC. Dit laatste geeft bij één van de EC nog
weleens frictie met het management over genomen besluiten. Het voornaamste uitgangspunt bij
de behandeling van bezwaren is om de student serieus te nemen, en hiertoe de zaak objectief te
behandelen. Beide EC spannen zich in om beroepszaken a priori te voorkomen. Komt het toch
tot een beroep, dan gaan beide EC’s aan de slag om tot een schikking te komen. De doelstellingen
komen overeen, maar de werkwijze verschilt tussen de twee EC’s. Bij de ene EC wordt er na
ieder bezwaar of verzoek gebeld of in persoon gesproken met de student. Bij de andere is dit
niet haalbaar vanwege de werkdruk en het aantal verzoeken. Beide voorzitters gaven wel aan
24
dat de impact van besluiten op de student en de organisatie nadrukkelijk aan bod komt in de EC
vergadering en meegewogen wordt in de besluitvorming. De besluitvorming wordt
binnenskamers vastgesteld. Het besluit wordt per e-mail gecommuniceerd naar de student en
vaak ook aan docenten en management. Dit hangt af van de relevantie voor docenten en de
privacy van de student. Beide voorzitters zouden weinig veranderen aan de huidige gang van
zaken. Eén voorzitter had twee suggesties. Ten eerste om de cursus voor nieuwe EC-leden uit te
breiden met een gerichte training in houding en gedrag bij het contact met studenten vanwege
enkele ervaringen. Zo is het in sommige gevallen niet noodzakelijk om met de gehele
examencommissie een student te ontvangen. het type vragen dat gesteld werd door collega’szou
intimiderend kunnen overkomen. Ten tweede suggereerde de voorzitter dat een OER training
voor docenten verplicht zou moeten zijn omdat veel zaken van de EC voortkomen uit het
verkeerd toepassen of onbekend zijn met de regels van het OER.
Hierna zijn de medewerksters van het Loket Rechtsbescherming geïnterviewd. Zij handelen naar
eigen zeggen volledig in het belang van de student. Ze vinden daarbij belangrijk dat de student
het Loket beschouwt als een onafhankelijke partij die hen serieus neemt. Het Loket ontvangt
veel vragen van studenten via e-mail, telefoon en in persoon. Het devies daarbij is dat de
medewerkers afspraken nakomen, en dat zij geen beoordeling geven over de kwaliteit van het
beroep dan wel een inschatting geven van de slagingskans. De voornaamste suggestie vanuit het
Loket Rechtsbescherming ter verbetering van de bezwaar- en beroepsprocedure is dat
commissies ervaringen delen en leren van elkaars werkwijze.
De ombudsfunctionaris heeft jaren ervaring als docent en voorzitter van de EC. Zijn
voornaamste uitgangspunt bij de behandeling van zaken is het zoeken naar een oplossing en
beroep te voorkomen. Net als bij de Examencommissies is het daarbij cruciaal om de student
serieus te nemen. Daarbij wordt altijd gelet op de kwaliteit en snelheid van respons via e-mail of
telefoon. ‘Ik doe wat ik zeg’ is het credo. Studenten hebben volgens de ombudsfunctionaris
behoefte aan inzicht in wat ze kunnen verwachten en wanneer ze iets kunnen verwachten. Hij
houdt ze op de hoogte van de voortgang. ‘Soms weet ik niets, of wacht ik op antwoord. Dat laat ik
studenten ook even weten.’ Volgens hem komt het nog te vaak voor dat studenten verkeerde
informatie krijgen van docenten van de opleiding. Docenten zijn volgens de ombudsfunctionaris
onvoldoende op de hoogte van het eigen OER en interne procedures. Daarnaast komt het
volgens hem vaak voor dat studenten slecht te woord worden gestaan of geen antwoord krijgen
op e-mails van docenten of ander personeel.
De ombudsfunctionaris handelt op aanwijzing van de juristen, examencommissies en de
studenten. Hij probeert alle betrokken persoonlijk te spreken om snel door te dringen tot de
25
kern van de zaak. Hij is van mening dat de bezwaarprocedure verbeterd kan worden door
sneller in contact te treden en in gesprek te gaan met studenten.
4.2 Resultaten Interviews studenten
In totaal zijn er 14 studenten geïnterviewd. Zes daarvan waren vrouwen en acht mannen. De
leeftijden liepen uiteen van 21 t/m 31 jaar. De duur van de interviews varieerde tussen de 30 en
60 minuten. Het onderwerp in vijf beroepszaken was de NBSA-maatregel waarvan één in
combinatie met het onderwerp fraude. In de overige beroepen gingen er vier beroepen over
fraude, drie over stageconflicten en drie over beoordelingen. In het geval van twee zaken speelde
het opleidingsdeel van het Onderwijs- en Examenregelement (OER) een rol.
Tabel 4 Kenmerken bezwaar geïnterviewde studenten
Onderwerp en aantal Bemiddeling Gegrond Ongegrond Ingetrokken Schikking
NBSA – 5 2 3
Stage – 3 3 1 1 1
Fraude – 4 1 1 1 1
Beoordeling – 3 1 2
OER – 2 2 1 1
Totaal (14 interviews) 7 3 3 2 7
Het voornaamste knelpunt bij de interviews was de gewenste diepgang te bereiken. Voor
sommige was het al enige tijd geleden dat zij in beroep waren gegaan. Informatie over duur en
handelswijze van de EC, het Loket of CBE zijn hierdoor grove inschattingen. De voornaamste
resultaten worden gepresenteerd in chronologische volgorde van bezwaar naar beroep. Bij ieder
onderdeel zijn samenvattingen gegeven van thema’s die respondenten aandragen. Het thema
werd enkel vermeld als het door meer dan één respondent is benoemd. Een andere
kanttekening is dat de respondenten allemaal in beroep zijn gegaan tegen de EC. Het is dan ook
aannemelijk dat zij ontevreden waren over de uitkomst en in zekere mate de procedure.
Doordat er geen studenten zijn geïnterviewd die een positief besluit hebben gekregen van de EC,
geeft dit een eenzijdig beeld van de werkwijze van de EC. Ook vanwege het feit dat respondenten
van verschillende opleidingen afkomstig zijn, kan er niet gesteld worden dat alle
examencommissies op dezelfde manier werken.
4.2 Schematische chronologische weergave resultaten interviews studenten
Aanleiding
conflictsituatie
Informatie zoeken Contact met EC
Bezwaar / verzoek
indienen
Erv
ari
ng
en
re
spo
nd
en
ten
De studenten met kennis over recht en bestuur (type 1) wisten wat ze konden doen om beroepsschrift aan te tekenen en hanteerde het OER. Desalniettemin waren er onder die studenten ook gevoelens van onzekerheid of zij het ‘juist’ deden. Studenten met een andere achtergrond (type 2) informeren medestudenten en docenten. De informatie op portal en in het OER wordt soms ook bekeken, maar een groot deel (6) van de respondenten schreef een brief of e-mail zonder achtergrondinformatie te gebruiken.
Een kleine meerderheid vond de reactietijd van de EC lang. Dit had veelal te maken met een gebrek aan communicatie over duur van de behandeling of juist het overschrijden van de termijn. Een groot aantal van de respondenten gaf aan meerdere malen bij EC –leden langs te zijn gegaan om een idee te krijgen van wanneer hun bezwaar werd behandeld. Het contact met de EC wordt over het algemeen als onprettig ervaren. Een groot deel van de geïnterviewden voelt zich niet gehoord door de EC. Sommige respondenten (5) vinden de bejegening weinig respectvol en soms intimiderend. Dit lijkt het geval bij de behandeling van het onderwerp fraude. Een minderheid vond het contact voldoende. Het ging dan voornamelijk over de e-mail. Enkele studenten refereren naar docenten in de examencommissie waar zij of andere negatieve ervaringen mee hebben gehad. Dit had invloed op vertrouwen in zorgvuldige behandeling van het bezwaar.
De meeste studenten stellen zelf hun beroepsrschrift of e-mail op. Type 1 student lijkt hier meer gebruik te maken van kennis en middelen voorhanden om beroepsschrift in te dienen. Zowel type 1 als 2 schakelt anderen in om bezwaar op te stellen. Type 1 respondenten noemen vaker dan type 2 het gebruik van het OER. Geen van de respondenten heeft een kritische reflectie op het eigen schrijven. Twee respondenten schakelen rechtshulp in via hun verzekering om consultatie te krijgen in de situatie. De meerderheid van de respondenten maken gebruik van google om informatie te zoeken.
Er zijn diverse onderwerpen die aanleiding vormen voor het indienen van een beroepsschrift. NBSA en Fraude vormen onderwerpen waarop reactief een beroep wordt ingediend. Bij de onderwerpen stage, beoordeling en OER zijn de studenten pro-actief in beroep gegaan bij de examencommissie. De meeste (10) geïnterviewden hebben voorafgaand aan de procedures actief actie ondernomen om te spreken met docenten, teamleiders en studieloopbaanbegeleiders. De studenten houden daarbij rekening met hun positie binnen de opleiding en de relatie met docenten en medestudenten. Docenten binnen de opleiding zijn vaak niet op de hoogte van de procedure van bezwaar en beste aanpak.
“I did this individual and not as a representative of the class. …I knew that others would mind.” ‘Ik had vooraf verwacht dat er beter naar mij geluisterd zou worden… Dat ze naar de situatie luisteren. En niet zo afvinken.’ ‘Eerst heb ik het intern proberen te regelen…. Eerst heb ik de stagecoördinator benaderd …’
‘Ik stond in mijn gelijk vind en vond ik …Ja zeker, je gaat puzzelen en zoeken..’ (type 1) ‘Ik moest een brief schrijven. zeiden ze. Dat heb ik gedaan met mijn uitleg.’ (type 2) ‘De enne docent stuurt je naar de volgende…wie me te woord kon staan wisten ze zelf niet eens.’
‘Het was al heel lastig om de examencommissie te spreken. …. contact opnemen is lastig.’ ‘ONTZETTEND lang geduurd. Bizar lang. Want…de persoon van de examencommissie zei, ik meld je aan en dan heb je binnen twee weken een gesprek, nou het heeft 2,5 maand geduurd voordat ik op gesprek kon komen.’ “Student heeft weer een probleem en probeert het. Ik word aangekeken of ik een rotstudent ben, weer een irritant iets…”
‘Binnen de opleiding leren ze je dat je rechten hebt en dat je hier een beroep op kan doen…het is niet makkelijk, maar je hebt al wel wat ervaring.’ (type 1) ‘Het (OER) is net een studiehandleiding. Je leest het niet echt. Het wordt niet intensief geleden. Je gebruikt het als je ergens tegenaan loopt. Niet daarvoor. ‘ (type 2)
Qu
ote
s
27
Besluit EC - Motieven Beroep Contact Loket RB Bemiddeling - Ombudsman Schikking / Ingetrokken
E
rva
rin
ge
n s
tud
en
ten
Q
uo
tes
Sommige EC benaderen de student om het besluit mondeling toe te lichten. Dit wordt door respondenten gewaardeerd. De motivering van het besluit in de brief wordt door een deel van de respondenten onvoldoende bevonden. Vooral bij de zaken met als onderwerp fraude is het de voornaamste reden dat de observatie van de surveillant direct wordt overgenomen zonder wederhoor. Geen van de respondenten heeft gebruik gemaakt van jurisprudentie die beschikbaar is op studentennet.
Zeven respondenten hebben bemiddeling ontvangen van de ombudsman. Van twee beperkt dit zich tot e-mail en telefonisch contact en resulteert dit in een schikking. De overige wordt er één ongegrond verklaard, twee trekken zich terug en de overige krijgen een schikking aangeboden. De studenten zijn allen tevreden over de ombuds. Zij vonden het prettig dat er iemand de tijd nam om naar hun verhaal te luisteren. Kenmerken die de ombuds zijn toegedicht waren; verstand van zaken, creëert overzicht, neutraal/onpartijdig, snelle respons, vriendelijk en een volwassen benadering.j De respondenten die in beroep zijn gegaan gaven aan dat de uitleg vooraf over het CBE en de zitting hen gerust stelde en hielp bij de voorbereiding. Twee respondenten gaven aan dat zij een objectief beeld kregen van hun kansen bij beroep.
Alle respondenten hebben in meer of minder mate contact gehad met het loket zijn positief over het loket rechtsbescherming. Ze kenmerken het loket als vriendelijk, dat er tijd wordt genomen en ze op de hoogte worden gehouden van de stand van zaken. Vijf respondenten vergelijken dit met de examencommissie waar zij naar eigen zeggen zelf actief achter de informatie aan moesten en er veel onduidelijkheid was. Respondenten waarderen het Loket om het feit dat ze op de hoogte worden gehouden van de voortgang van de zaak. Dat dit soms pro-actief gebeurt overtreft de verwachtingen van de student. .
‘…om dan te zeggen…in het OER staat en het daarbij te laten. Dat is wel kort door de bocht.’ ‘Daar heb ik zelf toen mee gewacht…omdat ik dacht….heb ik hier wel zin in…wil ik weer zo’n traject in van heen en weer geslinger.’ ‘Ze zoeken niet naar een oplossing. In het gesprek zei hij alleen maar OER DIT.. En toen dacht ik, ik ga naar het college. Ik wil gewoon iets.’
‘Hij was realistisch en hij liet me nog steeds de procedure doen. Hij gaf me inzicht in mijn kansen. Weet wat je te wachten staat, was meer rationeel.’ ‘Verbazingwekkend snel. Binnen 1 week zat ik er. En hij reageerde nog dezelfde dag. Hij heeft me ook nog gebeld. Dus dat ging heel snel. ‘ Je werd als gelijkwaardige benaderd echt naar geluisterd. Niet zo van…een student die weer aan het procederen is…maar dat er toch echt naar je geluisterd wordt.
De schikkingen die getroffen zijn bij de respondenten vormen voor respondenten een bevestiging dat het EC meer tijd aan hun zaak besteedde bij beroep. Drie respondenten kregen een schikking aangeboden zonder bemiddeling van de ombuds. In deze gevallen kijken de studenten ontevreden terug op de afhandeling. Zij kregen het idee dat ze gedwongen werden in te stemmen. Twee respondenten die hun beroep introkken deden dit omdat zij inzagen geen kans te maken en daarin maakten ze een afweging van tijd en inspanning. Eén respondent werd overtuigd door de ombuds om anders naar de zaak te kijken.
“Heel Loket was heel plezierig. Ze was vriendelijk legde alles uit. Stelde me echt op me gemak. Leefde met mij mee. Ik kon ook even mijn verhaal kwijt. Ze stond er echt buiten. Ze reageerden heel snel op mail. Echt geweldig. Dat in tegenstelling tot de examencommissie.” ‘Deze dames waren heel vriendelijk, stelden mij op mijn gemak. Ze hebben me geholpen met de stukken. Zij hebben ervoor gezorgd dat ik alles heb aangeleverd.’
‘Een volgende keer…In beroep gaan…Om consultatie en omdat het zwaarder weegt. Je wordt serieus genomen.’ ‘En bovendien is er in het gesprek……niet helemaal niet naar mijn geluisterd. Hij wilde gewoon dat ik teken…
28
Zitting CBE Uitspraak CBE Reflecties op procedure
Erv
ari
ng
en
stu
de
nte
n
Qu
ote
s
Er zijn verschillende verwachtingen m.b.t. de zitting met CBE. Enerzijds is er een groep die een beeld heeft bij de zitting naar n.a.v. voorlichting van ombudsman, docenten vrienden of het loket RB. Anderzijds is er een groep die zich overvallen ziet door de zakelijk opzet van de zitting en de hoeveelheid mensen.
Met uitzondering van één respondent vonden de overige respondenten de zitting positief. Ze vonden dat er goed naar hen geluisterd werd. En zij waren tevreden met de tijd die zij kregen om hun verhaal te doen. Over de duur van de zitting zijn de respondenten tevreden. Het CBE wordt onpartijdig, zakelijk/officieel en vriendelijk. Voor vier respondenten was het verrassend dat er rustig naar hen werd geluisterd. De meeste respondenten waren (zeer) gespannen voor de zitting. Twee respondenten gaven aan familie ter ondersteuning te hebben meegenomen.
De respondenten die de een uitspraak hebben ontvangen van het CBE vonden de uitspraak moeilijk leesbaar. De respondenten met een achtergrond in recht en bestuur voldeed dit aan hun verwachtingen en overige respondenten hadden hier begrip voor. De motivering van het besluit en de argumenten die zij aandroegen zagen zij niet altijd terug in de besluitvorming van CBE. De tijdsduur waarbinnen de beslissing bekend wordt gemaakt wordt als positief ervaren. Hierbij maken de respondenten veelal een vergelijking met de doorlooptijd van de beroepsprocedure die ze over het algemeen lang vinden duren en met de beslissing van de EC die langer op zich deed wachten.
Respondenten vonden de impact van bezwaar en beroep zwaar op hun persoonlijk welbevinden. Zes respondenten zouden er niet over twijfelen om weer in bezwaar te gaan. De andere helft zou wel afweging maken daarin. De inspanning en het effect op welbevinden en verdere carrière binnen de opleiding worden daarbij in overweging genomen. Een meerderheid van de respondenten geeft ook aan eerder naar het loket rechtsbescherming te gaan. Zij hebben het idee dat de EC hen dan serieuzer neemt en dat er objectiever gekeken wordt naar hun verzoek. Verder is de ondersteuning en uitleg van het loket een pré om voor deze weg te kiezen. Twee respondenten (beide recht) geven aan de volgende keer een advocaat te overwegen. Zij verwachten dat ze hierdoor meer kans hebben.
‘Vol spanning…heel lastig. Daar hing het natuurlijk allemaal van af. Ik heb alles op papier gezet, alle bewijsstukken en ik heb het gesprek wel 100 x geoefend.’ ‘Ik had een negatief beeld van de examencommissie en ik dacht dat het een ramp zou worden in hoger beroep. Dat ze daar strenger zouden zijn. Maar ze waren rustig, vriendelijk en lieten mijn verhaal doen. ‘ ‘Omdat het een ervaring was, een gespannen situatie. Tegenover iemand anders je verhaal kan doen.’ ‘Die ruimte daar kon ik ademen. Ik dacht dat we in een kringetje zouden gaan zitten zoals hier en dat er dan wat vragen gesteld zouden worden. Maar dit was echt veel professioneler. ‘ ‘Ik vond ze zeker onafhankelijk. Ik had het idee ook niet idee dat ze partijdig waren. Die meneer hoorde mijn verhaal en onderbrak me. Hij zei dat ik een glaasje water kon drinken en even diep ademhalen. Dat vond ik heel fijn. Hij zag dat ik gestrest was. Dat had ik echt niet verwacht. ‘
‘Het heeft wel invloed hoe docenten naar je kijken en met je omgaan….een docent van de examencommissie is nu mijn slb’er en die deed bij het eerste gesprek gewoon alsof hij mij niet kende.’ ‘Ik had waarschijnlijk een advocaat ingeschakeld. Ik weet niet of ik mezelf mag vertegenwoordigen daar. Misschien is dat ook niet verstandig omdat de eerste keer was mislukt in zo’n geval.’ ‘…dan zou ik eerder naar de ombudsman zou gaan voordat ik naar de examencommissies zou gaan. Om eerst eens feedback te krijgen en de kans van slagen.’ ‘Ik ben een gelukkig mens, ik wil geen conflicten. Als je bezwaar maakt krijg je automatisch conflicten.’ ‘Ik zou direct naar het loket gaan en professioneler aanpakken. Met advocaat enzo. Goeie brief.’
‘Dat (de brief met uitspraak) was minimaal. Ik ben niet van de Rechten. Ik weet niet precies wat ik moet doen. Dat was allemaal wel kort. Ik vind het wel voldoende hoor.’ ‘Dat was snel, zeker als je het vergelijkt met de examencommissie…’
Studieloopbaanbegeleiders tijdens Bezwaar- en Beroepsprocedure
Studieloopbaanbegeleiders (SLB’ers) waren een vast onderwerp van gesprek tijdens de interviews.
Bij de meeste respondenten was er geen overleg geweest met de SLB’er. Diverse redenen werden
hiervoor aangedragen: ‘nauwelijks contact mee’, ‘kent mijn situatie niet’, ‘geen band mee’, ‘geen klik’
of ‘wist ook niet hoe of wat’. Drie respondenten gaven aan actief overlegd te hebben met hun SLB’er
over de situatie op diverse momenten tijdens de procedure. In het geval van NBSA was er slechts één
student die zei dat de SLB’er goed op de hoogte was van de persoonlijke omstandigheden. De
studenten vonden het over het algemeen erg het lastig om het te hebben over hun persoonlijke zaken
met een docent of decaan. Zij beschouwen hen als buitenstaanders, maar soms ook als partij in de
zaak omdat zij aan de opleiding werken.
Bindend Studie Advies en voorlichting binnen de opleiding
Uit de casus omtrent NBSA bleek dat er door de opleiding in de regel meerdere keren gewezen wordt
op het OER en de regels omtrent BSA. De respondenten gaven evenwel aan dat zij zich pas achteraf
bewust werden van het belang van de decaan en de bewijsvoering van persoonlijke omstandigheden.
Twee van hen vertelden dat ze de omstandigheden met de SLB’er hebben besproken, en dat ze
daarmee dachten voldoende te hebben gedaan.
Algemeen oordeel Bezwaarprocedure
De respondenten lijken ontevreden over het inzicht dat ze krijgen in de procedure, hun positie en de
stand van zaken. Hoewel de informatie op het studentennet staat beschreven, willen zij bevestiging
krijgen of aanvullende vragen kunnen stellen. Dit lijkt geen gemakkelijke opgave voor hen omdat er
geen vast aanspreekpunt is bij de meeste opleidingen. Een belangrijk punt van kritiek is dat
respondenten niet weten wanneer hun verzoek wordt behandeld, wat direct zorgt voor onvrede over
de procedure als geheel. De respondenten geven uiteenlopende schattingen van de responstijd van
de EC; van enkele dagen tot enkele weken. Een lange responstijd heeft een negatieve invloed op de
waardering van de EC. Enkele respondenten stellen de zorgvuldigheid van het besluit ter discussie:
nadat zij eerst lang hebben gewacht op een beslissing krijgen zij deze vervolgens in een korte brief
en of mail toegelicht.
Respondenten geven aan dat het besluitvormingsproces in hun EC niet duidelijk voor hen is. Een
gebrekkige motivering van het besluit wordt als voornaamste reden aangedragen, en is voor een deel
van de respondenten zelfs de aanleiding om in beroep te gaan. Een andere reden voor enkele
respondenten is de overtuiging dat hun aanvraag anders is beoordeeld dan soortgelijke aanvragen.
Deze inschatting is veelal gebaseerd op verhalen of ‘van horen zeggen’. Een meerderheid van de
respondenten is verder niet mondeling gehoord. Dit vormt voor hen een aanvullende reden om
30
verder te gaan met het beroep. Bij enkele studenten bestaat het idee dat docenten of surveillanten
wel gehoord worden of dat alleen naar hun kant van het verhaal wordt geluisterd. Enkelen krijgen
deze indruk door de motivering van het besluit in de correspondentie van de EC.
4.3 Resultaten documentanalyse uitspraken College van Beroep van de Examens over Negatief Bindend Studie Adviezen In totaal zijn er 58 uitspraken, waarvan 41 ongegrond, van CBE geanalyseerd. De argumenten van
appellant, de EC en het CBE zijn per uitspraak in enkele steekwoorden genoteerd. Vervolgens zijn
argumenten geanalyseerd en gehercodeerd als argumenten op elkaar leken. De gegroepeerde
uitspraken laten een profiel van de student zien. Hiervoor is een titel bedacht. Tabel 5 geeft een
overzicht van de titels en de daarbij horende overeenkomsten in de analyse van de uitspraken. De
vijf typeringen beslaan een ruime meerderheid van ingediende beroepen.
Uit de typeringen blijkt dat de meerderheid van de beroepen van type 1, 2, 3 en 4 veelal ongegrond
worden verklaard. Hierbij is een terugkerend karakter van de argumenten van het verweer en de
beoordeling van het CBE. In gevallen van gegrond verklaring of de aanwezigheid van een advocaat of
vertegenwoordiger, is de motivering van de uitspraak in de meeste gevallen uitgebreider
beschreven. Dit geldt voor alle typeringen met uitzondering van type 1.
Bij zowel type 3 en 5 is het opvallend dat studenten tijdens de opleiding ‘uit beeld’ zijn en dat dit
tijdens het beroep ter sprake wordt gebracht door de opleiding. Uit de reacties van de student valt op
te maken dat deze informatie hen veelal overvalt. Het betreft hier observaties en/of commentaren
van docenten waarmee de student in het onderwijs te maken heeft gehad. Tijdens de zitting blijkt dat
dat de student niet op de hoogte was van het oordeel van deze docenten.
Bij type 4 is er vrijwel altijd een uitstel van NBSA vooraf gegaan aan het beroep van de student. Uit de
motivering van de uitspraak lijkt een tweedeling in de zaken waarbij enerzijds de student begeleid is
met duidelijk afspraken, en anderzijds de student uitstel heeft gekregen en begeleiding in mindere
mate tot nauwelijks heeft plaatsgevonden. De minimale begeleiding of het uitblijven ervan is meestal
een keuze van de student. Verwachtingen van de Examencommissie over deze extra begeleiding zijn
niet helder voor de student of zijn uitgebleven.
Tabel 5 Resultaten documentenanalyse uitspraken CBE omtrent NBSA4.4 Resultaten voorbereidende analyse
Typering Student Feitelijke Omstandigheden Grondslagen Beroep Grondslagen Verweer Beoordeling CBE Gegrond /
Ongegrond
1. ‘Niet geschoten altijd mis’
Grenzend aan het aantal benodigde studiepunten. Veelal tweede studiejaar. Aanvraag extra kans.
- clustering punten - misverstanden - onduidelijke toetsing - onzorgvuldige beoordelaars
- student geïnformeerd over clustering - toets-analyse geen onregelmatigheden - geen klachten ontvangen
- veelal herhaling argumenten van verweer Ongegrond
2. ‘Late melder’
Grenzend aan het aantal benodigde studiepunten tot ontbreken van voldoende studiepunten.
- onzorgvuldig handelen EC - onzorgvuldig handelen student - invloed medicatiegebruik - op eigen kracht willen halen - geen bewijs voor decaan
- geen zichtbare relatie omstandigheden aan resultaten - onvoldoende capaciteiten student - decaan heeft geen bewijs ontvangen - procedures zijn gehanteerd - veel verzuim bij de student - onvoldoende inzet getoond bij onderwijs
- onzorgvuldig handelen onvoldoende aannemelijk - uitsteltermijn niet aangevraagd - persoonlijke omstandigheden niet te beoordelen. - voldoende geïnformeerd door opleiding - wel relatie tussen omstandigheden en studiebelemmering - tijdigheid melden kent geen termijn (jurisprudentie)
Veelal ongegrond – klein deel gegrond
3. ‘Gesloten over privé
omstandigheden’
Te weinig studiepunten. Persoonlijke omstandigheden gemeld.
- schaamte ziekte / stoornis / situatie - geen klik SLB’er / decaan - beeldvorming na melden ziekte / stoornis - geen bewijs voor decaan
- geen zichtbare relatie omstandigheden aan resultaten - onvoldoende capaciteiten student - niet gesproken met SLB-docent - decaan geen bewijs - inconsistenties verhaal - procedures gehanteerd - veel verzuim volgens docenten - onvoldoende inzet tutor/ docent
- onzorgvuldig handelen onvoldoende aannemelijk - uitsteltermijn niet aangevraagd - persoonlijke omstandigheden niet te beoordelen.
Veelal ongegrond – klein deel gegrond
- geen wederhoor student - mantelzorg is persoonlijke omstandigheid - onderzoek plicht EC niet voldaan of onvoldoende - besluitvorming EC onzorgvuldig - omstandigheden niet betwist door EC - geen verklaringen voor functioneren student - advies decaan niet opgevolgd
In geval van gegrond is motiveringbesluit uitgebreider
4.‘Studiebelem-mering door beperking’
Na periode 2 jaar of langer nog onvoldoende ECT’s.
- onvoldoende rekening EC - geen passende begeleiding / voorzieningen - financiële gevolgen - invloed medicatie
- beschrijving aangeboden voorzieningen - onvoldoende capaciteiten - weinig studiepunten hoofdfase - geen gebruik gemaakt voorzieningen
- voldoende voorzieningen en begeleiding geboden - voldoende tijd geboden - verantwoordelijkheid melden student over benodigdheden
Veelal ongegrond – klein deel gegrond
In geval van gegrond is motivering besluit uitgebreider.
5. ‘Internationale (mantelzorg)
student’
Te weinig ECT’s. Van enkel Verschillende omstandigheden; taal, familie-omstandigheden, mantelzorg, overlijden, visa, verblijfsvergunningen, huisvesting, woonomstandigheden.
- Beroep verder uitgelegd. Veelal meerdere omstandigheden. - Mismanagement student in rapportage - Achterblijvende studieresultaten - Verzuim en weinig inzet
- begrip voor omstandigheden, maar relatie is niet vast te stellen - onvoldoende capaciteiten student - niet gesproken met SLB-docent - decaan geen bewijs - inconsistenties verhaal - procedures gehanteerd - veel verzuim volgens docenten - onvoldoende inzet tutor/ docent
- onzorgvuldig handelen onvoldoende aannemelijk - uitsteltermijn niet aangevraagd - persoonlijke omstandigheden niet te beoordelen.
Veelal gegrond – klein deel ongegrond
geen wederhoor student - mantelzorg is persoonlijke omstandigheid - onderzoeksplicht EC niet voldaan of onvoldoende - besluitvorming EC onzorgvuldig - omstandigheden niet betwist door EC - geen verklaringen voor functioneren student - advies decaan niet opgevolgd
In geval van gegrond is motivering besluit uitgebreide
32
4.4 Resultaten vragenlijst rechtvaardigheid examencommissies
4.4.1 Voorbereidende analyses Om verbanden te toetsen tussen variabelen van rechtvaardigheid van de eigen EC, die van het CBE en de inschatting van
rechtvaardigheidswaardering van student bij EC en CBE is een Spearman correlatie-analyse uitgevoerd. In tabel 6 zijn de resultaten weergegeven. De
resultaten van gemiddelden en standaard deviaties volgen in tabel 11.
Tabel 6 Intercorrelaties Spearman
Variabele Rechtvaardigheid 1a. 1b.
1c.
2a. 2b.
2c. 3a. 3b.
3c.
4a. 4b.
1a. Distributief – beoordeling eigen examencommissie
X
1b. Procedureel – beoordeling eigen examencommissie
.632** X
1c. Interactioneel – beoordeling eigen examencommissie
.557** .621** X
2a. Distributief– beoordeling College van. Beroep van de Examens
.245 .042 .055 X
2b. Procedureel – beoordeling College van. Beroep van de Examens
.193 .125 .009 .622** X
2c. Interactioneel- beoordeling College van. Beroep van de Examens
-.043 .039 -.196 .589** .356 X
3a. Distributief – Schatting beoordeling student t.a.v. examencommissie
.378 .208 .368 .296 .605** -.040 X
3b. Procedureel – Schatting beoordeling student t.a.v. examencommissie
.680** .564** .632** .300 .298 .081 .566** X
3c. Interactioneel – Schatting beoordeling student t.a.v. examencommissie
.495* .429* .712** .179 .367 -.192 .683** .780** X
4a. Distributief – Schatting beoordeling student t.a.v. College van. Beroep van de Examens
-.101 -.300 -.140 .198 .413* .139 .304 .125 .162 X
4b. Procedureel– Schatting beoordeling student t.a.v. College van. Beroep van de Examens
.055 .029 .391 .349 .427* .204 .386 .496* .573** .449* X
4c. Interactioneel – Schatting beoordeling student t.a.v. College van. Beroep van de Examens
.153 .068 .251 .403 .214 .319 .068 .363 .250 .476* .702**
**p<.01 (2-zijdig getoetst)
In tabel 6 is te zien dat er significante en positieve correlaties zijn tussen de beoordelingen van distributieve
(1a.), procedurele (1b.) en interactionele (1c.) rechtvaardigheid van de eigen EC. Daarbij is de beoordeling van
de distributieve (1a.), procedurele (1b.) en interactionele (1c.) rechtvaardigheid van de eigen EC positief en
significant correlerend met de inschatting van de beoordeling van de procedurele (3b) en met interactionele
rechtvaardigheid (3c.) door de studenten ten aanzien van de EC.
EC-leden is gevraagd hoe zij de rechtvaardigheid van het CBE beoordelen (2a., 2b. en 2c.). Een positieve en
significante correlatie is zichtbaar in tabel 6 tussen distributieve rechtvaardigheid (2a.) CBE en de items
procedurele (2b.) rechtvaardigheid enerzijds en interactionele (2c.) rechtvaardigheid anderzijds. Er is geen
correlatie zichtbaar tussen procedurele rechtvaardigheid CBE (2b.) en interactionele rechtvaardigheid (2c.).
Positieve en significante correlaties zijn waarneembaar tussen distributieve rechtvaardigheid (2a.) en
procedurele (2b.) enerzijds en anderzijds interactionele (2c.) rechtvaardigheid ten aanzien van de schatting die
EC-leden maken van de beoordeling van de student over de EC. Tevens is de schatting van EC-leden hoe
studenten procedurele (2b.) rechtvaardigheid waarderen, positief correlerend met de schatting van EC-leden
hoe studenten de distributieve (3a.) rechtvaardigheid van de EC waarderen. Procedurele (2b.) rechtvaardigheid
CBE is daarnaast matig correlerend met de schatting van EC-leden hoe studenten enerzijds de distributieve (4a.)
en anderzijds procedurele (4b.) rechtvaardigheid van CBE waarderen.
Meer positieve en significante correlaties zijn zichtbaar tussen de schattingen van EC-leden van de waardering
van studenten ten aanzien van de EC. In deze categorie is distributieve (3a.) rechtvaardigheid positief
correlerend met procedureel (3b.) en interactionele (3c.) rechtvaardigheid. Ook is procedurele (3b.)
rechtvaardigheid positief correlerend met interationele (3c.) rechtvaardigheid en matig met de schatting van EC-
leden van de waardering van procedurele(4b.) rechtvaardigheid van CBE door studenten. Tussen de
interactionele (3c.) rechtvaardigheid is een correlatie met de procedurele (4b.) rechtvaardigheid.
In de categorie schatting van EC-leden ten aanzien van de waardering van rechtvaardigheid van de CBE door
studenten zijn positieve en significante correlaties zichtbaar. De schatting van EC-leden hoe studenten de
distributieve (4a.) rechtvaardigheid van CBE waarderen correleert matig met procedurele (4b.) em
interactionele (4c) rechtvaardigheid. De waardering van de procedurele rechtvaardigheid van de CBE geschat
door EC-leden heeft daarentegen een correlatie met de interactionele (4c.) rechtvaardigheid.
4.4.2 resultaten algemene gegevens respondent De vragenlijst is verstuurd aan 51 EC-leden daarvan hebben 24 de vragenlijst ingevuld. Een respons van 47%.
Van alle respondenten waren er 8 man en 16 vrouw en 23 WO-geschoold en één persoon was gepromoveerd.
Respondenten komen van 8 verschillende opleidingen (tabel 7). Uiteenlopend van 1 respondent voor de
opleiding van de PABO en ICT & Media tot maximaal 5 respondenten voor de studies van de faculteit Bestuur,
Recht & Veiligheid en de opleidingen die vallen onder Sportstudies.
Tabel 7 Respons per faculteit (voorheen academie)
Faculteit Aantal respondenten
Technologie, Innovatie en Samenleving Sportstudies Sociale Professies PABO Management en Human Resources ICT & Media Gezondheid Bestuur, Recht & Veiligheid
3 5 3 1 2 1 4 5
De meeste respondenten hebben 3 tot meer jaar ervaring als EC-lid (tabel 8). Vijf respondenten hebben 1 tot 2
jaar ervaring. Het aantal behandelde bezwaren ligt niet evenredig verdeeld met het aantal jaren ervaring van de
respondenten. Vijftien respondenten hebben 30 of meer bezwaren behandeld. De overige 9 hebben 30 of minder
bezwaren behandeld (tabel 9).
Tabel 8 Aantal jaren lid van de examencommissie Tabel 9 Aantal behandelde bezwaren door respondenten
Een minderheid van 7 respondenten is juridisch geschoold en eenzelfde aantal heeft een cursus mediation
gevolgd. Een absolute meerderheid van 20 respondenten heeft weleens een zitting bijgewoond van het CBE.
Tabel 10 Resultaten vragenlijst algemene gegevens respondenten
Bent u juridisch geschoold?
Heeft u weleens een cursus mediation gevolgd?
Weleens zitting bijgewoond van het CBE?
Ja 7 7 20 Nee 17 17 4 De resultaten uit tabel 7 tot en met tabel 10 waren onvoldoende om meervoudige regressie-analyses mee uit te
voeren. De spreiding binnen de categorieën maakte het niet mogelijk om tot voorspellingen te komen op de
elementen van rechtvaardigheid.
Aantal jaren lid van de examencommissie
Aantal respondenten
1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar of langer
2 3 7 6 6
Aantal Bezwaren Behandeld
Aantal respondenten
1-10 10-20 20-30 30-40 40 of meer
5 2 2 1
14
4.4.3 resultaten gemiddelden en standaardafwijkingen over rechtvaardigheid Het exploreren van de data begint met het analyseren van de gemiddelden en de afwijkingen hierop. De
gemiddelden van de rechtvaardigheidsitems (tabel 11) laten een patroon zien in de beoordeling van EC-
leden. De eigen beslissingen, procedures en interacties worden hoger beoordeeld dan het CBE en de
schatting die zij maken hoe studenten dit beoordelen voor beide organen. In tabel 12 is te zien dat de
standaardafwijking op deze beoordelingen op het CBE het grootste is.
Tabel 11 Gemiddelden beoordeling items rechtvaardigheid op schaal van 1-7
Tabel 12 Standaarddeviatie beoordeling items rechtvaardigheid op 7 puntsschaal
4.4.4 Resultaten meervoudige regressies Er zijn meervoudige regressie analyses uitgevoerd om te exploreren in hoeverre de beoordeling van
rechtvaardigheid van de eigen besluiten (distributief), procedures en interacties van de EC de beoordeling
van diezelfde variabelen van rechtvaardigheid van het CBE voorspelden. De uitkomsten van deze
6.48 6.076.22
5.75 5.615.76
5.25 5.27
5.60
5.214.92
5.46
0
1
2
3
4
5
6
7
Distributieverechtvaardigheid
Procedurelerechtvaardigheid
Interactionelerechtvaardigheid
eigen examencommissie
College van Beroep voor deExamens
Schatting beoordelingexamencommissie doorstudent
Schatting beoordeling Collegevan Beroep van de Examensdoor student
0.64
0.54
0.64
0.910.98 1.00
0.61
0.760.73
1.06
1.28
1.02
0.00
0.20
0.40
0.60
0.80
1.00
1.20
1.40
Distributieverechtvaardigheid
Procedurelerechtvaardigheid
Interactionelerechtvaardigheid
eigen examencommissie
College van Beroep voor deExamens
Schatting beoordelingexamencommissie doorstudent
Schatting beoordelingCollege van Beroep van deExamens door student
36
regressie analyses worden gepresenteerd in tabel 13, 14 en 15. Er is gebruik gemaakt van de enter
methode bij de variabelen.
De variabelen distributief, procedureel en interactioneel van de eigen EC voorspellen in geen van de drie
afhankelijke variabelen distributief, procedureel en interactioneel beoordeling van het CBE. De
beoordeling van distributieve rechtvaardigheid van het CBE wordt niet voorspeld door distributief
rechtvaardigheid van de eigen EC (Beta = .21, t =.78, ns); niet door procedurele rechtvaardigheid van
eigen EC (Beta = -.07, t =-.23, ns); en ook niet door interactionele rechtvaardigheid van eigen EC (Beta = -
.06, t = -.20, ns). Ditzelfde geldt voor de beoordeling van de procedurele rechtvaardigheid van het CBE.
Geen van de onafhankelijke variabelen van de eigen EC zijn voorspellend; distributief eigen EC (Beta
=.25, t =.97,ns), procedureel eigen EC (Beta =.15, t =.49,ns) en interactioneel eigen EC (Beta =-.13, t = -.47,
ns). Tot slot bleek interactionele rechtvaardigheid van het CBE niet voorspeld door distributieve
rechtvaardigheid van de eigen EC (Beta = -.10, t = -.37, ns) en niet door procedurele rechtvaardigheid van
de eigen EC (Beta = .14, t = .44, ns) of door interactionele rechtvaardigheid van de eigen EC (Beta = -.40, t =
-1.46, ns).
Tabel 13 Standaard meervoudige regressie analyse met voorspellende variabelen rechtvaardigheid eigen examencommissie
Afhankelijke variabele
Non-standard. Coefficients
B SE
Standard Coefficients Beta
t p F R
R²
Distributief– College van. Beroep van de Examens
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
5.07 .29 -.11 -.08
2.39 .37 .48 .39
.21 -.07 -.06
2.12 .78 -.23 -.20
.05 .45 .82 .84
.21 .18 .03
Procedureel– College van. Beroep van de Examens
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
3.44 .30 .20 -.16
1.20 .31 .40 .33
.25 .15 -.13
1.73 .97 .49 -.47
.10 .35 .63 .64
.70 .31 .10
Interactionele– College van. Beroep van de Examens
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
7.27 .15 .23 .-62
2.60 .40 .53 .43
.10 .14 -.40
2.80 - .37 .44
-1,46
.01 .71 .67 .16
.77 .32 .10
De uitkomsten van de regressie analyses waarbij de afhankelijke variabelen van de schatting van EC-leden
van de beoordeling van studenten van de EC zijn te vinden in tabel 14. De variabelen distributief,
procedureel en interactioneel van de eigen EC voorspellen niet de distributieve schatting van de
beoordeling van de student van de EC; distributieve rechtvaardigheid eigen EC (Beta = .46, t = 1.89, ns),
procedurele rechtvaardigheid eigen EC (Beta = .20, t = .76, ns) en interactionele rechtvaardigheid eigen EC
(Beta = -.21, t = -.71, ns).
De standaard meervoudige regressie analyse om de schatting van EC-leden van de beoordeling van
procedurele rechtvaardigheid door studenten van de EC te voorspellen met distributieve, procedurele en
interactionele rechtvaardigheid van de eigen EC is uitgevoerd. Er is een lineaire relatie tussen de schatting
van EC-leden van de beoordeling van de procedurele rechtvaardigheid door studenten van de EC en
37
distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de eigen EC, F ((3,20) = 8.27, p<.001. De
meervoudige correlatie coëfficiënt was .45, wat betekent dat 45% van de variatie van de schatting van EC-
leden van de beoordeling van procedurele rechtvaardigheid door studenten van de EC kan worden
voorspeld door combinatie van distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de eigen
EC. De regressievergelijking is: .57 x distributieve rechtvaardigheid eigen EC + .07 x procedurele
rechtvaardigheid eigen EC + .43 x interactionele rechtvaardigheid eigen EC.
Er is ook een lineaire relatie tussen de schatting van EC-leden van de beoordeling van de interactionele
rechtvaardigheid door studenten van de EC en distributieve, procedurele en interactionele
rechtvaardigheid van de eigen EC, F((3,20) = 7.12, p<.002. De meervoudige correlatie coëfficiënt was .72,
wat betekent dat 72% van de variatie van de schatting van EC-leden van de beoordeling van interactionele
rechtvaardigheid door studenten van de EC kan worden voorspeld door combinatie van distributieve,
procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de eigen EC. De regressievergelijking is: .49 x
distributieve rechtvaardigheid eigen EC + -.16 procedurele rechtvaardigheid eigen EC + .60 x
interactionele rechtvaardigheid eigen EC.
Tabel 14 Standaard meervoudige regressie analyse met voorspellende variabelen rechtvaardigheid eigen examencommissie
Afhankelijke variabele
Non-standard. Coefficients
B SE
Standard Coefficients Beta
t p F R
R²
Distributief – Schatting beoordeling student van de examencommissie
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
2.60 .43 .19 -.21
1.49 .23 .25 .30
.46 .20 -.21
1.75 1.89 .76 -.71
.10 .07 .46 .49
1.68 .49 .20
Procedureel – Schatting beoordeling student van de examencommissie
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
-1.53
.57
.07
.43
1.40 .21 .28 .23
.48
.05
.36
-1.10 2.67 .44 1.88
.29 .02 .81 .07
8.27 .74 .55
Interactioneel – Schatting beoordeling student van de examencommissie
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
-.28 .49 -.16 .60
1.37 .21 .28 .23
.44 -.13 .53
-.21 2.32 -.59 2.64
.84 .03 .56 .02
7.12 .72 .52
De uitkomsten van de regressie analyses waarbij de afhankelijke variabelen van de schatting van EC-leden
van de beoordeling van studenten van het CBE zijn te vinden in tabel 15. De variabelen distributief,
procedureel en interactioneel van de eigen EC voorspellen in geen van de modellen afhankelijke
variabelen. Zo ook niet de distributieve schatting van de beoordeling van de student van het CBE;
distributieve rechtvaardigheid eigen EC (Beta = -.47, t = -1.54, ns), procedurele rechtvaardigheid eigen EC
(Beta = .12, t = .46, ns) en interactionele rechtvaardigheid eigen EC (Beta = -.09, t = .35, ns). De schatting
van EC-leden van de beoordeling van procedurele rechtvaardigheid door studenten van het CBE wordt
wel voorspeld door de onafhankelijke variabele distributieve rechtvaardigheid eigen EC (Beta = .56, t =
2.15, p <.05), maar niet door procedurele rechtvaardigheid eigen EC (Beta = -.20, t = .68, ns) of
interactionele rechtvaardigheid eigen EC (Beta = -.07, t = -.29, ns). De schatting van EC-leden van de
38
beoordeling van interactionele rechtvaardigheid door studenten van het CBE door geen van de
onafhankelijke variabelen voorspeld; distributieve rechtvaardigheid eigen EC (Beta = .40, t = 1.40, ns),
procedurele rechtvaardigheid eigen EC (Beta = -.34, t = -1.07, ns) of interactionele rechtvaardigheid eigen
EC (Beta = .17, t = .66, ns).
Tabel 15 Standaard meervoudige regressie analyse met voorspellende variabelen rechtvaardigheid eigen examencommissie
Afhankelijke variabele
Non-standard. Coefficients
B SE
Standard Coefficients Beta
t p F R
R²
Distributief – Schatting beoordeling student van het College van. Beroep van de Examens
(Constant)
Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
8.20 -.85 .19 .16
2.71 .55 .42 .45
-.47 .12 .09
3.02 -1.54 .46 .35
.00 .14 .65 .73
1.01
.36 .13
Procedureel– Schatting beoordeling student van het College van. Beroep van de Examens
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
1.93 1.00 -.39 -.13
2.83 .47 .57 .43
.56 -.20 -.07
.68 2.15 -.68 -.29
.50 .04 .50 .77
1.66 .45 .20
Interactionele– Schatting beoordeling student van het College van. Beroep van de Examens
(Constant) Distributief eigen EC Procedureel eigen EC Interactioneel eigen EC
3.71 .55 -.52 .24
2.38 .40 .48 .37
.40 -.34 .17
1.56 1.40 -1.07 .66
.14 .18 .30 .52
.84 .34 .12
5. Conclusie en discussie
Deze casestudy is uitgevoerd op de Haagse Hogeschool om antwoord te krijgen op de vraag hoe
studenten en medewerkers van de HHS - waaronder leden van de examencommissie - de
distributieve, procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de examencommissie (EC) en
het College van Beroep van de Examens (CBE) tijdens een beroepsprocedure beoordelen.
Uit de open interviews blijkt dat de voorzitter van het CBE en de ombudsfunctionaris
mogelijkheden zien om beroepen te voorkomen. De mogelijkheden die worden aangedragen zijn
bemiddeling voorafgaand aan beroep en de student serieus te nemen tijdens de procedure door
tijdig in gesprek te gaan. Zij vermoeden dat beroepen voorkomen kunnen worden door eerder
in de procedure in contact te treden met de student, zaken uit te vragen en een betere
voorlichting te geven over de gang van zaken bij een beroepsprocedure. Zowel de CBE-
voorzitter als de ombudsfunctionaris geven aan dat een deel van de studenten verkeerde
verwachtingen heeft van een beroepsprocedure.
De twee geïnterviewde voorzitters van de EC zijn echter tevreden over de huidige inrichting van
de procedures en zetten al sterk in op het voorkomen van beroepsprocedures. De wijze waarop
39
de examencommissies werken, verschillen. Het Loket Rechtsbescherming zet zich verder in om
studenten voor te lichten over de procedure en wat zij hiervoor dienen te doen. Ze zorgen
ervoor dat studenten tijdig op de hoogte worden gesteld van de voortgang van hun beroep.
De studenten die in beroep gaan zijn veelal ontevreden over de werkwijze van de EC, maar zijn
wel tevreden over het Loket Rechtsbescherming en het CBE. De onvrede over de EC richt zich op
de procedurele en interactionele aspecten. Ondanks de kaders van het OER is er veel
onduidelijkheid over de gang van zaken bij de EC. Een gebrek aan transparantie omtrent de
besluitvorming, de duur van de procedure en een gebrek aan toegankelijkheid van de EC zorgen
voor onvrede over de procedure. Incidenteel komt het voor dat er korte schriftelijke
motiveringen komen van een EC voor een afwijzing. Deze korte motiveringen zorgen voor
onvrede en gebrek aan vertrouwen in de zorgvuldigheid van handelen. Deze punten kunnen
afzonderlijk of in combinatie voor een groot deel de motivatie zijn van studenten om in beroep
te gaan. Ook de geschiedenis die studenten hebben met docenten (die binnen of buiten de EC
staan) kan een sterke aanleiding zijn om aan te kloppen bij het Loket Rechtsbescherming in de
hoop op een objectiever oordeel. Studenten zijn gevoelig voor de bejegening in gesprekken en
interacties met de EC. Het gevoel van ‘niet gehoord’ zijn, motiveert hen om in beroep te gaan.
Onder de studenten zijn twee groepen aan te merken. Enerzijds een groep (in resultaten type 1)
die de paden van de procedure weet de bewandelen en anderzijds een groep die handelt vanuit
aanwijzingen van derden zoals docenten of bekenden (in resultaten type 2). Deze groepen
hebben op sommige punten een andere perceptie op de procedure en interacties. Type 1 is
bewuster van belangen, functies en bijhorende verantwoordelijkheden. Er is sprake van een
zakelijkere benadering op de gang van zaken, maar zijn tegelijkertijd niet emotieloos. Type 2
ontbeert deze kennis en is gevoeliger voor handelen van personen en opleiding tijdens de
procedure. Zowel type 1 als type 2 studenten zeggen bij het indienen van hun verzoek bij de EC
van het kastje naar de muur te worden gestuurd door docenten. Een oplossing zou zijn een
centrale plek te hebben waar ze vragen kunnen stellen aan de EC. Ze willen vooraf kunnen
vragen of ze alles goed aanleveren en tussentijds op de hoogte gehouden worden hoe de stand
van zaken is. De studenten waarderen de voorlichting en ondersteuning van het Loket
Rechtbescherming en de Ombudsfunctionaris. Het luisterend oor, de snelheid van reageren en
de ongevraagde updates over de voortgang van het beroep worden zeer gewaardeerd door
studenten. De bemiddeling van de ombudsfunctionaris wordt eveneens erg op prijs gesteld.
Studenten vinden de ombudsfunctionaris transparant, onafhankelijk en vriendelijk. Ze krijgen
door de gesprekken een realistisch beeld van hun zaak en verschijnen voorbereid op de zitting
bij het CBE. Een schikking voorafgaand aan het beroep wordt door studenten gezien als een
40
bevestiging dat de EC in eerste instantie te weinig tijd heeft genomen om de zaak goed te
beoordelen of uit te diepen. Komt het uiteindelijk toch tot een zitting dan zijn studenten
gespannen. Een deel is voorbereid op de setting van de zitting en een ander deel is overvallen
door het serieuze en zakelijke karakter en de hoeveelheid betrokken personen. Tegelijkertijd
vinden zij het CBE objectiever en vinden ze het prettig dat ze gehoord worden tijdens de zitting.
De uitspraken van het CBE vinden ze evenwel moeilijk leesbaar. Ze zien niet altijd de
argumenten terug in de motivering uitspraak. Ze zijn verder tevreden over de duur van de
procedure. De ervaring met de beroepsprocedure vormt voor een deel van de studenten
aanleiding om de volgende keer wederom door te gaan tot aan het CBE. Een ander deel van de
studenten maakt bewust een andere afweging vanwege de inspanning die de beroepsprocedure
kost.
De meerderheid van de beroepen zijn tegen Negatief Bindend Studie Adviezen (NBSA) die een
EC heeft vastgesteld. De absolute meerderheid van deze beroepen zijn uiteindelijk ongegrond. Er
zijn 5 typeringen voor de groep studenten die beroep aantekent tegen NBSA: type 1 student
waagt een poging, maar heeft eigenlijk geen goede reden en is daarmee kansloos. Type 2 meldt
de persoonlijke omstandigheden te laat en heeft veelal onvolledige bewijsvoering. De meeste
van deze beroepen zijn ongegrond. Type 3 is gesloten over de privé situatie, heeft weinig
binding met de opleiding en meldt uiteindelijk de situatie bij het beroep. Type 4 heeft
studiebelemmering in de vorm van een beperking. Dit type student is vaak al langere tijd bij de
opleiding. Type 5 is een internationale student die langer bij de opleiding zit, gesloten is over
privé-omstandigheden en vaak ook mantelzorger is. De beroepen van type 3,4 en 5 worden
meestal ongegrond verklaard en bij gegrond verklaring is de motivering van CBE uitgebreider.
Uit de vragenlijst blijkt dat EC-leden tevreden zijn over de mate van rechtvaardigheid van hun
eigen besluiten, procedures en interacties en die van het CBE. EC-leden zijn wel minder tevreden
over het CBE dan over de eigen EC. Er is een positief verband tussen hoe EC-leden oordelen over
de mate van rechtvaardigheid van de besluiten, procedures en interacties van de EC en de
verwachting die zij hebben hoe studenten diezelfde rechtvaardigheid van de EC waarderen. De
onderdelen procedurele en interactionele rechtvaardigheid van de eigen EC zijn hierbij van
invloed. De beoordeling van rechtvaardigheid van de eigen EC is geen voorspeller voor de
beoordeling van rechtvaardigheid van het CBE of de schatting die zij maken hoe studenten het
CBE beoordelen.
Tot slot blijkt uit de casestudy een discrepantie tussen het oordeel van de student over de EC en
het CBE en de beoordeling door het EC. EC-leden zijn meer tevreden over hun eigen besluiten,
41
procedures en interacties en dan dat studenten dit zijn. Ook zijn studenten meer tevreden met
de behandeling van het beroep door het Loket Rechtsbescherming en het CBE op het gebied van
besluitvorming, procedure en interacties in vergelijking tot die van het EC terwijl de EC-leden
het oordeel van studenten over de EC positiever schatten.
De hogeschool en daarmee de faculteiten kunnen de tevredenheid over de procedures en
interacties onder studenten verbeteren door te investeren in een studentgerichte procedure
waarbij toegankelijkheid een uitgangspunt vormt. Dit kan op verschillende gebieden. Ten eerste
bestaat de examencommissie enkel uit docentleden, dit in tegenstelling tot het CBE. Hoewel
onderzoek nodig is, zou een experiment met een studentlid inzicht kunnen geven op zaken,
procedures en interacties. Ten tweede kan toegankelijkheid vergroot worden door mondelinge
en (online) schriftelijke voorlichting op maat te geven aan studenten met inachtneming van hun
situatie. Waarbij doorvragen, begrip tonen en verwachtingen managen van belang zijn. Er kan
een preventieve werking van uitgaan door voorafgaand aan het indienen van verzoeken bij de
EC studenten op maat en mondeling en/of schriftelijk tijdig voor te lichten en eventueel te
begeleiden bij een exit van de opleiding (NBSA). In een ander kader hebben diverse gemeenten
in Nederland effectief ingezet op conflictpreventie door ambtenaren te trainen in
mediationvaardigheden en bezwaarprocedures burgervriendelijk vorm te geven (Nationale
Ombudsman 2013) (Ministerie van Onderwijs en Cultuur, 2013) (Herweijer & Lunsing, 2011)
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2010). De HHS kan hier een
voorbeeld aan nemen en kennis inwinnen om een start te maken onder meer door het
toegankelijk maken van het Onderwijs- en Examenreglement (OER) bijvoorbeeld door middel
van multimediale toepassingen in begrijpelijk taalgebruik passend bij de jeugdige doelgroep. De
student kan het OER enkel vinden in PDF vorm en vindt het daarnaast een lastig document om
te gebruiken in zijn situatie. De transfer naar de eigen casus, met het onderwijs dat hij volgt, is
lastig te maken en vergt kennis en kunde. De cijfers laten dit onomstotelijk zien. Maar hetzelfde
kan ook gezegd worden met betrekking tot docenten en studieloopbaanbegeleiders. Ook zij
weten soms weinig van het OER en de toepassing ervan in het onderwijs. Zij dienen ingewerkt of
opgeleid te worden in de wettelijke kaders van de Wet op het Hoger Onderwijs en
Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) en bovenal de daaruit voortvloeiende OER zodat zij
hiernaar kunnen handelen en de student juist kunnen voorlichten en doorverwijzen. EC-leden
hebben baat bij een cursus in conflicthantering waarbij de nadruk ligt op bejegening en de
inrichting van procedures. Zo kan het mondeling te woord staan, begrip tonen en het inzichtelijk
maken van de voortgang van het indienen van een verzoek van een student, en de afwegingen
die EC of CBE maakt voor een beslissing en een motivering waarin de argumenten van de
42
student worden gewogen, zorgen voor meer tevredenheid op het gebied van rechtvaardigheid
onder studenten.
Beperkingen van de casestudy
Bij dit onderzoek behoren enkele kanttekeningen geplaatst te worden. Allereerst zijn er
verschillende methoden gekozen voor de casestudy. Het gevolg is dat hierdoor de resultaten
moeilijk te vergelijken zijn. De onderzoeker heeft bij de interviews ook gemerkt dat sommige
personen terughoudend waren in hun antwoorden. Sociale wenselijkheid zal hier mogelijk een
rol gespeeld hebben. Dit kwam zowel voor bij de HHS medewerkers als bij studenten. Studenten
gaven tijdens het interview aan dat het lastig was om zich de gang van zaken precies te
herinneren omdat het beroep al enige tijd geleden was. Bij een enkele medewerker werd er naar
de digitale opname nog verder gesproken en was de openheid groter dan tijdens het interview.
Verder zijn de vragen gebaseerd op percepties van de geïnterviewden. Intensiteit en objectiviteit
kunnen veranderen in de tijd. De belevingen zijn verder geen objectieve waarheid. Dit betekent
niet zozeer dat het onderzoek overbodig is, maar dat de resultaten in perspectief gezien moeten
worden. Daarnaast is er tussen faculteiten en opleidingen binnen de HHS verschil in
organisatiecultuur, grootte van het apparaat en achtergrond van de studies. Wat voor de één
geldt hoeft niet voor de ander te gelden. De voorzitters van EC die zijn geïnterviewd zijn
daarmee geen representanten voor de rest van de groep. Een bias is er in de selectie van de
studenten. Zij zijn allen in beroep gegaan tegen het besluit van de EC. Het is dan ook logisch dat
de resultaten een ontevredenheid tonen over het handelen en besluiten van de EC. Tegelijkertijd
werden niet al de beroepen van de studenten gegrond verklaard en waren ze desondanks
tevredener over het handelen van het CBE. Tot slot bleken de resultaten vruchtbare grond om in
kaart te brengen wat hen motiveerden om in beroep te gaan.
De documentenanalyse laat een beeld zien van de uitspraken, maar geeft geen direct antwoord
op de motivering van studenten om in beroep te gaan. Aangezien het leeuwendeel van de
beroepen hier betrekking op heeft, is het verstandig om hier verder onderzoek in te doen.
De vragenlijst voor de examencommissies bleek aan de lange kant. Diverse respondenten
vonden de herhaling van de vragen storend en enkele daarvan vonden de vragen om vanuit
studentperspectief te redenen niet relevant. De respons is onvoldoende gebleken om in eerste
instantie meervoudige regressies te berekenen in SPSS. Met een aanpassing van de F waarden
kwam er wel output. Dit gaf echter wel aan dat de n aan de lage kant was om tot significante
modellen te komen. De gevalideerde vragenlijst was van Colquitt (2001) en vertaald door prof.
K. van de Bos (2010)
43
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
In de literatuur is een gebrek aan onderzoek over de beoordeling van rechtvaardigheid door
functionarissen binnen een bezwaar- beroeps- of rechtelijke procedure. Dit onderzoek toont aan
dat de beoordeling en opvattingen van functionarissen af kunnen wijken van de personen die
een procedure moeten ondergaan. De intercorrelaties uit dit onderzoek nodigen uit tot
vervolgonderzoek onder functionarissen.
Alle universiteiten en hogescholen in Nederland hebben te maken met toenemende aantallen
van beroepen. De veranderingen in het financieringsstelsel in het hoger en universitair
onderwijs voorspellen een verdere stijging. Het is te verwachten dat de student kritischer wordt
op de kwaliteit van het onderwijs en de organisatie. Daarnaast kampen alle hogescholen en
universiteiten met vergelijkbare uitvalcijfers in het propedeusejaar en daarmee met negatieve
bindend studieadviezen. Al eerder is genoemd dat het overgrote deel van de beroepen zich
richten op de NBSA. Voor dit onderzoek waren deze studenten moeilijk toegankelijk omdat zij de
opleiding en vaak ook de Hogeschool al hebben verlaten. Het verdient aanbeveling de
uiteenlopende motieven binnen deze groep te onderzoeken. Toegespitst op deze motieven
dienen(pilot)interventies om beroepen te voorkomen te worden ontwikkeld. Vervolgens is het
belang om de effecten van deze interventies te evalueren. Het ontwerpen van een interventie om
studenten te begeleiden bij een exit met het doel de beroepen terug te dringen, is een goed
streven voor alle hogescholen en universiteiten in Nederland. Continu monitoring en daarmee
onderzoek naar de kwaliteit van voorlichting en procedure-inrichting is aan te bevelen. Zo ook
het faciliteren van EC’s vanuit de bestuurlijke diensten om kennis te delen, ervaringen uit te
wisselen, te trainen op conflictpreventie en mediationvaardigheden en procedures op deze
principes vorm te geven. Om hiertoe te komen is het goed om verder onderzoek te doen naar en
inventarisatie van de verschillende werkwijzen van de examencommissies omdat in het huidige
onderzoek hier geen rekening mee is gehouden en dit wel invloed heeft op de beoordeling van
rechtvaardigheid.
44
Literatuurlijst Adams, J. S. (1965). Inequity in social exchange. In L. Berkowitz (Ed.). Advances in experimental social psychology, (Vol 2. pp. 267-299). New York: Academic Press.
ANP. (2014, april 6). Algemeen Binnenland nieuws. Opgeroepen op april 6, 2014, van Nu.nl: http://www.nu.nl/binnenland/3744983/student-spant-vaker-zaak-school.html
Bolt, K.F., Muijnck, J.A de., Waard, B.W.N. de., Merkx, C.J.A.M., & Oude Vrielink, M.J. (2011). Ervaringen met bezwaar. Tilburg University. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum. Bos, K. van den. (2000). Omgaan met onzekerheid. Het belang van rechtvaardigheid in organisaties. Gedrag en Organisatie, 13, 249-258. Bos, K. van den. (2007). Procedurele rechtvaardigheid: beleving en implicaties. In A. Brenninkmeijer, M. v. Dam, & Y. v. Vlugt (Red.), Werken aan behoorlijkheid. De Nationale Ombudsman in zijn context (pp. 183 -191). Den Haag : Boom Juridische Uitgevers. Bos, K., van den. (2011). Tijdschrift Conflicthantering nr 10. Rechtvaardigheid en conflict . (A. Nauta, Interviewer)
Bos, K. van den. (1999). Fairness heuristic theory: Assessing the information to which people are reacting has pivotal role in understanding organizational justice. In S. Gilliland, D. Steiner, & D. Skarlicki, Research in social issues in management. Greenwich: Information Age Publishing. Bos, K. van den, Lind, A., Vermunt, R., & Wilke, H. (1997). How do I judge my outcome when I do not know the outcome of others? Journal of Personality and Social Psychology , 72 (5), 1034-1046.
Braster, J. (2000). De kern van casestudy's. Assen: Van Gorcum b.v. Brenninkmeijer, A., Bonenkamp, H., Oyen, K., & Prein, H. (2009). Mediation Handboek (4de druk) . Den Haag: SDU uitgevers. Colquitt, J. (2001). On the Dimensionality of Organizational Justice. A Construct Validation of a Measure Journal of Applied Psychology, 386-400. Colquitt, J., Rodell, J., Zapata, C., Long, D., & Conlon, D. (2013). Justice at the Millenium, a Decade Later: A Meta-Analytic Test of Social Exchange and Affect-Based Perspectives. Journal of Applied Psychology , 199-236. Colquitt, J., Scott, B., Judge, T., & Shaw, J. (2006). Justice and Personality: Using integrative theories to derive moderators of justice effects. Organizational Behavior and Human Decision Processes , 110-127. Colquitt, J., Wenson, M., Porter, C., Conlon, D., & Ng, K. (2001). Justice at het Millenium; A Meta-Analytic Review of 25 Years of Organizational Justice Research. Journal of Applied Psychology , 425-455. Crombag, H., & Koppen, P. (2002 ). Psychologen over rechtvaardigheid . In P. Koppen, & D. M. Hessing, Recht van binnen . Deventer: Kluwer Deventer. Cropanzano, R., & Ambrose, M. (2001). Procedural and distributieve justice are more similar than you think: a monistic perspectieve and a research agenda. Advances in organizational justice , 119-151. Cremer, D. de, & Van Hiel, A. (2006). Effects of another person's fair treatment on one's own emotions and behaviors: The moderating role of how much the other cares for you. Organizational Behavior and Human Decision Processes , 231-249.
45
De Haagse Hogeschool. (2013, juli 16). Medewerkersnet De Haagse Hogeschool. Opgeroepen op juni 20, 2014, van Medewerkersnet: http://portal.hhs.nl De Nationale Ombudsman. (2013). Jaarverslag 2013 - Persoonlijk....of niet? Digitaal...of niet? De Nationale Ombudsman. Den Haag: De Nationale Ombudsman. Eppenberger, H. M., Kägi, M., & Leidenfrost, J. (2006). Complications Arising from Interpersonal Dependency. The Ombudsman’s Role in Avoiding and Solving Upcoming Problems and Conflicts in Institutions of Higher Education (pp. 35-37). Wenen: In-house Printing. Giebels, E., Euwema, M.C. (2006). Conflictmanagement, analyse, diagnostiek en interventie. Groningen/Houten: Wolters- Noordhoff. Graaf, K. d., Marseille, A., & Herweijer, M. (2003). Mediation in bezwaar. Rijksuniversiteit Groningen, Vakgroep Bestuursrecht en Bestuurskunde . Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Haan, W. de. (2013, mei 15). Ombudsfunctionaris. (L. Couto Gestal, Interviewer). Herweijer, M., Lunsing, J. (2011). Hoe beleven burgers de bezwaarprocedure? Stichting voor beleidsanalyse en bestuursondersteuning. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatiesersteuning. Klein Haarhuis, C. (2008). Geschilgedrag, verklaringen bijeengebracht. Wetenschappelijk onderzoek en documentatiecentrum Justitie. Den Haag: Ministerie van Justitie. Koppen, P. Van., Hessing, D. (2002). De schuld krijgen. In P. v. Koppen, D. Hessing, H. MerckelBach, & H. Crombag, Het Recht van Binnen, Psychologie van het Recht (pp. 33 - 36). Deventer: Kluwer. Lind, E., Tyler, T. (1988). Two models of procedural justice . In E. Lind, & T. Tyler, The Social Psychology of Procedural Justice (pp. 7-39). New York: Springer Science & Business Media. Maas, M., Van den Bos, K. (2011). Real Personal Uncertainty Induced by Means of Task-Related Feedback: Effects on Reactions to Voice and No-Voice Procedures. Social Justice Research , 107-125. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. (2010). Prettig contact met de overheid, Eindrapportage pioniertraject mediationvaardigheden resultaten, analyses & aanbevelingen. Programmadirectie Dienstverlening, Regeldruk en Informatiebeleid. Den Haag : Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ministerie van Onderwijs en Cultuur. (2013). Evaluatierapport CBHO n.a.v. invoering wet versterking besturing. College van Beroep Hoger Onderwijs. Den Haag: OCenW. Murphy, K., Tyler, T. (2008). Procedural justice and compliance behavior: the mediating role of emotions. Europeann Journal of Social Psychology (38), 652-668. Nicklin, J., Greenbaum, R., McNall, L., Folger, R., & Williams, K. (2011). The importance of contextual variables when judging fairness: An examinantion of counterfactual thoughts and fairness theory. Organizational Behavior an Human Decision Processes , 127-141. Prooijen, J. van, Bos, K. van. den, Wilke, H. (2005). Procedural justice and intragroup status: Knowing where we stand in a group enhances reactions to procedures. Journal of Experimental Social Psychology , 664-676. Thibaut, J., Walker, L. (1975). Procedural justice: a psychological analysis. In J. Thibaut, & L. Walker, Procedural justice: a psychological analysis. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates Inc. Tyler, T., Blader, S. L. (2000). Cooperation in Groups: Procedural Justice, Social Identity and Behavioral Engagment . In Relational Models of Procedural Justice (pp. 89-124). Philadelphia: Psychology Press.
46
Tyler, T., Lind, E. (1992). A Relational Model of Authority in Groups. Advances in Experimental Social Psychology , 115-192. Velden, L. van., Koetsenruijter, C., & Euwema, M.C. (2010). Prettig contact met de overheid. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Programmadirectie Dienstverlening, Regeldruk en Informatiebeleid. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Velthoven, B. van. (2011, maart 4 ). Over het relatieve belang van een eerlijke procedure: procedurele en distributieve rechtvaardigheid in Nederland. Rechtsgeleerd Magazijn Themis , 7-16. Velthoven, B. van, Klein Haarhuis, C. (2010). Geschilbeslechtingsdelta 2009. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van Ministerie van Justitie. Den Haag : Boom Juridische Uitgevers. Verhoeven, N. (2013). Methodologie en vaardigheden. In N. Verhoeven, Wat is onderzoek? (pp. 195-204). Amsterdam : Boom Lemma Uitgevers. Zapata-Phelan, C., Colquitt, J., Scott, B., & Livingston, B. (2008). Procedural justice, interactional justice and task performance: The mediating role of intrinsic motivation. Organizational Behavior and Human Decision Processes , xxx-xxx.
Bijlagen
Bijlage 1 – Woordenlijst Bemiddeling(sgesprek): partijen zoeken met een bemiddelaar een oplossing voor het conflict. De
bemiddelaar brengt gesprekken op gang, levert bijdragen aan de gesprekken en verdiept zich in
de onderliggende problematiek en verkent mogelijke oplossingen (Giebels & Euwema, 2006).
Beroep: de mogelijkheid om gebruikt te maken van een wettelijk voorschrift bestaande
bevoegdheid tegen een beslissing van de examencommissie bij een College van Beroep voor de
Examens.
Bezwaar: de mogelijkheid om gebruik te maken van een wettelijk voorschrift bestaande
bevoegdheid een voorziening tegen een besluit te vragen bij de examencommissie die het besluit
heeft genomen.
College van Beroep voor de Examens (CBE): een college bestaand uit 3 of 5 leden conform artikel
7.60 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Het college handelt na
ontvangst van een beroepsschrift van een student en vraagt examencommissie of examinator
een verweerschrift in te dienen. Als schikking niet mogelijk is wordt er een zitting gehouden
waarin partijen dit kunnen toelichten waarna binnen de gestelde termijn uitspraak wordt
gedaan door het CBE.
Conflict: wanneer twee partijen (personen of groepen), indien ten minste één van beiden zich
ergert of gehinderd voelt door de ander (Brenninkmeijer e.a., 2009). ? vreemde formulering en
is van Van de Vliert
Examencommissie: het orgaan dat op objectieve? en deskundige wijze? vaststelt of een student
voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis,
inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad.
Mediation: een vorm van bemiddeling in conflicten, waarbij een neutrale
bemiddelingsdeskundige, de mediator, de onderhandelingen tussen de deelnemers begeleidt
teneinde vanuit hun werkelijke belangen tot gezamenlijke gedragen en voor ieder van hen
optimale resultaten te komen (Brenninkmeijer e.a., 2009).
Mediationvaardigheden: communicatieve vaardigheden die erop gericht zijn om bij
conflictsituaties in dialoog te treden en tot een oplossing te komen. (Brenninkmeijer e.a., 2009).
Ombudsman: onpartijdige klachtenbehandelaar die klachten van personen met de organisatie
behandeld. Naar aanleiding van klachten kan gevraagd of ongevraagd onderzoek verricht
worden en/of bemiddeling plaatsvinden.
48
Bijlage 2 - Topiclijst interviews Studenten
Introductie Interview Voorstellen – achtergrond – interesses To improve loket rechtsbescherming and ombudsmen Anonymous – no names – in researchreport our otherwise You can be honest and straight about your answers Record – to type out – analysis – reaction to the report Adress for the VVV coupon If you have questions you can call - 45 min – but
Hoe ervaren studenten de beroeps- en de bezwaarprocedure en de bemiddeling van de ombudsman ? How do students experience the OBJECTION procedure and the mediation of the OMBUDSMan?
Algemene informatie conflictsituatie Topic Subtopics
Conflictsituatie 1. Betrokken personen van de opleiding 2. Eigen aandeel 3. Emoties 4. Ondernomen (informele) acties 5. Ondersteuning (intern HHS, extern / familie/vrienden etc)
Redenen om bezwaar indienen
1. Belangen student – ( financiële – familie – overige?) 2. Verwachtingen bij bezwaarprocedure 3. Betrokken personen – besproken medestudenten 4. Informatievergaring vooraf – bekendheid met procedure en besluitvorming examencommissie 5. Ervaren drempel
49
Bezwaar – Examencommissie Topic Subtopics Aanpak bezwaar / klacht opstellen
1. Informatie verzamelen 2. Gebruik info HHS 3. Personen ter ondersteuning/ benaderd 3. Kosten
Ervaringen met bezwaarprocedure
1. Verwachtingen vooraf en verloop destijds 2. Informatie over procedure 3. Informatieverstrekking (tijdigheid, snelheid) 4. Betrokken personen – Examencommissie (bejegening, wijze van communicatie, luistervaardigheid) 5. Deskundigheid 6. (Voice) Mogelijkheden om verhaal te doen 7. Invloed op procedure 8. Uitkomst – toelichting besluit – tevredenheid
Beroep – Ombudsman, Loket Rechtsbescherming en College Beroep van Examens Topic Subtopics Aanpak beroep opstellen 1. Informatie verzamelen
2. Gebruik info HHS 3. Personen ter ondersteuning/ benaderd 4. Mogelijkheid om verhaal te doen. 5. Duur procedure
Interacties met betrokken 1. Bejegening (respectvol) 2. Manier van communiceren 3. Onpartijdigheid & onafhankelijk 4. Beoordeling deskundigheid 5. Toegankelijkheid - Reponstijd 6. Mogelijkheid om verhaal te doen.
CBE en ombuds - procedures 1. Verwachtingen vooraf en verloop destijds 2. Informatie over procedure 3. Informatieverstrekking (tijdigheid, snelheid) 4. (Voice) Mogelijkheden om verhaal te doen 6. Invloed op procedure 7. Effect op keuzes n.a.v. bemiddeling ombuds 8. Gevolgen handelen n.a.v. bemiddeling ombuds
Oordeel over geheel 1. Oordeel achteraf irt verwachtingen vooraf. 2. Herhaling aanpak? 3. Inschakelen hulp ombuds?
Besluit CBE 1. Uitkomst en oordeel beslissing / besluit 2. Eventuele vervolgstappen 3. Eventueel redenen doorzetten bezwaar/officiële klacht 4. Mogelijke invloed financiële drempels
51
Bijlage 3 – indeling vragenlijst Examencommissie
Link naar online vragenlijst examencommissie
http://goo.gl/forms/jFkHHWOL1C
Gegegevens Respondent
Academie
Aantal bezwaren behandeld
Aantal CBE zittingen bijgewoond
man/vrouw
jaren lid van ExCom
opleidingsniveau
mediation achtergrond
juridische scholing
Beoordeling Eigen Examencommissie
Distributief (3)
Procedureel (13)
(5 eigen communicatie)
Interactioneel (8)
Beoordeling CBE
Distributief (3)
Procedureel (8)
Interactioneel (8)
Inschatting Student
Oordeel over examencommissie
(1/4/7)
Oordeel over CBE (1/4/7)