Post on 10-Mar-2020
HOOFDSTUK 1: WAT IS FILOSOFIE
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Negatieve definitie van filosofie
Belangrijk is dat deze worsteling tussen mythologie en filosofie eigenlijk nog altijd aan
de gang is (Ricoeur).
Enkele familiegelijkenissen tot dusver:
(a) KRITISCH (ontmaskerend)
(b) RATIONEEL
(c) MATELOOS (cf. Machery)
(d) SYSTEMATISCH
HOOFDSTUK 2: RENÉ DESCARTES, FILOSOOF
NOTA’S BIJ POWERPOINT
De wetenschappelijke revolutie: Galilei
Zeven planeten: Aarde, Maan, Zon, Mercurius, Venus, Mars en Jupiter
HOOFDSTUK 3: DE GEEST IN DE MACHINE
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Inleiding: problemen en oplossingen: ziel/geest en lichaam
Nu zal u zeggen: met uw beperkte verstandelijke capaciteiten is ieder debat
ingewikkeld. Los daarvan zou ik minstens enkele weken tijd nodig hebben om de
finesses van alle theorieën in het debat te begrijpen. En misschien ook wel een paar
honderd euro, want door haar techniciteit is het debat niet altijd even boeiend.
Descartes’ demon: Arnond Geulinckx
Zeven planeten: Aarde, Maan, Zon, Mercurius, Venus, Mars en Jupiter
De mens een machine: Julien Offray de Lamettrie
Iets zeggen over citaat over Freud, waarin die gewaardeerd wordt omwille van zijn
aandacht voor het lichamelijke, onstuimige, passionele, wilde, ...
De mens een machine: l’homme machine
Onderwerpen: ethiek (natuurwet): dieren kennen ook morele gevoelens (zoals
schaamte en spijt, en wroeging, maar ook altruisme etc); theologie: net als de ziel is
God een overbodig principe (eerder agnostisch dan atheïstisch)
Het materialisme vandaag: achtergrond
Materialisme houdt in dat mentale toestanden, gebeurtenissen en processen
identiek zijn met fysische toestanden, gebeurtenissen en processen in de hersenen.
Het materialisme vandaag: waarom materialisme?
(1) Past niet in een naturalistisch wereldbeeld (hocus-pocus)
(2) Scheermes van Ockham
(3) Geslotenheid van causale systemen
Een aanval op het gezond verstand
Niet alleen probleem van complexiteit, maar ook van kwaliteit
Een aanval op het gezond verstand: common sense
(1) Past niet in een naturalistisch wereldbeeld (hocus-pocus)
(2) Scheermes van Ockham
(3) Geslotenheid van causale systemen
HOOFDSTUK 4: FRIEDRICH NIETZSCHE, FILOSOOF
MET DE HAMER
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Een grote oorlogsverklaring: anti-platonisme
Twee tegenargumenten
(1) Kennis is ook mogelijk zonder ideeënwereld (zie Aristoteles)
(2) Uit Plato’s redenering volgt niet dat de ideeënwereld interessanter of
belangrijker is dan de zintuiglijke wereld – dat is een keuze die Plato maakt.
Een grote oorlogsverklaring: anti-christendom
Moraal: geheel van normen en waarden die gedeeld worden door een bepaalde
groep, dat wil zeggen de verzameling van geschreven en ongeschreven
gedragsregels waaraan de leden van die groep zich moeten houden.
Het grootse leven: foto
Nietzsches zus Elisabeth krijgt hoog bezoek in de Nietzsche-archieven: Hitler himself
komt haar de hand schudden.
HOOFDSTUK 5: CYNISME
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Inleiding: een bende marginalen
Drie doelstellingen
(1) Nietzsches levensfilosofie komt niet uit de lucht vallen
(2) Een inleiding in het cynische ‘denken’ (en vooral ‘doen’)
(3) Aantonen van hedendaagse relevantie van cynische/Nietzscheaanse
levensfilosofie
Waarom werd het cynisme als marginaal gezien?
Hegel zei, over Diogenes: ‘Bij hem kreeg het cynisme veeleer de betekenis van een
levenswijze dan die van een filosofie. Er zijn over hem alleen maar anekdoten te
vertellen.’
Typerend dat ‘levenswijze’ zo radicaal onderscheiden werd van ‘filosofie’. Nochtans
is het cynisme meer anekdotiek. Het is enerzijds een brutale, vrolijke wetenschap, en
anderzijds een doeltreffende, praktische wijsheid.
Hondse figuren: achtergrond
Allianties met
(a) Socrates (via Antisthenes, die leerling was van Socrates)
(b) Christendom (het prediken, zeker in milde vorm bij latere cynici)
(c) Revival van het Griekse gedachtegoed in antieke Rome,...
Ik probeer ‘harde kern’ van cynisme te identificeren, door te concentreren op de
figuur van Diogenes, een van de eerste cynici.
Hondse figuren: kunikoi
Hondenleven: een natuurlijk leven, zonder veel luxe, met als doel
‘autarkeia’/onafhankelijkheid (vandaar ook het ascetische). Daar eindigt het niet:
het zijn ook predikanten; ze willen andere overtuigen van hun levensstijl.
Hondse figuren: figuur Diogenes
Cartoon van Paul Ollswang
Wedijveren in de onbeschoftheid: kritische preken
Twee argumenten
(1) Het is een taboe als een ander, en elk taboe is werk van mensenhanden
(relativistisch argument) – het had ook anders kunnen zijn. Het taboe op
kannibalisme is dus niet door God gegeven
(2) Het is een taboe dat voortvloeit uit spiritualisme en dualisme, omdat het te
maken heeft met ofwel een geloof in de wederopstanding van het lichaam,
ofwel een geloof in de verwevenheid van ziel en lichaam (en dus ook in het
afzonderlijke bestaan van de ziel) (materialistisch argument).
Wedijveren in de onbeschoftheid: aanstootgevend gedrag
Voorbeeld: hedonisme (men moet de begeerte gehoorzamen om haar beter te
kunnen vergeten)
Heerszucht van de begeerte.
Wedijveren in de onbeschoftheid: provocerende dialoog
Twee verschillen tussen socratische dialoog en cynische dialoog
(1) Het is Alexander die vragen stelt, niet Diogenes – bij Socrates is dat andersom
(2) Diogenes wil trots van A. krenken, wilt zijn zelfbeeld doorprikken, terwijl het bij
Socrates altijd gaat om kennis (wegleiden uit de onwetendheid)
Dat is precies het spel van Diogenes: de trots van zijn gespreksgenoot raken, hem tot
de erkenning dwingen dat hij niet is wat hij beweert te zijn, wat iets heel anders is
dan de socratische poging iemand te laten zien dat hij niet weet wat hij beweert te
weten.
Kortom: de socratische dialoog is harmonieus samenspel, terwijl de cynische dialoog
meer op een gevecht lijkt
HOOFDSTUK 6: CHARLES DARWIN
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Darwins gevaarlijke ideeën: natuurlijke selectie
Fittest is niet ‘de sterkste’ (verkeerde vertaling), maar wel de meest aangepaste.
Domheid en doelmatigheid: teleologie
Doelmatigheid/doelgerichtheid: eigenschappen zijn doelmatig wanneer ze geschikt
zijn voor het doel waarvoor ze gemaakt zijn.
Domheid en doelmatigheid: Darwinisme
Een natuurlijke doelgerichtheid...
Functie van een eigenschap is met andere woorden de reden waarom NS die
eigenschap geselecteerd heeft.
Noodzakelijkheid en vooruitgang: tegen noodzakelijkheid
Idealiter: empirische test,
Bij gebrek aan beter: theoretische argumenten
Convergente evolutie: een evolutionair proces waarbij soorten die niet nauw met
elkaar verwant zijn, onafhankelijk van elkaar toch zeer gelijkaardige eigenschappen
ontwikkelen als antwoord op een gelijkaardige uitdaging in hun natuurlijke
omgeving.
HOOFDSTUK 7: EVOLUTIEPSYCHOLOGIE
NOTA’S BIJ POWERPOINT
De evolutiepsychologie en haar grenzen: de steentijd
Eerste argument: we kennen misschien wel een aantal adaptieve problemen
waarmee onze steentijd-voorouders worstelden, maar voor elk van die problemen
zijn er een aantal oplossingen. En onze kennis over de anatomie, fysiologie en
gedrag van onze voorouders is te beperkt om te voorspellen welke oplossing de
meest waarschijnlijke is.
Evolutie en de menselijke natuur
Niet zozeer de vraag naar plaats van mens in de kosmos, of in het dierenrijk (zoals in
punt 5), maar eerder: wat is eigenheid van de mens? Wat is zijn natuur?
Beide vragen overlappen elkaar natuurlijk, in die zin dat de vraag naar de plaats
van de mens in het dierenrijk ook altijd een vraag is naar wat de mens dan
onderscheidt van de andere dieren.
Maar waarin liggen dan die verschillen? Twee totaal tegengestelde antwoorden, en
toch allebei geïnspireerd door het darwinisme...
Een menselijke natuur: David L. Hull (NEE!)
Eeuwenlang hebben filosofen geprobeerd om essentie van mens te definiëren,
onder andere door naar de biologie te verwijzen. Alle mensen zouden volgens hen
gelijk zijn, althans op cruciale punten, en die gelijkenissen zouden op een of andere
manier verankerd liggen in onze natuur.
Hull is het daar grondig mee oneens. Biologische soorten zijn volgens hem geen
natuurlijke soorten, dat wil zeggen dat ze niet gedefinieerd kunnen worden aan de
hand van ‘essenties’, en dat geldt uiteraard ook voor de mens. Er is niet zoiets als
een unieke essentie die gedeeld wordt door alle mensen, en enkel door mensen.
Misschien zijn er hoogst uitzonderlijk wel eens een aantal universele eigenschappen
die enkel voorkomen bij de mens, maar dan mag men niet vergeten dat die
eigenschappen, zeker in het licht van onze evolutionaire voorgeschiedenis,
veranderlijk zijn, contingent, en bovendien zeer zeldzaam. Soorten veranderen – dat
was precies één van Darwins ‘gevaarlijkste’ ideeën.
Denk even terug aan één van de premissen in de redenering die Darwin leidde naar
het principe van natuurlijke selectie: er is variatie in de levende natuur, en die
variatie (fenotypisch + genotypisch) is om verschillende redenen essentieel. Het is de
brandstof van natuurlijke selectie, de munteenheid waarmee ze werkt. Als er al iets
bestaat als een essentie van een soort, dan is het wel dat elke soort gekenmerkt
wordt door een enorme variatie.
En er valt wel wat te zeggen voor Hulls stelling. Nietzsche zei al dat menselijkheid een
vooroordeel is waarvan dieren in ieder geval geen last hebben. Het darwinisme
heeft inderdaad komaf gemaakt met een aantal hardnekkige illusies over de
vermeende essentie en uniciteit van de mens. Het enige criterium waaraan een
organisme moet voldoen om ‘toegelaten’ te worden tot de soort mens (Homo
Sapiens) is dat het deel uitmaakt van het complexe reproductieve netwerk van
menselijke verhoudingen. Het mag daarbij allerlei vreemde gedragingen en
gedachten vertonen, en zelfs fysieke afwijkingen, maar het blijft een lid van de
menselijke soort. Zodra men concrete kenmerken begint op te lijsten komt men in de
problemen, en moet men zich in allerlei bochten wringen om pakweg dementen of
dyslectici toch als mensen te kunnen beschouwen.
De idee van een menselijke natuur is altijd erg populair geweest, zowel in de filosofie
als daarbuiten, en wellicht om goede redenen. Een van die redenen is dat elk
concept van een menselijke natuur ook altijd een normatief concept is. Beweren
dat deze of gene eigenschap deel uitmaakt van de menselijke natuur, verwijst
mensen die die eigenschap ontberen naar de periferie van de menselijke soort
(‘mislukkelingen’), of naar de ‘lagere diersoorten’ (‘een beest’, ‘een onmens’).
Opvattingen over wat de menselijke natuur precies inhoudt zijn daarom zeer leerrijk,
in die zin dat ze ons iets vertellen over de tijdsgeest. Homoseksualiteit werd
bijvoorbeeld lange tijd als een ziekte gezien – terwijl het vandaag de dag
beschouwd wordt als een van de vele variante mogelijkheden in het rijk der seksuele
voorkeuren.
Evolutie en de menselijke natuur: Engelse tekst
‘If evolutionary theory has anything to teach us, it is that variability is at the core of
our being. Because we are a biological species, and variability is essential to
biological species, the traits which characterize us are likely to vary, our own
essentialist compulsions notwithstanding’ (Hull 1986, 388).
De menselijke natuur: wie heeft gelijk?
Voorbeeld van taal & taalverwerving: men zou kunnen argumenteren dat taal een
cruciale eigenschap is van de menselijke natuur, of, met andere woorden, dat taal
een uniek menselijke eigenschap is. Nu zijn er uiteraard heel wat mensen die, om
verschillende redenen, niet in staat zijn om te spreken, of om talige uitingen te
verstaan. Het probleem stelt zich dan dat zulke mensen per definitie uitgesloten zijn
van de menselijke soort.
Maar wie zal er willen beweren dat doven, stommen en doofstommen geen mensen
zijn? Dus wordt er naarstig naar uitwegen gezocht. Een van die uitwegen is dat zulke
individuen wel mensen zijn in die zin dat ze potentieel talige wezen zijn: als ze de
nodige genetische of neurofysiologische uitrusting hadden, en als ze in deze of gene
omgeving waren opgegroeid, dan zouden ze zeker taal gebruiken. Maar met deze
redenering stelt zich een nieuw probleem, want ze geldt ook voor pakweg een
chimpansee. Als je een chimpansee een beetje kan ‘uitbouwen’, en je stuurt er een
team van orthopedagogen op af, dan is de kans ook groot dat ‘ie zal kunnen
spreken. Maar zullen we het dier dan meteen een mens noemen?
Het lijkt er met andere woorden op dat eender welke conceptie van een menselijke
natuur onvermijdelijk een zeer ‘dunne’ conceptie zal zijn, in die zin dat de
verzameling van eigenschappen die zogezegd ‘typisch menselijk’ zouden zijn, erg
bescheiden zal zijn. Het argument van variatie is te krachtig om ook maar een vage
beschrijving te geven van een menselijke natuur.
HOOFDSTUK 8: SIGMUND FREUD
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Korte biografie: Sigmund Freud
Mythomaan!
Meer nog dan goede titel bij een matig boek.
Goed voorbeeld van impact: we kunnen ons niet inbeelden dat er iemand twijfelt
aan de gedachte dat er onbewuste mentale toestanden bestaan. En die twijfel was
nochtans legio, zowel voor als na Freud.
Zelfbedrog en het onbewuste: een filosofische claim
Drie krenkingen
Radicale aan Freud: dat er zoiets bestaat als ‘onbewuste mental toestanden’. Vele
filosofen (waaronder uiteraard Descartes) hadden ‘het mentale’ (VERLANGENS,
GEDACHTEN, PIJN,...) precies gedefinieerd als ‘het bewuste’ – iets kan voor hen maar
mentaal genoemd worden wanneer het ook bewust is. Misschien wat moeilijk voor
ons om ons in te beelden dat daar ooit discussie over bestaan heeft. Er zijn nochtans
heel wat belangrijke filosofen, psychologen en psychiaters die, voor en na Freud,
beweerd hebben dat er niet zoiets kan bestaan als onbewuste mentale toestanden.
Voorbeeld van malafide autoverkoper: die weet iets dat ik niet weet (met name
dat...) – maar zelfbedrog?
Contradictio in terminis: vierkante cirkel etc
Vergelijking met waterverspilling en waternood in arme landen – wij nemen water als
evidentie, net zoals we het evident vinden dat er zoiets bestaat als onbewuste
mentale toestanden. En dan pleidooi voor historiserende attitude: alleen
geschiedenis leert ons hoe absurd de stelling van Freud is.
Zelfbedrog en het onbewuste: Engelse tekst
Niet alleen empirische claim (mensen zijn zich niet altijd bewust van wat ze doen;
hun drijfveren zijn niet altijd toegankelijk voor het bewustzijn), maar ook conceptuele
claim (mentale > bewuste; we moeten ook aannemen dat er onbewuste mentale
toestanden bestaan, en categorie van ‘mentale’ dus vergroten).
Zelfbedrog en het onbewuste: hypnose
Conceptuele innovatie, maar ook: belangrijke wetenschappelijke claim.
Zelfcensuur: gedachten die onuitvoerbaar, onaangenaam, onnozel, zinloos,
weezinwekkend, gruwelijk, immoreel,...
Zelfbedrog en het onbewuste: tekening verdringing
Filosofische revolutie!
Vergelijk zelfcensuur met Berlijnse muur
HOOFDSTUK 9: INTELLIGENT DESIGN
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Inleiding
U kent de geschiedenis wel: studente vraagt medewerking van Engelse
evolutiebioloog en aarts-atheïst Richard Dawkins om hulp bij opzetten van een
campagne tegen het geloof: ‘There’s probably no God. Now stop worrying and
enjoy your life’. Met onderliggende boodschap: het geloof belet u om te genieten
van het leven. En volgens Dawkins volgt het atheïsme rechtstreeks uit het
darwinisme: als je gelooft in evolutie, kan je niet geloven in God. Wat interessant is, is
dat woord ‘probably’. Dat is een merkwaardig genuanceerde stelling voor een
kruisvaarder als Dawkins – ‘probably’ neemt heel wat plaats in, en elke centimeter
kost geld. Er zal dus wel over nagedacht zijn. Maar de stelling is juist: ik zal aantonen
dat het darwinisme hoogstens aantoont dat we ons beeld van God een beetje
moeten bijstellen.
Overzicht
(1) Verschillende wetenschappen zijn in strijd met geloof: geologie (hoe oud is
de aarde?), fysica (welke andere stof is er dan fysische stof? ), enzovoort.
Maar met het Darwinisme ligt dat extra gevoelig. Dat heeft wellicht te maken
met wat in les over Darwin aan bod kwam, met name dat darwinisme een
fenomeen kan verklaren dat traditioneel beschouwd werd als ultiem bewijs
voor het bestaan van God. Maar betekent dat dat het Darwinisme ook
aantoont dat God niet bestaat? Dat is het onderwerp van deze les.
(3) Darwin zelf was deïst
(6) En aan het eind van de les zal ik aantonen dat deze les volstrekt overbodig
was – heel wat gelovige filosofen hebben geprobeerd om het geloof los te
koppelen van de wetenschap. Volgens hen gaat het om verschillende
taalspelen, en is het volstrekt zinloos om een debat tussen beide te
organiseren.
Een wetenschappelijke controverse: maar…
An irreducibly complex structure is defined as ". . . a single system composed of
several well-matched, interacting parts that contribute to the basic function, wherein
the removal of any one of the parts causes the system to effectively cease
functioning." (Behe 1996a, 39) Why would such systems present difficulties for
Darwinism? Because they could not possibly have been produced by the process of
evolution:"An irreducibly complex system cannot be produced directly by numerous,
successive, slight modifications of a precursor system, because any precursor to an
irreducibly complex system that is missing a part is by definition nonfunctional. ....
Since natural selection can only choose systems that are already working, then if a
biological system cannot be produced gradually it would have to arise as an
integrated unit, in one fell swoop, for natural selection to have anything to act on."
(Behe 1996b)
Een wetenschappelijke controverse: afbeelding E. Coli en zweepstaartje
In the case of the flagellum, the assertion of irreducible complexity means that a
minimum number of protein components, perhaps 30, are required to produce a
working biological function. By the logic of irreducible complexity, these individual
components should have no function until all 30 are put into place, at which point
the function of motility appears. What this means, of course, is that evolution could
not have fashioned those components a few at a time, since they do not have
functions that could be favored by natural selection.
Een wetenschappelijke controverse: kritiek op ID
(1) Oude wijn in nieuwe zakken? Bon, Behe haalt inderdaad een oud argument
onder het stof (Paley en het uurwerk; Wallace en het menselijk brein;...) –
zoiets complex kan toch niet gewoon door trial & error ontwikkeld zijn? Daar
moet toch een designer aan te pas komen? Zie hoofdstuk over Darwin voor
tegenargumenten.
(2) Bijkomend probleem: onderscheid tussen onopgeloste problemen en
onoplosbare problemen. Zweepstaart-verhaal is trouwens al opgelost, maar
ongetwijfeld zullen er nieuwe problemen opduiken.
(3) Beetje luizig argument: stel dat we echt geen idee hebben hoe het
zweepstaartje van E. Coli ontstaan is – helpt het dan om een ontwerper in het
leven te roepen? Gisterenavond hoorde ik een tokkelend geluid op mijn dak,
en volgens mij was het niet aan het regenen. Niemand die daaruit afleidt dat
het wellicht ongewassen kabouterwijfjes of elfjes waren, wel? En er is nog iets:
waarom zou Ontwerper interesse tonen in het ontwerpen van een
zweepstaartje? Het lijkt allemaal heel erg arbitrair, niet? Er zijn niet meteen
redenen om te geloven dat een ontwerper meer zin zou hebben in het
ontwerpen van een zweepstaartje dan in een diepzeemonster of een
eenhoorn.
Darwins deïsme: Charles Darwin
Je ne puis pardonner à Descartes: il voudrait bien, dans toute la philosophie, se
pouvoir passer de Dieu; mais il n'a pu s'empêcher de lui donner une chiquenaude
pour mettre le monde en mouvement; après cela, il n'a plus que faire de Dieu.
Darwin zei dat het beneden Gods waardigheid was om zich als bemoeizuchtige
schoonmoeder met allerlei ontwerpjes bezig te houden.
Darwins deïsme: Theodosius Dobzhansky
It’s a blunder to mistake the holy Scriptures for elementary textbooks of astronomy,
geology, biology and anthropology.
Is het darwinisme athëistisch: anti-religieus fundamentalisme
Redenering: laten we even aannemen dat debat ID-Darwinisme niet over
wetenschap gaat, maar over religie. Als het waar is dat darwinisme de rode loper
uitrolt voor het atheïsme (en materialisme etc), dan hebben creationisten wel gelijk
om darwinisme zo heftig aan te vallen.
De alternatieven: Ludwig Wittgenstein
Vergelijk het met het kussen van een foto. Diegene die dat doet gaat er niet vanuit
dat de afgebeelde persoon iets voelt van de kus (of de kus zou retourneren) – er
wordt eerder een houding uitgedrukt, een attitude, die fundamenteel verschilt van
wetenschappelijke houding.
HOOFDSTUK 10: SEKSUELE VOORKEUR
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Overzicht
In de les van vandaag wil ik u een aantal concepten en argumenten aanreiken om
op een filosofische manier na te denken over wat seksuele voorkeuren zijn – en ik
concentreer me daarbij op homoseksualiteit (niet op bestialiteit, necrofilie, fetisjisme,
etc).
Inleiding: 2 paradigma’s: de ‘harde’ wetenschappen
Het eerste paradigma noem ik een essentialistisch paradigma, omdat de
voorvechters ervan er impliciet of expliciet van overtuigd zijn dat homoseksualiteit
een natuurlijke essentie heeft, en dat het mogelijk moet zijn om die „essentie‟ bloot te
leggen door middel van zogenaamde „harde‟ wetenschappen, zoals de
neurowetenschappen en de genetica. Wanneer je een aantal exemplarische
teksten uit dit paradigma in een woordenwolk weergeeft, krijg je het volgende
resultaat.
Inleiding: woordenwolk de ‘harde’ wetenschappen
Het universele
Essentie
Inleiding: 2 paradigma’s: de ‘zachte’ wetenschappen
De antipode van het essentialisme is het zogenaamde „sociaal-constructivisme‟.
Persoonlijk vind ik dat de term al te vaak onkritisch gebruikt wordt (en een van mijn
lesdoelen vandaag is om het concept „sociaal-C‟ een beetje uit te benen).
Homoseksualiteit staat niet in de genen geschreven, maar is ingebed in allerlei
complexe sociale, culturele en economische netwerken. Het is een „fictie‟,
„constructie‟.
Inleiding: woordenwolk de ‘zachte’ wetenschappen
Debat tussen „harde‟ en „zachte‟ wetenschappers kan je op filosofisch niveau
vertalen naar het debat tussen „essentialisten‟ en „sociaal-constructivisten‟, en in dat
debat staat de notie „natuurlijke soort‟ vaak centraal. In wat volgt zal ik aangeven
wat natuurlijke soorten precies zijn, en dat er ook andere soorten van soorten
bestaan dan natuurlijke soorten – zoals sociale soorten en interactieve soorten.
Daarna wil ik nagaan welk van die begrippen best van toepassing is op seksuele
voorkeuren, in het bijzonder homoseksualiteit.
Onveranderlijk-kneedbaar
Biologie-cultuur
Universeel-cultuurgebonden
Natuurlijk-contingent
Inleiding: 2 paradigma’s
In het debat tussen „essentialisten‟ en „sociaal-constructivisten‟ staat de notie
„natuurlijke soort‟ vaak centraal. In wat volgt zal ik drie soorten van soorten
bespreken: natuurlijke soorten, sociale soorten, en interactieve soorten.
Soorten van soorten: natuurlijke soort
Er zijn verschillende manieren om groep van mensen in deze ruimte te verdelen...
Een groep...waarvan de leden een groot aantal (sommigen zeggen zelfs: een
onuitputtelijk aantal) vaste, interne en natuurlijke kenmerken delen...
Griffiths: „a productive object of scientific inquiry‟
Soorten van soorten: natuurlijke menselijke soort
Waarom is een bloedgroep een natuurlijke soort? Omdat elke bloedgroep
gedefinieerd wordt door de aanwezigheid van specifieke antigenen die zich
hechten aan het celmembraan van rode bloedcellen. Antigenen zijn een goed
voorbeeld van vast, interne en natuurlijke kenmerken.
Soorten van soorten: X is een NS als…
Zeggen dat een groep X een natuurlijke soort vormt, betekent dat alle leden van
groep X (en enkel deze leden) zich kenmerken door een unieke eigenschap die hen
onderscheidt van groep Y – niet zomaar een eigenschap, maar wel een natuurlijke
eigenschap (zoals antigenen, protonen of chromosomen). En ten slotte...
Soorten van soorten: niet-natuurlijke soort
Ik gaf daarnet al aan dat niet alle verzamelingen natuurlijke verzamelingen zijn. Zulke
verzamelingen noem ik „sociale soorten‟. Het is een zeer brede categorie, en
daarom ook niet erg interessant op zich. Alle dingen die „sociale constructies‟
genoemd worden horen er bijvoorbeeld in thuis – en dat zijn er erg veel. Naast niet-
natuurlijk zijn sociale soorten ook niet homogeen en begrensd.
Soorten van soorten: niet-natuurlijke menselijke soort
Eigenschappen die gedeeld worden door alle leden van de groep van gescheiden
vaders zijn geen vaste, interne en natuurlijke eigenschappen, maar eerder variabele
(gescheiden vaders kunnen hertrouwen), externe en culturele eigenschappen (het
gescheiden-zijn maakt geen deel uit van het lichaam van het individu, maar wel van
diens socio-culturele context).
Soorten van soorten: interactieve soort
Volgens Hacking is er ten slotte ook nog een subgroep van de groep van sociale
menselijke soorten, waarbij er sprake is van een heus interactie-effect tussen
theorieën en mensen. Ik zei daarnet al dat mensen veranderen wanneer onze
theorieën over hen veranderen. Nu kunnen we een stapje verder gaan: soms
veranderen diezelfde theorieën op hun beurt (die theorieën die mensen
veranderen) omdat (en als een gevolg van het feit dat) de mensen waarover die
theorieën handelen, veranderen. Een goed voorbeeld van zo‟n interactie-effect
vinden we in de geschiedenis van de psychiatrie – de opeenvolgende theorieën
over schizofrenie hebben schizofrene patienten namelijk veranderd, en die
wijzigingen hebben op hun beurt de theorieën over schizofrenie bijgestuurd.
Zijn seksuele voorkeuren natuurlijke soorten: onverschillig
Het meest interessante argument tegen de stelling dat homoseksualiteit een
natuurlijke soort is, is dat de leden van deze soort – homoseksuele individuen –
helemaal niet onverschillig zijn tegenover de opeenvolgende wetenschappelijke
theorieën over homoseksualiteit. Die stelling moet ik een beetje preciseren. Mijn
stelling is niet zozeer dat theorieën over homoseksualiteit een impact hebben op
homoseksuele individuen (die stelling is triviaal); mijn stelling is dat deze impact van
die aard is dat ze wijzigingen aanbrengt in het denken en het gedrag van
homoseksuele individuen, en dat die wijzigingen op hun beurt een impact hebben
op de theorievorming over homoseksualiteit. Er ontstaat met andere woorden een
subtiele en gecompliceerde interactie tussen theorievorming en gedrag, die we als
volgt kunnen schematiseren
Zijn seksuele voorkeuren sociale constructen: David Halperin
„Een vader kan zijn jonge zoon gelasten voor een nacht bij een bepaalde man te
gaan slapen, die dan met de knaap paederastie mag plegen. De vader ontvangt
daarvoor een vergoeding. Wanneer dit in het verleden geregeld gebeurde,
ontstond tussen de man en de jongen een vaste verhouding, gelijk aan die tussen
vader en zoon (anusvader, mo-ée en anuszoon, mo-maq genoemd). De jongen kon
er dan van op aan dat hij de dochter van die man als zijn "zuster” mocht
beschouwen en dat ze hem als ruilzuster voor zijn toekomstig huwelijk zou worden
toegewezen. De jongens beginnen op deze leeftijd [“grote kinderen”] in navolging
van de volwassen mannen ook een vezelstaart te dragen. De anusstreek wordt door
de mannen namelijk als hun schaamdeel beschouwd. Enerzijds kan deze opvatting
een gevolg zijn van de homosexuele praktijken, anderzijds wordt zij verklaarbaar uit
de vrees van de mannen dat ze door de vrouwen voor “groot-aars” uitgescholden
zullen worden‟ (Boelaars 1981).
Conclusie
De geschiedenis van de herenliefde, en de sociaal-culturele antropologie, leren ons
dat er ondanks de duidelijke (en soms verbijsterende) verschillen tussen vormen van
homoseksueel gedrag, ook gelijkenissen en continuïteiten zijn. Vroegere vormen
keren terug in hedendaagse vormen, en vaak bestaan beide vormen ook gewoon
naast elkaar, zij het dan met een zekere geografische spreiding. Betekent dat dat
het essentialisme hier het pleit wint? Ja en neen. Het feit dat er duidelijke
continuïteiten zijn in de verschillende vormen van homoseksualiteit, betekent niet dat
er slechts één vorm bestaat (zoals biologen en allerlei andere essentialisten soms
lijken te veronderstellen), maar wel verschillende vormen, en de vraag is of je aan elk
van die vormen een essentie kan toekennen. Het feit dat er tal van „tussenvormen‟
bestaan die elementen van de genoemde basisvormen combineren, lijkt tegen een
essentialistische positie in te gaan.
HOOFDSTUK 11: LUDWIG WITTGENSTEIN
NOTA’S BIJ POWERPOINT
Inleiding: waarom Wittgenstein?
Taalfilosofie: wat is taal?
Maar ook: wat is betekenis? Wat is waarheid? Onderscheid tussen zin en onzin?
Spelen: taalspelen
Mogelijke gemeenschappelijke elementen: tegenstander (maar: patience,
computerspelletjes), publiek (maar: loterijspel), regels (maar: Calvinball, en
bovendien zijn er geregelde activiteiten die geen spel zijn), vrije tijd (maar:
profvoetballers),...
Ziekten en familiegelijkenissen: conceptuele analyse
Enkele mogelijkheden: vereist een ingreep van een geneesheer/psychiater (maar:
griep?), pijn (maar: Alzheimer en doofheid, en psychopathie?), dodelijk (maar:
dyslexie en lactose-intolerantie)
Daarom definitie van Wakefield: schadelijk (maar: dyslexie, LI), disfunctie (maar:
homoseksualiteit, pedofilie?)