Erfgoededucatie in het museum - Erfgoedcel Pajottenland ......Bij cultuureducatie gaat het dus niet...

Post on 11-Oct-2020

0 views 0 download

Transcript of Erfgoededucatie in het museum - Erfgoedcel Pajottenland ......Bij cultuureducatie gaat het dus niet...

Erfgoededucatie in het museum

Een gids voor het uitwerken van een educatieve rondleiding

in het lokaal museum op basis van de cultuurtheorie

Cultuur in de Spiegel.

Inhoudstafel

1. Wat, voor wie en waarom ............................................................................................................... 3

2. Het museum van het Belgisch trekpaard: praktijkvoorbeeld .......................................................... 4

3. Cultuur in de Spiegel: theoretisch kader ......................................................................................... 5

Wat is cultuur? .................................................................................................................................... 5

Wat is cultuureducatie? ...................................................................................................................... 6

Waarom cultuureducatie? .................................................................................................................. 7

Wat dan met erfgoededucatie? .......................................................................................................... 8

4. De culturele basisvaardigheden toegepast ..................................................................................... 9

Waarnemen ......................................................................................................................................... 9

Verbeelden .......................................................................................................................................... 9

Conceptualiseren ............................................................................................................................... 10

Analyseren ......................................................................................................................................... 11

5. De cultuurdragers toegepast ......................................................................................................... 12

6. Ontwikkelingsfasen ....................................................................................................................... 13

7. Tips: implementeer Cultuur in de Spiegel in je rondleiding .......................................................... 18

8. Praktisch stappenplan ................................................................................................................... 20

9. Bibliografie..................................................................................................................................... 22

1. Wat, voor wie en waarom

Bij kleine (vrijwilligers)musea is er enerzijds een enorme bereidheid om scholen te ontvangen in het

museum maar zijn er ook een aantal moeilijkheden die meespelen. Hoe zorg je voor een kwalitatieve

rondleiding op niveau van de leerlingen? Hoe zorg je ervoor dat de rondleiding meer wordt dan een

leuke dagbesteding? Welke doelen moet zo’n rondleiding nastreven en hoe koppel je die aan de

eindtermen van het onderwijs? En hoe realiseer je een duurzame impact bij de leerlingen? Deze gids

tracht een antwoord te bieden op deze vragen en zo ondersteuning te bieden bij de ontwikkeling van

een eigen educatieve rondleiding in het museum of de tentoonstelling.

Wat:

Deze gids tracht het volgende aan te bieden:

• Een eenvoudig theoretisch kader over cultuur- en erfgoededucatie waarop je de opbouw van

je rondleiding kan baseren. Deze gids baseert zich op de cultuurtheorie ‘Cultuur in de Spiegel’.

Dit kader tracht antwoorden te bieden op basisvragen als wat is cultuur en het wat en waarom

van cultuur-erfgoededucatie. Het theoretisch kader biedt enkele handvatten om een

educatieve rondleiding in het museum aan te pakken.

• Praktijkvoorbeelden en concrete toepassingen. In het Museum van het Belgisch trekpaard

werd een educatieve rondleiding ontwikkeld steunend op deze cultuurtheorie. In deze gids

worden voorbeelden gedeeld uit deze rondleiding.

• Een vereenvoudigd overzicht van de ontwikkelingsfasen van kinderen en jongeren vanuit de

cultuurtheorie van Cultuur in de Spiegel.

• Een aantal praktische tips en suggesties om zelf aan de slag te gaan om je rondleiding te

ontwikkelen.

Voor wie:

Deze handleiding is bestemd voor medewerkers en vrijwilligers van kleine, lokale erfgoedmusea. De

gids is daarom laagdrempelig opgesteld. Er is geen enkele achtergrondkennis nodig om op basis van

deze gids een rondleiding op te bouwen. Enthousiasme en gezond verstand kunnen zeker volstaan.

Waarom:

Als klein lokaal erfgoedmuseum met een beperkte bezetting van medewerkers of met uitsluitend

vrijwilligers, is het niet altijd eenvoudig om een educatieve rondleiding op maat van kinderen,

jongeren, gezinnen of scholen op poten te zetten. Toch wil je deze doelgroep zeker en vast ook

bereiken, het zijn immers de jongsten onder ons die de erfgoedliefhebbers van de toekomst moeten

worden. Deze handleiding maakt je op een eenvoudige manier vertrouwd met de theorie van Cultuur

in de Spiegel. Dit kan vertrouwen geven om zonder al te veel achtergrondkennis toch op een

gefundeerde en doelgerichte manier aan de slag te gaan om een educatieve rondleiding uit te werken.

2. Het museum van het Belgisch trekpaard: praktijkvoorbeeld

Het Museum van het Belgisch trekpaard is een klein

museum gelegen in het dorpje Vollezele in

Galmaarden. Het museum laat bezoekers

kennismaken met het historische en actuele verhaal

van het Belgisch trekpaard. In verschillende zalen

wordt er gefocust op het gebruik en de verzorging van

het trekpaard. Ook het historische verhaal komt aan

bod; de belangrijke rol die Vollezele gespeeld heeft in

het fokken en exporteren van trekpaarden maar ook

de tradities rond de prijskampen en de stamboeken.

De stichter van het museum was Philippe van

Dixhoorn, afstammeling van één van de stoeterijen. Het museum bevat een collectie foto’s,

schilderijen, paardentuig, archiefdocumenten en objecten. Het museum is opgebouwd aan de hand

van informatiepanelen en vitrines met objecten en documenten. Op de touchscreen-tv-schermen kan

de bezoekers hedendaagse en historische filmpjes bekijken die aansluiten bij de thema’s. Het museum

is gevestigd in het voormalig gemeentehuis en draait volledig op de kracht van vrijwilligers. Er zijn een

twintigtal vrijwilligers actief die zich bezig houden met het bestuur van het museum, gidsen, het

museum openhouden, klusjes,…. Het museum is elke zondagnamiddag open maar kan ook op andere

momenten in groep met een gids bezocht worden.

Het museum wou ook graag schoolgroepen ontvangen. Onder begeleiding van Erfgoedcel Pajottenland

Zennevallei werd een educatieve rondleiding ontwikkeld waarvoor de theorie van Cultuur in de Spiegel

het theoretische kader vormde. De rondleiding is ontwikkeld op maat van een klein museum dat draait

op vrijwilligers en dat niet over grote budgetten beschikt.

In deze handleiding zal de educatieve rondleiding in het museum van het Belgisch Trekpaard als

praktijkvoorbeeld aangehaald worden.

Educatieve rondleiding in het Museum van het Belgisch Trekpaard: in het kort

De rondleiding is bestemd voor de 3de graad lager onderwijs. De leerlingen worden

gegidst door Lucas, een kunstenaar die de opdracht heeft gekregen om een nieuw

standbeeld van een Belgisch trekpaard te maken voor de markt van Vollezele. Hij

heeft echter weinig inspiratie en vraagt de leerlingen hem te helpen.

De leerlingen worden door Lucas rondgeleid in het museum. Zo komen ze alles over

trekpaarden te weten. Deze kennis kunnen ze gebruiken om mee na te denken over het kunstwerk. In

elke zaal wordt er verteld maar zijn er ook opdrachten voorzien.

In elke zaal komen ze in contact met een ander aspect van het Belgisch Trekpaard. Na elke zaal vraagt

Lucas hen welke ideeën hun nieuwe kennis hen oplevert voor het standbeeld. Op die manier

verwerken ze het materiaal en geven ze er meteen ook al zelf betekenis en waarde aan.

De leerlingen krijgen een verwerkingsopdracht mee naar de klas, namelijk het ontwerpen van het

standbeeld van een Belgisch trekpaard voor Vollezele.

3. Cultuur in de Spiegel: theoretisch kader

Vooraleer je met erfgoededucatie aan de slag gaat, is het belangrijk een antwoord te hebben op

volgende vragen: “Wat is erfgoed en wat is erfgoededucatie?” Aangezien erfgoed deel uitmaakt van

cultuur trekken we dit eerst breed met de vragen: Wat is cultuur? En wat is cultuureducatie? Om hier

een duidelijk kader in te scheppen baseren we ons op de theorie van Cultuur in de Spiegel.

De theorie Cultuur in de Spiegel is een cultuurtheorie die ontwikkeld werd door Barend van Heusden,

professor cognitiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij formuleert hierin

antwoorden op de vragen wat cultuur precies is, welke culturele vaardigheden kinderen hebben en

hoe en waarom we die culturele vaardigheden mee moet ontwikkelen.

In deze leidraad wordt de theorie bevattelijk en kort toegelicht. Wie graag meer wil weten kan terecht

op de website www.cultuurindespiegel.be.

Wat is cultuur?

Als we het over cultuur hebben, gaat het vaak over cultuur

als uiting (een muzikale compositie), object (een schilderij),

productie (een toneelstuk) of artefact (een archiefstuk). De

theorie van Cultuur in de Spiegel ziet cultuur echter als het

proces van betekenisgeving door de cultuurparticipant.

Niet het schilderij staat centraal maar het individu dat het

uitvoerde of dat het waarneemt. De essentie van cultuur is

dan niet het schilderij aan de muur in het museum maar wel

de indruk dat het maakt op de museumbezoeker.

Cultuur is dus het proces van betekenisgeving aan de werkelijkheid om ons heen. Dit doen we steeds

vanuit de herinneringen die we gedurende ons leven hebben opgebouwd. Dit cognitieve proces van

betekenisgeving voeren we eigenlijk continu uit. Cultuur is dus een enorm breed begrip.

Het proces van betekenisgeving aan de werkelijkheid om ons heen gebeurt aan de hand van vier

culturele basisvaardigheden.

1. Waarnemen: zintuigelijke waarneming (proeven, zien, voelen, ervaren,…)

2. Verbeelden: het bewerken, veranderen, vormgeven van de werkelijkheid. Het vermogen om iets nieuws te maken.

3. Conceptualiseren: het benoemen, duiden, vormen van begrippen. De werkelijkheid wordt gelabeld en omgezet in taal.

4. Analyseren: verbanden leggen, relaties beschrijven, context geven aan informatie.

Daarnaast uit cultuur zich in iets materieels. Dit zijn de vier culturele media of cultuurdragers.

1. Het lichaam; beweging, klank, gedachten, gezichtsuitdrukking,…

2. (Gebruiks)voorwerpen: kledij, schilderij, gerechten, archiefstuk,…

3. Taal: gesproken of geschreven taal, doventaal, notenleer, verkeerscode, dialect,…

4. Grafische tekens: (manieren om abstracte beelden te tonen, op te slaan en door te geven,…) tekening, tekst op pc, muziek op cd, schilderwerk op paneel,…

In het museum van het Belgisch Trekpaard

In het museum liggen een aantal gebruiksvoorwerpen die vroeger en vandaag

gebruikt worden om paarden te onderhouden. Er ligt bijvoorbeeld een bindsteen

(een zware steen met een ring waar het paard vroeger aan vast gebonden werd).

Is deze bindsteen cultuur? Nee. Maar leerlingen die naar deze bindsteen kijken en

vanuit hun geheugen en herinneringen proberen betekenis te geven aan het object

dat zij zien, doen wel aan cultuur. Leerlingen zetten culturele vaardigheden in, ze bekijken het object

(waarnemen), zij laten hun fantasie werken (verbeelden), ze doen voorstellen van wat het zou kunnen

zijn en benoemen dit (conceptualiseren), aan de hand van het stellen van vragen kunnen ze het object

in een duidelijkere context plaatsen (analyseren). Deze cultuur uit zich in diverse media zoals de

gestelde vragen (taal), gebaren wat je met het voorwerp kan doen (lichaam), ….

Wat is cultuureducatie?

Wat is cultuureducatie dan? Gezien cultuur zo’n breed begrip

is, is cultuureducatie dan ook niet elke vorm van educatie?

Cultuureducatie is het onderwijs ‘over’ cultuur en heeft als

doel het cultureel (zelf)bewustzijn aan te scherpen. Het gaat

om het bewust worden van de eigen cultuur en die van

anderen. Cultuureducatie houdt dus steeds een reflectie op

cultuur in. Cultuureducatie verschuift dan ook eerder van

kennis naar kennisconstructie.

Bij cultuureducatie gaat het dus niet om het leren van waarnemen, verbeelden, conceptualiseren of

analyseren (de vier culturele vaardigheden) maar om deze vaardigheden in te zetten om grip te krijgen

op cultuur. Zo krijgt men inzicht hoe men zelf en hoe anderen betekenis geven aan de wereld om zich

heen. Cultuureducatie vraagt dus steeds een reflectie over jezelf en de samenleving waarin je leeft.

Cultuureducatie zoekt zo antwoorden op vragen als: Waarom geven mensen verschillende

betekenissen aan cultuuruitingen? Welke verschillen zijn er tussen mensen en samenlevingen? Welke

invloed hebben kennis en inzichten, ontdekkingen en technieken (gehad) op het menselijk leven? Wat

vertelt kunst of erfgoed over onszelf, de ander, de samenleving?

Vanuit Cultuur in de Spiegel gaat het in cultuureducatie dus niet primair om kinderen te laten

kennismaken met kunst en cultuur maar om educatie in het zelfbewustzijn en de kennis en

vaardigheden die hiertoe kunnen leiden. Reflectie op cultuur speelt hierbij een centrale rol. ‘Kennis

maken met’ is vanuit dit perspectief dus veel te vrijblijvend.

In het museum van het Belgisch Trekpaard:

Het cognitief proces dat plaatsvindt als leerlingen in het museum naar een

bindsteen of een foto van een trekpaard kijken is wel degelijk cultuur (zie boven).

Maar dit wil niet zeggen dat het doen van deze oefening in de museumcontext

meteen cultuureducatie is. Cultuureducatie vraagt immers om een reflectie over

cultuur. Ook in het museum van het Belgisch trekpaard is het doel niet de kinderen

zo veel mogelijk kennis bij te brengen over het Belgisch Trekpaard maar wel om

de leerlingen te laten reflecteren over de rol die het trekpaard vroeger had, deze te vergelijken met

vandaag en te reflecteren over de rol die het trekpaard in de toekomst nog kan spelen. Aan de hand

van de rode draad door de rondleiding (de opdracht die de leerlingen krijgen om een nieuw standbeeld

te ontwerpen voor de markt van Vollezele die het trekpaard van vandaag of de toekomst toont)

worden de kinderen aangezet om vanuit hun eigen gedachtegoed te reflecteren over dit thema en dit

op basis van de opgedane kennis in het museum. Om dat te bereiken worden verschillende oefeningen

ingezet waarbij de leerlingen waarnemen, verbeelden, … Ook bij de bindsteen gaat het er niet om dat

leerlingen weten wat dit object is, wel dat ze in staat zijn een object te onderzoeken, het in vraag te

stellen en om het in een bepaalde culturele en tijdscontext te kunnen plaatsen.

Waarom cultuureducatie?

Hoe beter mensen de culturele vaardigheden beheersen

en hoe meer media men beheerst, zowel oude (tekening)

als nieuwe (computerspel), productief (toneel spelen) als

receptief (naar toneel kijken), hoe groter het aantal

culturele mogelijkheden waarover men beschikt.

Cultuureducatie houdt kinderen en volwassenen dus

steeds een spiegel voor en draagt bij tot het vormen van

een eigen culturele identiteit. Het helpt hen om een

passende plek in de samenleving in te nemen. Cultureel

bewustzijn leidt tot een verhoogde culturele empathie. Door sterker bewust te worden van hun eigen

cultuur, verhogen mensen hun vermogen zich in te leven in de gevoelens, gedachten en gedragingen

van leden van groepen met andere culturen. Hun mentale flexibiliteit neemt bij iedere culturele

confrontatie toe.

Cultuureducatie is dus educatie in zelfwaarneming, zelfverbeelding, zelfbegrip en zelfanalyse. We

kunnen cultuureducatie koppelen aan alle schoolvakken, het sterkst met vakken als talen,

geschiedenis, maatschappijleer, kunstvakken, filosofie. Maar cultuureducatie kan aan alle vakken

gekoppeld worden zolang er gereflecteerd wordt op de invloed die kennis en inzichten, ontdekkingen

en technieken hebben gehad op het menselijk leven.

In het museum van het Belgisch Trekpaard:

Tijdens een bezoek aan het museum kunnen leerlingen hun cultureel bewustzijn

verhogen indien zij bijvoorbeeld op uitgebreide manier kunnen kennismaken met

de geschiedenis en het heden van het gebruik van het Belgisch trekpaard en op

basis van deze kennis gaan reflecteren over het nut van het Belgisch Trekpaard in

de toekomst. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld antwoorden formuleren op

vragen als: Moet het Belgisch Trekpaard als soort in stand gehouden worden? Op

welke vlakken kan het Belgisch trekpaard een duurzaam alternatief bieden? Uiteraard kan er pas met

deze reflecties gestart worden als de leerlingen eerst voldoende weten over het verleden en het heden

van het Belgisch trekpaard.

Wat dan met erfgoededucatie?

Erfgoededucatie is natuurlijk een onderdeel van

cultuureducatie. Bij erfgoededucatie echter zal het

verleden altijd de focus of op zijn minst het startpunt zijn.

Het gaat om het verleden als bron van inzicht en kennis

waarmee je in het dagelijks leven iets zou kunnen doen. Die

koppeling naar de actualiteit is bij erfgoededucatie van

groot belang.

Als we aan cultuur doen, geven we betekenis aan de

werkelijkheid vanuit onze eigen herinneringen, zo doen we aan betekenisgeving. We kunnen erfgoed

dan ook beschouwen als het geheugen van de samenleving. De erfgoedobjecten zelf vormen de

herinneringen van de samenleving.

Om reflecties rond erfgoed op gang te brengen en het culturele bewustzijn aan te scherpen, kunnen

volgende vragen helpen: Welk verleden bepaalt ons heden? Hoe doet het dat? Wat vinden wij

daarvan? Wat doen wij met ons verleden? Wat kunnen we en wat willen we er nog mee?

Wat vertelt erfgoed ons over onszelf, de ander, de samenleving? Men wordt uitgedaagd om op

metaperspectief naar het erfgoed te kijken. Op die manier houdt erfgoededucatie leerlingen een

spiegel voor en helpt het bij het vormen van de eigen culturele identiteit en verhoogt het de culturele

empathie voor erfgoed uit andere culturen.

4. De culturele basisvaardigheden toegepast

Om te reflecteren op het denken en doen van de

mens en om betekenis te geven, gebruiken wij als

mensen vier types vaardigheden: waarnemen,

verbeelden, conceptualiseren en analyseren. Het zijn

die vaardigheden die ons culturele wezens maken.

In je educatieve museumrondleiding kan je er aan de

hand van verschillende opdrachten en methodieken

voor zorgen dat deze culturele basisvaardigheden

ingezet worden. Zo zorg je voor diversiteit in je

aanpak en spreek je verschillende persoonlijkheden aan. Bovendien zullen deze basisvaardigheden

ervoor zorgen dat leerlingen het proces van betekenisgeving kunnen inzetten.

Hieronder worden alle basisvaardigheden verder uit de doeken gedaan. Voor elke basisvaardigheid

vind je een aantal specifiekere vaardigheden terug, er worden een aantal voorbeelden gegeven van

leeractiviteiten of opdrachten die zouden kunnen inspelen op deze vaardigheid. Je vindt bij elke

vaardigheid ook telkens een meer uitgewerkt voorbeeld uit het Museum van het Belgisch Trekpaard.

Waarnemen Zintuiglijke waarneming: zien, horen, ruiken, proeven, voelen (tastzin, evenwichtszin, …).

Ervaring/beleving van gerichte waarneming: selecteren, kijken, observeren, luisteren, proeven,

ruiken, tasten, opmerken (smaken, geluiden, …), vaststellen, lokaliseren, …

Memoriseren en herkennen: onthouden, identificeren, herkennen of herinneringen oproepen, niet-

herkennen, de vergelijking van waarneming met herinneringen…

Leeractiviteiten

• Kijken hoe handgeschept papier gemaakt wordt

• Luisteren en onthouden van een ritme gespeeld met een tamboerijn

• Een schilderij van een maaltijd of etenswaren vergelijken met een maaltijd in het eigen dagelijks leven

In het Museum van het Belgisch Trekpaard:

• Op het einde van de rondleiding krijgen de kinderen ook een levend Belgisch trekpaard te zien. Er wordt de kinderen gevraagd in de eerste plaats uitgebreid te kijken naar het paard en vervolgens vanuit de opgedane kennis te benoemen of dit een trekpaard is en aan welke kenmerken je dat kan zien.

Verbeelden Verbeelden en verzinnen: voorstellen, representeren, transformeren, manipuleren, plannen,

inschatten, voorspellen, vooruit denken, hypothesen maken, verzinnen, inleven (identificeren met de

ander), fantaseren, dromen, waanvoorstellingen maken, out-of-the-box denken, dimensioneel

denken, verbinden, associaties maken, modelleren en herschalen (bv. van verbaal naar materieel, van

mathematisch naar artistiek, …), samenbrengen, ontwerpen, …

Fysische uitdrukking / expressie: zich uitdrukken (een persoonlijke overtuiging of mening),

een gevoel weergeven, emoties tonen (bv. genot of afkeur), gedachten presenteren, zich inleven,

spelen, doen alsof, …

Creëren en uitvoeren met materialen en technieken: gebruiken van materiaal, toepassen van

techniek, ontwikkelen, maken (bv. muziek of kunst), construeren, …

Leeractiviteiten

• Door uitbeelding de functie van een kasteelzaal verbeelden

• Met divers afval een muziekinstrument maken

• De situatie/gesprekken/personen op een historische situatie met fantasie proberen voor te stellen

• Met gezichtsexpressies tonen wat men van een kunstwerk vindt

In het Museum van het Belgisch Trekpaard:

• Er wordt verteld dat de trotteurs (knechten die met het paard aan de hand door de piste liepen) vroeger op prijskampen het paard van hun beste kant moesten laten zien. Er zijn ook foto’s te zien van trotteurs die het trekpaard voorstellen op een wedstrijd. Er wordt de kinderen gevraagd voor te doen hoe zij het trekpaard op zijn best zouden laten zien. Ze

mogen zich voorstellen met een trekpaard rond te lopen in de piste.

Conceptualiseren Begripsmatig benoemen: omschrijven, beschrijven, formuleren, vertellen, praten over, bloggen,

twitteren, …

Duiden en waarderen: interpreteren, becommentariëren, rechtvaardigen, debatteren,

communiceren, …

Leeractiviteiten:

• Aanleren van de typische kenmerken van een bepaalde kunsthistorische periode.

• De namen van verschillende volksmuziekinstrumenten aanleren

• Een verslag maken van een museumbezoek

• Een registratiefiche maken van een museumobject dat opgemeten en beschreven moet worden

In het Museum van het Belgisch Trekpaard:

• In één van de zalen is een paardentuig opgesteld op een groot houten paard. De leerlingen wordt gevraagd of zij de verschillende onderdelen van het paardentuig kennen. Er worden kaartjes uitgedeeld met daarop de benamingen van de onderdelen (bit,

ooglappen, gareel, zadel, broek). De kinderen mogen met hun bordje gaan staan rond het houten paard bij het onderdeel van het tuig dat volgens hen die naam heeft.

Analyseren Ontleden en onderzoeken: inzichtelijk maken, verklaren, noodzakelijke/feitelijke verbanden leggen,

redeneren, modellen zoeken (analogieën en metaforen), testen, ontleden, hypothesen opstellen, …

Aftoetsen en verklaren: checken, concluderen, beoordelen, empirisch onderzoeken (d.m.v. meting en

experiment), …

Leeractiviteiten:

• Verklaren waarom een processie doorheen de geschiedenis veranderingen onderging

• Ontleden hoe het mechanisme van een watermolen werkt

• Verklaren hoe bepaalde kunstenaars andere kunstenaars hebben beïnvloed

• Aan de hand van het traceren van lijnen in de geschiedenis nadenken over de toekomst

In het Museum van het Belgisch Trekpaard:

• In de laatste zaal wordt een fictieve veiling van trekpaarden georganiseerd. De leerlingen krijgen een fictief veilingsbudget. Van elk paard krijgen ze een foto te zien en krijgen ze te horen of het paard prijskampen won, of het in het stamboek vermeld staat, welke kleur het heeft, of het een mannetje of vrouwtje is,… De leerlingen mogen bieden

om het paard te kopen. Op basis van de opgedane kennis analyseren ze welke paard veel of weinig geld waard is.

5. De cultuurdragers toegepast

De vier vaardigheden stellen ons in staat om te

reflecteren op het denken en doen van de mens. Toch

moet je bij het woord ‘cultuur’ wellicht nog vaak aan

dingen denken: gezegden, kledij, kunstwerken,

gebouwen, boeken, …. Dat komt omdat het reflecteren

op wat de mens denkt en doet vaak een zichtbare of

tastbare vorm krijgt. We spreken over cultuuruitingen of

cultuurdragers. Het zijn de middelen of de materie

waarin het culturele proces zich uit. Door af te wisselen

in cultuurdragers, kan je opnieuw voor een grotere

diversiteit in je aanbod zorgen. Hieronder vind je voor elke cultuurdrager een voorbeeld uit de

rondleiding van het museum van het Belgisch trekpaard.

Dit zijn de vier culturele media of cultuurdragers.

Het lichaam; beweging, klank, gedachten, gezichtsuitdrukking,…

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: In de oefening waarbij leerlingen een trotteur mogen nadoen, komt de reflectie tot uiting via het lichaam van het kind dat beweegt en toneel speelt.

(Gebruiks)voorwerpen: kledij, schilderij, gerechten, archiefstuk,…

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: De leerlingen krijgen de opdracht van de gids om een nieuw standbeeld te ontwerpen voor de markt van Vollezele. In de naverwerkingsopdracht in de klas gaan de leerlingen effectief aan de slag en maken ze op basis van recyclagemateriaal een model voor hun standbeeld.

Taal: gesproken of geschreven taal, doventaal, notenleer, verkeerscode, dialect,…

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: In een van de zalen krijgen de leerlingen een aantal bijzondere voorwerpen (vb. een bindsteen) te zien die met het trekpaard te maken hebben, de leerlingen mogen vragen stellen en raden wat deze

voorwerpen zouden kunnen zijn. Zo gebruiken ze taal om te reflecteren.

Grafische tekens: manieren om abstracte beelden te tonen, op te slaan en door te geven,…;

tekening, tekst op pc, muziek op cd, schilderwerk op paneel,…

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: In een oefening maken de leerlingen kennis met de taal die gebruikt wordt om een trekpaard aanwijzingen te geven (Ju, Ho, Dja,…) De leerlingen leren de taal kennen en kunnen dan als oefening elkaar wegwijs maken in een rooster aan de hand van aanwijzingen. De leerlingen

proberen de aanwijzingen te volgen en via lijnen of kruisjes aan te duiden op het rooster waar het trekpaard zich bevindt.

6. Ontwikkelingsfasen

De theorie van Cultuur in de Spiegel is gestoeld op

vier culturele basisvaardigheden. Die basisvaardig-

heden ontwikkelen mensen gedurende hun leven. Op

bepaalde momenten in hun leven zullen bepaalde

vaardigheden zich sterker ontwikkelen of sterker

ontwikkeld zijn dan anderen. We noemen dit een

ontwikkelingslijn. In je ontwerp van je educatieve

rondleiding kan je met deze ontwikkelingslijn

rekening houden en bij bepaalde leeftijdsgroepen

meer of minder op de ontwikkeling van bepaalde

vaardigheden inzetten. Daarom vind je hier een vereenvoudigd overzicht van de ontwikkeling van de

culturele basisvaardigheden per leeftijdscategorie. (De culturele vaardigheid met het *sterretje is het

dominantst of meest in ontwikkeling in deze leeftijdsfase)

Per leeftijdsgroep vermelden we eveneens enkele erfgoedgerelateerde thema’s die op deze leeftijd

aan bod komen op school. Dit kan je ook helpen om aansluiting te vinden bij een bepaalde

leeftijdsgroep. Let wel op; elk schoolnet en zelfs elke school kiest zelf welke thema’s het aan bod laat

komen, de thema’s die hieronder per leeftijd opgelijst worden, zijn dus zeker niet volledig of altijd

correct. Je kan de thema’s ook zelf nakijken in de handboeken Wereldoriëntatie die door educatieve

uitgeverijen worden uitgegeven.

Laat de ontwikkelingslijn en de schoolthema’s echter ook geen al te grote rol spelen bij de opmaak van

je educatieve rondleiding. Elke school werkt op een andere manier, elk kind heeft een voorkeur voor

bepaalde vaardigheden. Gebruik onderstaande ontwikkelingslijn eerder als een toetssteen na het

uitstippelen van je educatieve rondleiding.

A. 2 – 3,5 jaar

*Waarnemen: Van bij de geboorte is er een gretigheid tot waarneming met de verschillende zintuigen.

Hoe groter het aantal waarnemingen van het jonge kind, des te meer dingen het kind ook opslaat en

zich weet te herinneren. Opvallend is dat kinderen in deze leeftijdsfase al een goed geheugen hebben

om dingen te herkennen.

Verbeelden: De vaardigheid ontluikt om verbale of visuele visualisaties te geven aan het ik. Er is een

ontluikend gebruik van symboolsystemen, kinderen kunnen bijvoorbeeld de symbolische functie van

tekeningen begrijpen. ‘Wat als’ gedachten ontstaan (vb. Wat als mij papa een aap was?). Kinderen

kunnen stilaan objecten en gebeurtenissen verbeelden in een functie of rol die los staat van die in de

werkelijkheid (vb. een koffietas op je hoofd zetten). De appreciatie voor humor en metamorfosen

neemt toe.

Conceptualiseren: Het gebruik van taal ontstaat, dit taalgebruik is eerst egocentrisch (taal is niet

bedoeld voor anderen) en wordt dan langzaam aan sociaal. Kinderen verwerven de vaardigheid om

objecten te categoriseren op basis van gemeenschappelijke functie en gedrag en hiërarchisch te

sorteren. Kinderen kunnen verbaal en in de correcte temporele volgorde rapporteren wat er gebeurt.

Analyseren: Kinderen beginnen transformaties op te merken, er ontstaat een begrip van oorzaak-

effect-relaties in vertrouwde contexten.

B. 4 – 6 jaar

*Waarnemen: Kinderen zijn echt nieuwsgierig en krijgen steeds meer oog voor detail. Stilaan kunnen

kinderen het onderscheid maken tussen wat echt is en wat niet echt is. Het autobiografisch geheugen

ontstaat waardoor kinderen in staat zijn over zichzelf na te denken en een zelfbeeld te vormen.

Kinderen kunnen nu ook een onderscheid maken tussen wat verleden is (voorbij is), wat heden is (wat

bezig is nu) en wat toekomst is (wat nog zal komen). Hun geheugen kan steeds grotere perioden

overbruggen.

Verbeelden: De vaardigheid van het verbeelden wordt sterk gebruikt in deze leeftijdsgroep. Er is

steeds meer mogelijkheid om dingen voor te stellen zonder directe waarneming. De verbeelding wordt

fantasierijker. Kinderen kunnen vanaf nu plannen naar de toekomst toe. Ze kunnen bijvoorbeeld op

voorhand bepalen wat ze gaan maken. De creaties zijn steeds betere representaties van de

werkelijkheid. Het constructiespel ontwikkelt zich, kinderen gaan objecten manipuleren om iets te

proberen of te bouwen.

Conceptualiseren: De conceptualisering van kinderen van deze leeftijd is dichotoom (alles of niets: vb.

kinderen begrijpen dat iets mooi of lelijk kan zijn maar niet allebei tegelijk). Kinderen zijn beter in staat

om een zelfbeschrijving te geven. De capaciteit ontstaat om concepten aan elkaar te linken.

Analyseren: Kinderen beseffen dat andere mensen hun eigen ideeën hebben. Men legt steeds meer

causale relaties.

Op school: Op de kleuterschool wordt vaak per week aan belangstellingscentra of thema’s gewerkt.

Enorm veel verschillende thema’s kunnen aan bod komen; kastelen en ridders, de seizoenen,

feestenfamilie, … zijn er enkele van.

C. 6 – 8 jaar

Waarnemen: Kinderen gaan in hun waarneming steeds systematischer te werk en gaan een

complexe figuur of afbeelding systematisch en gedetailleerd scannen. Zowel delen als een geheel

kunnen ze goed herkennen. Waarneming wordt steeds meer gestuurd door concepten en minder

door direct waarneembare kenmerken (vb. naar een schilderij kijken en stijlperiodes of de manier

van schilderen,… ontwaren en niet enkel het onderwerp of de kleur). Het associatief vermogen

ontwikkelt zich sterk.

*Verbeelden: Het belang van verbeelding is groot in deze leeftijdsfase. Verbeelding wordt vaak

gekoppeld aan iets maken of doen. Er is een sterke interesse in experimenteer- en constructiespelen.

Constructiemateriaal zet kinderen aan tot denken en experimenteren, tot ontwerpen en zoeken naar

nieuwe oplossingen. Er is een groeiende aandacht voor organisatie en compositie.

Conceptualiseren: Kinderen maken steeds meer gebruik van abstracte concepten in plaats van louter

(concrete) extern waarneembare kenmerken. Binnen deze leeftijdsgroep is er een sterke

familiariseren met symbolen en codes. Het vermogen om taal te gebruiken en te begrijpen groeit.

Het vertellen van verhalen verbetert op vlak van organisatie, detail en expressie. Men is zich beter

bewust van sociale structuren en welke morele standaarden en gedrag daarbij horen.

Analyseren: Het analytisch vermogen van kinderen op deze leeftijd blijft beperkt maar is wel

toegenomen. Nog steeds wordt verbeelding gebruikt als hulpmiddel om iets te vertellen. Een juist

gebruik van logica ontstaat. Het ruimtelijk en spatiaal redeneren verbetert. Kinderen krijgen begrip

van functionaliteit; gebeurtenissen en resultaten worden gerelateerd (vb. harder fietsen, sneller

gaan). Er ontstaat ook temporeel inzicht, het besef dat er een verschil is tussen iets dat recent is en

iets dat lang geleden is. Ze begrijpen ook dat het recente verleden het heden kan beïnvloeden.

Op school: In de lessen wereldoriëntatie van het 1ste en 2de leerjaar wordt er vaak gewerkt rond de

volgende thema’s: eigen levenslijn, beroepen, speelgoed vroeger en nu, de boerderij, feesten (kerst,

sinterklaas, carnaval,…), woonvormen, geschiedenis (ouders, grootouders, historische figuren). Naast

de lessen wereldoriëntatie kan je ook aansluiting vinden bij taalvakken of muzische vorming.

D. 8 – 10 jaar

Waarnemen: Er is enerzijds een grote belangstelling voor de reële werkelijkheid en anderzijds voor

begrenzingen, extremen en uitersten.

Verbeelden: Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het echte zelf en het ideale zelf. Er is een sterke

appreciatie voor fotografisch realisme, een verlangen naar natuurgetrouwe weergave van dingen.

*Conceptualiseren: Conceptualiseren is op deze leeftijd dominant. De verbeelding en de waarneming

staan vaker in dienst van de conceptualisering. De representaties van het zelf krijgen steeds meer de

vorm van abstracte concepten. Kinderen gebruiken een inleiding en samenvatting om hun persoonlijk

verhaal te vertellen en conversatiestrategieën worden meer verfijnd.

Analyseren: Kinderen redeneren op een steeds complexer niveau en zijn in staat logisch te redeneren

over de relatie tussen tijd en ruimte. Het causaal redeneren neemt verder toe. Er is meer openheid

voor ambiguïteit, dit gebeurt minder in de vorm van alles of niets. Kinderen denken ook meer na over

de meningen en standaarden van anderen.

Op school: In het 3de en 4de leerjaar staat de eigen schoolomgeving centraal. Een bezoek aan het

lokale/regionale museum/monument is dus ideaal. Verder komt in de 2de graad ook

familie(geschiedenis) en de stamboom aan bod. Er wordt vaak ook gewerkt rond communicatie-

middelen. Naast de lessen wereldoriëntatie kan je ook aansluiting vinden bij taalvakken of muzische

vorming.

E. 10 – 12 jaar

Waarnemen: De selectieve aandacht neemt toe, kinderen kunnen irrelevante informatie beter

negeren.

Verbeelden: Verbeelding moet een suggestie wekken van realiteit of moet in elk geval reëel of echt

aanvoelen. Anderzijds is er ook veel interesse in extreem fantastische elementen. Op deze leeftijd

kunnen kinderen emoties faken.

Conceptualiseren: Deze leeftijdsgroep geeft zichzelf en anderen vaak weer in stereotyperingen. Er

ontstaat een groeiende gevoeligheid voor ijkpunten in het beschrijven en voorspellen van de eigen

levensloop (diploma, trouwen, kind, begrafenis,…)

Analyseren: Er is de mogelijkheid om tijdelijk afstand te nemen van de eigen overtuigingen en de

situatie meer feitelijk te beschouwen. Men is in staat het perspectief van zichzelf en de ander tegelijk

in beschouwing te nemen.

Op school: In het 5de en 6de leerjaar komen onder andere volgende thema’s vaak aan bod: de

wereldoorlogen, democratie, water, technologie, Europa en economie. Naast de lessen

wereldoriëntatie kan je ook aansluiting vinden bij taalvakken of muzische vorming.

F. 12 – 14 jaar

Waarnemen: Jongeren kunnen hun aandacht beter verdelen waardoor ze meerdere activiteiten

tegelijkertijd kunnen verrichten. Men slaagt er in om informatie effectiever op te slagen, te

representeren en op te roepen.

Verbeelden: Verbeeldingen die vaak worden gebruikt, veranderen in abstracte, geconsolideerde

verbeeldingen (symbolen of concepten)

Conceptualiseren: Jongeren omschrijven zichzelf door middel van principes en waarden.

*Analyseren: Jongeren in deze leeftijdsgroep gaan steeds meer spontaan analyseren en zijn in staat

tegenstrijdige standpunten, denkbeelden of gegevens met elkaar in verband te brengen. Men staat

steeds kritischer ten aanzien van hun ouders en andere autoriteitsfiguren. Regels en verklaringen

worden ter discussie gesteld.

Op school: In de geschiedenislessen komen de prehistorie, het oude Egypte en de klassieke oudheid

aan bod. Je kan zeker ook aansluiting vinden bij andere vakken zoals Nederlands, techniek of project

algemene vakken.

G. 14 – 16 jaar

Waarnemen: Jongeren slagen er in om meer kenmerken van elkaar te onderscheiden. De

beschrijving van wat ze waarnemen wordt daardoor specifieker en verfijnder en ze zijn beter in staat

om een toenemend aantal kenmerken te bundelen.

Verbeelding: (geen specifieke ontwikkelingen)

Conceptualiseren: Kinderen kunnen steeds beter kenmerken, gedragingen en gebeurtenissen

bundelen tot een abstract concept of idee.

*Analyseren: (idem 12-14 jaar)

Op school: In de geschiedenislessen komen de middeleeuwen en de nieuwe tijd aan bod. Je kan

zeker ook aansluiting vinden bij andere vakken zoals Nederlands, techniek, esthetica of project

algemene vakken.

H. Ouder dan 16 jaar

Waarnemen: Capaciteiten voor waarnemen nemen af (minder horen, kleuren onderscheiden, smaken

verminderen, minder ruiken,…)

Verbeelden: na 18 jaar vindt nog een toename van creativiteit plaats.

Conceptualiseren: Vanaf 16 jaar is er steeds meer behoefte aan discussie en debat.

Analyseren: Er vindt een evolutie plaats van hypothetisch naar pragmatisch denken. Het relativistisch

denken verhoogt, men is zich bewust van de diversiteit van opinies. Men geeft de mogelijkheid van

absolute waarheid op ten gunste van meerdere waarheden.

Op school: In het 5de en 6de middelbaar komen in de geschiedenislessen de periodes vanaf de Franse

Revolutie tot de eigen tijd aan bod. Je kan zeker ook aansluiting vinden bij andere vakken zoals

Nederlands, techniek, esthetica of project algemene vakken.

7. Tips: implementeer Cultuur in de Spiegel in je rondleiding

√ Expliciteer je doelen en maak je rondleiding ook echt doelgericht

Denk na over de doelen die je wil bereiken, voor je start met het ontwikkelen (of aanpassen) van een

educatieve rondleiding. Wat moeten de leerlingen kunnen, weten en denken op het einde van de

rondleiding? Waarover moeten ze reflecteren? Is het de bedoeling dat de leerlingen zo veel mogelijk

kennis vergaard en opgeslagen hebben? Of wil je vooral een denkproces in gang gezet hebben en

waarover dan? Of wil je dat de leerlingen een aantal vaardigheden onder de knie hebben gekregen.

Formuleer je doelen en werk je rondleiding ook echt rond deze doelen uit.

Het kan natuurlijk ook interessant zijn om je doelen af te stemmen met de eindtermen of

ontwikkelingsdoelen van het onderwijs.

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: Een viertal doelen werden geformuleerd om

de rondleiding rond op te bouwen. De leerlingen hebben kennis van de betekenis van het

museum voor de streek: Vollezele als centrum voor trekpaarden tussen 1875 en 1940 en

van de biologie van het Belgisch trekpaard en dierenwelzijn. De leerlingen reflecteren over

geschiedenis, heden en toekomst van het Belgisch trekpaard en het gebruik van het Belgisch trekpaard:

Moet het Belgisch Trekpaard als soort in stand gehouden worden? Op welke vlakken kan het Belgisch

trekpaard een duurzaam alternatief bieden?

√ Stimuleer de leerlingen om te reflecteren over het erfgoed

Het uiteindelijke doel van cultuureducatie is volgens de theorie van Cultuur in de Spiegel het cultureel

bewustzijn van leerlingen te versterken. Je wil dat de leerlingen op het einde van de rondleiding

kritisch, zelfstandig, gepassioneerd maar ook met afstand kunnen nadenken over hun eigen cultuur op

basis van wat ze tijdens de rondleiding gedaan, geleerd of gezien hebben. Houd dat bij het begeleiden

of ontwikkelen van een educatieve rondleiding steeds in het achterhoofd.

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: De rode draad in de rondleiding, het maken

van een nieuw standbeeld van een trekpaard voor de markt van Vollezele, biedt een

houvast om de leerlingen steeds opnieuw te laten reflecteren over hetgeen ze gezien en

gehoord hebben. In elke ruimte wordt daarom geëindigd met een aantal reflectievragen die hierop

inspelen. Bijvoorbeeld; als mijn standbeeld het trekpaard van vandaag of zelfs van de toekomst moet

tonen? Hoe zou het er dan kunnen uitzien? Zouden jullie het trekpaard al werkend uitbeelden? Was

Vollezele belangrijk in de 19de eeuw? Waarom? Hebben jullie dan nieuwe ideeën van hoe een

standbeeld van een trekpaard speciaal voor Vollezele er uit zou kunnen zien?

√ Nastreven van eindtermen en ontwikkelingsdoelen zijn niet het hoogste doel

Uiteraard is het interessant dat jouw rondleiding voor de leerkracht ook te koppelen is aan de

ontwikkelingsdoelen (kleuteronderwijs) en eindtermen (lager en secundair onderwijs). Op die manier

kan een leerkracht een bezoek aan het museum verantwoorden. (Je vindt de eindtermen terug op

http://eindtermen.vlaanderen.be/basisonderwijs/index.htm) Maar er is zeker ruimte voor meer dan

enkel de eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Reflectie op cultuur is maar partieel aanwezig in het

huidige curriculum van het onderwijs.

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: De rondleiding beantwoordt aan enkele

eindtermen, deze worden ook gecommuniceerd. Toch zijn het vooral de doelen (zie

hoger) die de leidraad voor de inhoud van de rondleiding vormen.

In de rondleiding komen volgende eindtermen aan bod: Leergebied Wetenschappen en techniek: 1.6

kunnen illustreren dat de mens de aanwezigheid van organismen beïnvloedt; Leergebied Mens en

maatschappij: 3.7 kennen de grote periodes uit de geschiedenis en ze kunnen duidelijke historische

elementen in hun omgeving en belangrijke historische figuren en gebeurtenissen waarmee ze kennis

maken, situeren in de juiste tijdsperiode aan de hand van een tijdband. 3.8 kunnen aan de hand van

een voorbeeld illustreren dat een actuele toestand, die voor kinderen herkenbaar is, en die door de

geschiedenis beïnvloed werd, vroeger anders was en in de loop der tijden evolueert. 3.9* tonen

belangstelling voor het verleden, heden en de toekomst, hier en elders. Leergebied Muzische

vorming: 6.1* blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.

√ Denken en doen zijn geen verschillende vaardigheden. Ze gaan samen.

Probeer zo veel mogelijk zowel het cognitieve als het affectieve, creatieve en fysieke te stimuleren.

Het denken van leerlingen stopt niet op het moment dat ze een beeldend werk gaan maken of

geëmotioneerd raken door een levensverhaal van een oud-strijder. Integendeel, ook dat zijn

waardevolle instrumenten van denken die best erg serieus worden genomen…. Actieve opdrachten,

afwisseling in methodieken, verbeeldende oefeningen kunnen juist helpen om informatie beter te

onthouden of te verwerken.

In het Museum van het Belgisch Trekpaard: Als naverwerking van het museumbezoek wordt

een creatieve opdracht aangeboden. De leerlingen worden gevraagd om met

recyclagemateriaal een miniatuur te maken voor een standbeeld van een trekpaard. Het is

niet zomaar de opdracht om een paard te knutselen, de opdracht houdt in om een beeld te maken van

het trekpaard van vandaag of dat van de toekomst. Door de creatieve opdracht worden de leerlingen

aangezet om te reflecteren over wat ze allemaal geleerd hebben over het trekpaard en hier een visie

over te vormen. Deze reflectie gaat verder dan wanneer je leerlingen na een bezoek een invulblad laat

invullen dat puur peilt naar hun opgedane kennis. Ook tijdens de rondleiding wordt geprobeerd om

een goed evenwicht te zoeken tussen denken (luisteren) en doen (opdrachten waarbij leerlingen zelf

actief zijn).

√ Ga verder dan de pasklare formules en recepten

Bij collega’s, op het internet of in handleidingen kan je heel wat bruikbaar materiaal vinden om jouw

rondleiding uit te werken. Laat dit zeker inspirerend werken. Vergelijk het met koks die recepten

zoeken en uitproberen. Maar een goede kok kan ook steeds uitleggen waarom hij of zij iets doet. Door

je specifieke doelen op voorhand duidelijk te stellen en de opbouw van je rondleiding hierrond uit te

werken, zorg je voor een rondleiding die is toegespitst op jouw museum of tentoonstelling. Door af te

wisselen in de verschillende culturele basisvaardigheden en cultuurdragers zorg je ook voor variatie.

8. Praktisch stappenplan

Dit concrete en praktische stappenplan kan je helpen om je educatieve rondleiding te ontwikkelen.

Het is zeker niet nodig om de verschillende stappen uit te voeren of ze in deze volgorde uit te voeren.

1. Inhoud: Zorg dat je de inhoud van het museum of de tentoonstelling goed kent. Pas dan kan

je een educatieve rondleiding uitwerken.

2. Doelgroep: Bepaal je doelgroep. Met één rondleiding kan je niet zowel kleuters als lagere

schoolkinderen en middelbare scholieren bereiken. Maak een keuze op basis van de inhoud

van het museum of de expo (sluit dit aan bij leerinhouden van een bepaalde graad?), op basis

van het aanbod van andere musea in de regio (kleuters worden bijvoorbeeld vaak vergeten)

en op basis van de mogelijkheden van het museum (praktisch maar ook naargelang de

doelgroep die bij de medewerkers het meest vertrouwd aanvoelt). Je start met één specifieke

doelgroep en kan daarna rondleidingen voor andere doelgroepen uitwerken.

3. Doelen: Bepaal je doelen (zie ook hoger). Denk na over de doelen die je wil bereiken, voor je

start met het ontwikkelen (of aanpassen) van een educatieve rondleiding. Wat moeten de

leerlingen kunnen, weten en denken op het einde van de rondleiding? Waarover moeten ze

reflecteren? Formuleer je doelen en werk je rondleiding ook echt rond deze doelen uit.

4. Eindtermen: Het kan natuurlijk ook interessant zijn om je doelen eens af te stemmen met de

eindtermen of ontwikkelingsdoelen van het onderwijs. Ga na aan welke eindtermen van je

gekozen doelgroep de rondleiding zou kunnen beantwoorden.

5. Ondersteuning : Vraag eventueel ondersteuning bij de ontwikkeling van je educatieve

rondleiding aan organisaties of personen met ervaring rond (erfgoed)educatie. Enkele

mogelijkheden zijn; Erfgoedcel Pajottenland Zennevallei (of jouw regionale erfgoedcel), een

gespecialiseerde cultuureducatieve organisatie (dit is meestal betalend, vb. Mooss vzw), een

lokale leerkracht, een ervaren educatieve gids, een collega-museum. Je kan ook financiële

ondersteuning krijgen. Erfgoedcel Pajottenland Zennevallei geeft een impulsbedrag van

maximaal 500 euro (www.erfgoedcelpz.be). Bij Canon Cultuurcel kan je in samenwerking met

een school een Dynamo-subsidie krijgen van maximaal 1500 euro (zie www.cultuurkuur.be).

6. Rode draad: Bedenk een rode draad, een thema of een inkleding waaraan je je rondleiding

kan ophangen. Dit biedt houvast aan de gids maar ook aan de kinderen. Het trekt hen mee in

een bepaald vraagstuk of een verhaal. Het geeft jou richting voor de uitbouw van je

rondleiding.

7. Kiezen: Kiezen is verliezen maar je kan niet alles aan de kinderen of jongeren vertellen. Maak

dus een keuze in de zalen die je wil aandoen, de objecten die je wil laten zien, de verhalen die

je wil vertellen. De vooropgestelde doelen, de gekozen doelgroep en de rode draad doorheen

je rondleiding kunnen je helpen in je keuze.

8. Diversifieer: Zorg dat je publiek meer moet doen dan enkel luisteren. Bedenk opdrachten of

activiteiten, gelinkt aan de inhoud van het museum, waarin de vier culturele

basisvaardigheden aan bod komen. Zo zorg je ervoor dat de leerlingen de informatie op

verschillende manieren ontdekken, de inhoud beter onthouden en zet je hen aan tot reflectie.

9. Schrijf uit: Schrijf de educatieve rondleiding uit. Doe dit zo volledig mogelijk. Wat wil je

vertellen? Welke vragen stel je? Hoe breng je de opdrachten aan? Welk materiaal is er in welke

zaal nodig?

10. Check: Lees je uitgeschreven rondleiding goed na. Wordt er aan de vooropgestelde doelen

gewerkt? Biedt de rondleiding een diversiteit in gebruik van culturele vaardigheden en

cultuurdragers? Laat de uitgeschreven educatieve rondleiding zeker nalezen door andere

medewerkers van het museum of personen met expertise rond educatie.

11. Test: Organiseer een testrondleiding met de doelgroep. Maak aantekeningen over je eigen

bevindingen: wat werkt wel en wat niet? Werden de vooropgestelde doelen bereikt? Was er

voldoende variatie? Evalueer deze elementen ook met de leerkracht en doe aanpassingen

waar nodig.

12. Gidsen: Zoek gidsen die in staat zijn om de rondleiding met deze doelgroep te begeleiden.

Leidt hen ook op: geef hen de uitgeschreven rondleiding, overloop dit met hen, laat hen een

voorbeeldrondleiding volgen, volg hun eerste rondleiding mee en geef feedback.

13. Communiceer: Communiceer je aanbod naar de doelgroep. Mail scholen of stuur hen een

brief om je aanbod bekend te maken. Schakel eventueel de gemeentelijke cultuurdienst in om

mee te communiceren. Je kan ook gebruik maken van de communicatiekanalen van Erfgoedcel

Pajottenland Zennevallei (of je regionale erfgoedcel). Het is ook interessant om je aanbod

bekend te maken op platformen voor leerkrachten zoals www.cultuurkuur.be of

www.klascement.net.

9. Bibliografie

• Vermeersch L. en Thomas V., De cultuurspiegel, jouw gids voor cultuur op school (brochure),

2016

• Allaerts L. , Crul, K. ea., Cultuurexpresssss. Cultuur in elk leergebied en vak, een

praktijkonderzoek binnen de lerarenopleiding, 2015

• Anna Luyten, Cultuur in de Spiegel. Verder, dieper, meer, 2016

• van Heusden, B. Cultuur in de Spiegel. Naar een doorlopende leerlijn cultuuronderwijs.

Groningen: Rijksuniversiteit Groningen, 2010

• Vermeersch L., Vandenbroucke A., ea. Culturele Basisvaardigheden. Een ontwikkelingslijn op

basis van de cultuurtheorie ‘Cultuur in de Spiegel’

Colofon

Deze handleiding werd opgesteld door Karen Van Buggenhout – Erfgoedcel Pajottenland Zennevallei

In het kader van de expertenopleiding Cultuur in de Spiegel georganiseerd door Canon Cultuurcel

2017