Post on 23-Aug-2020
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE
Vakgroep Middeleeuwse geschiedenis
Academiejaar 2008 – 2009
Een historische geografie van een
plattelandsdorp aan de rand van de
Vlaamse Ardennen
Leupegem: van landboek tot GIS
Promotor: Prof. dr. Erik Thoen
Masterproef voorgedragen tot het behalen van het diploma Master in de Geschiedenis
Bert CALLENS
2
Dankwoord
Het totstandkomen van deze masterproef in de opleiding geschiedenis kon enkel met
de deskundige en morele steun van vele personen, steun die ik met grote dankbaarheid
heb mogen ontvangen.
Eerst en vooral wens ik mijn promotor te bedanken, professor Erik THOEN,
hoogleraar aan de universiteit Gent en voorzitter van de vakgroep Middeleeuwse
geschiedenis. Zijn motivatie en onbegrensde kennis van de middeleeuwse en
ecologische geschiedenis leidden meermaals tot een boost in mijn vorderingen.
Hetzelfde kan ik vertellen over professor Thoen‟s begeleiding in de bachelorpaper in
het voorgaande academiejaar. De verschillende door professor Thoen gedoceerde
cursussen die ik in de loop van mijn opleiding heb mogen volgen, hebben mijn
interesse in de ecologie en het landschap in mijn eigen streek en ver daarbuiten
aangewakkerd.
Vervolgens verdient mijn huidige werkgever, professor Guy DE TRÉ, van de
onderzoeksgroep Database Document en Content Management aan de Gentse
universiteit hier zeker een plaatsje. Het is bijna uitsluitend aan hem te danken dat ik
een voltijds studieprogramma geschiedenis gedurende vier jaar heb kunnen volgen,
omdat hij me steeds de nodige flexibiliteit liet zodat ik in alle comfort deze thesis en
mijn examenperiodes heb kunnen afwerken, en zo de niet evidente combinatie van
werken en studeren kon volmaken. Ook professor Jeroen DEPLOIGE, docent aan de
vakgroep Middeleeuwse geschiedenis, met wie ik nauw heb samengewerkt in het
kader van mijn functie aan de Universiteit Gent, liet mij de nodige flexibiliteit in mijn
planning.
Ik wens ook Pieter-Jan LACHAERT te bedanken, stadsarchivaris van Oudenaarde, en
zijn collega‟s op het archief, voor hun bereidwillige hulp in de zoektocht naar
bronnen. Ook Lies VERVAET, doctorandus middeleeuwse geschiedenis, mag hier
niet ontbreken.
3
Mijn vrienden bedank ik vooral voor de morele steun en het noodzakelijke vertier om
de batterijen terug op te laden, wat zo nu en dan eens nodig was. Maar ik wil vooral
mijn ouders bedanken, die na mijn opleiding tot informaticus nog eens een aantal
jaren gejammer en geklaag tijdens de examenperiodes van de opleiding geschiedenis
hebben moeten ondergaan, en desondanks altijd hun onvoorwaardelijke steun hebben
gegeven.
Tenslotte wens ik alle docenten uit de opleiding geschiedenis te bedanken. Hun kennis
en passie hebben voor mij, met een achtergrond als exacte wetenschapper, een totaal
nieuwe wereld opengedaan. Samen met de kritische zin die zij me de afgelopen vier
jaar hebben aangeleerd, heeft me dit als mens enorm verrijkt.
Bert Callens,
30 juli 2009.
4
Inhoudsopgave
Dankwoord ................................................................................................................. 2
Bronnen en bibliografie ............................................................................................. 6
Bibliografie ............................................................................................................ 6
Bronnen .................................................................................................................. 9
Toelichtingen ........................................................................................................... 11
Muntstelsel ........................................................................................................... 11
Landmaten van het gewezen graafschap Aalst .................................................... 11
Inleiding ................................................................................................................... 13
Probleem- en doelstellingen ................................................................................. 13
Bronnenmateriaal ................................................................................................. 15
Methode ............................................................................................................... 18
Context van de bestudeerde regio en periode ...................................................... 21
Hoofdstuk 1: Het landschap van Leupegem in de 17de en 18de eeuw ................... 24
Algemene topografische beschrijving en ruimtelijke indeling ............................ 24
Grondgebruik ....................................................................................................... 38
Geschatte waarde ................................................................................................. 50
Conclusies ............................................................................................................ 55
Hoofdstuk 2 : Eigendomsstructuren en eigendomsverhoudingen ........................... 57
Eigendomsgrootte ................................................................................................ 57
Pacht en eigendom ............................................................................................... 76
Conclusies ............................................................................................................ 84
Algemeen besluit ..................................................................................................... 86
Verder onderzoek ................................................................................................. 88
Bijlage I Kaarten ...................................................................................................... 89
Bijlage II Transcriptie van het landboek .................................................................. 98
5
Kaarten
Kaart 1: De wijken van Leupegem volgens het landboek van 1783 ............................ 26
Kaart 2: gesplitste percelen in de periode 1645-1783 .................................................. 28
Kaart 3: wegennet en percelen met een herberg .......................................................... 29
Kaart 4: de meest opvallende perceelsblokken met een repelstructuur. ...................... 32
Kaart 5: Percelen per oppervlakte in 1783 ................................................................... 35
Kaart 6: Percelen per oppervlakte in 1645 ................................................................... 36
Kaart 7: Evolutie van zaailand tussen 1645 en 1783 ................................................... 41
Kaart 8: Evolutie van hofstedes tussen 1645 en 1783 ................................................. 43
Kaart 9: Evolutie van bospercelen tussen 1645 en 1783 ............................................. 45
Kaart 10: Evolutie van meers tussen 1645 en 1783 ..................................................... 47
Kaart 11: Evolutie van weidegrond tussen 1645 en 1783 ............................................ 48
Kaart 12: prijs per roede in 1783 ................................................................................. 51
Kaart 13: Eigendommen van de abdij van Maegdendaele ........................................... 61
Kaart 14: Eigendommen van de quotidianen van Oudenaarde .................................... 64
Kaart 15: Eigendommen van de abdij van Ename ....................................................... 66
Kaart 16: Eigendom van de geestelijke instellingen in 1783, per grondtype .............. 68
Kaart 17: Eigendommen van de baron van Pamele ..................................................... 70
Kaart 18: eigenaars en eigendommen van de grote hoeves in Leupegem ................... 72
Kaart 19: De exploitatie van percelen in 1783 ............................................................. 78
Kaart 20: Het bedrijf van Johannes Bear in Leupegem ............................................... 79
Kaart 21: Grote pachters zonder eigendom in Leupegem ........................................... 80
Kaart 22: De pachters van de St. Remens kouter ......................................................... 81
Kaart 23: De pachters en eigenaars van de Kezer kouter ............................................ 83
6
Bronnen en bibliografie
Bibliografie
ANTROP (M.) en DE MAEYER (Ph.). Theoretische concepten van GIS. Gent, Academia
Press, 2008. ix+267p.
BOON (J.). “Het probleem dries in de Middeleeuwse Landbouw in Vlaanderen.” In:
Handelingen Maatschappij voor geschiedenis en oudheidkunde Gent. Gent, 19
(1965), pp. 31-46.
BOONE (M.). “Historische metrologie.” In: ART (J.) Hoe schrijf ik de geschiedenis van
mijn gemeente. Deel 3a: Hulpwetenschappen. Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1995.
pp. 149-165.
COPPIETERS (G.). Onroerend goed in beweging te Eke. Een historisch-geografische
benadering van een plattelandsgemeenschap tot het midden van de 19de
eeuw. Gent
(onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent), 1991.
DE RANTERE (B.). Geschiedenis van Oudenaarde van 1701 tot 1786. Oudenaarde,
Sanderus, 1985. 112p.
DE SCHRIJVER (H.). De oude landmaten in Vlaanderen. Gent, Dujardin – de
Schepper, 1942. 32p.
DELBARRE (V.). Het kapittel van Eine: vanaf het ontstaan tot het midden van de
zestiende eeuw. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1980.
(promotor: L. Milis).
7
JANSSENS (P.). “De Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden (1579-1780).” In: BLOM
(J.C.H.) e.a. (eds.) Geschiedenis van de Nederlanden. Baarn, HBuitgevers, 2003. pp.
178-221.
LACHAERT (P.-J.). De landschapsgeschiedenis van Schelderode: ruimtelijkeordening
en organisatie van het cultuurlandschap (12de
-18de
eeuw). Gent (onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1998, 2 dln. (promotor: E. Thoen).
LACHAERT (P.-J.). “De Makegemse bossen. Een voorbeeld van het nut van de
historische geografie voor de hedendaagse ruimtelijke ordening van Vlaanderen.” In:
Jaarboek ecologische geschiedenis. Gent, Academia Press, 2004. pp. 37-54.
LACHAERT (P.-J.). Oudenaarde 1708, een stad, een koning, een veldheer. Leuven,
Davidsfonds, 2008. pp. 151.
LINDEMANS (P.). Geschiedenis van de landbouw in België. Antwerpen, Genootschap
voor geschiedenis en volkskunde, 1994.
PALMER (R.R.), COLTON (J.) en KRAMER (L.). A History of the Modern World. New
York, McGraw-Hill, 2002. xxxi + 1191p.
RONSIJN (W.). De kadasterkaarten van Popp: een sleutel tot uw lokale geschiedenis:
historische geografie van Aarschot, Asse, Halle en Tienen aan de hand van de
kadasterkaarten van Popp. Leuven, Peeters, 2007. 148p.
SNACKEN (F.). “Streekindeling en begrenzing van het Land van Waas.” In: Tijdschrift
van de Belgische vereniging voor aardrijkskundige studies. Leuven, XXX (1961). pp.
217-255.
THOEN (E.). “A „commercial survival economy‟ in evolution. The Flemish
countryside and the transition to capitalism (Middle Ages-19th
century)” In:
HOPPENBROUWERS (P.) en VAN ZANDEN (J. L.) (eds.), Peasants into farmers? The
transformation of rural economy and society in the Low Countries (Middle Ages –
19th
century) in light of the Brenner debate. Turnhout, Brepols, 2001, pp. 102-157.
8
THOEN (E.). “Cartografie en historisch onderzoek.” In: ART (J.) Hoe schrijf ik de
geschiedenis van mijn gemeente. Deel 3b: Hulpwetenschappen. Gent, Stichting Mens
en Kultuur, 1995. pp. 131-185.
THOEN (E.). “De landbouw van de Middeleeuwen tot ca. 1840” In: PREVENIER (W.),
VAN EENOO (R.) en THOEN (E.), (eds). Geschiedenis van Deinze, deel III. Het
platteland en de dorpen in Deinze. Deinze, 2007, pp. 83-110.
THOEN (E.). “Excursion to the region of Oudenaarde and Courtrai (valleys of the river
Scheldt and the river Leie)” In: VERHOEVE (A.) en VERVLOET (J. A. J.) (eds.), The
transformation of the European rural landscape: methodological issues and agrarian
change. Brussel, NFWO, 1992, pp. 338-351.
THOEN (E.). Inleiding tot de historische geografie. Cursus in de opleiding tot master
in de geschiedenis. Gent, Universiteit Gent, 2008-2009.
THOEN (E.). “Landbouwproductie en bevolking in enkele gemeenten ten zuiden van
Gent.” In: VERHULST (A.) en VANDENBROEKE (C.), (eds). Landbouwproduktiviteit in
Vlaanderen en Brabant: XIVe – XIXe eeuw. Gent, 1979, pp. 131-159.
THOEN (E.). Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late
Middeleeuwen en het begin van de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen van
Oudenaarde en Aalst (eind 13de
-eerste helft 16de
eeuw). Leuven, Belgisch centrum
voor landelijke geschiedenis, 1988, 2 dln.
VAN CROMBRUGGE (F.). De domaniale organisatie van het Onze-Lieve-
Vrouwehospitaal van Oudenaarde (1573-1700). Gent (onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2001. (promotor: E. Thoen).
VAN MAELZAEKE (B.). De domaniale organisatie van het Onze-Lieve-
Vrouwehospitaal van Oudenaarde (1202-1572): goederenverwerving,
goederenbeheer en pachtpolitiek. Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling
Universiteit Gent), 2000, 2 dln. (promotor: E. Thoen).
9
VERHULST (A.). Bronnen voor de agrarische geschiedenis van het middeleeuwse
graafschap Vlaanderen. Leuven, Peeters, 2007. 3 dln.
VERVAET (L.). Een sociaal-economische en landschappelijke studie van een
plattelandsgemeenschap in het Land van Waas: Sinaai in de 17e en 18
e eeuw. Gent
(onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2007, (promotor: E. Thoen).
WESTON (R.). A Discours of Husbandrie used in Brabant and Flanders, shewing the
wonderfull improvement of land there, and serving as a pattern for our practice in
this Common-Wealth, Londen, W. Du-Gard, 1650.
WILLEQUET (B.). Landschapsgeschiedenis van een zuidoost-Vlaams dorp: de evolutie
van de ruimtelijke organisatie van het cultuurlandschap te Deftinge (Middeleeuwen –
Nieuwe Tijden). Gent (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2004,
(promotor: E. Thoen), 3 dln.
Bronnen
Koninklijke Bibliotheek Brussel
Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden door graaf de Ferraris.
Uitgave van het originele exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek van
Brussel door het Gemeentekrediet van België, 1965-1976.
Datum: 1777-1780.
Schaal: 1/25000.
Geografisch Instituut van de Universiteit Gent
Afdruk van de kadastrale kaart van Leupegem uitgegeven door P.C. Popp.
Schaal: 1/5000.
Datum: 1858-1862.
10
Stadsarchief van Oudenaarde
Landboek van Leupegem (1645)
Oud archief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64 Leupegem
Landboek van Leupegem (1783)
Oud archief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64 Leupegem
11
Toelichtingen
Muntstelsel1
Afkortingen :
- lb. : ponden.
- s. : schellingen.
- d. : denarii.
- par. : parisis.
Muntwaarden :
- 1 lb. = 20 s.= 240 d.
- 1 s. = 12 d.
Landmaten van het gewezen graafschap Aalst2
Afkortingen:
- ha.: hectare.
- a.: are.
- ca. : centiare
- b.: bunder.
- d.: dagwand.
- r.: roede.
1 M. Boone, Historische Metrologie, in: J. Art, Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel
3a: Hulpwetenschappen. Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1995, p. 139-141. 2 H. De Schrijver, De oude landmaten in Vlaanderen. Gent, Dujardin – de Schepper, 1942, p. 7.
12
Oppervlakte:
- 1 bunder = 4 dagwanden = 400 roeden.
- 1 b. = 1 ha. 22 a. 98 ca.
- 1 dagwand = 100 roeden.
- 1 d. = 30 a. 74 ca.
- 1 roede = 31 ca.
- 1 ha. = 325 r.
13
Inleiding
Probleem- en doelstellingen
Deze verhandeling poogt een historische geografie op te stellen voor de gemeente
Leupegem, nu deelgemeente van Oudenaarde. Gezien de beperkte tijdspanne waarin
dit onderzoek diende te worden uitgevoerd, is de onderzoeksperiode beperkt tot de
vroegmoderne periode en bestaat het bronnenmateriaal hoofdzakelijk uit de twee
landboeken die van Leupegem3 bewaard zijn gebleven voor deze periode.
Een historische geografie is een studie van de geschiedenis van het landschap, waarin
de invloed van de mens op dit landschap centraal staat. De activiteiten van de mens en
de organisatie van de maatschappij zijn namelijk doorslaggevend geweest voor de
evolutie van het landschap, en hebben tot gevolg dat het overgrote deel van het
natuurlandschap – landschap dat op geen enkele wijze is aangetast door menselijke
activiteit – nu als cultuurlandschap moet worden beschouwd. In een historische
geografie staan nederzettingsstructuren en de daarmee gepaard gaande inrichting van
het omringende gebied centraal. Een belangrijk onderdeel hiervan is de percelering
van het te onderzoeken gebied.4 De landboeken van Leupegem die in deze
verhandeling werden onderzocht, hebben de contemporaine percelen als eenheid van
informatie en zijn dus uitermate geschikt om de perceelstructuur en de evolutie ervan
in Leupegem te bestuderen.
Het landschap en de natuur bepalen voor een deel de samenlevingsvorm op het
platteland, maar ook andere aspecten zijn van groot belang, zoals de relatie tussen
eigenaars en gebruikers van percelen, de verhoudingen tussen grote en kleine
landbouwbedrijven en de wijze van exploitatie van het cultuurlandschap. Omwille van
regionale verschillen in het landschap, vaak gepaard met verschillende evoluties in de
manier waarop het landschap wordt geëxploiteerd, kan men de samenlevingsvormen
3 Stadsarchief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64: Leupegem, landboek 1645 en landboek 1783
4 E. Thoen, Inleiding tot de Historische geografie. Cursus in de opleiding master Geschiedenis. Gent,
Universiteit Gent, 2008-2009.
14
indelen in sociale agrosystemen.5 Binnen een dergelijk systeem gebeurt de
economische productie op een gelijkaardige manier, met specifieke kenmerken.
Leupegem is gesitueerd in wat men in de literatuur Binnen-Vlaanderen noemt, wat in
grote lijnen overeenkomt met de zandstreek rond Gent en dat als een regio met één
bepaald sociaal agrosysteem wordt beschouwd.6 De landboeken bevatten een ruime
hoeveelheid aan informatie om het dan heersende sociaal agrosysteem te bestuderen,
en zijn zeer nuttig omdat zij die informatie bevatten voor alle percelen in Leupegem
op een bepaald tijdstip, en daarom een globaal beeld en momentopname kunnen
geven van de gemeente. Cijns- en pachtcontracten en eventuele boedelbeschrijvingen
bevatten vaak meer specifieke informatie voor de studie van een sociaal agrosysteem,
maar worden in deze verhandeling niet beschouwd. De casus van Leupegem zal waar
mogelijk ook vergeleken worden met enkele andere studies van gemeenten in Binnen-
Vlaanderen, onder andere Sinaai7 in het Waasland aan de rand van wat men als
Binnen-Vlaanderen beschouwt, en Deftinge nabij Geraardsbergen8 en net zoals
Leupegem gelegen in de Vlaamse Ardennen.
Om de informatie uit de landboeken op een overzichtelijke manier te kunnen
presenteren zal extensief gebruik gemaakt worden van kaartmateriaal. Hiervoor zullen
de mogelijkheden van GIS-software op computer aangewend worden, gekoppeld aan
een databank die de informatie uit de landboeken bevat. De gevolgde methode wordt
verder uitvoerig beschreven, maar het staat vast dat een goed gebruik van deze
software toelaat om op korte tijd een quasi onbeperkte hoeveelheid kaartmateriaal te
genereren die de leesbaarheid en interpretatie van de onderzoeksresultaten ten goede
komt. Aangezien we beschikken over twee landboeken, één uit 1645 en één uit 1783,
kan de evolutie in dit tijdsinterval, mits goede structurering van de databank ook op
kaart gevisualiseerd worden.
5 E. Thoen, De landbouw van de Middeleeuwen tot ca. 1840, in: W. Prevenier, R. Van Eenoo en E.
Thoen (eds.), Geschiedenis van Deinze, deel III. Het platteland en de dorpen in Deinze. Deinze, 2007,
p 60 6 Ibidem, p. 60.
7 L. Vervaet, Een sociaal-economische en landschappelijke studie van een plattelandsgemeenschap in
het Land van Waas: Sinaai in de 17e en 18
e eeuw, Gent, Universiteit Gent, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling, 2007. 8 B. Willequet, Landschapsgeschiedenis van een zuidoost-Vlaams dorp: de evolutie van de ruimtelijke
organisatie van het cultuurlandschap te Deftinge (Middeleeuwen – Nieuwe Tijden), Gent, Universiteit
Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2004.
15
In het vervolg van deze inleiding zal kort het bronnenmateriaal worden besproken. Dit
bestaat uit beide landboeken van Leupegem, maar ook de kadastrale kaart van Popp
uit de 19de
eeuw en de Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden van graaf de
Ferraris uit de 18de
eeuw. Dan zal uitvoerig de gevolgde methode in deze
verhandeling worden toegelicht, met bijzondere aandacht voor de GIS-software die
uitvoerig werd gebruikt gedurende dit onderzoek. In het eerstvolgende hoofdstuk zal
dan het landschap van Leupegem worden bekeken, beginnende met een algemene
beschrijving van de structuur en infrastructuur van de gemeente. Nadien zal specifieke
aandacht besteed worden aan de perceelsstructuur, de oppervlakte van de percelen, het
grondgebruik en de geschatte waarde. Vervolgens wordt een hoofdstuk besteed aan de
eigendomsverhoudingen in de gemeente. Daarin worden de verschillende eigenaars
besproken, volgens grootte van grondbezit en volgens verschillende specifieke
eigendommen. In dit hoofdstuk worden ook de verhoudingen tussen eigenaars en
pachters besproken. Tot slot worden de vaststellingen in deze verhandeling in een
conclusie samengevat.
Bronnenmateriaal
Zoals eerder vermeld steunt dit onderzoek bijna uitsluitend op de twee landboeken
van Leupegem. Als basis voor het kaartmateriaal in deze studie werd de kadastrale
kaart van Popp gekozen, omwille van de hoge nauwkeurigheid en de perceelsgrenzen
op de kaart. Daarnaast werd de Kabinetskaart van graaf de Ferraris uit de 18de
eeuw
ook in beschouwing genomen.
Landboek van Leupegem uit 17839
Het land- of kaartboek van Leupegem uit 1783 werd in opdracht van de baljuw,
burgemeester en schepenen van Leupegem opgesteld, en de metingen uitgevoerd door
de beëdigde landmeter Eumanuel van der Straeten. Zoals in de inleiding van de
9 Stadsarchief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64: Leupegem, landboek 1783.
16
transcriptie te lezen valt10
, zijn zowel de eigenaars als de gebruikers van elk perceel
genoteerd, en wordt er verwezen naar het landboek uit 1645. Per perceel werd tevens
het landgebruik, de oppervlakte, de geschatte waarde per roede, de totale waarde van
het perceel – kapitael – en de belasting op het perceel – den penninck 40 – genoteerd.
Voor de oppervlakte en de geschatte waarde werd het landboek van 1645 als basis
genomen, met aanpassingen waar nodig, bijvoorbeeld als een nieuwe weg een stuk
van een perceel in beslag nam. Het landboek bevat drie mooie kaarten, één voor elke
wijk zodat het werk zich uitstekend leent om de situatie uit 1783 te importeren in de
GIS-software (cf. infra). Het landboek bevat een vrij uitgebreide legende die ons
vertelt op welke manier de perceelsgrenzen op de kaarten moeten geïnterpreteerd
worden in het geval bijvoorbeeld een gracht of een haag op die grens ligt11
. De
legende is heel gedetailleerd, maar de kaarten zelf laten niet duidelijk zien welke
situatie aan de perceelsgrenzen van toepassing is12
. Dit gebrek aan detail in op de
kaarten heeft geen gevolgen voor het onderzoek, maar de uitvoerige legende
illustreert wel de zorgvuldigheid waarmee dit landboek werd opgesteld.
Landboek van Leupegem uit 164513
Dit landboek is opgesteld in opdracht van de baljuw en schepenen van Leupegem, en
de metingen zijn aangevangen in januari 1645. Wie de aangestelde landmeter is, werd
niet vermeld. Per perceel wordt ongeveer hetzelfde vermeld als het jongere landboek,
behalve wat betreft de gebruikers of pachters van het perceel. Waar die in het jongste
landboek voor elk perceel systematisch worden genoemd, is dit in het oudere
landboek zelden het geval in het origineel handschrift. Wel staan rondom vele items
enkele notities die nieuwe eigenaars aanduiden, of melding maken van een pachter. In
veel gevallen zijn die andere notities doorstreept en aangevuld met nieuwe notities.
Omdat bij die extra notities geen datum werd toegevoegd en vaak ook niet duidelijk is
of het om een nieuwe eigenaar of een andere pachter gaat – beide komen voor in de
later toegevoegde notities – is het met dit landboek alleen onmogelijk om een totaal
overzicht te geven op een bepaald tijdstip wat betreft de gebruikers. Het landboek
10
Cf. Bijlage II: Transcriptie van het landboek van Leupegem uit 1783, p. 2. 11
Cf. Bijlage II: Transcriptie van het landboek van Leupegem uit 1783, p. 2-3. 12
Cf. Bijlage I: Kaarten, p. 2. 13
Stadsarchief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64: Leupegem, landboek 1645.
17
bevat geen kaarten, maar door de verwijzingen in het landboek van 1783 en
gelijkaardige verwijzingen in het oudste landboek naar het jongste, kan een vrij
complete reconstructie op kaart gemaakt worden van de situatie in 1645 wat betreft
perceelsstructuur, grondgebruik, geschatte waarde en eigenaar.
De kadastrale kaart van Leupegem, 1858-1861
De kadasterkaart van Popp van de gemeente Leupegem is de kaart op basis van
dewelke alle kaartmateriaal in deze studie werd opgemaakt. Deze kaart dateert uit de
tweede helft van de 19de
eeuw, is voldoende accuraat, en kent een nauwkeurige
optekening van de percelen zoals die in de 19de
eeuw bestonden. Zoals later zal
blijken zijn de percelen van de minder nauwkeurige kaarten uit het landboek
makkelijk terug te vinden op de kadastrale kaart, aan de hand van wegen,
gelijkvormige perceelsgrenzen, etc. De kaart dateert ook uit de periode vóór de
ingrijpende landschappelijke wijzigingen ten gevolge van de industriële revolutie.14
De Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden door graaf de Ferraris
Deze kaart werd in het laatste kwart van de 18de
eeuw opgesteld voor militaire
doeleinden. Alhoewel de kaart in haar geheel niet overal even nauwkeurig is, biedt ze
toch een mooie globale indruk over hoe het landschap er in die periode moet hebben
uitgezien. De perceelstructuur is echter niet zichtbaar op de kaart, ook niet in het
gesloten landschap, waar de omheinde stukjes grond fictief zijn. Niettemin zijn zaken
zoals bewoning, grondgebruik, wegen en rivieren vrij volledig. Het landboek van
1783 met bijhorende kaarten dateren uit nagenoeg dezelfde periode, dus kan de
informatie voor Leupegem op de Kabinetskaart daarmee getoetst worden.15
14
E. Thoen, Cartografie en historisch onderzoek, in: J. Art, Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn
gemeente. Deel 3b: Hulpwetenschappen. Gent, Stichting Mens en Kultuur, 1995, pp. 173-174. 15
Ibidem, pp. 148-149.
18
Methode
Landboeken beslaan alle percelen van een bepaald gebied en bevatten dus voldoende
informatie om een totaalbeeld te geven van dat gebied op een bepaald tijdstip. Niet
alle landboeken bevatten echter kaarten, en indien dit wel het geval is, wordt maar een
bepaalde hoeveelheid informatie uit het landboek op die kaarten getoond. Om het
globale beeld dat een landboek kan bieden zo overzichtelijk mogelijk te maken, wordt
het best – naast grafieken en tabellen – ook kaartmateriaal geproduceerd uit de
gegevens in het landboek. Het middel bij uitstek om dergelijke kaarten in hoge
kwaliteit en met hoge nauwkeurigheid te kunnen produceren, zijn geografische
informatiesystemen.
Geografische Informatiesystemen
Geografische informatiesystemen, kortweg GIS, zijn informatiesystemen voor het
opbouwen, beheren, verwerken en communiceren van geografische informatie.16
Een
GIS laat toe om geografische informatie op te slaan en te visualiseren op een kaart.
Geografische informatie is alle informatie die ruimtelijk gelokaliseerd en beschreven
kan worden. Een perceel, een weg of een waterloop zijn voorbeelden van dergelijke
informatie, en deze kunnen in een GIS getekend en op kaart gezet worden. Op die
kaarten kan een GIS allerlei operaties uitvoeren, zoals de afstand berekenen tussen
twee punten, maar ook complexe operaties zijn mogelijk. Zo ligt een GIS aan de basis
van moderne GPS-toestellen (Global Positioning System) gebruikt in wagens, die de
kortste of eenvoudigste weg naar een bepaalde bestemming kunnen bepalen.
Daarnaast laat een GIS toe om ook niet-geografische informatie op te slaan en deze te
koppelen aan geografische informatie. Zo kan bijvoorbeeld aan een perceel de
eigenaar of het grondgebruik worden gekoppeld, aan een weg de maximum toegelaten
snelheid en aan een waterloop de waterkwaliteit of diepte. Omdat deze niet-
geografische informatie kan gekoppeld worden aan een locatie, kan ook die
informatie automatisch gevisualiseerd worden op een kaart. Het zijn precies deze
eigenschappen van een GIS die toelaten om de vele gegevens uit de landboeken van
16
M. Antrop en Ph. De Maeyer, Theoretische concepten van GIS. Gent, Academia Press, 2008, p. 4.
19
Leupegem, ook al zijn die erg verschillend van aard, te visualiseren op een kaart. Hoe
die precies worden getoond is de keuze van de gebruiker van het GIS en de
mogelijkheden zijn quasi onbeperkt.
Een GIS is een complex systeem met vele mogelijkheden die in verschillende
domeinen kunnen bijdragen aan onderzoek, en niet in het minst aan de historische
geografie. Omwille van die complexiteit is een GIS echter niet zo eenvoudig in
gebruik en is een korte uitleg over de gebruikte technieken op z‟n plaats. Merk op dat
deze uiteenzetting, gebaseerd op het boek van Antrop en De Maeyer, gebruikt als
cursusmateriaal in de bachelor opleiding geografie17
, slechts een heel beperkt
overzicht is van de technieken die werden toegepast in deze verhandeling. Deze
uiteenzetting wordt verduidelijkt aan de hand van concrete voorbeelden uit de studie
van Leupegem.
Een GIS systeem kan geografische informatie interpreteren op twee manieren,
namelijk gebaseerd op rasters en gebaseerd op vectoren. Een raster deelt het kaartvlak
op in kleine regelmatige veelhoekjes. Gebruikelijk zijn dit vierkantjes die pixels
worden genoemd. Aan elke pixel kan een waarde worden toegekend. Rasters zijn
geschikt voor het inlezen van foto‟s en kaarten in een GIS, om er nadien de nodige
operaties op uit te voeren. In deze verhandeling zijn rasterbestanden van de
kadasterkaart van Popp, de Ferrariskaart en satellietfoto‟s van Leupegem gemaakt,
waarbij op de twee laatste de grens van Leupegem werd getekend18
. Als basis voor
alle kaartmateriaal in de verhandeling werd de kadastrale kaart van Popp genomen,
omdat die een hoge graad van nauwkeurigheid kent en omdat de perceelstructuur er
mooi op is aangeduid. Alle informatie in de landboeken, ook de kaarten uit het
landboek van 1783, en de andere gebruikte kaarten, worden op de kadastrale kaart
geprojecteerd. Niet alle kaarten kennen echter dezelfde nauwkeurigheid van de Popp-
kaart. Een mooi voorbeeld hiervan is de Kabinetskaart van Ferraris, die opgemaakt is
voor militaire doeleinden, en vooral belangrijk was om toegankelijkheid van het
landschap voor grote legers te kunnen bepalen. De meetkundige nauwkeurigheid was
van minder belang en dit is duidelijk te zien19
. De grens van Leupegem op de
17
M. Antrop en Ph. De Maeyer, Theoretische concepten van GIS. Gent, Academia Press, 2008. 18
Cf. Bijlage I: Kaarten, pp. 3-5. 19
Cf. Bijlage I: Kaarten, p. 4.
20
Ferrariskaart, die getekend is gebruik makend van kenmerken in het landschap zoals
wegen, waterlopen en bewoning, lijkt op de grens op de kadastrale kaart, maar als
deze nader bekeken wordt, zijn duidelijke verschillen te zien. Het zou bijna
onmogelijk zijn om de Ferrariskaart manueel te projecteren op de kadastrale kaart,
maar een GIS biedt hiervoor de nodige werkmiddelen. Een GIS laat toe om op beide
kaarten overeenkomstige punten aan te duiden. Bij voorkeur zijn dit punten die op de
verschillende kaarten goed herkenbaar zijn, zoals kruispunten, mondingen van
waterlopen, een kerk en grote hoeven. Deze moeten voldoende gespreid zijn over de
oppervlakte van Leupegem, en eenmaal gekozen, hervormt GIS de ene kaart (in dit
geval de Ferrariskaart) naar de basiskaart door middel van wiskundige interpolatie.
Dit proces heet georeferentie20
. Doordat op de Ferrariskaart de verhouding tussen
reële afstand en afstand op de kaart soms vrij verschillend is naargelang de positie op
de kaart, is de projectie op de Popp-kaart, na georeferentie ook slechts bij benadering
correct, maar het betekent op z‟n minst al een verbetering ten opzichte van de
originele Ferrariskaart. De Ferrariskaart werd in deze verhandeling enkel gebruikt om
een indruk te krijgen over het landschap en het landgebruik. Een exacte vergelijking
tussen de Ferrariskaart en de landboeken blijft moeilijk, niet in het minst omdat op de
Ferrariskaart geen percelen zijn getekend, en omdat zij slechts bij benadering de reële
toestand van het einde van de 18de
eeuw weergeeft.
Eenmaal de basiskaart in het GIS is geïmporteerd, moeten de objecten gedefinieerd
worden die we wensen te bestuderen. Om percelen, wegen en gebouwen als objecten
te kunnen interpreteren, wordt gebruik gemaakt van de tweede methode van
interpretatie in een GIS, de interpretatie door middel van vectoren. Vectoren laten toe
om ruimtelijke objecten te definiëren op een kaart aan de hand van vlakken, lijnen en
punten. De percelen in het landboek zijn niet dezelfde als die op de Popp-kaart,
omwille van wijzigingen doorheen de tijd, maar het overgrote deel van de
perceelsgrenzen op de kaarten uit het landboek van 1783 zijn heel gemakkelijk te
herkennen op de Popp-kaart. Bijgevolg werden de percelen uit het landboek getekend
als begrensde vlakken, maar met de nauwkeurigheid van de Popp-kaart21
. Eenmaal die
percelen getekend zijn, kan een GIS die onmiddellijk op alle kaartlagen tonen. Zo kan
men bijvoorbeeld de percelen projecteren op de sattelietfoto en voor elk perceel de
20
M. Antrop en Ph. De Maeyer, Op. Cit., pp. 43-45. 21
Cf. Bijlage I: Kaarten, p. 6.
21
huidige situatie in één oogopslag zien. Naast percelen, getekend als vlakken, werden
ook het rivieren- en wegennet uit het landboek van 1783 getekend als zogenaamde
polylijnen, en de grote hoeves in Leupegem als punten op de kaart.
Deze werkwijze heeft als resultaat dat een hele reeks van verschillende types
geografische informatie aan elkaar gekoppeld wordt, en laat toe om deze uit te breiden
met niet-geografische informatie die in een databank werd opgeslagen. Hierdoor is
men in staat allerlei vragen te stellen aan de computer en de resultaten ervan
onmiddellijk in de gewenste vorm op kaart te tonen. Alle tabellen en kaarten in deze
verhandeling zijn op deze manier gemaakt, gebruik makend van de bevragingstaal
SQL (Structured Query Language). Deze programmeertaal geldt als dé internationale
standaard voor relationele databanken, zoals MSAccess dat hier werd gebruikt. De
gebruikte GIS-software is ARCgis, dat reeds een lange tijd een belangrijke speler is
op de GIS-markt.
Context van de bestudeerde regio en periode
Volgende paragrafen schetsen heel beknopt de historische situatie in de Zuidelijke
Nederlanden tijdens de periode waaruit beide landboeken van Leupegem stammen, de
17de
en de 18de
eeuw.
Politieke situatie in de Zuidelijke Nederlanden (17de
en de 18de
eeuw)22
Sinds het ontstaan van de Atlantische handelsroutes hadden de Nederlanden een heel
belangrijke en strategische ligging in Europa. Het gevolg was dat zij ook de speelbal
waren van de omliggende buurlanden en dikwijls het slagveld vormden voor
„buitenlandse‟ conflicten. Sinds 1568 waren de Nederlanden betrokken in de
godsdienstoorlogen tussen protestanten en katholieken, waarin enkele opstandige
22
Deze paragraaf is gebaseerd op volgende werken: R.R. Palmer, e.a., A History of the Modern World.
New York, McGraw-Hill, 2002, pp. 97-179, en P. Janssens, De Spaanse en Oostenrijkse Nederlanden
(1579-1780), in: J.C.H. Blom, e.a. (eds.), Geschiedenis van de Nederlanden, Baarn, HBuitgevers, 2003,
pp. 178-221.
22
gewesten zich afkeerden tegen de Spaanse heerser in de Nederlanden. Het
uiteindelijke gevolg was dat op het einde van de 16de
eeuw de noordelijke
Nederlanden onafhankelijk werden van het Spaanse rijk, en de Republiek van de
Verenigde Provinciën vormden. De strijd tussen de Republiek en de Spanjaarden
bleef, soms met periodes van relatieve rust, duren tot de Vrede van Münster werd
getekend in 1648. De lange strijd werd voornamelijk gevoerd in de zogenaamde
opstandige gewesten en rond de belangrijkste rivieren zoals de Schelde er één van
was. De oorlog had er echter voor gezorgd dat belangrijke kapitaalskrachtige groepen
de regio ontvlucht waren, en door de sluiting van de Scheldemonding verging het
belangrijke steden zoals Antwerpen heel slecht.
De Vrede van Münster betekende echter niet het einde van het oorlogsgeweld, want
sinds 1635 had Frankrijk territoriale ambities aan zijn noordgrens, en gedurende meer
dan een eeuw bestond er steeds een dreiging van nieuwe gewapende conflicten. Door
de verbond tussen Frankrijk en de Verenigde Provinciën veranderden de militaire
verhoudingen in de regio ten nadele van de Spanjaarden en was het voortbestaan van
de Spaanse Nederlanden in gevaar. De Fransen geloofden immers in een totale
verovering van de Zuidelijke Nederlanden, in tegenstelling tot de Verenigde
Provinciën die een voornamelijk defensieve oorlog voerden tegen de Spanjaarden. Na
1665 werden Gent, Brussel en andere steden door de Fransen belegerd, en
daartegenover stond een uitgeput Spanje. De Spaanse Nederlanden werden echter
„gered‟ door de veranderende internationale houdingen. De vrees voor een te sterk
Frankrijk bracht de Republiek en Spanje, en later ook Engeland, dichter bij elkaar en
zij vormden een gezamenlijk front tegen de dreigende Franse opmars in Europa. Op
het einde van de 17de
eeuw verleende de Filips V aan Louis XIV van Frankrijk het
recht om de Spaanse Nederlanden in zijn plaats te besturen. De hervormingen van de
Fransen werden met veel verontwaardiging onthaald door de bevolking, en ook de
zeemogendheden Engeland en de Republiek weigerden zich hierbij neer te leggen. Er
volgden een aantal belangrijke confrontaties in Vlaanderen tussen het Franse leger
van Louis XIV en de „geallieerde‟ strijdkrachten onder leiding van Willem van
Oranje, onder andere in 1708 in de slag van Oudenaarde die zich plaatsvond op een
aantal kilometer van Leupegem. De troepen van Willem van Oranje veroverden
uiteindelijke de Zuidelijke Nederlanden op de Fransen, en in 1715 werden die aan de
Habsburgers overgedragen. De Franse dreiging was hiermee echter niet verdwenen,
23
en van 1744 tot 1748 bevonden de nu Oostenrijkse Nederlanden zich opnieuw onder
Franse bezetting. In 1756 sloten Oostenrijk en Frankrijk tot ieders verbazing een
verbond, waardoor de Franse dreiging wegviel. Voor het eerst in bijna twee eeuwen
kenden de Zuidelijke Nederlanden een tijd van relatieve rust.
Sociaal-economische situatie in de Zuidelijke Nederlanden (17de
en de 18de
eeuw) 23
Ondanks de vele oorlogen bleven de Zuidelijke Nederlanden relatief gespaard, zolang
de conflicten zich beperkten tot de grensgebieden. De in het buitenland geprezen
landbouw in de Zuidelijke Nederlanden – door Weston Dutch Husbandry genoemd24
– zorgde voor een voldoende voedselaanbod, waardoor de regio gespaard bleef van
grote hongersnoden. Het verlaten van het traditionele drieslagstelsel rond de grote
Vlaamse steden en het telen van voedergewassen, lieten een grotere veestapel op stal
toe, waardoor een betere bemesting van het landbouwareaal mogelijk was. Als het
binnenland bezet werd door vreemde legers, was de druk op het platteland wel hoog,
ondanks de hoge landbouwopbrengsten. De plattelandsbevolking ging dan gebukt
onder de dreiging van plunderende legers en de situatie was allesbehalve veilig te
noemen. Pas nadat de oorlogsdreiging wegviel, kon het platteland zich volledig
herstellen. In de 18de
eeuw kenden de Oostenrijkse Nederlanden een demografische
groei en werd gepoogd het landbouwareaal intensiever te gebruiken. Dit resulteerde in
een ver doorgedreven bedrijfsversnippering, waarbij landbouwers enorm
arbeidsintensief tewerk gingen op hun kleine percelen landbouwgrond. Toen de
intensivering van de landbouw een hoogtepunt had bereikt, zocht de
plattelandsbevolking toevlucht in de plattelandsnijverheid voor extra inkomen. Dit
proces staat bekend als de proto-industrialisering.
23
Deze paragraaf is gebaseerd op volgende werken: R.R. Palmer, Op. Cit., pp. 97-179; P. Janssen, Art.
Cit. en E. Thoen, De landbouw van de Middeleeuwen tot ca. 1840, in: W. Prevenier, e.a., Geschiedenis
van Deinze, deel III. Het platteland en de dorpen in Deinze. Deinze, 2007, pp.83-110. 24
R. Weston, A Discours of Husbandrie used in Brabant and Flanders, shewing the wonderfull
improvement of land there, and serving as a pattern for our practice in this Common-Wealth, Londen,
W. Du-Gard, 1650.
24
Hoofdstuk 1:
Het landschap van Leupegem in de 17de en 18de eeuw
In dit hoofdstuk zal het landschap van Leupegem worden beschreven aan de hand van
de landboeken uit 1645 en 1783 en zullen ook de verschillen tussen beide worden
bekeken, om enig idee te krijgen van evoluties in die periode. Onder „landschap‟
verstaan we het waarneembare deel van het aardoppervlak, en daaronder vallen zowel
natuurlijke als culturele elementen.
Algemene topografische beschrijving en ruimtelijke indeling
De gemeente Leupegem heeft een oppervlakte van circa 210 ha en kent een
langwerpige vorm met de twee smalle grenzen georiënteerd in noordwestelijke en
zuidoostelijke richting. In het noordwesten werd Leupegem begrensd door de
Schelde. Ondertussen is de Schelde in de buurt van Oudenaarde sterk aangepast, maar
de oude loop van de belangrijke rivier is nog steeds zichtbaar aan de huidige grens
van Leupegem. De zuidwestelijke grens wordt gevormd door de Maerkebeek, die
uitmondt in de Schelde in het uiterste westen van Leupegem. Het reliëf van de
gemeente is aan de waterlopen die de grens vormen vlak, maar aan de andere zijde
van Leupegem begint het heuvelachtig reliëf dat de Vlaamse Ardennen kenmerkt. In
het noordoosten en oosten liggen de Edelareberg en de Ladeuze, toponiemen die reeds
vermeld worden in de landboeken en nu nog steeds in gebruik zijn. De zijden van de
heuvels die in het grondgebied van Leupegem vallen, zijn gekenmerkt door een steile
hellingsgraad. De dorpskern van Leupegem is gelegen in het noordwesten, dicht tegen
de Schelde en de stad Oudenaarde. In de landboeken van Leupegem is er nog sprake
van een voormalige veste van Oudenaarde, gelegen in het meest noordelijk punt van
Leupegem. Op de kaart van Ferraris is duidelijk te zien dat Leupegem op het einde
van de 18de
eeuw voor het overgrote deel bestaat uit open landschap, bestaande uit
zaailand en aan de Schelde meersen. Dit open landschap is slechts onderbroken op de
25
steilste hellingen door enkele bos- en weidepercelen, en in de dorpskern grenzend aan
Oudenaarde die voornamelijk bestaat uit kleine bebouwde perceeltjes.25
Foto 1: Restanten van de oude loop van de Schelde, die de grens vormde van Leupegem
In het landboek van 1783 is Leupegem ingedeeld in drie wijken, waarvan voor elke
wijk een kaart werd opgesteld. In het landboek van 1645 is van deze indeling in
wijken geen sprake, de items werden, althans wat betreft grote eigenaars, ingedeeld
per eigenaar. Door de onderlinge referenties in de landboeken, kunnen de meeste
percelen uit 1645 geplaatst worden op de percelen uit 1783, en kan de indeling in de
drie wijken worden toegepast op het oude landboek.
25
Cf. Bijlage I: Kaarten, p. 4.
26
Kaart 1: De wijken van Leupegem volgens het landboek van 1783
De eerste wijk in het landboek van 1783, in het noorwesten van Leupegem, is gekend
onder de naam Sint Remens Cauter en omvat naast de genoemde kouter ook grote
meerspercelen aan de Schelde en de dorpskern van Leupegem. Aan noordoostelijke
zijde begint het Edelarebos, op de helling van Edelareberg. De tweede wijk, De
Roode Zee, bestaat voornamelijk uit zaailand, behalve aan de noordoostelijke zijde
waar het bos op de helling van Edelareberg verder gaat. De derde wijk,
d’Ommeloosen boomkauter bevat deels de helling van de Ladeuze, met bovenop de
heuvel een vlak gebied met landbouwgrond, de Kezer Kauter genaamd, en tussen de
voet van de helling en de Maerkebeek voornamelijk zaailand en weide. Onderstaande
tabel geeft een overzicht van de percelen per wijk volgens beide landboeken.
27
Wijk Opp. (ha) # percelen 1783 # percelen 1645
St Remens Cauter 73, 4 158 109
De Roode Zee 65,2 44 46
D‟Ommeloosen boomkauter 70,5 77 93
Tabel 1: percelen en oppervlakte per wijk
Het landboek van 1783 bevat in totaal 279 percelen, waarvan ruim de helft gelegen is
in de wijk genaamd St. Remens Cauter, dat naast de kouter zelf en enkele grote
percelen meers vooral veel kleine perceeltjes met hofsteden bevat in en rond de
dorpskern. Het landboek van 1645 bevat 261 percelen, het verschil in aantal percelen
is dus nauwelijks achttien. Van de percelen uit 1645 konden er dertien niet exact
gelokaliseerd worden op de percelen van 1783, enkel een benadering is mogelijk door
de beschrijvingen in het landboek. Bovenstaande tabel toont dat de verschillen tussen
beide landboeken per wijk echter veel groter zijn. In de St. Remens kouter is het
aantal percelen in het jongste landboek ongeveer 50% groter dan in 1645, terwijl het
aantal percelen in de Ommeloosen boomkauter is afgenomen in dezelfde periode.
Hieruit kunnen we besluiten dat, ondanks de dertien niet gelokaliseerde percelen,
vooral de wijk van de meersen en de dorpskern een grondige wijziging in
perceelstructuur hebben ondergaan in de periode tussen 1645 en 1783.
Onderstaande kaart toont de percelen uit het jongste landboek die volgens het
landboek in 1645 nog deel uitmaakten van een grotere perceelsstructuur in een groene
kleur. De lichtgele percelen bleven ongewijzigd in die periode. Er valt meteen op dat
de percelen aan de Schelde, die zowel in het oudste als het jongste landboek als „de
groote messweede‟ of „de groote meersch‟ worden vermeld in 1783 allen kleinere
percelen zijn dan in 1645. Bepaalde groepen van percelen in de dorpskern, bebouwd
met hofstedes, vormen in 1783 kleinere percelen dan in 1645 het geval was en ook
een deel van de St. Remens kouter bestaat uit kleinere percelen. Vooral bij die laatste
zien we in 1783 een duidelijke repelpercelering. In de andere wijken van Leupegem,
waar het verschil in aantal percelen tussen 1645 en 1783 kleiner is, zijn de gesplitste
percelen meer verspreid, zonder dat zich een bepaalde trend lijkt af te tekenen.
28
Kaart 2: gesplitste percelen in de periode 1645-1783
In de gelijkaardige studie voor Sinaai in het land van Waas is in de periode tussen
1670 en 1730 ook slechts een geringe toename van het aantal percelen vastgesteld,
weliswaar is het beschouwde interval minder dan de helft van het interval tussen de
landboeken van Leupegem. De versplinterde percelen in Sinaai in die periode zijn vrij
regelmatig over de verschillende wijken gespreid, en dus niet vooral geconcentreerd
in één wijk zoals in Leupegem het geval blijkt te zijn. Er moet wel opgemerkt worden
dat Leupegem een veel kleinere parochie is dan Sinaai. In Sinaai zijn het in bepaalde
wijken vooral de percelen met meers gelegen aan waterlopen die zijn opgesplitst, net
zoals in Leupegem aan de Schelde. 26
26
L. Vervaet, Een sociaal-economische en landschappelijke studie van een plattelandsgemeenschap in
het Land van Waas: Sinaai in de 17e en 18
e eeuw, Gent, Universiteit Gent, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling, 2007, pp. 54-58.
St Remens Cauter
De groote messweede
29
Wegennet
In het landboek van 1783 is het wegennet heel gedetailleerd opgenomen, zowel op de
kaarten als in de beschrijvingen van de percelen. Bij de oppervlakteberekening werd
rekening gehouden met wegen grenzend aan percelen, en wegen die percelen
doorkruisen. De kaarten en bijhorende legende in het landboek van 1783 geven
telkens aanwijzingen over de verschillende wegen en tot welk perceel die moeten
gerekend worden als die samenvallen met een perceelsgrens.
Kaart 3: wegennet en percelen met een herberg
De dorpskern van Leupegem vormt het kruispunt van enkele belangrijke wegen,
aangeduid met een rode lijn op de kaart. Deze wegen zijn in de landboeken vermeld
als steenweg of calsijde weg. Vanuit de dorpskern kon men de steenweg naar het
kortbij gelegen Oudenaarde nemen, de steenweg naar Doornik en die naar Ename. De
steenweg naar Ronse tenslotte, springt in het oog door het kaarsrechte traject dat die
weg vertoont, en door het feit dat hij als enige van de steenwegen in Leupegem dwars
Naar Doornik Naar Ronse
Korte toegangsweg
tot Oudenaarde
Naar Ename
30
door percelen heen loopt. In het landboek van 1645 is van deze laatste steenweg nog
geen sprake. Dit, samen met het feit dat percelen doorkruist zijn, wijst erop dat deze
weg is aangelegd tussen 1645 en 1783, op een nieuwe traject zonder rekening te
houden met bestaande wegen of perceelsgrenzen.
Foto 2: de steenweg naar Ronse, volgens het traject van het landboek van 1783
De dorpskern van Leupegem mag dan wel gelegen zijn op het kruispunt van enkele
belangrijke wegen, het ligt vooral vlakbij de stad Oudenaarde, verbonden met een
korte steenweg. Als men Oudenaarde in zuidelijke richting verlaat kan en kon men
verschillende richtingen uit (Doornik, Ronse, Ename, Geraardsbergen, …). Men kan
zich afvragen of Leupegem, naast mobiliteit, kon profiteren van de ligging. Het
landboek van 1783 toont een drietal percelen, pal in de dorpskern en aan de
steenwegen gelegen, waarop zich een herberg bevond. Nog enkele andere herbergen
lagen dichtbij de dorpskern, maar niet aan een steenweg. De herbergen zijn in blauw
aangeduid op bovenstaande wegenkaart. Leupegem bood dus blijkbaar wel enkele
faciliteiten om reizigers onderdak te geven, maar die faciliteiten zullen misschien wel
31
meer in het naburige Oudenaarde aanwezig geweest zijn, nauwelijks enkele
honderden meter verder gelegen.
Perceelsstructuur
In deze paragraaf wordt de perceelstructuur nader bekeken in Leupegem. De aandacht
gaat voornamelijk naar perceelsvorm en –oppervlakte. Waar mogelijk wordt ook de
evolutie tussen 1645 en 1783 getoond.
De kaarten in het landboek van 1783 geven in Leupegem voornamelijk twee soorten
perceelsvormen aan. Enerzijds zijn er perceelsgroepen die heel duidelijk een
regelmatige repelstructuur kennen, anderzijds zijn er grote en minder grote
blokpercelen, in de meeste gevallen met een onregelmatige structuur. Onderstaande
kaart toont de meest opvallende blokken met een repelstructuur volgens het landboek
van 1783. Er werd een onderscheid gemaakt tussen percelen die in het landboek van
1645 reeds als afzonderlijke percelen worden vermeld – de rode percelen – en de
percelen die in 1645 grotere percelen vormden en die dus ergens tijdens het interval
tussen beide landboeken gesplitst werden – de groene percelen. Alhoewel het
landboek van 1645 duidelijk een bepaalde tijd als werkdocument is gebruikt, te zien
aan de vele aantekeningen verspreid rond de perceelitems, is van enige versplintering
van percelen niks genoteerd.
32
Kaart 4: de meest opvallende perceelsblokken met een repelstructuur.
De roodgekleurde repelpercelen onmiddellijk rond de dorpskern gelegen, hadden
reeds in 1645 dezelfde structuur. Deze werden in 1645 voornamelijk als zaailand
gebruikt, maar in 1783 zijn ze zo goed als allemaal bebouwd met hofstedes. De
overige repelpercelen zijn hoofdzakelijk zaailand, zo ook de St. Remens kouter, die
volgens het landboek van 1645 nog bestond uit grotere percelen, en nog niet uit de
repelstructuur uit 1783 kende. Dit doet vermoeden dat de genoemde kouter op andere
wijze werd geëxploiteerd in 1645 dan in 1783. De Kezer kauter27
, een naam die
vermeld wordt op de kadastrale kaart van Popp, maar waarvan in de landboeken geen
sprake is, kent ook een repelpercelering, maar dit was reeds in 1645 grotendeels het
geval.
In beide landboeken wordt de oppervlakte van elk perceel vermeld, in bunder,
dagwand en roeden. In het landboek van 1783 werd de beëdigde landmeter genoemd,
27
Kezer bestaat in het huidige lokale dialect en verwijst naar het nabijgelegen bedevaartsoord
Kerselaere.
St Remens Cauter
Kezer Kauter
33
Eumanuel van der Straeten, maar in het landboek van 1645 staat nergens iemand met
een gelijkaardige opdracht genoteerd. In de inleiding van het landboek van 1783 valt
te lezen dat voor het bepalen van de oppervlakten gebruik gemaakt is van de
oppervlakten genoteerd in het oudere landboek, maar in het jongste landboek zijn wel
herberekeningen gedaan in geval van gesplitste percelen, of nieuwe en bestaande
wegen die langs of door percelen lopen.
Onderstaande tabellen en grafieken bieden een overzicht van de percelen per
grootteorde. De gebruikte indeling is dezelfde als die in de studie van Sinaai28
,
gebaseerd op de criteria van Snacken29
.
Opp. (ha) # percelen # percelen
(%)
Ingenomen
opp. (ha)
Aandeel opp.
(%)
[0-0,25] 82 29,4 10,0 4,8
]0,25-0,5] 85 30,5 30,3 14,5
]0,5-0,75] 42 15,1 25,9 12,4
]0,75-1] 15 5,4 13,3 6,4
]1-2] 32 11,5 43,3 20,7
]2-3] 9 3,2 22,0 10,5
]3-4] 8 2,9 27,5 13,2
]4-5] 2 0,7 8,5 4,1
> 5 4 1,4 28 13,4
Tabel 2: Landboek 1783, perceelsgrootte
Opp. (ha) # percelen # percelen
(%)
Ingenomen
opp. (ha)
Aandeel opp.
(%)
[0-0,25] 68 26,2 8,6 4,1
]0,25-0,5] 79 30,4 28,9 13,8
]0,5-0,75] 40 15,4 24,7 11,8
]0,75-1] 21 8,1 19,0 9,1
]1-2] 31 11,9 45,0 21,5
]2-3] 10 3,8 24,2 11,6
]3-4] 4 1,5 14,0 6,7
]4-5] 2 0,8 8,7 4,2
> 5 5 1,9 37,1 17,8
Tabel 3: Landboek 1645, perceelsgrootte
28
L. Vervaet, Op. Cit., p. 75. 29
F. Snacken, Streekindeling en begrenzing van het Land van Waas, in: Tijdschrift van de Belgische
vereniging voor aardrijkskundige studies. Leuven, 30 (1961).
34
De verschillen tussen beide tabellen zijn erg klein. Zowel in 1645 als in 1783 was
ruim de helft van de percelen kleiner dan een halve hectare, en die percelen nemen
ongeveer 18% van de totale oppervlakte van Leupegem in. Ook de cijfers voor grotere
percelen, vanaf twee hectare zijn vrijwel identiek, met uitzondering van de grootste
percelen, groter dan 5 hectare, die in 1645 in de totale oppervlakte van Leupegem een
groter aandeel vormden.
0
5
10
15
20
25
[0-0,25] ]0,25-0,5] ]0,5-0,75] ]0,75-1] ]1-2] ]2-3] ]3-4] ]4-5] > 5
(ha)
Ingenomen opp (%) per perceelsgrootte
1783
1645
Bovenstaand diagram toont dat voor de meeste oppervlaktecategorieën de ingenomen
oppervlakte in beide landboeken weinig verschilt. De grootste verschillen bevinden
zich bij de grotere percelen. In 1645 was het aandeel van de grootste percelen – groter
dan 5 hectare – opmerkelijk groter dan in 1783, terwijl het aandeel van middelgrote
percelen tussen 3 en 4 hectare duidelijk groter is in 1783. Eén van de grootste
percelen uit 1645 is de meers gelegen aan de Schelde, genaamd “de groote
messweede”. Het landboek van 1783 toont aan dat deze ondertussen gesplitst is in vier
percelen, waarvan enkele middelgrote en waarbij telkens vermeld wordt:
“deelmaekende van de grote messweede”, zelfs voor het perceel dat in 1783 als
zaailand en niet langer als meers of weide werd gebruikt. Twee andere grote percelen
uit 1645 zijn in twee of drie percelen versplinterd volgens het jongste landboek, maar
het landgebruik – zaailand – lijkt ongewijzigd. Het enige grote perceel uit 1645 dat
35
kon worden gelokaliseerd en niet op één of andere manier is gesplitst, is het grote
bosperceel van Leupegem op Edelareberg, dat zowel in 1645 en in 1783 eigendom
was van de abdij van Maegdendaele. Dit kleine aantal voorbeelden van de grootste
percelen die ergens in de periode tussen 1645 en 1783 zijn gesplitst in kleine en
middelgrote percelen, zijn voldoende om de verschillen in het diagram te verklaren.
Door de kleine oppervlakte van de gemeente Leupegem, hebben deze enkele
voorbeelden al een niet te verwaarlozen impact op de cijfers.
Kaart 5: Percelen per oppervlakte in 1783
Bovenstaande kaart toont de percelen per oppervlakte volgens het landboek van 1783.
De meeste kleine percelen bevinden zich in en rond de dorpskern en zijn bijna allen
bewoond, maar ook de St. Remens kouter bestaat voornamelijk uit kleinere percelen.
De percelen met meers, gelegen aan de Schelde zijn vrij groot, maar zeker niet de
grootste in 1783. De grootste percelen in 1783 zijn allen gelegen in het minder
bewoonde deel van Leupegem, waar zich behalve op de steile hellingen vooral
zaailand bevond.
St Remens
Cauter
De groote
messweede
Kezer
Cauter
36
Kaart 6: Percelen per oppervlakte in 1645
Bovenstaande kaart toont hetzelfde als kaart 5, maar dan volgens het landboek van
1645. De perceelsgrenzen op deze kaart zijn echter die van 1783, omdat deze van
1645 niet exact kunnen gereconstrueerd worden. Ondanks de beperkte verschillen in
naakte cijfers, leren beide kaarten ons echter dat er wel degelijk bepaalde evoluties
moeten hebben plaatsgevonden. De eerder besproken versplintering van de grote
messweede is op beide kaarten duidelijk te zien. Op de kaart van 1645 is deze nog
duidelijk als één groot perceel (in donkerrood) te zien, terwijl die op kaart van de
situatie in 1783 bestaat uit een aantal kleinere percelen met de structuur zoals die
getekend is op de kaart. Ook de veranderde situatie op de St. Remens kouter is
duidelijk te zien, met de kleinere repelpercelering in 1783 en de grotere blokken zoals
die in 1645 moet hebben bestaan. Het is mogelijk dat de aanleg van de steenweg naar
Ronse, die ergens in de periode tussen 1645 en 1783 moet hebben plaatsgevonden en
dwars door de percelen loopt mede aan de basis ligt van de versplintering op de
kouter. In het minder bevolkte deel zijn de verschillen in 1645 en 1783 minder
uitgesproken, maar in 1645 zijn toch duidelijk enkele heel grote percelen te zien die
De groote
messweede
St Remens
Cauter
Kezer
Cauter
37
op z‟n minst een stuk versplintert zijn in 1783. Op de Kezer Kauter gelegen bovenop
de heuvels Edelareberg en de Ladeuze, is duidelijk ook één en ander veranderd. Het
cijfermateriaal uit het landboek van 1645 kan voor deze kouter slechts bij benadering
op kaart worden getoond, maar de uitkomst toont dat er naast versplintering ook
enkele percelen „gegroeid‟ zijn. Zoals eerder gezegd moet de repelpercelering op deze
kouter grotendeels al in 1645 hebben bestaan. Als beide kaarten van de
perceelsgroottes op elkaar worden geprojecteerd (met behulp van een
computerpresentatie), is wel duidelijk te zien dat de versplintering in de periode 1645
– 1783 toch voornamelijk in en rond de dorpskern heeft plaats gevonden. In het
minder bewoonde deel zijn er wel verschillen, maar daar valt niet echt een bepaalde
trend uit af te leiden.
Net zoals uit de historische geografie van Sinaai blijkt30
, liggen ook in Leupegem de
meeste kleine percelen langs een weg, en zijn die in de landboeken bijna altijd
vermeld als hofstedes. In Sinaai bestond vruchtbaar meersgebied ca. 1730 ook uit hele
kleine percelen, terwijl in 1783 in Leupegem de meerspercelen aan de Schelde,
alhoewel versplinterd tegenover 1645, toch nog tot de grotere percelen behoorden. De
sterke versplintering van de meersen in Sinaai zou te wijten zijn aan de hoge
opbrengst van die gronden, zodat verdere versplintering rendabel bleef. Volgens deze
redenering zou men kunnen vermoeden dat de meersgronden in Leupegem, waar
verregaande versplintering achterwege bleef, misschien minder rendabel waren. De
kadasterkaart van Popp toont echter dat de versplintering van de meersen na 1783 is
doorgegaan, zij het niet zo extreem als in Sinaai en zoals verder zal besproken
worden, behoorden de meersen van Leupegem tot de hoogst geschatte gronden in
Leupegem. Het is dus prematuur om enkel met de landboeken als bron, de meersen
van Leupegem als minder rendabel te beschouwen. Door het rechttrekken van het
traject van de Schelde en het ontstaan van industrie en geconcentreerde bewoning is
van de meersen ten tijde van 1783 vandaag geen enkel spoor meer te bekennen.
30
L. Vervaet, Op. Cit., p. 76.
38
Grondgebruik
In deze paragraaf bekijken we het grondgebruik in Leupegem, zowel volgens het
landboek van 1645 als dat van 1783, en zullen beide met elkaar vergeleken worden.
Er zal tevens gezocht worden naar verbanden tussen perceelgrootte en grondgebruik.
Onderstaande tabellen tonen het globale grondgebruik in Leupegem, respectievelijk
voor 1783 en 1645. Naast de verschillende types grondgebruik, vermeld in de tabel,
zijn er nog enkele andere te vinden in de landboeken, zoals lochtink, planterije, e.a.,
maar deze zijn uitzonderlijk en worden hier niet behandeld. Merk op dat in het
landboek van 1783 verschillende percelen worden vermeld met meer dan één type
grondgebruik zonder de ingenomen oppervlakte voor elk type te vermelden. De
oppervlakte per grondgebruik in de tabel van 1783 is dus het minimum dat we met
zekerheid kunnen vaststellen volgens het landboek. In het landboek van 1645 komt
een gemengd grondgebruik slechts op één perceel voor, dus zijn de vermelde cijfers in
de tabel zo goed als een exacte weergave van de gegevens uit 1645.
Grondgebruik Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)
Zaailand 106,7 51,1
Bos 20,3 9,7
Meers 15,0 7,2
Hofstede 14,8 7,1
Weide 12,2 5,8
Gemengd 38,4 18,4
Tabel 4: Landboek 1783, grondgebruik (totale opp.: ca. 210 ha.)
Grondgebruik Oppervlakte (ha) Oppervlakte (%)
Zaailand 120,23 57,2
Hofstede 30,33 14,4
Weide 20,27 9,6
Meers 18,97 9,0
Bos 17,54 8,3
Tabel 5: Landboek 1645, grondgebruik (totale opp.: ca. 210 ha.)
In beide gevallen zien we dat zaailand het grootste deel van het grondgebruik vormt,
telkens iets meer dan de helft van de oppervlakte. Er dient opgemerkt te worden dat in
het landboek van 1783 specifiek de vermelding „saeyland‟ genoteerd staat, terwijl dit
39
in 1645 als „landt‟ werd vermeld. We zijn uitgegaan van de veronderstelling dat
„landt‟ ook slaat op zaailand.
De oppervlakte aan bos is in 1783 iets groter dan in 1645, maar een groot deel van de
gemengde percelen in 1783 bevatten ook stukken bos, dus het verschil zal groter zijn
dan de tabellen op het eerste zicht doen vermoeden. In de 17de
en 18de
eeuw kende
men een periode van een groot tekort aan hout, de timber famine31
, en vermoedelijk is
dit de oorzaak van de groei aan bosoppervlakte in de periode tussen beide landboeken.
In het gesloten landschap dat zo typisch is voor Binnen-Vlaanderen, vormden de
houtkanten en hagen een belangrijke en noodzakelijke bron voor brandhout en
inkomsten32
. Op de kaart van Ferraris, daterend net voor het landboek van 178333
is
duidelijk te zien dat Leupegem voor het grootste deel uit open landschap bestond, met
weinig hagen en bomen aan de randen van de percelen. De uitbreiding van het
bosareaal moet waarschijnlijk in verband met het gebrek aan houtkanten worden
gezien. Verder in deze verhandeling zal nader bekeken worden wie de eigenaars van
de bospercelen zijn.
De oppervlakte ingenomen door percelen met een hofstede is merkelijk groter in
1645, maar veel van de gemengde percelen, vaak vrij grote percelen, uit 1783 zijn
gekenmerkt met hofstedes. Het aantal percelen met hofstedes is zelfs merkelijk groter
dan het aantal in 1645, maar de percelen met een hofstede zijn in 1783 kleiner dan de
hofstedes uit 1645.
Naast een vergelijking van beide landboeken voor de totale oppervlakte per
grondgebruik in Leupegem, kan een vergelijking gemaakt worden van grondgebruik
per oppervlaktecategorie. De oppervlakte-indeling is dezelfde als deze die eerder werd
gebruikt. Deze vergelijking kan enerzijds kwantitatief, door het aantal percelen in
beschouwing te nemen, en anderzijds kwalitatief door de relevante percelen op de
kaart te plaatsen, zowel voor 1783 als voor 1645. Er dient opgemerkt te worden dat bij
de kwantitatieve vergelijking zich een tweetal problemen stellen. Ten eerste bevat het
landboek van 1783 zoals eerder vermeld een niet te verwaarlozen aantal „gemengde‟
percelen, waarbij soms per perceel tot vijf verschillende types van grondgebruik zijn
31
E. Thoen, De landbouw van de Middeleeuwen tot ca. 1840, in: W. Prevenier, R. Van Eenoo en E.
Thoen (eds.), Geschiedenis van Deinze, deel III. Het platteland en de dorpen in Deinze. Deinze, 2007,
p. 77. 32
Ibidem, p. 77. 33
Cf. Bijlage I: Kaarten, p. 4.
40
genoteerd. Het is onmogelijk om met de gegevens uit het landboek de oppervlaktes
per grondgebruik op deze percelen te reconstrueren. Dit zorgt dus voor onvolledige
cijfers wat betreft de situatie in 1783. Ten tweede is de ingenomen oppervlakte voor
enkele types grondgebruik te klein om met een kwantitatieve methode besluiten te
kunnen trekken. Ondanks deze problemen zal er geprobeerd worden om bepaalde
trends te ontdekken.
Zaailand
Zoals eerder vermeld werd volgens beide landboeken meer dan de helft van de
oppervlakte ingenomen door zaailand. Onderstaande grafiek toont voor beide
landboeken de percelen met zaailand per oppervlaktecategorie. De gemengde percelen
uit het landboek van 1783 zijn hier niet in opgenomen om al te grote vervormingen in
de cijfers te vermijden, een groot gemengd perceel met een klein stukje zaailand en
een grote oppervlakte aan bos zou bijvoorbeeld een vals beeld kunnen scheppen.
0
10
20
30
40
50
60
[0;0,25] ]0,25;0,5] ]0,5;0,75] ]0,75;1] ]1;2] ]2;3] ]3;4] ]4;5] ]5
(ha)
Aantal percelen zaailand per oppervlaktecategorie 1783 (120 percelen)
1645 (147 percelen)
Uit deze grafiek blijkt dat er in 1645 meer hele kleine percelen met zaailand
bestonden dan in 1783, en dat de verschillen voor grotere percelen beperkt zijn.
Onderstaande kaart tracht een beeld te geven van deze grafiek.
41
Kaart 7: Evolutie van zaailand tussen 1645 en 1783
Deze kaart toont een aantal interessante verschillen. Dichtbij de Kezer kouter zijn een
aantal grote percelen te zien die in 1645 wel en in 1783 niet als zaailand worden
aangegeven. Hier dient te worden opgemerkt dat veel van de roodgekleurde percelen
groot zijn, gelegen op een vrij steile helling, en in het landboek van 1783 met
verschillende types grondgebruik worden vermeld. Mogelijk was er in 1783 op die
percelen nog steeds een ruime oppervlakte aan zaailand aanwezig, maar hoeveel en
waar precies is niet te bepalen met het landboek alleen. Boven de St. Remens kouter is
een serie aan roodgekleurde repelpercelering te zien. Zoals werd getoond op kaart 4
was deze repelpercelering reeds aanwezig in 1645, waar het toen als zaailand werd
gebruikt. In 1783 staan deze percelen vermeld als hofstedes met, volgens bijhorende
kaart in het landboek, zaailand op de rest van het smalle perceel. De hofstedes op deze
percelen zijn er dus pas gekomen na 1645, alhoewel de perceelstructuur van 1783
reeds in 1645 bestond. Onder de St. Remens kouter zien we een serie groengekleurde
repelpercelering, wat wil zeggen dat die in 1783 als zaailand worden vermeld, maar in
1645 niet. Kaart 4 toont dat deze repelpercelering nog niet in die structuur voorkwam
Kezer Kauter
St Remens
Cauter
De groote
messweede
42
in het landboek van 1645. In 1645 waren deze percelen, gelegen tegen de Maerkebeek
ook allen hofstedes of weidegrond. Hier kunnen we dus duidelijk spreken van een
uitbreiding van het areaal aan zaailand, waarbij de percelen versplinterd zijn in een
repelstructuur, en waar niet langer hofstedes aanwezig zijn in 1783. Een klein stuk
van de meersen gelegen aan de Schelde is in 1783 ook als zaailand in gebruik. Beide
kouter-toponiemen in Leupegem bestonden in 1645 en in 1783 als zaailand, en
behalve een gewijzigde perceelstructuur lijkt daar weinig verandering te hebben
plaatsgevonden in het landschap.
Hofstedes
Voor de analyse van de percelen met hofstedes is wel rekening gehouden met
gemengde percelen uit 1783 waar zeker ook een hofstede aanwezig was. Zelfs de
kleinst percelen met hofstedes kenden volgens de kaarten in 1783 nog een ander type
grondgebruik, alhoewel dit niet expliciet vermeld werd. Het mee in rekening nemen
van de gemengde percelen wat betreft hofstedes zal de cijfers dus weinig beïnvloeden.
0
10
20
30
40
50
60
[0;0,25] ]0,25;0,5] ]0,5;0,75] ]0,75;1] ]1;2] ]2;3] ]3;4] ]4;5] ]5
(ha)
Aantal percelen hofstedes per oppervlaktecategorie 1783 (94 percelen)
1645 (68 percelen)
Uit de grafiek blijken de grootste verschillen zich te bevinden in de kleinste percelen.
Er zijn in 1783 blijkbaar veel meer hofstedes, en de meest ervan op hele kleine
43
percelen. Bij de analyse van het zaailand uit vorige paragraaf was er al sprake van een
serie „nieuwe‟ hofstedes net boven de St. Remens kouter, op kleine repelpercelen, en
onderstaande kaart toont dit ook aan. Op deze kaart is duidelijk de evolutie te zien van
de dorpskern van Leupegem. Het echte centrum rond de kerk en aan de kruising van
de belangrijke wegen is grotendeels dezelfde gebleven in de periode 1645-1783 wat
betreft hofstedes. In die periode vond een uitbreiding van de bewoning plaats richting
het minder bewoonde areaal van Leupegem, en niet verder langs de belangrijke wegen
naar Doornik, Ename en Ronse. Deze laatste steenweg moet echter vrij recent geweest
zijn, althans recenter dan de andere steenwegen. In het minder bewoonde deel van
Leupegem lijkt op het eerst zicht één en ander veranderd, maar dit kan een vals beeld
zijn omwille van de versplintering die zich in de periode tussen beide landboeken
heeft voorgedaan en waar op de afgesplitste percelen geen nieuwe hofstedes zijn
gebouwd. De paar hofstedes die daar aanwezig zijn volgens beide landboeken, zijn in
feite grote hoeven, waarvan de meeste nu nog bestaan, en zijn niet te vergelijken met
de kleine hofstedekens in en rond de dorpskern.
Kaart 8: Evolutie van hofstedes tussen 1645 en 1783
St Remens Cauter
Kezer Kauter
44
Bos
Om een vergelijking te maken tussen de bospercelen van 1645 en 1783 zijn ook de
gemengde percelen waarop tenminste een stuk bos voorkwam in beschouwing
genomen. Zoals eerder gezegd was de 17de
en 18de
eeuw de periode van de timber
famine en zullen waarschijnlijk enkele eigenaars of pachters bosjes hebben aangeplant
als ze de ruimte vonden, want door het voornamelijk open landschap in Leupegem
was er van houtopbrengsten langs perceelranden geen sprake. In het landboek van
1783 zijn er 13 gemengde percelen waar ook bos op voorkwam. Wat de oppervlakte
van die bosjes was valt echter niet af te leiden, zelfs niet op de kaarten in het landboek
waar op de gemengde percelen wel meestal ook enkele boompjes werden getekend.
Uit onderstaande grafiek blijkt duidelijk dat er meer bospercelen waren in 1783. In
1645 waren er slechts enkele bossen, op vrij grote percelen. In 1783 komen er ook
bossen voor op kleinere percelen, wat doet vermoeden dat er bossen werden
aangeplant waar men er ook ruimte voor had, uit noodzaak of uit rendabiliteit. Wie
precies de nieuwe bospercelen in eigendom had, wordt in een volgend hoofdstuk
besproken.
0
2
4
6
8
10
12
[0;0,25] ]0,25;0,5] ]0,5;0,75] ]0,75;1] ]1;2] ]2;3] ]3;4] ]4;5] ]5
(ha)
Aantal percelen bos per oppervlaktecategorie 1783 (33 percelen)
1645 (6 percelen)
Onderstaande kaart laat duidelijk zien dat er in 1783 heel wat meer percelen met
tenminste een stuk bos bestonden dan in 1645. Hierbij dient wel opgemerkt te worden
45
dat in het landboek van 1645 op één uitzondering na geen enkel perceel meer dan één
type grondgebruik kent. Mogelijk waren daar ook delen van percelen beplant met
bossen, zeker gezien het open landschap in Leupegem. Deze kaart is echter opgesteld
met de veronderstelling dat de gegevens in 1645 de realiteit weergeven. De meeste
nieuwe bossen bevinden zich volgens deze kaart in het minder bewoonde deel van
Leupegem, vaak op hellingen (de Ladeuze en de Edelareberg) en aan de oevers van de
Maerkebeek. Ondanks de vaagheid van de gegevens mag er gezien de context van de
timber famine toch verondersteld worden dat er wel degelijk een groter bosoppervlak
bestond in 1783 dan in 1645 en dat er actief aanplantingen moeten geweest zijn in die
periode. Om welk type bos het gaat, hooghout, laaghout of gemengd valt niet af te
leiden, niet uit de kaarten van het landboek en niet uit de beschrijving van de percelen.
Kaart 9: Evolutie van bospercelen tussen 1645 en 1783
Ladeuze
Edelareberg
Maerkebeek
46
Meers
Dezelfde analyse kan gemaakt worden voor meers en hierna voor weidegrond. Merk
op dat het hier telkens om een beperkt aantal percelen gaat, misschien te weinig om
op kwantitatieve manier te benaderen en er conclusies uit te trekken.
Meers wordt omschreven als “de drassige alluviale gronden die in brede stroken aan
beken en rivieren liggen waar een welige flora tiert van lange grassoorten”34
. Uit
onderstaande grafiek blijkt dat de helft van de weinige percelen meers uit 1645 op de
allerkleinste percelen voorkomen, terwijl in 1783 meers op grotere percelen
voorkwam, maar verder zijn er weinig uitgesproken verschillen te bespeuren.
Bekijken we de meersen op de kaart dan is er wel een trend op te merken. Waar er in
1645 nog meers voorkwam in het minder bewoonde deel van Leupegem, onder andere
langs de Maerkebeek, zien we dat in 1783 er enkel nog meers voorkwam langs de
Schelde, en dat die daar ook is uitgebreid. De voormalige meerspercelen langs de
Maerkebeek zijn in 1783 vervangen door onder andere een stuk bos, zoals op
voorgaande kaart te zien is. Verder in dit hoofdstuk wordt duidelijk dat de meersen in
1783 langs de Schelde tot de hoogst geschatte percelen in het dorp behoren. Wie de
eigenaars en eventueel pachters waren, wordt in een volgend hoofdstuk besproken.
0
0,5
1
1,5
2
2,5
3
3,5
4
[0;0,25] ]0,25;0,5] ]0,5;0,75] ]0,75;1] ]1;2] ]2;3] ]3;4] ]4;5] ]5
(ha)
Aantal percelen meers per oppervlaktecategorie1783 (11 percelen)
1645 (16 percelen)
34
P. Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen, Genootschap voor geschiedenis
en volkskunde, 1994, deel 1, p. 452.
47
Kaart 10: Evolutie van meers tussen 1645 en 1783
Weide
Ook voor weidegrond kan gezegd worden dat het aantal percelen te weinig is voor een
kwantitatieve benadering, maar vooral op de kaart kan toch een bepaalde trend gezien
worden. Op de grafiek is te zien dat percelen met weidegrond kleiner waren in 1783
dan in 1645, en er zijn ook iets meer percelen met weidegrond. Men zou hieruit
kunnen afleiden dat er versplintering heeft plaats gevonden in die periode, maar als
we deze percelen op kaart projecteren, zien we iets helemaal anders. De kaart toont
dat er op een paar uitzonderingen na, niks van de weidegrond uit 1645 in 1783 nog
steeds weidegrond is, en omgekeerd dat de weidegrond in 1783 niet dezelfde percelen
zijn als in 1645. Hierin verschilt de weidegrond met de andere types van grondgebruik
in Leupegem, waar er telkens in 1645 en 1783 een bepaald deel hetzelfde landgebruik
kent. Of weidegrond echt een andere evolutie kent dan de andere types grondgebruik
zou kunnen, maar men moet er rekening mee houden dat beide landboeken telkens
Maerkebeek
De groote
messweede
48
een momentopname zijn, en er niks met zekerheid kan gezegd worden over de circa
anderhalve eeuw ertussen, althans niet zonder gebruik van andere bronnen.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
[0;0,25] ]0,25;0,5] ]0,5;0,75] ]0,75;1] ]1;2] ]2;3] ]3;4] ]4;5] ]5
(ha)
Aantal percelen weide per oppervlaktecategorie1783 (18 percelen)
1645 (14 percelen)
Kaart 11: Evolutie van weidegrond tussen 1645 en 1783
49
Vergelijking met Sinaai35
en Deftinge36
In Sinaai is het bodemgebruik tussen de twee momentopnames ca. 1670 en ca. 1730
weinig verschil te merken in bodemgebruik, maar ook daar leenden niet alle gegevens
zich tot het identificeren van grondgebruik met absolute zekerheid. In Sinaai was in
verhouding met Leupegem een veel groter deel permanent of tijdelijk akkerland, en
was de oppervlakte aan meers, bos en weidegrond veel kleiner. De oppervlakte van
Leupegem is wel veel kleiner dan die beschouwd in Sinaai. Dat er in verhouding tot
het akkerland veel minder meers was in Sinaai is te verklaren door de eerder gegeven
definitie van Lindemans, die zegt dat meersen voorkomen aan waterlopen. Ongeveer
de helft van de grens van Leupegem bestaat uit waterlopen. De grond gelegen aan die
waterlopen, en dan voornamelijk de Schelde zoals eerder werd vermeld, lenen zich
veel beter tot het gebruik als meers, en die zijn gezien de ligging in verhouding tot de
totale oppervlakte talrijker dan die in Sinaai. Ook uit de studie van Deftinge, waar
weide- en meersgronden onder één noemer zijn geplaatst, omwille van het
veranderende gebruik van beide woorden, is duidelijk ook minder oppervlakte aan
meers en weidegronden. Deftinge kent enkele kleinere waterlopen, maar ook niet van
het formaat zoals de Schelde in Leupegem. Het bosoppervlak is zowel in Sinaai als in
Deftinge merkwaardig klein in de periode van timber famine. In Sinaai waren er
echter vrij grote oppervlaktes gekenmerkt door gesloten landschap. De houtkanten en
hagen daar leverden toch een bepaald volume aan hout37
, terwijl in Leupegem
houtkanten bijna onbestaande zijn. Deftinge bevat minder percelen met levende
perceelsbegrenzing, maar toch meer dan in Leupegem. In Deftinge zijn wel bronnen
onderzocht waaruit duidelijk blijkt dat er op het einde van de 17de
eeuw bossen zijn
aangeplant38
. Een grondige vergelijking van de situatie en de evolutie in Leupegem
met beide andere dorpen is zonder twijfel nuttig, maar er moet zeker opgemerkt
worden dat de oppervlakte van Deftinge ongeveer vier maal, en die van Sinaai
ongeveer vijf maal de oppervlakte van Leupegem bedraagt. Daarbij komt dat
Leupegem voor een groot deel langs waterlopen ligt, en dat de oppervlakte ook uit
35
Gebaseerd op: L. Vervaet, Op. Cit. 36
Gebaseerd op: B. Willequet, Landschapsgeschiedenis van een zuidoost-Vlaams dorp: de evolutie van
de ruimtelijke organisatie van het cultuurlandschap te Deftinge (Middeleeuwen – Nieuwe Tijden),
Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 2004. 37
L. Vervaet, Op. Cit., p. 86. 38
B. Willequet, Op. Cit., p. 217.
50
enkele steile hellingen bestaat. De natuurlijke invloed op het grondgebruik zal
vermoedelijk anders geweest zijn in Leupegem en beide andere beschouwde dorpen.
Geschatte waarde
Beide landboeken zijn fiscale documenten bij uitstek, waarbij belastingen werden
geheven op basis van het grondbezit. Beide landboeken bevatten voor elk perceel de
waarde van de grond per roede, in het landboek vermeld als prijs. Deze staat in beide
landboeken uitgedrukt in ponden parisis. Met deze prijs per roede, en de oppervlakte –
uitgedrukt in bunder, dagwand en roede gangbaar in het land van Aalst – werd het
zogenaamde kapitael per perceel berekend, in 1645 uitgedrukt in ponden, schellingen
en grooten courant, in 1783 uitgedrukt in gulden, stuyvers en deniers. Op basis van dit
kapitaal werd de belasting per perceel berekend, zijnde in advenante van den pennink
40. De prijzen en oppervlaktes in het landboek van 1783 zijn volgens de inleiding
gebaseerd op het landboek van 1645, met aanpassingen voor gewijzigde percelen en
ook wijzigingen in oppervlakte als een nieuwe weg dwars door of aan de grens van
percelen was aangelegd. De steenweg naar Ronse die in het oudste landboek nog niet
wordt vermeld, is zo‟n voorbeeld. In deze paragraaf zullen we enige logica trachten te
achterhalen in het bepalen van de grondwaarde per roede. Omdat de prijzen van het
landboek van 1783 gebaseerd zijn op die van 1645 en het jongste landboek ons de
meest volledige informatie biedt, wordt enkel het jongste landboek in het vervolg van
deze paragraaf behandeld.
51
Kaart 12: prijs per roede in 1783
Bovenstaande kaart toont per perceel de prijs per roede, waarbij de intervallen tussen
de zeven prijscategorieën dezelfde zijn, behalve de laatste categorie die enkel de
hoogst geprezen percelen van 12 gulden per roede omvat. Naast de hofsteden in de
dorpskern zijn de percelen gelegen aan de Schelde, hoofdzakelijk bestaande uit meers,
de hoogst geprezen gronden. Daarna volgt de St. Remens kouter, die het hoogst
geprezen zaailand in de gemeente vormt. Naarmate men verder van de dorpskern gaat
worden de gronden goedkoper, met de goedkoopste gronden meestal gelegen op de
steile hellingen van de ladeuze. Zoals de kaart laat zien veranderen de prijzen per
roede geleidelijk afhankelijk van de locatie, en op het eerste zicht is die onafhankelijk
van het grondgebruik of perceelsgrootte. De waarde van de St. Remens kouter is
bijvoorbeeld hoger dan de Kezer kouter. Anderzijds vallen alle meersgronden in de
duurdere prijscategorie, maar die percelen zijn ook allen geconcentreerd dichtbij de
dorpskern die toch de duurste percelen omvat. In het vervolg van deze paragraaf zal
getracht worden om eventuele verbanden tussen prijs en grondgebruik of oppervlakte
van de percelen te achterhalen.
St Remens
Cauter
Meersen en
dorpskern Kezer Cauter
52
Prijs in relatie met grondgebruik
Onderstaande tabel toont per grondgebruik de gemiddelde prijs, maar ook de
minimum en maximumprijs, en het aantal percelen opgenomen in de berekening.
Grondgebruik Gemiddelde
(gulden/roede)
Minimum
(gulden/roede)
Maximum
(gulden/roede)
# percelen
Kaai 8,3 8 9 3
Meers 7,9 6 9 11
Hofstede 6,2 1,2 12 77
Zaailand 3,6 1,2 10 120
Gemengd 3,2 1,5 9,4 27
Weide 2,5 1,2 6 18
Bos 2 0,9 3,5 20
Tabel 6: grondprijs in relatie met grondgebruik
In deze tabel zijn voor de gelegenheid ook de drie kaaien in Leupegem opgenomen,
gelegen aan de Schelde. Zij vormen de duurste percelen, maar ze liggen allen in de
„duurste zone‟ van Leupegem zoals uit kaart 12 blijkt. Hetzelfde geldt voor de
meerspercelen, die gemiddeld de op één na duurste percelen zijn. Hofstedes zijn de
volgende in het rijtje, en ook hier zijn de meeste, maar niet alle, gelegen in de
dorpskern. Alhoewel het gemiddelde van de percelen met hofstedes vrij hoog is, zien
we in de minimum- en maximumprijs de grootste variatie van allemaal. Het
gemiddelde voor zaailand ligt dan wel een stuk lager, de variatie in prijs is bijna even
groot als die van hofstedes. Enkel weide en bossen bevinden zich constant in de lagere
prijsklassen.
Het is moeilijk om uit deze cijfers alleen conclusies te trekken. De naakte cijfers tonen
duidelijk welke types van grondgebruik de duurste percelen vormen, maar of er echt
een één op één relatie is tussen het grondgebruik en de prijs, valt te betwijfelen.
Zaailand en hofstedes zijn met voorsprong de meest voorkomende percelen, en hun
prijsvariatie is vergelijkbaar. De meeste hofstedes liggen in de dorpskern, dichtbij de
Schelde, maar de enkele hofstedes gelegen in het minder bewoonde deel van
53
Leupegem liggen ongeveer in dezelfde prijscategorie als het omliggende zaailand,
weidegrond en bos. Zaailand is daarentegen veel meer gespreid over Leupegem en
behalve de St. Remens kouter niet in de onmiddellijke omgeving van het
dorpscentrum. De gemiddelde prijs van percelen zaailand is daarom een stuk lager
dan die van hofstedes of van bijvoorbeeld meersen die allen geconcentreerd zijn rond
dezelfde locatie
De bossen in Leupegem vormen duidelijk de laagst geschatte gronden, met naast een
laag gemiddelde ook een kleine variatie in prijs. In de studie van Sinaai blijkt dat
bossen ook de goedkoopste categorie vormen, en dat deze als gronden van mindere
kwaliteit worden beschouwd39
. Een historische geografie van Eke, een plattelandsdorp
gelegen tussen Oudenaarde en Gent, komt tot dezelfde conclusie wat betreft
bospercelen40
. In de studie van Sinaai behoren graslanden, en zeker de meersen, tot de
hoogste prijsklassen. In Leupegem kan hetzelfde gezegd worden van de meersen,
maar zeker niet van de gronden bestempeld als geweet. Deze weidegronden behoren
tot de lagere klassen in Leupegem, maar deze gronden bevinden zich in 1783 vooral
op de steile hellingen in de omgeving waar alle percelen tot de lager geschatte
categorie behoren. Uit een kaart in de studie van Sinaai41
blijkt dat de meersgronden
de duurste gronden vormen, maar niet systematisch omringd zijn door even dure of
net iets minder dure percelen. Als we deze kennis doortrekken naar Leupegem, waar
de meersen wel omringd zijn door dure gronden, kunnen we toch besluiten dat de
meersen tot de duurste percelen behoren omwille van hun grondgebruik, en niet
omwille van hun locatie dicht tegen de dorpskern. Toch mag niet uit het oog verloren
worden dat alle duurste gronden in Leupegem zich oriënteren naar de Schelde en naar
de stad Oudenaarde net aan de overzijde van de rivier. Met zekerheid verbanden
leggen tussen grondgebruik en prijs is dus niet vanzelfsprekend. Als we toch een
kijkje nemen naar de prijzen in het landboek van 1645, dat ook enkele meersen bevat
niet aan de Schelde gelegen, maar aan de Maerkebeek in het minder bevolkte deel van
Leupegem, dan zien we dat die meersen ook tot de goedkopere gronden behoren net
zoals de naburige percelen met een ander grondgebruik. Het feit dat deze percelen in
39
L. Vervaet, Op. Cit., p. 107. 40
G. Coppieters, Onroerend goed in beweging te Eke. Een historisch-geografische benadering van een
plattelandsgemeenschap tot het midden van de 19de
eeuw. Gent, (onuitgegeven licentiaatsverhandeling,
Rijksuniversiteit Gent), 1991. p. 142. 41
L. Vervaet, Op. Cit., p. 109.
54
1783 geen meersen meer zijn, zou er wel op kunnen wijzen dat die meersen wel
degelijk van mindere kwaliteit waren dan de meersen aan de Schelde.
Prijs in relatie met de oppervlakte van percelen
Onderstaande tabel toont de prijzen voor de verschillende oppervlaktecategorieën
zoals die eerder zijn gebruikt. Als we de gemiddelde prijs van de percelen per
oppervlaktecategorie beschouwen, is te zien dat er geen logisch verband is.
Oppervlakte Prijs (gulden/roede) # percelen
Gem. Min. Max.
1.opp tot 0,25 ha 5,9 042
12 82
2.opp tot 0,50 ha 3,6 1,2 10 85
3.opp tot 0,75 ha 4,1 1,2 9 42
4.opp tot 1 ha 3,2 1,2 8 15
5.opp tot 2 ha 3,5 1,5 9 32
6.opp tot 3 ha 2,8 1,6 4,3 9
7.opp tot 4 ha 4,9 2,1 9 8
8.opp tot 5 ha 3 1,8 4,2 2
9.opp groter dan 5 ha 2,1 1,7 2,5 4
Tabel 7: prijs per oppervlaktecategorie
De allerkleinste percelen zijn weliswaar de duurste, maar deze zijn ook grotendeels
gelegen in de dorpskern en zijn bebouwd met hofstedes. Percelen met een oppervlakte
tussen 3 en 4 ha. vormen gemiddeld de op één na duurste, gevolgd door opnieuw een
kleinere oppervlaktecategorie. Als we de variatie in prijzen beschouwen is er op
enkele uitzonderingen na wel een trend te zien. Hoe kleiner het perceel, hoe groter de
variatie lijkt te zijn. De allerkleinste percelen kennen een variatie van de laagste tot de
hoogste prijs in het landboek, en hoe verder we gaan in de oppervlaktecategorieën,
hoe kleiner de variatie in de meeste gevallen is. Eén uitzondering doet zich voor in de
oppervlaktecategorie tot 4 ha. Enkele percelen in die categorie zijn bospercelen, die
zoals uit vorige paragraaf blijkt, de laagst geschatte gronden in Leupegem zijn.
Andere percelen zijn zaailand, die ook niet tot de duurste behoren, zeker niet als ze
ver van de dorpskern gelegen zijn. Deze oppervlaktecategorie bevat ook de
42
De grondprijs „0‟ komt één maal voor in het landboek, namelijk voor het kerkhof, dat lastenvrij is.
55
meerspercelen, die tot de duurste in Leupegem behoren en in de berekening van de
gemiddelden het goedkopere bos en zaailand compenseren.
Conclusies
Leupegem is een kleine gemeente met een oppervlakte van slechts 210 ha., en kent
een vrij bijzondere ligging. Het grenst aan de stad Oudenaarde, en twee waterlopen,
waaronder de Schelde vormen samen ongeveer de helft van de omtrek van Leupegem.
De dorpskern is georiënteerd naar de stad Oudenaarde en de Schelde, en wordt
doorkruist door enkele belangrijke wegen die leiden naar steden in de buurt, zoals
Doornik, Ronse en Geraardsbergen. In het „hinterland‟ van de dorpskern kent het
landschap sterke verschillen in reliëf, met twee steile hellingen die duidelijk hun
invloed hebben op het landgebruik. De landboeken kennen twee belangrijke
toponiemen, de groote messweede gelegen aan de Schelde, en de Sint Remens kouter
daar vlakbij. Een ander kouter toponiem, de Kezer kouter is terug te vinden op de
kadastrale kaart van Popp, maar niet in de landboeken. Op de Kabinetskaart van
Ferraris is te zien dat Leupegem behalve in de dorpskern quasi uitsluitend bestond uit
open landschap.
In de periode tussen 1645 en 1783 is sprake van een beperkt veranderde
perceelsstructuur, met het zwaartepunt van de veranderingen rond de dorpskern. Daar
is op bepaalde plaatsen, waaronder de St. Remens kouter, een transformatie te zien
naar repelpercelering. Toch moet gezegd worden dat de veranderingen relatief klein
blijken, wat ook blijkt uit de vergelijking van de percelen per oppervlaktecategorie.
Zaailand vormt ruim de helft van de oppervlakte van Leupegem, en evolueerde
beperkt in de periode tussen 1645 en 178343
. In het algemeen behoort dit type
grondgebruik tot goedkopere prijsklasse, maar er zijn duidelijke verschillen op basis
van locatie, zoals de St. Remens kouter laat blijken. Hofstedes zijn voornamelijk
aanwezig in en rond de dorpskern, op kleine percelen. Enkel in het minder bewoonde
deel lijken volgens de verschillende kaarten grotere hoeves voor te komen. In de
43
Cf. kaart 7.
56
periode tussen beide landboeken blijkt dat de dorpskern zich naar een bepaalde
richting heeft uitgebreid, maar niet langs de aanwezige steenwegen die door het dorp
lopen44
. De oppervlakte aan bos is beperkt, maar toont in 1783 toch een tastbare
uitbreiding ten opzichte van 1645, vermoedelijk omwille van de timber famine en het
gebrek aan gesloten landschap dat in een deel van het noodzakelijke hout zou kunnen
voorzien45
. Meersen vormen de duurste gronden in 1783, en waar die in 1645 nog
elders voorkwamen, zijn die in de 18de
eeuw allen geconcentreerd aan de Schelde. Die
meersen, in 1645 nog de groote messweede genaamd, kende in de periode tussen
beide landboeken een versplintering46
. Weidegronden tonen ondanks hun zeldzame
voorkomen in Leupegem de vreemdste tendens tussen beide momentopnames van de
landboeken. Zo goed als geen enkel perceel uit 1645 is in 1783 nog in gebruik als
weidegrond, en omgekeerd werd elk weideperceel in 1783 anderhalve eeuw voordien
nog bezet met een ander type grondgebruik.47
44
Cf. kaart 8. 45
Cf. kaart 9. 46
Cf. kaart 10. 47
Cf. kaart 11.
57
Hoofdstuk 2 :
Eigendomsstructuren en eigendomsverhoudingen
Een sociaal-agrosysteem wordt niet enkel bepaald door de fysische kenmerken van
het landschap en de percelering, maar ook door de eigendomsverhoudingen binnen de
beschouwde regio. Land was immers in een hoofdzakelijk agrarische maatschappij
een belangrijk productiemiddel, en zeker op het platteland een maatstaf voor rijkdom.
In dit hoofdstuk wordt beschreven wie de eigenaars van de percelen in Leupegem
zijn, en welke gronden die bezaten. Er wordt ook bepaald of en welke eigenaars hun
gronden zelf uitbaatten en wie z‟n eigendommen verpachtte.
Alhoewel we met de gegevens in de landboeken een globaal overzicht kunnen geven
van de eigenaars binnen de gemeente, kan over die eigenaars zelf nauwelijks iets
worden gezegd. Eigenaars, en grootgrondbezitters in het bijzonder, kunnen grond
bezitten verspreid over een grotere regio dan de gemeente alleen. Zo kan een eigenaar
van één klein perceeltje in Leupegem mogelijk ook eigenaar zijn van uitgestrekte
percelen in naburige gemeenten. Geestelijke instellingen die vaak eigenaar zijn van
vele hectaren grond, zullen die veelal verspreid weten over talloze gemeenten. Omdat
de parochie Leupegem slechts een kleine oppervlakte voorstelt in Binnen-Vlaanderen,
is het aantal grote eigenaars beperkt. Voor hen zal een overzicht worden gegeven over
hun bezittingen en manier van exploiteren in Leupegem.
Eigendomsgrootte
In eerste instantie zal een overzicht gegeven worden van de eigenaars per grootte van
hun eigendom en dit voor beide landboeken. Hierbij zal eenzelfde indeling in
58
groottecategorieën worden gebruikt als in het onderzoek van de gemeente Sinaai48
,
zijnde:
- minder dan 1 ha. eigendom,
- tussen 1 en 5 ha. eigendom,
- tussen 5 en 10 ha. eigendom,
- tussen 10 en 20 ha. eigendom.
- meer dan 20 ha. eigendom.
Eigendoms-
grootte (ha.)
# eigenaars #eigenaars
(%)
Ingenomen
opp. (ha.)
Ingenomen
opp. (%)
< 1 77 73,3 28,5 13,6
1 ≤ x < 5 17 16,2 39,9 19,1
5 ≤ x < 10 8 7,6 60,5 29,0
10 ≤ x < 20 2 1,9 26,7 12,8
≥ 20 1 1,0 53,3 25,5
Totaal 105 100 208,9 100
Tabel 8: Eigenaars volgens eigendomsgrootte, 1783
Eigendoms-
grootte (ha.)
# eigenaars #eigenaars
(%)
Ingenomen
opp. (ha.)
Ingenomen
opp. (%)
< 1 66 63,5 22,3 10,6
1 ≤ x < 5 29 27,9 62,6 29,8
5 ≤ x < 10 5 4,8 33,0 15,7
10 ≤ x < 20 3 2,9 41,6 19,8
≥ 20 1 1,0 50,8 24,2
Totaal 104 100 210,3 100
Tabel 9: Eigenaars volgens eigendomsgrootte, 1645
In beide landboeken ligt het aantal verschillende eigenaars heel dicht bij elkaar, 104 in
1645 en één meer in 1783. Voor beide momentopnames vormen de kleine eigenaars –
kleiner dan 5 ha. – de overgrote meerderheid, telkens ca. 90% van het totale aantal
eigenaars in de gemeente. In 1645 waren zij samen genomen nog eigenaar van
ongeveer 40% van de oppervlakte van Leupegem, maar in 1783 bedroeg dit nog 32%
48
L. Vervaet, Een sociaal-economische en landschappelijke studie van een plattelandsgemeenschap in
het Land van Waas: Sinaai in de 17e en 18
e eeuw, Gent, Universiteit Gent, onuitgegeven
licentiaatsverhandeling, 2007, p. 116.
59
van de totale oppervlakte. Het aantal eigenaars tot 5 ha. is op één na dezelfde in beide
landboeken, en het afgenomen aandeel in oppervlakte die zij vertegenwoordigden in
1783 wijst erop dat de kleine eigenaars steeds over een kleinere oppervlakte
beschikten. Het aantal eigenaars in de grotere eigendomscategorieën is klein: 9
eigenaars in 1645 en 11 in 1783. Onderstaande tabel toont de grote eigenaars volgens
beide landboeken, en nadien worden er enkele in detail behandeld.
Eigenaar Opp. 1783 (ha.) Opp. 1645 (ha.)
Abdij van Maegdendaele 53,3 50,8
Quotidianen van Oudenaarde 14,5 15,3
Raesse van der Woestynen - 14,4
Louis Roman 12,2 -
Baron van Pamele 7,3 11,9
Abdij van Ename 10,0 6,2
De heer Lucas Staelins - 8,9
Johannes Bear 8,3 -
Livinus de Messelier 8,0 -
Gillis Ametten - 7,5
Sioen tot Oudenaarde 7,4 5,1
Baron van Exaerde 7,1 -
Livinus Ferdinandus de Bie 6,8 -
Jacobus Mathijs 5,6 -
Tabel 10: grote eigenaars in Leupegem, 1783 en 1645
Als we de cijfers uit bovenstaande tabellen vergelijken met de studie van Sinaai, dan
zijn er enkele opmerkelijke gelijkenissen te zien49
. Het aandeel van de kleine
eigenaars ten opzichte van de grotere is ongeveer gelijk aan de situatie zoals die in
Sinaai bestond. Kleine eigenaars vormden het leeuwendeel van de eigenaars in de
gemeente en de door hen ingenomen oppervlakte bedraagt eveneens ca. 40 % in 1670,
zoals in Leupegem in 1645 het geval was. In 1783 is de door kleine eigenaars
ingenomen oppervlakte in Leupegem wel afgenomen tot ca. 32%. Uit de vergelijking
met andere gemeenten, gemaakt in de studie van Sinaai blijken de verschillen met
andere gemeenten in Binnen-Vlaanderen – Eke (1656) en Meigem (1673) – vrij
beperkt. De cijfers van Leupegem voor 1645 zijn zo goed als identiek. Ook uit de
studie van Deftinge blijkt op het einde van de 17de
eeuw dat ongeveer 40% van het
49
L. Vervaet, Op. Cit., pp. 116-119.
60
areaal in bezit was van kleine eigenaars.50
De dorpen behandeld in de vermelde
studies liggen verspreid over Binnen-Vlaanderen, en de cijfers wijzen op een vrij
uniforme situatie voor de 2de
helft van de 17de
eeuw. Vergelijkingen op het einde van
de 18de
eeuw zijn moeilijker te maken, de andere studies geven deze cijfers
voornamelijk voor de 17de
eeuw, enkel voor Sinaai zijn cijfers beschikbaar tot ca.
1730.
Abdij van Maegdendaele
Tot de grootste categorie van eigenaars die we hier beschouwen, behoort volgens
beide landboeken telkens slechts één eigenaar. In beide gevallen gaat het om de abdij
van Maegdendaele, een Cisterciënzerabdij opgericht vanaf 1234, gelegen net naast de
dorpskern van Leupegem, en net buiten het grondgebied van de gemeente51
. De
bezittingen van de abdij vertegenwoordigden zowel in 1645 als in 1783 ongeveer een
kwart van de totale oppervlakte van Leupegem. Onderstaande kaart toont de
eigendommen van de abdij van Maegdendaele, en de verschillen tussen 1645 en 1783.
50
B. Willequet, Landschapsgeschiedenis van een zuidoost-Vlaams dorp: de evolutie van de ruimtelijke
organisatie van het cultuurlandschap te Deftinge (Middeleeuwen – Nieuwe Tijden), Gent, Universiteit
Gent, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, 2004, pp. 211-213. 51
Abdij Maegdendaele, URL: <http://www.oudenaarde.be/oudenaarde/V2 /Toerismemap/
bezienswmap/gebouwen/abdijmaagdendale-toerisme.htm> geraadpleegd op 14/07/2009.
61
Kaart 133: Eigendommen van de abdij van Maegdendaele
Uit de kaart blijkt dat het verschil in eigendommen tussen beide jaartallen erg klein is.
Alhoewel we niet kunnen bepalen wat er in de periode tussen beide landboeken
precies is gebeurd, kunnen we op basis van de twee momentopnames besluiten dat de
abdij haar eigendommen in uit 1645 op enkele uitzonderingen nog steeds in eigen
bezit heeft, en dat hun areaal slechts een beperkte uitbreiding kende. De
eigendommen van de abdij liggen gespreid over de ganse gemeente, maar de meeste
percelen liggen toch dichtbij de dorpskern en dus dichtbij de abdij zelf. De abdij bezit
het grootste deel van de St. Remens kouter, en nog enkele andere grote percelen met
zaailand. Ook op de Kezer kouter bezit de abdij enkele percelen. Een ander
opmerkelijk perceel in eigendom is het grootste bosperceel in Leupegem, op de
flanken van de Edelareberg. Onderstaande tabel toont het bezit van de abdij ingedeeld
per grondgebruik. Daarbij werden ook de grondgebruiken vermeld die in vorig
hoofdstuk niet werden behandeld omwille van het uitzonderlijk voorkomen.
St Remens
Cauter
Bos
Kezer
Cauter
62
Grondgebruik Opp. 1783
(ha.)
Opp. 1783
(%)
Opp. 1645
(ha.)
Opp. 1645
(%)
Zaailand 33,9 63,6 32,5 64,1
Bos 10,4 19,5 9,5 18,7
Meers 5,3 9,9 - -
Weidegrond 1,4 2,6 8,3 16,4
Gemengd 1,0 1,9 - -
Hofstede 0,9 1,7 0,3 0,6
Hof 0,3 0,6 - -
Kaai 0,1 0,2 - -
Plein - - 0,1 0,2
Tabel 11: Grondbezit van de abdij van Maegdendaele volgens grondgebruik
Naast de kleine verschillen in percelen in eigendom van de abdij, bestaat er ook
weinig verschil in grondgebruik. Zaailand vertegenwoordigt het grootste type
grondgebruik van de bezittingen in Leupegem, en dit bedraagt zowel in 1645 als in
1783 ruim 60% van alle eigendom in de gemeente. Daarna volgt bos, met vooral het
reeds vermelde grote bosperceel van ruim 8 ha. Onder de percelen met meers en
weide zien we wel grote verschillen, maar vorig hoofdstuk liet al zien dat in de
periode tussen beide landboeken de locatie van weidegrond bijna overal gewijzigd
was en mogelijk hadden de termen „meers‟ en „geweet‟ gebruikt in beide landboeken
niet exact dezelfde betekenis. In 1645 beschikte de abdij niet over meersgronden in
Leupegem, maar in 1783 waren ze wel eigenaar van een groot meersperceel aan de
Schelde, een perceel dat in 1645 niet met dit type grondgebruik is vermeld. Mogelijk
was dit perceel in 1645 nog bezaaid met resten van een veste van de stad Oudenaarde,
en waarvan in beide landboeken nog expliciet sprake is.
Volgens de perceelstructuur van 1783 heeft de abdij in de loop van de periode van
anderhalve eeuw tussen de landboeken vier percelen verkocht. Drie daarvan zijn in
1783 hofstedes, in eigendom van kleine eigenaars, en de vierde is een kaai, in
eigendom van de priesteraige van Leupegem. Van de drie percelen die de abdij
verworven heeft in dezelfde periode is één het grote meersperceel aan de Schelde, één
een hofstede en de laatste een perceel dat verschillende types van grondgebruik kent
in 1783, en dat in 1645 nog eigendom was van de Quotidianen van Oudenaarde, één
van de grotere eigenaars in Leupegem die hierna wordt behandeld.
63
Volgende tabel toont de groottes van de percelen in het bezit van de abdij van
Maegdendaele. De indeling in groottes is dezelfde als die toegepast in vorig
hoofdstuk. Alhoewel er behoorlijke verschillen zijn tussen de situaties in beide
landboeken, zien we dat in beide gevallen de middelgrote percelen overheersen. Het
aantal hele kleine en hele grote percelen is gering ten opzichte van het totale aantal.
Opp. (ha) # percelen 1783 # percelen 1645
[0-0,25] 2 2
]0,25-0,5] 5 5
]0,5-0,75] 10 2
]0,75-1] 4 4
]1-2] 10 6
]2-3] 2 4
]3-4] 3 1
]4-5] 1 1
> 5 1 2
Totaal 38 27
Tabel 12: percelen van de abdij van Maegdendaele per oppervlakte
Quotidiaenen van Audenaerde
De quotidianen of cotidianisten van Oudenaarde vormden een instelling te vergelijken
met de kerkfabriek van een gemeente vandaag52
. Zij waren zowel in 1783 als in 1645
de op één na grootste eigenaar in Leupegem, telkens met een oppervlakte van ca. 15
ha. in hun bezit. Onderstaande kaart toont de bezittingen en de evolutie in de periode
1645 – 1783.
52
Archievenoverzicht – stad Aalst, URL: <http://www.aalst.be/?rubriekid=684#article1583>,
geraadpleegd op 14/07/2009.
64
Kaart 14: Eigendommen van de quotidianen van Oudenaarde
De percelen in het bezit van de quotidianen vormen een aansluitende oppervlakte
binnen de gemeente. Het enige verschil tussen beide landboeken is het perceel
gelegen aan de Maerkebeek dat in 1783 in handen was van de abdij van
Maegdendaele. Later in dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat de volledige
aaneensluitende oppervlakte aan dezelfde persoon werd verpacht in 1783, een persoon
die zelf geen percelen in eigendom had in Leupegem.
Grondgebruik Opp. 1783
(ha.)
Opp. 1783
(%)
Opp. 1645
(ha.)
Opp. 1645
(%)
Zaailand 10,4 71,7 8,8 57,1
Gemengd 2,3 15,9 - -
Weidegrond 1,1 7,6 1,3 8,4
Hofstede 0,7 4,8 3,3 21,4
Bos - - 1,0 6,5
Meers - - 0,9 5,8
Plein - - 0,1 0,6
Tabel 13: Grondbezit van de quotidianen van Oudenaarde volgens grondgebruik
65
Ook bij de quotidianen vormde zaailand het grootste deel van hun bezittingen in
Leupegem. In die periode tussen beide landboeken is wel een toename te zien van dit
zaailand, maar in absolute cijfers bedraagt dit ongeveer dezelfde toename als bij de
abdij van Maegdendaele het geval was. In 1645 beschikten de quotidianen wel
duidelijk over een grotere oppervlakte aan percelen bebouwd met hofstedes dan in
1783, en ook de kleine oppervlakte aan bos verdween in die periode. Aangezien het
bezit in 1645 en 1783 bijna identiek was, zijn de verschillen in cijfers dus te wijten
aan een verandering van het gebruik van de percelen.
De quotidianen van Oudenaarde waren zowel in 1783 en 1645 de op één na grootste
eigenaar in Leupegem, maar dit vertaalt zich niet in een groot aantal percelen. De
weinige percelen die ze in Leupegem in hun bezit hadden, komen voor in
verschillende oppervlaktecategorieën, zonder een overwicht van één van de
categorieën.
Opp. (ha) # percelen 1783 # percelen 1645
[0-0,25] 0 2
]0,5-0,75] 1 2
]0,75-1] 0 1
]1-2] 4 2
]2-3] 1 1
> 5 1 1
Totaal 7 9
Tabel 14: percelen van de quotidianen van Oudenaarde per oppervlakte
Abdij van Ename
De abdij van Ename, gelegen aan de Schelde, slechts op enkele kilometers
stroomafwaarts van Leupegem, is een andere geestelijke instelling die tot de grootste
eigenaars in Leupegem behoorde.
66
Kaart 15: Eigendommen van de abdij van Ename
Het areaal van de abdij van Ename in Leupegem, dat geconcentreerd lag op en rond
de Kezer kouter, bedroeg in 1645 ongeveer 6 ha. en werd in de periode tot 1783
uitgebreid tot ca. 10 ha. In beide gevallen werd het volledige grondbezit in Leupegem
gebruikt als zaailand. Mogelijk was het zaailand in Leupegem slechts een onderdeel
van een groter areaal dat zich in het naburige Kerselaere bevond, aangezien de meeste
percelen van de abdij aan de grens van Leupegem liggen. Het enige perceel uit 1645
dat niet langer in handen is van de abdij in 1783 is in handen van een kleine eigenaar.
Dit perceel blijft wel omringd door percelen nog steeds in eigendom van de abdij. De
percelen die in de periode tussen beide landboeken zijn verworven, waren in 1645
allen in handen van kleine eigenaars, en in enkele gevallen gaat het om verschillende
percelen van dezelfde persoon. Met de gegevens uit de landboeken valt echter niet af
te leiden of de abdij deze percelen van dezelfde eigenaar in één transactie heeft
verworven in die periode tussen 1645 en 1783, of om het om een geleidelijke
overname ging, met eventueel nog voorafgaande verandering van eigenaar.
Kezer
Cauter
67
In 1645 bezat de abdij van Ename een klein aantal kleine en middelgrote percelen. De
uitbreiding aan grondbezit tot in 1783 toont vooral het verwerven van een aantal hele
kleine percelen.
Opp. (ha) # percelen 1783 # percelen 1645
[0-0,25] 3 0
]0,25-0,5] 3 2
]0,5-0,75] 4 2
]0,75-1] 0 1
]1-2] 4 1
]2-3] 0 1
Totaal 14 7
Tabel 15: percelen van de abdij van Ename per oppervlakte
Eigendom van geestelijke instellingen
De bovenstaande grote eigenaars zijn allemaal geestelijke instellingen. Daarnaast zijn
er nog een aantal kleinere eigenaars in Leupegem die tot de geestelijkheid kunnen
gerekend worden, zoals de priesteraige van Leupeghem, het kappittel van Sinte
Pharaildis en andere. Onderstaande tabel en kaart geven een overzicht van de
gezamenlijke eigendommen van de geestelijken in Leupegem.
Grondgebruik 1783 1645
# percelen Opp. (ha.) # percelen Opp. (ha.)
Zaailand 53 60,1 36 55,0
Bos 4 12,5 3 10,5
Meers 4 6,5 2 0,9
Weidegrond 4 5,9 4 9,6
Hofstede 11 2,5 4 3,6
Andere 5 9,7 4 5,5
Totaal 81 97,2 53 85,1
Tabel 16: Eigendom van geestelijke instellingen
De geestelijke instellingen bezitten gezamenlijk bijna de helft van de oppervlakte van
Leupegem, maar in percelen uitgedrukt is dit een stuk minder. Dit is te verklaren
omdat zij weinig van de percelen met hofstedes in handen hebben, en die percelen
vormen vooral in de dorpskern de kleinste van Leupegem. Het overgrote deel van hun
68
bezit bestaat uit zaailand, zowel in 1645 als in 1783, met bos als tweede meest
voorkomende bezit. Merk op dat de volledige oppervlakte aan bos in hun eigendom
slechts enkele grotere percelen betreft. Onderstaande kaart, met de bezittingen van de
geestelijke instellingen in 1783, laat zien dat zij grotendeels afwezig zijn uit de
dorpskern, waar de meeste hofstedes zich bevinden. De kaart toont ook dat zij het
ruime overwicht hebben op de twee kouters. Zoals eerder gezien zijn vooral de twee
abdijen in de buurt, die van Ename en Maegdendaele, de grote bezitters op de kouters.
Kaart 16: Eigendom van de geestelijke instellingen in 1783, per grondtype
Baron van Pamele
Pamele is het deel van Oudenaarde gelegen op de rechteroever van de Schelde,
dezelfde kant als Leupegem. In feite vormt Oudenaarde een dubbelstad, gevormd uit
Oudenaarde op de linkeroever en Pamele. De baron van Pamele heeft ook
Kezer
Cauter
St Remens
Cauter
Dorpskern
69
stadsrechten verleend aan Pamele tegenover Oudenaarde53
. De abdij van
Maegdendaele, grootste eigenaar in Leupegem in de vroegmoderne tijd, ligt in
Pamele, net naast de laatmiddeleeuwse kerk van Pamele, die zelf slechts op enkele
honderden meters van de dorpskern van Leupegem gelegen is.
De Baron had in 1645 zo‟n 12 ha. grond in Leupegem en was daarmee één van de
grootste eigenaars. In 1783 was dit bezit in de gemeente echter met 40% afgenomen.
Onderstaande kaart, die de evolutie van de bezittingen toont, laat duidelijk een
bepaalde trend zien. Alle percelen in het geel waren zowel eigendom van de baron in
1645 als in 1783. Deze zijn allen gelegen op de helling van de Edelareberg. In 1645
waren er nog vele percelen in het dorpscentrum eigendom van de baron, maar in de
periode tot 1783 zijn die allen veranderd van eigenaar. Deze percelen waren voor het
grootste deel bebouwd met hofstedes. De enige nieuwe percelen ten opzichte van het
bezit in 1645 zijn percelen zaailand, gelegen op de St. Remens kouter. De meest
recente van de steenwegen, die naar Ronse, loopt dwars door de percelen van de
baron heen. Het is niet gekend of die percelen vóór of na de aanleg van de steenweg
in het bezit van de baron waren.
53
Onze-Lieve-Vrouwekerk van Pamele (Oudenaarde) < http://www.belgiumview.com/belgiumview/
viewpage.php4?taal=1&viewid=932&pictoshow=main>, geraadpleegd op 14/07/2009.
70
Kaart 17: Eigendommen van de baron van Pamele
In 1645 was nog ruim 6 ha. van de 11 ha. in bezit van de baron gebruikt als zaailand.
Ondanks de nieuwe eigendom in 1783, bestaande uit de duurste zaailanden in
Leupegem, zien we dat in dat jaar slechts 2 ha. van de eigendom zaailand is. In de
periode tussen 1645 en 1783 moet de baron dus veel zaailand verloren hebben, ofwel
door verkoop ofwel door anders gebruiken van het areaal.
Kleine eigenaars
Onder de noemer „kleine‟ eigenaars verstaan we in deze paragraaf alle eigenaars met
minder dan 5 ha. land in bezit in de gemeente Leupegem. Onderling bestaan er
weliswaar grote verschillen, zo zijn er eigenaars met net geen 5 ha. in bezit, en
anderen met nauwelijks enkele are. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de
bezittingen van die kleine eigenaars in 1783 en in 1645.
Edelareberg
St. Remens
Cauter
71
Grondgebruik 1783 1645
# percelen Opp. (ha) # percelen Opp. (ha)
Zaailand 46 25,6 98 49,6
Hofstede 69 11,9 57 16,9
Meers 7 8,5 12 11,0
Weidegrond 10 7,6 10 7,3
Bos 8 3,8 1 0,6
Totaal 140 57,4 178 85,4
Tabel 17: bezittingen van de kleine eigenaars
In de periode tussen 1645 en 1783 zien we een grote terugval van het bezit van de
kleine eigenaars. Vooral zaailand lijkt gedurende die periode vooral in handen van
grotere eigenaars te zijn gekomen. De kleine eigenaars bezitten gezamenlijk in 1783
slechts ongeveer de helft van de oppervlakte en aantal percelen aan zaailand ten
opzichte van de situatie in 1645. Het aantal hofstedes in handen van kleine eigenaars
is gestegen, maar de ingenomen oppervlakte van die percelen is kleiner dan die van de
hofstedes in 1645. Verder in dit hoofdstuk zullen we bekijken welke hofstedes door
de eigenaar zelf gebruikt worden, maar deze tabel geeft reeds de indruk veel van de
woonplaatsen van de kleine eigenaars verkleinen in oppervlakte. De meersgronden in
bezit van kleine eigenaars, is licht gedaald in 1783, maar deze meersen bestonden toen
uit vrij grote percelen, en behoorden tot de hoogst geschatte in de gemeente. Enkele
kleine eigenaars beschikten kennelijk over heel waardevolle gronden, ondanks de
sterke terugval van de oppervlakte aan zaailand in hun bezit. Er dient hierbij nogmaals
opgemerkt te worden dat de zogenaamde kleine eigenaars in Leupegem misschien wel
grote oppervlaktes in hun bezit hadden in naburige gemeenten. De percelen en
oppervlakte aan weidegronden in hun bezit lijkt stabiel, maar zoals eerder werd
gezien, evolueerde de locatie van weidegronden enorm in de periode tussen beide
landboeken. Tenslotte is er duidelijk meer bos in het bezit van de kleinere eigenaars.
Dit zou erop kunnen wijzen dat ook zij actief deelnamen aan de uitbreiding van het
bosareaal omwille van de eerder vermelde timber famine en het gebrek aan
houtkanten in Leupegem.
72
Eigenaars met grote hoeven
In het landboek van 1783 zijn ook enkele grote hoeves te zien op de kaarten. In één
geval gaat het waarschijnlijk om een moated site, want er zijn restanten van een gracht
te zien die de hoeve mogelijk omringde. Onderstaande kaart toont de locatie van die
hoeves, samen met de eigenaars en hun andere eigendommen in Leupegem.
Kaart 18: eigenaars en eigendommen van de grote hoeves in Leupegem
De vier grote hoeves in Leupegem zijn allen gelegen in het minder bevolkte deel van
Leupegem, nabij de Kezer kouter. Rond de St. Remens kouter is van dergelijke
hoeves geen sprake in de landboeken, maar zoals eerder gezien is de abdij van
Maegdendaele daar de grootste eigenaar, en de abdij zelf bevindt zich heel dicht bij
die kouter, net zoals de dichtbevolkte dorpskern van Leupegem.
De eigenaars van de hoeves behoorden in 1783 allemaal tot de categorie van de grote
eigenaars. Geen enkele geestelijke instelling of adellijke persoon, die nochtans
Kezer
kouter
73
eigenaar waren van vrij grote oppervlaktes in de buurt van de hoeves, bezat dergelijke
hoeve. Bovenstaande kaart laat voor elke hoeve ook de omliggende eigendom in
Leupegem zien. Samen bezitten deze vier hoeves een groot deel van de Kezer kouter,
en de grootste oppervlakte van hun eigendom wordt dan ook ingenomen door
zaailand. Daarnaast bezitten ze allemaal een aantal percelen bos of weidegrond, of
tenminste percelen met een gemengd grondgebruik. De grootste eigenaar van deze
vier is Louis Roman, met ruim 12 ha. aan oppervlakte in Leupegem, waarvan
ongeveer 8 ha. volledig uit zaailand bestaat. De kleinste eigenaars met een grote
hoeve zijn de erfgenamen van Livinus Ferdinandus de Bie, met slechts 6 ha. in bezit,
waarvan 2 zaailand. Deze laatste kent ook de meest verspreide eigendom in
Leupegem. Deze hoeve ligt weliswaar het dichtst bij de grens van Leupegem, en
mogelijk beschikken deze over nog eigendommen in naburige gemeenten. Alle vier
de hoeves en het grootste deel van hun areaal werden door de eigenaars zelf
geëxploiteerd, en zoals verder in dit hoofdstuk zal blijken, hadden zij ook nog een
aantal naburige percelen van andere eigenaars in pacht.
Foto 3: de hoeve in 1783 eigendom van Johannes Bear
74
Eigenaars op de kouters
In Leupegem kennen we twee koutertoponiemen. Enerzijds de St. Remens kouter,
gelegen dichtbij het dorpscentrum van Leupegem, en bestaande uit de duurste
percelen met zaailand in de gemeente. Anderzijds is er de Kezer kouter, gelegen
bovenop de hellingen van de Edelare en de Ladeuze54
.
De eigenaars van de percelen op de St. Remens kouter waren in 1783 de abdij van
Maegdendaele en de baron van Pamele.. In 1645 bestond deze kouter uit grotere
percelen, op één na ook allen reeds in het bezit van de abdij van Maegdendaele. Deze
kouter is vandaag zo goed als verdwenen door de aanleg van de gewestweg Gent-
Ronse en de bebouwing die dit met zich meebracht.
De eigenaars van de Kezer kouter in 1783 waren voornamelijk de eerder vermelde
eigenaars van de omliggende grote hoeves, en de abdij van Ename. Daarnaast waren
er nog enkele kleinere eigenaars, waarvan enkelen in het landboek worden vernoemd
als heer. Waarschijnlijk hadden deze nog andere eigendommen in de regio. In 1645
was van de grote hoeves en hun grote omliggende areaal blijkbaar nog nauwelijks
sprake, en was naast de abdij van Ename een groot deel van de kouter in handen van
kleine eigenaars.
54
In het landboek van 1783 is voor deze kouter geen enkel koutertoponiem opgegeven, maar in het
landboek van 1645 wordt voor de percelen wel de globale term „Cauter‟ vermeld. Op de kadastrale
kaart van Popp, daterend uit de 19de
eeuw, staat het toponiem „Kezer Cauter‟ geschreven.
75
Foto 4: de Kezer kouter
Eigenaars van de meersen
De meersen waarnaar in beide landboeken wordt verwezen als de „groote messweede‟
behoren tot de hoogst geschatte percelen in Leupegem. In 1783 waren die percelen in
handen van twee personen, behorende tot de kleinere eigenaars in Leupegem.
Mejuffrouw de Merlier bezat in Leupegem enkel drie percelen meers die het grootste
stuk vormen van de waardevolle meersen in Leupegem. Philippe Persijn is een tweede
eigenaar, en deze bezat, ook als kleine eigenaar, nog over één perceel zaailand en drie
percelen met een hofstede in Leupegem. Mogelijk woonde de heer Persijn op één van
die hofstedes, maar daarin is het landboek niet volledig duidelijk. In 1645 was het
perceel van Philippe Persijn in handen van Jughel van den Woestijnen, en ook deze
persoon beschikte nog over een aantal andere percelen, drie met zaailand en één
hofstede. De percelen van de Merlier waren in 1645 in handen van de heer Lucas
Staelins, één van de grote eigenaars in die periode. Hij beschikte echter slechts over
één ander perceel van 2 ha., gebruikt als zaailand. De percelen met meers in zijn bezit
76
hadden een oppervlakte van ruim 6 ha. Naast deze meersen bezat hij dus nauwelijks
andere gronden in Leupegem.
Pacht en eigendom
In deze paragraaf wordt gekeken naar de verhouding tussen gepachte percelen, en
percelen die door de eigenaar zelf werden geëxploiteerd. Door de slechte kwaliteit en
onvolledigheid waarmee de relevante gegevens in het landboek van 1645 zijn
ingevuld, zal enkel het jongste landboek uit 1783 hiervoor worden beschouwd. Het
oudste landboek bevat zelden de vermelding van pachters in het originele handschrift.
In de andere handschriften die rondom de originele items voorkomen, staan vaak
nieuwe eigenaars en pachters vermeld, maar in veel gevallen zijn die doorstreept en
nooit staat er een datum vermeld. Het is bijgevolg onmogelijk om met dit landboek
een momentopname te geven van de situatie in Leupegem wat betreft pachters. In het
landboek van 1783 staat bij enkele items ook niks vermeld in verband met de
exploitatie van de percelen, maar in de meeste gevallen staat ofwel proprietaris
vermeld, wat erop wijst dat de eigenaar zelf het perceel uitbaatte, ofwel werd de
pachter bij naam genoemd.
Voor de relatie tussen pachters en eigenaars in 1783 zal bijzondere aandacht verleend
worden aan de situatie op de kouters, waarvan we gezien hebben dat de twee
nabijgelegen abdijen de grootste eigenaars zijn. Er wordt ook gekeken naar de situatie
voor de vele kleine hofstedes in de dorpskern, en wordt op zoek gegaan naar personen
die zowel eigenaar als pachter zijn in Leupegem.
Algemene situatie
Leupegem bestaat in 1783 uit 279 percelen. Daarvan zijn er 138 of net niet de helft
verpacht, worden er 115 geëxploiteerd door de eigenaar zelf, en werd er voor 26
percelen in het landboek niks genoteerd wat betreft de exploitatie. Onder de pachters
zijn er enkelen die meer dan één perceel in pacht hebben, en van deze zullen er verder
77
enkele in detail bekeken worden. Onderstaande tabel laat de verpachte en zelf
geëxploiteerde percelen per type grondgebruik zien. Slechts bij twee types
overheersen de eigenaars, namelijk hofstedes en bos. Bossen zijn zo goed als allemaal
in handen van geestelijke instellingen of grote eigenaars, en die exploiteren ze
grotendeels zelf. Hofstedes worden voor het merendeel bewoond door de eigenaars,
en zoals eerder werd vermeld, bezitten geestelijke instellingen er hier heel weinig van.
Vooral in 1783 zijn de percelen in en rond de dorpskern heel klein, en vaak vormen
deze percelen de enige eigendom van de bewoner, die in veel gevallen nog één of
enkele percelen met voornamelijk zaailand in pacht heeft.
Grondgebruik Proprietaris Pacht Niet genoteerd
Hofstede 38 29 10
Zaailand 35 83 2
Bos 16 4 -
Weidegrond 8 10 -
Meers 1 2 8
Andere 17 10 6
Tabel 18: perceelexploitatie per grondgebruik
De volgende kaart toont de locatie van percelen die door de eigenaar worden
geëxploiteerd en deze die verpacht zijn. Het is opvallend dat de items in het landboek
waarbij geen melding werd gemaakt van wie het exploiteert bijna allemaal gelegen
zijn aan de Schelde, en voor het grootste deel uit meers bestaat. Waarom dit zo is kon
in de loop van dit onderzoek niet achterhaald worden. Op beide kouters in Leupegem
zien we dat de percelen, die uitsluitend bestaan uit zaailand, voor het grootste deel
verpacht zijn – op de St. Remens kouter zijn alle percelen verpacht – en in de
dorpskern zijn de meeste percelen, voornamelijk hofstedes, uitgebaat door de
eigenaars zelf.
78
Kaart 19: De exploitatie van percelen in 1783
In totaal is ca. 41% van de oppervlakte verpacht in 1783. Vergelijken we dit met
andere gemeenten uit Binnen-Vlaanderen in de 18de
eeuw, dan zien we duidelijke
verschillen55
. De cijfers van de andere gemeenten stammen wel uit de eerste helft van
de 18de
eeuw, in tegenstelling tot Leupegem op het einde van de 18de
eeuw. In het
land van Aalst, waarin ook Leupegem is gelegen, zien we een klein verschil met
Haaltert in 1732. Daar is 36 % van de oppervlakte verpacht. Met andere streken zijn
de verschillen groter, in het land van Waas en in de buurt van Gent, loopt de
verpachte oppervlakte op tot 60% in de eerste helft van de 18de
eeuw.
55
L. Vervaet, Op. Cit., p.149.
St. Remens
Cauter
Kezer
Cauter
Dorpskern
79
Enkele specifieke gevallen
Johannes Bear is in 1783 één van de grootste eigenaars in Leupegem, waaronder één
van de vier grote hoeves. Hij bezit in totaal zes percelen, maar daarnaast pacht hijzelf
nog eens negen andere percelen.
Kaart 20: Het bedrijf van Johannes Bear in Leupegem
Johannes Bear had in 1783 ongeveer 8,3 ha. grond in bezit, en dit kende verschillende
gebruiken, namelijk bos, zaailand en weidegrond. Daarnaast pachtte hij ruim 11,5 ha,
waarvan 9 ha. zaailand. Alhoewel de exacte oppervlakte aan zaailand in zijn bezit niet
te bepalen is, omdat een groot perceel verschillende types grondgebruik kent, staat
buiten kijf dat hij veel meer zaailand pachtte dan hijzelf bezat. Van de percelen die hij
pacht, zijn er drie de eigendom van de abdij van Ename, twee van de abdij van
Maegdendaele, één van de baron van Exaerde, en resterende drie in handen van kleine
eigenaars. Zoals op de kaart is te zien, liggen alle gepachte percelen en de percelen in
H
80
eigendom vrij geconcentreerd en dichtbij de grote hoeve waarvan Johannes Bear
eigenaar is.
De drie grootste pachters na Johannes Bear, zijnde Bonaventure Buys, Frans van
Welden en de weduwe van Frans de Waele, hebben in Leupegem geen enkel perceel
in eigendom. De gepachte percelen zijn ook hier allemaal zaailand, behalve twee die
verschillende types grondgebruik kennen. Op onderstaande kaart is te zien dat de
gepachte grond van Bonaventure Buys een aaneengesloten oppervlakte vormen,
allemaal verpacht door de quotidianen van Oudenaarde. Beide andere kennen meer
verspreide percelen in en rond de Kezer kouter.
Kaart 21: Grote pachters zonder eigendom in Leupegem
De situatie op de St. Remens kouter
De percelen op de St. Remens kouter zijn allemaal eigendom van de abdij van
Maegdendaele en de baron van Pamele, twee van de grootste eigenaars in Leupegem.
81
Alle percelen, gebruikt als zaailand, zijn verpacht aan kleine bedrijfjes, waarvan
enkelen een perceel in eigendom hadden elders in Leupegem, en enkelen ook nog
enkele percelen pachtten. Onderstaande kaart laat de situatie zien van de verschillende
pachters van de St. Remens kouter. Hierbij werd tussen de pachters van de
kouterpercelen zelf geen onderscheid gemaakt.
Kaart 22: De pachters van de St. Remens kouter
De percelen in gele kleur stellen de kouter zelf voor en zijn dus allen verpacht door de
abdij van Maegdendaele en de baron van Pamele. De percelen in het rood zijn
percelen in eigendom van één van de pachters van de kouter, en de groene percelen
zijn andere percelen in pacht, naast de percelen op de kouter. Drie pachters op de
kouter hebben in de dorpskern nog een perceel met een hofstede in eigendom, dat ze
zelf bewonen. Alledrie bevinden ze zich dus dichtbij, en één zelfs vlak naast de St.
Remens kouter. De gepachte percelen naast deze in pacht op de kouter zelf, liggen
bijna allemaal rondom de kouter en bestaan uit kleine stukjes zaailand. De kouter
wordt dus geëxploiteerd door vele verschillende kleine landbouwbedrijfjes, die
82
daarnaast in Leupegem nog over een heel beperkte oppervlakte beschikken rondom de
kouter. De kouter zelf is in het bezit van twee van de grootste „bedrijven‟ in
Leupegem. Hieruit blijkt duidelijk de symbiose tussen grote en kleine bedrijven zoals
die bestond in de commerciële overlevingseconomie zo typisch voor Binnen-
Vlaanderen in de vroegmoderne tijd56
.
De situatie op de Kezer kouter
Op de Kezer kouter is de situatie helemaal anders dan op de St. Remens kouter nabij
de dorpskern. De Kezer kouter, gelegen bovenop de hellingen van de Edelare en de
Ladeuze is een stuk groter. Een groot gedeelte van de kouter is in het bezit van de
abdij van Ename, die alle percelen op de kouter verpacht. De overige percelen zijn
bijna allen in het bezit van de eigenaars van de verschillende grote hoeves in de
directe omgeving, en naast hun bezittingen op de kouter, pachtten zij ook nog enkele
percelen op de kouter en in de omgeving. Volgende kaart geeft een overzicht op de
manier zoals dat voor de St. Remens kouter werd gedaan, dus zonder onderscheid
tussen de verschillende pachters van de kouter. Op deze kouter zien we ook pachters
die verschillende percelen op de kouter pachtten, in tegenstelling tot de St. Remens
kouter, waar bijna elk perceel een andere kleine pachter kende in 1783.
56
E. Thoen, De landbouw van de Middeleeuwen tot ca. 1840, in: W. Prevenier, R. Van Eenoo en E.
Thoen (eds.), Geschiedenis van Deinze, deel III. Het platteland en de dorpen in Deinze. Deinze, 2007,
p 75.
83
Kaart 23: De pachters en eigenaars van de Kezer kouter
Op de kaart is een groot verschil te merken met de situatie op en rond de St. Remens
kouter. De pachters op de Kezer kouter – de percelen van de kouter zijn in gele kleur
aangeduid op de kaart – en de eigenaars die hun percelen zelf exploiteren, beschikken
naast de percelen op de kouter over een grote oppervlakte in eigendom (rood
gekleurd) of in pacht (groen gekleurd). Eén van de grote eigenaars en pachters die
eerder werd behandeld, Johannes Bear, is een voorbeeld van een groot bedrijf dat
naast percelen in eigendom ook gronden in pacht heeft op en rond de kouter. De
andere eigenaars van de grote hoeves rondom de kouter kennen dezelfde situatie.
Behalve enkele kleinere pachters is de kouter volledig in bezit en geëxploiteerd door
de grotere bedrijven in Leupegem in 1783, daar waar de St. Remens kouter door
kleine bedrijfjes wordt geëxploiteerd. Er dient nogmaals rekening gehouden te worden
met het feit dat de kleine bedrijfjes van de St. Remens kouter mogelijk over andere
percelen in naburige gemeenten beschikten.
84
Conclusies
Uit het onderzoek van beide landboeken blijkt dat zowel in 1645 als in 1783 het aantal
kleine eigenaars – eigenaars met een oppervlakte kleiner dan 5 hectare – overheerst
binnen de gemeente Leupegem. In 1645 en 1783 zijn dat er respectievelijk 95 en 94,
die telkens ongeveer 90% van de eigenaars in Leupegem voorstellen. De ingenomen
oppervlakte door die klasse van eigenaars daalt wel van ca. 40 ha. naar 32 ha., een
daling van 20%. Bovendien is er een opmerkelijke verschuiving te zien van eigenaars
met 1 tot 5 ha. naar eigenaars met minder dan 1 ha. De kleine eigenaars bezaten dus
minder oppervlakte op het einde van de 18de
eeuw dan halfweg de 17de
eeuw. Het
aantal grote eigenaars stijgt licht in die periode, maar elkeen bezit ongeveer dezelfde
oppervlakte in 1783 als dezelfde klasse van eigenaars in 1645. Het aantal kleine
eigenaars blijft is dus gelijk in beide momentopnames van de landboeken, maar de
oppervlakte in hun bezit daalt, terwijl het aantal grote eigenaars licht stijgt, zonder dat
elke grote eigenaar afzonderlijk meer grond bevat. Als we de grote eigenaars echter
individueel bekijken zijn er wel veranderingen te zien in de oppervlaktes die ze
bezitten. In Leupegem zijn het vooral de religieuze instellingen in de buurt, zoals de
abdijen van Maegdendaele en Ename, en de quotidianen van Leupegem, en de
adellijke stand met de baron van Pamele, die als grootgrondbezitters kunnen genoemd
worden. De kleine oppervlakte van Leupegem kan mogelijk wel een verkeerd beeld
geven van de reële eigendom van die instellingen aangezien zij mogelijk vlak bij,
maar buiten de grenzen van Leupegem, nog over grote oppervlaktes konden
beschikken. Onder de kleine eigenaars zien we vooral een daling van het aantal
percelen met zaailand in hun bezit, terwijl het aantal hofstedes in hun eigendom stijgt.
De zaailanden gingen dus „verloren‟ naar de grotere bedrijven in de buurt, terwijl ze
zelf de steeds kleiner wordende perceeltjes met hofstedes in handen hielden.
In het landboek van 1783 zijn een aantal grote hoeves te zien, waarvan de eigenaars
van die hoeven hun eigendom zelf exploiteerden. Daarnaast hadden ze nog een aantal
percelen in de buurt in eigendom en ook enkele in pacht. Geen enkele van die
eigenaars is een religieuze instelling, de grote hoeves pachtten zelfs enkele percelen
van de religieuze instellingen. Op de begeleidende kaarten is duidelijk te zien dat hun
eigendom in Leupegem allemaal vrij geconcentreerd zijn rond hun hoeves, en niet
verspreid over de ganse gemeente.
85
De vergelijking van gepachte en zelf geëxploiteerde percelen kon enkel uitgevoerd
worden voor 1783, wegens de onduidelijke en zeer fragmentarische gegevens
hieromtrent in het oudste landboek van 1645. Daaruit blijkt dat ongeveer de helft van
de percelen in Leupegem in pacht werd uitgegeven. De verhouding tussen pacht en
eigendom is het meest uitgesproken voor zaailand, waar driekwart in pacht werd
uitgegeven, en voor bos, waar 80% door de eigenaar zelf werd beheerd. Hofstedes
zijn voor iets meer dan de helft door de eigenaar zelf bewoond, en het betreft hier
voornamelijk de allerkleinste eigenaars in de dorpskern van Leupegem. De grootste
pachters zijn de vier eerder genoemde eigenaars van de grote hoeves, die naast ruime
pachtgronden ook een vrij grote oppervlakte in eigen bezit hadden.
Tot slot werden de eigendomsverhoudingen en exploitatie op de kouters bekeken. De
Sint Remens kouter, een kleine kouter gelegen tegen de dorpskern, waarvan de grond
de duurst geschatte zaailanden zijn in de gemeente, is volledig in eigendom van de
abdij van Maegdendaele en de baron van Pamele. Elk perceel werd verpacht aan heel
kleine pachters, waarvan enkele een kleine hofstede in het dorp in eigendom hadden.
De pachters op de Sint Remens kouter hadden binnen Leupegem nauwelijks nog
andere gronden in pacht. Op de hoger gelegen en grotere Kezer kouter, in het minder
bevolkte deel van Leupegem, zijn de percelen in het bezit van de abdij van Ename en
van de grote hoeves in de buurt. De abdij verpachtte haar gronden, waarvan een deel
aan de grote hoeves die hun eigen percelen op de kouter ook al zelf exploiteerden. De
andere pachters op de Kezer kouter hadden rondom ook nog vrij grote oppervlaktes in
pacht. De situaties op beide kouters tonen – weliswaar op micro-schaal – een
symbiose tussen de allergrootste eigenaars en allerkleinste eigenaars in Leupegem op
de Sint Remens kouter, terwijl de Kezer kouter een symbiose is tussen de middelgrote
bedrijven in de gemeente.
86
Algemeen besluit
Leupegem is een kleine gemeente, zo‟n vier tot vijf maal kleiner dan gelijkaardige
studies van andere gemeenten in Binnen-Vlaanderen in de vroegmoderne tijd. Een
betere vergelijking met die studies zou mogelijk zijn indien we ook enkele
aangrenzende gemeenten van Leupegem hadden kunnen beschouwen. Toch zullen we
zien dat de studie van Leupegem enkele van de „verwachte‟ resultaten voor Binnen-
Vlaanderen heeft.
Leupegem wordt voor de helft begrensd door waterlopen, waaronder de Schelde, en
wordt doorkruist door enkele belangrijke steenwegen die naar de vier windrichtingen
leiden. Aan de andere zijde van de Schelde ligt de stad Oudenaarde en de abdij van
Maegdendaele. Deze laatste is met voorsprong de grootste eigenaar in Leupegem,
zowel in 1645 als in 1783. In de periode daartussen is de perceelsstructuur van
Leupegem voornamelijk gewijzigd in en rond de dorpskern, waar de percelen sterk
versplinterd zijn en grotendeels bebouwd zijn met hofstedes, terwijl in het minder
bevolkte deel van de gemeente die versplintering beperkt bleef. Enkele grotere
percelen uit het landboek van 1645 kenden in de periode tot 1783 een versplintering
volgens een repelstructuur, onder andere op de Sint Remens kouter die de hoogst
geschatte zaailanden van de gemeente omvatte. Van de perceelstructuur in en rond
deze kouter is door verregaande bebouwing echter niks meer te zien.
Zaailand vormde het overgrote deel van het bodemgebruik in Leupegem en dit
bestond bijna uitsluitend uit open landschap. Het aldus ontbreken van houtkanten
langs perceelsgrenzen, een kenmerk van het sociaal-agrosysteem in Binnen-
Vlaanderen, verklaart mogelijk de aanplanting van enkele kleinere bossen in de
periode tussen beide landboeken, zodat aan de behoefte aan hout kon voldaan worden
tijdens de timber famine.
Het aantal eigenaars bleef nagenoeg gelijk in de periode tussen 1645 en 1783, maar er
zijn duidelijk enkele trends te zien. De kleinere eigenaars beschikken op het einde van
de 18de
eeuw over opmerkelijk kleinere oppervlaktes dan halfweg de 17de
eeuw,
terwijl oppervlakte van de grote eigenaars stabiel bleef. Tussen de grote eigenaars zijn
87
enkele opmerkelijke verschillen te zien. De religieuze instellingen, met als
belangrijkste de abdij van Maegdendaele, bezaten de grootste oppervlakte in
Leupegem, maar daarvan werden, behalve de bossen, alle percelen verpacht.
Daarnaast waren er enkele grote hoeves in het minder bevolkte deel van Leupegem,
die over vrij grote oppervlaktes aan zaailand beschikten, en die hun eigendom ook
zelf exploiteerden en niks verpachtten. Naast grote eigenaars waren ze ook pachters
van verschillende percelen met zaailand, die meestal in eigendom waren van
religieuze instellingen.
Beide kouters in Leupegem hebben elk specifieke kenmerken. De Sint Remens
kouter, de kleinste van de twee, maar wel bestaande uit de hoogst geschatte
zaailanden van de gemeente, grensde aan de dorpskern van Leupegem, en was bijna
volledig in het bezit van de nabijgelegen abdij van Maegdendaele. Deze verpachtte
elk perceel op de kouter aan kleine landbouwers, die ten hoogste een kleine hofstede
in de dorpskern bezaten, en in enkele gevallen nog een klein perceeltje in pacht
hadden nabij de kouter. Op de Kezer kouter waren naast de abdij van Ename, de
eigenaars van de vier grote hoeves in de buurt, de bezitters van de percelen. De abdij
verpachtte z‟n gronden, voor een deel aan de grote hoeves, en aan enkele andere grote
pachters zonder eigendom in Leupegem. De vier grote hoeves exploiteerden hun
percelen op de kouter zelf, en hadden nog enkele andere percelen op en rondom
dezelfde kouter in pacht.
Door het bijna uitsluitend open karakter van de kleine oppervlakte van Leupegem, is
een vergelijking met andere studies in Binnen-Vlaanderen misschien niet zomaar te
maken. De bestudeerde gemeenten van Sinaai en Deftinge waarnaar in deze
verhandeling meermaals werd verwezen, zijn vier tot vijf maal groter in oppervlakte
en bestaan minstens voor een niet te verwaarlozen deel uit gesloten landschap. Toch
zagen we in de resultaten van deze verhandeling, ondanks de verschillende
geografisch situatie, veel gelijkenissen met resultaten uit die andere studies. De
resultaten van deze verhandelingen ondersteunen de algemene opvattingen die bestaan
over de evolutie van het sociaal-agrosysteem in Binnen-Vlaanderen gedurende de
vroegmoderne tijd.
88
Verder onderzoek
Een historische geografie kan ondersteund worden door heel wat meer
bronnenmateriaal dan enkel landboeken. Deze verhandeling spitste zich wel
uitsluitend toe op deze landboeken die voor Leupegem twee prachtige
momentopnames van het landschap bevatten. Omwille van de aanwezigheid van
belangrijke instellingen en personen in de nabijheid van Leupegem, die in de
landboeken als eigenaars van een aantal percelen worden vermeld – abdij van
Maegdendaele, abdij van Ename, baron van Paemel, etc. – bevatten de archieven van
die instellingen naar alle waarschijnlijkheid nog een schat aan informatie die een
historische geografie van Leupegem kunnen ondersteunen. De Sint Remens kouter in
Leupegem is reeds geruime tijd verdwenen en vervangen door industrie en andere
bebouwing. De situatie op en rond de Kezer kouter is daarentegen nauwelijks
veranderd, en enkele van de grote hoeves uit de vroegmoderne tijd zijn nog steeds
actief als landbouwbedrijven. Satellietbeelden van die kouter kunnen mogelijk nog
sporen vertonen van de perceelsstructuur zoals die op de kaarten in het landboek van
1783 getekend is.
89
Bijlage I
Kaarten
Kaart 14: één van de kaarten uit het landboek van 178357
57
Stadsarchief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64: Leupegem, landboek 1783
91
Kaart 2: Kadasterkaart van Leupegem58
58
Geografisch instituut van de Universiteit Gent, Afdruk van de kadastrale kaart van Leupegem uitgegeven door P.C. Popp
92
Kaart 3: Kaart van Ferraris, waarop de grenzen van Leupegem volgens de Popp-kaart zijn aangebracht.59
59
Koninklijke Bibliotheek Brussel, Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden door graaf de Ferraris
93
Kaart 4: Satellietfoto van Leupegem60
60
Google Maps, URL: < http://maps.google.be/maps?hl=nl&tab=wl>, geraadpleegd op 13/04/2009
94
Kaart 5: percelen van Leupegem uit het landboek van 1783
95
Kaart 6: gesplitste percelen 1783 t.o.v. 1645
96
Kaart 7: oppervlaktecategorieën van de percelen in 1783
St Remens Cauter
De grote messweede
Kezer Kauter
97
Kaart 8: oppervlaktecategorieën van de percelen in 1645
De grote messweede
St Remens Cauter
Kezer Kauter
Bijlage II
Transcriptie van het landboek
van Leupegem uit 178361
61
Stadsarchief Oudenaarde, Vreemd archief, nr. 64: Leupegem, landboek 1783
99
Ommelooper ende cerrier
land ofte caerteboek
der prochie van
Leupeghem
gelegen binnen den lande van
Aelst
jegens de jurisdictie der stad
Audenaerde.
Behelzende de naemen van d‟actuele proprietarissen ende gebruykers, nieuwe
grootten ende abouten van ider partye zoo hofsteden, landen, bosschen, meersschen
ende geweet gelegen binnen de gemelde prochie, met elke prijs daerbij vermelt die
naer proportie van vermeerderinge ofte verminderinge gecalculeert ende gereguleert
sijn geworden achtervolgende de prijsen te bevinden ten auden landboek der
voor(sijde) prochie beginnen maeken in de maende jan(uari) 1645 welcke prijsen
aldaer onder elken art(ikel) uytgesteken staen in ponden parisis ende het kappittael
ende taux van elke partye in ponden schellingen grooten courant. Dan alsoo men heeft
gereflecteert dat de voorenstaende wijse int formeren de quoiten vande p(roc)hie
ommestellingen in materie van augmentatie ofte deminutie van diere eene swaere
ende moeyel(ijke) calculatie was bij bringende heeft men tot faciliteyt van de
ges(eide) calculatie de voors(ijde) kappittaelen ende taux alhier onder elken art(ikel)
gebracht in guldens, stuyvers, deniers wordende de grootten van elke partije
uytgesteken in bunderen, dagwanden ende roeden maele van den lande van Aelst
conforme de metinge bij Eumanuel van der Straeten gesworen landmeter dan of
gedaen ten versoeke van bailliu burgem(eest)re ende schepenen der voorseyde prochie
van Leupeghem volgens hunne conditiën van metinge ende aenneminge van daeten
9sten april 1783 de welke door mijn edele heeren gedeputteerde der twee steden ende
lande van Aelst op den geagreert ende geapprobeert sijn geworden dit alles volgens
d‟actuele situatie ende gelegendheydt van de voorn(oemde) hofsteden, landen en
bosschen en geexpremeert ende gefigureert bij d‟annexe kaerten figurative van elken
wijck ofte canton breeder hier naer verclaert.
Explicatie
Op al hetgene geobserveert word
In d‟achtervolgende caertenfiguratie
a -------- b
alvooren dient genotteert dat binnen deze prochie sigh bevinden menigvuldige
baermen van wedersijden omsingelt met eenen gragt waer ten meerderen deele den
baerm tusschen de beede grachten ten hekften wort aengetrokken alle welke bij
d‟achtervolgende kaerten gefigureert staen conforme de bovenstaende figure a.b.
maekende de getippelde linie aldaer de separatie van proprieteijt.
c-----e-----d
f
100
g
binnen de zelve prochie bevinden sig integendeel baermen met wedersijdsche
grachten als vooren waer van geheel den baerm van eene sijde wort aengetrokken. De
zelve worden verthoont als hierboven met een teeken hetgene men alhier noemt
teeken van extremiteijt hierboven verthoont met de letteren e.f. waervan den scherpen
houk en het point e signifieert het uytterste van proprieteijt in consequentie van welke
teekenen eenen gracht met geheel den baerm c.d. is volgende de proprieteyt g.
h-------------------------------i
item de gemeene grachten degene ten helften worden aengetrokken ende geruymt
worden aengethoont tusschen twee geschreven linien als hier boven h.i.
k------------------------------l
m
Item de grachten degene van eene sijde worden aengetrokken ende geruymt worden
aengethoont als hierboven k.l. achtervolgende dies soude den gracht k.l in‟t geheelde
volgen aen m.
n---------------------o
p
item de haegen degene van een sijde worden aengetrokken sijn gefigureert conforme
de figure hierboven staende n.o. volgende in consequentie van dien deselve haege aen
den grondt p
q--------------------------r
Item de haegen degene ten helften worden aengetrokken sijn gedesigneert als
hierboven q.r.
s--------------t
item de meuraigen worden alhier aengetoont conforme de figure s.t. ende bij soo verre
de selve dan d‟eene sijde geheel waeren toebehoorende ofte andersints ten helften
waeren gebouwt, heeft men in het aanthoonen proprieteyt ofte gemeensaemheydt
geobserveert het order hiervooren gestipuleert in materie van de grachten.
Tafel
Van de respective wujken in dezen landboek te bevinden met aanwijzinge van de
blaederen daer sij beginnen ende de nombers die sij behelzen
Wijk Naemen der wijken Folio van N(ummer) die
101
elckse begin elcken wijk
inhoudt
1 S(in)te remens cauter met de
onderhoorige hofsteden, bosschen
ende meersschen
1 135
2 De roode zee 43 44
3 D‟ommeloosen boomkauter met de
voordere hofsteden, bosschen ende
geweet
55 77
Eersten wijk ofte canton genoemt s(in)te remens cauter met de onderhoorige
hofsteden, meersschen ende bosschen scheedende van noorde jegens de Schelde ende
de jurisdictie der stad Audenaerde, van oosten jegens de prochie van Edelaere, van
suyden met den voetweg jegens den Maegdendaelbosch ende de straete leedende naer
de molens jegens den volgenden wijk ende van suytwesten ende westen jegens de
Maerkebeke ende de prochie van Melden tot aen de Schelde.
1.
Alvoores, Pieter Frans van Quickelberge, met eene partije geweet paelende oost ende
suyt selfs twee naervolgende, west ende noort de Maerkebeke, d‟haegen ten oosten
ende suyden alhier medegaende. - Groot 0”1”87 ½ ro
Gepresen in adv(enan)te van 6 lb parisis de roede komt over ‟t kapittael 562”10”0
Begroot a pennink 40 is 14”1”3 Deniers
(Landboek 1645) 35
(Gebruiker) Johannes Mathijs
2.
Den zelven met eene partije saeyland paelende oost beede de naervolgende suyt den
steenweg, west de Maerkebeke, noort de zelve beke ende de voorg(aande). - Groot
0”2”0 ro
Prijs 6 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael ten somme van 600”0”0
In adv(enan)te van den pennink 40 is 15”0”0
(Landboek 1645) 35
(Gebruiker) Pro(prietaris)
3.
Den zelven, met eene partije geweet, paelende oost sieur Philippe Persijn, suyt de
volgende, west de twee voorg(aande) ende noort de Maerkebeke, d‟haegen jegens nrs
4 ende 5 alhier medegaende. - Groot 0”2”42 ro
Prijs 6 lb.parisis de roede k(om)t over ‟t kapittael 726”0”0
In adv(enan)te van den pennink 40 is 18”3”0 deniers
102
(Landboek 1645) 35
(Gebruiker) Johannes Mathijs
4.
Joris C. J. Cervijn met eene partye saeyland paelende oost Philippe Persijn, suyt den
steenweg, west Pieter Johannes Van Quickelberge, noort de voorg(aende) ende
volg(ende). - 1”3”63 ro
Prijs 4 lb 6”0 parisis de roede komt over ‟t kapittael 1640”0”0
In adv(te) van den pennink 40 is 41”0”2 deniers
(Landboek 1645) 33
(Gebruiker) Anthone van den Hende
5.
Philippe Persijn met eene partije genoemt de kleyne mesweede paelende oost n 10,
suyt nrs 8, 7, 6 ende 4, west Pieter Johannes van Quickelberge met , 3 ende de
maerkebeke ende noort de schelde. Groot met den los ter breede van 14 voeten
leedende tusschen nrs 9 ende 10 tot aen den steenweg alh(ier) medeg(aende). - 2”3”36
Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 4544”0”0
In adv(te) van den pennink 40 is 113”12”0 deniers
(Landboek 1645) 29
(Gebruiker) Anthone van den Hende
6.
Den zelven, met eene partije saeyland paelende oost de volgende, suyt den steenweg,
west n4 ende noort de voorg(aende). - Groot 0”2”6 Ro
(Prijs 5 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 516”5”0
In adv(te) van den pennink 40 is 12”18”1 1/2 deniers
(Landboek 1645) 32
(Gebruiker) de weduwe Amandus De Bruyne
7.
Guillielmus Peirreboom, met eene partije saeyland paelende oost de volgende, suyt
den steenweg, west de voorgaende ende noort Philippe Persijn met n 5. - Groot 0”1”2
Ro
Prijs 5 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 256”5”0
In adv(te) van den pennink 40 is 6”8”1 Deniers
(Landboek 1645) 31
(Gebruiker) Frans van den Hecke
8.
103
De wed(uw)e ende hoors Jan Baptiste van den hende met eene hapte hofstede
paelende oost Philippe Persijn met de volgende, suyt den Calsijde weg, west de
voorgaende ende noort den voornoemden Persijn. - Groot 0”1”41 Ro
Prijs 5 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 354”7”6
In adv(te) van den pennink 40 is 8”17”0 Deniers
(Landboek 1645) 30
(Gebruiker) Jan Bap(tis)te van de Kerkhove
9.
Philippe Persijn met eene hapte hofstede genoemt de blauwe kanne paelende noort
ende oost den los van n 5, suyt den calsijde weg ende west de voorgaende. - Groot
0”1”12 Ro
Prijs 5 lb. parisisde roede komt over ‟t kapittael 280”0”0
In adv(te) van den pennink 40 is 7”0”0
(Landboek 1645) 29
(Gebruiker) Frans Blaton
10.
………. Met ene hapte partije saeyland ende meersch deelmaekende van de groote
mesweede paelende oost de twee naervolgende, suyt den steenweg ende den los van n
5, west den zelven los ende n 5 ende noort de Schelde 2”2”14 Ro
Prijs 9 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 4563”0”0
In adv(te) van den pennink 40 is 114”1”3
(Landboek 1645) 28
(Gebruiker niet genoteerd)
11.
Mejouffrouw de Merlier met een partije land deelmaekende van de groote mesweede
paelende oost het (sioen), suyt den steenweg, west de voorgaende ende noort de
volgende. - Groot 0”2”16 Ro
Prijs 9 lb. parisis de roede komt over het kappittael 975”7”6
In adv(te) van den pennink 40 is 24”7”6
(Landboek 1645 niet genoteerd)
(Gebruiker niet genoteerd)
12.
Dezelve met eene partije meersch insgelijks deel van de groote mesweede paelende
oost de volgende ende het sioen, suyt de voorgaende, west n 10 ende noort de
Schelde. - Groot 1”0”91
Prijs 9 lb. parisis de roede comt over ‟t Cappittael 2209”10”0
In advenante van den pennink 40 is 35”4”9
104
(Landboek 1645 niet genoteerd)
(Gebruiker niet genoteerd)
13.
Dezelve met nog eene partije meersch insgelijkx deelmaekende van de groote
mesweese paelende noort ende oost de Schelde, suyt het sioen, West de voorgaende. -
Groot 1”0”98
Prijs 9 lb. parisis de roede comt over het cappittael 2243”5”0
In advenante van den pennink 40 is 56”1”6
(Landboek 1645 niet genoteerd)
(Gebruiker niet genoteerd)
14.
‟t Sioen tot Audenaerde met eene partije saeylandt ende geweet paelende oost de
Schelde ende Joseph van der Eecken, suyt de calsijde, west n 11 en 12 ende noort de
voorgaende. – Groot 0”2”61¾ Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 1047”0”0
In advenante van den pennink 40 is 26”3”6
(Landboek 1645) 27, 28
(Gebruiker) Johannes Simoons
15.
Joseph van der Heecken met eene hofstede ende kaeye paelende oost tot halfdreve
jegens de volgende, suyt de calsijde, west met geheel d‟haege alhier medegaende
jegens de voorgaende ende noort de Schelde. - Groot 0”1”96 Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 784”0”0
In advenante van de n pennink 40 is 19”12”0
(Landboek 1645) 24, 25
(Gebruiker) Pro(prietaris)
16
Jan Bap(tis)te Cnudde, met eene hofstede ende kaeye paelende oost de volgende suyt
de calsijde west tot half dreve jegens de voorgaende ende noort de Schelde. - Groot
0”1”48 ½ Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over tKapittael 594”0”0
In advenante van den pennink 40 is 14”17”0
(Landboek 1645) 26
(Gebruiker) Pro(prietaris)
17
105
Pieter Frans van Quickelberge met eene hofstede paelende oost den armen dezer
prochie suyt den calsijde weg west de voorgaende ende noort de Schelde d‟haege ten
westen ende jegens n22 alhier medegaende. - Groot 0”0”53 ½ Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 214”0”0
In advenante van den pennink 40 is 5”7”0
(Landboek 1645) 22
(Gebruiker) Pro(prietaris)
18
Den armen deze prochie met een hostedeken paelende oost Isabelle Verspieren, suyt
den calsijde weg, west de voorgaende ende noort selfs ende het kerkhof. - Groot
0”0”63 Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 252”0”0
In advenante van den pennink 40 is 6”6”0
(Landboek 1645) 21
(Gebruiker) de weduwe Amandus de Bruyne
19
Isabelle Verspieren met een hapte hofstedeken paelende oost de volgende suyt den
calsijde weg, west de voorgaende ende noort den los van d‟arme kaeye. - Groot
0”0”16 ½ Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 66”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”13”0
(Landboek 1645) 20
(Gebruiker) Pro(prietaris)
20
Marie Joanne Verspieren met een hapte hofstedeken paelende oost de Kerkstraete,
suyt den calseijde weg, west de voorgaende ende noort den los van d‟arme kaeye. -
Groot 0”0”16 ½ Ro
Prijs 8 lb. parisis de roede komt over ‟t kapittael 66”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”13”0
(19 pro)
21
Het kerkhof deser prochie paelende oost de straete suyt den los van d‟arme kaeye
west den selven los ende de volgende ende noort de kaeye van de priesteraige der
voornoemde prochie
Groot 42 roeden
Laste vrij
22
106
Den armen dezer prochie met eene kaeye paelende oost de volgende suyt selfs met
n18 west pr Frans van Quickelberge ende noort de Schelde
0”0”39 ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 156”0”0
In advenante van den pennink 40 is 3”18”0
(23)
23
De priesteraige dezer prochie met eene kaeye paelende oost de straete suyt het
kerkhof west de voorgaende ende noort de schelde
Groot 0”0”48 Ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 192”0”0
In advenante van den pennink 40 is 4”16”0
24
D‟abdije van maegdendaele van gelijken met eene kaeye paelende oost selfs geweet
suyt de volgende west de straete ende noort de schelde
Groot 0”0”32 ¾ ro
Prijs 9 de roede komt over ‟t kapittael 147”7”6
In advenante van den pennink 40 is 3”13”6
(pro lxi)
25
Philippe Persijn met eene hofstede wesende eene herberge genoemt den hogaert
paelende oost pieter de zitter suyt de calsijde west de Kerkstraete ende noort de
voorgaende Groot 0”0”49 ½ ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 216”0”0
In advenante van den pennink 40 is 5”8”0
(pr parisis 18)
26
Pieter de sitter met eene hofstede paelende oost Hermes De Wever suyt den calsijde
weg west de voorgaende ende d‟abdije van maegdendaele ende noort de volgende
Groot 0”0”77 ¼ ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 308”10”0
In advenante van den pennink 40 is 7”14”6
(pro 17)
27
D‟abdije van maegdendaele met eene partije meersch paelende oost Pieter Ragés suyt
de volgende ende voorgaende west selfs kaeye ende de schelde ende noort ook hun
selfs geweet Groot 0”1”64 ½ Ro
Prijs 9 de roede komt over ‟t kapittael 740”5”0
In advenante van den pennink 40 is 18”10”0
(Ex i)
28
107
Hermes de Wever met eene hofstede paelende oost Ferdinandine verspieren ende
anthonius pennink suyt de calsijde west Pieter de Zitter noort de voorgaende ende n30
Groot 0”1”8 Ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 432”0”0
In advenante van den pennink 40 is 10”16”0
(15 en 16 pro)
29
Ferdinandine Verspieren met eene hofstede paelende noort ende oost de volgende suyt
de calsijde ende west de voorgaende
Groot 0”0”17 Ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 102”0”0
In advenante van den pennink 40 is 2”11”0
(pro ex 14)
30
Anthone Pennink met een hapte hofstede paelende oost de volgende suyt den calsijde
weg west de voorgaende N 29 en 27 ende noort Pieter Ragé
Groot 0”0”36 Ro
Prijs 12 De roede komt over ‟t kapittael 216”0”0
In advenante van den pennink 40 is 5”8”0
(pro ex 14)
31
De weduwe Jacobus der weden met een hofstedeken paelende oost de volgende suyt
de calsijde west de voorgaende ende noort n36
Groot 0”0”017 Ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 102”0”0
In advenante van den pennink 40 is 2”11”0
(ex 13)
32
De weduwe en de hoors Frans Ragé met een hapte hofstedeken paelende oost Philippe
Persijn, de weduwe Theodorus Claus ende Ferdinandus Perneel met de volgende
maekende den houk van de straete in deze partije van twee zijden besloten komende
met eene vierkante erfve tusschen de twee lest genoemde partijen oostwaert tot jegens
de straete leedende noortwaert naer Audenaerde ende met het suyteynde jegens den
calsijde weg van Audenaerde op Doornyck west de voorgaende ende noort n36
Groot 0”0”18 ½ ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 111”0”0
In advenante van den pennink 40 is 2”15”6
(ex 13)
33
Ferdinandus Perneel met een hofstedeken maekende den houk van den steenweg
leedende noortwaert naer Audenaerde ende westwaert naer Doornijck west ende noort
de voorgaende
108
Groot 0”0”5 ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 30”0”0
In advenante van den pennink 40 is 0”15”0
(12)
34
De weduwe Theodorus Claus met een hofstedeken paelende oost den steenweg naer
Audenaerde suyt ende west n32 ende noort de volgende
Groot 0”0”7 ½ Ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 45”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”2”6
(11)
35
Philippe Persijn met eene hapte hofstede paelende oost den steenweg suyt de
voorgaende west n32 noort ende oost de volgende partije
Groot 0”0”7 ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 42”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”1”0
(10)
36
Pieter Ragé met eene hapte hofstede lochtink ende geweet paelende oost de calsijde
suyt nrs 28,29,30,31,32 en 35 west ende noort d‟abdije van maegdendaele
Groot 0”0”82 ½ ro
Prijs den ouden lande bekent ex n7 9 roeden 12 de roede
Ex n8 71 roeden prijs 9 de roede n9 prijs 12 de roede
Groot 3 ½ roeden comt over het capitael naer proportie der nieuwe gronden
Grootte 390”0”0
In advenante van den pennink 40 is 9”18”0
(ex 7 8 9)
37
Den zelven met een hofstedeken verchijnst uyt de voorgaende partije paelen oost de
calsijde suyt ende west de voorgaende noort de volgende
Groot 0”0”9 Ro
Prijs 12 de roede komt over ‟t kapittael 54”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”7”0
(ex 7)
38
D‟abdije van Maegdendaele met een veel gehoukte partije meersch paelende oost den
calsijde weg naer Audenaerde het fort Jacobus Mathijs ende denzelven steenweg suyt
Pieter Ragé ende selfs west aen de hape den zelven rage ende de schelde ende noort
de stads tweede veste groot naer aftrek van breedde van 27 voeten maete van Aelst tot
het ruymen de zelve veste
2B”3D”68 Ro
Prijs 9 de roede komt over ‟t kapittael 5256”0”0
In advenante van den pennink 40 is 131”8”0
(ex 1)
109
39
Jacobus Mathijs met eene behuysde erfve ende geweet voortijds gedient hebbende tot
eene fortresse der stadt Audenaerde strekkende suyt ende noort van alle sijden
besloten in de voorgaende ende volgende partijen doorsneden met den steenweg naer
Audenaerde alhoer afgetrokken
Groot 0”1”62 ½ Ro
Prijs 9 de roede over ‟t kapittael 733”5”0
In advenante van den pennink 40 is 18”5”6
(ex 1)
40
D‟abdije van Maegdendaele met eene veel gehoukte partije meersch paelende oost het
sioen tot Audenaerde ende Pieter Frans Verspieren met N49 suyt N 51,50,49,43 ende
41 west jacobus Mathijs met de voorgaende ende den calsijde weg ende noort de stads
tweede veste groot naer aftrek van de breedde van 27 voeten tot het ruymen de zelve
veste tot 1”0”3 ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 1612”0”0
In advenante van den pennink 40 is 40”6”0
(51)
41
Frans Parisis met een hofstedeken paelende oost den armen dezer prochie met n43
suyt de volgende west den steenweg ende noort de voorgaende
Groot 0”0”3 ¼ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 16”5”0
In advenante van den pennink 40 is 0”8”0
(pro)
42
Pieter Verplanken met een hofstedeken paelende oost de volgende suyt Frans Ragé
west de calsijde ende noort de voorgaende
Groot 0”0”3 ¼ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 16”5”0
In advenante van den pennink 40 is 0”8”0
(pro)
43
Den armen van Paemel met eene partije saeyland paelende oost pieter Frans
Verspieren suyt de volgende west de twee voorgaende ende noort d‟abdije van
maegdendaele met n40 Groot 0”0”38 ¼ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 191”5”0
In advenante van den pennink 40 is 4”15”6
(Frans parisis ende pieter Verplanken elk d‟helft)
44
110
Frans Ragé met eene hofstede paelende oost Frans verspieren met n49 suyt pieter van
de putte met de twee naervolgende west de calsijde ende noort de voorgaende
groot 0”0”47 ½ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 237”10”0
In advenante van den pennink 40 is 5”18”6
45
Pieter van de putte met een hofstedeken paelende oost ende suyt selfs volgende west
de calsijde ende noort de voorgaende
Groot 0”0”9 ½ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 47”10”0
In advenante van den pennink 40 is 1”3”9
(ex 52)
46
Den zelven met eene hapte hofstede paelende oost n48 ende 49 suyt den steenweg
leedende naer Eenaeme ende d‟hoors d‟heer Jan Baptiste de Staute met de vogende
hofstede west de zelve hoors den steenweg naer Audenaerde ende de voorgaende
noort ook de voorgaende ende Frans Ragé met n 44 Groot
0”0”95 ¼ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 476”5”0
In advenante van den pennink 40 is 11”18”0
(52)
47
D‟hoors d‟heer Jan Baptiste de Staute met een hofstedeken paelende noort ende oost
de voorgaende, suyt ende west den steenwegh
Groot 0”0”14 ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 70”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”15”0
(52)
48
Frans Verspieren met eene hofstede ende geweet paelende oost N51 suyt den
steenweg naer Eenaeme west de voorgaende ende noort de twee naervolgende
groot 0”0”77 Ro
Prijs 6 de roede komt over ‟t kapittael 231”0”0
In advenante van den pennink 40 is 5”15”6
(53 Bernardus de Stommelaere)
49
Den zelven met eene partije meersch paelende oost de volgende suyt de voorgaende
west n46, 44, 43 ende 40 ende noort ook N40
Groot 0”1”26 ½ ro
Prijs 6 de roede komt over ‟t kapittael 379”10”0
In advenante van den pennink 40 is 9”9”9
(ex 53)
50
111
Joseph van der Eecken met eene partije meersch paelende oost n51 suyt Frans
Verspieren met n48 west de voorgaende ende noort N40
Groot 0”1”27 ro
Prijs 6 de roede komt over ‟t kapittael 581”0”0
In advenante van den pennink 40 is 9”10”6
(53)
51
Mejouffrouw met eene partije meersche komende met eenen los suytwaert op de
calsijde paelende oost het sioen, suyt den baron van paemel west pr Frans Verspieren
ende de voorgaende noort d‟abdije van maegdendaele met N40
Groot 0”1”60 ro
Prijs 6 de roede komt over ‟t kapittael 528”0”0
In advenante van den pennink 40 is 13”4”0
(54 Carolus Tilliu)
52
‟t Sioen van Audenaerde met eene partije meersch genoemt den diepen Daele ten
deele gelegen op de prochie van Edelaere paelende oost d‟hoors Jacobus der kinderen
suyt den baron van Paemel weks de voorgaende ende d‟abdije van Maegdendaele met
N40 ende noort de tweede veste in‟t geheele groot naer aftrek van de passagie tot het
ruymen de geseyde veste ter breedde van 27 voeten tot 1b”2d”20 ro komt onder deze
prochie tot 0”3”77
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 1508”0”0
In advenante van den pennink 40 is 37”14”0
(pro)
53
Den baron van Paemel met eene langworpige partije geweet genoemt het regel ten
deele als de voorgaende partije gelegen op Edelaere paelende oost selfs suyt den
steenweg west den los van n51 noort den selven N de voorgaende ende d‟hoors
Jacobus der Kinderen groot 0”2”30 ro komt onder deze prochie tot 0”0”16 ro
Prijs 3 de roede komt over ‟t kapittael 24”0”0
In advenante van den pennink 40 is 0”12”0
(Frans de sitter)
54
Den zelven met eene hofstede ende saeyland liggende als vooren in het gescheel van
deze prochie ende degone van Edelaere paelende oost ende suyt selfs west den
pontweg ende noort de calsijde groot in‟t geheele 1”1”5 ro komt onder deze prochie
0”3”67
Prijs 3 de roede komt onder ‟t kapittael 550”10”0
In advenante van den pennink 40 is 15”15”3
(55 Frans de sitter 0B”3D”5 ½ ro ende jan baptiste de vreyer 61 ½ ro ‟t leste gelegen
op leupeghem)
55A
Den zelven met den edelaere Bosch gelegen in het gescheet der voornoemde prochien
loopende van alle sijden seer crom uytende in buygende paelende oost Veronica
Dhondt den steenweg naer Geeraesberge selfs geweet pr Frans algoet ende Jacobus
112
Avick suyt den voetwegh Carolus Tilliu selfs saeylant ende geweet D‟abdije van
Eenaeme ende jacobus Mathijs met de volgende west den pontweg ende de
voorgaende noort ook de voorgaende den steenwegh ende selfs groot 17B”0”41 ½ Ro
komt onder deze prochie
1”0”50
Prijs 3 de roede komt over ‟t kapittael 675”0”0
In advenante van den pennink 40 is 16”17”6
(ex 55 pro)
55B
Jacobus Mathijs met een partijken Bosch ten deele gelegen op Edelaere paelende
noort ende oost de voorgaende suyt den voetweg ende west den pontweg groot 0”0”90
¼ ro komt onder deze prochie tot
Prijs 0 de roede komt over ‟t kapittael
In advenante van den pennink 40 is
(pro Dese partije is in‟t geheele gelegen op de prochie van Edelaere)
56
Gruloos met eene hofstede paelende oost den pontwef suyt de volgende west de
weduwe Frans seuws met N61 ende noort den steenweg
Groot 0”1”47 ¼ ro
Peijs 2 de roede komt over ‟t kapittael 147”3”0
In advenante van den pennink 40 is 3”13”6
(ex 57 Frans Verpoest)
57
Den baron van Paemel met eene partije boesch paelende oost den pontweg suyt ende
west selfs noort de voorgaende groot 0”2”12 ½ Ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 127”10”0
In advenante van den pennink 40 is 3”3”9
(ex 60 pro)
58
Den selven met een hofstedeken op den berg paelende oost den pontweg suytwest den
voetweg ende selfs ende noort de voorgaende
Groot 0”0”50 ¾ Ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 30”9”0
In advenante van den pennink 40 is 0”13”0
(ex 60 Benedictus van den Hecke)
59
Den selven met een gehoukte hofstedeken paelende noortoost den maertweg suyt den
voetweg jegens den maegdendaelbosch ende west de volgende
Groot 0”0”35 ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 21”0”0
In advenante van den pennink 40 is 0”10”6
(ex 61 Frans de Witte)
60
113
Den selven met den Kersselaerberg ten oosteynde doorsneden met den maertweg naer
Audenaerde paelende oost N57, 58 en 59 ende suytwest den voetwegh ende noort den
volgende groot 0”2”69 ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 167”8”0
In advenante van den pennink 40 is 4”0”6
(ex 61 de weduwe Gemmelpon)
61
Den selven met eene drijhoukte hofstede paelende noortoost den maertwegh suyt de
voorgaende ende west den voetweg groot 0”1”12 ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 67”4”0
In advenante van den pennink 40 is 1”18”6
(61 Frans Weydts)
62
Den selven met eene drijhoukte partije saeyland paelende noortoost ende suytwest den
maertwegh ende noortwest de volgende groot 0”1”10 ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 66”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”13”0
(ex 60 selven)
63
Den selven met eene partije geweet paelende oost ende suyt selfs west den maertweg
ende noort nrs 68, 67, 66, 65 ende de volgende
Groot 0”1”43 ¼ ro
Prijs 1”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 83”19”0
In advenante van den pennink 40 is 2”3”0
(ex 60 selven)
64
De weduwe Frans Seuws met een hofstede ende Bosch paelende oost n56 suyt de
voorgaende west de volgende ende noort den steenwegh
Groot 0”0”92 ½ ro
Prijs 2 de roede komt over ‟t kapittael 92”10”3
In advenante van den pennink 40 is 2”6”3
(ex 57 pro)
65
Josephus Dionisius van Vossel met een hofstedeken paelende oost de voorgaende suyt
den Baron van Paemel west de volgende ende noort de calsijde groot 0”0”49 ro
Prijs 2”8”0 de roede komt over ‟t kapittael 58”16”0
In advenante van den pennink 40 is 1”9”3
(ex 58 pro)
66
Ernestus Frans met een onbehuyst hofstedeken paelende oost de voorgaende suyt den
baron van paemel west de volgende ende noort den steenwegh groot
0”0”49 ro
Prijs 2”8”0 de roede komt over ‟t kapittael 58”16”0
In advenante van den pennink 40 is 1”9”3
114
(ex 58 pro)
67
Anthone Bonré met eene hofstede ende Bosch paelende oost de voorgaende suyt den
baron van Paemel west de volgende ende noort den steenweg
Groot 0”0”99”Ro
Prijs 2”8”0 de roede komt over ‟t kapittael 118”16”0
In advenante van den pennink 40 is 2”19”6
(ex 58 pro)
68
Pieter de Vos met eene hofstede ende geweet wesende eene herberge genoemt de
Kroone paelende oost de voorgaende suyt den baron van Paemel west den maertweg
den waterloop ende de volgende noort den steenweg groot 0”2”30 ½ ro
Prijs 1”12”0 de roede komt over ‟t kapittael 184”8”0
In advenante van den pennink 40 is 4”12”0
(ex 59 pro)
69
Guillielmus Biebuyck met een heelbebouwt erfveken voortijds gespleten uyt de
voorgaende paelende oost ende suyt de voorgaende west den waeterloop ende noort
de calsijde
Groot 0”0”2 ¾ ro
Prijs 1”12”0 de roede komt over ‟t kapittael 2”4”0
In advenante van den pennink 40 is 0”1”3
(ex 59 pro)
70
Den armen dezer prochie met een hofstedeken paelende oost de twee voorgaende suyt
de kerke deze prochie west de volgende ende noort den steenweg
groot 0”0”26 ½ ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 106”0”0
In advenante van den pennink 40 is 2”13”0
(62 Jan Baptiste Van den berge)
71
Gillis Droesbeke met een hofstedeken paelende oost de voorgaende suyt de Kerke
west de volgende ende noort den steenweg
Groot 0”0”13 ro
Prijs 10 de roede komt over‟t kapittael 63”0”0
In advenante van den pennink 40 is 1”12”6
(ex 63 pro)
72
Felix van de Putte met een hofstedeken paelende oost de voorgaende suyt de Kerke
west de volgende ende noort den steenwegh
Groot 0”0”13 ½ Ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t Kapittael 67”10”0
In advenante van de pennink 40 is 1”13”9
(ex 63 pro)
115
73
Jacobus de Baeremaeker met een hofstedeken paelende oost de voorgaende suyt de
kerke deze prochie west het tjompestraetjen ende noort den steenweg
Groot 0”0”14 ¼ ro
Prijs 10 de roede komt over ‟t kapittael 73”5”0
In advenante van den pennink 40 is 1”15”6
(64 pro)
74
Silvester dubois met eene hofstede paelende oost het tjompestraetjen suyt ende west
Jo_ Louis van den hecke ende noort de calsijde
Groot 0”0”11 ½ ro
Prijs 14 roeden op d‟oostsijde 10 de roede
Ende de resterende groot 8 de roede komt over tkapittael 172”0”0
In advenante van den pennink 40 is 4”6”0
(65 en 66 pro)
75
De kerke deze prochie met een hofstedeken paelende oost pieter devos met n68 suyt
de volgende west het jompestraetjes ende noort de vier voorgaende
Groot 0”0”21 ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 50”8”0
In advenante van den pennink 40 is 1”5”0
(ex 74 Albertus Aelvoet)
76
Dezelve met nog een hofstedeken paelende oost pieter de vos suyt de volgende
suytwest ende west den maertweg ende noort de voorgaende
Groot 0”0”15 ¼ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 38”0”6
In advenante van den pennink 40 is 0”16”0
(ex 74 Frans Lenaert)
77
De priesteraige deze prochie met eene hofstede doorsneden met den maertweg
paelende oost pieter de vos suyt het kosterijelandt west het tjompestraetjen ende noort
de volgende ende voorgaende
Groot 0”0”28 ¾ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over t kapittael 60”7”6
In advenante van den pennink 40 is 1”30”0
(72 Pieter Hoste)
78
De kerke deze prochie met een drijhoukte hofstedeken paelende noort oost den
maertweg suyt de voorgaende ende west het tjompestraetjes
Groot 0”0”9 ¼ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 39”8”6
In advenante van den pennink 40 is 0”9”9
(ex 72 de weduwe pieter Versmessen)
116
79
Joris Louis van den Hecke met eene hapte hofstede waer op 3 huysen sijn staende
onder andere een wesende eene herberge genoemt den peelgrim paelende oost (en
noort) Silverster dubois met N74 suytoost het tjompestraetjen suyt het costerijelandt
wezende Joris Frans Guillielmus Leopoldus Pijcke ende noort den calsijdewegh
Groot 0”0”72 ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 288”0”0
In advenante van den pennink 40 is 7”4”0
(67 Carolus van Cauwenberge 36 roeden Frans van den Hecke 18 roeden ende de
weduwe Frans de potter ook 18 r)
80
Joris Frans Guillielmus Leopoldus Pijcke schepenen ‟t stants van den vrijen tot
Brugge, met eene hofstede ende saeylandt paelende oost de voorgaende suyt de
costerije west de volgende ende noort den steenwegh
Groot 0”1”65 ½ ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 662”0”0
In advenante van den pennink 40 is 16”11”0
(68 Frans Parisis)
81
De weduwe Philippe Raes met eene hofstede paelende oost de voorgaende, suyt het
kosterijelandt west de volgende ende noort den steenwegh
Groot 0”0”42 ¼ Ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 170”0”0
In advenante van den pennink is 4”5”0
(69 pro)
82
De weduwe Philippe De Witte met eene hofstede paelende oost de voorgaende suyt
N85 ende de priesteraige deze prochie west de volgende ende noort den steenweg
groot 0”0”38 ¼ ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 154”0”0
In advenante van den pennink 40 is 3”17”0
(70 pro)
83
De weduwe Johannes Ragé met eene hofstede wezende eene herberge genoemt den
dobbelen arent paelende oost de voorgaende suyt de priesteraige met de volgende
west met geheel de vontstraete alhier medegaende jegens pieter de vos pieter rage
livinus rage ende d‟abdije van maegdendaele ende noort den steenweg
Groot 0”0”83 ro
Prijs 8 de roede komt over ‟t kapittael 338”0”0
In advenante van den pennink 40 is 8”6”0
(71 pro)
84
117
De priesteraige dezer prochie paelende oost het costerijelandt suyt jacobus mathijs
west met geheel de vontstraete jegens pieter de vos ende noort de twee voorgaende
groot 0”0”69 ¾ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 146”9”6
In advenante van den pennink 40 is 3”13”13
(pro ex 72)
85
De Kosterije dezer prochie met een hofstedeken paelende oost het tjompestraetjen
suyt de volgende west de voorgaende ende noort nrs 79, 80, 81 ende ten deele N 82
groot 0”0”43 ¾ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 91”17”6
In advenante van den pennink 40 is 2‟”6”0
(ex 72 Martinus Paeme)
86
De selve Kosterije met een hofstedeken paelende oost het tjompestraetjen suyt de
volgende west de priesteraige ende noort de voorgaende
Groot 0”0”30 ½ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 64”1”0
In advenante van den pennink 40 is 1”12”0
(ex 73 Cornelis Versmessen)
87
Dezelve met een partijken saeylandt paelende oost het tjompestraetjes suyt jacobus
mathijs west de priesteraige ende noort de voorgaende
Groot 0”0”28 ¼ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 59”6”6
In advenante van den pennink 40 is 1”9”6
(ex 73 pro)
88
Deselve Kosterije met eene hofstede paelende oost den voetweg suyt jacobus mathijs
west het tjompestraetjes ende noort de priesteraige met N77
Groot 0”0”56 ¼ ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 118”4”6
In advenante van den pennink 40 is 2”19”0
(Jacobus van Cauwenberge)
89
Jacobus Mathijs met eene partije saeylandt bebouwt met 3 huyzen doorsneden met
den maertweg ofte het tjompestraetjen paelende oost den maertweg komende vanden
kerselaereberg suyt de volgende west met geheel de vontstraete jegens Nrs 105, 106,
107, 108 ende ten deele 109 noort de priesteraige met N 84 ende de twee voorgaende
Groot 1”1”83 ro
Prijs 4”4”0 de roede komt over ‟t kapittael 3224”6”0
In advenante van den pennink 40 is 30”12”0
(75 pro)
90
118
D‟heer ende Meestre Philippe Verspieren met eene hofstede ende saeylandt
doorsneden als de voorgaende paelende oost den voet ende maertweg suyt de
volgende west met geheel de vontstraete jegens nrs 104 en 105 ende noort de
voorgaende
Groot 0”1”99 ¼ ro
Prijs 4 de roede komt over ‟t kapittael 398”10”0
In advenante van den pennink 40 is 9”19”3
(76 en 77 pro 54 ¼ ro de weduwe Frans de Meyer 145)
91
Ernestus Frans ende Josephus Dionisius van Vossel elk d‟helft met eene hofstede
doorsneden als vooren met het tjompestraetjen ofte maertweg paelende oost den
voetweg suyt de 2 volgende west met geheel de vontstraete jegens N104 ende noort
de voorgaende
Groot 0”1”9 ¾ ro
Prijs 4 de roede komt over ‟t kapittael 219”10”0
In advenante van den pennink 40 is 5”9”9
(78 en 79 Pieter van Dijcke 25 ro Frans Hanskens 84 ¾ ro)
92
Frans Parisis met eene hofstede paelende oost den voetweg suyt Jacobus Mathijs met
N94 west het tjompestraetjen ende noort de voorgaende
Groot 0”1”1 ¾ ro
Prijs 4 de roede komt over ‟t kapittael 203”10”0
In advenante van den pennink 40 is 5”1‟9
(pro 80)
93
De weduwe ende hoors Jan Baptiste van den Hende met eene hofstede wezende eene
herberge genoemt den snuyffpot paelende oost het tjompestraetjen suyt N95 west met
geheel de Vontstraete jegens Nrs 102, 103 en 104 ende noort N91
Groot 0”0”40 ro
Prijs 4 de roede komt over ‟t kapittael 80”0”0
In advenante van den pennink 40 is 2”0”0
(80 Carolus van Cauwenberge)
94
Jacobus Mathijs met eene hofstede paelende oost den voetwegh jegens den berg uyt
de volgende west het tjompestraetjen ende noort n92
Groot 0”0”89 ½ ro
Prijs 4 de roede komt over ‟t kapittael 179”0”0
In advenante van den pennink 40 is 4”9”6
(81 pro)
95
Andries Verhoucken met eene hofstede doorsneden met het tjompestraetjen paelende
oost den voetweg suyt de volgende west met geheel de Vontstraete jegens N102 ende
noort de twee voorgaende
Groot 0”1”17 ½ ro
Prijs 3”12”0 de roede komt over „tkapittael 211”10”0
119
In advenante van den pennink 40 is 5”5”9
(82 pro)
96
De weduwe Frans de Meuye met eene hofstede paelende oost den voetweg suyt de
volgende west met geheel de Vontstraete jegens n102 ende noort de voorgaende
Groot 0”0”76 ¼ ro
Prijs 3”10”0 de roede komt over ‟t kapittael 133”9”0
In adv 3”6”9
(83 pro)
97
D‟hoors Jacobus de Vos met eene hofstede paelende oost den voetweg suyt de
volgende west met het resterende deel van de vontstraete n102 ende den cauterlos
alhier verlaetende den naem van vonstraete ende noort de voorgaende
Groot 0”1”63 ¼ ro
3”6”0 kapittael 269”7”0
Advenante 6”14‟6
(84 pro)
98
De weduwe Johannes Ragé met een hofstedeken paelende oost den voetwegh suyt de
volgende west den cauterlos ende noort de voorgaende
Groot 0”0”66 ro
Prijs 3 kapittael 99”0”0
Advenante 2”9”6
(85 pro)
99
De weduwe ende hoors Jacobus de Vos met eene hofstede paelende oost den voetweg
suyt de volgende west den cauterlos ende noort de voorgaende
Groot 0”1”6 ro
Prijs 3 kapittael 159”0”0
Adv 3”19”6
(86 pro)
100
Jacobus Mathijs met eene hofstede wezende eene herberge genoemt het Pannenhuys
paelende oost den voetweg suyt de volgende west den cauterlos ende noort de
voorgaende
Gr 0”1”26 ½ ro
Prijs 2”12”0 164”9”0
Advenante 4”2”0
(87 pro)
101
De weduwe Joannes Ragé met eene partije saeylant ende Bosch paelende oost den
voetwegh suyt eenen anderen voetwegh komende van den Bergh west den cauterlos
ende noort de voorgaende
Gr 0”1”40 ½ ro
120
Prijs 2 140”30”0
Adv 3”10”3
(88 pro)
102
De zelve met eene partije saeylandt liggende noortwestwaart van de voorgaende
paelende oost de vontstraete suyt den voetweg west den baron van Paemel ende noort
de volgende
Gr 0”1”3 ro
Prijs 4”4”0 216”6”0
Adv 5”8”0
(ex 97 pro)
103
Josephus Dionisius van Vossel met een hofstedeken paelende oost de Vontstraete suyt
de voorgaende west den baron van Paemel ende noort de volgende gr 0”0”30
½ ro
Prijs 4”4”0 64”1”0
Adv 1”18”0
(ex 97 Pieter Cansse)
104
Den selven met nog eene hofstede paelende oost de vontstraete suyt de voorgaende
west den baron van Paemel ende noort de volgende
Gr 0”0”86 ½ ro
Prijs 4”4”0 160”?”?
Adv 4”?”?
(ex 96 en 97 pro)
105
Ernestus Frans met een partijken saeylant paelende oost de vontstraete suyt de
voorgaende west den baron van paemel ende noort de volgende
Groot 0”0”57 ½ ro
Prijs 4”4”0 ?
Adv ?
(ex 96 pro)
106
Den zelven met eene hofstede paelende oost de vontstraete suyt de voorgaende west
den baron van paemel ende noort de volgende
Gr 0”0”34 ¼ ro
Prijs 4”4”0 71”18”0
Adv 1”16”0
(ex 96 de weduwe Frans Craeye)
107
Den selven met nog een hofstedeken paelende oost de vontstraete suyt de voorgaende
west den baron van paemel ende noort de volgende
121
Gr 0”0”31 ¼ ro
Prijs 4”4”0 65”18”6
Adv 1”12”9
(ex 96 Cornelis Van Helleputte)
108
De heer pieter frans parisis erfachtig ampman der stad ende casselrije van Audenaerde
met een hofstedeken wezende leen paelende oost de vontstraete suyt de voorgaende
west d‟abdije van maegdendaele ende noort de volgende
Gr 0”0”26 ro
Prijs 4”4”0 54”12”0
Adv 1”7”3
(ex 95 de weduwe Frans van den Hecke)
109
Pieter de Vos met eene partije saeylandt paelende oost de vontstraete suyt de
voorgaende west d‟abdije van maegdendaele ende noort de volgende
Gr 0”1”0 ro
4”4”0 210”0”0
Adv 5”5”0
(95 pro)
110
Pieter Ragé met eene partije saeylant paelende oost de vonstraete suyt de voorgaende
west d‟abdije van maegdendaele ende noort de volgende
Gr 0”0”49 ro
Prijs 4”4”0 102”18”0
Adv 2”11”6
(ex 95 pro)
111
D‟hoors Livinus Ragé met eene hofstede paelende oost de vontstraete suyt de
voorgaende west d‟abdije van maegdendaele ende noort den voetweg
Gr 0”0”48 ¾ ro
Prijs 4”4”0 102”9”6
Adv 2”11”3
(Ex 95 Pieter van Weymeersch)
112
D‟abdije van maegdendaele met eene hofstede doorsneden met den steenweg naer
Ronsse paelende oost de Vontstraete suyt den voorgaenden voetweg west de volgende
ende noort den steenweg naer Doornijck
Gr 0”0”67 ¾ ro
Prijs 4”4”0 142”3”6
Adv 3”13”0
(94 Jan Baptiste Huart)
113
122
De zelve abdije met eene hapte partije saeyland doorsneden met den voornoemde
steenweg paelende oost de 5 voorgaende suyt de volgende west selfs met n 117 ende
noort den calsijde weg naer Doornijck
Gr 0”1”78 ¾ ro
Prijs 6 536”3”0
Adv 13”8”0
(ex 105 en 106 de weduwe amandus de bruyne)
114
Den baron van paemel met eene partije saeyland paelende oost nrs 102, 103, 104, 105,
106 en 107 suyt den voetweg west de volgende ende noort de voorgaende
gr 0”1”90 ½ ro
Prijs 6 571”10”0
Adv 14”5”9
(ex 104 Hermes de Wever)
115
Den zelven baron met eene partije saeyland doorsneden met den nieuwen steenweg
naer Ronsse paelende oost de voorgaende suyt den voetweg west de volgende ende
noort d‟abdije van maegdendaele
Gr 0”2”81 ¾ ro
Prijs 6 845”5”0
Adv 21”2”6
(ex 104 Frans de Sitter)
116
Den zelven met eene 3houkte partije saeyland paelende oost de voorgaende suyt den
voetweg west ten nieten uyt jegens d‟abdije van maegdendaele met nrs 121, 120, 119,
118 ende de volgende
Gr 0”1”49 ro
Prijs 6 447”0”0
Adv 11”3”6
(ex 104 Hermus de Wevere)
117
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeyland doorsneden met den nieuwen
steenweg op Ronsse paelende oost selfs met n 113 ende den gemelden steenweg suyt
ende suytoost de twee voorgaende west de volgende ende noort den steenweg naer
doornijck
Gr 1B”0D”91 ro
Prijs 6 1473”0”0
Adv 36”16”6
(ex 105 en 106 Jan Baptiste De clercq)
118
De zelve abdije met eene partije zaeylandt paelende oost de voorgaende suyt den
baron van paemel west de volgende ende noort den steenweg naer doornijck
gr 0”2”0 ro
Prijs 6 600”0”0
Adv 15”0”0
123
(ex 105 en 106 Frans van weymeersch)
119
Dezelve abdije met eene partije saeyland paelende oost de voorgaende suyt den baron
van Paemel west de volgende ende noort den voornoemden steenweg
gr 0”2”0 ro
Prijs 6 600”0”0
Adv 15”0”0
(105 106 Pieter De vos)
120
Dezelve abdije met eene partije saeylant paelende oost de voorgaende suyt den baron
van paemel west de volgende ende noort den geseyden steenweg
Gr 0”1”0 ro
Prijs 6 300”0”0
Adv 7”10”0
(ex 105 en 106 Bernardus De Stommelaere)
121
Dezelve abdije met eene partije saeylant paelende oost de voorgaende suyt den baron
van Paemel ende den voetweg west de volgende ende noort den gemelden steenweg
gr 0”1”67 ro
Prijs 6 501”0”0
Adv 12”10”6
(ex 105 en 106 Pieter Penninck)
122
Dezelve abdije met eene bijnae 3houkte partije saeylant paelende oost de voorgaende
suyt den voetweg west de peuyestraete noortwest de twee naervolgende ende noort
met eenen uytweg op den steenweg
Gr 1”3”55 ro
Prijs 3”10”0 1323”5”0
Adv 33”1”6
(ex 107 en 108 Frans De Vos)
123
D‟heer Pieter Frans Vispoele met eene partije saeylant ende geweet paelende oost den
los van de voorgaende, suytoost ook de voorgaende west de 2 volgende ende noort
den steenweg
Gr 0”2”28 ro
Prijs 4 456”0”0
Adv 11”8”0
(48 Jan Baptiste de Vreyer)
124
Den zelven met een partijken saeyland (ende geweet) paelende oost de voorgaende
suyt d‟abdije van maegdendaele west de peuyestraete ende noort de volgende
gr 0”1”2 ¾ ro
Prijs 20 roeden 4 de roede, het resterende 2”10”0 de roede komt tzaemen 123”8”9
Adv 3”18”0
124
(45 46 Livinus de Bruyne)
125
De Weduwe Joannes Ragé met eene partije Bosch ende geweet paelende oost ende
suyt de twee voorgaende west de peuyestraete ende noort den steenweg gr
0”1”53 ro
Prijs 2”10”0 185”3”0
Adv 4”13”0
(47 pro)
126
D‟heer Pieter Frans Vispoele met eene partije saeylandt gelegen jegens de
Maerkembrugge paelende oost de volgende suyt ende west de maerkebeke
scheedende deze prochie met de gone van Melden ende noort den steenweg naer
Doornijck gr 0”0”92 ¼ ro
Prijs 5 230”12”6
Ad 5”15”3 ¾
(36 Pieter van den Abeele)
127
Den selven met eene partije saeylant paelende oost de volgende suyt de maerkebeke
west de voorgaende ende noort den voornoemden steenweg
Gr 0”1”0 ro
Prijs 5 250”0”0
Adv 6”5”0
(ex 37 De weduwe Frans de meuye)
128
Den zelven met eene partije saeyland paelende oost de volgende suyt de Maerkebeke
west de voorgaenden ende noort den voornoemden steenwegh
Gr 0”1”2 ¾ ro
Prijs 5 256”17”6
Adv 6”8”3 ¼
(ex 37 Bernardus de Stommelaere)
129
Pieter van den Abeele met eene partije saeylant paelende oost de volgende suyt de
Maerkebeke west de voorgaende ende noort den steenweg
Gr 0”0”88 ro
Prijs 5 220”0”0
Adv 5”10”0
(ex 38 pro)
130
De weduwe Gillijn Frans met een partijken saeylant paelende oost ende suyt de
volgende ende de maerkebeke west de voorgaende ende noort den steenweg
gr 0”0”38 ½ ro
Prijs 5 96”5”0
Adv 2”8”7 ½
(ex 38 Frans Van der Straeten)
125
131
D‟heer Pieter Frans Vispoele met eene hapte partije saeylandt ten deele gelegen onder
de prochie van Melden paelende oost de volgende suyt ende suytwest de Maerkebeke
ende de voorgaende ende noort den steenweg
Gr 88 ¼ roeden komt onder deze prochie 0”0”62 3/4
Prijs 5 156”17”6
In adv 3”18”6
(ex 39 Bernardus de Stommelaere)
132
Den zelven met eene partije saeylant ten deele gelegen op Melden paelende oost de
volgende suyt de Maerkembeke west de voorgaende ende noort den steenweg
Gr 89 ½ ro komt onder deze prochie 0”0”62
Prijs 5 155”0”0
Adv 3”17”6
(ex 39 Pieter van den Abeele)
133
Den zelven met eene partije Zaeylandt gelegen als de voorgaende paelende oost de
volgende suyt de Maerkebeeke west de voorgaende ende noort den steenweg
Gr 97 ¾ ro komt onder deze prochie 0”0”69
Prijs 5 172”10”0
Adv 4”6‟3
(39 de weduwe Frans De Meuye)
134
Pieter Ragé met eene partije saeylandt ten deele als vooren gelegen op de Prochie van
Melden paelende oost de volgende suyt de prochie van Melden west de voorgaende
ende noort den steenweg ende de peuyestraete
Gr 169 ro komt onder deze prochie 0”1”27 ½
Prijs 4”10”0 286”17”6
Adv 7”3”4 ½
(ex 40 pro)
135
Jacobus van den Berge met eene partije saeylandt gelegen als vooren paelende oost de
volgende suyt de prochie van Melden west de voorgaende ende noort de peuyestraete
Gr 163 ¾ ro komt onder deze prochie tot 0”1”34 ¾
Prijs 4” 10”0 303”3”9
Adv 7”11”6
(ex 40 pro)
136
D‟hoors d‟heer Jan Baptiste De Staute met eene partije saeylandt paelende oost de 2
volgende suyt de prochie van Melden west de voorgaende ende noort de peuyestraete
Gr 0”3”15 ¾ ro
Prijs 4”14”0 741”8”0
Adv 18”10”8 ½
(41 Jan Baptiste Aelters ende de weduwe Phillippe Raes elk d‟helft)
126
137A
Den Arm deze prochie met een 3houkte partijken saeylandt paelende noortoost de
peuyestraete suyt de de volgende ende west de voorgaende
Gr 0”0”26 ro
Prijs 4 52”0”0
Adv 1”6”0
(42 Pieter De Weden)
137B
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylandt paelende oost de peuyestraete
suyt de prochie van melden west d‟hoors d‟heer Jan Baptiste de Staute ende noort de
voorgaende
Gr 0”1”64 ro
Prijs 4 328”0”0
Adv 8”4”0
(44 De weduwe Gillijn Frans)
137C
Den arm dezer prochie met eene hapte partije land verhaekende ten suyteynde
oostwaert in paelende oost n 145 en 146 suyt de volgende west de peuyestraete ende
noort den voetwegh ende aan den haeke n 145
Gr 0”1”54 ro
Prijs 3”10”0 269”10”0
Adv 6”14”9
(109 Jacobus Lenaert)
138
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylandt paelende oost Felix van de
putte suyt ende west de peuyestraete noort de voorgaende ende Jan Baptiste Aelters
met N145 gr 0”2”86 ro
Prijs 3”4”0 457”12”0
Adv 11”8”9 ¾
(114 Frans de Temmerman)
139
Jan Baptiste Aelters met eene hofstede paelende oost de volgende suyt de
Maerkembeke west de Maertweg ende noort de straete
Gr 0”1”9 ro
Prijs 6 327”0”0
Ad 8”3”6
(115 pro)
140
Jacobus ende Philippe Lenaert elk d(helft met eene hofstede genoemt het geestelijk
hof paelende suyt ende suytoost de maerkembeke west de voorgaende ende noort de
straete
Gr 0”0”70 ¼ ro
Prijs 6 210”15”0
Adv 5”5‟4 ½
127
(116 pro)
141
Felix van de putte met een partijken saeylandt paelende oost de volgende suyt de
straete west maegdendaele ende noort jan baptiste aelters
Gr 0”0”57 ¾ ro
Prijs 4”13”0 134”5”6
3”7”1 ½
(117 Jan Baptiste De Vreyer)
142
Carolus De Clercq met eene partije saeylandt paelende oost de volgende suyt de
straete west de voorgaende ende noort Jan Baptiste Aelters
Gr 0”0”57 ro
Prijs 4”13”0 132”10”6
Adv 3”6”3
(118 pro)
143
Jan Baptiste Lenaert met eene partije saeylandt paelende oost de volgende suyt de
straete west de voorgaende ende noort Jan Baptiste Aelters
Gr 0”1”22 ro
Prijs 4”13”0 283”13”0
Adv 7”1”9 ¾
(119 Jacobus ende Augustinus Lenaert bij successie elkx d‟helft P en G)
144
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylandt paelende oost selfs suyt de
straete west de voorgaende ende noort de volgende
Groot 0”1”13 ¾ ro
Prijs 4”13”0 264”9”0
Adv 6”18”2 5/8
(120 De weduwe Amandus de Bruyne)
145
Jan baptiste Aelters met eene hapte partije saeylandt paelende oost d‟abdije van
maegdendaele suyt nrs 138, 141, 142, 143, 144 ende den armen suyt den zelven
armen ende noort de volgende
Gr 0”2”74 ro
Prijs 3”10”0 504”10”0
Adv 12”18”3
(ex 110, 111, 112, 113 pro)
146
D‟heer Pieter Frans Vispoele met een partijken landt paelende oost d‟abdije van
maegdendaele met de volgende suyt de voorgaende west den arm met nr 137C ende
noort den voetwegh
Gr 0”0”23 ½ ro
Prijs 3”10”0 41”2”6
Adv 1”0”6 ¾
128
(110 Jan Baptiste De Vreyer)
147
D‟abdije van Maegdendaele met eene veelgehoukte partije saeyland doorsneden met
den nieuwen Ronsschen steenweg paelende oost d‟hoors Jacobus De Vos ende selfs
dreve suyt de straete west de 3 voorgaende ende noort den voetweg, de voornoemde
hoors De vos ende Pieter Van Dijcke
Gr 3”2”20 Ro
Prijs 4”4”0 2982”0”0
Adv 74”11”0
(102,122 en 123 pro)
148
De zelve Abdije met eene partije saeyland paelende oost den nieuwen steenweg suyt
ende suytwest de Maerkembeke ende noort de straete
Groot 0”1”13 ro
Prijs 3”12”0 203”8”0
In adv 5”1”9
(121 pro)
149
D‟hoors Jacobus De Vos met eene partije aeylandt paelende oost de 4 naervolgende
ende d‟abdije van maegdendaele met n 147 suyt ende west den selven nr ende noort
den voetweg
Gr 0”2”8 ro
Prijs 6 624”0”0
Adv 15”12”0
(100, 101 Jacobus Beausier)
150
De weduwe Joannes Ragé met eene hofstede wesende eene herberge paelende oost de
straete suyt de volgende west d‟hoors Jacobus De Vos ende noort den voetweg
Gr 0”0”55 ro
Prijs 6 165”0”0
Adv 4”2”6
(ex 98 pro)
151
Cornelis De Pus met een hofstedeken paelende oost de straete suyt de volgende west
d‟hoors Jacobus De Vos ende noort de voorgaende
Gr 0”0”51 ¼ ro
Prijs 6 153”15”0
Adv 3”16”10 ½
(ex 98 pro)
152
De weduwe Gillijn Frans met eene hofstede paelende oost de straete suyt de volgende
west d‟hoors Jacobus de vos ende noort de voorgaende
Gr 0”1”6 ½ ro
Prijs 6 319”10”0
129
In adv 7”19”9
(ex 98 pro)
153
Pieter Van Dijcke met eene hofstede paelende oost de straete suyt d‟abdije van
maegdendaele met n147 west d‟hoors Jacobus De Vos ende noort de voorgaende
Gr 0”0”62 ro
Prijs 6 186”0”0
Adv 4”13”0
(99 pro)
154
D‟abdije van maegdendaele met eene partije landt paelende oost ende suyt de straete
west de volgende ende noortwest tot half dreve jegens n 147
Gr 0”3”57 ro
Prijs 4 714”0”0
Adv 17”17”0
(ex 124 Arnoldus Bear)
155
Dezelve abdije met eenen 3houkten hof paelende oost de voorgaende suyt de straete
noortwest tot half dreve jegens n 147
Gr 0”0”87 ½ ro
Prijs 4 175”0”0
Adv 4”7”6
(ex 124 pro)
Item den nieuwen steenweg naer Ronsse met sijn wedersijdsche grachten is groot 0B
3D 45 roeden welke grootte hier vooren van elkx partijen is afgetrokken
Dus Memorsis
Totaele grootte van hofsteden, landen, bosschen ende meersschen ende geweet ter
reserve van het kerkhof, den steenweg naer ronsse, de voordere publique straeten,
voetwegen ende schauwbeken monteert tot 9B 1D 9 ¾ Ro
Den totaelen prijs van de voorenstaende lastgeldende goederen beloopt ter somme van
67613”12”0
Ende den totaelen 40 pennink in advenante van welken de prochie ommestellingen
worden gereguleert bedraegt tot 1690”2”2 ½
2. Wijk genoemt de roode zee scheedende van oosten den pontweg jegens de prochie
van Edelaere van suyden ende suytoosten met de straete van westen met de
Maerkembeke jegens de prochie van Melden tot aen de nonnemolens ende van
noorden jegens de voorgaenden wijk.
156
Alvooren d‟abdije van Maegdendaele met eene partije sayland ende Bosch waer op is
staende des selfs watermolen ende molenhuys paelende oost de volgende suyt de
quotidiaenen van Audenaerde west de maerkembeke ende noort de straete
130
Gr 0”3”32 ½ ro
Ouden lantboek artikel 125 is groot 45 roeden
Prijs 6 de roede het resterende wezende uyt artikel 124 prijs 4 de roede
709”10”0
Adv 17”14”9
(125 en 124 pro)
157
Dezelve Abdije met eene partije saeylant paelende noort ende oost de straete suyt de
quotidiaenen van Audenaerde ende west de voorgaende
Gr 0”2”13 ro
Prijs 4 426”0”0
Adv 10”13”0
(ex 124 Bonaventure Buys)
158
Dezelve abdije met eene partije saeylant paelende oost selfs Bosch suyt het
stroelbeexken west de straete ende noort de volgende
Gr 1”3”86 ¾ ro
Prijs 3 1180”2”6
Adv 29”10”0 ¾
(ex 92 Pieter Frans Algoet)
159
Dezelve abdije met eene partije saeylandt paelende oost selfs Bosch suyt de
voorgaende west de straete ende noort de volgende
Gr 0”1”99 ro
Prijs 3 298”10”0
Adv 7”9”3
(ex 92 Frans Van Weymeersch)
160
D‟abdije van maegdendaele met eene hapte partije saeylant paelende oost den
voorseide bosch suyt de voorgaende west de straete ende de volgende ende noort de 2
naervolgende
Groot 0”3”6 ¼ ro
Ouden landboek artikel 91 Groot 121 roeden gepresen 4 de roede ex artikel 92 prijs 3
de roede komt te zaemen 519”17”6
In adv 12”19”11 ¼
(91 en 92 Jacobus teile)
161
Jacobus tiété met eene hofstede paelende oost ende suyt de voorgaende west de straete
ende noort de volgende
Gr 0”1”3 ¼ ro
Prijs 4 206”10”0
Adv 5”3”3
(90 pro)
162
131
D‟abdije van maegdendaele met eene hofstede wezende eene brouwerije paelende
oost de volgende suyt de twee voorgaende ende noort den voetweg
Gr 0”2”21 ½ ro
Prijs 3 336”15”0
Adv 8”8”4 ½
(ex 89 Frans de Temmerman)
163
Dezelve abdije met eene partije Bosch paelende noortoost den pontweg suytoost Frans
de Temmerman ende Frans Mathijs suyt de twee naervolgende west de quotidiaenen
van Audenaerde ende selfs ende noort den voetweg gr 7”0”8 ro
Prijs 2”4”0 3088”16”0
Adv 77”4”4 ¾
(93 pro)
164
De quotidiaenen van Audenaerde met eene partije saeylandt ende Bosch paelende oost
den voetweg suyt ende west selfs ende noort de voorgaende
Gr 492”10”0
Adv 12”6”3
(ex 127 Bonaventure Buys)
165
De kerke van Leupeghem met eene partije saeylandt paelende oost de priesteraige
suyt ende west de quotidiaenen van Audenaerde ende noort den maegdendaelbosch
ende joannes Mathijs
Gr 0”3”5 ro
Prijs 2”5”0 343”2”6
Adv 8”11”6 ¾
(151 Benedictus van den Hecke)
166
De priesteraige dezer prochie met eene partije landt paelende noort ende oost de
volgende suyt het ‟t sioen ende de quotidiaenen tot audenaerde ende west de
voorgaende
Gr 0”1”2 ¼ ro
Prijs 2”5”0 115”0”9
Adv 2”17”6
(150 Jacobus Teile)
167
Joannes Mathijs met eene hapte partije saeylandt paelende oost de quotidiaenen van
Audenaerde suyt het ‟t sioen ende de twee voorgaende west de voorgaende ende den
Bosch van maegdendaele ende noort de volgende gr 1”0”15 ½ ro
Prijs 2”8”0 498”12”0
Adv 12”9”3
(ex 152 en 153)
168
132
Frans de Timmerman met eene partije geweet paelende oost met geheel den baerm
ende gracht jegens de volgende suyt de voorgaende west den maegdendaelbosch ende
noort den pontwegh
Gr 0”2”38 ½ ro
Prijs 2”8”0 286”4”0
Adv 7”3”1 1/5
(ex 152 en 153 pro)
169
De quotidiaen van Audenaerde met eene partije geweet paelende oost het kappittel
van sinte Pharaildis suyt de beke west met geheel den baerm jegens n167 ende de
voorgaende wanof den baerm daer jegens aldaer is medegaende ende noort den
pontweg
Gr 0”3”50 ro
Prijs 2 350”0”0
Adv 8”15”0
(154 Jacobus Du Jardin)
170
Het kappittel van sinte Pharaildis met eene veel gehouckte partije geweet
voorgaendelijk gecompeteerd hebbende het gesupprimeert klooster van Elseghem
waervan een deelken gelegen is op de prochie van Edelaere paelende oost de twee
naervolgende suyt d‟abdije van Eenaeme ende de straete west het ‟t sioen ende de
voorgaende ende noort den pontweg
Groot in‟t geheele 2b 2d 32 ½ roeden komt onder deze prochie 2”2”31 ½ ro
Prijs 2”8”0 1237”16”0
Adv 30”18”10 ¾
(ex 155 Jan Baptiste Cnudde)
171
Josephus Wittebroot met eene hofstede wesende eene herberge ten deele gelegen op
Edelaere paelende oost d‟ommeganckstraete suyt de volgende suytwest de
voorgaende ende noort den pontwegh groot in‟t geheele 1266 ¼ roeden komt onder
deze prochie 0”0”33 ¼ r
Prijs 2”16”0 46”11”0
Adv 1”3”3
(156 Joans Blomaert)
172
Het kappittel van sinte Pharaildis voorgaendelijck het gesupprimeert klooster van
Elseghem met eene partije geweet ten deele gelegen op Edelaere paelende oost
d‟ommeganckstraete suyt d‟abdije van Eenaeme west selfs ende noort de voorgaende
groot 150 ½ roeden komt onder deze prochie
0”0”80 ½ r
Prijs 2”8”0” 96”12”0
In adv 2”8”3
(ex 155 Jan Baptiste Cnudde)
173
133
D‟abdije van Eenaeme met eene 3 houkte partije saeylant paelende oost
d‟ommeganckstraete suyt eene andere straete west ende noortwest het kappittel van
sinte Pharaildis 0”3”71 ½ ro
Prijs 1”16”0 339”7”0
Adv 8”9”8 ¼
(157 Johannes Bear)
174
Louis Roman met eene veel gehoukte partije saeylandt ende Bosch doorsneden met
den voetweg paelende suytoost de straete ende den arm suytwest den los d‟abdije van
maegdendaele ende de quotidiaenen van Audenaerde noortwest en noortoost de
straete
Groot 3”1”55 ¾ ro
Ouden landboek de anno 1645 bekent onder 7 artikelen te weten
Art 141 groot 44 ro, prijs 3 de roede
Art 142 groot 120 ro, prijs 2”10”0 de roede
Art 143 groot 60 ro, prijs 2”10”0 de roede
Art 144 groot 275 ro, prijs 1”10”0 de roede
Art 145 groot 150 ro, prijs 1”12”0 de roede
Art 147 groot 220 ro, prijs 1”14”0 de roede
Art 148 groot 424 ro, prijs 1”16”0 de roede
Komt tezaemen gecalculeert naer proportie Vande voorenstaende oude prijsen tot
1241”6”0
In adv 31”0”8
(141, 142, 143, 144, 145, 147, 148 pro)
175
Den arm dezer prochie met eene partije Bosch paelende suytoost de straete suytwest
den voetweg noortwest ende noortoost de voorgaende
Groot 0”1”24 ro
Prijs 1”14”0 105”8”0
Adv 2”12”8
(146 Louis roman)
176
Den baron van Exaerde met een 3 houkte partijken saeylandt paelende noortoost de
straete suyt ende suytwest het zevenbunder ende noortwest de volgende groot
0”1”16 ro
Prijs 3 174”0”0
Adv 4”7‟0
(140 Joans Bear (dees was aen Maegdendaele ziet lantboel van 1645))
177
Jacobus Mathijs met eene partije Bosch paelende oost den los suyt de voorgaende
west het zevenbunder ende noort de volgende
Groot 0”1”13 ¾
Prijs 3 170”12”6
Adv 4”5”3 ¾
(139 pro)
134
178
D‟abdije van Maegdendaele met eene vijfhoukte partije Bosch paelende oost n174
suyt de voorgaende west selfs ende Jacobus Mathijs ende noort de volgende
groot 0”2”35 ro
Prijs 1”10”0 176”5”0
Adv 4”8”1 ½
(138 Johannes Ragé)
179
De quotidiaenen van Audenaerde met eene partije saeylant ende Bosch doorsneden
met de straete ende voetweg paelende oostwaert met eene scherpen houk jegens de
volgende nog oost n174 suyt de voorgaende ende n186 west de straete ende noort
selfs met n 181
Groot 0”3”86 ¾ ro
Prijs 1”10”0 290”0”0
Adv 7”5”0
(128 Bonaventure Buys)
180
Het sioen tot Audenaerde met eene partije Bosch paelende oost het kappittel van sinte
Pharaildis met n170 suyt de straete west de volgende ende noort de priesteraige van
Leupegem, Johannes Mathijs ende de quotidiaenen van Audenaerde groot met de
baerms jegens n170 en 181 alhier geheel medegaende gr 1”2”80 ½
Prijs 1”12”0 544”8”0
Adv 13”12”3
(149 pro)
181
De quotidiaenen met eene groote ende veelgehouckte partije saeylant doorsneden met
den voetweg paelende oost de voorgaende suyt selfs ende de straete west ook de
straete ende noort n 158, 163, 164, 165, 166 en 180
Groot 5”1”90 ro
Prijs 2”10”0 2737”10”0
Adv 68”8”9
(127 Bonaventure Buys)
182
Dezelve met eene hofstede saeylant ende geweet paelende oost de straete suyt met
geheel den los ter excepties van den voetweg daerinne liggende jegens selfs ende
d‟abdije van Maegdendaele west de Maerkebeke ende noort de voornoemde abdije
groot 1”3”48 ro
Prijs 4 1496”0”0
Adv 37”8”0
(ex 126 Bonaventure Buys)
183
D‟abdije van Maegdendaele met eene veel gehoukte partije hofstede, lochting,
meersch ende bosch waerop is staende des selfs die waetermolen paelende oost de
volgende, de straete suyt de weduweende hoors Ludovicus Verplanken west seer
135
krom ende draeyende jegens de maerkembeke ende noort de volgende ende
voorgaende
Groot 0”3”40 ro
Ouden landboek anno 1645
Art 131 groot 32 ro prijs 4 de roede
Art 132 en 133 prijs de roede komt ‟t zaemen 526”0”0
Adv 13”3”0
(131, 132, 133 pro)
184
De quotidiaenen van Audenaerde met een hofstede paelende oost de straete suyt ende
west de voorgaende ende noortwest den los
Gr 0”2”41 ro
Prijs 2”10”0 301”5”0
Adv 7”10”7 ½
(130 de weduwe Livinus De Bock)
185
De zelve quotidiaenen met eene partije saeylant paelende west, noort ende oost de
straete suyt de volgende
Groot 1”0”15 ro
Prijs 1”16”0 373”10”0
Adv 9”6”9
(129 Bonaventure Buys)
186
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylant paelende oost selfs suyt de
volgende west de straete ende noort de voorgaende ende n179
Groot 1”1”25 ¾ ro
Prijs 1”16”0 473”3”0
Adv 11”16”7
(137 pro)
187
Jacobus Mathijs met eene partije saeylant genoemt de roode zee paelende oost ende
suyt d‟abdije van Maegdendaele west de straete van d‟ander seyde de volgende ende
noort de voorgaende
Groot 1”2”42 ½ ro
Prijs 2”8”0 771”0”0
Adv 19”5”6
(136 pro)
188
De weduwe ende hoors Ludovicus Delplancken met eene partije Bosch paelende oost
de straete suyt den los ende de naervolgende west de Maerkembeke ende noort
d‟abdije van Maegdendaele met n183
Groot 0”2”16 ro
Prijs 3”10”0 378”0”0
Adv 9”9”0
(134 pro)
136
189
Pieter van dijcke met eene partije Bosch paelende oost ende suyt de volgende west de
maerkembeke ende noort de voorgaende
Groot 0”2”0 ro
Prijs 2”15”0 275”0”0
Adv 6”17”6
(135 pro)
190
D‟abdije van Maegdendaele met eene hapte partije saeylant ende Bosch paelende oost
de Maertweg suyt selfs west de maerkembeke ende de voorgaende noort ook de
voorgaende ende den los
Groot 1”0”98 ro
Prijs 3 747”0”0
Adv 18”13”6
(260 Anthone van de Meersschaute)
191
Dezelve abdije met eene partije saeylant deelmaekende van het sevenbunder paelende
oost nrs 177, 176 en 193 suyt de volgende west den maertwegh ende noort Jacobus
Mathijs met n187 groot 2”3”83 ½ ro
Prijs 2”16”0 1656”18”0
Adv 41”8”6
(ex 261 Johannes Bear)
192
Dezelve abdije met eene partije saeylant paelende oost de naervolgende suyt Johannes
Bear ende selfs west den Maertweg ende noort de voorgaende
Groot 3”0”17 ½ ro
Prijs 2”16”0 1704”10”0
Adv 42”12”3
(ex 261 Anthone van de Meersschaute)
193
De zelve abdije met een partijken saeylant paelende oost de straete suyt de volgende
west de 2 voorgaende ende noort n176
Groot 0”1”27 ro
Prijs 2”16”0 177”16”0
Adv 4”8”11
(261 Anthone Hanskens)
194
Joans Bear met eene partije geweet genoemt de koukweede paelende oost de straete
suyt de volgende west ende noort d‟abdije van Maegdendaele
Groot 0”1”41 ro
Prijs 3 211”10”0
Adv 5”5”9
(255 en 256 pro)
137
195
Livinus De Hessetiers met eene partije geweet deelmaekende Vande koekweede
paelende oost de straete suyt joans van der meulen west d‟abdije van maegdendaele
ende noort de voorgaende
Groot 0”1”27 ½ ro
Prijs 1”10”0 204”0”0
In adv 5”2”0
(257 pro)
196
Johannes Vermeulen met eene veelgehoukte partije Bosch ende geweet paelende oost
de straete suyt de volgende ende noortwest d‟abdije van maegdendaele ende de
voorgaende
Gr 0”3”9 ¾ ro
Prijs 1”10”0 232”6”0
Adv 5”16”1 ¾
(258 pro)
197
D‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie met eene veelgehoukte partije geweet
doorsneden met den maertweg ende los van de voorgaende paelende oost ende suyt de
straete suytwest de maerkembeke noort de volgende ende voorgaenden
groot 0”1”56 ¼ ro
Prijs 1”10”0 117”4”0
Adv 2”18”7
(258 Johannes Vermeulen)
198
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije geweet paelende noortoost n194 en 195
suytoost de 2 voorgaende suyt de volgende ende de maerkembeke west de selve beke
ende noort selfs met n 190, 192 groot naer aftrek van den maertwegh hier doore
loopende tot
1”0”48 ro
Prijs 3 672”0”0
Adv 16”16”0
(260 Anthone Van de Meersschaute)
199
Anthone van Meersschaute met eene 3houkte partije bosch paelende suytwest de
maerkembeke ende noort met geheel d‟haege jegens de voorgaende groot 0”1”50 ¾
ro
Prijs 3”10”0 263”15”0
Adv 6”11”10 ½
(259 pro)
Totaele grootte begrepen inden voorenstaenden tweeden wijck monteert tot
52b 3d 82 ½ ro
Totaelen prijs van de goederen in dezen wijck begrepen bedraegen 25882”12”9
138
Ende den totaelen 40sten pennink der voornoemde goederen beloopt
647”1”5
3. Wijk genoemt d‟ommeloosen boomcauter met de voordere hofsteden, bosschen
ende geweet scheedende van oosten jegens de prochie van Edelaere van suyden
jegens de prochie van Maerke ende Etichove van westen jegens de Maerkembeke
ende van noorden ende noortwesten jegens den voorgaenden wijck.
200
Alvooren Sieur Jan Baptiste De Smet met eene partije geweet paelende oost d‟hoors
Pieter Anthone Ponsieau suyt de volgende west de maerkembeke ende noort de straete
groot naer aftrek van den maertweg hier dooreloopende tot 0”1”50 ½
ro
Prijs 2 150”10”0
Adv 3”15”3
(247 pro)
201
De weduwe Frans van hoolandt met eene partije geweet paelende oost de volgende
suyt joanne Walraet west de maerkembeke ende noort de voorgaende groot naer
aftrek van den maertweg als vooren
0”2”87 ro
Prijs 2 257”0”0
Adv 7”3”6
(246 pro)
202
Frans Ponsieau met eene partije geweet paelende oost de volgende suyt d‟abdije van
maegdendaele west de twee voorgaende ende noort de straete
Groot 0”0”98 ¼ ro
Prijs 2 98”5”0
Adv 2”9”1 ½
(248 pro)
203
D‟hoors pieter anthone ponsieau met eene partije geweet paelende oost d‟hoors
Livinus Ferdinandus De Bie suyt d‟abdije van maegdendaele west de voorgaende
ende noort de straete
Groot 0”0”98 ¼ ro
Prijs 2 98”5”0
Adv 2”9”1 ½
(ex 248 pro)
204
Joanne Marie Ponsieau met eene partije bosch paelende oost Joans Bear suyt de
straete ende noort de volgende
Groot 0”0”90 ½ ro
Prijs 1”13”0 74”13”0
Adv 1”17”4
139
(ex 250 pro)
205
Theresia Ponsieau met eene partije bosch paelende oost joans bear suyt de voorgaende
west de straete ende noort de volgende
Groot 0”0”90 ½ ro
Prijs 1”13”0 74”13”0
Adv 1”17”4
(250 pro)
206
Frans de Loose met eene partije Bosch paelende oost Joans Bear suyt de voorgaende
west de straete ende noort de volgende ende den voornoemden bear
groot 0”1”94 ro
Prijs 1”16”0 174”12”0
Adv 4”7”4
(251 pro)
207
Den Arm dezer prochie met een hofstedeken paelende oost johannes Bear suyt de
voorgaende west de straete ende noort de volgende
Groot 0”1”4 ro
Prijs 2”8”0 124”16”0
Adv 3”8”4
(253 Athone Hanskens)
208
D‟hoors Jacobus de Vos met eene veelgehoukte partije Bosch ende geweet paelende
oost Johannes Bear suyt den zelven bear ende de voorgaende west de straete ende den
voornoemden bear met n209 ende Louis roman ende noort den gemelden Bear met
N209 voorst n213 ende d‟abdije van maegdendaele groot naer aftrek van den voetweg
hier doore loopende tot
1”3”95 ½ ro
Ouden landboek anno 1645
Art 177 groot 276 roeden prijs 1”12”0 de roede
Art 254 groot 500 roeden prijs 2 de roede komt ‟t zaemen 740”6”0
In adv 18”10”2
(177, 254 Johannes Bear)
209
Johannes Bear met eene partije Bosch paelende oost ende suyt de voorgaende west de
straete ende noort Louis Roman met de volgende ende n212 groot
0”1”22 ½ ro
Prijs 1”4”0 73”10”0
Adv 1”16”9
(176 pro)
210
Louis Roman met eene hapte partije geweet paelende oost de twee naervolgende suyt
de voorgaende west ende noort de straete ende volgende
140
Groot 0”1”8 ½
Prijs 1”4”0 65”2”0
Adv 1”12”7
(175 pro)
211
Den arm dezer prochie met een partijken geweet paelende oost de volgende suyt ende
west de voorgaende ende noort de straete
Groot 0”0”53 ro
Prijs 1”12”0 42”8”0
Adv 1”1”2 ½
(174 Louis Roman)
212
Louis Roman met eene veelgehoukte partije hofstede saeylant boomgaert ende geweet
paelende noortoost d‟ommeganckstraete suytoost d‟abdije van maegdendaele de
volgende ende d‟hoors Jacobus De vos suyt Joans Bear met n209 west de 2
voorgaende ende noortwest de straete
Groot 2”3”41 ro
Ouden landboek anno 1645
Art 168 groot 217 roeden prijs 2”10”0 de roede
Art 169 210 2”10”0
Art 170 95 2”0”0
Art 171 203 2”10”0
Art 172 95 2”10”0
Art 173 89 1”12”0
Art 178 286 0”18”0
Komt voor doorgaenden prijs proportioneel aen den nieuwe gevonden grootte tot
1176”17”0
In adv 29”8”4 ½
(168, 169, 170, 171, 172, 173 en 178 pro)
213
Johannes Bear met een partijken Bosch paelende oost de volgende suyt Jacobus de
Vos met n208 west ende noort de voorgaende
Groot 0”0”69 Ro
Prijs 0”18”0 31”1”0
Adv 0”15”6
(ex 178 Steenberg Joans Bear)
214
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylant paelende oost n222, 223 en 224
suyt d‟hoors Jacobus De Vos met n208 west de twee voorgaende ende noort de straete
Groot 0”3”4 ro
Prijs 1”10”0 228”0”0
Adv 5”14”0
(179 Joans Bear)
215
141
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeylant paelende oost den voetweg suytoost
de volgende suytwest ende noortwest d‟ommeganckstraete
Groot 0”2”41 Ro
Prijs 3 361”10”0
Adv 9”0”9
(158 Joans Bear)
216
Joris Josephus B van Sacegem met eene partije saeylant paelende noortoost den
maertweg suytoost de volgende suytwest d‟ommeganckstraete ende noortwest de
voorgaende straete naer aftrek vanden voetweg hier dooreloopende 1”2”8 ¾ ro
Prijs 3 913”2”0
Adv 22”16”6
(159 en 160 Joans Bear)
217
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeylant paelende noortoost den maertweg
suytoost de volgende suytwest d‟ommeganckstraete ende noortwest de voorgaende
0”1”73 Ro
Prijs 3 259”10”0
Adv 6”9”9
(161 Joans Sagaert)
218
Deselve partije met eene partije saeylandt paelende noortoost den maertweg suytoost
Louis Roman suytwest d‟ommeganckstraete ende noortwest de voorgaende
groot 1”1”7 ½ ro
Prijs 3 761”5”0
Adv 19”0”2 ½
(162 en 163 de weduwe Frans de Waele)
219
Louis Roman met eene hapte partije saeylandt paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost d‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie ende d‟abdije van
Eenaeme suytwest dezelve abdije en Joannes Bear noortwest den selven Bear, den
arm ende de volgende
Groot 2”2”43 ro
Ouden landboek anno 1645
Art 189 groot 220 roeden, prijs 3”0”0 de roede
Art 192 594 3”4”0
Art 193 400 3”0”0
Komt tezaemen 1616”10”0
Adv 40”8”3
(pro)
220
„t Sioen tot Audenaerde met eene partije saeylant paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost ende suytwest de voorgaende en noortwest de volgende
groot 0”0”96 ½ ro
Prijs 2”16”0 134”15”0
142
Adv 3”7”4 ½
(191 Joannes Blomaert)
221
D‟hoors Livinus Ferdinandus De Bie met eene partije saeylant paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost de voorgaende suytwest Louis Roman met n219 ende
noortwest de volgende
Groot 0”1”65 ½ ro
Prijs 2”12”0 215”3”0
Adv 5”7”6
(190 Frans Van Welden)
222
Frans Speleers met eene partije saeyland paelende noortoost d‟ommeganckstraete
suytoost de voorgaende suytwest de volgende ende noortwest d‟abdije van
maegdendaele met n214, groot naer aftrek van den voetweg hier doorloopende
0”2”33 ro
Prijs 2 233”0”0
Adv 5”16”6
(180 pro)
223
Den Arm dezer prochie met een partijke landt paelende noortoost de voorgaende
suytoost Louis Roman met n219 suytwest de volgende ende noortwest d‟abdije van
maegdendaele met n214
Groot 0”0”60 ro
Prijs 1”16”0 54”0”0
Adv 1”7”0
(181 Joans Bear)
224
Joannes Bear met eene partije hofstede, saeyland, Bosch ende geweet van alle sijden
seer krom uyt ende in springende doorsneden met voetwegen paelende noortoost de
voorgaende ende Louis Roman met n219 oost d‟abdije van Eenaeme suyt de straete
ende n233 west nrs 204, 205, 206 en 207 ende noortwest d‟hoors Jacobus de Vos ende
d‟abdije van maegdendaele
Gr 5”0”52 ro
Ouden landboek de anno 1645
Art 182 groot 180 roeden, prijs 1”14”0 de roede
Art 183 160 2”0”0
Art 185 86 2”0”0
Art 186 25 2”0”0
Art 188 190 2”10”0
Art 250 1209 1”13”0
Art 252 150 1”12”0
Komt „tzaemen naer proportie vanden nieuwe gevonden grootte 1825”6”6
Adv 45”12”9
(182, 183, 185, 186, 188, ex 250, 252 pro)
225
143
D‟hoors Livinus Ferdinandus De Bie met eene veelgehoukte partije Bosch ende
geweet paelende oost Livinus de Messelier suyt den zelven west d‟abdije van
Maegdendaele ende d‟hoors Pieter Anthone Ponsieau ende noort de straete
groot 0”3”42 ro
Prijs 1”16”0 307”16”0
Adv 7”13”10
(238 Frans Van Welden)
226
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije Bosch genoemt de Waerande paelende
oost ende suyt de voorgaende ende Livinus de Messelier west de volgende ende noort
n201, 202, 203 ende de voorgaende
Groot 0”3”36 ro
Prijs 1”10”0 252”0”0
Adv 6”6”0
(249 Thienpont Bailliu ‟t etichove)
227
Joanne Walraet met eene hapte partije saeylant ende Bosch paelende oost de
voorgaende suyt heer ende meestre Martinus Livinus Driege ende de volgende west
aen de happe ook de volgende ende de Maerkembeke ende noort de weduwe Frans
van Hoolandt met n201 groot naer aftrek van den maertweg tot
0”3”57 ro
Prijs 1”16”° 303”6”0
Adv 7”11”8
(245 Frans Livijns)
228
Frans Livijns met eene hapte hofstede ende saeylant paelende noort ende oost de
voorgaende ende n231 suyt den zelven numero ende selfs volgende ende west de
Maerkembeke, groot naer aftrek van den Maertweg tot
0”1”93 ¾
Prijs 2”18”0 280”18”9
Adv 7”0”6
(244 pro)
229
Den zelven met eenen boomgaert ende saeylant doorsneden met den maertweg alhier
afgetroken paelende oost de voorgaende ende n231 suyt de volgende west ende
noortwest de Maerkembeke ende noort de voorgaende
Groot 0”0”93 ¾ ro
Prijs 2”18”0 135”18”9
Adv 3”8”0
(243 pro)
230
Den baron van Exaerde met eene partije landt wezende eene planterije paelende oost
de volgende ende de prochie van Etichove suyt de zelve prochie west de
Maerkembeke ende noort de voorgaende
Groot 0”1”31 ¼ ro
144
Adv 4”18”6
(242 pro)
231
Heer ende Meestre Martinus Livinus Driege met eene partije Bosch paelende oost de
volgende suyt de prochie van Etichove west de 3 voorgaende ende noort n227 en 228
groot 0”1”79 ½ ro
Prijs 1”6”0 116”13”6
Adv 2”18”4
(240, 241 Ludovicus pot)
232
Livinus de Messelier net eene partije saeylant, Bosch ende geweet paelende noortoost
de straete suytoost prochie van Etichove selfs ende Frans ponsieau west de
voorgaende ende noortwest d‟abdije van Maegdendaele ende d‟hoors Livinus
Ferdinandus de Bie
Groot 2”0”46 ro
Ouden landtboek de anno 1645
Art 236 groot 160 roeden, prijs 1”16”0 de roede
Art 237 350 2”0”0
Art 239 325 1”16”0
Komt „tzaemen naer proportie den nieuwe gevonden groote tot 796”18”0
Adv 19”18”6
(236, 237, 239 pro)
233
Den zelven met een 3houkte partijken Bosch paelende oost de volgende suyt ende
suytwest de straete ende noortwest Joannes Bear met n224
Groot 0”0”38 ro
Prijs 1”12”0 30”8”0
Adv 0”15”3
(214 pro)
234
D‟abdije van Eenaeme met een partijken landt paelende noortoost den voetwegh suyt
de straete suytwest de voorgaende ende noortwest Joans Bear met n224
Groot 0”0”95 Ro (0b 1d 8/3r)
Prijs 1”12”0 76”0”0
In adv 1”18”0
0”3”0
2”1”0
(213 Livinus de Messelier (bij 234 te voegen nog 8 r over de grootte van den
landtkant bij misaanwijsingen gemeeten ende gefigureert met n244 bij dien sal men
de selve grootte ende __ aldaer insgelijks aftrekken (Memorie)))
235
Frans Ponsieau met d‟helft van eene hofstede ende saeylant paelende oost de
volgende suyt ende west Livinus De Messelier ende noort de straete
Groot 0”1”18 ro
Prijs 1”16”0 106”4”0
145
In adv 2”13”0
(ex 235 pro)
236
Joannes ende Joanne Marie Ponsieau elk d‟helft in het wederhelft van de voorgaende
ende saeylant paelende oost den voetweg suyt de volgende west de voorgaende ende
noort de straete
Groot 0”1”18 ro
Prijs 1”16”0 106”4”0
In adv 2”13”0
(ex 235 pro)
237
Livinus De messelier met eene partije Bosch paelende oost den voetweg, de volgende
ende de straete suyt de prochie van etichove west selfs ende noort de twee voorgaende
groot 0”2”0 ro
Prijs 1”16”0 180”0”0
In adv 4”10”0
(235 pro)
238
Den zelven met eene drijhoujte partije landt paelende noortoost ende suytoost de
straete ende west de twee voorgaende den voetweg daertusschen
Groot 0”3”3 ro
Prijs 1”12”0 242”8”0
Adv 6”15”0
(215 pro)
239
Den selven met eene hapte ende 3houkte partije saeylant genoemt den zwaenenhals
paelende noortoost het sioen tot Audenaerde suyt ende suytoost de straete ende
noortwest de volgende ende het voornoemde sioen
Groot 1”0”43 ½ ro
Prijs 2”10”0 554”7”6
Adv 13”17”2
(205 pro)
240
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeylandt noortoost ende suytoost de
voorgaende suytwest de straete ende noortwest de volgende
Groot 0”2”0 ½
Prijs 2”4”0 220”11”0
Adv 5”10”3
(ex 206 en 207 de weduwe Frans Dewaele)
241
Livinus Demesselier met eene partije saeylant paelende noortoost het sioen suytoost
de voorgaende suytwest de straete ende noortwest de volgende
Groot 0”1”5 ro
Prijs 2”4”0 115”10”0
146
Adv 2”17”9
(208 pro)
242
Joannes Bear met eene hapte partije saeylant paelende noortoost het sioen suytoost de
voorgaende suytwest de straete ende los, ende noortwest de 2 naervolgende
groot 0”2”13 ro
Ouden landboek anno 1645
Art 209 groot 115 roeden, prijs 2”4”0 de roede
Art 210 104 2”10”0 komt 250”5”6
In adv 6”5”1 ½
(209 en 210 pro)
243
D‟hoors Livinus Ferdinandus De Bie met eene partije saeyland paelende noortoost het
sioen suytoost de voorgaende suytwest ende noortwest de volgende groot
0”1”9 ro
Prijs 2”10”0 136”5”0
Adv 3”8”1 ½
(211 Frans van Welden)
244
D‟abdije van Eenaeme met eene hapte ende scherphoukige partije saeylant paelende
noortoost Joans Bear met n 224 selfs Nrs 247, 248, 249 en 250 ende aenden
noortoostsijde vanden haeke de 2 voorgaende, suytoost ook de 2 voorgaende ende
west selfs met n234 en 245 ende Joannes Bear met n224. Groot naer aftrek voetweg
ten westen 1”2”41 ro
0”0”8
1”2”33
Ouden landboek anno 1645
Art 212 groot 105 roeden, prijs 2”0”0 de roede
Art 187 539 3”0”0
„tzaemen 909”10”0
Adv 22”14”9
0”3”0
22”11”9
(212 en187 De weduwe Frans de Waele (van het artikel in tarte wort afgetrocken 8r
ende van den __ 3 stuyvers om reden te kennen gegeven in marge van n234 dus
(Memorie)))
245
Dezelve Abdije met eene partije saeylant paelende oost de voorgaende suyt, west ende
noort Joannes Bear met n224
Groot 0”0”70 ro
Prijs 2 70”0”0
Adv 1”15”0
(184 joannes Bear)
246
147
Dezelve Adbije met eene partije saeyland liggende oostwaert vanden voorgaende
paelende noortoost Louis roman met n 219 ende d‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie
suytoost de volgende suytwest selfs met n 244 ende de noortwest Joans Bear met
numero 244 ende den voornoemden Roman
Groot 0”1”57 roeden
Prijs 3 235”10”0
Adv 5”17”9
(187 De weduwe Frans De Waele)
247
D‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie met eene partije saeylandt paelende noortoost
selfs suytoost de volgende suytwest d‟abdije van Eenaeme en noort de voorgaende
Groot 0”0”95 ½ ro
Prijs 2”16”0 133”14”0
Adv 3”6”10
(ex 203 Frans Van Welden)
248
Joannes Bear met eene partije saeylant paelende noortoost d‟hoors Livinus
Ferdinandus de bie ende d‟abdije van Maegdendaele suytoost de volgende suytwest
d‟abdije van Eenaeme ende noortwest de voorgaende
Groot 0”1”0 ro
Prijs 2”16”0 140”0”0
Adv 3”10”0
(ex 203 pro)
249
Livinus De messelier met eene partije saeyland paelende noortoost d‟abdije van
maegdendaele suytoost de volgende suytwest d‟abdije van Eenaeme ende noortwest
de voorgaende groot 0”0”54 ½ ro
Prijs 2”16”0 76”6”0
Adv 1”18”1 ½
(ex 203 pro)
250
„tSioen tot Audenaerde met eene hapte partije saeylant paelende noortoost nrs 254,
253, 252 en 251 suytoost de straete suyt nrs 239,240, 241, 242, 243 en 244 ende
noortwest de voorgaende
Groot 2”0”25 ½ ro
Prijs 2”16”0 1155”14”0
Adv 28”17”10
(204 Livinus de Messelier)
251
D‟abdije van Maegdendaele met eene partije saeylandt paelende noortoost d‟abdije
van Eenaeme suytoost de straete suytwest de voorgaende ende noortwest de volgende
groot 1”1”1 ½
Prijs 3 752”5”0
Adv 18”16”1 ½
(199 Pieter Prevo)
148
252
Joannes De Vos met eene partije saeylant paelende noortoost d‟heer Claude van
themsche ende d‟abdije van Eenaeme suytoost de voorgaende suytwest ‟t sioen ende
noortwest de volgende
Groot 0”2”90 ro
Prijs 3 435”0”0
Adv 10”17”6
(198 Livinus de Messelier)
253
D‟heer Claude van Themsche met eene partije saeylant paelende noortoost selfs
suytoost de voorgaende suytwest het sioen ende noortwest de volgende
Groot 0”1”41 ro
Prijs 3 211”10”0
Adv 5”5”9
(197 Frans de Potter)
254
D‟abdije van Maegdendaele met eene parije saeylant paelende noortoost d‟heer
Claude van Themsche suytoost de voorgaende suytwest „tsioen, Livinus De Messelier
ende Joannes Bear ende noortwest de volgende
Groot 0”2”81 ro
Prijs 3 421”10”0
Adv 10”10”9
(196 Guillelmus De Messelier)
255
D‟hoors Livinus Ferdinandus De Bie met eene partije saeylant paelende noortoost
d‟ommeganckstraete ende volgende suytoost de voorgaende, suytwest Joannes Bear,
selfs ende d‟abdije van Eenaeme
Groot 0”2”53 ½ ro
Prijs 3 380”5”0
In adv 9”10”1 ½
(194,195 Frans van welden)
256
C van Themsche met eene drijhoukte partije saeylant paelende noortoost
d‟ommeganckstraete van d‟ander sijde de volgende, suytoost d‟abdije van Eenaeme
ende suytwest nrs 252, 253, 254 en 255
Groot 0”1”63 ro
Prijs 3 244”10”0
Adv 6”2”5
(202 Frans De Potter)
257
Louis Roman met eene partije saeylant paelende noortoost den maertweg scheedende
dese prochie met de gone van Edelaere, suytoost de volgende suytwest
d‟ommegankstraete ende noortwest d‟abdije van Eenaeme met n218
groot 0”1”67 ¾ ro
149
Prijs 3 251”12”6
Adv 6”5”9 ¾
(164 pro)
258
‟t Sioen tot Audenaerde met eene partije saeylandt paelende noortoost den
voornoemde Maertweg suytoost d‟abdije van Eenaeme suytwest d‟ommeganckstraete
ende noortwest de voorgaende
Groot 0”0”60 ½ ro
Prijs 3 90”15”0
Adv 2”5”4 ½
(165 Joannes Blommaert)
259
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeylandt doorsneden met den maertweg
scheedende deze prochie met de gone van Edelaere paelende in‟t geheele noortoost
den herreweg naer Geeraerdsberge suytoost de volgende suytwest
d‟ommeganckstraete ende noortwest de weduwe philippe Roman ende de voorgaende
groot in‟t geheele 234 roeden komt onder deze prochie
0”0”45 ro
Prijs 3 67”10”0
Adv 1”13”9
(166 Joseph Botteldoorne)
260
Dezelve abdije met eene partije saeylant gelegen als de voorgaende paelende in‟t
geheele noortoost den gemelden herrewegh suytoost de straete suytwest
d‟ommegankstraete ende noortwest de voorgaende, groot in‟t geheele 238 ro komt
onder deze prochie groot 0”0”16 ro
Prijs 3 24”0”0
Adv 0”12”0
(167 De weduwe Frans De Waele)
261
Dezelve Abdije met eene partije saeyland paelende noortoost d‟ommeganckstraete
suytoost een ander straete leedende naer la deuze suytwest d‟abdije van maegdendaele
ende joannes de vos ende noort Cl. Van Themsche groot 0”3”45 ro
Prijs 3 517”10”0
Adv 12”18”9
(201 Joseph Botteldoorne)
262
Livinus de Messelier met een partijken saeylandt paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost de volgende suytwest de Kapelle van Kersselaere met
n269 ende noortwest de straete leedende naer la deuze
Groot 0”1”40 ½ ro
Prijs 3 210”15”0
Adv 5”5”4 ½
(220 pro)
150
263
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeylant paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost de volgende suytwest de prochie van Maerke ende
noortwest de Kapelle van Kersselaere ende de voorgaende
Groot 0”2”57 ro
Prijs 3 355”10”0
Adv 8”17”9
(ex 219 Joseph Botteldoorne)
264
Louis Romane met eene partije saeylant paelende noortoost d‟ommeganckstraete
suytoost de volgende suytwest de prochie van Maerke ende noortwest de voorgaende
Groot 0”1”56 ro
Prijs 3 234”0”0
In adv 5”17”0
(ex 218 pro)
265
Joannes Ponsieau met eene partije Saeylandt paelende noortoost d‟ommeganckstraete
suytoost de volgende suytwest de prochie van Maerke ende noortwest de voorgaende
Groot 0”1”53 ro
Prijs 3 229”10”0
Adv 5”14”9
(ex 218 pro)
266
„t Sioen tot Audenaerde met eene partije saeylandt paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost de volgende suytwest de prochie van Maerke ende
noortwest de voorgaende
Groot 0”1”4 ½ ro
Prijs 3 156”15”0
Adv 3”18”4 ½
(ex 218 Joannes Blommaert)
267
Anthone Roman met eene partije saeylandt paelende noortoost d‟ommeganckstraete
suytoost de volgende suytwest de prochie van Maerke ende noortwest de voorgaende
groot 0”1”2 ro
Prijs 3 153”0”0
Adv 3”16”6
(ex 217 pro)
268
D‟abdije van Eenaeme met eene partije saeyland paelende noortoost
d‟ommeganckstraete suytoost ende suytwest de prochie van Maerke ende noortwest
de voorgaende groot 0”1”44 ¾ ro
Prijs 3 217”2”6
Adv 5”8”6 ¾
(ex 217 Joseph botteldoorne)
151
269
De kapelle van Kersselaere met eene partije saeylandt paelende noortoost Livinus de
Messelier met n262 suytoost d‟abdije van Eenaeme met n 263 ende de prochie van
Maerke suytwest de volgende ende noortwest de straete leedende naer la deuze
groot 0”1”3 ro
Prijs 3 154”10”0
Adv 3”17”3
(221 Jan Baptiste Cnudde)
270
Frans Ponsieau met eene partije saeylant paelende noort de voorgaende oost de
prochie van Maerke suyt de volgende ende west de straete
Groot 0”1”2
Prijs 3 153”0”0
Adv 3”16”6
(222 pro)
271
Livinus de Messelier met eene partije saeylant paelende noort de voorgaende oost de
prochie van Maerke suyt de volgende ende west de straete
Groot 0”3”41 ¾
Prijs 3 512”12”6
Adv 12”16”3 ¾
(223 en 224 pro)
272
Joris Josephus B van Saceghem met eene hapte partije saeylant waer in de volgende
van drij sijden besloten is paelende noort de voorgaende ende volgende oost de
prochie van maerke suyt de volgende ende Guillielmus de Messelier ende west de
straete groot naer aftrek van de nvoetwegh hierlangst ende dooreloopende tot 1”1”28
ro
Ouden landboek anno 1645
Art 225 groot 168 ro, prijs 2”12”0
Art 227 190 2”12”0
Art 228 310 1”16”0
Komt „t zaemen naer proportie der nieuwe grootte 613”14”0
Adv 15”6”10
(225, 227 en 228 Guillielmus de Messelier)
273
D‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie met eene partije saeyland paelende suytwest
ende noort de voorgaende ende oost de prochie van Maerke
Groot 0”1”15
Prijs 2”12”0 149”10”0
Adv 3”14”9
(226 Frans Van Welden)
274
152
Guillielmus De Messelier met eene partije saeylant paelende noort de voorgaende
ende den voetwegh oost de prochie van Maerke suyt de volgende ende west ten nieten
uyt jegens de straete
Groot 0”1”22 ro
Prijs 1”16”0 109”16”0
Adv 2”14”10 ½
(ex 228 pro)
275
D‟hoors Livinus Ferdinandus de Bie met eene hofstede, saeylant ende bosch paelende
noort de voorgaende oost de prochie van Maerke suyt de volgende west de
Casteeldreve ende straete
Groot 2”1”67 ¾ ro
Ouden landboek anno 1645
Art 229 groot 325 ro, prijs 1”16”0
Art 230 412 2”0”0
Art 231 190 2”0”0
Komt „tzaemen naer proportie der gevonden nieuwe grootte 933”17”0
Adv 23”6”10 ½
(229, 230 en 231)
276
Den Baron van Exaerde met sijn casteel, land, Bosch ende hovinge daer medegaende
ten deele gelegen onder deze prochie paelende in‟t geheele oost de prochie van
Maerke suyt de Maerkembeke west de meulestraete ende noort de voorgaende groot
met dreven ende wallen in‟t geheele 11”1”25
Comt onder deze prochie conforme den ouden landboek 5”0”57
Prijs 1”14”0 1748”9”0
Adv 47”14”3
(233)
Totaele grootte begrepen in den voorenstaenden derden ende lesten wijck monteert tot
57”0”70 ¾
Totaelen prijs van de goederen in dezen wijck begrepen draegt tot 26271”13”6
Ende den totaelen veertigsten pennink van het voorenstaende capittael waer op deze
prochie lasten worden getauxeert beloopt tot 656”15”0 ½
De totaele gronden van erfven deze prochie hier vooren aen lasten subject monteren
tot begrepen den nieuwen Ronsschen Steenwegh 170”1”8
Hun totael capittael ofte weerde als hier vooren beloopt 120640”2”3
Den totaellen taux ofte veertigsten pennink van het voorenstaende totael capittael
bedraegt 3015”17”2 ½
De twee waetermolens competerende aen d‟abdije van Maegdendaele contribueren in
de prochie lasten seven bunderen, twee dagwanden welke breede conforme den ouden
153
landtboek de anno 1645 wort getauxeert op 30 Gr courant komt in guldens tot
180”0”0
De thiende competerende aen d‟abdije van Eenaeme contribueert van gelijken inde
prochie lasten tot acht bunderen een daghwant vierendertig roeden getauxeert bij den
gemelden ouden lantboek op 23 gr courant maekende in guldens tot 138”0”0
Den totaelen taux in lasten van de voorenstaende molens ende thiende bedraegen tot
318”0”0
Hier bij gevoegt den totaelen taux ofte veertigsten pennink van de hier vooren totaele
lastgeldende gronden van erfven gelegen binnen deze prochie bedraegen als daer bij
te somme van 3015”17”2 ½ guldens al ‟t zaemen ter somme van 3333”17”2 ½
Naer welke somme de prochie ommestellingen worden gereguleert
Item den nieuwen Ronsschen steenweg met sijne wederseydsche gragten ter breede
van 60 voeten hiervooren van elkx proprieteyt afgetrokken monteert tot 0”3”45
Den bovenstaenden steenweg is ten desen landboeke genomen uyt nrs 112 en 147
wanofden grondt uyt deselve partijen tot dies geincorporeert groot bevonden is tot
0”5”67 r prijs 4”4”0 de roede, Item uyt nrs 113, 115 en 117 tsaemen 171 ¾ r prijs 6
de roede ende uyt n 148 6 ¼ roeden prijs 3”12”0 de roede comt over het cappitael
877”4”0. In advenante van den pennink 40 is 21”18”6 welken taux wort gequotiseert
tot laste van den lande van Aelst
Item alle de voordere publique schauwstraeten, voet ende maertwegen midts (grs)
Schauwbeken als hiervooren niet gecomprendeert sijnde onder de lastgeldende
goederen draegt 4”1”63 ½ R
Het kerkhof deze prochie is groot 0”0”43
Totaele hemelsche breede van erfven, straeten, beken monteert tzaemen 171”5”1 1/4