Post on 31-Mar-2021
Orioncollege Amsterdam, 13 maart
Prof. Dr. Xavier M.H. Moonen
x.m.h.moonen@uva.nl
• Bijzonder Hoogleraar Universiteit van Amsterdam
• Bijzonder lector Zuyd Hogeschool Heerlen
• Beleidsadviseur Koraal Groep Sittard
Scholen leveren maatwerk
3
Maar dan moet je wel de maten van je leerlingen wel kennen
4
Niet iedereen heeft dezelfde maat
5
De mate van ondersteuningsbehoefte verschilt per kind
6
Iedereen dezelfde aanpakbieden
7
laat ongelijkheid bestaan
Gelijke kansen voor iedereen bereiken we alleen als we
kinderen ongelijk behandelen!
8
Ieder kind is uniekIedere ontmoeting is uniek
Er zijn geen gelijke monniken met
gelijke kappen
9
classificeren➢ Classificeren is het ordenen van gegevens door ze in te delen
in categorieën, gebaseerd op overeenkomstige en onderscheidende kenmerken.
➢ Classificeren betekent een situatie ontdoen van bijzondere en individuele kenmerken, zodat groepering mogelijk is.
➢ Daarbij zijn overeenkomsten belangrijker dan verschillen.
➢ Classificering is nodig om onderzoek te kunnen doen naar behandelingen, voor het bespreken van cliënten met andere hulpverleners en voor een efficiënte organisatie van de zorg.
De classificatie vanverstandelijke beperkingen
in de DSM 5
➢ Problemen op het gebied van intellectueel functioneren
➢ Problemen op gebied van adaptief functioneren (alledaags aanpassingsvermogen)
➢ Start vroeg in de ontwikkeling van een persoon
➢ (door alle domeinen heen)
Intellectueel en adaptief functioneren: drie domeinen
➢ Conceptuele domein: geheugen, taal, schoolse vaardigheden, probleemoplossend vermogen
➢ Sociale domein: inleven, empathie, vriendschappen sluiten, dagelijkse omgang
➢ Praktische domein: zelfmanagement, zelfverzorging
Theoretisch intelligentiemodel
Voorzichtig met IQ gegevens
Normering
Vermelden van betrouwbaarheidsintervallen
Verschillende constructen
Momentopname
Waardeer het oordeel van de professional!
14
Kijk naar de adaptieve vaardigheden!
Wat doet iemand met zijn talenten?
15
Typologieën van mensen met LVB (met vele mengtypen)
LVB
Levenslange conditie
ziekte of ongeval
Achterstand-situatieACE
Moeizaam leven
16
LVB niet één groep
Meetfouten
ACEs model
(Kalmakis & Chandler, 2014, p. 1495)
“Gebeurtenissen in de kindertijd, variërend in ernst en vaak chronisch, die voorkomen in de familie of sociale omgeving van een kind en die schade of angst veroorzaken,
waardoor de fysieke of psychische gezondheid en ontwikkeling van het kind wordt verstoord” (p.1489)
Veerkracht
!FysiekPsychisch EmotioneelGedragsmatigSociaalWelbevinden
ACEs Felitti studieFysieke
mishandeling
Emotionele
mishandeling
Fysieke
verwaarlozing
Emotionele
verwaarlozingSeksueel
misbruik
Ouder in de
gevangenis
Ouders
gescheiden
Getuige van
geweld tegen
ouders
Middelengebruik
ouders
Ouders
psychische
problemen
(Felitti et al.,
1998)
Aanbevelingen uit later onderzoek
Peer relaties
Economische
tegenspoed
Community
stressoren
Negatieve
schoolervaringenFamilie
relaties
discriminatie
Veel
(plotselinge)
verplaatsingen
Gescheiden zijn van je ouders: o.a.
ziekenhuisopnamen, pleegzorg,
residentiele plaatsing
hechting
gedragsproblemen
emotieregulatie
Zelfregulatie
Cognitieve
vaardighedentaalvaardigheden
Sociale
vaardigheden
angst
depressie
PTSSAgressie
Suïcidaal
gedrag
Persoonlijkheidsproblemen
Hartaandoeningen
Diabetes
obesita
s
drugsgebruik
roken
Leverproblemen
Dissociatie
Ontwikkeling vindt
plaats in interactie met
anderen!
Veranderingen in
breinstructuur en
functie?
Toxic stress
Toxische stress
Onherstelbaar beschadigd?
(Deels) Beschermende factoren
Veilige hechtingsrelatie met ten minste één volwassene
Behandeling (trauma)
Trauma en sociale problemen• Verhoogde kans
• Depressie, angst, PTSS
• invloed op stressresponssysteem waar betrokkene overdreven of juist niet reageert
• Afwijkende sociale reacties: situaties worden sneller als bedreigend geïnterpreteerd met veel sociale problemen ten gevolge
Veerkracht
Masten (2018) defines resilience as the capacity of a system to adapt successfully to challenges that threaten the function, survival or future
development of the system.
Typologieën van mensen met LVB (met vele mengtypen)
LVB
Levenslange conditie
ziekte of ongeval
Achterstand-situatieACE
Moeizaam leven
28
LVB niet één groep
Meetfouten
Nieuwenhuis e.a. 2017
• Ongeveer 200 psychiatrische patiënten gemeten met de SCIL: 43.8% functioneert op niveau van mensen met LVB.
• Grotere kans op onvrijwillige opname en vrijheidsbeperkende maatregelen
Rekening houden met het
emotionele niveauMakkelijker gezegd dan gedaan
Niet zo makkelijk in te schatten
Situationele invloeden (stress)
31
• Emotionele ontwikkeling: de manier waarop kinderen in toenemende mate hun emoties bewust ervaren en greep krijgen op hun emoties.
• Emoties spelen een belangrijke rol bij contacten tussen mensen en de aanpassing van mensen aan hun omgeving.
• Kinderen doorlopen een aantal fasen, maar niet alle kinderen komen op het hoogste niveau van emotionele ontwikkeling aan.
Emotionele ontwikkeling
32
• Anderen zijn rolmodellen • Kinderen zijn nog niet goed in staat om te
bepalen hoe hun doen en laten overkomt op een ander, ze zijn volop bezig met sociaal leren
• Denken en doen gaan gelijk op, er is veel impulsiviteit
• Fantasie en werkelijkheid lopen nogal eens door elkaar
Eerste identificatiefase /kleuterfase (3-7 jaar)
33
• Vertrouwensrelatie opbouwen
• Je bent rolmodel én extern geweten
• Uitnodigend en stimulerend zijn
• Werken aan het dragen van verantwoordelijkheid en het opdoen van succeservaringen
• Stimuleren van initiatief
Wat betekent dit voor jou als leerkracht als het kind op dit niveau functioneert?
34
• leefwereld wordt groter, vaardigheden worden op meer plaatsen toegepast
• Meer zelfvertrouwen en eigenwaarde
• Frustratietolerantie neemt toe
• Geweten wordt gedifferentieerder
Realiteitsbewustwording / schoolkindfase(7-12 jaar)
35
• Beschikbaar zijn op momenten die anders gaan dan normaal
• Vaardigheden oefen
• Ingaan op vragen, informatie geven
• Samen herinterpreteren van als negatief beleefde gebeurtenissen
Wat betekent dit voor jou als leerkracht als het kind op dit niveau functioneert?
36
Niveau van emotionele ontwikkeling
Morisse, F., & Došen, A. (red.). (2016). SEO-R². Schaal voor Emotionele Ontwikkeling – Revised². Antwerpen-Apeldoorn. Garant
LVB
• Sommige kinderen zullen de classificatie hun hele leven houden
• Sommige kinderen hebben de classificatie eerst niet maar later in hun leven wel
• Sommige kinderen hebben de classificatie eerst wel maar later niet meer
• Sommige kinderen krijgen de classificatie terwijl ze geen LVB hebben
38
Gebruik LVB als werkhypothese
•Kinderen en ouders herkennen het niet
•Kinderen en ouders willen niet tot de groep mensen met VB behoren
•Het kan een foute meting zijn
•Het kan een tijdelijk bruikbare classificatie zijn
•Soms zijn andere problemen voorliggend
Vele subgroepen /vele problemen
Onwaarschijnlijk dat één aanpak werkt
Zwakbegaafd, LVB, Verstandelijke Beperking
Wij zijn niet goed in verklaren en voorspellen maar wel in vaststellen van huidig toestandsbeeld
Daarom spreken over:
kinderen die functioneren op het niveau van een licht verstandelijke beperking
sociaal kwetsbare kinderen met beperkte cognitieve vaardigheden
Screenen
Korte eenvoudige procedure
Aanpassen gedrag
Inzetten vervolgacties
42
43
SCIL
(plus) LVB betekent
• Altijd aanpassen van taal
• Altijd aanpassen van
werkwijzen
45
Problemen van mensen met een LVB: de Wit, Moonen & Douma, 2012
• Informatieverwerking
• Regulerende functies (aandacht, inhibitie, planning)
• Probleem oplossend vermogen (metacognitie
en sociaal perspectief nemen)
• Generalisatie van kennis (worden de belangrijke
elementen in een situatie wel waargenomen en welke gedragsalternatieven hanteert de persoon)
Menselijke gedrag in afstemming met de omgeving
Voorkeurstrategieën Matige omgevingsscan
Model voor onaangepast gedrag
Keuzes maken
Betrokken zijn 2 specifieke gebieden— de Cortex cingularis anterior, die gelinkt is aan beslissingen nemen en het striatum, dat gelinkt is aanhet beslissen over de waarde van een beslissing
Gemiddeld begaafde mensen hebben er last van als ze té veel keuzemogelijkheden hebbenChoice overload reduces neural signatures of choice set value in dorsal striatum and anterior cingulate cortex. Reutskaja, Lindner, Nagel, Andersen, & Camerer Nature Human Behaviour (2018) Oct. 1. 2018
Waarschijnlijk is dit punt voor mensen met LVB eerder bereikt maar dat zou nader onderzoek moeten uitwijzen
49
Ze kunnen het wel maar ze doen het niet! (of niet?)
Snel schakelen
Stress
Toxische stress
Afwijkend Gedrag
Abnormaal gedrag in normale omstandigheden
Organisme en omgeving
Psychiatrische en gedragsproblemen: epidemiologie, risicofactoren en beloop
- Mensen met LVB hebben veel meer risicofactoren en minder beschermende factoren dan normaal begaafde leeftijdsgenoten
- Syndromale en neurologische aandoeningen
- LVB-specifiek: gevolgen van handelingen niet goed kunnen overzien, zelfsturing, te weinig begeleiding/hulp/toezicht, verschil kunnen -aankunnen, neuropsychologische factoren, profielen, etc (????)
Groot aantal risicofactoren
Theorievorming• Sociale informatieverwerking: cognitieve verstoringen, beperkt
probleemoplossend vermogen• Stressregulatie problemen• Hechting: onveilig gehecht & stress • Leertheorie: aangeleerde gedragspatronen, inadaptief gedrag• Biologisch: syndromen, neuropsychiatrie• Sociale vaardigheden: wensen kenbaar maken, controle hebben • Systeem/interacties: interacties met opvoeders/begeleiders• Ontwikkelingsfactoren: (niet) aansluiten bij sociaal-emotioneel
ontwikkelingsniveau• ACE• Etc.
Voorbeeld: Gedragsproblemen bij kind en jeugd (studies Dekker et al.)
• 3-4 x meer kans vergeleken met leeftijdsgenootjes
Beste voorspellers:
• Ontoereikende adaptieve vaardigheden/moeite met sociale aanpassing
• Gezinsproblemen, psychische problemen ouder(s), lage SES, een-oudergezin(meisjes)
• Belastende levensgebeurtenissen
communicatievalkuilen
Waarom zijn leerlingen met LVB kwetsbaar in communicatie?
• Inschikkelijkheid: (compliance) neiging om (onder druk) zich te conformeren, terwijl dit niet strookt met de eigen kennis of eigen moraal (sociale druk, opkijken, stress verminderen)
• Acquiescence (instemmingstendentie): persoon heeft de neiging om met alle vragen akkoord te gaan of ze steeds positief te bevestigen (ja-zeggers)
Acquiescence
Finlay & Lyons, 2002.
De neiging om in te stemmen of ja te zeggen bij stellingen of vragen, ongeacht de inhoud.
Acquiescence
• Cognitieve mogelijkheden
• Psychologische neiging– Submissiveness
– suggestibility
• De context van een interview
• Alleen bij mensen met een LVB?
Bentler, Jackson, & Messick, 1971; Sigelman, Budd, Spanhel, & Schoenrock, 1981; Gudjonsson, 1990; Krosnick, 1991; Perlman, Ericson, Esses, & Isaacs, 1994;.
Everington & Fulero, 1999; Finlay and Lyons, 2002; Karpinski & Scullin, 2009; Aichholzer, 2015.
Acquiescence bij participanten met en zonder LVB
Average acquiescence score with the 11-item scale
Group 1 (IQ 50-85) Group 2 (IQ > 85) Independent t
test
M (SD) N M (SD) N P
Total score 2,284 (2,088) 67 .338 (.614) 68 .000*
Diagnostiek: Waarom functioneert de leerling op dit niveau?
Onderzoeken WAAROM iemand functioneert op het niveau van een LVB.Nader onderzoek naar:1. Aandacht2. Informatie verwerken3. Plannen / onthouden4. Leren en opgedane kennis5. Andere verklaringen (medisch, psychologisch, sociaal)
62
Diagnostiek: Waarom functioneert de leerling op dit niveau?
Onderzoeken WAAROM betrokkene functioneert op het niveau van een LVB.Nader onderzoek naar:
Levens- en leergeschiedenis
Ouder- kind relatie
Onderwijskwaliteit (afstemming op deze persoon)
Functioneren ouderlijk gezin
Ondersteunende kwaliteit van de sociale context
63
De SAF en de VALT
Ontwikkelen van de SAF samen met GGD Amsterdam
➢ Zicht krijgen op de mate waarin psychosociale problemen en een licht verstandelijke beperking (LVB) zich voordoen onder de Amsterdamse jeugd.
➢ Kinderen met LVB kunnen ernstige gedrags- en emotionele problemenontwikkelen wanneer ze te weinig ondersteuning krijgen bij hun problemen. We zien nogal wat kinderen met LVB in sociaal achtergeblevenomstandigheden die zich niet optimaal kunnen ontwikkelen.
➢ Onwikkelen van de SAF (Schaal Adaptief Functioneren)➢ drie subschalen: conceptueel, sociaal en praktisch➢ Een uitslag op de SAF is een goede voorspeller voor een LVB van leerlingen
in groep 5 van het BO
getrapte screeningsmethode
1) de cito-scores en SDQ-scores (‘Strengths and Difficulties Questionnaire’; prosociaal gedrag) van leerlingen in groep 5 en 6 van het basisonderwijs. Wanneer leerlingen ‘mogelijk-LVB’ dan
2) het invullen van een Instrument Sociaal Aanpassingsvermogen (ISA-basisonderwijs; Instrument Social Adaptation) door de leerkracht in het basisonderwijs (inclusief herhaalmeting van dit Instrument Sociaal Aanpassingsvermogen. De leerlingen die daarna als ‘waarschijnlijk-LVB’, worden geboekstaaft vervolgens
3) een uitgebreide intelligente intelligentietest om na te gaan of er daadwerkelijk sprake is van LVB plus verkorte WISC III.
Gekozen is om ons te richten op kinderen vanaf groep 5 (8-9 jaar)
◼ Piaget’s theorie: kinderen in deze leeftijdsgroep zich middenin de zogenaamde ‘concreet-operationele’ fase. Tijdens deze fase kunnen kinderen maken gebruik maken van alle typen kennis (fysieke, logisch-rekenkundige en sociale kennis) om zo op een hoog niveau te presteren.
◼ Intelligentie is tijdens deze fase gebaseerd op een logische en systematische manipulatie van concrete objecten en van gerelateerde symbolen.
◼ Op deze leeftijd vinden kinderen het ook leuk om problemen onafhankelijk op te lossen (zonder gebruik van hulp van volwassenen) en zijn ze in staat om zich voor langere tijdsperioden te concentreren op taken.
◼ Op jongere leeftijd (in de pre-operationele fase) worden intelligentie-uitingen nog sterk bepaald door de taalontwikkeling (Lutz & Huitt, 2004).
Screener voor adaptief functioneren (SAF)
Conceptueel:
◼Heeft een instructie vaak opnieuw nodig om een taak te begrijpen.
◼Heeft moeite om een verhaallijn te volgen.
Sociaal:
◼Troost een verdrietig vriendje/vriendinnetje.
◼Lijkt zich in een ander te kunnen verplaatsen.
Praktisch:
◼Controleert taak (kijkt eigen werk na).
◼Maakt taak onvoldoende zorgvuldig af.
Maar dan blijft de vraag
Waarom functioneert deze leerling op het niveau van een LVB?
70
Intelligentie: CHC modelGf: fluid intelligence
Redeneren in nieuwe situaties; meer cultuurfair dan Gc
Gc: crystalised intelligence
Vaardigheid om zich kennis, aanwezig in de cultuur, eigen te maken en effectief toe te passen
Gsm: korte termijn geheugen
Gv: visuele informatieverwerking
Ga: auditieve informatieverwerking
Glr: lange termijngeheugen
Gs: verwerkingssnelheid
Executieve functies
DENKEN
Werkgeheugen
Planning
Prioritering
Organisatie
Time management
Metacognitie
DOEN
Respons inhibitie
Emotie regulatie
Volgehouden aandacht
Doelgerichtheid
Flexibiliteit
Taak initiatie
71
Maar
Op moment van samenstellen van de screener (2015/16) was er nog geen volledig kant en klaar pakket op de markt.
Daarom zijn we zelf gaan knutselen.
We hebben de screener de VALT genoemd (Verkorte Adaptieve Leertest).
We hebben gebruik gemaakt van subtests uit verschillende intelligentietesten.
72
73
Naglieri & Das (1997, 2005)
Gebaseerd op de theorie van Luria
Planning, Attentie, Simultane en
Successieve informatieverwerking (PASS)
Toegepast in de CAS
(Cognitive Assessment System)
In het boekje LVB? Daar kun je wat mee! staat
Simpele oplossing voor die professionals die deze
Test niet hebben om toch aan de 3 benodigde subtests te
komen
74
Want dan blijft de vraag
Waarom functioneert deze leerling op het niveau van een LVB?
Verkorte adaptieve Leertest (VALT)Intelligentietest Subtest
WISC-III (Wechsler IQ-test voor kinderen
van 6 tot 17 jaar)
• Substitutie
• Informatie
• Woordkennis
• Cijferreeksen voorwaarts
nazeggen
• Blokpatronen
• Ontbrekende figuren
• Cijferreeksen achterwaarts
nazeggen
RAKIT-2 (Revisie Amsterdamse Kinder
Intelligentietest 2 voor kinderen van 4-11
jaar)
• Woordbetekenis
• Vertelplaat
CAS (Cognitive Assessment Sytem voor
kinderen van 5-18 jaar)
• Woordreeksen nazeggen
• Ontbrekende figuren
• Coderen
Verkorte Adaptieve Leertest (VALT)SUBTEST 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
01. Substitutie x
02. Informatie x
03. Woordkennis x
04. Woordbetekenis x
05. Cijferreeksen vooruit x
06. Woordreeksen nazeggen x
07. Ontbrekende figuren x
08. Blokpatronen x
09. Onvolledige tekeningen x
10. Coderen x
11. Cijferreeksen achteruit x
12. Vertelplaat x
Verkorte Adaptieve Leertest (VALT)SUBTEST
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
A. Aandacht (01) x
B. Crystallized intelligence (02, 03, 04)
x
C. Succesieve informatieverwerking en SMT (05, 06)
x
D. Fluid Intelligence (07) x
E. Simultane informatieverwerking (07, 08, 09)
x
F. Executieve functies (10, 11, 12)
x
Mogelijk dat we de subtestsvan de VALT kunnen vervangendoor subtests uit de WISC-V of de IDS-2 maar dat moet nog onderzocht worden
79
IDS2 (Hogrefe)
80
Heel veel praktische tips
• Gebruik bij het aanleren van planningsvaardigheden eerst dingen die de leerling wil hebben
of doen.
• Spoor de leerling aan om aan te geven wat als eerste moet gebeuren, zodat hij leert
prioriteren. Stel wanneer de taak gedaan is hier een beloning tegenover; “Als je de
belangrijkste taken gedaan hebt, mag je…”.
• Maak gebruik van agenda’s en laat leerlingen daar iedere les notities in plaatsen, ook de
notitie “geen” is mogelijk als er niks hoeft te gebeuren.
• Wijs werkdagen toe voor lange termijn projecten. Bijvoorbeeld door vaste momenten in te
roosteren in de schooldagen waarop leerlingen werken aan een werkstuk/ tekening/ ander
project dat meer tijd in beslag zal nemen.
• Doe elke donderdag een controle van de cijfers (vanaf groep 7), zodat leerlingen een
realistisch beeld krijgen van hun cijfers. Door de leerlingen inzicht te verschaffen in hoe zij
ervoor staan en wat voor cijfers zij halen, kunnen zij inschatten hoe hard zij moeten werken
om een goed/beter cijfer te halen.
6.5.6.1 Plannen en organiseren Met het plannen en organiseren wordt het vermogen om gedachten, taken, spel en opbergruimtes te organiseren bedoeld. Leerlingen die moeite
hebben met plannen en organiseren, zijn slecht in het opdelen van een taak in kleinere deeltaken. Daarnaast hebben zij moeite met het structureren van nieuwe informatie, die in hun gedachten niet in een bepaalde categorie of hiërarchie wordt ingedeeld.
Tips voor het klassenmanagement en de klasseninrichting
Testen en interventies hebben past zin als je geïnvesteerd hebt in
Een veilige alliantie
Meer info over diagnostiek bij LVBRichtlijn DiagnostischOnderzoek LVB
Aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en afnemen van diagnostische instrumenten bij mensen met een licht verstandelijke beperking
Jolanda Douma, Xavier Moonen, Linda Noordhof, Albert Ponsioen, juni 2012
http://www.kenniscentrumlvb.nl/
Afstemmen van de communicatie
➢Veel mensen met LVB hebben een geringe woordenschat en hebben moeite met het onthouden en verwerken van verbale informatie; daarnaast kunnen zij ook moeite hebben met communiceren
➢Daarom: vereenvoudig het taalgebruik; controleer of de hulpverlener en persoon met LVB elkaar begrijpen; gebruik visuele ondersteuning
Taal: wat wij doen als wijmerken dat mensen ons niet begrijpen
•Harder praten
•Uitleggen (meer taal)
•Voorbeelden geven
85
LVB of
(zeer) lage taalvaardigheden
86
Mensen met (zeer) lage taalvaardigheden
2,5 miljoen mensen laaggeletterd = ca 18% bevolking:
• Moeite met lezen, schrijven en/of rekenen
• Moeite met functioneren in maatschappij:
✓toepassen van informatie
✓Probleemoplossend vermogen
Mensen met (zeer) lage taalvaardigheden
• Mogelijke oorzaken:
✓Taalarme thuisomgeving
✓Weinig opleiding gehad
✓Onvoldoende aandacht en begeleiding op school
✓Verwaarlozen taalvaardigheden
✓Beperkingen: hersenletsel, LVB, dyslexie
✓Combinatie
Mensen met (zeer) lage taalvaardigheden
• Vaak verborgen
• Trucjes
• Geletterdheid is contextgevoelig
• Onbekende context lagere geletterdheid, bijv. medische
wereld
• 31% van laaggeletterden LVB
Begrijpen Spreken
Luisteren Lezen Productie Gesprekken voeren
A1
Begrijpt vertrouwde
uitdrukkingen en
eenvoudige zinnen als
er heel langzaam en
duidelijk gesproken
wordt.
Kan vertrouwde
namen, woorden en
zeer eenvoudige zinnen
begrijpen in
standaardteksten als
mededelingen, posters,
catalogi.
Kan zich uitdrukken in
losse woorden en in
korte, eenvoudige
zinnen over concrete
zaken uit de eigen leef-
of werkomgeving.
Kan deelnemen aan
eenvoudige
gesprekken in situaties
die veel voorkomen in
het dagelijks leven en
op de werkplek.
A2
Begrijpt de
belangrijkste punten
van korte en
eenvoudige
boodschappen en
aankondigingen als er
langzaam en duidelijk
gesproken wordt.
Kan korte en
eenvoudige teksten
lezen over concrete
onderwerpen uit de
eigen werk- of
leefomgeving.
Kan in eenvoudige
bewoordingen een
beschrijving geven van
mensen, leef- en
werkomstandigheden,
dagelijkse routines
enzovoort.
Kan korte gesprekken
voeren in standaard-
situaties. Kan vragen
stellen en
beantwoorden en
ideeën en informatie
uitwisselen over
vertrouwde
onderwerpen in
voorspelbare,
alledaagse situaties.
B1
Begrijpt feitelijke
informatie over veel
voorkomende
onderwerpen uit
dagelijks leven en
werk.
Kan feitelijke teksten
over onderwerpen uit
de eigen werk- of
leefomgeving lezen
met een redelijke mate
van begrip.
Kan een eenvoudige
uiteenzetting geven
over vertrouwde
onderwerpen uit de
eigen leef- en
werkomgeving.
Kan met redelijk gemak
deelnemen aan
gesprekken over
onderwerpen uit het
dagelijkse leven,
gericht op het
onderhouden van
sociaal contact en het
regelen van zaken.90
Europese taalniveausOm het taalonderwijs binnen Europa op elkaar af te stemmen en een platform te hebben waarop taalkwalificaties op Europese schaal erkend kunnen worden, is in 1998 het Europees Referentiekader voor de moderne talen verschenen. Het Referentiekader is in opdracht van de Raad van Europa opgesteld.ReferentiekaderHet Referentiekader beschrijft een Europese schaal van taalvaardigheid in zes niveaus voor de beheersing van diverse vaardigheden, zoals luisteren, spreken en schrijven. Er zijn drie niveaus (A, B en C) en ieder niveau is weer onderverdeeld in twee subniveaus (1 en 2).
A is voor de basisgebruiker (beginner)B is voor de zelfstandige gebruiker (gevorderde)C is voor de vaardige gebruiker (zeer gevorderde)
Website: NIOW de taalexperts
Belang van begrijpelijke taal
Figuur 1: verschil aanbod en ontvanger leesniveau van overheidsteksten – een bewerking van de figuur van
Stichting Accessibilty (g.j.).
0% 0%5%
15%
75%
5%5%
15%
40%
25%
15%
0%
A1 A2 B1 B2 C1 C2
aanbod
lezer
Taal voor allemaal ©• Aanpak voor (zeer) lage taalvaardigheden (A1 en A2 niet B1)
• Prof. Dr. Xavier Moonen UvA – Zuyd –Koraal
• Team: Tessie Wittelings, Karin Cortenbach, Enid Reichrath, Frank Hovens,
• Gemeente Maastricht, Amsterdam, Vgn, Platform 31, onderzoek
• Kunst van het schrappen
• Geen ’gouden’ standaard – iedere keer op maat
• Afgestemd op lezersgroep, eventuele voorkennis, interesses
Waarom we dit doen1. Zoveel mogelijk mensen begrijpen de boodschap
2. Iedereen heeft recht op begrijpelijke informatie
3. Inclusie
4. Vermindering vragen en ‘no shows’, verkorting processen
5. Product moet door bepaalde groepen niet negatief beoordeeld worden
Er is geen vast ‘recept’ voor Taal voor allemaal
Ieder taalproduct is anders en kent een bepaalde doelgroep ontvangers
Het is meer dan louter de regels toepassen
Zal steeds onderlinge afstemming vergen
Taal voor allemaal ©
1. Regels voor woorden, zinnen, teksten, getallen en tekens, opmaak, papier, plaatjes
2. Gebruik beeldmateriaal
3. Beoordeling concept taalproduct door eindgebruikers
4. Wetenschappelijk onderzoek
De regels voorTaal voor allemaal +
Voor mensen met lage taalvaardigheden
Taal voor allemaal ©: beeld
• Plaatjes:• zijn ondersteunend aan de tekst• leiden de aandacht niet af• hebben risico voor onbedoelde associaties • Bij voorkeur zo dicht mogelijk bij waarheid
• Schema’s en tabellen zijn moeilijk
Taal voor allemaal ©: beoordeling
• Lezers van beoogde doelgroep(en)
• A1 en A2 lezers:• Wat is moeilijk, wat is makkelijk
• Wat vinden ze van tekst en de plaatjes
• Free recall, vragen, sorteertaak, schemataak
• Onthouden, terug zoeken en begrijpen
• B1 lezers: voldoende aansprekend/ niet kinderachtig
• Makers van product bepalen wat wel/niet aangepast wordt
Taal voor allemaal © varianten
• Taal voor allemaal → zeer lage taalvaardigheden
• Taal voor allemaal op maat → specifieke lezersgroep
• Taal voor allemaal + → lage taalvaardigheden
• Combinatie voor gemengde groep
10 vragen – vóór je begint1. Wie is je lezer?
• Kind en/of volwassene
• Homogeen versus heterogeen wat betreft leesniveau – welke leesniveau?
• Voorkennis
2. Wat is het doel van de informatie?
3. Wat is de belangrijkste boodschap – de kern?
4. Welke informatie voegt niets toe/ leidt af van de boodschap/ roept vragen op?
5. Welk medium kan ik het best gebruiken
6. Welke woorden kunnen ook makkelijker gezegd worden?
7. Welke plaatjes ondersteunen de boodschap?
8. Welke opmaak nodigt uit tot lezen?
9. Wat vinden de beoogde lezers? (3 tot en met 8)
10. Moeten we doorgaan of stoppen?
A professionals guide to succes
• Moeite met prioriteren
• Trager
• Kleiner werkgeheugen
• Moeite met verbale input
• Inhibitieproblemen
• Negatieve interpretatie sociale informatie
• Overschatten mogelijkheden
• Negatief zelfbeeld
• Moeite met zelfregulering
• Moeite met generalisatie
• Maak samen keuzes
• Neem meer tijd
• Doe minder
• Laat meer zien
• Hele kleine stappen
• Leg uit, bespreek, geef aanwijzingen
• Vraag om het te laten zien
• Beloon en stimuleer
• Begrens
• Oefen heel veel en betrek het sociale netwerk
Wat zei die ook al weer?
Vragen?
X.M.H.Moonen@uva.nl