pentagram - rozekruisperseditie van pentagram de dichteres Vesna Krmpotic zichzelf introduceert:...

Post on 11-Feb-2020

3 views 0 download

Transcript of pentagram - rozekruisperseditie van pentagram de dichteres Vesna Krmpotic zichzelf introduceert:...

pentagramLectorium Rosicrucianum

Juli/Aug 2011 nummer 4

‘Laat de energie van de heilige geestzich door je wervelkolom uitstorten – ik zal wachten op de top van je hoofdmet een brandende lucifer.

Je begint te spreken in tongen, en je zal weten wat de engelen denken.

Maar je moet vuurkracht van de heilige geest door je heen laten stromen en je weerstand, je verkramping loslaten.Dat is alles wat je hoeft te doen.’

Vesna Krmpotic (1932, Dubrovnik)

De ware betekenis van het dienen

De ziel ziet standvastig vooruit

Paulus van Tarsus

Vesna Krmpotic: Nu, alleen nu Klank van de ziel Kwantumfysica en spiritualiteitDe individuele heilige wetenschap

Boekbespreking: P D Ouspensky Het wonderlijke leven van Iwan Osokin

Pentagram 4-2011.indd 1 08-07-11 17:07

de ware betekenis van het dienen �

de wijsheid van de fama fraternitatis de ware betekenis van het dienen j. van rijckenborgh 2

voordracht tijdens het jeugdleiders- convent 2011: de ziel ziet standvastig vooruit 6

als ik het goede wil, ligt het kwade bij mij licht op damascus over paulus van tarsus 8

nu, alleen nu - de klank van de ziel vesna krmpotic 16 - 18

kwantumfysica en spiritualiteit 19

de individuele heilige wetenschap 26

zwarte madonna 31

de edda: over de strijd van de goden de mannen met de speer en de

bron van mimir 35

boekbespreking: het wonderlijke leven van iwan osokin zinloze herhaling p.d. ouspensky 40

jaargang 33 nummer 4 2011

Omslag: Wetenschappers brengen alle data uit alle disciplines onder in grote computersystemen (of -clusters), waarin ze hun modellen testen. Deze ‘Science Computing’-afbeelding heeft betrekking op kwantumfysische modellen. © DCSC, Kopenhagen

Het is een nogal ongebruikelijk zin, waarmee in deze editie van pentagram de dichteres Vesna Krmpotic zichzelf introduceert: ‘Om erachter te komen wie hij is en het koninkrijk der hemelen binnen te gaan, dat is het gemeenschappelijk doel van allen, en het is de enige echte carrière van de mens.’Bij die zoektocht naar het zelf probeert dit nummer van pentagram behulpzaam te zijn. Een uitgave die langs heel uiteenlopende wegen tekenen van werkzaamheid van de geest ontwaart, in de geschiedenis, in de Bijbel, in het nu, in en buiten Europa en zelfs in de nog lang niet begrepen kwantumfysica. Op zoek naar de ziel, naar dat wat ons jong van binnen houdt.

‘Zou er niet een andere jeugd en ouderdom bestaan’, verzucht de Amerikaanse schrijver Emerson elders in dit nummer, ‘dan die welke wordt gemeten naar het jaar van onze natuurlijke geboorte? In sommige gedachten zijn wij altijd jong en blijven dat.’ Zou dat er zijn? Een leeftijdsloos jong zijn dat niet van het lichaam afhankelijk is, maar het toch geheel en al ver-vult? Mogelijk dat de diepzinnige Laozi ons inzicht verder verdiept waar hij, in de bijdragen over kwantumdenken en spiritualiteit, die vindplaats als volgt omschrijft:‘Zo bodemloos diep dat zich daar de heilige plaats lijkt te bevinden waar heel de schepping vandaan zou kunnen komen. Maar ik weet niet wiens kind hij zou kunnen zijn, want hij is ouder dan het symbool van de grote voorva-der.’

de ware betekenis van het dienen �� pentagram 4/2011

E r is een leerling die voldoende in de mys-teriën is ingeleid om te begrijpen wat er van hem verlangd wordt. En daar hij over

voldoende zielekwaliteit, in dienst van de liefde veroverd, beschikt, besluit hij het pad, gewe-zen door Proteus, de dienaar van Neptunus, te volgen. Hij verlaat zijn huis om het ware heil te verwerven, hij gaat op reis in dienst van goed-heid, waarheid en gerechtigheid. Onmiddellijk komen de beproevingen. Hij moet leren zichzelf geheel te verliezen, zichzelf geheel te geven, op het altaar van dienst. Hij moet zijn lagere aard volkomen omzetten door zichzelf geheel te louteren in de kracht van Christus, zijn heer. Hij leert begrijpen dat de loutering in Christus geen dogmatisch gezag is met een vroom gezicht, maar een heldentorsen, een verschrikkelijk waagstuk, een ontzettende smart, een sterven naar het lagere, een sterven naar de natuur. Hij leert tevens dat deze onder-gang slechts een schijnondergang is, een schijn-dood, zoals Christus over Lazarus zegt: ‘Deze ziekte is niet ten dode, maar ten leven’, opdat God, de innerlijke God, het ware zelf, door hem verheerlijkt wordt, ten leven wordt gewekt. Dit zien wij dan ook in ons verhaal geschieden. De leerling, broeder A. zullen wij hem noe-men, aangeduid als ‘successor’, dat wil zeggen erfgenaam van het heil, het ware heil in Jezus

Christus sterft. Hij gaat geheel onder, hij over-lijdt in Gallia Narbonensis, dat wil zeggen, in het land van de zware beproevingen. Uit hem, uit het graf van het lagere, rijst zijn opvolger op, een nieuwe mens. Zoals Lazarus beduidt: ‘man zonder hulp’, zo zouden wij deze mens kunnen noemen: ‘mens zonder naam’. Deze mens wil niet langer een ‘ik’ zijn, hoewel niemand een krachtiger persoonlijkheid heeft dan hij. Hij is, hij wil slechts zijn, een dienaar, een dienaar van de mensheid. Deze broeder N.N., de onper-soonlijke, de wedergeborene naar de geest, heeft geluisterd naar het waarschuwende woord van Christus: ‘Hij die zijn leven, zijn inzicht, niet zal willen verliezen om mijnentwil, kan mijn disci-pel niet zijn.’ Dit is het systeem van vordering op het pad, dat onze momentele samenleving in haar nood zal kunnen helpen. Zo komt de herboren broeder in de Orde aan en na zijn leertijd volbracht te hebben, neemt hij het plan op te gaan reizen. Als u zo herbo-ren bent, opgerezen uit het lagere, verlost uit het egoïsme door uw sterven in het land van de beproeving, bent u eerst recht geschikt om te gaan reizen, om het evangelie te gaan brengen en de zieken te genezen. Dan bent u ook door-gedrongen tot een nieuw beroep; dan wordt u architect genoemd, dat wil zeggen bouwer, vrije metselaar. Allen die zich mogelijk vrijmetselaars

de ware betekenis van het dienen

DE wijshEiD van DE Fama FratErnitatis Jan van Rijckenborgh en Catharose de Petri zijn de oprichtersvan de Geestesschool van het Gouden Rozenkruis. In deze school hebben zij de weg van het vrijmaken van de ziel op alle mogelijke manieren, en vaak aan de hand van oorspronkelijke teksten uit de universele leringen, aan hun leerlingen verklaard, toegelicht en voorgeleefd

J. van Rijckenborgh

Het ware en oorspronkelijke verhaal van de ontdekking van de zeer verlichte man Gods, broeder Christiaan Rozenkruis, is als volgt:

Tegeltableau met rozen, in Shiraz (Fars) Perzië. Shiraz is een van de oudste steden in Per-zië en stond bekend als ‘de stad van de rozen en nachtegalen’

� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen �

noemen, kunnen het zich voor gezegd houden: de ware vrijmetselaar is hij die naar zijn lagere aard gestorven is. Alleen zij die zo zijn, kunnen de mensheid van dienst zijn, daar zij vrijwillig hun ik weten op te offeren, naar de eis van het evangelie. Zo begrijpen wij eveneens dat alleen een dergelijke leerling, die tot hiertoe is doorge-drongen, ook verder kan gaan. Inwijding zon-der deze natuurwetmatige procedure te hebben ondergaan, is een misdadige hersenschim. Er zijn duizenden van deze ingewijden in onze wereld; zij doen zich voor als profeten en vergevorderden, maar hun levenswerkelijkheid staat diametraal tegenover de eis van bouw. Al deze ingewijden speculeren zwaar in mystiek en dogmatiek, in gepraat over liefde, over God en Christus. Iemand die de wereld wil helpen, moet evenwel architect zijn, hij moet vrije met-selaar zijn, hij is vrijmetselaar volgens de in de Fama geschetste methode: sterven, ondergaan in het land van de beproevingen, naar de eis van het evangelische christendom. Het pad van inwijding is nu voor de symboli-sche held van ons verhaal geopend. Hij is druk bezig, als zelfbouwer, als zelfverwerkelijker, met de verandering aan zijn eigen gebouw, om het steeds beter en geschikter te maken voor de dienst die het verrichten moet. Bezig aan

deze innerlijke vernieuwingsarbeid, vindt hij de gedenktafel, die van geelkoper gegoten is en alle namen van de broeders bevat, met vermelding van enkele andere zaken. Geelkoper of messing is een koperlegering. In esoterische zin is het het geestelijke metaal, het geestelijke bezit dat ontwikkeld wordt uit de Venus- en Jupiterwaar-den, uit de aandoenings- en bewustzijnsziel, uit de omzetting van uw liefdeaard door zelfver-loochenende liefdedienst voor de mensheid, het christenrealisme. Deze omzetting, deze legering, loutert uw denkvermogen en stelt een gedenk-plaat samen die in staat is steeds beter de axio-ma’s en de koninklijke kunst te omvatten.

Als u, gelijk onze geschetste held, bezig bent aan onpersoonlijke zelfbouw, ontdekt u plotse-ling de gedenkplaat van geelkoper. Uw denk-vermogen is plotseling in staat de goddelijke, alomtegenwoordige abstracties te zien en op te nemen en uw wezen wordt gevuld met een weten dat alle aardse kennis te boven gaat. Dit heilige weten nu, dat de leerling met sprake-loze blijdschap vervult, deze goddelijke gave grijpt hij om haar naar een betere plaats over te brengen. Hij wil deze wijsheid aan zijn hart tillen; vol dankbaarheid wil hij haar in zijn hart tot een altaar stellen, in aanbidding voor de

onbegrijpelijke liefde Gods, die zich aan hem meedeelt en zijn geheim in de geelkoperen gedenkplaat wil griffen. En dan, dan vindt het wonderbaarlijke plaats. Als de wedergeborene in het land van beproeving zijn verinniging viert met het abstracte denken, dat zich aan hem openbaart en dat hij grijpt tot een vernieuwing van zijn hart, dan wordt dat ene, wonderlijke punt, hier ‘de spijker’ genoemd, belevendigd, uitgerukt. In de esoterie wordt dit punt ook wel genoemd de zesde spijker, of het zesde koord, met behulp waarvan Christiaan Rozenkruis uit de put omhoog klimt. De vijf andere punten vinden we terug in de vijf punten van het pen-tagram, de vijf punten van het zielelichaam.

Zo komt dan de deur vrij van de grafkelder van ChristiaanRozenkruis, de grafkelder van de innerlijke Christus. De muren worden juichend weggebroken en het ‘klop en u zal worden opengedaan’ wordt vervuld.Op de deur staat met grote letters: ‘Na hon-derdtwintig jaren zal ik opengaan’. Hon-derdtwintig is het getal van Proteus, de dienaar van Neptunus, het getal van het ware heil, dat ontbonden wordt door het volgen van de voet-stappen van Christus. Aldus zijn wij in staat de grafkamer, dat is de tempel, van Christiaan Rozenkruis te betreden. µ

Resten van een Romeinse brug bij St. Thibery, gelegen aan de Via Domitia, die Italia met Hispania verbond en door Gallia Narbonensis leidde, het tegenwoordige gebied van de Provence in Zuid-Frankrijk

‘Het ware en volledige verslag van de ont-dekking van de zeer verlichte man Gods, Broeder C.R.C., luidt als volgt:

Nadat A. in Gallia Narbonensis in vrede gestorven was, werd zijn plaats ingenomen door onze geliefde broeder N.N. Toen deze zich bij ons vervoegd had en de plechtige eed van trouw en geheimhouding had afgelegd, deelde hij ons in vertrouwen mede dat A. hem getroost had [met de woorden] dat deze Broederschap in de naaste toekomst niet meer in het verborgene zou blijven, maar dat zij vooral het gemeenschappelijke vaderland van de Duitse natie tot hulp, noodzaak en roem zou zijn, waarover hij, N.N., zich in zijn positie niet in het minst zou behoeven te schamen.

Het volgende jaar, toen hij zijn leertijd reeds had beëindigd en de gelegen-heid zich voordeed met een aanzienlijk reisgeld, of beurs van Fortuna, op reis te gaan, besloot hij – daar hij tevens een goed bouwmeester was – iets aan dit gebouw te veranderen en het doel-matiger in te richten. Bij deze vernieu-wingsarbeid stiet hij op de gedenkplaat, die van geelkoper vervaardigd was en waarop de namen vermeld stonden van allen die tot de Broederschap behoor-den, alsmede enkele andere gegevens.Deze gedenkplaat wilde hij naar een ander, geschikter gewelf overbrengen, daar het ons niet bekend was waar en wanneer Broeder C. gestorven was en in welk land hij begraven zou kunnen zijn, was namelijk door de ouderen geheim gehouden en was ons ds niet bekend.

Een grote spijker in deze plaat zat wat steviger in de muur [dan de andere], waardoor, toen hij er met kracht uit-getrokken werd, er uit de dunne muur of het pleisterwerk een tamelijk grote steen meegetrokken werd. Daarachter was een deur verborgen, die hierdoor onverwachts tevoorschijn kwam. Vervuld van vreugde en verlangen braken wij de rest van de muur weg en reinigden de deur. Geheel boven-aan stond daarop met grote letters geschreven: ‘Na honderdtwintig jaar zal ik opengaan’. Daaronder stond het oude jaartal.Wij dankten God hiervoor en lieten die avond – daar wij eerst onze Rota wilden inzien – alles rusten.’

Fama Fraternitatis, 16141998 rozekruis Pers

� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen �

Op verschillende plaatsen in Europa en Brazilië komen ieder jaar de wer-kers van het Lectorium Rosicrucianum bijeen om de zomerweken voor de jeugd van het Rozenkruis voor te bereiden. Hieronder een toespraak die ge-durende een van die bijeenkomsten werd gehouden, waarin gepoogd werd aan het begrip ‘dienende liefde’ een praktische dimensie toe te voegen.

� pentagram 4/2011

h et jeugdwerk van het Lectorium Rosi-crucianum wil in ieder kind en in ieder jonge mens het grote verlangen open-

houden, een wakker en levend bewustzijn voor ‘het andere’, het contact met de wereldziel. We doelen op het contact met het oorspronkelijke leven dat zich meedeelt aan het innerlijk, aan het gevoelige hart. En we doelen op de mach-tige, levende Lichtenergie, die voortdurend door ons werk golft en die nooit rust. ‘Zou er niet een andere jeugd en ouderdom bestaan’, verzucht de Amerikaanse schrijver Emerson, ‘dan die welke wordt gemeten naar het jaar van onze natuurlijke geboorte? Voor sommige gedachten zijn wij altijd jong en blijven dat. Zo’n gedachte is de liefde voor de universele en eeuwige schoonheid. Als we daar-aan denken, laat dat in ons het gevoel achter dat ze eerder tot de eeuwen dan tot het sterfelijke leven behoort... Voor de onthullingen van de ziel schrompelen tijd, ruimte en natuur ineen.’In het gewone leven brengen we alle dingen in verband met de tijd. Toch is het zo dat de din-gen die wij nu vaststaand achten, zich één voor één als rijpe vruchten van onze ervaringen los zullen maken en vallen. De wind blaast ze weg en niemand weet waarheen […]Maar de ziel ziet standvastig vooruit; schept vóór zich een nieuwe wereld en laat werelden achter zich. Zij kent data noch ceremonies, geen persoonlijkheden; voorkeuren noch mensen. De ziel kent alleen de ziel; het web van gebeurte-nissen is het golvende kleed waarin zij is ge-huld.’ (Emerson, Essays) We leven voor die zeld-

zame momenten wanneer we deze diepe kracht ervaren, waarin we samenvallen met dat ‘zien van de ziel’, er één mee zijn. We leven voor die momenten, waarin we voelen dat Liefde alles is – en alles verbindt. Het kan ondergaan worden in één simpele seconde, in een ‘stip des tijds’, zoals Paulus dat omschrijft, of als een storm, die je overspoelt, die op je in blijft beuken tot je beseft: leven is altijd leren en steeds weer uit-zien naar het nieuwe, het heldere, het hogere. Onze grootmeester, J. van Rijckenborgh schrijft in de Egyptische Oergnosis: ‘Stel u voor, een kind wordt geboren, een kind dat met een oor-spronkelijke ziel is toegerust. En wanneer nu die ziel verbonden wordt met het lichaam, ontmoet zij de boosheid, die annex is met de dialectische natuur. Nu gaat het erom: zal dat kind, wanneer het zich ontwikkelt, ouder wordt, en het leven moet aanvaarden, dan strijden tegen de boos-heid die van binnen is, of zal het die boosheid zonder meer accepteren, en zich laten gaan langs de lijnen van de minste weerstand?Wij ondergaan als ziele-entiteit allemaal de dicta-tuur van de lichamelijke mens, ten gevolge waar-van de ziel dreigt gedood te worden, te verdrin-ken.’ Daarom spreekt J. van Rijckenborgh over gnosis: over levend weten, wezenlijk kennen, in uw binnenste. Dat is het enige, wat opgewassen is tegen die dictatuur. De basis om dat te begrijpen proberen wij ook in ons jeugdwerk, in de jeugd van de kinderen, te leggen. Gelukkig de jon-gen en het meisje die dromen, die zich kunnen verwonderen, of die gekke, opvallende, vreemde, zoekende figuren in hun omgeving kennen – zo-

als jeugdleiders vaak zijn! Gelukkig de kinderen die een jeugdweek mee kunnen maken!Hier hebben staf en leiding oog voor het ont-vankelijke innerlijk van het kind, dat zo open is dat het – via ons – een hele wereld wil begrij-pen en weerspiegelen. En het is te hopen dat het kind groeit, van uiterlijke waarneming tot enig eigen innerlijk weten. Dat we het kind zien opgroeien in zijn gezonde levenslust, zijn springerige hak-op-de-tak interesses, in nieuws-gierigheid en zelfs in het snel afgeleid zijn. Een kind leert op die wijze beseffen:• net als in mij, begint in de gehele natuur op

ieder willekeurig moment opnieuw een ont-wikkeling;

• waar ik ook maar begin met kijken in die na-tuur, elk beginnetje, elk zaad heeft de totale natuur in zich;

• daardoor biedt de natuur altijd weer een nieuwe kans; dit is een geloof dat gepaard gaat aan hoop;

• omdat je zonder hoop geen kans zult grijpen, kun je zeggen dat een kans altijd een ver-wachting inhoudt;

• het oude gezegde ‘hoop doet leven’ houdt ook in dat je via die verwachting de kernwaardes van het leven kunt bereiken.

Weten, hopen, kansen grijpen en nieuw zielele-ven horen bij elkaar. Dat zijn de uitgangspunten waarlangs een kind zich innerlijk ontwikkelt. Als we als jeugdwerk die uitgangspunten in deze be-langrijke periode van hun leven kunnen stimule-ren, heeft het kind in zijn jeugd liefde ervaren, en kan het in zijn latere leven zeker liefde uitdragen.

Men zegt wel, dat God Liefde is, en liefde de bouwstof van ons heelal. En zo is het ook: Liefde is een bouwstof, geen roze wolk om op weg te zwijmelen. Het is een kracht waarmee gewerkt moet worden, liefde is kracht die in twee aspecten meebrengt: harmonie en verant-woordelijkheid. Liefde in de mens komt voort uit inzicht; zij is het gevolg van levenservaring, handeling en waarheid. Doordat een mens vol overgave, vol liefde werkt voor anderen, ontstaat er vanuit de ware essentie inzicht, zeker ook in de komende zomerweken. Wie door wil drin-gen tot liefde en haar toepassen wil, moet dat niet op theoretische wijze doen. Wees praktisch, draag harmonie uit en neem verantwoordelijk-heid; daar zit alles in en moeilijker is het niet.Sluiten wij dan af met een deel van een gedicht uit de vijfde dag van De Alchemische Bruiloft, vertaald door J. van Rijckenborgh:

‘Wat doet ons overwinnen?De liefde.Hoe kan men liefde vinden?Door liefde.Waar treft men goede werken aan?In liefde.Wie smeedt de twee tot één tesaam?De liefde. [...]’

Dan zal, in alle eeuwigheid,het grote leedaan vele jongeren doorgegeven,verkeren tot vreugd,al koste het duizend jaren tijd. µ

de ziel ziet standvastig vooruit VOORDRACHT TijDENs HET jEuGDLEiDERsCONVENT �0��

De bekering van PaulusKopergravure van de ‘vermaarden en kunstryken jan Luiken’. jan Luiken was de eerste die jacob Boehme’s Aurora in het Nederlands vertaalde. Amsterdam, joh. Covens en Corn. Mortier, uitgave ���9. K.u.Leuven, Maurits sabbebibliotheek

� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen 9

Voordat Paulus tot de ons bekende apostel Paulus werd, stond hij bekend on-der de naam saulus van Tarsus. En in die hoedanigheid was hij – zoals eveneens bekend zal zijn – een fel tegenstander van de eerste christengemeenten. Hij vervolgde hen fanatiek. saulus keek niet op een paar honderd kilometer als het erom ging de een of andere christengemeente te kunnen elimineren.

� pentagram 4/2011

O p een van die pogroms was hij op weg naar Damascus, waar eveneens een christengemeenschap leefde. Nabij die

stad werd hij getroffen door zo’n verblindend hemels licht, dat het hem van zijn paard wierp. We kunnen dat lezen in het Handelingenboek, hier in de oudste Nederlandse vertaling:‘En Saulus, blazende nog dreiging en moord tegen de discipelen van de Heer, ging tot de hogepriester, en begeerde brieven van hem naar Damascus, aan de synagogen, opdat, zo hij eni-gen, die van dien weg waren, vond, hij dezelve, beiden mannen en vrouwen, zou gebonden brengen naar Jeruzalem.En als hij reisde, is het geschied, dat hij nabij Damascus kwam, en hem omscheen snellijk een licht van den hemel; en ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem, die tot hem zeide: Saul, Saul! Wat vervolgt gij Mij? Het is u hardt, de verzenen tegen de prikkels te slaen.’Terwijl hij daar in het woestijnzand lag, om-ringd door zijn verbijsterde krijgers en steige-rende paarden, en die stem hoorde, vroeg hij in ontzetting: ‘Wie bent u, heer?’ waarop de stem antwoordde: ‘Ik ben Jezus die u vervolgt’ en bevend vroeg Saul: ‘Wat wilt u dat ik doen zal?’Het is, volgens het verhaal in Handelingen, dit cruciale voorval dat de vervolger Saulus veran-dert in de apostel Paulus, een groot voorvechter en inspirator van het christelijke mysterieweten, die de aloude (Egyptische) leer van de twee naturen, opnieuw gebracht door Christus Jezus, verspreidde in het Middellandse-Zeegebied, tot aan Rome toe. Inderdaad, dat wat dwaasheid

lijkt bij mensen, kan wijsheid zijn bij God.Behalve dat hij een aantal belangrijke reizen maakte naar christelijke gemeenten in het Mid-den-Oosten schreef Paulus aan deze gemeen-schappen ook zoals we weten talrijke onder-steunende, verklarende en stimulerende brieven. In het volgende fragment uit zijn brief nr.7, die aan de Romeinen, gaat het over ‘het goede te willen, maar het kwade te doen’. We nemen wel de tekst uit de oude NBG-bijbel, wegens de genoemde woordwijzigingen in de latere bijbels. De regels 14 t/m 26 voldoen voor de behande-ling van het gekozen onderwerp, namelijk: wat bedoelt Paulus met ‘ik wíl het goede wel, maar ik doe het kwade’.‘Want wij weten dat de wet geestelijk is; maar ik ben vleeschelijk, verkocht onder de zonde.Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zoo stem ik de Wet toe dat zij goed is: ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont.Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen goed woont. Want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet;want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.Indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont.Zoo vind ik dan deze wet in mij, als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt;

licht op damascus ALs iK HET GOEDE WiL DOEN, LiGT HET KWADE Mij Bij

�0 pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

want ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch;maar ik zie eene andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde die in mijne leden is.Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onze Heere. Zoo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vleesch de wet der zonde.’Voor de huidige mens is dit oud taalgebruik, zeker, maar deze oude taal is rijker aan diepte van inhoud en geeft in een aantal opzichten een betere sleutel tot begrip. In kerkelijke kringen wordt deze tekst in het algemeen zo verstaan: als ik in een of ander op-zicht goed wil doen, dan ligt direct het kwade, het tegenovergestelde op de loer. Afgezien van het feit nu dat het gedeelte ook nog een heel andere betekenis kent – hetgeen we hierna wil-len aantonen – is het natuurlijk niet onwaar dat het menselijke ‘goed doen’ het tegenovergestel-de oproept en teweegbrengt. Hermes Trismegis-

tos stelt zelfs dat het goede in deze wereld het kleinste deel van het kwaad is; de gnostici zijn er eensluidend duidelijk over: er bestaat hier in het ondermaanse geen volstrekt goed! En daarom: het doen van het goede ontbindt het kwade, voor zover dit het goede is van de boom van de kennis van goed en kwaad, die vruchten zijn van diezelfde boom.In het stadje Staufen in Zuid-Duitsland, waar in de 15e eeuw Faust door de duivel zou zijn meegenomen, komt de bodem onder de oude stad langzaam omhoog, waardoor straten en huizen scheuren; het is voor de inwoners van het stadje een angstwekkende ervaring. En hoe komt dat? In het jaar 2006 heeft men boringen gedaan van dieper dan 100 meter om het stad-huis van ‘ecologisch verantwoorde aardwarmte’ te voorzien; goed bedoeld dus.De boor heeft op 140 meter diepte water geraakt dat is doorgesijpeld naar een bovenlig-gende laag anhydriet, dat is watervrij calcium-sulfaat; als daar (ondergronds) water bijkomt wordt het tot gips en neemt het volume met 50 procent toe, zodat vanaf het jaar 2007 de

grond in Staufen langzaam maar zeker omhoog wordt gedrukt, met ongeveer een centimeter per maand, met als gevolg dat er al honderden huizen, inclusief het stadhuis, zijn beschadigd en zelfs onbewoonbaar raken. De burgemeester en de bevolking van Staufen zijn ten einde raad.Anderzijds kan iemands ongeluk ook verkeren in zijn of haar zegen. Hoe dikwijls lezen we niet van mensen die beweren dat ze een ern-stig ongeluk of een ernstige ziekte niet hadden willen missen, omdat ze voelen dat er iets in hen is opengebroken, zodat ze zich bewust zijn geworden van een hogere zin in hun leven? De lezer kent wellicht zelf zulke voorbeelden, maar, nogmaals, hoe waar ook allemaal, Paulus bedoelt het toch heel anders en om in te zien hoe anders gaan we weer te rade bij het brief-fragment.

We zien daarin dan twee wetten, twee fenome-nen tegenover elkaar staan, door Paulus in ver-schillende termen verwoord. Enerzijds: de wet die geestelijk is, of de wil tot het goede doen, gezeteld in het gemoed, zijnde de wet van het gemoed, de ‘wet Gods naar de inwendige mens’. Anderzijds: ‘De zonde die in mij woont’, in mijn vlees, waardoor ik het kwade (het verkeerde) doe, terwijl ik dat niet wil, of: de andere wet in mijn leden, de wet van de zonde, die mij gevan-gen neemt.Dus als Paulus zegt: ‘Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij bij’, dan legt hij dat in regel 16 zo uit: Ik dien wel met het gemoed (dat tot de goddelijke natuur behoort) de wet Gods (het

is mijn diepste wil om dit waarachtig goede te doen), maar… met het vlees (met de persoon-lijkheid die natuurwetmatig gehouden is aan de wetten van deze wereld) dien ik de wet van de zonde.Paulus toont dus in zijn brieffragment uitslui-tend zijn onvermogen aan om het ‘ene goede’, het ‘de nieuwe mens aandoen’ te bewerkstelli-gen, veroorzaakt door het feit dat hij vooralsnog moet voldoen aan de wetten van de verganke-lijke natuur. Daarom verzucht een mens die zich van deze toestand bewust is geworden dan ook, zoals Paulus in regel 24 en 25: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam van deze dood?’ En dan zal het op een gegeven moment tot het bewustzijn doordringen wie (of welke nieuwe energie) dat uitsluitend kan en zal zijn: ‘Ik dank God, door Jezus Christus, onze heer. J. van Rijckenborgh legt in de Egyptische Oerg-nosis deel 2, hoofdstuk 4 uit dat. Zolang we nog niet absoluut nieuw-zielgeboren zijn, verkeren we naar onze bewustzijnsstaat voortdurend in een toestand van beneveling, een soort van dronkenschap. Er bevindt zich in de atmosfeer van de aarde bij wijze van spreken een nar-cotiserende substantie – ook wel genoemd de boosheid van de onwetendheid – die bij alle mensen in het bloed, ja zelfs tot in ieder atoom van onze persoonlijkheid zit, met uitzondering van enkele gedeelten van de organen in hart en hoofd, maar ook die worden belaagd.Ook Paulus zegt in een van zijn brieven dat wij niet alleen hebben te strijden tegen vlees en bloed, maar vooral ook tegen de overheden in

‘Als een ezel voor de kar’‘saul, saul wat vervolght ghy my? het is u hardt tegen de prickels de versenen te slaen.’Op andere plaatsen, zoals in handelin-gen 9.3, komt die passage niet zo voor : ‘hij werd plotseling omstraald door een licht uit de hemel, viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘saul, saul, waarom vervolg je mij?’ Ook uit handelingen 22.7, als Paulus aan het sanhedrin uitlegt wat er is gebeurd, vraagt de stem alleen waarom saul hem vervolgt. waarom legt Paulus dan toch in 26.14, in zijn tweede toespraak (tegenover koning agrippa en zijn echt-genote Berenike) de hemelse stem een langere opmerking in de mond?het probleem werd al in de middeleeu-wen gezien, en verschillende kopiisten meenden dat hun voorbeeldtekst een fout bevatte. maar de auteur van het

handelingenboek wist heel goed wat hij deed. stellen we onszelf allereerst de vraag: wat zijn die prikkels en verzenen? het zijn termen uit de wagenmennerij. De ezel of os voor een kar wilde nog wel eens stil gaan staan langs de weg, en daarom maakte de menner aan de voorkant van de wagen wat distels of een puntige stok vast. als het trekdier halt hield, bewoog de kar nog even door en kreeg het beest die distels tegen zijn achterpoten (verzenen), wat hem let-terlijk ‘prikkelde’ om door te gaan.het is een mooi beeld. wie zich tegen God verzet, zoals saul, staat daarmee zichzelf in de weg. het is ook een heel oud beeld en Paulus citeert hier de Griekse tragediedichter Euripides, die in zijn toneelstuk De Bacchanten een koning ten tonele voert die zich verzet tegen de introductie van de Dionysos-cultus. Dan verschijnt Dionysos zelf, die

hem dan vergelijkt met een ezel die in aanraking komt met de prikkel (Bac-chanten 793-795). Paulus’ citaat is dus buitengewoon geschikt, temeer daar veel mensen in de oudheid meenden dat Di-onysos en de god van de joden dezelfde waren – niet voor niets stond er op de joodse munten een druiventros. in het sanhedrin, waarin vrome joden zaten die beslist geen Griekse toneelstukken kenden, hoefde Paulus niet uit te wijden. maar tegenover agrippa en Berenike, die door-en-door vergriekst waren en het wilden weten ook, vertelde Paulus zijn verhaal op iets andere wijze.

Bron: jan-jaap Flinterman, vU amsterdam en Otto

weinreich, ‘Gebet und wunder. Zwei abhand-

lungen zur religions- und Literaturgeschichte,’ in:

Genethliakon. wilhelm schmid zum 70. Geburtstag

am 24. Februar 1929 = tübinger Beiträge zur

altertumswissenschaft 5: 169-464.

streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

de lucht, waarmee hij hetzelfde bedoelt.Als opwaarts strevende mens komen we dan in die dwangpositie te verkeren die Paulus in de Romeinenbrief zo treffend schetst: ‘Krachtens het Licht dat mij aanraakt, ben ik wel op het Licht gericht en wil ik het goede wel, maar de kracht die in mijn ledematen, in mijn bloed op-treedt, overheerst mij en dientengevolge verricht ik het kwade of het verkeerde’.Tot degenen die in deze dwangpositie verke-ren, zegt Hermes Trismegistos: ‘Houdt op en wordt nuchter! Ziet weer met de ogen van uw hart! Braakt het woord van de onwetendheid (die narcotiserende substantie) waaraan u zich bedronken hebt, toch uit!’ En Hermes richt dit

woord tot mensen die zich, doordat het Licht hen aanraakte, volop willen inspannen om daar-uit te geraken en het goede te doen.Maar die verloochening , die zich doet gelden in ons bloedstype, kunnen we niet zomaar van ons afwerpen door een wilsbesluit: ‘Dat zal ik niet meer doen.’ Nee, dit probleem vraagt een intense worsteling. Wat moeten we dan doen? Moeten we iemand zoeken die we als een autoriteit kunnen volgen? We weten wel beter, natuurlijk niet. Uiteraard komen wegwijzers op ons pad in de vorm van de een of andere gezondene, in de vorm van literatuur, van gebeurtenissen Zoals er in het begin van onze jaartelling gnostieke gemeen-schappen waren die Christus naar zijn inner-lijke zending herkenden en begrepen, en later groeperingen zoals de katharen, zo zijn er ook in onze tijd spirituele gemeenschappen van de-zelfde signatuur, zoals het moderne Rozenkruis en andere die ons de weg wijzen naar de gids in onszelf. Deze ander in ons – die vooralsnog onbewust is – kunnen we op zeer bijzondere wijze schou-wen vanuit de geestziel, de eenheid van het geestbewustzijn met het gereinigde hart. Wie de ander in zich vindt, ook wel genoemd Pyman-der, vindt, of om bij Paulus te blijven: Christus als het christusbeginsel in zich.J. van Rijckenborgh:‘Wanneer we het hart openen voor het Licht der lichten, gaat de roos des harten open en wanneer we dan dat Licht naar zijn doel en wezen gaan volgen, dwars door alle belemme-

ringen heen, brengen we het in ons stelsel in kringloop, recht tegen die benevelende bloeds-stroom in. En zo zullen we vroeg of laat de kern van het Licht kunnen bevestigen in het hemelse hart, dat is de open ruimte achter het voorhoofdsbeen. Pymander, deze God in ons, zal ons daarna geleiden naar de poorten van de Gnosis, naar dat domein waar het heldere Licht straalt waarin geen duisternis is, waar niemand dronken, doch allen volkomen nuchter zijn’.Laten we het nog eens op een andere wijze belichten, vanuit de Chinese wijsheidstaal. In het boek De Chinese Gnosis, een uitgave die de Daodejing van Laozi belicht en verklaart, staat: ‘Men kan Tao niet omvatten met het denken, noch kan men Tao met het magnetische vermo-gen van de menselijke wil aantrekken en dirige-ren. Tao is er namelijk niet voor ons als per-soonlijkheidsmens, maar voor de ander in ons.Het vibratieveld van Tao, of Christus, want dat is hetzelfde, stijgt in verfijning, snelheid en vermogen ver uit boven de vibratie van ons gewone levensveld. Tao deelt zich mee aan een ander magnetisch astraal veld dan het gewone. En dat Tao zijn schittering tempert, zich gelijk maakt aan de stof, zoals er staat, moeten we zo verstaan: Tao heeft de gevallen mens oneindig lief. Maar wij – als persoonlijkheidsmens – zijn die gevallen mens niet; wij zijn als zodanig een sterfelijk zielewezen. Waarom voelen wij ons hier dan in diepste we-zen niet thuis?Wel, dat is de reflex van de ander in ons, het geestvonkatoom, het christusbeginsel. Het is de

werkzaamheid van het oeratoom, de roos des harten en daartoe richt Tao zich, daaraan open-baart ze zich. Maar voor ons als tijdruimtelijke mens is Tao ledig. Echter, omdat die goddelijke Ander in ons gevangen ligt, kunnen alleen wij als persoonlijk-heidsmens hem vrijmaken door hem in ons te laten opwaken. Hoe dan? Dit kan alleen door zelfovergave, door zelf onder te gaan. Is dit een drama? Nee, want in die zelfovergave verzinkt ons dialectische zelf in de ander. Daarom kon Paulus op een gegeven moment in volledig be-grip juichen: ‘Niet ik, maar Christus in mij’. En ook: ‘Ik moet minder worden en hij (Christus in mij) moet wassen.’

Weliswaar staat iedere mens (ofschoon alle mensen met elkaar verbonden zijn) in die zelfovergave in eenzaamheid, want voor iedere kandidaat is het proces anders, maar dat behoeft niemand te verontrusten want Dao (tegenwoor-dig schrijf je Dao in plaats van Tao) is in zijn stralingen en werkingen onuitputtelijk en als de pelgrim volhardt, dan ontdekt hij of zij dat er ook hulp voor hem of haar is omdat Dao in ieders toestand voorziet.Het komt er nu maar op aan: zijn wij een waarachtige kandidaat? Het woord kandidaat komt van het Latijnse woord candidus, hetgeen betekent helder wit, dus een kandidaat is een in het wit geklede. Zijn wij gekleed in de witte zuiverheid van onze motieven, met een totale ongekunstelde zelfovergave? Slechts in deze zui-verheid komen Dao of het Licht van Christus

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

tot ons (het is immers al altijd in ons, maar kan door de toestand van beneveldheid niet tot ons inzicht doordringen), met al hun tegemoetko-mende werkingen. ‘Indien wij een mijl tot hem gaan, komt hij ons twee mijlen tegemoet,’ is ook zo’n treffende uitspraak uit de Bijbel.Hoe werken die stralingen van Dao, hoe is de werkzaamheid van de stralen van het Christus-licht? In de Egyptische Oergnosis, deel 1 staat te lezen:’ Als de zon schijnt en licht verbijzon-dert, zijn de lichtstralen die ons gisteren troffen niet dezelfde als die vandaag tot ons komen; de stralen van gisteren hebben hun doel bereikt, namelijk ons wezen, en zij hebben daarin een bepaalde werkzaamheid verricht, wanneer we er althans voor openstonden. Die lichtstralen van gisteren zijn dus in ons verzonken, in ons ver-storven, verdwenen, opgelost. En vandaag zijn nieuwe stralen tot ons gekomen. En zo kunnen we het ook zien met het licht van de gnosis, met het Christuslicht, dat dage-lijks in ons sterft, na zijn doel, verandering, te hebben voltrokken.

Daarom zal de kandidaat slechts door en in Christus kunnen overwinnen, slechts door het Licht van de godsnatuur. Dit Licht van de gnosis straalt altijd, want het is het Licht van de universele zon, de zon achter de zon. Daarom ook staat er in de Bijbel te lezen dat de dood Christi, het offer Christi ons tot leven wordt. Het Licht van Christus is in eeuwigheid; het schenkt zich dagelijks aan ons, het sterft in ons, tot omzetting, tot transfiguratie van heel ons wezen. En ieder die zich daarvoor openstelt in zuivere motivatie heeft daaraan deel.’Zo bedoelt Paulus het dan ook, als hij zegt: ‘Met Christus sterven en met Christus wederom opgewekt en levend worden.’ De stralen van het gnostieke Licht doen ons oude wezen sterven en het nieuwe wezen geboren worden; alleen het is gemakkelijker gezegd dan gedaan en dat wil Paulus met zijn brief duidelijk maken als hij schrijft: ‘Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij nabij’.Door alle tijden heen en in alle werelddelen hebben mensen zich met deze levensopgave be-

ziggehouden, vandaar ook dat er zoveel woor-den en uitdrukkingen bestaan om de ander in ons aan te duiden.Of we het nu noemen: de Lotus die uit de mod-der oprijst, of de rozenknop die zich ontvouwt, of de zaadkorrel Jesu die openbreekt, of, om bij Paulus te blijven: de innerlijke wet van het gemoed of Christus in ons die weer ontwaakt, het is allemaal een aanduiding van hetzelfde goddelijke oeratoom dat in ons microkosmisch systeem besloten ligt en dat open- en uitbreekt tot nieuw leven, tot eeuwige wording. En zoals er uit een minuscuul eikenzaadje een reusachti-ge eik kan groeien, zo ook kan er uit dit eeu-wigheidsbeginsel in ons een eeuwigheidswezen worden, goddelijk en alomtegenwoordig, één met allen en alles.Maar een rups mag dan in principe een vlin-der in zich dragen, niet iedere rups wordt ook daadwerkelijk een vlinder. Er komt nog wel het een en ander voor kijken om van een gewone menselijke ‘god in windselen’ (de rups) tot een goddelijk menselijke geestgestalte (de vlinder) te worden.Tot slot nog een originele benadering van dit alles, afkomstig uit IJsland.In het boek ‘Het vis-senconcert’ van de IJslandse schrijver Halldor Laxness komt een wereldberoemde IJslandse zanger voor, genaamd Gardar Holm. Op de vraag van de jonge IJslander Alfgrimur of er ook een zuivere toon bestaat, antwoordt de zanger als volgt: ‘Er bestaat één toon en dat is de beste van alle tonen. Wie die gehoord heeft hoeft niets meer te vragen. Mijn zingen heeft

niets te betekenen, maar denk eraan: als de wereld je alles gegeven heeft en je het onbarm-hartige juk van de roem op je schouders heeft gelegd en het brandmerk van de roem op je voorhoofd heeft gedrukt, onuitwisbaar, zoals bij een misdadiger die zich aan de mensheid heeft vergrepen; bedenk dan, dat er geen andere toevlucht is dan dit gebed: ‘God, neem alles van mij weg, behalve deze ene toon!’Deze ene zuivere toon in ons is God zelf en kan dus in diepste wezen niet weggenomen worden. En al het overige – of het nu zogenaamd goed of slecht is – behoort tot de ‘ellendige mens in het lichaam van de dood’ die we nu eenmaal vooralsnog ook zijn en moet inderdaad ter wille van die ene zuivere toon weggenomen worden Althans, wanneer we in dezelfde gemoedsge-steldheid verkeren als Paulus; als we ons niet bedroefd afwenden wanneer Jezus de heer – wanneer het Licht in ons – zegt: ‘Verkoop al wat je bezit en volg mij.’Als die goddelijke oerdrang, die hunkering naar het eeuwige in ons ook zo sterk is, dan is dit hele zo levensbelangrijke proces te verwezen-lijken en mag het ons beslist hoopvol stemmen en dan kunnen we onze spirituele toekomst in vertrouwen tegemoet zien. En aangezien we ons dan met alle mensen verbonden weten, is dat tegelijkertijd dé manier om wereld en mensheid van dienst te zijn. µ

Vertalen is vervalsen...De rozenkruisers zeggen wel van de Bijbel: ‘veeleer

wensen wij te getuigen dat er van de oorsprong

van de wereld af aan de mens geen groter, bewon-

derenswaardiger en heilzamer werk is geschonken

dan de heilige Bijbel: gezegend is hij die hem bezit,

gezegender is hij die hem leest, het meest gezegend

is hij die hem grondig leert kennen, terwijl hij die

hem zowel begrijpt als gehoorzaamt het meest aan

God gelijk is.’

Echter, tegenwoordig geven niet alle in gebruik

zijnde bijbels in dit land een juist beeld inzake de

betekenis en diepgang van sommige teksten van

het nieuwe testament, waardoor een juist begrip

ervan bemoeilijkt wordt. hoe dat in andere landen

gesteld is, weet men daar natuurlijk het beste. in de

uitgave van 1926 heeft men voor de laatste keer

nog de aloude statenvertaling gehandhaafd en men

kan zich gelukkig prijzen met het eventuele bezit

van zulk een bijbel.

Dat deze statenbijbel er in 1637 gekomen is, heeft

nog heel wat voeten in de aarde gehad, want er

was in die eerste decennia van de 17e eeuw na

langdurige onenigheid tussen de remonstranten en

de contraremonstranten ook nog een machtsstrijd

gaande tussen de strenge contraremonstranten

met hun synode en de regenten van de staten-

Generaal, hetgeen uiteindelijk in het voordeel van

laatstgenoemden beslist werd. vandaar ook de

naam ‘statenbijbel’.

Dat er een geheel nieuwe vertaling van de Bijbel

moest komen nadat de streng katholieke spanjaar-

den verdreven waren, daar waren alle hervormde

gelederen destijds in de 17e eeuw het wel over

eens, enkele uitzonderingen daargelaten.

Deze statenbijbel – waarvoor zes geleerde predi-

kanten twaalf jaren lang bezig zijn geweest met ver-

talen, voornamelijk uit het Grieks – werd al spoedig

met honderdduizenden gedrukt en verkocht, want

zij werd behalve kerk- en schoolbijbel nu ook huis-

bijbel; en dat was een volkomen nieuw fenomeen,

dat was voorheen onbestaanbaar en ondenkbaar

geweest. Er ijverig in gelezen en uit voorgelezen.

En aangezien er ontegenzeggelijk een zekere magie

van de Bijbel uitgaat, kon dát dus al een zaligheid

genoemd worden, afgezien dan nog van de grotere

zaligheid van het begrijpen en toepassen.

Enerzijds leidde dit in cultureel en religieus opzicht

tot een verdere eenwording van de nederlandse

gewesten, maar anderzijds kwam mede hierdoor

het individualiseringsproces op gang en daardoor

gaandeweg eveneens de talrijke kerkscheidingen in

nederland.

in het begin van de vorige eeuw had een groepje

theologen de noodzaak van een nieuwe Bijbelver-

taling benadrukt, waarbij het hen niet alleen ging

om stilistische en andere taalkundige aanpassin-

gen, maar – zo werd door deze geleerde heren

beweerd – door betere kennis van het Grieks

en hebreeuws zou er ook een juistere vertaling

ontstaan.

Dat werd de nBG-vertaling van 1951, de bijbel

die in huis en op school het meest in gebruik is en

waar soms onbegrijpelijke wijzigingen in zijn komen

te staan zoals van de woorden ‘willen’ in ‘wensen’ en

van ‘gemoed’ in ‘verstand’, van ‘ik ben vleselijk’ in ‘ik

ben vlees’. Dit soort dubieuze woordveranderingen

zijn niet altijd bevorderlijk voor een goed begrip

van de tekst.

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ���� pentagram 4/2011

j e vraagt, hoe alles is begonnen. Ik echter stuur je naar wat niet begint: naar het ogenblik waarop je mij vraagt en ik je antwoord.

Jij echter streeft naar een punt dat buiten het begin ligt, jij zou een antwoord op dit of dat willen hebben…

Maar ik ben geen verzameling antwoorden! Ik ben één enig levend antwoord, waarin je je als vraag moet oplossen.’

Vesna Krmpotic, Klank van de ziel

Het verstand stelt altijd maar vragen. Het is voortdurend ergens mee bezig alsof het erop volgende antwoord het enig juiste zou zijn, een antwoord dat een wezenlijke verandering, een verlichting brengt. Er bestaan veel theorieën over de wereld, over het leven en over het ontstaan ervan. Wat voor betekenis kunnen deze theorieën hebben voor een mens die naar de waarheid zoekt? Wat be-tekenen die woorden voor hem als de waarheid zich buiten de grenzen van zintuigen en ver-stand bevindt? Woorden zijn voor een dergelijke mens als wegwijzers in een land waar geen we-gen zijn. Zij hebben alleen dan zin als ze naar een enkele richting wijzen, namelijk terug naar de vrager zelf. Zij zijn zinvol als zij de vragen teruggeven aan hem of haar die de vragen stelt. Elke vraag die de zoeker naar de waarheid stelt, komt dan altijd terug als een en dezelfde vraag,

steeds gelijk en actueel: wie ben ik? Ja wie is degene die vraagt? Wie is het die het niet weet? Als hij niet meer zou bestaan, zou dan ook de onwetendheid ophouden te bestaan? Is er niet een soort sluier tussen de materie en de geest? Is het niet zo dat deze sluier het de geest on-mogelijk maakt zich vrij te openbaren? Verlichting is niet het bijeenbrengen van meer en meer kennis maar het opheffen van onwe-tendheid, van een ik, dat niet weet. Dit is echter alleen maar mogelijk in het nu, want alles wat bestaat, bestaat alleen maar in het nu. De tijd, het verleden en de toekomst, is de wereld, het bestaan van het natuur-ik, die zijn toevluchtsoord is. Het nu is voor dat ik onver-draaglijk. Als men zich voortdurend richt op het leven in het nu, dat onze directe maar ook enige verbinding met het eeuwige vormt, zal het ik minder overheersend worden. Dan kan de ziel

nu, alleen nu

Als hij niet meer zou bestaan, zou dan ook de onwetendheid ophouden te bestaan?

Biografie van vesna Krmpotic (1932, Dubrovnik)) in haar eigen woorden

Credo‘ik begon op blote voeten, bij het aanbreken van de dageraad

te zingen, om te ontdekken wie ik was ...

Om erachter te komen wie ik ben, dat is waar het allemaal om draait.

hoe doe ik dat? Door te zingen, dat is hoe ik het doe.

Om erachter te komen wie ik ben en het koninkrijk der hemelen binnen te

gaan, dat is de gemeenschappelijk doel van allen, en het is de enige echte

carrière van de mens.’

mijn leven vind je niet alleen in mijn boek ‘Diamanten farao’ of

in het boek over Osiris. mijn leven is niet alleen in de boeken

‘De heuvel boven de wolken,’ of in het boek ‘De Bhagavatar’ of

in het boek ‘De weg naar eenheid.’ mijn leven is in elk van mijn

boeken, in elke zin, in elk vers.

in al die jaren, zestig in getal, heb ik me maar voor een ding

ingespannen: los te komen van de verkramping van het be-

wustzijn en de heilige geest mijn bewustzijn en mijn woorden

te laten doordringen. Dat is alles wat ik echt ‘deed’. schrijven

was het directe gevolg van het loslaten van het ongeloof in het

onmogelijke. mijn biografie is in wezen een verhaal over de

poging me over te geven aan iets dat geen enkele inspanning,

hard werken of kennis van node heeft.

‘Laat de energie van de heilige geest

zich door je wervelkolom uitstorten

– ik zal wachten op de top van je hoofd

met een brandende lucifer.

je begint te spreken in tongen,

en je zal weten wat de engelen denken.

maar je moet vuurkracht van de heilige geest

door je heen laten stromen

en je weerstand, je verkramping

loslaten.

Dat is alles wat je hoeft te doen.’

Landweg met twee figuren. José Roberto Torrent Prats

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen �9

D e afhankelijkheid van mij is de enige afhankelijkheid die weldadig is. De af-hankelijkheid van ‘mij’ betekent afhan-kelijkheid van de liefde.

Wees afhankelijk van de liefde, niet echter van hen die je liefhebt.

Liefhebben moet je allen, moet je ieder. Stem erin toe veel te verliezen, ja zelfs

alles; stem er echter niet in toe mij te verliezen.

Maar, wat ben ik? Ik ben je liefde voor mij.

Zonder liefde voor mij is er ook geen liefde voor iemand.

Zonder liefde voor mij zul je afhanke-lijk zijn van de eerste de beste die je op je weg tegenkomt.

Wees afhankelijk van de liefde om vrij te zijn van elke andere afhankelijkheid.’

Vesna Krmpotic, Klank van de ziel

Ieder mens wordt geboren met slechts één be-hoefte en een opgave, en dat is de liefde. Maar veel te vaak vergist hij zich in het soort liefde en dan blijft alleen de behoefte, een onverza-digbaar verlangen naar die verkeerd begrepen liefde.De mens verwacht haar van andere mensen; de kinderen van de ouders, de ouders van de kinderen, de man van de vrouw en de vrouw van de man. En niemand is helemaal tevreden, iedereen komt liefde te kort, en velen, velen

klagen dat er op de wereld niet genoeg liefde is. Maar wat is liefde? En wat is deze wereld? En wie zou de liefde hierheen hebben moeten brengen en deed het niet, zodat er nu te weinig van is? De wereld die wij om ons heen zien, is onze reflectie en die houdt zich – geheel in har-monie met de natuur – volledig aan zijn rol.Maar wie zijn wij? En wie is het die zich spie-gelt in de spiegel van de wereld? Is dat de mens, microkosmos, Gods geliefde kind, zijn beeld en gelijkenis? Wat is er gebeurd? Hoe is het moge-lijk dat hij de eerste liefde is vergeten, de liefde waaruit hij is ontstaan en die zijn essentie is? En is niet juist het scheppen van de wereld, van de spiegel, de uitdrukking van de oneindige goddelijke liefde , opdat de mens zijn toestand zou zien en zich zou herinneren?Mens herinner je. Herinner je dat de liefde in het centrum van je wezen slaapt en erop wacht dat je haar bevrijdt. Dat kan alleen jij! Alleen jij kunt de liefde die allen nodig hebben aan jezelf en alle anderen geven. En dan zal er geen ander meer zijn, ook jij niet. Dan blijft er alleen nog een over: de liefde die zich geeft. µ

klank van de ziel

w etenschappers worden als door een magneet aangetrokken tot nieuw onderzoek. De wereld van het klein-

ste gedraagt zich tijdens de proeven zodanig dat het menselijke verstand tekortschiet. Dat geldt ook voor bijzonder intelligente mensen als Al-bert Einstein. De latere verklaringen van andere kwantumfysici vertrouwde hij niet en hij trachtte deze te weerleggen, wat hem echter niet lukte. Een belangrijke uitspraak van hem hierover was: ‘Ik kan niet geloven dat de lieve God dobbelt.’ Maar de fysica en ook de chemie kunnen het al vierhonderd jaar lang af zonder God. Daaraan heeft de zeventiende-eeuwse filosoof en wiskun-dige René Descartes* – ongewild, dat wel – een belangrijke bijdrage geleverd. Naast de door hem bekend geworden uitspraak: ‘Ik denk, dus ik ben’ stelde hij vast dat er klaarblijkelijk twee onafhankelijke substanties zijn. Aan de ene kant de in de ruimte geplaatste en materiële zijde van de dingen, en aan de andere de niet ruimtelijke, onzichtbare, geestelijke substantie. Sindsdien houdt de natuurwetenschap zich bezig met het ‘materie–aspect’ en de geesteswetenschap en reli-gieuze theologie met het geestelijke. Daardoor kon de natuurwetenschap religieuze dogma’s van zich af schudden en de natuur zonder vooroor-deel beschouwen en beschrijven.Als je de beschouwingen van verschillende belangrijke kwantumfysici bekijkt dan zie je wel dat het geestelijk-onzichtbare – en het een of andere godsbegrip weer veld winnen in de fy-sica. Want de zogenaamde ‘materie’ of materiële substantie bestaat niet, volgens de nieuwe in-

kwantumfysica en spiritualiteit �9

Kwantumfysica is de wetenschap die zich bezighoudt met de kleinste deeltjes in het subatomaire gebied. Zonder de kwantumfysica is ons dagelijks leven met de computer, televisie en cd-speler, niet meer voor te stellen. Ondanks dat is deze tak van wetenschap voor bijna alle mensen een ‘occulte’, een onbegrij-pelijke wetenschap. Bijna niemand begrijpt de raadselachtige feiten en het is inderdaad zo dat veel nog verborgen en onverklaard is.

kwantumfysica en spiritualiteit

in de wereld van de kleinste deeltjes valt onze voorstelling van de materie geheel in duigen

�0 pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

ten van zijn plaats (in de ruimte) veel verschil-lende snelheden vertonen. Dat wil zeggen dat het gelijktijdig veel verschillende toestanden kent. Dat is niet meer voor te stellen. Wij kunnen dus alleen over een waarschijnlijkheid spreken van een bepaalde toestand (het deeltje bevindt zich waarschijnlijk daar maar kan op het moment van waarneming ook ergens anders zijn, terwijl het zich ook hier bevindt). Waarschijnlijkheid bete-kent immers: het schijnt waar te zijn dat…Nu brengt de onderzoeker echter zelf door zijn wijze van observeren en zijn bedoelingen de vele mogelijke toestanden van het deeltje in deze of gene staat. Anders gezegd: Het bewust-zijn van de waarnemer beïnvloedt de waarne-ming. De wereld verschijnt in de kwantumfysica dus aan ons volgens onze bewustzijnstoestand, onze waarneming! Is dit de gehele werkelijkheid? Denken wij bij-voorbeeld aan een dobbelsteen: zolang hij niet is geworpen, zijn alle zes getallen, alle zes toe-standen mogelijk. Nadat hij geworpen is, is er nog maar een toestand. Nu is het in de kwan-tumfysica mogelijk dat de meetinstrumenten in overdrachtelijke zin steeds alleen maar het getal één van de denkbeeldige dobbelsteen meten en aangeven, terwijl de andere vlakken met getal-len zich door ons beperkte bewustzijn en de beperkte meetinstrumenten niet tonen. Het is daarom voorstelbaar dat de kwantumwe-reld een nog veel omvangrijkere werkelijkheid inhoudt. De onderzoeken gaan immers nog verder: de kwantumdeeltjes, de kleinste deeltjes zijn mogelijk helemaal niet zo bestendig als wij

denken. Een kwantumdeeltje kan bijvoorbeeld verdwijnen en onverwacht op een andere plek opduiken. De deeltjes kunnen door deze kwan-tumeffecten door muren gaan die ondoordring-baar zijn. Wij stellen ons voor dat het deeltje zich als het ware ‘in de lucht opgelost’ heeft, het moet materieloos geworden zijn, om weer te verschijnen als het door de muur is gegaan.

ENERGiE, KRACHT, MATERiE, MAssA Wat houdt de wereld eigenlijk samen? Eerder werden wij juist met het wetenschappelijke inzicht gecon-fronteerd dat de materie als zichtbaar en zeker fundament van het menselijk gebeuren op aarde in feite onzeker is. Want in de wereld van de kleinste deeltjes valt onze voorstelling van de materie geheel in duigen. Sedert de tijd van de oude Grieken geloofde men dat het kleinste ondeelbare bestanddeel van de materie het atoom is. Daardoor zijn er reële voorwerpen en een lege ruimte waarin wij deze tegenkomen. Aan het einde van de 19e eeuw ech-ter werd het bestaan van een ondeelbaar atoom in twijfel getrokken. De experimenten via elektri-sche ontladingen in verdunde gassen leidden tot de ontdekking van heel lichte, elektrisch geladen deeltjes, de elektronen. Uiteindelijk kwam men tot een atoommodel dat gelijk is aan een plane-tenmodel. In het centrum bevindt zich de atoom-kern, waaromheen de elektronen hun banen trekken en wel met een onvoorstelbare snelheid, waardoor het geheel voor ons op een schijf lijkt.Het elektron wordt door elektrische kracht aangetrokken tot de atoomkern, net zoals een

�0 pentagram 4/2011

zichten van de kwantumfysica. Er bestaat alleen maar energie. Daarmee wordt om zo te zeggen de bodem weggehaald onder inzichten waarop de westelijke materialistische maatschappij is gefundeerd. Als wij dit gezichtspunt aanvaarden, rijst meteen een volgende vraag: wat betekent dit voor ons leven? Welke conclusies moet je daaraan verbinden? Een volgende vraag zou ook kunnen zijn: hoe kunnen die kleinste deeltjes op ons leven inwerken en het beïnvloeden? De kwantumfilosofie tracht nu de samenhang van die kleinste deeltjes met ons leven te be-schrijven. De kwantumfilosofie toont ons dat de kwantumverschijnselen paradoxaal zijn, dus voor het denken niet begrijpelijk of verklaarbaar en moeilijk te volgen. Het interessante is dat ze in sommige opzichten ook geschikt zijn om die geestelijk-onzichtbare zijde van het bestaan te beschrijven. Als de materie niet bestaat, is de wereld die wij met onze zintuiglijke organen

waarnemen een illusie. Je bent als mens door je zintuigen onwetend gevangen in deze illusie. De gedachte kan dan ontstaan dat je op grond van dit nieuwe gezichtspunt de illusie kunt door-gronden en door het gaan van een spirituele weg de werkelijke wereld zult kunnen vinden.

ExPERiMENTEN iN DE KWANTuMFysiCA EN DE iNVLOED VAN HET BEWusTZijN Wij kunnen door ons bewustzijn datgene waarnemen en analyseren wat wij werkelijkheid noemen. Veel onderzoekers op het gebied van de kwantum-fysica zijn ervan overtuigd dat hun bewustzijn de geplande metingen beïnvloedt, zonder dat zij precies kunnen definiëren wat bewustzijn is (het ‘onzekerheidsprincipe’ van Heisenberg). In de kwantumfysica geldt de zogenaamde onzeker-heidsrelatie: als men de positie van het subato-maire deeltje precies bepaalt, blijft de snelheid ervan onbepaald. Het deeltje kan tijdens het me-

Kwantumgolven, optisch weergegeven. © D. nolte, Purdue University, west Lafayette, vs

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

band met elkaar verbonden zijn. De klassieke fysica kan deze gebeurtenissen niet verklaren want er bestaat tussen de deeltjes geen herken-bare verbinding en ook geen actieve energie. De subatomaire werkelijkheid bestaat dienten-gevolge uit in de ruimte verspreide ‘kwantum objecten’ die alleen aan gene zijde van ruimte en tijd als een geheel kunnen worden beschre-ven. Alles is met alles verbonden. Analoog daar-aan kan de verbondenheid in de subatomaire wereld als een metafoor gezien worden voor de goddelijke eenheid en verbondenheid van alles met alles.

DE GRENZEN VAN DE ZiNTuiGLijKE WAARNE-MiNG Alles wat wij weten over de kwantum-fysica is gebaseerd op menselijke observaties en experimenten. Het onderzoek van de

kwantumfysica stijgt boven de grenzen van de zintuiglijke waarneming uit. Ten slotte kunnen ook de meetinstrumenten, als verlenging van de zintuiglijke waarneming, de bewegingen en verschijnselen niet zoals deze werkelijk zijn, waarnemen. Want wat dat betreft is elk beeld vol fouten. In deze zin zou men kunnen zeg-gen dat niemand de kwantumfysica begrijpt. Hoe zou dat ook kunnen als nog niemand ooit een deeltje gezien heeft, met de ogen noch met behulp van meetinstrumenten want die appara-ten kunnen alleen maar de uitwerking meten. Wij moeten dus erkennen dat de materie zoals wij die met onze zintuigen waarnemen niet overeenstemt met de werkelijkheid. Wij leven in een wereld van misleiding en illusie, wat ons echter in het ‘normale’ leven niet stoort of opvalt.

Einstein stelde de wording van het universum voor als een slingerende beweging rond een vast punt, de oerex-plosie, de big bang (links). Tegen de wijzers van de klok in ontvouwen zich de verschillende stadia: het hete en dichte vroege universum, de fase van kosmische uitdijing, het universum zoals het zich heden manifesteert, dan volgen een fase van ‘donkere energie’, het platte, lege universum, inkrimping begint, er vormen zich kosmische golven, tot er weer een big bang plaatsvindt. Volgens de kwantumfysica zijn deze fasen in parallelle universa tegelijkertijd en overal aanwezig. © r.j. slagter, www.asfyon.nl

vallende appel door de zwaartekracht van de aarde. De zwaartekracht en de elektrische kracht zijn twee heel belangrijke krachten in de fysica. In de laatste honderd jaar werden verdere elementaire deeltjes ontdekt met verschillende eigenschappen en nieuwe krachten, de kern-krachten. Het is de derde kracht* in de fysica. In de fysica werden nu energie en kracht, speciaal de kernkracht steeds belangrijker, omdat men de materie steeds minder als fundamentele bouwsteen beschouwde. Want de elementaire deeltjes hebben volgens de gebruikelijke maat-staven bekeken geen materie meer, maar eerder een puntvormige vorm van energie. De relati-viteitstheorie heeft aangetoond dat massa niets te maken heeft met welke substantie ook, maar energie is. Massa en energie zijn met elkaar ver-bonden door de beroemde formule E=mc2. De energie E is gelijk aan de massa m, vermenig-vuldigd met het kwadraat van de lichtsnelheid. Men zou nu kunnen zeggen dat ‘materie’ een soort ‘ingevroren’ energie is of ‘verstard licht’. Kent de kwantumfysica aspecten of dimensies die niet wetenschappelijk, maar wel vanuit een ‘innerlijk’ weten te verklaren zijn? Zijn er analo-gieën aan te wijzen?A. Ken jezelf Al het verstrijkende wijst naar een overzij;het ontoereikende, hier komt het naderbij;het onaanschouwelijke, hier wordt het feit; het eeuwig vrouwelijke is wat ons leidt.* Met het ‘eeuwig vrouwelijke’ duidt Goethe op een weg die uit het vergankelijke voert. Wij nemen hier weer het atoom als voorbeeld. Elek-

tronen zelf hebben te weinig energie om zich los te maken van hun baan om de atoomkern. Een elektron kan er zich pas van verwijderen als een energierijk lichtdeeltje ertegenaan botst, en het elektron uit zijn baan laat schieten. Kun-nen we dat niet zien als een metafoor? Wij zijn als een elektron gevangen door de aardopper-vlakte. Wij lijden aan de onvrijheid of, zoals de Boeddha zegt, wij lijden aan geboorte, ziekte, ouderdom, dood. Wij kunnen echter door licht met voldoende hoge energie losraken van onze gebondenheid aan de wereld. Door het licht van het inzicht kunnen schaduwen opgelost worden en kunnen wij vrijer worden. De binding aan het aardse kan, net als de binding van de elek-tronen aan het atoom, worden opgelost. Licht kan onze situatie geheel veranderen.

ALLEs is MET ALLEs VERBONDEN De kwantum-fysica leidt tot de conclusie dat alles met alles is verbonden, alles beïnvloedt alles en alles is van elkaar afhankelijk. Uit experimenten blijkt inderdaad dat een deeltje direct geïnformeerd schijnt te zijn over de toestand van een ander deeltje dat zich ver weg bevindt. In experimen-ten kunnen bijvoorbeeld twee lichtdeeltjes als een tweeling worden gecreëerd. Dan vliegen zij in tegenovergestelde richtingen weg. Kilome-ters ver van elkaar verwijderd, moeten zij als er hindernissen opdoemen, beslissen welke van twee wegen zij zullen nemen. Dan blijkt elke keer weer dat zonder uitzondering de twee deeltjes steeds dezelfde beslissing nemen. Zij gedragen zich alsof zij door een onzichtbare

Wij lijden aan de onvrijheid of, zoals de Boeddha zegt, wij lijden aan geboorte, ziekte, ouderdom, dood

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

* Descartes was een beroemde wiskundige

en filosoof die leefde van 1596 tot 1650. Hij

had intensief contact in 1619-1620 met de

toenmalige rozenkruisers en waardeerde

hen zozeer dat hij een van zijn belangrijkste

werken zelfs aan hen wijdde. Dat werd hem

zo kwalijk genomen door de kerk dat hij zich

gedwongen zag zijn verbondenheid met de ro-

zenkruisers officieel te bestrijden (ook al bleef

hij hun ideeën verdedigen) om zijn positie en

aanzien als bekende wetenschapper niet in

gevaar te brengen. Hij stichtte in 1637 wel-

iswaar het systematische rationalisme maar

heeft zich ook intensief beziggehouden met

de wereld van het bovennatuurlijke, die hij op

wetenschappelijke wijze wilde onderzoeken

en er zelfs een godsbewijs voor wilde leveren.

(wat hem overigens niet lukte).

* Op de vierde kracht: zwakke wisselwerking,

wordt hier niet nader ingegaan, zij zou voor

ons begrip met de elektrische kracht kunnen

worden verbonden. Deze kracht is ook het

moeilijkst te begrijpen.

* Johan Wolfgang Goethe, Faust, een tragedie.

2001, Atheneum - Polak en Van Gennep, blz.

480

* Goethe’s Faust in Nederlandse verzen, 1.

C.S. Adama v. Scheltema en 2. N. van Suchte-

len, tweede bedrijf, blz. 261/12105

* Johan Wolfgang Goethe, Faust, een tragedie.

2001, Atheneum - Polak en Van Gennep, blz.

209

* Goethe’s Faust in Nederlandse verzen, 1.

C.S. Adama v. Scheltema en 2. N. van Suchte-

len, eerste bedrijf, blz. 3/4695

* Schipper K., Lao Zi, Het boek van de Tao en

de innerlijke kracht, 2010, Uitg. Augustus

DE GRENZEN VAN HET DENKEN Wij zouden ons dus af kunnen vragen: kan de wereld van zintuiglijke illusies worden verlaten? Is dat voor ons van belang? En ten slotte: hoe zouden wij los kunnen komen van deze illusie of mislei-ding, in het geval dat dit voor ons belangrijk zou zijn? De weetgierigheid van de kwantumfy-sici leidt tot steeds grotere, gigantische, projec-ten. Zij komen tijdens gedachte-experimenten tot het inzicht dat slechts de omvang van het gehele universum genoeg zou zijn om bepaalde vragen op te lossen en die dan ook te begrijpen. Daar stoot je tegen een grens, dat is onmogelijk. Maar al veel eerder kwamen denkers tot een uiterste grens. In de filosofie kwam de filosoof Kant (1724-1804) tot een vermaarde conclusie die vaak door de fysici wordt vergeten: ‘Het menselijke verstand kent het bijzondere lot dat het door vragen wordt gehinderd die het niet kan afwijzen; want deze zijn door de natuur zelf gesteld, die ze echter ook niet kan beantwoor-den; want zij gaan aan het menselijke verstand voorbij.’ Simpel gezegd: het verstand kan de mens niet verlossen van de misleiding. Als metafoor vertaald zou men kunnen zeg-gen: net als een vis die in het water leeft niet kan zeggen hoe het leven buiten het water is, kan de mens geen irrationele of metafysische vragen met het verstand verklaren. Hooguit kan hij eens naar de oppervlakte zwemmen en daar de lucht opsnuiven. Opgemerkt dient te worden dat de natuur dieren kent die kunnen transformeren, zoals bijvoorbeeld de kikker. Hij kan het water verlaten en heeft lucht nodig om te overleven, terwijl voor het kikkervisje het omgekeerde geldt. Dat heeft het water nodig om te overleven, want in de lucht stikt het als een vis. Maar op zeker moment verandert het kikkervisje in kikker! Het was niet voor niets dat de kikker in Egypte een heilig dier was – en niet het kikkervisje. Volgend op de relativiteitstheorie spendeerde Einstein de laatste dertig jaar van zijn leven aan de ontwikkeling van een theorie van alles. Hij zocht naar een zo eenvoudig mogelijke vergelij-

king, die alle wetten van de fysica samenvat en de eenheid van het gehele universum beschrijft, van de eerste creatie tot aan de vorming van uni-versa en de aarde. Dat doel heeft hij niet bereikt. Misschien kunnen we tot de slotsom komen dat we pas als het ons niet is gelukt onze meest diepgaande levensvragen te beantwoorden, in-zicht krijgen in de werkelijke betekenis van een weg die uit de illusie leidt. Faust dringt tot die waarheid door als hij de mislukking ervaart. In de opening van het tweede deel is een moge-lijkheid om eruit te komen verstopt: ‘Hun wordt het eeuwig licht gegeven, dat ons pas straks die vreugde zal bereiden’* of ‘Al vroeg mag hen het eeuwig verblijden, dat later ook tot ons omlaag zich richt’* Deze uitspraak houdt de herkenning van het goddelijke aspect in. Een voorwaarde daartoe is dat er ruimte gegeven wordt aan dat inzicht. Wat helpt daar meer bij dan het ‘niet weten’ dat al door Socrates werd verwoord: ‘Ik weet dat ik niet weet’ en het daaruit volgende niet oordelen over mensen en gebeurtenissen?Er zijn veel boeken waarin de kwantumfilosofie wordt beschreven. Dat wat de auteurs schrijven, is echter niet bepalend. Het is juist een kwan-tumopvatting, dat doorslaggevend is wat wij persoonlijk begrijpen. Wat is mijn waarheid? Mijn werkelijkheid? Bij een dergelijke stelling is het wel oppassen geblazen. Want zien en denken uit ervaring zijn, zoals al eerder gezegd, onvolmaakt en incom-pleet en daardoor principieel incorrect. De con-sequentie daarvan is dat wij onszelf helemaal niet kunnen vertrouwen en de experts ook niet. Als uitgangspunt dienen we dus in de basis onzeker te zijn over de theorieën die door de mensen zijn ontwikkeld. Dat is een nieuw besef, dat de kwan-tumfysica als het ware afdwingt – en hetzelfde geldt ook voor de hierboven genoemde spirituele weg. Ieder mens moet zelf tot inzicht komen. Wij hebben een eigen werkelijke en heilige wetenschap nodig; een in-eigen wetenschap; een heilige, ‘genezende’ wetenschap, in die zin dat deze ons heel, dus compleet maakt. µ

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��de individuele heilige wetenschap

mens is geschreven, wordt naar de bron gevoerd en het antwoord komt altijd. Er zijn er echter maar weinigen die diepgaand vragen stellen en bijna niemand luistert naar het antwoord.’ […] Alle wijsheidsleraren zeggen dat de innerlijke stilte en de zuiverheid van het hart van groot belang zijn bij het luisteren naar dit innerlijke antwoord. Zij helpen je bij het effenen van de weg uit de illusie naar de goddelijke werkelijk-heid. De zuivering van het hart moet je zelf doen en het betreft de gehele mens, want het

hart beïnvloedt de kwaliteit van het bloed, dat op zijn beurt alle lichaamsdelen verzorgt en, te-rugvloeiend, weer het hart beïnvloedt, en daar-mee eveneens de kwaliteit van onze gevoelens en verlangens. Net als in de kwantumwereld is ook hier alles met alles verbonden.

DE iLLusiE VAN DE WERELD EN DE GODDELijKE WERKELijKHEiD Twee werelden komen naar voren uit wat tot nu gezegd is. Op de ene plaats deze materiële wereld die een illusie is. Onze zintuigen misleiden ons zodanig dat wij denken dat alleen datgene er is wat onze zintuigen en meetinstrumenten ons tonen. Afhankelijk van de instelling van de mens in kwestie is die illusie dan mooi of smartelijk. Aan de andere kant is er een zwak schijnsel van een nieuw land aan de hori-zon, het gloren van een goddelijke werkelijkheid, waarover in alle wereldreligies gesproken wordt. Als je daar toegang toe wilt verkrijgen, zul je een uitweg dienen te vinden uit de illusoire wereld.

HEiLBEGEREN – sPiRiTuALiTEiT Hoe zou een dergelijke weg eruit kunnen zien? Het begin er-van is het in het geestelijke licht herkennen van motivatie en emotie. Primaire emoties zijn angst, zorg, vrees. Maar ook wat wij gewoonlijk liefde noemen, geldt hier als emotie. Door welke emo-tie laten wij ons leiden? Horen wij ‘de zachte stem in het innerlijk’? Wie genuanceerd kan luisteren, komt tot de zuivering van het hart, en voorheen dwingende verlangens zullen neutra-ler worden. Een nieuwe liefde wordt ervaren: het ‘eeuwig vrouwelijke’, de goddelijke Venus

i n dit verband is goed te wijzen op de on-derzoekingen op het gebied van fysica in samenhang met spiritualiteit die de Ame-

rikaanse kunstenaar en wetenschapper Walter Russell (1871-1963) in de eerste helft van de twintigste eeuw doorvoerde. In wat zijn stu-denten noemden de ‘russelliaanse wetenschap’ onderzocht hij de wetten van ‘fundamentele principes van energiedynamica’, ‘de aard van materie en de voortgang van de evolutie van materie’ en ‘de weergave van het universum als

een voortdurend veranderend en scheppend pogen, onderhouden en gevoed door de energie van het licht’. In een boek stelt hij de volgende vraag: ‘Wat is waarheid en hoe kan ik haar ervaren?’ Hij geeft dan bij wijze van antwoord de volgende over-weging mee: […] ’Er is op deze onbeantwoorde mensheidsvraag een eenvoudig antwoord. Onop-houdelijk fluistert de zachte stem in het innerlijk van elke mens het antwoord in zijn ontwakend bewustzijn. Elk verlangen dat in het hart van de

de individuele heilige wetenschapEr zijn veel boeken waarin de kwantumfilosofie wordt beschreven. Dat wat de auteurs schrijven, is echter niet bepalend. Het is juist een kwantumopvatting, dat doorslagge-vend is wat wij persoonlijk begrijpen. Wat is mijn waarheid? Mijn werkelijkheid? Om deze conclusie uit het vorige artikel in een nieuw perspectief te zien, kan een oude uitspraak van Giordano Bruno (����-��00) ons op het juiste spoor zetten: ‘Want net als hij die het ene niet begrijpt, niets begrijpt; begrijpt hij die werkelijk het ene begrijpt, alles en wie de kennis van het ene nadert, nadert ook het inzicht in alles.’

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen �9de individuele heilige wetenschap

trekt ons als een magneet naar ander, zuiverder omvatten. Het denken, vaak zo afhankelijk van gevoelens, begeerten en emoties, dat een grote invloed op ons doen en laten heeft, wordt zui-verder, gaat abstracter ‘waarnemen’ en het dwin-gende karakter ervan neemt meer en meer af.Ons denken is beperkt, wij kunnen nog niet eens de materie van ons lichaam begrijpen. En eigen-lijk zijn wij ook niet in staat onszelf te begrijpen, al die verbindingen te overzien met andere men-sen, ons lot, onze karaktereigenschappen.Wij kunnen dat niet, zo min als de vis de wereld boven het water kan begrijpen. Om de zuive-ring van het hart beter te kunnen begrijpen, kan alweer een metafoor uit de kwantumfysica ons van dienst zijn. In de kwantumwereld gaat elk deeltje gepaard aan een antideeltje. Als men deze deeltjes samenbrengt, worden positief en negatief opgeheven. Dan ontstaat er neutraal licht en het duistere wordt helder. Nu is er echter eerst een voorbereiding nodig, een oriëntatie, zodat de twee deeltjes inderdaad samen kunnen komen.Ook wij mensen kennen een dergelijke voorbe-reiding, in de vorm van ons verlangen naar een zuiver, gereinigd hart. Door in harmonie met po-sitief en negatief, onszelf en anderen in volkomen welwillendheid te aanvaarden, wordt het hart zui-ver, neutraal. Dan trekken we aan noch stoten af, en stellen we ons welwillend en gelijkmoedig op ten opzichte van deiedere situatie. In die neutrale levenshouding brengen we de polariteiten van

ons gevoelsleven in evenwicht. Ons hart heelt, en kan een geheel andere vibratie ondergaan.

ZELFOVERGAVE Als wij het in ons beperkte zijn op de spirituele weg niet meer weten, als deze geen uitweg schijnt te bieden – dan is concen-tratie op het goddelijke willen van belang. In Bijbelse taal: ‘Heer, niet mijn wil maar uw wil geschiede.’ Hierbij volgt nog een metafoor uit de metingen van de kwantumfysica. De wetenschap-per wil herkennen. Door zijn waarnemingen vernietigt hij de natuurlijke omstandigheden in de kwantumwereld. Die kunnen zich weliswaar openbaren maar niet geheel en de wetenschapper is vertwijfeld omdat hij het niet begrijpt.Misschien zien wij ook bij onszelf dat de resul-taten van ons willen vaak niet zo zijn als wij het wensen. Wij laten chaos ontstaan en onze energie verdampt in het leven. Als de goddelijke wil echter werkzaam is dan kan die energie het gezuiverde hart tot voeding dienen. Vergelijk die hogere wil maar eens met de energierijke lichtgolf, zoals die in de plantenwereld werkt. Een plant moet als het even kan groen zijn, om de lichtgolven optimaal te kunnen absorberen. Door verandering, omzetting, ontstaat uiteinde-lijk voeding voor de dieren- en mensenwereld.

NiEuWE LEVENsHOuDiNG Ons inzicht, onze door het Licht in gang gezette verandering kan nu tijdens de dagelijkse gang van zaken in han-deling worden omgezet. De nieuwe voeding, de nieuwe energie, brengt een nieuwe beweging in het leven – net zoals een lichtdeeltje dat op een

De belangrijkste denkers over de kwantumfysica in onderling verband

�0 pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

elektron stuit. Als het laatste voldoende sterk licht absorbeert, zet het zich in beweging, het ‘vloeit’ zoals men dat noemt. In het beste geval kan een elektron zelfs uit zijn baan rond de atoomkern vrijkomen en in ongebondenheid de vrijheid inschieten. Door Licht en nieuwe energie kan er dus zoiets geweldigs in de mens gebeuren, dat de situatie waarin hij zich bevindt als nieuw wordt. Er kunnen dingen in beweging worden gezet die eerst stil stonden of gekristalliseerd waren. De mens wordt beweeglijker, opener: hij wordt vrijer.

NiEuW BEWusTZijN In Johannes 10 zegt Jezus: ‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’ En wat zijn de eigenschappen van goden? Zij doordringen en begrijpen alles. Zij hebben een nieuw levens- en ademveld om zich heen. Daar heeft men een nieuw wezen, essentie voor nodig. Wat is het bijzonder dat dat mogelijk is! Zoals het kikker-visje een kikker wordt kan de mens ontstijgen aan zijn levensveld. Hij transformeert, door be-wust mee te gaan in de ‘stille suggesties’ of ‘de zachte stem’ die hij verneemt in het goddelijke prana, dat hij inademt. Hij kan door deze veran-dering binnengaan in het hemelse levensveld.Ook hier kunnen we nog eens verwijzen naar een feit uit de kwantumfysica. Zoals de for-mule van Einstein E=mc2 zegt, zijn alle deeltjes eigenlijk ‘verstarde’ energie of ‘gevangen’ licht. Door kernfusie kan bijvoorbeeld een deel van de materie in licht omgezet worden. Dit is wat er zich ononderbroken in de zon afspeelt: de omzetting van waterstof in helium, die enorme hoeveelheden energie en licht vrijmaakt. Als wij

nu de materie in ons, het gevangen licht door (kern)fusie met het goddelijke licht transfor-meren, ontstaat er een nieuw edel element, een nieuw lichaam. En het wordt helder in ons. Bij veel mystici lees je dat zij een heel sterk licht ervaren als het hogere leven hen om-spoelt. Om in dit licht te kunnen onderscheiden, transformeren ook onze ogen, onze zintuigen. Een nieuwe werkelijkheid toont zich, waarge-nomen door een fijnbesnaard nieuw bewustzijn! Dit leidt, hoe kan het anders, tot een volkomen nieuw handelen. Er komt inzicht in de har-monie, de samenhang en het plan van God en daarop kan de nieuwe werkzaamheid volgen. De rups werd vlinder, het nieuwe bewustzijn ontwaart achter de sluier van onze wereld de eerste natuur, de wereldordening in haar oor-spronkelijke verband: de tuin der goden.Tot besluit het vierde hoofdstuk van de Daodejing:‘Tao is leeg. Zo leeg dat wat je er ook in doet, het toch niet vol raakt.Zo bodemloos diep dat zich daar de heilige plaats lijkt te bevinden waar heel de schepping vandaan zou kunnen komen.Verstompend wat scherp is, losmakend wat vast is, dimmend wat lichtend is, alles tot eenzelfde stof makend, zo diep verzonken dat hij daar vermoedelijk zou kunnen bestaan.Maar ik weet niet wiens kind hij zou kunnen zijn want hij bestond al eerder dan het symbool van de grote voorvader. µ

Schipper K., Lao Zi, Het boek van de Tao en de innerlijke kracht, 2010,

Uitg. Augustus

a l dertigduizend jaar geleden kenden de volken die Europa in die tijd bewoon-den een zwarte godin-moeder. Zij is

het vrouwelijk levensbeginsel, de bron van het steeds weer nieuwe leven en vertegenwoordigt een van de oudste gestalten waarin de mensheid het goddelijke heeft vereerd. In Egypte kende men haar als Isis-Nephtys, de tweelingzusters. Toen de Indo-Germaanse volken omstreeks 2000 v.Chr. Europa binnentrokken, werd deze godin verdreven naar onder andere Malta en Kreta. Later leefde zij voort in Artemis-Diana, waarvan in Rome en in Napels nog zwarte sculpturen te zien zijn. Ook leeft zij voort als Demeter Melaina (van het Griekse woord ‘melas’, zwart), als de zwarte Aphrodite en de maangodin Cybele. In het nabije oosten heette zij Astarte. In Israël werd zij Chokmah, de wijs-heid; in India is zij Kali, de zwarte godin. De oude kennis, die als een min of meer ver-borgen lijn door de geschiedenis loopt, treffen we eveneens aan in de symboliek van de volks-verhalen, mythen en legenden. In de oudste madonna’s zien we de Egyptische afbeeldingen van Isis en Horus, afbeeldingen van Cybele en Attis en de Gallische moedergo-din terug. Deze zwarte madonna’s, die we op veel plaatsen aantreffen, zijn allerminst christe-lijk. Zij komen voort uit een zuiverder weten, dat tot in de moderne tijd als een gevoel voort-leefde in de plaatselijke bevolking, en daardoor door de roomse kerk werden geannexeerd, zoals ze dat ook met de heilige plaatsen van Kelten en andere volkeren deed. Veel kerken die in

Frankrijk aan La Madeleine zijn gewijd, staan op oude Keltische plaatsen van samenkomst waar ook een heilige bron was. Ean Begg gaat in zijn The Cult of the Black Madonna uit van ongeveer 450 afbeeldingen van zwarte madonna’s, waarvan er 227 alleen al in Frankrijk zijn. Een groot aantal, zo’n vijf-tig, treffen we aan in het gebied Lyon - Vichy - Clermont-Ferrand, bij de Monts de la Made-leine. De sculpturen vind je meestal in kerken maar ze blijven een mysterie, getuige de vele verhalen die je er wereldwijd over vindt.Frappant ook, hoe de kerk juist het tegenbeeld van de zoetsappige Maria in haar gebouwen op-neemt! In het jaar 431 stelde het Concilie van Efeze de Mariaverering in, ‘moeder van God’, een alternatief voor de verering van de zwarte madonna. Daarmee eigende zij zich de erfe-nis van de magna mater, Isis, toe! De Romeins-christelijke kerk heeft altijd getracht de zwarte madonna op een secundaire plaats te stellen. Het liefst spreekt men er niet over. The Cult of the Black Madonna vertelt hierover: Toen op 28 december 1952 op een vergadering van de American Association for the Advancement of Science bevindingen werden gepresenteerd over de zwarte madonna, verlieten alle priesters en nonnen die zich onder de toehoorders bevon-den de zaal.’ De zwarte madonna is een beeld van de eeu-wige goddelijke schepping, een schepping die altijd in beweging is en die zichzelf onder de eeuwige aandrang van de goddelijke impuls, steeds vernieuwt. Natuurlijk is die zwarte kleur

de zwarte madonna ��

Het is opvallend hoe de oude kennis, die als een min of meer verborgen lijn door de geschiedenis loopt, ondanks alle vervormingen altijd weer op de voorgrond treedt. Groepen en gemeenschappen in het verleden trachtten de oorspronkelijke kennis die met het hart is verbonden levend te bewaren. in de oude verhalen van de Kelten zien we hoe beelden van Egyptische wijsheid een nieuw leven en een nieuwe betekenis krijgen. in onze tijd zijn er steeds meer mensen die de zilveren draad weten te grijpen die ons vanuit de oude kennis wordt gereikt en die hen kan verbinden met het oorspronkelijke leven.

de zwarte madonna

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ���� pentagram 4/2011

een symbool. De mens heeft concrete beelden nodig, niet om te begrijpen of om ze namen te geven, maar om de werkelijkheid, die in haar totaliteit het ‘zijn’ is, aan te voelen. De zwarte madonna is een intermediair voor het ongezie-ne, een zijn dat we alleen maar kunnen berei-ken als we de vorm overstijgen en we de geest bewust naderen. In veel tradities is de kleur zwart synoniem met nacht, duisternis, chaos, dood maar ook met ‘niet-bestaan’. Het is ook geen kleur maar de afwezigheid van kleuren, dit in tegenstelling met wit dat je krijgt als alle kleuren zich samenvoegen.

De zwarte madonna is geen christelijk beeld, zij is in feite een archaïsch concept dat aangepast is aan het Romeinse christendom. We vinden haar terug als een symbool in meer religieuze en mythologische tradities. In de Indische overleve-ringen schept Brahma de werelden nadat hij uit het gouden ei, zwevend in de peilloze zwarte diepte van het niet-zijn, voortkomt. In een hymne aan Kali treffen we het volgende aan: ‘Voor het begin van alle dingen bestond je in de vorm van een duisternis die voorbijgaat aan woorden en gedachten en door jou, het schep-pende verlangen van de verheven Brahma, is het

gehele universum geschapen.’ Volgens Apuleius (tweede eeuw n.Chr.) zegt Isis: ‘Ik ben alles wat was en alles wat zal zijn.’ Isis symboliseert als het ware zuivere scheppingskracht, vandaar ook de afwezigheid van kleuren. Novalis schreef: ‘De kosmische maagd wordt in elke aardse maagd gespiegeld en wij worden ons ervan bewust dat de queeste naar de liefde een overgave is aan de nacht die het innerlijk binnengaat.’ In de eerste eeuw van onze jaartelling, zo gaat het verhaal, blies Maria Magdalena de cultus van de Zwarte Madonna-Isis in Frankrijk nieuw leven in. Zij was volgens de overlevering in het plaatsje Sainte-Maries-de-la-mer aan land geko-men, waarheen zij gevlucht was na de gebeur-tenissen in Judea. Met haar waren aan boord: Jozef van Arimathea, Maria’s zuster Martha en haar broer Lazarus, allen discipelen van Jezus. Gebaseerd op deze in Frankrijk nog steeds levende legende is er het volgende verhaal: ‘In een grot in de Provence, niet ver van de zee, leefde lang geleden een priesteres met een donkere huidskleur. Zij was Sara de Egyptische, ‘zij die stal van de zon’, en zij was in die streek zeer geliefd, niet alleen als priesteres maar ook als genezeres. Sara betekent ook ‘prinses’. Van heinde en verre kwamen de mensen haar om raad vragen. Zij vertegenwoordigde Isis, het eeuwige moederaspect uit de Egyptische myste-riën. Volgens de aangehaalde legende – er zijn er veel – is Maria Magdalena op zoek gegaan naar deze andere priesteres. Toen zij haar in haar grot in de Provence gevonden had, nam zij haar

plaats in en zij bracht er de rest van haar leven, ongeveer tussen het jaar 44 en het jaar 70, door. Beiden wisten dat de Egyptische mysteriën hun actieve kracht zouden verliezen en zouden overgaan in de nieuwe religie die een vernieu-wing van de oude mysteriewijsheid inhield en waarvan Jezus Christus het symbool zou wor-den. In die zin had Sara reeds lang naar haar komst uitgezien. De donkere priesteres keerde terug maar Egypte, maar de mensen in het Franse land zijn haar nooit vergeten en zijn haar in de vele zwarte madonna’s blijven vereren.’ Het zal wel nooit doorslaggevend te bewijzen zijn dat beiden ooit in Frankrijk zijn geweest maar de folklore, de rijke symboliek en de over-leveringen wijzen toch wel in deze richting. Legenden hebben meestal een grond van waar-heid, al ligt die mogelijk op een geheel ander vlak. Zo vertelt A. Peters in zijn boek Kabbala dat de voor ons niet kenbare godheid in de Zo-har aangeduid wordt als: ‘Ik ben, die ik ben (en niemand is meer)’ (Ehieh Asher Ehieh). Een ge-weldig mysterie – de grondslag van de kabbala. Deze ‘Ik Ben’, dit ene zijnde, splitst zich nu in twee levende aanzichten. Van de ene goddelijke kracht gaan twee hiërarchieën of energiestro-men uit. In de kabbala worden zij ‘aangezicht’ of ‘gelaat’ genoemd. Twee mysterieuze stromen komen voort uit de godheid, zien elkaar als ui-tersten, als extreme polen van zijn essentie. Peters schrijft: ‘De ene noemen wij ‘Ab’, de wereldvader, de andere noemen wij ‘Ama’ de wereldmoeder. Deze wereldmoeder wordt af-gebeeld als een zwarte madonna, want zij heeft

BEGriP, vErstanD, KEnnis Uit EEn OErOUD vErLEDEn – BEELD van DE EEUwiG GODDELijKE schEPPinG

Een voorstelling uit de oudheid van de zwarte madonna. Het is het beeld van Artemis van Efeze, hier in een romeinse kopie van een grieks origineel uit de tweede eeuw voor Chr.

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

nog niet de impuls van de ‘Ab’, van de vader, in zich opgenomen en het universum kan nog niet uit haar naar voren treden. De wereldva-der wordt ook genoemd het aanzicht van de godheid, dat wij ‘Chokmah’ noemen, dat is: wijsheid. De wereldmoeder noemen wij vaak ‘Binah’, dat is: begrip, verstand, kennis uit een oeroud verleden, om uit haar ervaring de vor-men van een universum op te bouwen, waarin de miljoenen vonken, die uit de goddelijke smidse wegspringen, gekapseld worden’. In dit fragment wordt heel mooi verwoord dat de madonna zwart is omdat zij nog niet geroe-pen is om het Licht uit zichzelf vrij te maken. Voegen we deze twee verhalen samen, dan ontdekken we het geheim van de zwarte en de witte madonna’s. De madonna kunnen we zien als het moederaanzicht van de godheid, het scheppingsveld, de oermaterie, maar ook als onze aarde. Toen in de tijden van Golgotha de Christusenergie het Licht ontstak, werd vanaf dat moment de wereld met Licht doorstraald. En als een symbool van wat er gebeurde, werd de donkere priesteres nu blank. De godin Isis is namelijk vaak zwart afgebeeld. Het nog onge-openbaarde Licht van de Christus kon zich nu manifesteren. Sinds dat moment kan de mens zich direct, zonder tussenpersoon, met het Licht verbinden. Dat was voor die tijd niet mogelijk. In het Evangelie van de heilige twaalven wordt Maria Magdalena door Jezus ‘mijn bruid’ ge-noemd. Maar in zichzelf is zij moeder, bruid en dochter zoals hij voor de mensen van de weg, zijn volgelingen, vader, man en zoon is! Het zijn

aspecten die we slechts in de mens zelf kun-nen onderkennen want anders zijn zij in feite onbegrijpelijk. Het is het vader-moederaspect van de zielemens, op weg naar volmaking. De beide priesteressen die tweeduizend jaar gele-den volgens de legende van plaats verwisselden, markeren dit. Er is ook nog een andere interpretatie van de zwarte madonna mogelijk. Dat is het verhaal van de lichte en donkere zuster, Isis en Neph-tys. Aan de hemel zien wij Isis, de stralende ster Sirius A. Maar Sirius B, Nepthys, die in vijftig jaar rond Sirius A draait, zien we niet. Sirius B wordt een donkere ster genoemd; ze is buiten-gewoon dicht en zwaar. Deze twee sterren, de twee zusters, staan sym-bool voor het lichte en het donkere gedeelte van de ziel, het bewuste en het onbewuste. De bovenpool in de mens, de goddelijke vonk uit de smidse, zoekt naar verlossing. We kunnen dat bijvoorbeeld zien in de ademhaling, in het nieu-we denken en het streven naar bevrijding. Het onderbewustzijn houdt ons vast in het verleden, zoekt het aardse, het stoffelijke. Niemand kan de zwarte madonna negeren. Het blijkt dat zij steeds opnieuw vragen oproept, alsof de mensen voelen dat er een geheim met haar samenhangt dat in hen sluimerend aanwezig is. De godin-moeder, Isis, fluistert door de eeuwen heen haar geheim: buiten mij is er niets, het Licht is in mijzelf. Tegen de goede verstaander zegt zij: ‘Zoek in jezelf en niet buiten jezelf.’ µ

het verhaal van de schepping ��

OVER DE sTRijD VAN DE GODEN

de mannen met de speer en de bron van mimir

Ontelbare mythen zijn aan ons overgeleverd uit de meest uiteenlopende cultuurperioden. Zij houden voorstellingen in van de vroege mensheid over het ontstaan van de wereld, de activiteit van de natuurkrachten, goden en het lot na de dood.

‘Voor het eerst ontbrandde op aarde een strijd, toen goden met speren Gulweig staken en haar verbrandden, in de hal van Har.Driemaal verbrandde de driemaal herborene.’

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

DE KETEN VAN VERANTWOORDELijKHEiD In dat grote proces past het beeld van Gullweig, die wordt gestoken met ‘Geren’, dat wil zeggen met speren. Wij zien hier een ander voorbeeld van de magistrale samenhang tussen de geeste-lijke wereld en de wereld van de materie. Gul-lweig (goudkracht) is dat wat uit de voortijd als zonne-energie, het grote geestelijke beginsel dat alle mensen gemeen met elkaar hebben, meegaat op die ontzaggelijke ontwikkelingsweg van de menselijke geest. De ‘ger’ is de speer van de ‘Ger-mannen’ die de Germanen hun naam gaven. Nu de natuurkrachten zich in hun wezen gaan aftekenen (vertaald in menselijke eigen-schappen als wil, eer, grootsheid, macht en be-zit) maken de nieuw-menselijke impulsen die in Gullweig doordringen, het geestelijke menselijk. Het pure, ongedifferentieerde geestelijke wordt omgezet, en daarmee verbonden met het aardse bestaan. En daar het geestelijke tegelijk eeuwig is, verbindt de mens zich ook in zijn aardse ver-schijning met het eeuwige. Zo begint de keten van verantwoordelijkheid, want de menselijke wil is vrij, maar de mens blijft steeds gehouden aan de gevolgen van zijn daden. Tegelijk sym-boliseren de ‘geren’ de typisch aardse hebzucht naar goud.

WAAR HET OOG VERBORGEN is Vestigen we nog een moment de aandacht op Odin, die drinkt uit de mysterieuze bron van Mimir. Mimir is de bron die ligt aan de wortel van Ygdrasil. Hij drinkt de mede van herinnering aan de stadia van ontwikkeling van de we-

G ulweig, over wie het veertiende vers vertelt, behoort tot de dochters van de nacht. Zij vertegenwoordigt nog

de oude Wanen, spirituele energieën die in die lang vervlogen tijden de mateloze groei en woekering van de natuur – en de menselijke entiteiten daarin – stimuleerden. De verschijning van de godengeneratie van Odin kondigt een nieuwe fase in het grote scheppingsdrama aan: deze beteugelt, ordent en vormt de krachten van de woekerende groei. Ook met betrekking tot de mens. De menselijke wezenheid, nog lang geen persoonlijkheid zoals nu, wordt meer en meer bij zijn lichaam bepaald, ‘in zijn lichaam gedwongen’, vertellen de oudste verslagen, die zich deze wording trachtten te beschrijven. Want, hoe ongelooflijk het ook klinkt, juist een uiterlijk lichaam, verschijnend en optredend in de materie, draagt de voorwaarden voor inner-lijke groei in zich. Daarom is de vorming van een ik-bewustzijn binnen die ontwikkeling op een zeker moment mogelijk.

In de mens zijn er dus twee tegengestelde krachten actief: de goddelijk geestelijke en de materiële instinctieve. De goden en reuzen vechten tegen elkaar en door hun conflict ba-kenen zich grenzen af, wordt de mateloze groei ingetoomd. Er ontstaan contouren en er teke-nen zich vormen af. Grote energieën worden zo binnen grenzen gedrongen. Op nog onbewuste wijze ‘verinnerlijken’ deze en de natuurwezens verkrijgen hun gedaante.

relden en van de mensheid. Dit markeert een fascinerende impuls, die het ontwaken van de mensheid symboliseert. Hoe dieper wij door-dringen in de krachtlijnen en de matrix die aan de mensheidsontwikkeling ten grondslag liggen, hoe groter onze bewondering voor dit majes-

tueuze concept, diep en vol mysterie, dat eraan ten grondslag ligt. Als onderpand is Odin gehouden voor deze dronk een van zijn ogen van helderziendheid en alwetendheid inleveren. Sinds dat moment bevindt het oog zich in de bron van Mimir.

De reus Ymir wordt gedood door Odin en zijn broers. Ets van de Deense kunstenaar Lorenz Fröhlich, 1833

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen �9

Vers 21 en 22:‘…Odin, ik weet wel waar gij uw oog verborg. In de vermaarde bron van Mimir drinkt hij de mede, elke morgen!’

Een waarlijk goddelijk offer, zeer diepzinnig. Want door zo deel te nemen aan de aardse ont-wikkeling geeft hij een deel van zijn eigen ont-wikkeling in de verheven velden van de geest op.

DE MENs – DRAGER VAN HET iK Maar we mo-gen dit ook zien als een gebeurtenis die direct in de mens ingrijpt – want in diepste wezen zijn godheid en mens één. Eén van de godde-lijke ogen dooft uit als de godheid in de mens actief is – de directe kennis van de geestelijke wereld is voor ons verloren gegaan. Daarvoor in de plaats ontstaat een bewust waarnemen in de sferen van deze wereld. Maar omdat de godheid met ons gaat, houdt deze grote stap tegelijk de belofte in van een groei, een meer en meer met hem verbonden worden.De mens wordt door de activiteit van de goden en Ygdrasil, de wereldboom, een drager van het ik. Voordien was hij een nog ongevormde, geestelijke ‘substantie’ – bij gebrek aan een beter woord – waarin voor de esoterisch geschoolde waarnemer enkele lichtende kernen te onder-kennen waren. Deze werden door de reusach-tige energieën bezield, en ademden in en uit in volledige harmonie met de goden. Nu begint hij door de werkzaamheid van de Odinenergie te ontwaken tot daad, tot ingrijpen in de eigen

ontwikkeling, op een lange, lange weg naar zelf-bewust denken en verantwoord handelen.De bron van Mimir kunnen wij in ons moderne leven nog steeds ervaren, als wij elke ochtend bij het ontwaken de draad van een zinvol bestaan weer oppakken. Wij herinneren ons precies de keten van gevolgen, waarin we zijn opgeno-men. Daardoor zijn wij elke dag in staat aan dat bestaan een nieuwe betekenisvolle handeling toe te voegen. Dagelijks drinken wij uit de bron van onze persoonlijke ervaringen maar daarin drukt zich ook uit de som van alle ervaringen van voorafgaande incarnaties. Een schat aan ervarin-gen vormt de basis van ons handelen. De nieuw verkregen mogelijkheid tot het zelfstandig den-ken en handelen bergt echter het gevaar in zich om alleen nog op de eigen kracht te vertrouwen en de instraling van de goddelijke wijsheid te veronachtzamen. Naarmate de mens zelfstandi-ger wordt, plaatst hij zijn eigen wil tegenover de goddelijke. Hij verwijdert zich van het kosmische bewustzijn. Op een gegeven moment vertrouwt hij nog slechts op zijn natuurlijke bewustzijn dat geheel gericht is op het in stand houden van de aardse existentie. En in plaats van dat dat de zekerheid brengt waarnaar hij zo hartstochtelijk uitziet, wordt het donker rond de mensen. Het orgaan van innerlijke waarneming dat de jonge mensheid in de voortijd leidde is de pinealis, van daaruit was verbinding met het geestelijk-godde-lijke. Zelfs nu nog is het rudimentair herkenbaar, en is het nauw verbonden met de menselijke intuïtie. Het gevaar dreigt, dat de nieuwe impul-sen van deze tijd niet meer kunnen doordringen

tot dit overgebleven oog van de godheid, en dat het zich sluit. Hiervan nemen wij een overblijf-sel waar bij pasgeboren kinderen: hun derde oog, de fontanel, sluit zich geleidelijk. Het afsluiten van de goddelijke leiding uit de voortijd herhaalt zich steeds opnieuw in ieder individu, zoals ieder menselijk embryo alle voorgaande stadia van bestaan doormaakt in de moederschoot.

HET NiEuWE sCHOuWEN Het ‘derde oog’, die nieuwe innerlijke waarneming die de strevende mens op een spirituele weg kan verkrijgen, komt weer tot onze beschikking na een proces van genezing en herstel. Het ligt in de matrix van het plan verankerd, dat mens en godheid versmelten in een transfiguratie. Voor het echter zover is, wordt het oog van de geest in de bron van Mimir beschermd. Het eeuwige nu van de geest verandert in verleden, heden en toekomst, zoals ook de Edda ons in gesluierde taal mee-deelt. Het bewustzijn van de mens ontwaakt door ervaring, opgedaan in de eonen van tijd. De mens leert zijn leven kennen als een ont-wikkeling. Hij ontgroeit het ‘zich een voelen’ met alles wat is. Hij verlaat het gevoel van tijd-loosheid en wordt zich van zichzelf bewust. De geschiedenis van de werelden verandert voor hem in een ‘sage over de mensen’ zoals gezegd in het vers 1 van het visioen van de zieneres.

Op deze lange weg lijkt de ondergang van de goden en de reuzen onvermijdelijk te zijn. Hun offer betekent het ontwaken van het menselijk bewustzijn van het ik. Maar daarna kan nu, in onze periode, een essentiële stap volgen, zover de mens eraan meewerkt: de opstanding van de godheid in de mens.Zo kunnen wij de weerstand begrijpen, die de mensheid steeds weer biedt aan de ontwik-kelingsimpulsen van de geest. Het is weerstand tegen verandering, die we in alle mensen terug kunnen vinden. Toch is zij, de mensheid, de geestelijke substantie die steeds weer verandert, die steeds verder transmuteert. Driemaal wordt zij verbrand en steeds weer ontstaat zij uit de duisternis van de as. Dit doet herinneren aan de louteringsprocessen in de retorten van de alchemisten. In de mythe van Prometheus wordt hetzelfde verteld: Prometheus die vastgeketend is aan de rotsen moet gedurende de dag zijn onsterfelijke lever offeren, de zetel van de hartstochten en driften. Een adelaar daalt af en hakt zijn lever uit zijn lichaam. In ‘de nacht’ groeit die echter weer aan. Op die wijze zijn de ontwakende krachten van het bewustzijn in conflict met de krachten van het onbewuste, die vernieuwing en loutering vaak belemmeren. µ

Thot en Thorin de Egyptische mythologie treffen wij een dergelijk gedachtegoed aan. De ‘gou-den eeuw’ van de Egyptenaren eindigde toen horus, de zoon van de godin isis en van de god Osiris (belichaming van seth, symbool voor het schouwende

oog in de mens) zijn oog verloor tijdens het gevecht met de duistere machten. het goddelijke wezen daalde in in de natuurmens. thot, de belichaming van het goddelijke verstand en intelligentie, toont de weg waarop de godheid in de mens opstaat en zijn oog terug kan

krijgen. ‘thor’ de Germaanse godheid, die onophoudelijk met zijn hamer tegen de reuzen vocht voor goddelijke structuur en gerechtigheid. het ritme van het kloppen van ons hart herinnert aan de hamerslagen van thor.

Het is de Odinenergie die ons voert tot ingrijpen in de eigen ontwikkeling, op een lange weg naar autonomie

�0 pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ���0 pentagram 3/2011

kertijd onrustig en ontevreden. Aldus verliest Zinaida Osokin steeds weer. Altijd weer keert hij naar de magiër terug om te proberen alles weer opnieuw te beginnen. Natuurlijk verandert er niets en blijft alles een niet te realiseren droom. De oplossing ligt namelijk niet op hetzelfde niveau als het pro-bleem. De omstandigheden zijn altijd weer een spiegeling van de innerlijke werkelijkheid. Zij behoren tot de wereld van oorzaak en gevolg en zolang de structuur van de mens niet essen-tieel veranderd is, is er ook geen levensveran-dering mogelijk. Het Licht kan pas hulp verle-nen wanneer de mens werkelijk inziet dat de pogingen die hij vanuit het verkeerde startpunt onderneemt, tot niets leiden. Zij leiden tot niets, totdat hij zich realiseert in welke begrenzingen hij gevangen is en hij het verlangen naar bevrij-ding op verschillende niveaus leert onderken-nen. Maar naar welke bevrijding en waarvan? Als Osokin zich na ontelbare keren opnieuw bij de magiër bevindt, begint hij eindelijk in te zien, zich te herinneren en krijgt hij een déjà-vu: alles is er al eens geweest en zal er weer zijn – als er niets essentieels verandert. Maar er kan niets veranderd worden als hij niet eerst zichzelf verandert – tenietdoet. Deze verandering is alleen mogelijk als hij zich overgeeft aan die andere onaardse energie die hij gedurende jaren heeft opgeroepen maar niet is gevolgd. En dus ook niet op de juiste wijze heeft aangewend. Nu moet hij zijn wil offeren en zijn eigen sterke kanten en vaardigheden opgeven, zijn ik. Dat is de enige weg, opdat de kracht door en

voor hem werkzaam kan zijn. Het gaat om een bevrijd worden ván het ik en het gaat er niet om dat het ik bevrijd wordt. De tovenaar verklaart Osokin dat de mens alleen dat gegeven kan wor-den wat hij kan gebruiken en hij kan alleen dat gebruiken waarvoor hij iets heeft geofferd.

i n zijn roman Het wonderlijke leven van Iwan Osokin (1946) beschrijft Pjotr D. Ouspensky de reis van een mens door de aardse er-

varingen. Hij laat hem onophoudelijk in een cirkel ronddraaien, wat gepaard gaat met de zich steeds weer herhalende ervaringen en ook de vergeefse strijd van de betreffende persoonlijk-heid om de zin te vinden van het bestaan. In een van zijn levens, waarin hij ontevreden is met de omstandigheden waarin hij zich bevindt, ontmoet Iwan een leraar die tegelijk magiër is. Het is iemand die het mysterie van het leven kent en Iwan vraagt de man om hulp. Maar hij gelooft nog steeds dat hij het geluk zou kunnen vinden binnen de cirkel op het horizontale ni-veau. Hij vraagt derhalve hulp op dat niveau en denkt dat alles beter zou zijn als hij nog maar een kans zou krijgen. De magiër kan hem niet iets geven waarnaar hij nog niet verlangt, waarvan hij zich nog niet bewust is, hoewel hij hem werkelijk zou kun-

nen helpen. Daarom geeft de magiër wat Iwan eigenlijk wil; een verdere kans en nog een en nog een… hoewel hij weet dat dit alles hopeloos is. De ervaringen van Osokin herhalen zich en de resultaten zijn steeds hetzelfde. Het lijkt alsof het geluk hem altijd weer net ontglipt. Een belangrijke figuur in de roman is Zinaida. Met dit meisje in zijn leven heeft Iwan een bijzondere relatie. Hij heeft het merkwaardige gevoel dat hij haar uit een vroegere tijd kent. En hoewel hij samen met haar wil zijn, voelt hij op niet rationeel te verklaren gronden dat dit nu niet mogelijk is. De naam Zinaida betekent ‘diegene die aan Zeus toebehoort’. Men kan haar beschouwen als een geestelijk element in de mens, het onsterfe-lijke vrouwelijke aspect dat zich wil verbinden met de persoonlijkheid. Ofschoon de mens zich hiertoe voelt aangetrokken, is hij niet in een toestand dat hij op deze roep kan antwoorden. Hij vlucht, zoekt uitvluchten maar is tegelij-

‘Kennis alleen is ontoereikend, voor wie bevrijding zoekt.’ De schrijver P.D. Ouspensky interpreteert deze les van Gurdjieff als de balans tussen ‘weten en zijn’. Want ‘zijn’ bepaalt het ‘weten’ dat de mens is staat is te omvatten, terwijl ‘weten’ een nieuwe staat van ‘zijn’ mogelijk maakt.

zinloze herhaling

BOEKBEsPREKiNG: HET WONDERLijKE LEVEN VAN iWAN OsOKiN

P.D. Ouspensky (1878 - 1947)

�� pentagram 4/2011 de ware betekenis van het dienen ��

Dat is de enige weg naar de vrijheid. Deze bestaat uit het inzicht in de begrensdheid van de huidige toestand, uit het verlangen naar verandering, de overgave aan en het vertrou-wen in de energie van het andere rijk in ons. In concrete zin betekent overgave het innerlijke en uiterlijke leven in overeenstemming brengen met de basisprincipes van het andere rijk. Deze principes zijn verborgen in het hart, de kern van de microkosmos en zij openbaren zich dan van binnen naar buiten.De vergankelijke wensen van de persoonlijkheid beginnen te verbleken voor de het oerverlangen van de ziel. De ziel is moe van alle zinloosheid en zoekt naar een leven in verbondenheid met de goddelijke geest – want daartoe is zij voor-bestemd. De mens verandert, hij vervult zijn roeping tot nieuwe menswording. Een nieuwe mens die niet meer ronddraait in de cirkel van geboorte en dood, maar die bouwt op onver-gankelijke fundamenten, samen met allen die een eenheid in de eeuwigheid vormen.

DE ZiN VAN HET OFFER(fragment)‘Wat is er dan vereist opdat je iets zou kunnen veranderen?’ vraagt Iwan Osokin en hij ver-wacht dat de magiër weer zal antwoorden met een van die verstandige maar voor hem haast onverstaanbare spreuken in de trant van: als je anders bent zal ook alles veranderen. Maar de magiër zegt iets wat Osokin niet ver-wacht: ‘Je moet je er rekenschap van geven, zegt hij, ‘dat je zelf niets kunt veranderen en dat je

dus hulp moet zoeken. Je moet van dit besef doordrongen zijn, want het vandaag beseffen en morgen weer vergeten is niet voldoende. Je moet in dit besef leven.’‘Ja, maar wat betekent dat: ‘te leven in dit be-sef?’ vraagt Osokin. ‘En wie kan me helpen?’‘Ik kan je helpen,’ zegt de magiër, ‘en ‘in dit be-sef leven betekent er iets groots voor opofferen, niet één keertje, maar aanhoudend opofferen, tot je bereikt hebt wat je wenste.’‘Dat klinkt erg dubbelzinnig,’ zegt Osokin. ‘Wat zou ik kunnen opofferen? Ik bezit niets!’‘Iedereen heeft iets te offeren,’ zegt de ma-giër, ‘behalve degenen die niet geholpen kun-nen worden. Maar het is natuurlijk onmogelijk te zeggen wat iemand in ruil voor zijn offers zal ontvangen. [...] ‘Wat ik je zeg, zal je wel vreemd lijken‘ zegt de man, ‘omdat je nooit over die dingen hebt nagedacht. Trouwens, den-ken op zich helpt ook niet. Ook hier moet men weten. En om het te weten moet men leren. En leren kun je enkel door ondervinding. Dat is het wat je niet begrijpt en zolang je niet het niet begrijpt, kan er niets gedaan worden. Zelfs als ik je alles had willen geven zonder een offer van jouw kant, zou ik het niet eens hebben gekund. Er kan iemand enkel dat gegeven worden, wat hij gebruiken kan, en gebruiken kan hij enkel datgene waarvoor hij offers bracht. Dat is de wet van de menselijke natuur.’‘En is er geen ander middel?’ vraagt Osokin.‘Je bedoelt middelen waarbij geen offers nodig zijn? Nee, die zijn er niet. Je beseft trouwens niet wat je vraagt. Zonder oorzaken kun je

�� pentagram 3/2011

De Spaanse schilder José Roberto Torrent Prats (1904-1990) trachtte in zijn landschappen uitdrukking te geven aan de existentiële eenzaamheid van de mens. In zijn jonge jaren schilderde hij impressionistisch, maar uiteindelijk ontwikkelde hij een expressionistische stijl, waarin juist menselijke gevoelens konden doorklinken. De schilder was geboren op het eiland Menorca, waar hij zijn hele leven heeft gewerkt en geleefd.

Er wordt een zevenvoudig offer verlangd van de mens, een offer van alles wat hij als aardse mens is. De zeven jaar van het leven die de magiër van Osokin verlangt, staan symbool voor dit offer. Wij moeten geven, opdat wij kunnen ontvangen. Alles geven om alles te ontvangen. Nu moet Osokin besluiten of hij weer wil pro-beren met aardse krachten zijn leven te ‘repa-reren’ en Zinaida te verkrijgen. Of waagt hij het een nieuwe stap te nemen, en zich over te

geven aan een kracht die niet uit het bekende stramien van deze wereld stamt?‘Maar zoek eerst het koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toege-worpen worden.’ Zal hij inzien dat degene die het goddelijke principe dient, eigenlijk zichzelf dient? Met deze beslissing wordt elke zoeker geconfronteerd. Daarin ligt de vervulling van deze mystieke paradox. ‘Wie zijn leven wil be-houden, zal het verliezen en wie zijn leven om mijnentwil verliest, zal het behouden.’

�� pentagram 4/2011

immers geen gevolgen hebben? Door je offers schep je oorzaken. De middelen op zichzelf kunnen natuurlijk wel verschillen, maar ze ver-schillen slechts naar de vorm, naar de waarde en de zwaarte van het offer. In de meeste gevallen moet men in eenmaal alles samen opofferen en helemaal niets terug verwachten. Er is een Derwisj-spreuk die aldus luidt: ’Door vier dingen te verzaken opklimmen tot volmaaktheid. Het leven verlaten zonder spijt; geen beloning verwachten in de hemel.’[...]

‘Nu nog even over het ‘wat’ en ‘hoe’ van de opofferingen. Je zegt dat je niets hebt. Niet juist. Je hebt je leven. Je kunt dus je leven offeren. Zoveel waarde heeft het niet eens, daar je toch van plan was het weg te werpen.’ [Osokin wilde zich het leven benemen, red.]‘Ik zeg dus: geef je leven liever aan mij en dan zal ik zien wat ik van je maken kan. Ik wil het je zelfs nog gemakkelijker maken. Twintig, of zelfs vijftien jaren zijn al voldoende. Maar gedurende die tijd moet je aan mij toebehoren – ik bedoel, dat je dan alles moet doen wat ik zeg, zonder uitvluchten of verontschuldigingen. Zolang jij van jouw kant je aan de overeen-komst houdt, zal ik het eveneens doen. Eenmaal die tijd voorbij, zul je bekwaam zijn je kennis te gebruiken voor jezelf. Je treft het dat ik juist op dit ogenblik iemand nodig heb – niet dadelijk weliswaar, maar ik kan wachten, als er te wach-ten valt. Je weet dus wat je kunt opofferen.’

‘En nu moet je aan je zelf denken. Vijftien jaar kan je lang toeschijnen omdat je nog jong bent. Maar later zul je wel zien welk een korte tijd het is, vooral wanneer je bedenkt wat je ervoor krijgen zult. Ga dus nu naar huis en denk over mijn woorden na. Wanneer je alles wat ik zei zult hebben begrepen en tot de juiste verhou-ding gebracht, kom je me hier zeggen wat je besloten hebt. Een ding kan ik er nog aan toevoegen: zoals ie-der mens meen je dat er veel manieren zijn om eenzelfde ding te doen. Je zult nog moeten leren dat er slechts een manier is om iets te doen, dat er nooit twee verschillende manieren kunnen zijn. Maat het zal je niet gemakkelijk vallen dit te begrijpen. Lange tijd zul je heel wat innerlijke tweestrijd kennen. Alle verkeerde voorstellin-gen moeten uitgeroeid worden. Dan pas zul je gereed zijn voor het eigenlijke werk.’ µ

P.D. Ouspenky, Het wonder-lijke leven van Iwan Osokin. Servire, Wassenaar 1976. ISBN 9060775570

streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje streamertje