Cultuur filosofie

23
TON LEMAIRE: OVER DE WAARDE VAN KULTUREN Een inleiding in de kultuurfilosofie tussen europacentrisme en relativisme Drs. J.L.C. Marechal

description

Een boek over cultuurfilosofie door Ton Lemaire over de waarde van culturen

Transcript of Cultuur filosofie

Page 1: Cultuur filosofie

TON LEMAIRE: OVER DE WAARDE VAN KULTUREN

Een inleiding in de kultuurfilosofietussen europacentrisme en relativisme

Drs. J.L.C. Marechal

Page 2: Cultuur filosofie

HOOFDSTUK 1: DE KULTUURGESCHIEDENIS VAN HET KULTUURBEGRIP

1.0. Geef in grote lijnen de (cultuur-) geschiedenis van het cultuurbegrip aan.

De oorsprong van het cultuurbegrip moeten we zoeken in de Griekse 'paideia'. Deze paideia is de ware vorming van de mens, de enige ware 'beschaving' of 'cultuur': de 'enculturatie' van de mens door betrokkenheid op een hoogste maatstaf. Plato wil hiermee het sofistisch relativisme van zijn tijd bestrijden. De mens is niet de maat van alle dingen maar de ideeën. De paideia moet de breuk tussen physis (natuur) en nomos (wet) herstellen. Deze platoonse hervorming van de griekse paideia-idee is de historische grondslag van het westerse cultuurbegrip. Dit cultuurbegrip zou de hellenistische wereld sterk beïnvloeden om via de romeinen en later de renaissance in de moderne tijd een grondbegrip te worden van de moderne burgerlijke maatschappij.De burgerlijke Verlichting wil een reconstructie van de voorgeschiedenis van de burgerlijke maatschappij tegen de achtergrond van een totale geschiedenis van de ontwikkeling van het menselijk geslacht. Het is nu in het kader van dit interesse dat het cultuurbegrip een nieuwe inhoud krijgt, namelijk meer en meer gaat dienen als een van de centrale begrippen waarin de burgerij haar voornaamste belangstelling dat van een recon-structie van de geschiedenis van de mensheid uitdrukt. Cultuur is Verlichting. Het is niet zozeer de geestelijke vorming van het individu maar van de mensheid in het geheel.Maar voorlopig zijn normatieve en descriptieve betekenis van cultuur nog niet goed onderscheiden. De burgerlijke maatschappij wil namelijk met de reconstructie van de cultuurgeschiedenis haar superioriteit bevestigt zien. Cultuur en beschaving drukken de zelfwaardering en de verabsolutering van de burgerlijke samenleving uit.

Page 3: Cultuur filosofie

2.0. Welke specifieke inzichten levert paragraaf 3 van dit hoofdstuk op met betrekking tot de geschiedenis van onze cultuur?

In tegenstelling tot het degenerationalistische cultuurbegrip van de kerk hanteert Tylor een developmentalistisch cultuurbegrip. Zijn evolutionistische cultuurbeschouwing gaat uit van een culturele eenheid van de mensheid. Tylor bouwt voort op het objectieve cultuurbegrip van de burgerlijke maatschappij; het gaat niet om het vormingsproces van het individu maar om de collectieve vorming van de menselijke soort. Er bestaan volgens Tylor geen culturen maar slechts verschillende stadia van één en dezelfde cultuur. Tylor ziet cultuur dus als een universeel evolutionair proces, een ontwikkeling van primitief naar modern. Een ver-schil tussen culturen is een verschil in ontwikkeling. Dit betekent dat de primitieve volkeren wel een cultuur hebben maar die is volgens Tylor op het niveau van de westerse prehistorie. De ontwikkeling van een volk nor-meert Tylor (net als Plato) voornamelijk aan de hand van de ontwikkeling van hun bovenbouw. Sommige volkeren hebben een slecht ontwikkelde bovenbouw en worden daarom primitief genoemd. Survivals (irrationele tradities) verraden de primitieve voorgeschiedenis van een cultuur. Survivals laten zien dat het proces van rationalisering en civilisering nog niet voltooid is. De antropologie moet de survivals vernietigen om dit proces te voltooien. Dit legt het etnocentristische en europacentristische karakter van Tylors' antropologie bloot. Tylor wil met zijn antropologie een reconstructie geven van de hele cultuurgeschiedenis van de menselijke soort.

HOOFDSTUK 2: HET KULTUURRELATIVISME

1.0. Welke voorwaarden zijn in de culturele antropologie van Boas aanwezig om een proces van relativisme mogelijk te maken?

Er is volgens Boas een meervoud aan culturen die niet universeel maar particulier moet worden bestudeert. Hij hanteert een pluralistische en particularistische antropologie. Alle culturen zijn gelijkwaardig aan elkaar en verdienen het afzonderlijk en waardevrij bestudeert te worden. Deze tolerantie is een voorwaarden om een proces van relativisme mogelijk te

Page 4: Cultuur filosofie

maken. De verschillende culturen staan naast elkaar. Elk oordeel laat onze beperktheden (limitations) zien. Mensen zijn cultuurgebonden individuen. Elk oordeel over een andere cultuur is etnocentrisch. Dit leidt o.a. tot een ethisch relativisme want elke cultuur heeft het recht op een particulier geldend waardensysteem. We moeten een particuliere cultuur dus van binnenuit leren kennen zonder te oordelen. De antropologie van Boas maakt ons door haar methodologisch relativisme, bewust van onze eigen cultuurbepaaldheid en daarmee van de beperktheden van onze opvattingen. Dit is tevens een voorwaarden om een proces van relativisme mogelijk te maken. Boas gelooft niet in het vinden van algemene wetten in de particuliere cul-tuur die hij bestudeert. Dit betekent dat er geen eenheid in de veelheid is. In Boas' antropologie is er sprake van verdeeldheid. Hij doet namelijk geen algemene uitspraken maar beschrijft slechts 'objectief' wat hij ziet. Generaliseringen zijn volgens Boas weerspiegelingen van onze cultuur. Dit extreme empirisme leidt tot relativisme want het weerhoudt hem ervan te pogen een synthetisch beeld te geven van een door hem bestudeerde cul-tuur. Omdat hij geen universele uitspraken wil (kan) doen blijft hij in een optelsom van losse beschrijvingen hangen.

Page 5: Cultuur filosofie

2.0. Welke parallellen zijn er aan te wijzen tussen ontwikkelingen in de culturele antropologie enerzijds en de

geschiedeniswetenschappen en de sociale wetenschappen anderzijds?

2.1. geschiedeniswetenschappen

De ontwikkeling naar relativisme binnen de culturele antropologie is te vergelijken met een soortgelijke ontwikkeling in de geschiedenis- en de sociale wetenschappen. De aanzet tot relativisme binnen de geschiedeniswetenschappen kwam voort uit de kritiek op het historisch bewustzijn van de burgerlijke maatschappij. De burgerlijke maatschappij gaat uit van een universeel evolutionaire, lineaire geschiedopvatting. Hegel vertegenwoordigd, net als Tylor in de antropologie, de superioriteit van deze Verlichtte maatschappij. De objectieve geschiedenis is de voltooiing van de (voor-) geschiedenis. De objectieve geschiedenis begint bij de staat. De primitieve culturen die deze civilisatie nog niet hebben maken geen geschiedenis maar bevinden zich in de vóórgeschiedenis. Het empirisme van de historische school twijfelt aan het superieure karakter van de eigen tijd en de burgerlijke maatschappij. Men waardeert het verleden, elk volk en elke tijd. Het historische standpunt van de historische waarnemer zelf wordt gerelativeerd. Er moet onbevooroordeeld historisch worden waargenomen zonder de geschiedenis een universele richting of zin te geven. Alle tijdperken en naties zijn voor de onvooringenomen waarnemer evenveel waard en moeten van binnenuit worden begrepen als relatief gesloten en unieke werelden op zich. Dilthey zegt dat juist omdat de mens deel uitmaakt van de geschiedenis hij deze van binnenuit (Einfühlung) kent. Het historisch bewustzijn is de hoogste wijze van zelf kennis van de mens. Maar omdat Dilthey het begrijpen van historische gestalten nog als onhistorisch ziet ontkomt hij aan het historisch relativisme. De standplaatsgebondenheid van de historische waarnemer wordt juist in en door het 'verstehen' overwonnen. Het historisch bewustzijn van onze historische bepaaldheid is tegelijk onze bevrijding, maar zonder dat zij deze limiet opheft.Het historisch particularisme van Boas is een reactie op het universalisme van de evolutionisten, zoals de historische school zich verzette tegen geschiedfilosofieën van het hegeliaanse type. De opkomst van een historisch relativisme leidt namelijk tot een zelfvernietiging van het historisch bewustzijn. Het historisme met Spengler als één van de belangrijkste vertegenwoordigers hing i.t.t. Hegels' evolutionaire geschie-denisopvatting een cyclische geschiedopvatting aan. Ze hadden oog voor het irrationele die het rationele onderwerpt. Door de geschiedopvatting van Spengler kreeg de vitaliteit, de natuur en de existentie weer een plaats. De volgende drie kenmerken verraadden het relativisme van het histo-risme. Ze willen ten eerste onbevooroordeeld naar de geschiedenis kijken.

Page 6: Cultuur filosofie

Daardoor is er geen continuïteit in de geschiedenis en staan tijdperken en culturen los van elkaar. Ten tweede vindt het historisme dat alleen ons tijdperk en cultuur te kennen valt en dat de rest projectie en weerspiege-ling is van onze cultuur en tijdperk. Tenslotte moeten we het noodlot van onze historische bepaaldheid erkennen om vrij te kunnen zijn. Spengler vindt dat wij de grenzen van ons geschiedbeeld in moeten zien en niet moet blijven steken in europacentrische opvattingen. Het vooruitgangsop-timisme van de burgerlijke maatschappij nam af om steeds meer plaats te maken voor een heersend cultuur- en geschiedpessimisme.

2.2. sociale wetenschappen

Comte en Tylor vinden dat de sociologie en de antropologie de moderni-sering van de maatschappij moet begeleiden. De opdracht van de sociolo-gie is de wetenschappelijke organisatie van de industriële maatschappij te realiseren. We zullen zien dat de sociale wetenschappen een soortgelijke ontwikkeling heeft doorgemaakt als de geschiedeniswetenschappen.Met Marx vindt er een omslag plaats in het burgerlijke denken over het bewustzijn. Tot en met Comte en Tylor is het bewustzijn superieur aan de maatschappij. Voor Marx is het bewustzijn afhankelijk van het zijn. De ideologie ontmaskert volgens Marx de klassegebondenheid van het bewustzijn in de kapitalistische maatschappij. De filosofie van Marx is niet relativistisch want deze is volgens hem algemeen geldig, alhoewel het het standpunt van de klasse van het proletariaat uitdrukt. het proletariaat moet zorgen voor een klassenloze maatschappij en daarmee wordt het bewustzijn van zijn ideologische kluisters bevrijd. Doordat zijn filosofie pretendeert de totaliteit van de geschiedenis van de maatschappij tot begrip te brengen is er geen sprake van relativisme. "De relativisten zijn de burgers die overblijven in een geschiedenis die nog beheerst wordt door de irrationaliteiten van het kapitalisme" aldus Marx.De sociologie van de kennis wil empirisch en 'waardevrij' de relaties tussen bewustzijn en zijn, tussen bovenbouw en onderbouw onderzoeken. De kennissocioloog Karl Mannheim gaat dan ook van een relationistische filosofie uit. Maar het 'waardevrije' onderzoek staat niet voor niets tussen haakjes want de kennis, het bewustzijn blijkt maatschappelijk gebonden te zijn. Zij die uitgingen van de objectiviteit van hun denken vervallen in relativisme. De kennissociologie voert niet tot relativisme maar tot een overwinning van de verwarring op het cognitieve vlak. De kennissociologie krijgt tot taak om de aanspraken, de relativering van de kennis ten gevol-ge van de bewustwording in haar zijnsgebondenheid, binnen het bereik van de sociologie te brengen en haar op te nemen in een moderner begrip van objectiviteit, en meer in het bijzonder om de aanspraken op objec-tiviteit van het historisch materialisme te ondergraven door een veralgemening van het ideologie-begrip. De nadruk op 'waardevrije' kennis en het relativisme dat eruit voortvloeit zijn volgens Habermas symptomen van de overheersing van een verengde, 'instrumentele' rationaliteit, die de ratio versmalt tot een vermogen dat uitsluitend competent is voor de dimensie van de middelen,

Page 7: Cultuur filosofie

terwijl de dimensie van de doeleinden wordt overgelaten aan de irrationele strijd van wereldbeschouwingen of de eigen logica van de technisch-industriële beschaving. Habermas' emancipatoire sociale wetenschap probeert de tweespalt in de sociologie van Max Weber (de rationaliteit van de wetenschap en de irrationaliteit van het leven) te overwinnen.De sociologie-opvatting van Max Weber is beïnvloed door Rickert. Weber neemt het onderscheid tussen een 'wertbeziehende' en 'wertende' wetenschap over. De sociologie moet objecten en uitingen op achterliggende waarden betrekken, maar dat houdt niet in dat men zelf als onderzoeker een waardeoordeel velt. De sociologie moet dus een 'wertbeziehende' en niet een 'wertende' wetenschap zijn. Net als bij Habermas wordt de ratio versmalt tot een vermogen dat uitsluitend competent is voor de dimensie van de middelen. Weber pleit dus voor een strikte scheiding tussen kennen en handelen, tussen feit en waarde, rationaliteit van de wetenschap en de irrationaliteit van het leven. Als men het territorium van de wetenschappen verlaten heeft, kan men niet anders dan relativist, scepticus of pragmaticus zijn. De onttovering van de wereld brengt met zich mee dat het individu op zichzelf wordt teruggeworpen, tot zijn autonomie is bevrijd, negatief gezien aan zijn eigen zelf is overgeleverd. Comtes' optimistisch positivisme is bij Weber geworden tot een sceptisch, relativistisch positivisme. De onttovering van de wereld zorgt er voor, net als bij de ont-wikkeling van de geschiedeniswetenschappen, dat het burgerlijk vooruit-gangsoptimisme steeds meer plaats moest gaan maken voor een heersend cultuurpessimisme.

3.0. Welke positieve en welke negatieve kanten zijn aan die ontwikkelingen (het cultuurrelativisme) te ontdekken?

3.1. De positieve kanten van het cultuurrelativisme:

- De relativisten verzetten zich tegen het europacentrisme waarin (vanuit het standpunt van de westerse cultuur) een totaalbeeld werd gegeven van de geschiedenis van de mense- lijke soort.- De bewustwording van de macht van het irrationele in de geschiedenis, de maatschappij en de culturen; ze zijn een soort rationeel besef van de macht van het irrationele.- Deze bewustwording is van vitaal belang voor de zich juist via de relativerende aanzetten voltrekkende zelfreflectie van de cultuur- en de sociale wetenschappen. De vraag naar de objectiviteit kan sinds het relativisme niet meer omzeild worden.- De kwestie van de verhouding van wetenschap tot maatschappij en geschiedenis moet en kan aan de orde worden gesteld.- Cultuurrelativisme is een 'idealistisch protest' tegen de verwestersing en rationalisering van de culturen van de mensheid.

Page 8: Cultuur filosofie

- Sinds de empiristische wending die met Boas intreedt, belijdt de antropologie een methodisch relativisme door zich namelijk steeds te onthouden van een waardeoordeel over de waarden van andere culturen. Dit leidt niet automatisch tot een filosofisch relativisme.- De antropologie bevrijdt ons oordeel van culturele kluisters door empirisch de cultuurbepaaldheid van het bewustzijn te onderzoeken. De westerse cultuur kan zichzelf verlichten en zich van haar vooroordelen bevrijden door zich liefdevol te verdiepen in andere culturen. De instantie die deze bevrijding van de mensheid uit de kluisters van de traditie in staat is te voltrekken, is de wetenschap. De grootste taak van de moderne antropologie, zoals Boas het verstaat, is een verruiming en verlichting van ons denken tot stand te brengen via een vergelijking van onze cultuur met de andere cultuurvormen die de mensheid had voortgebracht.- Ideologiecritici weten wat in ons denken cultuurbepaald is en dus etnocentrisch. Cultuurgebonden vooroordelen kunnen door hen beter worden bestreden.- Geen westers superioriteitsgevoel meer maar een scepsis w.b.t. de voortuitgang, alleen de instrumentele rationa- liteit is objectief te waarderen. Het cultuurrelativisme is de bestrijder van de zelfverabsolutering van de modern- westerse beschaving. Het is een theoretisch protest tegen het proces van ver-westersing van de mensheid.

3.2. De negatieve kanten van het cultuurrelativisme:

- Door het filosofisch relativisme zijn alle culturen werkelijk gelijkwaardig, we zijn niet in staat om de waarde van andere culturen te beoordelen zonder ons etnocentrisch uit te laten. - Hierdoor blijkt dat wij cultuurgebonden zijn. We zitten gevangen in onze cultuur (cultuurdeterminisme).- De rationaliteit van de wetenschap wordt niet gefundeerd in één of andere cultuur- of geschiedfilosofie die uitlegt in welk opzicht de wetenschap superieur zou kunnen zijn aan andere cultuuruitingen, of aan andere bewustzijnsvormen. Een dergelijk totaalbeeld van de geschiedenis van de cultuur wordt door de historisch particularisten juist verworpen. Dat houdt in dat de wetenschap niet in staat is rekenschap af te leggen van haar eigen mogelijkheidsvoorwaarden noch van haar eigen zin. Maar een dergelijke wetenschap die haar eigen rationaliteit niet kan of wil funderen omdat ze wil abstraheren van elke filosofie of metafysica is positivis- tisch. Afgezien van een totaalbeeld van maatschappij of geschiedenis en een benadrukken van waardevrij empirisch onder-zoek. Het cultuurrelativisme is de rationele erkenning van de onontkoombaarheid van het irrationele. - Het relativisme is geen overwinning van het etnocentrisme want nu

Page 9: Cultuur filosofie

wordt het etnocentrisme van het westen door de cultuurrelativisten alleen bestreden door aan alle andere culturen nu ook hun recht op etnocentrisme toe te staan. Het ethisch relativisme zorgt hier voor de problemen want op welke gronden zou men dan nog praktijken als die van het nazisme kunnen veroordelen?- Het relativisme is conservatief want een inheemse cultuur is niet voor kritiek vatbaar zonder etnocentristisch te zijn. "Antropologen zijn vaak progressief en kritisch in het westen maar conservatief en conformistisch in den vreemde."- Ondanks de goede bedoelingen van de cultuurrelativisten hebben ze bijgedragen tot de feitelijke ongelijkheid tussen culturen, met name van de machtsverhoudingen tussen westers kolonialisme en de onderworpen gekolonialiseerde culturen. Door hun conservatisme is er geen vooruitgang voor deze primitieve culturen.- In hun poging om de biologische vooroordelen te bestrijden vanuit de moderne cultuurtheorieën leggen de antropologen zozeer de nadruk op het gewicht van de culturele traditie als volkomen autonoom tegenover de raciale en genetische erfenis, dat ze van een naturalistisch determinisme verval- len tot een culturalistisch determinisme (omgekeerd racisme)- Het is slechts een 'idealistisch protest' tegen de verwes- tersing van de culturen van de mensheid. Ze richt de kritiek op de westerse bovenbouw zonder de uitbuiting en onderdruk- king op het niveau van de onderbouw erbij te betrekken.

HOOFDSTUK 3: INVENTARISATIE VAN MAATSTAVEN TER WAARDERING VAN KULTUREN

1.0. Beschrijf de 'maatstaven' als (mogelijke) bijdragen aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur.

1.1. In hoeverre heeft de mate van 'produktiviteit' een bijdrage geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

De burgerlijke maatschappij onderscheidt zich van andere samenlevingsvormen door de verzelfstandiging van het economische en de neiging om de produktiviteit te verabsoluteren. Omdat de burgerlijke beschaving gericht is op de maximalisering van de produktie terwille van de accumulatie van geld, en omdat ze de produktiekrachten daardoor optimaal heeft ontwikkeld, schijnt haar criterium van de produktiviteit de maatstaf bij uitstek te zijn om de waarde-hiërarchie van samenlevingen te kunnen bepalen; een criterium dat bovendien zichzelf schijnt 'waar' te maken omdat de geschiedenis wordt beheerst door die

Page 10: Cultuur filosofie

samenleving die de best ontwikkelde produktiekrachten bezit.Fergusons en Marx wijzen erop dat de vooruitgang van de beschaving niet automatisch een toename van geluk voor de mensheid betekent. Ze laten beiden zien hoe de produktiviteit een bijdrage heeft geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur. Fergusons is zich o.a. bewust van de nadelige kanten van de steeds produktievere arbeidsverdeling. Het individu wordt tot eenzijdigheid gedwongen, hij vervreemdt van zijn werk en daardoor van zichzelf en de samenleving wordt van haar gemeenschappelijke geest berooft.De wereldgeschiedenis wordt door Marx begrepen als het proces waarin de menselijke soort zich verwerkelijkt door zich de natuur door middel van arbeid toe te eigenen. Met de industrie, de mechanisering van het produktieproces door de burgerlijke maatschappij, is de mensheid op de drempel gekomen van een alzijdige en alomvattende toeëigening van de natuur en daardoor van een alzijdige ontwikkeling van hemzelf. De mens wordt beheerst door de dingen die hij zelf geproduceerd heeft, zijn bewustzijn van de maatschappij en zijn plaats daarin zijn ideologisch; deze ideologie verdwijnt met de opheffing van de klassenmaatschappij. De burgerlijke maatschappij is nodig om ons dit inzicht te geven. Een dialectisch materialisme zal proberen de suprematie van de ruilwaarde van de dingen - het geld - te doorbreken en het historisch vergankelijke karakter van het kapitalisme te laten zien. De 'completere' maatstaf die ze gebruikt om de betrekkelijkheid van de kapitalistische maatstaf te kunnen kritiseren is die van de adequate zelfverwerkelijking van de mens dankzij een beheersing van zijn produktie en van zijn eigen samenlevingsvormen. Pas als de mens heer is over de natuur en over het mechanisme dat zich de natuur toeëigent, de maatschappij, zal hij zich bevrijd hebben van al die vormen waarin hij, zolang de voorgeschiedenis duurt, onderworpen was aan blinde machten, hetzij van de natuur zelf, hetzij van zijn eigen produkten die zich tegenover hem verzelfstandigd hadden en hem waren gaan beheersen.

1.2. In hoeverre heeft de mate van 'ecologische aanpassing' een bijdrage geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

Een eerste relativering en begrenzing van de produktiviteit is het ecologisch evenwicht in de natuur. Vele niet westerse samenlevingen verhouden zich zodanig tot hun natuurlijk milieu dat ze terwijl ze een menswaardig leven mogelijk maken, toch in staat zijn een duurzaam ecologisch evenwicht te bewaren in hun milieu. Ons westers ecologisch etnocentrisme verblindde ons om open te staan voor het ecologisch vernunft (bijv. shifting cultivation) van niet-geïndustrialiseerde samenle-vingen. De milieucrises deden pas onze ogen open. Een bescheiden produktiewijze (je voegen naar de mogelijkheden van de omgeving) zorgt voor een mens- en wereldbeeld waarin de mens nog niet het centrum van de natuur is, maar waarin hij zichzelf ervaart en begrijpt als beheerst door

Page 11: Cultuur filosofie

een kosmos die groter is dan hij.Het milieuprobleem is de opstand van de totale natuur tegen haar objectivering en industrialisering; daarmee herinnert de milieucrises de industriële maatschappij aan de grenzen van de verabsolutering van het economische en van een rationele en industriële beheersbaarheid van de natuur. De economie van de rijkste samenlevingen is gebaseerd op de categorie van de schaarste, terwijl de jagers- en verzamelaars leven in een materiële overvloed en veel vrije tijd. Sahlins stelt dat zij de oorspronkelijke welvaartssamenleving vormen (The Original Affluent Society). Daarbij moet uiteraard in aanmerking worden genomen dat welvaart een relatie is tussen middelen en doeleinden enerzijds en anderzijds een relatie tussen mensen. "Samenlevingen die uit ecologisch evenwicht zijn geraakt, moeten rennen om bij te blijven; hun ontwikkeling impliceert niet per se een verbetering van het menselijk leven." Aldus Wilkinson.De moderne technologie heeft zich ontpopt als voor alle milieus schadelijk en destructief, zodanig dat de zelf vernietiging van de menselijke (levensbeschouwelijke) cultuur dreigt. De voorsprong die de industriële maatschappij op andere samenlevingsvormen genomen heeft juist door haar superieure techniek, kan blijken een rem te zijn voor de verdere evolutie van de cultuur omdat het in die zin een doodlopende weg zou kunnen zijn dat de industriële technologie de mens zozeer afhankelijk van haar maakt dat hij bij het opraken van de hulpbronnen en de verdere desintegratie van het ecosysteem met nog legere handen zal staan dan de 'primitieve' jager. Het milieuprobleem heeft ons dus duidelijk gemaakt dat de mens de natuur niet kan verminken zonder zichzelf te verminken. De oplossingen worden o.a. gezocht in de groene politiek en het experimenteren met niet exploiterende samenlevingsvormen.

1.3. In hoeverre heeft de mate van 'interne integratie' een bijdrage geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

Integratie kan betrekking hebben op de totale ordening van een cultuur als geheel; op de aard van de menselijke verhoudingen, en tenslotte op de psychische structuur van het individu. De arbeidsverdeling maakt het mogelijk deze 3 dimensies in onderlinge samenhang te onderzoeken.Volgens Benedict (de Boas school) moet cultuur en persoonlijkheid in onderlinge samenhang worden gezien. In de ene cultuur is iemand abnormaal maar in de andere populair. Niet-westerse culturen zijn homo-gener en in hoge mate geïntegreerd vergeleken bij de westerse cultuur. Hoe homogener hoe authentieker.E. Sapir vindt de niet-westerse cultuur authentiek omdat niets zonder betekenis is i.t.t. de inauthentieke westerse cultuur. In de industriële maatschappij is de mogelijkheid tot een authentieke cultuur minimaal. Net als Marx ziet Sapir dat de mens gefragmenteerd en betekenisloos leeft temidden van machines die hem zijn gaan beheersen (vervreemding). De

Page 12: Cultuur filosofie

authentieke samenleving is de mate waarin het individu zich alzijdig kan ontplooien.Durkheim maakt een onderscheid tussen twee typen van 'sociale solidari-teit': de 'mechanische' van de primitieve maatschappij omdat deze nog niet gedifferentieerd en geïndividualiseerd is. Het is een solidariteit door gelijkenis. En de 'organische' van de moderne industriële maatschappij omdat ze sterk gedifferentieerd en geïndividualiseerd is. Ze heeft een ver ontwikkelde arbeidsverdeling solidariteit door verschillen. Hierdoor zijn we in het moderne westen ook afhankelijk van elkaar. We zijn organen van het organisme. Grotere samenlevingen hebben de arbeidsverdeling nodig om consensus en vreedzaam met elkaar te leven. Toch is arbeidsverdeling nog geen voldoende middel ter integratie, de individualisering is groter dan de consensus. Het op zichzelf teruggeworpen en aan zichzelf overgelaten individu gaat te gronde aan de 'mateloosheid' van zijn verlangens', door de anomie van de moderne samenleving en vernietigt hij zichzelf (Durkheim geeft het voorbeeld van de verschillende zelfmoorden). De maatschappij moet de mens, die egoïstisch is, beschermen tegen zijn eigen ('niet' haalbare) verlangens. De maatschappij is de bron van alle moraal, godsdienst en denken. Door de anomie in de moderne maatschappij valt het individu terug in zijn natuurstaat, valt hij ten prooi aan zijn eigen 'wilde natuur', dat wil zeggen de mateloosheid van zijn zin-nen. We moeten de autoriteit van de maatschappij herstellen om de anomie te overwinnen: de uitbouw van de corporatie (groep met hetzelfde beroep) zorgt voor re-integratie. Durkheims' antwoord op de (levensbeschouwelijke-) crisis van de maatschappij van zijn tijd is: het individu opnieuw integreren in de samenleving door hem het besef te geven dat hij deel van een groter geheel is; dat wil zeggen de hervorming van deze maatschappij is wezenlijk een re-socialisering en daardoor een hermoralisering. De veel gehoorde kritiek op hem is dat hij de kapitalis-tische maatschappij bevestigt.I.t.t. Durkheim heeft Levi Strauss grondige kritiek op de moderne industriële maatschappij. Hij vindt (net als de school van Boas) de primitieve culturen authentieker omdat ze nog geen vervreemding kennen. Doordat de moderne mens de natuur wil beheersen zal deze zich-zelf vernietigen. De primitieve cultuur leert ons maat te houden in een eindig universum. De primitieve cultuur zorgt voor een stringente structuur van de samenleving en dus een hoge mate van stabiliteit. Er vindt een minimale energie-verspilling plaats en de mensheid helpt zo min mogelijk mee aan de versnelling van de entropie (de wet van de entropie duidt aan de waarschijnlijkheidstoestand van de materie/energie, namelijk die van maximale verstrooiing, chaos en dus wanorde). Dit i.t.t. de moderne, industriële beschaving die haar blinde vooruitgang juist dankt aan een kunstmatig verhoogde destructie van energie, en aldus het cosmisch verval versnelt.De primitieve cultuur is te vergelijken met een mechanische machine (horloge) die loopt op een eenmaal geïnvesteerde energie terwijl de moderne cultuur een termodynamische machine (stoommachine) symboliseert. Door verbranding van energie is er steeds weer energie

Page 13: Cultuur filosofie

nodig. De moderne maatschappij moet voor haar ontwikkeling zowel de mensen als de natuur verteren. Levi Strauss is tegen de filosofie van oneindigheid. Hij wil niet terug naar de primitieve maatschappij maar wel naar de structuren van de primitieve culturen.Marx heeft net als Durkheim kritiek op de slechts economische waardering van de arbeidsverdeling. De toename van de produktie belemmert de ontplooiing van de arbeider. De samenleving wordt rijker maar het individu armer. De arbeidsverdeling en de ruil dragen beide bij tot de individualisering en privatisering van de mens omdat de individuen voortaan als privé-personen hun produkten door de arbeidsverdeling gespecialiseerd, als waren op de markt brengen en uitwisselen. Privé-bezit, arbeidsverdeling en ruil veronderstellen elkaar. Het communisme als overwinning van de arbeidsverdeling: privé-bezit van de produktie-middelen opheffen, en de ruil van waren en de arbeidsverdeling vermenselijken. Dan kan het individu zich volledig ontplooien in plaats van gefragmenteerd te worden door de dwang van de verdeling van de arbeid. De zelfvervreemding van de mens maakt het individu slachtoffer van de door hemzelf geproduceerde objecten. De nieuwe mens van de communistische maatschappij zal niet alleen alzijdig maar ook allsinnlich worden. (Door de nieuwe relatie tot de natuur en de anderen kan ook zijn zinnelijkheid en levensbeschouwelijkheid zich emanciperen uit de eeuwenlange onderdrukking en onderwerping aan het economisch nuttige).Het communisme wil niet net als de religie een surrogaat zijn voor de problemen in de vervreemdende staat maar een werkelijke gemeenschap tussen mensen bieden in een klassenloze samenleving van gelijken en gelijkberechtigde individuen. Het is het verlangen naar een gemeenschap waarin allen gezamenlijk rationeel de gemeenschappelijke 'reproduktie van hun leven' regelen terwille van de bevrediging van hun ware (levensbeschouwelijke) behoeften.

1.4. In hoeverre heeft de mate van 'aanpassing aan de menselijke natuur: psychoanalyse' een bijdrage geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

Volgens Freud bestaat de persoonlijkheid uit drie aspecten. Het Es is het onbewuste, de driften; het Ich is het voorbewuste en bewuste die de driften reguleren en sublimeren en het über ich is het onbewuste en voorbewuste dat zich uit het ego ontwikkelt en te beschouwen valt als het geweten. Het bewustzijn is niet zonder meer meester in eigen huis: het zwaartepunt van de mens ligt in het Es. Het Ich is slechts in schijn autonoom. Freud wil hier verandering in brengen.Freud vat het psychisch apparaat op als een gesloten energetisch systeem waarin de wet van het 'behoud van energie' geldt. Door de driften is er energie die gesublimeerd moet worden opdat deze energie behouden blijft. De cultuurgeschiedenis is in Freuds ogen de geschiedenis van de onderdrukking en transformatie van 's mensen grondverlangen. Alles wat

Page 14: Cultuur filosofie

de mens aan cultuur tot stand gebracht heeft is onttrokken aan zijn drift-bevrediging.

Freud zegt dat aan het begin van de menswording een vadermoord plaats-gevonden heeft. De vadermoord en het ambivalente schuldgevoel zijn bepalend voor de hele cultuurgeschiedenis. Freuds theorie hoort bij de evolutionisten thuis. De sleutel tot zowel individu als cultuur in de burgerlijke maatschappij is de infantiele situatie van het begin die in de moderne cultuur doorwerkt. Freuds evolutionisme en positivisme blijkt ook uit de waarde die hij toekent aan de wetenschap en uit zijn kritiek op de religie. De cultuur probeert de mens te troosten met de illusie van de godsdienst. (Verering van de vader).....infantiele behoeften. Freud wil af van de illusie en mensen opvoeden tot realisme met een rationele rechtvaardiging voor cultuur. De wetenschap dwingt de mens volwassen te worden (Comte).Het onbehagen in de cultuur berust op de opoffering die we doen voor die cultuur: de mens moet de natuur (libido) en de cultuur uithouden. De cultuur eist niet alleen een beperking en sublimatie van de Eros, maar ook van de Thanatos, de doodsdrift. De agressie wordt naar binnen gericht, het wordt een über ich, een geweten, een groeiend schuldbesef. Dit is de prijs voor de vooruitgang (oerschuld door de vadermoord; Oidipous-complex). De psychoanalyse wil bijdragen tot de Verlichting en de mondigheid van de moderne mens, concreet door hem te helpen zijn infantiele neigingen te overwinnen. De mens is namelijk heel zijn leven bezig volwassen te worden maar dreigt ten prooi te vallen aan de verlokkingen van de jeugd, aarzelend tussen progressie en regressie. Freud zegt ons volwassen te worden. Freuds opvoeding tot realisme helpt het individu de druk van de cultuur rationeel te rechtvaardigen en zich aldus te verzoenen met zijn situatie van een wezen dat tegelijk in de natuur en toch daarbuiten staat. Zijn individuele therapieën zijn bedoeld om die individuen te helpen die de druk van de cultuur (de socialisatie, de enculturatie) niet evenwichtig hebben kunnen verwerken. Ook Freuds leer blijkt betrokken te zijn op het proces van rationalisering dat de burgelijke maatschappij aan zichzelf voltrekt; de psychoanalyse veronderstelt zelf de rationalisering van het leven maar tracht tevens haar te voltooien en de kwalijke nevengevolgen van haar uitwerking te genezen. Hoe in een onttoverde natuur te leren leven met een onttoverd ik, dat schijnt de kern van Freuds vraagstelling te zijn. Volwassen-zijn, realistisch zijn, zo min mogelijk ongelukkig zijn in een wereld die door de wetenschappen is geontmytologiseerd is de moeilijke opgave voor de modern-westerse mens. Het is een opgave die direct de levensbeschouwelijke crisis tot gevolg heeft want al wat levensbe-schouwelijk is moet als infantiel en sublimatie afgedaan worden. Levensbeschouwing staat het volwassen worden zoals Freud dat voor ogen heeft in de weg.

1.5. In hoeverre heeft de mate van 'aanpassing aan de menselijke natuur: etologie' een bijdrage geleverd aan de

Page 15: Cultuur filosofie

problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

Etologie is vergelijkend gedragsonderzoek van levende wezens; de mens verschijnt in haar studieveld als een van de vele soorten. De etologie houdt zich bezig met het soorttypische gedrag van de individuen van in beginsel alle soorten levende wezens relatief aan hun eigen biotroop, is de ruime doelstelling van de etologie.Samenvatting van de onderzoek gegevens: Elke soort is voorzien van soortspecifieke gedragsdisposities en niet gedresseerd van buitenaf. Bij de mens is dat o.a. lachen, huilen; de ogen groet en het kussen. Etologie is een reactie tegen de 'conditioneerbaarheid van de mens. Echter is bij de etologie ook een leerproces mogelijk maar deze worden bij iedere soort op een soort typische wijze begrensd. Konrad Lorenz schreef een boek over agressie met als thema: agressie binnen de eigen soort (intra-specifiek). De stelling van Lorenz is: Agressie heeft ook binnen de eigen soort een 'survival-value' en is dus niet zonder meer verkeerd. Lorenz wil laten zien hoe de evolutie de intraspecifieke agressie heeft benut voor het scheppen van persoonlijke vriendschapsbanden met name bij diersoorten die sociaal leven. De ritualisering van de agressie zorgt dat de intraspecifieke agressie binnen de perken blijft. (je kwetsbaar opstellen verminderd agressie). Maar Lorenz' betoog wil bovendien nog aannemelijk maken dat bij die soorten die niet in kudden samenleven maar wier samenleving berust op 'persoonlijke' banden juist de intraspecifieke agressie, eenmaal getransformeerd, juist een persoonlijke vriendschap vormt.Vroeger waren submissieve gebaren voldoende om het medelijden op te wekken in de schaarse gevallen van intraspecifieke agressie. De vertechnisering van de wapens maakten het echter mogelijk op afstand te doden en dat verstoorde het evenwicht. Het doden op afstand maakt het voor de aangevallenen zeer moeilijk om door submissief gedrag het medelijden op te roepen van de aanvaller en aldus bij hem inhiberende mechanismen in werking te zetten. Tevens wordt agressie 'soms' zelfs gezien als dapperheid. De mens is echter in staat haar eigen 'instinct huishouding' zodanig te regelen dat voorkomen wordt dat ze zichzelf vernietigt. Ze moet wel afstand doen van enkele opvattingen die haar realistische zelfkennis belemmeren: bijvoorbeeld dat de menselijke soort totaal anders is dan welke andere diersoort ook. De mens is niets anders dan deel van de natuur. Cultuur is een "bovenbouw" op onze instinct uitrusting. Hou dus rekening met de realiteit van de fylogenetische erfenis van de mens als biologische soort, en probeer daarbinnen voorzichtig rationeel het menselijk gedrag te sturen en te bespelen, met inachtneming van de wetmatigheden van de natuur en gebruikmakend van reeds door de evolutie ontwikkelde patronen. Dit betekent niet dat alles is toegestaan want de moraal en rede komen hier ook uit voort.De kritiek van de sociale wetenschappen en het Marxisme op de etologie:1. De etologie trekt verreikende conclusies op grond van te weinig onderzoeksmateriaal en betrekt die te gemakkelijk op de mens (=

Page 16: Cultuur filosofie

etologisme).2. De biologisering van de cultuurgeschiedenis door de etolo- gische aanpak, waarbij de eigenheid en eigen wettelijkheid van de sociaal-culturele werkelijkheid wordt ontkend en gereduceerd tot slechts epifenomeen bij of bovenbouw op de instincten. De sociale wetenschappen zegt juist dat de mens door zijn eigen conditioneringen bepaald wordt. De sociale wetenschap verklaart agressie dus anders namelijk met klassenverhoudingen, produktiewijzen, politieke systemen, economische schaarste,... Het is niet de aard van de mens agressief te zijn maar ze gedragen zich agressief in bepaalde situaties.3. De scherpste kritiek kwam van het Marxisme. Er kan volgens Marx nauwelijks gesproken worden van een 'vaste' of 'gege- ven' natuur van de mens; door de natuur buiten hem te bearbeiden en te veranderen, verandert hij indirect zijn eigen natuur. De mens produceert zijn eigen natuur: wat op een bepaald moment in een bepaalde maatschappij hem voor komt als zijn 'natuur' is reeds produkt, namelijk resultaat van de hele cultuurgeschiedenis van de mensheid totdantoe. De etologen bieden een alibi voor het kapitalisme en ver sluieren de werkelijke bronnen van agressie en onrecht. Het is een burgerlijke ideologie die lijkt op het sociaal- darwinisme om de statusquo te rechtvaardigen en te verantwoorden.

Ethiek en levensbeschouwing pikken de verdeeldheid van de moderne tijd niet. Er moet eenheid in de veelheid zijn (= zinvolheid). Het probleem is dat de moderne mens berust in een relativisme van "het is nu eenmaal zo, we kunnen er toch niets aan veranderen." De etologie heeft ons doen geloven dat wij vast zitten in de feitelijkheid. Want alleen feitelijkheid is. We moeten en kunnen de natuur echter overstijgen zodat feitelijkheid een mogelijkheid tot verandering te zien geeft die ons uit de verdeeldheid sleept. Levensbeschouwing is meer dan slechts de bovenbouw op de instincten. Niet de instincten maar de mens vraagt om zinvolheid.

1.6. In hoeverre heeft de mate van 'rationaliteit' een bijdrage geleverd aan de problematische situatie van levensbeschouwing in onze moderne cultuur?

De geschiedfilosofie laat zien dat de rationaliteit het mythische wereldbeeld heeft verlaten om uiteindelijk een wetenschappelijk wereldbeeld vorm te geven. De mythe en de rede wil de mens vestigen in een geordend universum. In het mythisch wereldbeeld staat de mens echter onbewust in de onaantastbare natuur i.t.t. de moderne mens die bewust tegenover het object natuur staat. Pas nú wordt de mens zich bewust van zichzelf als het eigenlijke en oorspronkelijke subject van ordening, als de bron van alle interpretatie en verklaring van de natuur, als de (be-) denker van de rationaliteit. Hij staat nu tegenover het te kennen en te beheersen object natuur.

Page 17: Cultuur filosofie

De burgerlijke rationaliteit wil de overgang van mythe naar rede definitief voltooien. Doordat de mens autonoom subject is geworden plaatst hij zich-zelf bewust tegenover de natuur die te kennen en te beheersen valt. Het is de emancipatie van de mens uit de droom/archaïsche vervreemding die resulteert in;

1. een andere vervreemding die van de natuur zelf in haar onmiddellijkheid;2. bovendien blijkt het geëmancipeerde subject juist als gevolg van het proces van rationalisering op zichzelf te worden teruggeworpen en aan de mateloosheid van zijn eigen verlangens overgeleverd;3. en tenslotte heeft de burgerlijke maatschappij haar belofte van een volledige emancipatie van de mens niet geheel en al kunnen waarmaken.

Haar rationalistische pretenties drukt de burgerlijke maatschappij uit in een op evolutie gebaseerde geschiedfilosofie die zich rekenschap geeft van het burgerlijke zelfbegrip door het op te vatten als de vooralsnog laatste fase in de ontwikkeling van het menselijke bewustzijn. Voor Tylor hoort mythologie thuis in een ouder stadium van het bewustzijn van de menselijke soort, er zijn nog enkele 'survivals' in de huidige tijd zichtbaar die ons aan deze tijd herinneren. Voor Marx is de mythologie een inadequate natuurverklaring.

De Frankfurter Schule (ons denken is irrationeler dan wij vermoeden) zien in het structuralisme van Lévi Strauss (het denken van primitieve volken is rationeler dan we vermoeden) een bekrachtiging van een maatschappijvorm waarin de mens momenteel geworden is tot een ding dat bepaald wordt door verborgen structuren die hij niet beheerst. Het structuralisme als theorie veronderstelt de feitelijke 'Verdinglichtung', 'Entgeschichtlichung' en dus 'Entfremdung' van de mens en de maat-schappij die het bestudeert, en die niet natuurgegeven zijn, maar samenhangen met de eigen aard van de laat-kapitalistische en laat industriële samenleving zelf. De kritiek van de Frankfurter Schule treft deze verenging, deze instrumentalisering van de rede, omdat deze tevens verantwoordelijk is voor de vervreemding als 'verdinglijking'. De instrumentele rede probeert zo efficint mogelijk bepaalde doeleinden te bereiken maar kan geen levensbeschouwelijke uitspraken meer doen over de aard en waarde van die gekozen doeleinden. De rede is kennelijk geworden tot instrument in de handen van subjecten die zich van haar bedienen voor hun eigen belang. Wanneer de burgerlijke kapitalisten de produktiekrachten gaan mechaniseren gaat de industriële revolutie het proces van instrumenta-lisering van de rationaliteit verder versterken. De natuur is beheersbaar, organiseerbaar en exploiteerbaar.Dit proces, waarin de instrumentele rede tot heerschappij komt, blijkt fataal te zijn omdat het uitloopt op de heerschappij van de irrationaliteit. De verzelfstandiging van het technisch-industriële systeem brengt met

Page 18: Cultuur filosofie

zich mee de verzelfstandiging van het moment van beheersing en beheersbaarheid van de dingen. Het gevolg daarvan is dat de dimensie van de doeleinden in de ban komt van de dimensie van de verzelfstandigde technische rationaliteit. Deze overwoekering van de doeleinden door de verzelfstandigde middelen is, volgens de cultuurkritiek van de Frankfurter Schule, de actuele inhoud van de vervreemding. Aldus hebben de mensen zichzelf in een situatie gebracht waarin ze beheerst worden door hun eigen produktiesysteem, hun eigen maatschappij, in feite hun eigen wil tot rationalisering.De cultuur- en maatschappijkritiek van de Frankfurters gaat ervan uit dat de huidige (levensbeschouwelijke) crisis van de modern-westerse bescha-ving uiteindelijk een crisis is van het proces van rationalisering dat de mensheid en later de burgerlijke maatschappij op gang hebben gebracht om zich van de overmacht van de natuur te bevrijden. Het tragische is nu dat deze poging tot bevrijding blijkt uit te lopen op een nieuw soort onderworpenheid. Door het weg-rationaliseren van het irrationele (waaronder ethiek en levensbeschouwing) is de mensheid in een levensbeschouwelijke crisis belandt en mede daardoor een gevangene geworden van de irrationaliteit van de instrumentele rede.