Post on 08-Mar-2016
description
ISBN 978-90-814733-3-0
Boekstaven 2012. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen.
Verantwoordelijke uitgever
Dirk Verbist, directeur FOV
Copyright ©: overname van tekstmateriaal is toegelaten voor niet-commerciële doeleinden en mits bronvermelding.
INHOUD
INHOUD
BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 3
VOORWOORD 5
DEEL 1 VOORSTELLING VAN DE SECTOR 7
DEEL 2 PROFIEL VAN DE SECTOR 37
HOOFDSTUK 1 DE WERKING 51
HOOFDSTUK 2 DE MEDEWERKERS 177
HOOFDSTUK 3 DE FINANCIËN 199
4 BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk
VOORWOORD
FOV | federatie sociaal-cultureel werk
De FOV verdedigt sinds 2000 de belangen van de erkende sociaal-culturele organisaties bij overheden en bij andere beleidsin-
stanties. De FOV neemt het dus op voor de sociaal-culturele sector, zowel voor de individuele organisaties als voor de hele sector.
De FOV is een autonome en onafhankelijke VZW van en opgericht door erkende en/of gesubsidieerde organisaties voor sociaal-
cultureel volwassenenwerk.
VOORWOORD
Je hebt de vijfde editie van Boekstaven in je hand, een boek waarin het sociaal-cultureel volwassenenwerk volop in de schijnwerpers
staat.
Boekstaven is een uitgave die het erkende sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen jaar na jaar in kaart brengt. Het is een
jaarboek met kerngegevens over de sector: de werking, de medewerkers en de financiën. De FOV publiceert dit boek vanuit de over-
tuiging dat een goed beleid en claims op goede beleidsmaatregelen gestaafd moeten kunnen worden met objectieve gegevens. We
monitoren bovendien meer en meer de impact van de besparingen en de economische crisis.
Een nieuwigheid in de Boekstavenreeks is de afsplitsing van het Beleidsjaarboek, het deel dat toont hoe de sector aan bod komt in het
beleidswerk. Het Beleidsjaarboek maakt niet langer deel uit van Boekstaven, maar wordt in een nieuw format als een aparte publicatie
uitgegeven. We voorzien de eerste editie in juni 2013.
Boekstaven 2012 is gebaseerd op cijfermatig en beschrijvend onderzoek en handelt daarom over het afgesloten jaar 2011. Dat was
meteen het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode 2011-2015, die ingrijpende veranderingen voor de sector met zich meebracht.
Heel wat organisaties verloren een aanzienlijk deel subsidies. Anderen kregen een verhoging van hun enveloppe, in de meeste geval-
len evenwel lager dan het geadviseerde bedrag. Organisaties stroomden in, anderen moesten de sector verlaten. Deze verschuivingen
weerspiegelen zich voor het eerst in onze data.
En de kaasschaaf… die blijft intussen snijden. Sinds 2009 wordt cumulatief bespaard op de indexering van de subsidie-enveloppes.
Daarbij komt ook de impact van evoluties buiten het decreet. We zien in de financiële cijfers evoluties die wellicht met de doorwerking
van de (banken)crisis te maken hebben: inkomsten uit activiteiten dalen, reserves worden aangeboord... Ook op personeelsvlak zien
we voor het eerst sinds de metingen een achteruitgang. De organisaties lijken er wel (nog) in te slagen hun werking op peil te houden.
We brengen deze en andere trends haarscherp in beeld.
Tegelijk geeft Boekstaven 2012 ook een inzicht in de thema’s, doelgroepen en projecten waar sociaal-culturele organisaties hun
speerpunten van maken. We zoomen per werksoort in op de manier waarop organisaties met brede maatschappelijke trends omgaan.
We investeren steeds meer in deze vorm van “kwalitatieve” gegevensbevraging. Want cijfers komen maar écht tot leven als ze mee
ingebed worden in de levende verhalen van de sector.
We zijn verheugd dat Boekstaven intussen een standaard is geworden voor de sector en daarbuiten. Het afgelopen jaar kregen we
heel wat vragen over het materiaal, de indicatorenset, de opbouw van het digitaal systeem…: vragen van onderzoekers, belendende
sectoren die een soortgelijk project op stapel hebben gezet… maar ook van onze eigen Vlaamse overheid. Op initiatief van minister
Joke Schauvliege maakt de overheid immers werk van een eigen gegevensregistratie-project voor de sector. Onderzoekers van de
VUB-TOR-groep deden een eerste veldverkenning en bouwden hiervoor verder op de ervaringen die intussen in onze sector zijn opge-
bouwd. We zien hierin een groot draagvlak voor de inspanningen die onze organisaties elk jaar samen leveren om op een kwaliteits-
volle manier te rapporteren over de collectieve staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
We wensen je veel blader- en leesplezier.
Dirk Verbist
Directeur FOV
PS: Bij dit boek vind je ook nog een insteekkaart met wat volgens ons de essentie is van Boekstaven 2012.
VOORWOORD
BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 5
INHOUD
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 9
1. het sociaal-cultureel volwassenenwerk als sector
2. de verenigingen
3. de bewegingen
4. de Vormingplus-centra
5. de landelijke vormingsinstellingen
INHOUD DEEL 1
11
17
23
27
30
1. HET SOCIAAL-CULTUREEL VOLWASSENENWERK ALS SECTOR
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk staat voor een kleurrijk en hedendaags palet aan verenigingen, bewegingen,
Vormingplus-centra en vormingsinstellingen. De sector bundelt 124 erkende en/of gesubsidieerde organisaties. Klein en
groot, oud en nieuw...
In het sociaal-cultureel volwassenenwerk komen mensen samen. Ze gaan over tot maatschappelijke actie, verrijken hun culturele
bagage en verruimen hun horizonten. Deelnemers vergroten hun kennis, inzicht en vaardigheden voor zichzelf of voor anderen. Ze
ontplooien zich en staan sterker in de samenleving. De organisaties uit de sector richten zich vooral op volwassenen.
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert de ‘sociaal-culturele methodiek’. Dat is een sociale manier van werken die een
unieke meerwaarde creëert voor alle betrokkenen. Uniek omdat in deze sociale context kennis, houdingen en vaardigheden worden
ontwikkeld die niet aan bod kunnen komen in een individuele context.
Vrijwillig engagement kan je bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk niet weg denken. De sector kan rekenen op de inzet van
196.000 vrijwilligers.
Sociaal-cultureel volwassenenwerk zet in op informeel leren in de vrije tijd. De vorming in de sector is niet gericht op een diploma
of een beroep. Daarin onderscheidt het sociaal-cultureel volwassenenwerk zich van bijvoorbeeld de volwasseneneducatie.
PLAATS IN HET BELEID
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk hoort als sector beleidsmatig bij het domein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en meer specifiek
bij Cultuur. Minister Schauvliege is dus bevoegd. Binnen het cultuurbeleid zijn er twee grote programma’s: Kunsten en Erfgoed en
Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Binnen dat volwassenenwerk vind je het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De buursecto-
ren zijn de amateurkunsten, lokaal cultuurbeleid, participatiebeleid en organisaties en projecten erkend door het Circusdecreet en het
decreet Vlaamse Gebarentaal.
1. DE SECTOR
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 11
sociaal-cultureel volwassenenwerk
programma’s HD109-113
amateurkunstenlokaal
cultuurbeleid participatie circus Vlaamse gebarentaal
Beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en MediaBeleidsdomein H - afkorting CJSM
Cultuurmin. Schauvliege
Jeugdmin. Smet
Sportmin. Muyters
Mediamin. Lieten
Sociaal-Cultureel Werkbegrotingsprogramma D
Kunsten en Erfgoed
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is gegroeid uit privé-initiatieven als antwoord op maatschappelijke uitdagingen. Geleidelijk aan
worden goede praktijken door andere beleidsdomeinen overgenomen. Zo zijn bijvoorbeeld samenlevingsopbouw, cultuurvoorziening van
gedetineerden, ouderparticipatie in het onderwijs en een deel van opleidingen natuurbeheer spin-offs van het sociaal-cultureel volwas-
senenwerk.
Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk regelt de sector. Het Agentschap voor Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en
Volwassenen zorgt voor de dagelijkse uitvoering.
Het ruime Sociaal-Cultureel Werk (lokaal cultuurbeleid, amateurkunsten, participatiedecreet en sociaal-cultureel volwassenenwerk)
vertegenwoordigt 185 miljoen euro in de begroting. Dat is 0,7 procent van de hele begroting van de Vlaamse Gemeenschap (25,9 miljard
euro). Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is goed voor 0,19 procent van de begroting.
TYPES ORGANISATIES
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk bestaat uit vier heel verschillende types organisaties, de zogenaamde werksoorten:
- de verenigingen: dit zijn landelijke netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen;
- de bewegingen: dit zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een bepaald thema of een cluster van thema’s;
- de Vormingplus-centra: dit zijn regionale vormingsinstellingen die brede vorming aanbieden;
- de landelijke vormingsinstellingen: dit zijn landelijke vormingsinstellingen die gespecialiseerde of syndicale vorming aanbieden,
ofwel werken voor en met personen met een handicap.
Hierna lees je meer over elke werksoort.
NIEUWE BELEIDSPERIODE
De sector werkt met zogenaamde beleidsperiodes. Dat zijn vijfjarige cycli waarin de organisaties hun beleid uitstippelen, subsidies toege-
kend krijgen en op het einde geëvalueerd worden. Op 1 januari 2011 ging een nieuwe beleidsperiode van start. De start ging gepaard met
de nodige in- en uistroom van organisaties, herschikkingen van statuten en subsidies:
- vijf bewegingen verdwenen na een negatieve eindevaluatie uit de sector;
- vijf ‘nieuwe’ bewegingen kwamen erbij;
- ook mochten we drie ‘nieuwe’ verenigingen in de sector verwelkomen;
- Het Vlaamse Kruis veranderde van statuut: sinds 2011 is het een erkende vormingsinstelling in plaats van een vereniging;
- VOSOG kreeg een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voorheen ontving de vereniging een startsubsidie;
- 13 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van deze
verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in 2011
het statuut van ‘vereniging van migranten’. FZO en Feniks dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erkenning in en zijn vanaf
2012 erkend.
Hiernaast geven we de verschuivingen schematisch weer.
12 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
1. DE SECTOR
Overzicht verschuivingen sector
Organisties die al eerder in de beleidsperiode de sector verlieten
Plattelandsontwikkeling (2007)
Relatiestudio (2008)
De Rode Antraciet (2008)
Atelier Cirkel (2009)
EVO (2009)
VCOV (2009)
Inverde (2010)
= beweging
= vereniging
= vormingsinstelling
EERDER UIT
SOCIAAL-CULTUREEL
VOLWASSENENWERK
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 13
1. DE SECTOR
Organisties sinds 2011 gesubsidieerd
ADR Vlaanderen
De Vlaamse Volkstuin
Oxfam Wereldwinkels
Climaxi
Merhaba
Onafhankelijk Leven
Samenhuizen
Waerbeke
IN Organisties sinds 2011 niet langergesubsidieerd
IJzerbedevaart
IMAVO
Integraal
Sociumi
Verbruikersateljee
UIT
Organisties die van statuut veranderen
Het Vlaamse Kruis: werd van een vereniging een vormingsinstelling
VOSOG: werd van een starter een volwaardige vereniging
ACLI en Federatie Wereldvrouwen: fuseerden tot de vereniging Feniks
negen migrantenfederaties zijn erkend als verenigingen
FAAB en LAF hebben het statuut van ‘vereniging van migranten’
Feniks en FZO zijn vanaf 2012 erkend als verenigingen
WISSEL
14 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
BESPARINGEN
Sinds 2009 krijgt de sector in toenemende mate te maken met besparingen. De kloof met constant beleid bedroeg in 2011 voor de hele
sector 13,3 procent. Onder constant beleid verstaan we de normale uitvoering van het decreet zonder besparing op de indexering van
de subsidies of andere expliciete beleidsbeslissingen. Noch negatieve, noch positieve. We houden hier bijvoorbeeld geen rekening met
de extra groeiscenario’s die het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk voorziet bij de start van een nieuwe beleidsperiode
(extra middelen voor beleidsprioriteiten en levensduurte).
Sommige bewegingen, de Vormingplus-centra en de etnisch-culturele federaties kregen vanaf begin 2011 met uitzonderlijke besparings-
maatregelen te maken:
- voor de bewegingen waren onvoldoende middelen voorhanden om de geadviseerde subsidiebedragen uit te betalen, met een
substantiële verlaging van heel wat subsidie-enveloppes tot gevolg;
- bij de Vormingplus-centra vond een ingrijpende besparingsoperatie van een kwart minder middelen plaats;
- de etnisch-culturele federaties verloren hun aanvullende subsidies en veel organisaties kregen een aanzienlijk lagere subsidie-
enveloppe toegekend voor de beleidsperiode 2011-2015.
De gevolgen van de besparingen en de economische crisis blijven niet uit. Organisaties boeken minder inkomsten uit activiteiten en
subsidies. Veel van hen moeten een beroep doen op hun reserves. We zien voor het eerst sinds de metingen ook een terugval in het
personeelsbestand en de uitgaven voor personeel.
1. DE SECTOR
18 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
2. DE VERENIGINGEN
2. DE VERENIGINGEN
Verenigingen zijn netwerken van lokale of categoriale afdelingen en groepen, verspreid tot in elke uithoek van Vlaanderen en Brussel.
Verenigingen brengen mensen samen en bouwen bruggen over alle verschillen heen. Met hun acties, publicaties en activiteiten
dragen ze bij tot de emancipatie van hun leden en deelnemers en bieden ze hen een zinvolle invulling van de vrije tijd.
De verenigingen telden in 2011 14.298 afdelingen (of: gemiddeld 44 per gemeente), 9,4 miljoen deelnemers aan activiteiten en
184.000 vrijwilligers. Die vrijwilligers zijn onmisbaar voor de verenigingen, want zij doen de machine draaien. Beroepskrachten in een
professioneel landelijk en/of regionaal secretariaat ondersteunen de vrijwilligers met raad en daad.
Verenigingen zijn even divers als hun publiek. Elk hebben ze hun eigen focus, historisch gegroeid en/of bewust gekozen. Sommige
organisaties hebben een focus op een doelgroep zoals vrouwen, senioren, etnisch-culturele minderheden, holebi’s, mensen met een
handicap... Andere hebben speciale aandacht voor een inhoudelijke invalshoek: armoede, cultuureducatie, duurzame ontwikkeling,
mensenrechten, sociaal toerisme, levensbeschouwing... Maar altijd hebben ze de bedoeling om mensen samen te brengen. Zich
samen voor iets in te zetten.
Vlaanderen telt vandaag 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen.
- 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van
deze verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in
2011 het statuut van ‘vereniging van migranten’. Twee van hen, Feniks en FZO, dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erken-
ning in en zijn vanaf 2012 erkend.
We maken, omwille van de volwaardige erkenning van deze verenigingen, in onze cijfers niet langer het onderscheid tussen deze
en andere verenigingen.
- We nemen ook voor het eerst cijfers van de drie nieuwkomers bij de verenigingen op. ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en
Oxfam-Wereldwinkels maken sinds 2011 deel uit van de werksoort verenigingen. Zij namen in 2012 voor het eerst deel aan de
gegevensregistratie voor Boekstaven.
- VOSOG kreeg in 2011 een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voordien ontving de vereniging een startsubsidie. VOSOG
neemt reeds sinds 2009 deel aan de gegevensregistratie.
- Het Vlaamse Kruis ruilde in 2011 het statuut van vereniging voor dat van vormingsinstelling. De organisatie komt dus niet langer
voor in de gegevens in dit hoofdstuk.
De verenigingen in kerncijfers (2011)
het aantal verenigingen: 56
het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 1.096
omzet (inkomsten en uitgaven): 126,0 miljoen euro
subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 24,0 miljoen euro
1 LVZ neemt niet deel aan de bevraging van Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen.
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 19
2. DE VERENIGINGEN
De verenigingen op een rijtje
ADR-Vlaanderen
ATB De Natuurvrienden
curieus
FAAB
Federatie van
Marokkaanse Verenigingen (FMV)
Vzw AIF - Multiculturele Federatie
van Zelforganisaties
ConTempo
De Vlaamse Volkstuin
Werk van de Akker
Federatie Onafhankelijke Senioren
(FedOS)
A. Vermeylenfonds
Amnesty International
Çavaria
Davidsfonds
Federatie Mondiale
Democratische Organisaties (FMDO)
ACLI Vlaanderen
(deel van federatie Feniks)
20 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
2. DE VERENIGINGEN
Federatie Wereldvrouwen
(deel van Federatie Feniks)
Gezinsbond
KVG-Vorming
Landelijke Gilden
Liberale Vrouwen
Markant - Netwerk van
Ondernemende Vrouwen
Federatie van Zelforganisaties
in Vlaanderen (FZO-VL)
Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)
Internationaal Comité (IC)
KWB
Liberale Beweging voor
Volksontwikkeling (LBV)
LVZ Vormingsdienst
Federatie van Vooruitstrevende
Verenigingen (CDF)
Femma
Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging
(HVV)
KVLV - Vrouwen met Vaart
Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)
LINX+
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 21
2. DE VERENIGINGEN
Okra, Trefpunt 55+
Platform voor
de Afrikaanse Gemeenschappen
Similes
UNIZO-Vorming
Vereniging voor Ecologisch Leven
en Tuinieren (Velt)
Vlaamse Actieve Senioren
Neos, Netwerk van
Ondernemende Senioren
Pasar
S-Plus
Unie van Turkse Verenigingen (UTV)
Vereniging Personen met een Handicap
(VFG)
VIVA-SVV
Masereelfonds
Oxfam Wereldwinkels
Rodenbachfonds
Turkse Unie van België
Verbond VOS,
Vlaamse Vredesvereniging
Vereniging voor Ontwikkeling en Eman-
cipatie van Moslims (VOEM)
22 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
2. DE VERENIGINGEN
vtbKultuur
Ziekenzorg CM
VOSOG
Willemsfonds
Vlaamse Volksbeweging (VVB)
Welzijnsschakels
24 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
3. DE BEWEGINGEN
3. DE BEWEGINGEN
Bewegingen zijn landelijke organisaties die werken en actie voeren rond een specifiek thema. Bewegingen worden gedreven door
bewogenheid, strijdkracht en enthousiasme om de maatschappij positief te veranderen. Zowel structurele maatschappelijke verande-
ring als individuele gedragsverandering staan op hun agenda.
Deze verandering realiseren ze door middel van sensibilisatie, educatie en sociale actie. Met campagnes en gerichte initiatieven
brengen deze organisaties Vlaanderen in beweging. Ze schoppen de samenleving een geweten en staan op de bres voor maatschap-
pelijke thema’s als bio-ethiek, vrede, verdraagzaamheid, duurzaam omgaan met geld, armoede, ecologie...
Bewegingen stammen uit de traditie van de grote sociale bewegingen. Deze organisaties voerden actie voor algemeen stemrecht,
gelijk loon voor mannen en vrouwen, mensen- en dierenrechten... Ze droegen hun steentje bij aan maatschappelijke acties, emanci-
patiestromingen en sensibilisatiecampagnes. De sociale bewegingen brachten zo beweging in de samenleving en meteen ook in de
geschiedenis van de politiek in Vlaanderen en België.
Nieuwe tijden brachten nieuwe noden en veranderende manieren waarop burgers participeren. Gaandeweg ontstonden nieuwe
bewegingsvormen en evolueerden hun thema’s. Bio-ethiek, duurzaam omgaan met geld, interculturaliteit, digitale geletterdheid...
al deze thema’s wonnen en winnen aan belang in onze maatschappij.
Met het decreet van 2003 voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk geeft de Vlaamse Gemeenschap sociaal-culturele bewegingen
een plaats in de sector. Vanaf 2013 worden de bewegingen volwaardig erkend. Daarmee staan ze op gelijke voet met de andere
werksoorten en genieten ze meer zekerheid.
Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 verdwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Het gaat
om Bedevaart naar de Graven aan de IJzer, IMAVO, Integraal, Sociumi en Verbruikersateljee. Aan de andere kant kwamen er vijf
‘nieuwe’ bewegingen bij: Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke.
De bewegingen in kerncijfers (2011)
het aantal bewegingen: 31
het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 253
omzet (inkomsten en uitgaven): 16,3 miljoen euro
subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 3,8 miljoen euro
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 25
3. DE BEWEGINGEN
De bewegingen op een rijtje
Climaxi - beweging voor klimaat
en sociale rechtvaardigheid
Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA)
Hand in hand tegen racisme
Koerdisch Instituut
Merhaba
Bond Zonder Naam (BZN)
De Wakkere Burger
GetBasic
Kif Kif
LINC
Beweging tegen Geweld - ZIJN
De Maakbare Mens (DMM)
FairFin
Kerkwerk Multicultureel Samenleven
(KMS)
Liga voor Mensenrechten
26 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
3. DE BEWEGINGEN
Onafhankelijk Leven
Samenhuizen
Voedselteams
Waerbeke
Zicht op Cultuur², sociaal-culturele
beweging van Slechtzienden en Blinden
Platform Vlaanderen (SBPV vzw)
Netwerk Bewust Verbruiken (NBV)
Ryckevelde
Vluchtelingenwerk Vlaanderen
Vredesactie
Wervel
Mobiel 21
Pax Christi Vlaanderen
Toemeka
Vrede
Welzijnszorg
zij-kant
28 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
4. DE VORMINGPLUS-CENTRA
4. DE VORMINGPLUS-CENTRA
VORMING BIJ IEDEREEN IN DE BUURT
Vormingplus-centra (of de volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen. Hun educatief aanbod staat open voor iedereen en
wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken behoren tot
de core business van de centra.
De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, te versterken en
bekend te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren voor meer vorming in de regio.
De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan
je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus regio Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio
betekent andere uitdagingen én een andere koers.
HET RESULTAAT VAN EEN GRONDIGE HERVORMING
In de jaren ‘90 waren in Vlaanderen een veertigtal vormingsinstellingen actief. De Vlaamse overheid wilde het aanbod aan niet-formele
educatie meer geografisch spreiden, schaalvergroting stimuleren en een aanbod voor elke Vlaming realiseren. De overheid herverka-
velde daarom met het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk het vormingslandschap ingrijpend. Een 30-tal instellingen
en deelinstellingen gingen vanaf 2004-2005 op in 13 gloednieuwe regionale volkshogescholen. Naast de volkshogescholen bleef een
beperkt aantal landelijke gespecialiseerde vormingsinstellingen bestaan (zie verder).
Vandaag telt Vlaanderen dertien regionaal gespreide Vormingplus-centra. De provincies Antwerpen, West- en Oost-Vlaanderen tellen
elk drie centra, Vlaams-Brabant twee, Brussel en Limburg elk één.
INGRIJPENDE BESPARINGSOPERATIE
Eind 2010 worden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In de beleidsperiode 2011-2015 bespaart minister
van Cultuur Schauvliege op de volkshogescholen jaarlijks 2 miljoen euro. Dat is een vermindering van het budget met gemiddeld 25
% (in 2011 getemperd met een eenmalige tegemoetkoming van 500.000 euro).
De taken van de Vormingplus-centra worden bovendien aangepast. De coördinatie- en de bekendmakingsopdracht worden geschrapt.
Ze worden vervangen door één opdracht van bekendmaking en samenwerking. Voortaan hebben de Vormingplus-centra de volgende
drie (voorheen vier) opdrachten:
- een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen;
- dit aanbod spreiden over de regio;
- het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in
de regio te versterken.
Door de besparingen en de wijziging van hun opdrachten moeten de Vormingplus-centra zich grondig herstructureren en -oriënteren.
Ontslagen, afvloeiingen en een heroriëntatie van het aanbod zijn gevolgen. Op het moment van dit schrijven is de zoektocht naar een
nieuw evenwicht volop bezig. We zien in onze cijfers alvast een daling van 10 % in het personeelsaantal en een financiële krimp.
Vormingplus in kerncijfers (2010)
het aantal centra: 13
het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 180
omzet (inkomsten en uitgaven): 14,3 miljoen euro
subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 8,8 miljoen euro
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 29
4. DE VORMINGPLUS-CENTRA
De Vormingplus-centra op een rijtje
OW
Vormingplus regio Mechelen
M
M
Vormingplus Antwerpen
A
A
Vormingplus Kempen
K
K
Vormingplus Limburg
L
L
Vormingplus Oost-Brabant
OB
OB
Vormingplus Oostende-Westhoek
OW
Vormingplus regio Brugge
B
B
Vormingplus Gent-Eeklo
GE
GE
Vormingplus Waas-en-Dender
WD
WD
Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen
MZWV
Vormingplus Vlaamse Ardennen
VLAD
VormingplusCitizenne
BC
BC
Vormingplus(Arch’educ)
HVA
HVA
MZWV
VLAD
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 31
5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
EXPERTEN IN HUN VAKGEBIED
De landelijke vormingsinstellingen werken - in tegenstelling tot de Vormingplus-centra (zie eerder) - niet regionaal, maar landelijk en
niet algemeen, maar rond één thema. De vormingsinstellingen zijn experten in hun vakgebied, hun specialisme. Daardoor kan je bij
hen terecht voor zowel laagdrempelige als meer doorgedreven vormingen. Maatschappelijke en sociale doelen zijn bij de vormingsac-
tiviteiten nooit veraf. Deelnemers ontplooien er zichzelf, leren nieuwe mensen kennen en komen sterker in de samenleving te staan.
17 vormingsinstellingen bieden samen een breed aanbod van vormingsactiviteiten, gaande van kunst- of natuureducatie over weten-
schapspopularisering tot actief burgerschap, zingeving, EHBO, enzovoort. Dat zijn de gespecialiseerde vormingsinstellingen. Daarnaast
zijn er ook vormingsinstellingen die werken voor een syndicale beweging of met personen met een handicap en Vijftact, de federatie
van vormingsdiensten voor personen met een handicap.
De drie syndicale vormingsinstellingen zijn verbonden aan één van de drie grote vakbonden (ABVV, ACLVB, ACV). De vorming die zij
aanbieden, staat open voor iedereen binnen de ruime syndicale beweging, met of zonder werk, en is niet beroepsgericht. Deelnemers
leren er over de werking van de vakbond, de sociale verkiezingen, sociale rechten en plichten, de politieke actualiteit, informatica,
enzovoort. De syndicale vormingsinstellingen maken van hun deelnemers mondige en geïnformeerde personen. Op en naast de
werkvloer en in de brede samenleving.
De vormingsinstellingen voor personen met een handicap hebben dezelfde maatschappelijke en sociale doelen als de andere instel-
lingen. Zij werken echter specifiek met personen met een handicap en hun omgeving. In beperkte mate organiseren ze ook activitei-
ten voor begeleiders van personen met een handicap.
Tenslotte heb je nog Vijftact, de federatie van vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap. Deze federatie doet meer dan
vormingsactiviteiten organiseren. Ze ijvert voor inclusie en een betere beeldvorming van personen met een handicap. Vijftact bundelt
en ontwikkelt bovendien kennis over deze thema’s.
Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van
de werksoort verenigingen naar de werksoort instellingen.
De landelijke vormingsinstellingen in kerncijfers (2011)
het aantal vormingsinstellingen:
waarvan gespecialiseerde vormingsinstellingen
waarvan syndicale vormingsinstellingen
waarvan (federaties van) vormingsinstellingen voor personen met een handicap
waarvan een federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap
24
17
3
3
1
het aantal personeelsleden ingezet voor SCVW: 407
omzet (inkomsten en uitgaven): 34,0 miljoen euro
subsidies VOLC (uit decreet SCVW): 10,0 miljoen euro
32 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
De landelijke vormingsinstellingen op een rijtje
CCV,
partner in christelijk vormingswerk
Comé - Competent in engagement
De Kei
(deel van federatie Op-Stap)
Gezin en Handicap
(deel van federatie Vijftact)
Het Grote Plein
(deel van federatie Z11)
Ateliers voor Werknemersvorming
Centrum ZitStil
(deel van federatie Vijftact)
De Brug-Hasselt
(deel van federatie KR8)
Fevlado-Diversus
(deel van federatie Vijftact)
Handicum
(deel van federatie Z11)
Amarant
Centrum voor
Natuur- en Milieueducatie (CVN)
De Brug-Gent
(deel van federatie KR8)
Digistap
(deel van federatie Op-Stap)
Halewynstichting
VOORSTELLING VAN DE SECTOR 33
5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
KR8
Natuurpunt Educatie
Stichting Lodewijk de Raet
Uitstraling Permanente Vorming (UPV)
Vijftact
Impuls
Op-Stap
Sig
(deel van federatie Vijftact)
Timotheus-Intuïtie
VIBEG
(deel van federatie Z11)
Het Vlaamse Kruis
Motief
PRH - Persoonlijkheid en Relaties
Tievo
(deel van federatie KR8)
Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds
Vorming en Actie
VMG
(deel van federatie KR8)
Vlaamse Dienst Autisme
(deel van federatie Vijftact)
34 VOORSTELLING VAN DE SECTOR
5. DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
WIEV
(deel van federatie Op-Stap)
Zorg-Saam
Vormingsinstituut
Rode Kruis Vlaanderen
Z11WiSPER
Vormingscentrum
Opvoeding Kinderopvang (VCOK)
38 PROFIEL VAN DE SECTOR
INHOUD DEEL 2InleidingMethodologieBegrippenlijstAfkortingen
HOOFDSTUK 1: DE WERKING
1.1 bevindingen
1.2 de verenigingen
1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN
1.2.2 TWEE ZIJDEN VAN EEN DUBBELTJE
1.2.3 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE VERENIGINGEN
1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS
1.3 de bewegingen
1.3.1 BEWEGINGEN : “LOCAL ROOTS , GLOBAL REACH ”
1.3.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE BEWEGINGEN
1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen:
1.4.1. LEREN VOOR HET LEVEN
1.5 de Vormingplus-centra
1.5.1 CENTRA IN TRANSITIE
1.5.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE CENTRA
1.5.3 ENKELE INDICATOREN
1.5.4 SPREIDING VAN HET AANBOD
1.5.6 DOELGROEPEN
1.5.7 INNOVATIE
1.5.8 SAMENWERKING
1.5.9 BEKENDMAKING EN COMMUNICATIE
1.6 de landelijke vormingsinstellingen
1.61. VOORSTELLING VAN DE VORMINGSINSTELLINGEN
1.6.2. DE WERKING IN CIJFERS
41
42
46
49
51
52
56
57
60
70
88
99
99
107
117
117
121
121
124
128
131
142
144
145
149
151
151
163
INHOUD
PROFIEL VAN DE SECTOR 39
HOOFDSTUK 2: DE MEDEWERKERS
2.1 bevindingen
2.2 staalkaart van de medewerkers
2.2.1 INLEIDING
2.2.2 OVERZICHTSTABEL
2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’
2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2011
2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING
2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT
2.2.7 LEEFTIJD
2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT
2.2.9 OPLEIDINGNIVEAU
2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS
HOOFDSTUK 3: DE FINANCIËN
3.1 bevindingen
3.2 staalkaart van de financiën
3.2.1 INKOMSTEN
3.2.2 UITGAVEN
3.3 subsidiecijfers VOLC per werksoort per organisatie
3.3.1 VERENIGINGEN
3.3.2 BEWEGINGEN
3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA
3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
177
178
179
179
179
181
185
189
190
190
192
193
195
199
200
201
201
213
216
216
218
219
220
INLEIDING
PROFIEL VAN DE SECTOR 41
INLEIDING
In dit deel tonen we, aan de hand van cijfers en beschrijvingen, het werk van onze sector, wie er werkt en hoe het financiële plaatje in
elkaar zit.
Het profiel van de sector dat we in dit deel schetsen, is het resultaat van cijfermatig en beschrijvend onderzoekswerk. De rol die de
FOV-lidorganisaties bij dit onderzoek gespeeld hebben, is niet te onderschatten: op één organisatie na leverden alle organisaties
gegevens voor het onderzoek. We kunnen daarom gerust stellen dat de gegevens in dit deel representatief zijn. We danken hiervoor
alvast de betrokken organisaties.
We willen benadrukken dat meetresultaten steeds een reductie van de werkelijkheid zijn. Een reductie die zich - zonder de bijhorende
context - soms zelfs leent tot foute interpretaties. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk is meer dan aantallen afdelingen, bestuurs-
leden, campagnes of vormingsuren. De essentie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk ligt niet in de cijfers. Zij maken de sector
enkel aanschouwelijk. Daarom hebben we bij de rapportage over de werking van de organisaties ook oog voor beschrijvende informa-
tie. We publiceren per werksoort een tekst die dieper ingaat op de specificiteit van het werk van de organisaties, we vermelden tal van
praktijkvoorbeelden en laten elke organisatie zichzelf voorstellen.
De gegevens in dit boek zijn het resultaat van een zesde gegevensverzameling bij de organisaties. Gaandeweg bouwen we zo een
tijdreeks op die toelaat evoluties in de sector in kaart te brengen. De cijfers evolueren met mondjesmaat, maar her en der beginnen
we interessante trends te onderscheiden. We doen ze in dit deel uit de doeken.
Het eerste hoofdstuk van dit deel gaat over de werking van de verschillende werksoorten. Omwille van de grote diversiteit tussen de
werksoorten werd hier voor een verschillende aanpak gekozen die het beste bij de eigenheid van elke werksoort past.
Het tweede hoofdstuk is gewijd aan de medewerkers van het sociaal-cultureel volwassenenwerk: personeelsleden, freelancers en
vrijwilligers. We geven een staalkaart met de kerncijfers.
Tenslotte vind je in het derde hoofdstuk een financiële analyse van de sector. We houden er onder meer de inkomsten, uitgaven,
subsidies en personeelskosten tegen het licht.
Bij het opvragen van de gegevens werkten we met een vaste methodologie en begrippenlijst. Je vindt de nodige toelichting hierna.
METHODOLOGIEWe schetsen de methodologie die gehanteerd werd bij het onderzoek dat aan deze publicatie voorafging:
We verzamelden zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve gegevens aan de hand van vragenlijsten die de organisaties zelf invulden.
We verzamelden de meeste gegevens met een online vragenlijst, verbonden aan een databank. De gegevens over de werking van de
Vormingplus-centra verzamelden we met een Excel-formulier. De vragenlijsten voor de analyserende teksten bij de verenigingen en de
bewegingen werden met een Word-formulier rondgezonden. De bevraging vond plaats in de maanden april, mei en juni 2012 en peilde
naar de situatie op 31 december 2011.
In totaal hebben we de kwantitatieve gegevens van 123 organisaties ontvangen. Op één organisatie na (LVZ) leverden alle organisaties
gegevens voor het onderzoek.
Twee kantmeldingen bij de gegevensverzameling:
1. Het resultaat van de gegevensverzameling wordt bepaald door de initiële keuze van de op te vragen gegevens. Over perso-
neel bijvoorbeeld, vroegen we de man/vrouwverhouding op, gediversifieerd naar inhoudelijke en ondersteunende opdrachten.
Een rondvraag naar de man/vrouw-verdeling in leidinggevende posities zou misschien een andere verhouding laten zien. Het
profiel dat we hier van de sector schetsen is dus een resultante van bepaalde keuzes.
2. Ten tweede wordt het resultaat van de gegevensverzameling bepaald door de input van de organisaties. De organisaties
vulden immers zelf de vragenlijsten voor het onderzoek in. Dat kan leiden tot lichte verschillen in interpretatie. Met de inge-
bruikname van een online meetsysteem (zie verder), de ervaring van de organisaties (dit is intussen de zesde bevraging) en
de intensieve begeleiding tijdens de gegevensverzameling is het interpretatieprobleem intussen wel sterk gereduceerd.
VERANTWOORDING CIJFERMATIGE DELEN
De bevraging van de organisaties gebeurt sinds 2009 voor het grootste deel met een online systeem, gekoppeld aan een databank. Dit
maakt de bevraging op een aantal vlakken efficiënter:
- op de ingevoerde gegevens worden meteen enkele automatische controles uitgevoerd (logische juistheid, volledigheid...);
- uitleg over de gevraagde gegevens is steeds binnen ‘muisbereik’. Dit garandeert een meer uniforme input van de organisaties;
- alle gegevens worden automatisch verzameld in een centrale database. Dit vermindert het risico op menselijke fouten bij de
verwerking.
Het online systeem is inmiddels voor het vierde jaar in gebruik en heeft zijn betrouwbaarheid bewezen.
Het onderstaande methodologische pad werd gevolgd bij de verwerking van de gegevens over:
- de medewerkers bij alle werksoorten;
- de kwantitatieve gegevens over de werking van de verenigingen, de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen.
We doorliepen verschillende stappen: selectie en opvraging van de brongegevens, de harmonisatie van de gegevens en bijschattingen.
METHODOLOGIE
42 PROFIEL VAN DE SECTOR
METHODOLOGIE
1. Selectie van de op te vragen gegevens en bevraging
Jaarlijks evalueren we in overleg met de sector onze gegevens. We gaan na wat het draagvlak en de draagkracht (haalbaarheid) is
voor de gegevensregistratie. De relevantie of de meerwaarde van de op te vragen gegevens en de beschikbare middelen om het
onderzoek uit te voeren, zijn de criteria.
Alle kwantitatieve gegevens zijn een momentopname van de situatie op 31 december 2011. We werken dus niet met jaargemiddelden.
2. Harmonisatie en correctie
De harmonisatie houdt in dat we de ingestuurde gegevens controleerden op volledigheid en waarschijnlijkheid. Dit deden we op basis
van onze kennis over de werking van de organisaties (plausibiliteit), door de cijfers te vergelijken met ingestuurde cijfers van de vorige
jaren en de gegevens uit voortgangsrapporten, publicaties en websites. Bij vastgestelde afwijkingen contacteerden we de
organisaties en brachten we, in overleg met de organisatie, waar nodig verbeteringen aan in de brongegevens. Concrete voorbeelden:
- een plotse sterke krimp van het personeelsbestand;
- een stabiel aantal bestuursvrijwilligers ondanks een groei in aantal afdelingen;
- een plotse groei in subsidies uit het decreet, ondanks de besparingen;
- ...
Doorgaans waren de afwijkingen te wijten aan een vergissing, vergetelheid, een foute interpretatie of een retroactieve update van
eerder bezorgde gegevens.
We legden er, in een instructiemail naar de organisaties, de nadruk op dat organisaties elke wijziging in hun data, hoe gering ook,
zouden invoeren. Zo trachten we te vermijden dat er al te veel data van de vorige jaren gerepliceerd worden.
3. Bijschattingen
Enkele organisaties waren niet in de mogelijkheid alle gegevens te verstrekken. Dit was in enkele gevallen te wijten aan een gebrek
aan man- of vrouwkracht of een gebrek aan een voldoende nauwkeurig meetinstrument. In overleg met de organisatie werd dan of-
wel besloten aan de hand van werkingsindicatoren een verantwoorde schatting te maken, ofwel enkele cijfers van 2010 te hernemen
en bij te sturen.
Op deze manier werd een 100% respons bereikt bij alle 123 deelnemende organisaties.
Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.
PROFIEL VAN DE SECTOR 43
VERANTWOORDING BESCHRIJVENDE DELEN
Omwille van de grote diversiteit onder de organisaties en het feit dat een louter kwantitatieve benadering van de werking als te beper-
kend wordt ervaren, kiezen we ervoor meer beschrijvende gegevens op te nemen in dit boek.
- voor elke werksoort schreven we een analyserende tekst die dieper ingaat op de specificiteit van het werk van de organisa-
ties. Bij de bewegingen en de verenigingen is de tekst het resultaat van een bevraging bij de organisaties. Bij de vormingsin-
stellingen (landelijke en Vormingplus-centra) werd de tekst vooral via overleg en feedback gemaakt;
- elke organisatie beschrijft zichzelf en omschrijft één of meerdere toonaangevende projecten uit de werking;
- de verenigingen leveren een zelfbeschrijving in een aantal kernwoorden (die we opnemen in een woordenwolk) en tal van
praktijkvoorbeelden voor de analyserende tekst;
- de Vormingplus-centra leveren tal van praktijkvoorbeelden
De organisaties vulden de vragenlijsten zelf in. Waar nodig werden de gegevens in overleg met de organisaties aangepast of ingekort.
Een blanco voorbeeld van de vragenlijsten kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.
VERANTWOORDING FINANCIËLE GEGEVENS
De erkende en gesubsidieerde organisaties moeten jaarlijks vóór 1 april een financiële afrekening bezorgen aan het Agentschap
Sociaal-Cultureel Werk voor Volwassenen. Net als andere jaren vroeg de overheid het gedetailleerde overzicht van uitgaven en inkom-
sten op met een Excel-tabel. We verzamelden dezelfde tabellen bij de organisaties en analyseerden ze.
We controleerden de tabellen ook op plausibiliteit en vergeleken ze met de tabellen van de vorige jaren. Waar nodig vroegen we
verduidelijkingen of aanpassingen bij de organisaties. Een viertal organisaties bezorgden geen (adequate) afrekening. Voor die organi-
saties namen we de cijfers voor 2010 over.
Een blanco voorbeeld van de Excel-tabel voor de financiële afrekening kan je op eenvoudig verzoek krijgen bij de FOV.
BEREKENING SPREIDINGSINDEX VORMINGPLUS-CENTRA
De bereik-index van de Vormingplus-centra toont de spreiding (en enkel de spreiding) van het aanbod van een Vormingplus-centrum.
Logischerwijze zal een Vormingplus-centrum meer inschrijvingen/deelnames tellen in een stad dan in een landelijke gemeente.
Omdat er in de stad meer mensen zijn. Tien deelnames in een dorp kunnen verwaarloosbaar lijken ten opzichte van pakweg 1.000 in
een stad, maar wanneer je het effect van de bevolkingsdichtheid neutraliseert, kan blijken dat het dorp wél goed bediend wordt. Tien
deelnames op een bevolking van 1.000 is proportioneel immers een zelfde bereik als 1.000 deelnames in een stad van 100.000. Uit
enkel het aantal deelnames per gemeente kan je dus nog niet veel afleiden over de werkelijke spreiding van het aanbod.
Wil je dus weten of een Vormingplus-centrum alle gemeenten even goed bereikt, dan moet je in de berekening rekening houden met
de bevolking. Met een berekening van deelnames per inwoner kom je al dichter in de buurt:
METHODOLOGIE
44 PROFIEL VAN DE SECTOR
10 deelnames op een bevolking van 1.000 (10/1.000 = 0,01) is inderdaad een zelfde bereik als 1.000 deelnames op een bevolking
van 100.0000 (1.000/100.000 = 0,01)
Een extra verfijning: de spreidingsindex wil enkel de spreiding van de deelnames tonen. Niet het aantal deelnames. Absolute aantallen
zie je immers op andere kaarten in het boek. Ook het effect van het absolute aantal deelnames moet dus geneutraliseerd worden. Met
andere woorden: deze index negeert hoeveel of hoe weinig deelnames een Vormingplus-centrum noteert en toont enkel of ze goed
gespreid zijn over de verschillende gemeenten van de regio.
De spreidingsindex is dus relatief en niet absoluut. Daarom worden de deelnames in een gemeente in de formule gerelateerd aan
het totaal aantal deelnames in een regio en wordt de bevolking van een gemeente gerelateerd aan het totaal van de bevolking in een
regio:
deelnames uit gemeente / bevolking gemeente
deelnames uit gemeente bevolking gemeente
spreidingsindex = /
totaal deelnames Vormingplus totaal bevolking regio
Wanneer de graad 1 is, betekent dit dat verhoudingsgewijs evenveel deelnames uit een gemeente komen als er inwoners zijn (een
evenwichtig bereik). Een gemeente die bijvoorbeeld goed is voor 5 % van de inwoners van de regio, levert in dat geval ook 5 % van de
deelnames (5 % / 5 % = 1). Wanneer de graad groter is dan 1, betekent dit dat verhoudingsgewijs meer deelnames uit een gemeente
komen dan er inwoners zijn (rood - een groot bereik). Bij een graad kleiner dan 1 geldt het omgekeerde (blauw - een
klein bereik). Niet enkel de centrumsteden, maar ook sommige landelijke gemeenten vertonen een hoge spreidingsindex. De donker-
gekleurde rode gebieden noteren in verhouding met het aantal inwoners veel deelnames. Hoe egaler lichtrood (= 1) een regio kleurt,
hoe evenwichtiger het bereik gespreid is.
METHODOLOGIE
PROFIEL VAN DE SECTOR 45
46 PROFIEL VAN DE SECTOR
BEGRIPPENLIJSTAfdeling of groep: een duurzame zelforganisatie van vrijwilligers die verantwoordelijkheid opneemt voor de bestuurlijke en inhoude-
lijke werking en hierin professioneel ondersteund wordt door de vereniging.
Bestuurslid: een vrijwilliger die behoort tot het bestuur van een lokale afdeling, kern of groep van een vereniging. Landelijke be-
stuursleden horen hier ook bij.
Bestuursvergadering: een bijeenkomst waarbij de inhoudelijke en/of organisatorische werking van de lokale afdeling, kern of groep
van de vereniging wordt voorbereid en uitgewerkt.
Brussel: Brussel (het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) wordt hier als een afzonderlijke provincie beschouwd.
Deelname (Vormingplus-centra): in het hoofdstuk over de Vormingplus-centra maken we een onderscheid tussen een deelname en
deelnemer. Een deelname is een inschrijving. Het gaat hier dus niet noodzakelijk om unieke deelnemers. Elders in het boek hanteren
we voor de eenvoud steeds de term ‘deelnemer’ om deelnames uit te drukken.
Deelnemer: indien er gewerkt wordt met inschrijvingen bij een activiteit, wordt het ‘aantal inschrijvingen’ verstaan onder ‘deelne-
mers’. Indien er niet gewerkt wordt met inschrijvingen, wordt het getelde of geschatte aantal deelnemers aan de activiteiten bedoeld.
Dienstanciënniteit: het aantal volledige jaren dat een personeelslid op basis van een arbeidscontract bij de organisatie werkt.
Eén voltijds equivalent (= fulltime equivalent): een tewerkstelling van 100% (fulltime), los van het feit of deze wordt uitgevoerd
door één of meerdere fysieke personen. Bijvoorbeeld een persoon werkt 1/5 en een tweede persoon werkt 4/5. Zij vormen samen één
voltijds equivalent.
Freelance medewerker: een persoon die door de organisatie betaald wordt voor prestaties die buiten een arbeidsovereenkomst tus-
sen deze persoon en de organisatie vallen.
We tellen zowel freelancers met een inhoudelijke als een ondersteunende opdracht. ‘Inhoudelijke’ freelancers zijn rechtstreeks
betrokken op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever).
Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, web-
masters, ICT-ers en dergelijke...
Deze persoon wordt - volgens de wet op het vrijwilligerswerk - niet vergoed als vrijwilliger (zie definitie vrijwilliger). Personen die
onder de zogenaamde 25-dagenregeling vallen, worden beschouwd als ‘freelancer’. De rechtsvorm (vzw, vennootschap, eenmans-
zaak) waaronder de freelancers werken, beschouwen we in onze context als niet relevant. Als een persoon wordt ingehuurd voor werk
dat buiten de arbeidsovereenkomst met de organisatie valt, beschouwen we hem/haar als een freelancer. Ook als deze persoon niet
rechtstreeks, maar via zijn/haar organisatie (vzw, vennootschap, eenmanszaak) uitbetaald wordt. Huur je dus 2 personen van dezelfde
vzw in en betaal je hiervoor de vzw, dan staat dat gelijk met het inhuren van 2 freelancers.
Ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk: prestaties geleverd door de medewerkers aan die acties en activiteiten van
de organisatie die kaderen in het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Deze prestaties kunnen zowel educatief, administratief of logis-
tiek van aard zijn.
BEGRIPPENLIJST
PROFIEL VAN DE SECTOR 47
BEGRIPPENLIJST
Inhoudelijke medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak rechtstreeks betrokken is op het inhoudelijke aspect van het
sociaal-cultureel werk. Bijvoorbeeld:
- een educatief medewerker;
- een beleidsmedewerker;
- een afdelingsondersteuner;
- een redacteur;
- de coördinator;
- de directeur;
- een projectbegeleider;
- een lesgever.
Lid: voor deze bevraging beschouwen we als lid: ‘de persoon die bij een vereniging is aangesloten en/of deel uitmaakt van een groep
of afdeling die door de vereniging wordt gefedereerd’. Het lidmaatschap kan zich uiten in het betalen van een lidmaatschapsbijdrage.
Mediaan: de mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of
verzameling bedoeld. Bij een even aantal elementen is er geen midden. Men neemt dan het gemiddelde van de twee om het midden
liggende elementen als mediaan. Voorbeeld 1: van de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40 is 7 het middelste getal. 7 is de mediaan.
Voorbeeld 2: bij de gesorteerde reeks 3, 5, 7, 13, 40, 1.000 is er geen middelste cijfer. De mediaan is het gemiddelde van de twee om
het midden liggende cijfers: 7 en 13. De mediaan is 10.
Niet-formele educatie: we baseren ons op de omschrijving van niet-formele educatie die het decreet voor het sociaal-cultureel
volwassenenwerk hanteert. Art. 2, 7°: “Een geïnstitutionaliseerde vorm van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht
en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democra-
tische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties; de
bovenstaande definitie wordt, wat de te subsidiëren activiteiten betreft, verder in dit decreet per werksoort ingevuld; in relatie tot spe-
cifieke sociaal-culturele activiteiten kan de niet-formele educatie leiden tot het afleveren van leer-, competentie- en functiebewijzen.”
Niet-formele educatie subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet: het decreet hanteert naast de algemene definitie nog
bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie:
- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24);
- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1);
- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3);
- bij de federatie van vormingsdiensten voor mensen met een handicap (art. 36 §1).
Alleen een programma-aanbod dat via een open aanbod en in de autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is voor-
werp van subsidiëring. Sommige activiteiten met kansengroepen en hun omgeving en met multiplicatoren worden wel gelijkgesteld
met niet-formele educatie.
Niet-formele educatie erkend en gesubsidieerd door de overheid: dit is het aandeel gepresteerde uren niet-formele educatie dat
de Vlaamse overheid effectief subsidieert.
Ondersteunende medewerker: een medewerker die volledig of in hoofdzaak faciliterend werkt voor de inhoudelijke medewerkers of
voor de organisatie. Bijvoorbeeld:
- de administratieve medewerkers;
- de financiële medewerkers;
- de boekhouder;
- de onderhoudsmedewerker.
BEGRIPPENLIJST
Personeelslid: medewerker met een arbeidsovereenkomst met de organisatie. Studenten met een studentencontact, stagiairs,
PWA’ers, interimarissen, personen die vallen onder artikel 60 van de OCMW-wet en personen die vallen onder de 25-dagenregeling
worden in deze context niet beschouwd als ‘personeelslid’. Bij vervangingen wordt de titularis ‘geteld’.
Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.
(Publieksgerichte) activiteiten (Vormingplus-centra): deze activiteiten kunnen aangeboden worden in een open of gesloten
aanbod, al dan niet in samenwerking met partners. De activiteiten omvatten zowel eerstelijns- als tweedelijnsactiviteiten (bv. aanbod
voor vrijwilligers of intermediairen).
Langlopende projecten en tentoonstellingen worden geregistreerd als één activiteit. Het aantal uren en het aantal deelnemers wordt
hiervan niet geregistreerd.
Vrijwilliger: iemand die de organisatie onbezoldigd mee doet draaien. We baseren ons op de definitie uit de wet op het vrijwilligers-
werk: vrijwilligers verrichten activiteiten, onbezoldigd, onverplicht, voor anderen of de samenleving, buiten de normale werkcontext en
binnen een organisatie. Ook de bestuursleden bij de verenigingen zijn vrijwilligers.
48 PROFIEL VAN DE SECTOR
AFKORTINGEN
PROFIEL VAN DE SECTOR 49
AFKORTINGENSCVW: sociaal-cultureel volwassenenwerk
VER: verenigingen
BEW: bewegingen
VHS: volkshogescholen
LVI: landelijke vormingsinstellingen
52 PROFIEL VAN DE SECTOR
lokaal nog meer vereniging maken: lokale afdelingen van sociaal-culturele verenigingen zijn – spon-taan of doelbewust - verweven met informele vormen van verenigen. Informalisering, zo blijkt uit de literatuur, is een trend. Een trend waarop de verenigingen inspelen. Sociaal-cultureel afdelingswerk blijkt een goede voedingsbodem voor informele groepen. Het biedt de juiste faciliteiten om deze initiatieven te laten leven. Vaak ontstaan nieuwe informele initiatieven in de schoot of in de marge van afdelingen. Bovendien blijkt het sociaal-cultureel verenigingsverhaal wervend te zijn: informele initiatieven vinden hun weg naar verenigingen. Niet alleen omwille van de ondersteuning die ze er krijgen, maar ook omwille van het grotere verhaal van de vereniging. Het groter geheel biedt meerwaarde. Daarnaast zijn vereni-gingen, vanuit een maatschappelijk engagement of het aanvoelen van een maatschappelijke nood, ook bewust bezig met (informele) groepsvorming. Grote drijfveer daarbij is vooral zonder grenzen veel en nóg meer ‘vereniging maken of zijn’. Er is dus een sterke en diverse wisselwerking tussen allerlei soorten groepen. Het sociaal-cultureel verenigingsleven en de informaliseringstrend is als een dubbeltje dat op twee zijden landt.
184.000 vrijwilligers: vrijwilligers vormen de motor van de verenigingen. Met zo’n 184.000 vrijwilligers neemt deze werksoort het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers in de hele sector voor zijn rekening. Van deze vrijwilligers nemen 130.000 een verantwoordelijkheid op als bestuurder.
een stabiel en gespreid bereik: met 2,4 miljoen leden en 9,4 miljoen deelnemers aan de activiteiten weten de verenigingen zich verzekerd van een stevige achterban. Samen tellen de verenigingen 14.298 afdelingen. Met gemiddeld 44 afdelingen in elke Vlaamse en Brusselse gemeente zijn de sociaal-cultu-rele verenigingen sterk (en stabiel) aanwezig in onze samenleving. De afdelingen van de verenigingen zijn behoorlijk gelijkmatig verspreid over de provincies. We merken een lichte daling in het aantal bestuurs-vrijwilligers. Deze tendens volgt een trend van veranderende (niet verminderende) participatie die ook elders in de maatschappij te zien is.
grote diversiteit: de kracht zit in de diversiteit van de verenigingen. Er zijn grote verenigingen en kleine verenigingen, recent erkende of van oudsher erkende verenigingen, doelgroepverenigingen of vereni-gingen met een breed publiek, ledenverenigingen of federaties… Ook de interne organisatiestructuur verschilt sterk. Deze diversiteit komt tot uiting in de cijfers: we zien een brede spreiding van de werkings-indicatoren (afdelingen, vrijwilligers, leden...).
1.1 bevindingen1. DE WERKING
1.1 BEVINDINGEN
VERENIGINGEN
PROFIEL VAN DE SECTOR 53
campagnebeesten: bewegingen beogen de transitie naar een betere maatschappij. Dit doen ze door onder meer campagnes in te schakelen. Ze zijn experts in hun thema en weten als geen ander hun thema onder de aandacht te brengen van de pers en het brede publiek. Ze vechten tégen geweld, racisme, armoede, de digitale kloof, wantoestanden bij banken... en ijveren vóór vrede, verantwoord consumeren, duurzaamheid, onafhankelijke media, inclusie, ethiek... Vaak vernieuwend in denkbeelden en creatief in oplossingen, nodigen ze de burger uit om na te denken over de eigen samenleving en het heft in handen te nemen.
local roots, global reach: dat bewegingen netwerkers en samenwerkers zijn, wisten we al uit voorgaan-de edities van Boekstaven. Maar nu zien we ook in de feiten dat deze samenwerkingsverbanden ver de grenzen van Vlaanderen, België en zelfs Europa overschrijden.
Gezien de visie en missie van bewegingen is dit ook evident en eigen aan de werksoort. De thema’s waar-rond deze organisaties werken – duurzaamheid, vrede, ethisch omgaan met geld, burgerschap, mensen-rechten, armoede... - zijn niet exclusief Vlaams. Ook in het buitenland bevinden zich vaak noodzakelijke kennis en knowhow.
Geholpen door internet en sociale media staan ze in verbinding met informatie uit de hele wereld. Inter-nationale netwerken met partnerorganisaties helpen hen aan de meest recente informatie en versterken hun slachtkracht op het internationale toneel. Door de aard van de problemen die sommige bewegingen aankaarten, is dit voor veel organisaties een vereiste om efficiënt aan maatschappelijke verandering te werken.
De meerwaarde van internationaal werken, wordt door nagenoeg alle bewegingen benadrukt. De man-kracht en middelen om hier effectief en sterk op in te zetten ontbreken echter vaak. Meer ondersteuning om in te zetten op deze steeds groter wordende internationale dynamiek is een must. Voor de bewegin-gen, maar ook voor Vlaanderen. Via de bewegingen vinden de eigen visie en aanpak van maatschappelijke problemen hun weg naar de rest van de wereld. Met regelmaat van de klok worden hun campagnes bekroond in internationale wedstrijden en vormen Vlaamse grassroots-projecten de motor voor veran-dering buiten onze grenzen. Met de roots in eigen land. Met de blik op de wereld.
1.1 bevindingen1. DE WERKING
BEWEGINGEN
54 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.1 bevindingen1. DE WERKING
aanbod tot aan de deur: de Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrempels door het aanbod tot aan de deur van hun (poten-tiële) deelnemers te brengen. We zien dat er ook een aanzienlijk bereik is buiten de – traditioneel goed bediende - centrumsteden.
relevant aanbod: de Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maatschappelijk relevant en to the point blijft. Minstens de helft van het aanbod van de centra speelt in op actuele maatschappelijke uitdagingen (digitale geletterdheid, interculturaliteit, duurzaamheid, burgerschap…).
kansengroepen bereiken: de Vormingplus-centra richtten in 2011 minstens een 200-tal activiteiten expliciet op maatschappelijk kwetsbare groepen. Om de activiteiten te realiseren, werkten de centra samen met meer dan 200 andere organisaties en 71 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Eén gemeente op vijf werkte dus samen met Vormingplus om een aanbod voor kansengroepen te realiseren. Ook via het regulier aanbod doen de centra inspanningen om een divers publiek te bereiken.
intensieve netwerkers: zoals uit de voorgaande delen blijkt, zijn de Vormingplus-centra intensieve netwerkers en samenwerkers. Het aantal samenwerkingsverbanden blijft groeien, mits evenwel een groeivertraging in 2011 (zie verder over de effecten van de besparingen). De voornaamste partners zijn gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties, bibliotheken en organisaties van/voor minderheden of integratie. Bij deze samenwerkingen nemen de centra – afhankelijk van de behoefte en expertise - verschillende rollen op.
omgaan met besparingen: herstructurering, werkdruk, heroriëntatie. 2011 is het eerste jaar waarin de subsidiedaling van -25 procent voor de Vormingplus-centra werd doorgevoerd, weliswaar voor een kwart getemperd met een eenmalige tegemoetkoming. We merken de gevolgen in onze cijfers. De besparingen manifesteren zich op verschillende wijzen: in de werking, de financiën en de personeelscijfers. We zien in 2011 globaal (nog) geen terugval in het aantal deelnames, activiteiten en samenwerkingen. We zien een groeivertraging in plaats van krimp. Deze heeft vier oorzaken: (1) toen de besparingen aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt; (2) het personeel levert extra inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren; (3) de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden leverden om een aanbod te ontwikkelen; (4) om de besparin-gen op korte termijn te kunnen verteren, wordt soms de ruimte voor experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen beperkt. Maar: zo divers als de centra zijn in hun werking, zo divers gaan ze om met de ingrijpende budgetvermindering. Veel centra melden dat de effecten van de besparingen zich met vertraging doen voelen. Ettelijke stra-tegieën om op korte termijn de werking op peil te houden – aanspreken reserves, verhoging werkdruk, afvloeiing gespreid in de tijd, besparing op innovatie… - zijn niet duurzaam en nopen op termijn tot een herijking/inperking van de werking.
VORMINGPLUS-CENTRA
PROFIEL VAN DE SECTOR 55
1.1 bevindingen1. DE WERKING
leren voor het leven (gezamenlijke kijk met Vormingplus): het Vlaamse leerlandschap is in bewe-ging, vaak onder impuls van Europa. Vooral levenslang leren en EVC-denken zijn de laatste tien jaar in opbouw – vaak genoemd in beleidsdocumenten, wat minder echter met resultaat op het terrein. De uitwerking is bovendien nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld. Vormen van leren die niet in de ‘economische’ visie passen, komen in de verdrukking. Nochtans kan vorming, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een democratische samenleving. De burger van morgen moet daarom levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee evenwaardige en elkaar aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand. Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings- en onderwijslandschap de krachten en inzichten bundelen. Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol verhaal.
24 instellingen, 24 invalshoeken: net als bij de andere werksoorten bestaat er een grote diversiteit onder de landelijke vormingsinstellingen. Hun werking richt zich op natuur en milieu, zorg, doelgroepen, kunst en cultuur of persoonlijke en maatschappelijke ontplooiing.
222.000 deelnemers: in 2011 organiseerden de instellingen 11.406 activiteiten voor ruim 222.000 deel-nemers. We zien voor het tweede jaar op rij een lichte daling (-2,6 %) van het aantal deelnemers ten op-zichte van het jaar voordien. Wellicht speelt hier het effect van de afschaffing van de opleidingscheques (sinds 2010) en de stilaan nijpende besparingen (cumulatief sinds 2009) voor de vormingsinstellingen. De evolutie van het aantal deelnemers vertoont weliswaar geen homogeen beeld. Sommige organisaties trekken meer deelnemers aan, andere minder.
33 % ongesubsidieerde uren: van alle uren niet-formele educatie die de landelijke vormingsinstellingen presteren, is 67 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. De instellingen moeten dus voor 33 % van hun aanbod op zoek naar andere financieringsbronnen. Wanneer we enkel kijken naar het aanbod niet-formele educatie dat volgens de (meer strikte) normen van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komt, blijkt dat hiervan 74 % gesubsidieerd is. 26 % van de uren die voor subsidiëring in aanmerking komen, blijft dus ongesubsidieerd.
aanbod steeds meer afgestemd op de normen van het decreet: de instellingen stemmen hun aanbod steeds meer af op de criteria van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Veruit de meeste uren niet-formele educatie (91 %) vallen binnen de normen van het decreet en zijn dus subsidi-eerbaar.
LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
PROFIEL VAN DE SECTOR 57
1.2 DE VERENIGINGEN
Vlaanderen telt in 2011 561 door de Vlaamse overheid erkende en gesubsidieerde verenigingen.
- 13 van de 56 verenigingen waren tot 2011 zogenaamde migrantenverenigingen. Op 1 juni 2010 besliste de minister om negen van
deze verenigingen te erkennen als sociaal-culturele vereniging. De vier andere verenigingen, FAAB, Feniks, FZO en LAF houden in
2011 het statuut van ‘vereniging van migranten’. Twee van hen dienden inmiddels een nieuwe aanvraag tot erkenning in en zijn
vanaf 2012 erkend.
We maken, omwille van de volwaardige erkenning van deze verenigingen, in onze cijfers niet langer het onderscheid tussen deze
en andere verenigingen.
- We nemen ook voor het eerst cijfers van de drie nieuwkomers bij de verenigingen op. ADR Vlaanderen, De Vlaamse Volkstuin en
Oxfam Wereldwinkels maken sinds 2011 deel uit van de werksoort verenigingen. Zij namen in 2012 voor het eerst deel aan de
gegevensregistratie voor Boekstaven.
- VOSOG kreeg in 2011 een volwaardig statuut als erkende vereniging. Voordien ontving de vereniging een startsubsidie. VOSOG
neemt reeds sinds 2009 deel aan de gegevensregistratie.
- Het Vlaamse Kruis ruilde in 2011 het statuut van vereniging voor dat van vormingsinstelling. De organisatie komt dus niet langer
voor in de gegevens in dit hoofdstuk.
Het deel over de werking van de verenigingen valt uiteen in vier luiken:
- In het eerste luik tonen we visueel de belangrijkste inhoudelijke pijlers en doelgroepen van de verenigingen.
- In het tweede luik ‘Twee zijden van een dubbeltje’ gaan we dieper in op welke wisselwerking er bestaat tussen verenigingen
en lokale informele initiatieven.
- In het derde luik omschrijft elke vereniging zichzelf.
- Het vierde en laatste luik pakt - inmiddels traditiegetrouw - uit met cijfers over de afdelingen, leden, activiteiten, (bestuurs)
vrijwilligers... van de verenigingen.
1.2.1 DE WERKING IN KERNWOORDEN
We vroegen aan elke vereniging de werking te omschrijven in een aantal kernwoorden. Concreet peilden we naar de inhoudelijke
pijlers in de werking en de doelgroep(en) van de vereniging. We hertaalden de ingezonden woorden naar meer uniforme kernwoorden
en brachten ze gewogen in een woordenwolk. (zie blz. 58-59). Zo brengen we in één oogopslag de diversiteit en de klemtonen van de
werking van de verenigingen in beeld. Hoe groter het woord, hoe vaker verenigingen het vermelden in hun zelfbeschrijving.
Vorming, cultuur, ontmoeting en belangenbehartiging zijn de meest genoemde inhoudelijke pijlers, gevolgd door emancipatie, partici-
patie en gelijke kansen.
Ook van de doelgroepen maakten we een woordenwolk (de tweede hierna). Naast logischerwijze volwassenen - die we in de wolk
achterwege hebben gelaten - zijn (etnisch-culturele) minderheden, vrouwen, senioren en jongvolwassenen de meest genoemde
doelgroepen.
1 LVZ neemt niet deel aan de bevraging van Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen.
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
58 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
De 41 meest voorkomende inhoudelijke pijlers
interculturaliteit
pluralisme
gezondheid
internationaalavontuur
democratie
netwerking
vrijzinnig
lokaal-actief
buurt
sociaal
eco
vrijwilligerswerkrecreatie
kritiek
duurzaamheid
lage drempelsdoelgroepgericht
onafhankelijkheid
emancipatie
ontmoetingvorming
cultuur
empowerment
Vlaamsactie
gelijke kansen
sensibilisering
progressief
participatie
gemoedelijk
integratie
diversiteit
gezin
integratie
informatie
zorg
belangenbehartiging
kunst
solidariteit
maatschappij
PROFIEL VAN DE SECTOR 59
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
De 14 meest voorkomende specifieke doelgroepen
vrouwen
senioren
Vlamingen
personen met een beperking
oudersjonge gezinnen
jongvolwassenen
gezinnenmensen die uitsluiting ervaren
leden
zorgbehoevende personen
ondernemers
vijftigplussers
minderheden
60 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
1.2.2 TWEE ZIJDEN VAN EEN DUBBELTJE
De informaliseringstrend en het sociaal-cultureel verenigingsleven
Kleinschalige, vaak zeer lokaal en eerder informeel georganiseerde verbanden lijken steeds belangrijker te worden in onze samenleving. Infor-
malisering, zo blijkt uit de literatuur, is een trend. Hoe verhoudt deze trend zich met de stabiele cijferreeksen van de werksoort verenigingen die
Boekstaven jaar na jaar laat zien? Met andere woorden, is deze informaliseringstendens herkenbaar voor het sociaal-culturele verenigingsleven?
Is er sprake van een scheidingslijn tussen een meer gestructureerd sociaal-cultureel verenigingsleven en een informeel verenigingscircuit of is
hier sprake van een voedingsbodem en wederzijdse bevruchting? Deze tekst zoomt in op de relatie tussen het afdelingswerk van de verenigingen
en informele verbanden1.
Informalisering als trend
Informele groepen zijn kleine groepen mensen die regelmatig samenkomen. De deelnemers streven een bepaald doel na of oefenen een
liefhebberij uit. Ze kenmerken zich onder andere door hun kleinschaligheid, persoonlijke contacten en het ontbreken van een formele organi-
satiestructuur (bijvoorbeeld statuten). Voorbeelden van informele groepen zijn gespreks- en leesclubs, fiets- en kookgroepjes, theatergroepen
of actiecomités. Zij zijn vaak gericht op sociale cohesie (samen dingen doen), maar kunnen zich even goed richten op (lokaal) activisme of op
persoonlijke ontplooiing.
De beschrijving van deze trend gaat vaak samen met beelden van de ‘nieuwe vrijwilliger’ en de ‘shoppende deelnemer’; mensen zijn nog steeds
geëngageerd - maar hun inzet is vluchtiger - en zij zouden een beetje lijden aan bindingsangst voor wat dan vaak ‘het traditionele verenigings-
leven’ wordt genoemd. Een andere trend is dat mensen zich nog steeds verenigen maar dit liever (en steeds vaker) doen buiten de bestaande
verenigingsstructuren om. Deze vorm van verenigingen wordt dan ook weleens als alternatief of tegenhanger van het meer georganiseerde
middenveld naar voor geschoven. De informele groepen worden hierbij naar voor geschoven als “eigentijdse bronnen van sociale cohesie”2.
Uitgaande van deze gedachtegang deed het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau een verkennende studie naar deze informele groepen3.
In de conclusie geven de onderzoekers aan dat heel wat burgers vandaag de vaste organisaties van de civil society als beklemmend of te zakelijk
of te professioneel ervaren en daarom vaker in kleinere kring nieuwe, informele vormen van associatie ontwikkelen. Maar organisatiemijding
blijkt niet het hele antwoord te zijn. De onderzoekers troffen ook informele groepen aan waarvoor deze argumenten niet spelen: “Sterker nog, we
zagen informele groepen die helemaal niet het gevolg zijn van informalisering vanuit formele verbanden, maar eerder omgekeerd: een intentio-
nele groepsvorming vanuit minder vanzelfsprekend geworden informele relaties in de sfeer van familie, buurtgenoten en vriendschap-
pen. [...] Daarnaast hebben we verbanden aangetroffen die wel als gevolg van informalisering gezien kunnen worden, maar niet resulteren in een
informele groep [...]. Er is geen sprake van op eigen initiatief door burgers gevormde of in stand gehouden groepen, maar meer van informele
aanhangsels van gevestigde instituties”. De onderzoekers besluiten: “Kortom, informele groepen zijn niet noodzakelijk het product van
informalisering van de civil society en de informalisering van de civil society resulteert niet slechts in informele groepen.”
De onderzoekers geven aan in de voormelde studie geen oog te hebben gehad voor wat zich in verband hiermee afspeelt in bestaande
organisaties. Daarom leek het de FOV interessant om via de jaarlijkse voortgangsrapporten en een bevraging bij de verenigingen een proeve van
verkenning op te zetten.
1 De lokale werkingen en de daarbij horende afdelingsbegeleiding en vrijwilligersbeleid, zijn en blijven de hoofdbekommernissen in het ‘vereniging-zijn’. Zoals een vereniging het formuleert: “essentieel voor verenigingen is dat mensen niet-professioneel en dus als vrijwilliger samen de vereniging uitbou-wen.” Gezien de enorme diversiteit binnen de werksoort verenigingen zijn de in kaart gebrachte praktijken niet normerend, maar duiden zij een zekere beweging in het verenigingsleven. De wijze waarop verenigingen (al dan niet) met deze trends omgaan, is sterk organisatie-gebonden. De beschreven trends in deze tekst raken dan ook niet aan de werking en de kern van het ‘vereniging-zijn’.
2 van den Berg E., van Houwelingen P. en de Hart J (2011). Informele groepen. Verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, http://www.scp.nl
3 Idem
PROFIEL VAN DE SECTOR 61
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Samen en ‘van ons’
Een eerste vaststelling: informele groepen zijn - aldus de onderzoekers - en anders dan men op het eerste zicht zou vermoeden, duurzaam van
aard. Zij bestaan vaak gedurende decennia en hebben wat op het eerste gezicht contradictorisch lijkt, een lichte formele structuur (afspraken,
werkverdeling, planning...) die hun (voort)bestaan mogelijk moet maken. Eerder dan vrijblijvendheid staat autonomie voorop, korte (overleg)lijnen
en het eigen zeggenschap, stelt het onderzoek.
Vertaald naar het sociaal-culturele jargon is dit zeer herkenbaar: ‘eigenaarschap’, het ‘deelnemen en het deelhebben’. Want laat dat nu net één
van de essentiële elementen zijn van het sociaal-cultureel verenigingswerk: afdelingswerk en –begeleiding vanuit de landelijke vereniging is
en blijft gericht op afdelingen of groepen die autonoom en op basis van vrijwillige inzet werken en zelf hun programma bepalen. Of zoals één
vereniging stelt: “De afdelingswerking is en blijft de verantwoordelijkheid van de lokale groepen.”; “Bestuursleden voelen zich verantwoordelijk
voor hun afdeling, hun vereniging. Ze zijn er eigenaar van en dragen er de grootste zorg voor.” of met de woorden van wie lokaal actief is: “De
mensen van mijn afdeling voelen aan als thuis, ze zijn mijn familie en mijn vrienden, ik ben er altijd welkom en er is warmte. De gezelligheid, de
groepsbinding en het contact zijn belangrijk.”
Korte communicatielijnen, sterke persoonlijke contacten, een autonome werking, vrijwillige inzet... hebben deze groepen alvast gemeen. Het DNA
van het sociaal-cultureel afdelingswerk wijkt alvast in essentie niet af van wat de onderzoekers omschrijven als informele groepen.
... ook in de sociaal-culturele verenigingen
Tweede vaststelling: de informaliseringtrend is herkenbaar in de werksoort verenigingen en verenigingen gaan hier vlot mee om.
In de schoot van of in de marge van lokale afdelingen ontstaan heel wat nieuwe initiatieven en worden heel wat verschillende werkvormen
gebruikt. Dit gebeurt al dan niet in relatie met eerder informele of formele groepen of mensen, spontaan of maar ook soms doelgericht, in een
tijdelijk verband of meer op duurzaamheid gericht.
Landelijke secretariaten ondersteunen wat aan de basis gebeurt, pikken werkvormen op en proberen uit hoe zij als vereniging het lokale sociale
weefsel hechter kunnen maken. Verenigingen gaan ook naast bestaande werkingen en structuren aan de slag. Zij ontdekken nieuwe werkvor-
men, starten nieuwe groepen op, richten zich in hun aanbod op bestaande informele groepen en gaan na hoe zij niet-leden in de werking kunnen
betrekken.
62 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
In de schoot of in de marge van lokale afdelingen
Brede en vaak ook grote afdelingswerkingen – dikwijls met
hónderden leden – bieden een waaier aan werkingsmodellen.
Zij zetten binnen de afdeling in op een gediversifieerde wer-
king, daarin vaak ondersteund door het nationale secretariaat.
Zo zetten zij bijvoorbeeld in de schoot van de bestaande wer-
king, via expliciete aandacht in de programmatie, een jonge-
renwerking op. Dit gebeurt ook voor andere doelgroepen, zoals
bijvoorbeeld weduwen, alleenstaanden, gezinnen (met bijvoor-
beeld activiteiten met de nadruk op buiten spelen).
Daarnaast bestaan binnen afdelingen ook vaak thematische
werkingen. Deze deelwerkingen hebben vaak één of enkele
‘trekkers’. In sommige verenigingen wordt expliciet ruimte ge-
maakt voor deze vrijwilligers met een ‘specifiek engagement’.
Zo krijgen bijvoorbeeld de vrijwilligers verantwoordelijk voor
de tuinwerking uit de verschillende afdelingen, toegang tot het
intranet van de vereniging zodat zij kunnen uitwisselen met de
‘tuinvrijwilligers’ uit andere afdelingen.
Groepen mensen die elkaar thematisch of in een hobby vin-
den - maar dit kan evengoed een gezamenlijke (deel)identiteit,
taalgroep of bekommernis zijn - binnen bestaande werkingen
geven vaak aanleiding tot nieuwe werkingen of zogenaamde
spin-offs: een sportwerking of een fietsgroep, een quizgroep,
theatergroepen, crea-ateliers, actiegroepen, projectgroepen,
spellenclubs... ook praatgroepen allerhande doen het goed.
Dit kunnen groepen (clubs, kernen...) zijn1 met lossere verbanden
waar bijvoorbeeld geen lidmaatschap bestaat, maar waar men
eventueel per deelname betaalt. Vaak blijft er via een vrijwilliger
wel een band met de afdeling en gebeurt de communicatie over
de activiteiten veelal vanuit de lokale afdeling. Op die manier
behoudt deze groep affiniteit met de afdeling (en de landelijke
vereniging). Dit gebeurt bijvoorbeeld door zich op dezelfde doel-
groep als de landelijke vereniging te blijven richten zoals bijvoor-
beeld bij leesclubs voor senioren (“Boekenwurmen”).
Opmerkelijk is dat deze groepen vaak verbredend werken.
Zij richten zich ook spontaan op niet-leden en gaan voor een
sterke lokale inbedding (bijvoorbeeld door het opzetten van
platformen voor en met lokale kunstenaars of kleine collectief-
jes, lokaal organiseren van laagdrempelige tornooien van oude
Fietsaanbod voor iedereen
ATB De Na-tuurvrienden: EcocycloTijdens een leuke
dagtocht koppel je de
mooiste plekjes van een
regio aan ecovriende-
lijke bezienswaardighe-
den en initiatieven rond
duurzame ontwikkeling.
Ecocyclo is sportief,
ontspannend, leerrijk, milieuvriendelijk en eenvoudig! De
routes zijn uitgewerkt volgens het welbekende fietsknoop-
puntennetwerk.
De tochten zijn er voor iedereen, zowel ervaren als minder
ervaren fietsers. Je kan op individuele basis deelnemen, in
groep, met het gezin, met vrienden...
kwb: Kubb-tornooi
Pretentieloze pret met de buurt
Elke woensdag- en vrijdagavond in de zomervakantie verza-
melen Stabroekenaars op het grasveld aan de Rodehoevelaan.
Jong en oud spelen dan het Zweeds Vikingspel ‘Kubb’. Kubb is
een buitenspel waarbij je met stokken houten blokken van de
tegenspelers moet omvergooien.
Het initiatief gaat uit van de plaatselijke afdeling van de kwb.
Over heel het land vinden op initiatief van kwb gekijkaardige
Kubb-spellen en -tornooien plaats.
1 Ontstaan in de schoot of in de marge van bestaande afdelingen, zetten lokale afdelingsbesturen hier op in of laat men dit gewoon lokaal zijn gang gaan. Ook landelijke verenigingen gaan hier, afhankelijk van hun afdelingsbeleid, wisselend mee om.
PROFIEL VAN DE SECTOR 63
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
volksspelen op het dorpsplein (bijvoorbeeld Kubb-spel). Zij wor-
den vaak gedragen door vrijwilligers die ‘als expert, organisator
of netwerker aan de slag willen gaan’. ‘One-issue’-groepen
ontwikkelen, op basis van hun expertise niet zelden een aanbod
dat wordt opgenomen in het aanbod van de lokale afdeling
(soms ook nationaal) of wordt aangeboden aan andere groepen
mensen (vriendengroepen, collega-groepen, families, afdelin-
gen van andere verenigingen...). Dit kan gaan over gidsbeurten
(bv. de haven van Zeebrugge, lokaal erfgoed...), deelname aan
een tornooi of een wedstrijd, lokaal actie voeren (rond armoede,
ecologie, inclusief werken, enzovoort).
Gevoed vanuit de basis
Afdelingen proberen spontaan gedifferentieerde werkingen uit.
Zo organiseert bijvoorbeeld een plaatselijke afdeling kookles
enkel voor mannen, starten drie afdelingen een beurtrol voor
activiteiten voor 55-plussers, nodigt een afdeling àlle vrouwen
in het dorp uit voor een ‘ladies night’.
Afdelingsbegeleiders hebben oog voor wat spontaan gebeurt en
kijken of en hoe nieuwe initiatieven of werkvormen een plaats
kunnen krijgen elders in de werking. Dit gebeurt bijvoorbeeld
door de werking van een volkstuintje, bewerkt door enkele
gedetineerden, op te volgen. Waardevolle en toegankelijke
initiatieven worden, indien mogelijk, gepromoot in andere
regio’s en afdelingen. Voorbeelden hiervan zijn; de ‘digi-oma’s’
waarbij een vrijwilliger andere oma’s in kleine groepjes de
eerste digitale stappen aanleert, de start van ‘Zahirgroepen’;
laagdrempelige praatgroepen over de dingen des levens.
Grassroots op een kweekjeVerenigingen starten lokaal voortdurend nieuwe groepen op.
Hiermee pikken verenigingen in op een maatschappelijke be-
hoefte. Het succes van de eerder genoemde praatgroepen is
hiervan een duidelijk voorbeeld: mensen vinden elkaar in politiek-
filosofische overtuigingen of worden via een praatgroep uit hun
isolement gehaald (bijvoorbeeld senioren). Ook het succes van
groepjes jonge vrouwen uit dezelfde omgeving die dicht bij huis,
leuke en prijslijke dingen willen doen, wijst op een maatschap-
pelijke nood. Op dezelfde manier kan het succes van school- en
gemeenschapstuinen worden geduid.
Verenigingen zijn hier bewust en intentioneel mee bezig. Zo
startten bijvoorbeeld enkele verenigingen samen een ‘bewe-
gingstraject’. Los van (hun) bestaande structuren zoeken zij via
lokaal experiment en methodiekontwikkeling nieuwe doelgroe-
KVG: boccia en curling voor personen met een handicap
Van sportnamiddagen naar volwaardige KVG-afdeling
KVG Meerhout orga-
niseert elke maand in
samenwerking met
partners ontspannende
‘G-sportnamiddagen’.
Je kan er terecht voor
een recreatief partijtje
boccia of curling (twee
soorten van werp-
sporten). De namid-
dagen staan open voor
iedereen en spelen in op een behoefte aan beweging en
sociaal contact bij personen met een handicap. Dankzij het
grote succes en de inzet van vrijwilligers is ondertussen de
sportclub “Boccia KVG Meerhout” ontstaan.
HVV: Zahir-gespreksgroepen
HVV gevoed vanuit de basis
Bij de Zahir-gespreksgroepen komen we in een kleine,
gezellige groep samen om te praten en te leren over
vriendschap, loyaal zijn, geluk, zingeving, kantelmomenten
in het leven... Soms is het kunnen praten over levensvragen
belangrijker dan alles volledig proberen te begrijpen. Defi-
nitieve antwoorden moet je dan ook niet verwachten. Wel
neem je na iedere bijeenkomst ongetwijfeld iets nieuws,
leuks of dieps mee naar huis. De groepen staan open voor
alle geïnteresseerden.
64 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
pen, netwerken... Zo sporen zij bijvoorbeeld via een ‘buurtbox’
groepen mensen in buurten aan om iets te organiseren.
Buurten, steden en kansengroepen (bijvoorbeeld kortgeschool-
den, alleenstaande moeders) krijgen in deze context de volle
aandacht van verenigingen. Zij maken mensen warm om zich
te verenigen en betrokkenheid op elkaar of de leefomgeving te
doen ontstaan. Een voorbeeld hiervan is het ‘Pixelteam’. In dit
project brengt men mensen in een buurt samen rond bijvoor-
beeld sociale fotografie. Via een stappenplan komt de groep tot
een product of toonmoment. Dit kan een expo of een sociale
wandeling zijn. Zo geven zij de wijk (en haar bewoners!) een
gezicht. Deze expo of sociale wandeling wordt opgenomen in
het nationale programma-aanbod. Het zijn de buurtbewoners
(het pixelteam) die dit aanbod lokaal verzorgen.
Springplank naar een groter verhaal
De bovenstaande bewegingen vanuit nieuwe initiatieven, lokale
werkingen of (bovenlokale) projecten, is geen eenrichtings-
verkeer. Bestaande groepen vinden de weg naar het sociaal-
culturele verenigingsleven. Zo sluit bijvoorbeeld een groep
oud-Chiro aan als afdeling, wil een groepje jonge joggers onder
de paraplu van een lokale afdeling verder lopen...
(Lokale) samenwerkingen met bestaande of informele groepen
monden eveneens in aansluiting uit. Zo meldt bijvoorbeeld een
vereniging dat na een project rond geweld op vrouwen, een
sinds ’96 bestaande vzw als lidvereniging aansloot.
Enkele verenigingen in volle groei melden het aantal spontane
aansluitingen niet te kunnen volgen als zij dezelfde kwaliteits-
norm in hun afdelingsondersteuning willen handhaven.
Naast het belang van de ondersteuning vanuit de vereniging
geven deze groepen ook aan dat het “gevoel van deel uit te
maken van een groter geheel verstevigend is voor een groep”;
“het gevoel van ‘eenheid in veelheid’ vanuit een ideologisch
perspectief” of nog “We bieden als vereniging een ruimere focus
aan en zijn toch lokaal verankerd”. Dit sluit aan bij de ambitie van
de verenigingen: “Wij proberen dit wel in een groter verhaal te
kaderen, proberen mensen te laten proeven van andere dingen.”
Latijns-Amerikaanse Federatie: Spaanse Taallessen
Grassroots initiatieven promoten
De Latijns-Amerikaan-
se Federatie bekijkt
interculturaliteit van de
andere kant en vraagt
in een flyer: “Spreek je
al een mondje Spaans,
maar sta je toch met
je mond vol tanden bij een native speaker? Kom dan naar
onze Spaanse conversatieles.” Of hoe etnisch-culturele
federaties taalles geven aan Nederlandstaligen.
VIVA-SVV: Tweedehandsbeurs kinderartikelen
Gezellig, sociaal en ecologisch inspelen op behoeften
VIVA-SVV Deinze organiseert jaarlijks een tweedehands-
beurs voor kinderartikelen. Er heerst altijd een gezellige
drukte van jewelste. Vrijwilligers zijn de hele dag in de weer
om de organisatie in goede banen te leiden. Aanstaande en
jonge ouders, grootouders, onthaalmoeders, leerkrachten,
kinderverzorgsters... ze zijn steevast allen kooplustig van
de partij.
PROFIEL VAN DE SECTOR 65
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
curieus: IMID burgerrevolutie
Ik moest iets doen
Met IMID zet curieus aan tot actie in de stad. Wil je ook
een Brussel waar het aangenaam is om te leven? Wil je je
stadsfrustraties omzetten in positieve actie? IMID – een
samenwerking met onder andere Vormingplus Citizenne -
staat voor “Ik Moest Iets Doen” en helpt je om zelf in actie
te schieten. Met eenvoudige en duidelijke handleidingen
kun je aan de slag: alleen of met familie, buren, vrienden...
Want in straten, stoepen en pleinen kun je heel wat dingen
zelf doen. Artistieke stadsguerilla!
Diverse verenigingen: Soep op de stoep
Samen voor het goede doel
In december trekken tal van verenigingen onder impuls van
Welzijnszorg en Welzijnsschakels de straat op en serveren
ze met zijn allen soep op de stoep. Organisaties, vereni-
gingen, scholen en bedrijven zetten zich zo in om samen
armoede uit te sluiten. De opbrengst van hun soepactie
gaat naar één van de vele armoedeprojecten in Vlaanderen
en Brussel. Bij de laatste editie waren er 1.600 soepacties.
Pink Devils
Spontaan initiatief vindt weg naar vereniging
Wie beweert dat voetbal en homo’s als water en vuur zijn,
zit volledig verkeerd. Dat bewijzen de Pink Devils uit Me-
chelen, de enige homovoetbalploeg van België. De groep
ontstond in 2000 en sloot later aan bij çavaria.
Brusselse verenigingen: Interlitratour
Lokaal nieuwe verbindingen maken
In Brussel organise-
ren de vrijwilligers
van etnisch-culturele
federaties, Vlaamse
cultuurfondsen, literaire
organisaties en cultu-
rele centra samen het
intercultureel literair
evenement Interlitra-
tour. Een intercultureel,
literair parcours - met
een even divers publiek
- doorheen de Brusselse
vijfhoek. Je vindt er Arabische poëzie, Marokkaanse muziek
en Hugo Claus in het Albanees naast elkaar.
66 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Lokaal meer vereniging maken
Derde vaststelling: verenigingen willen lokaal betekenis hebben
en geven. Met andere woorden, zij willen lokaal méér vereniging
maken. Maatschappelijk effect en inzet zonder sectorale be-
grenzingen zijn hierbij sleutelbegrippen.
Impact staat voorop
Verenigingen stimuleren hun afdelingen in netwerking en
samenwerking. Zo zetten zij bijvoorbeeld hun vrijwilligers aan
om leesgroepen voor een breder publiek te starten in de open-
bare bibliotheek. Of zij gaan – met wisselend succes - op zoek
naar informele groepen om samen te werken, bijvoorbeeld met
informele naaigroepjes. Eén vereniging maakt de uitdrukkelijke
keuze om in de Brusselse (bovenlokale) werking altijd samen
te werken met al dan niet elders aangesloten of gefedereerde
verenigingen of groepen.
Hierdoor realiseren sociaal-culturele verenigingen acties die
hen alleen niet zouden lukken maar die belangrijk zijn voor
de achterban en de doelen van de vereniging. Bijvoorbeeld
een aids-preventieproject in de Afrikaanse gemeenschap; een
meerdaags cultuurfestival, een lokale maar groots opgezette
zwerfvuilactie in samenwerking met andere sociaal-culturele
verenigingen, de wijkraad, de school, het gemeentebestuur... De
voorbeelden zijn legio.
Inzet zonder grenzen
(Lokaal) activisme
Deze manier van werken komt sterk tot uiting in (lokaal)
activisme. Via allerlei nationale of lokale samenwerkingen of
formats van binnen en buiten de sociaal-culturele sector, zetten afdelingen hun schouders onder initiatieven als Soep op de stoep,
Fiets ze, Dag zonder krediet, Dag van de aarde, het armoededictee, Ecodurver, Ademloos in Antwerpen, burgerinitiatieven tegen de
Oosterweelverbinding, voor het behoud van het kanalenlandschap in het Brugse ommeland...
En ook hierin tonen afdelingen zich lokaal creatief en actief: oudere vrouwen leren jongeren mutsjes breien, de opbrengst is voor het
goede doel; vrijwilligers dagen (bekende en onbekende) mensen uit om een week te leven met 50 euro; acht vrouwen bellen - met
succes - alle vrouwen in het dorp op die in aanmerking komen voor een mammografie; een afdeling voert actie aan een voor rolstoel-
gebruikers ontoegankelijke zaal bij de première van de film ‘Hasta La Vista’...
In deze acties weten heel wat verenigingen ook niet-leden te betrekken. Verenigingen merken dat (groepen) mensen zich spontaan
organiseren om al dan niet in een tijdelijk verband maatschappelijk activerende acties van een vereniging te ondersteunen. Dit gaat
dan bijvoorbeeld over briefschrijfacties waarover men zich via de website informeerde.
Femma: Brei-guerrilla - kleur je gemeente meer vrouw
Creatief lokaal engagement
Femma wil de Vlaamse steden en gemeenten en Brussel
een tint vrouwelijker maken. Hoe? Met een charmante en
niet te stuiten wildbreiactie. Zo wil onze vereniging ieder-
een warm maken om voor vrouwen te stemmen.
VFG: Beste burgemeester
Impulsen voor engagement
Maak van jouw stad of
gemeente een plaats
waar ook mensen met
een beperking zich
thuis voelen! VFG biedt
mensen die zich enga-
geren in adviesraden,
lokale besturen en andere geïnteresseerden informatie en
tips voor een aangepast gemeentelijk beleid.
PROFIEL VAN DE SECTOR 67
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Solidariteit
Verenigingen zetten hun leden en vrijwilligers aan om zich naast
hun engagement in de vereniging ook op nog andere manie-
ren in te zetten.
Zo promoten zij bijvoorbeeld vrijwilligerswerk in lokale initia-
tieven voor anderstalige kinderen of laaggeletterden, roepen zij
senioren op hun professionele competenties voor een maat-
schappelijk doel in te zetten (bijvoorbeeld ‘OUDstanding’) of zij
zetten een sociaal-culturele werking rond een gemeenschaps-
of schooltuin op.
Hierbij gaat het vaak om solidariteit, een inclusieve samenle-
ving, leefbare buurten en wijken in dorpen en steden. Zo zetten
verenigingen vrijwilligerswerk op in zorgcentra, organiseren zij
een eigen vervoerdienst voor minder mobiele mensen en zetten
zij in samenwerkingen straffe projecten op. Een voorbeeld hier-
van is Belissimo: een project waarbij vrijwilligers op regelmatige
basis een telefonische babbel hebben met hoogbejaarden. Ook
via vorming (bijvoorbeeld over mantelzorg) willen zij mensen aanzetten tot meer gemeenschap. Heel wat verenigingen doen (heel wat)
‘sociale huisbezoeken’; zo registreerde één vereniging het afgelopen jaar meer dan 1.870.000 huisbezoeken.
Vrijblijvende ondersteuning
Verenigingen geven ook een platform en ondersteuning aan niet-georganiseerde groepen mensen die iets willen doen zoals bij-
voorbeeld een benefiet organiseren tegen de honger in Somalië. Maar ook meer georganiseerde groepen kunnen vaak rekenen op hun
vrijblijvende ondersteuning: een feestcomité logistiek ondersteunen, materiaal uitlenen (bijvoorbeeld fietsherstelmateriaal, een naai-
machine...), gebruikersraden ondersteunen bij lokale acties... Of zij stellen het netwerk en de contacten van de landelijke vereniging
open voor groepen mensen die nieuwe paden willen bewandelen. Bijvoorbeeld initiatieven rond nieuwe woonvormen voor mensen met
een geestelijke gezondheidsnood.
Aanbod voor informele groepen
Sociaal-culturele verenigingen kijken verder dan de eigen achterban. Dit blijkt zeer duidelijk uit tal van initiatieven waarbij het lokaal
aanbod ook gericht is op bestaande formele of informele groepen (een groep collega’s, vriendengroepen, een groep hobby-foto-
grafen, een fietsgroepje, families, afdelingen van andere verenigingen uit diverse sectoren...): gegidste wandelingen en alternatieve
fietstochten; een uitleenbare ‘vriendenbox’, een GPS-box; uitlenen van spel- en sportmateriaal; bezoeken aan kijkboerderijen; een
basiscursus fietsherstelling...
Niet-leden laten ‘deelhebben’
Naast een verbreding via het openstellen van het aanbod, zoeken verenigingen naar manieren om (groepen) mensen ook actief te
laten participeren. En ook hier zijn de verschijningsvormen even divers als de verenigingen.
Niet-leden worden (al dan niet tijdelijk) in het verhaal van de vereniging meegenomen via projectwerking. ‘De Toekomstfabriek’
bijvoorbeeld, wil samen met afdelingen, andere organisaties en geëngageerde burgers vanuit de verbeelding de wereld hertekenen.
Neos: OUDstanding
Talent inzetten voor anderen
Met de campagne
Neos OUDstanding
wil Neos ouderen
aanzetten zich actief
te (blijven) inzetten
voor maatschappelijke
uitdagingen. Neos
OUDstanding biedt
ondernemende senio-
ren kansen om hun beroepservaring en -expertise verder
ten dienste te stellen van de samenleving.
Ondernemende senioren nemen een rol op als consultant
in diverse maatschappelijke sectoren of rond samenle-
vingsvraagstukken.
68 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Opvallend zijn ook de initiatieven waar de actieve inbreng van
leden en niet-leden het succes van een project bepalen: men-
sen geven op de site ‘Avontuurlijk speelgroen’ aan waar lokaal
stukjes speelgroen te vinden zijn; in de aanloop van de herden-
king van WO I vraagt een vereniging pacifistisch drukwerk op
bij zoveel mogelijk mensen...
Conclusie
Er is, zo blijkt uit deze verkennende oefening, niet echt een lijn
te trekken tussen het sociaal-cultureel werk en andere vormen
van engagement of zich verenigingen. Eerder blijkt een sterke
verwevenheid met informele groepen waarbij het sociaal-cultu-
reel afdelingswerk een goede voedingsbodem blijkt te zijn voor
dit soort verbanden en/of de juiste faciliteiten aanbiedt om deze
groepen goed te laten functioneren. Bovendien blijkt het soci-
aal-cultureel verenigingsverhaal dikwijls wervend te zijn. Niet
alleen omwille van de ondersteuning maar ook omwille van het
grotere verhaal van de vereniging. Daarnaast zijn verenigingen,
vanuit een maatschappelijk engagement of het aanvoelen van
een maatschappelijke nood, ook bewust bezig met (informele)
groepsvorming. Zonder grenzen veel en nóg meer ‘vereniging
maken of zijn’, is daarbij een grote drijfveer.
Terugkomend op de conclusies van de onderzoekers van het
Sociaal en Cultureel Planbureau, kunnen we besluiten dat
sociaal-culturele verenigingen een rol spelen in “een intentio-
nele groepsvorming vanuit minder vanzelfsprekend geworden
informele relaties in de sfeer van familie, buurtgenoten en
vriendschappen.” Daarnaast troffen we in de schoot van of in
de marge van de (afdelings)werking een waaier van informele
netwerken en verbanden. Hier kunnen we nog een derde
dimensie aan toevoegen. Uit de cijfers van Boekstaven blijkt
dat de werking van de werksoort sociaal-culturele verenigingen
stabiel is. Uit deze verkenning blijkt dat de werksoort vereni-
gingen ook wervend is voor bestaande (informele) groepen. Het
concept en het verhaal van de sociaal-culturele verenigingen
lijkt aan te slaan. Er is een sterke en diverse wisselwerking
tussen allerlei soorten groepen. Kortom; het sociaal-cultureel
verenigingsleven en de informaliseringstrend is als een dub-
beltje dat op twee zijden landt.
Welzijnsschakels/Welzijnszorg: Warme babbel - een homeparty over armoede
Informeel ten top
Een gastvrouw of gastheer nodigt vriend(inn)en uit bij
haar/hem thuis voor koffie, gebak en een geëngageerde
babbel. Welzijnszorg zorgt voor een boeiende spreker uit
één van de armoedeprojecten die Welzijnszorg steunt.
Samen gaan ze het gesprek aan over armoede in onze
samenleving.
Gezinsbond: Treemagotchi voor jonge gezinnen
Iedereen heeft deel
Treemagotchi is een
website waarmee je je
levensstijl kan verduur-
zamen. Jonge gezinnen
– lid of geen lid- kunnen
een profiel aanmaken
en eigenaar worden van
een gepersonaliseerde
boom en kabouter. Telkens je via internet een duurzame
actie uitvoert, gaat je virtuele boom bloeien. Waar vind ik
een tweedehandsbeurs in mijn buurt? Hoe kan ik toffe slab-
betjes maken uit een oude T-shirt?... Samen met duizenden
andere deelnemers heb je een impact op de échte wereld.
PROFIEL VAN DE SECTOR 69
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Liberale Vrouwen: ‘Geef eens een stoemp’
Lokaal gevoed erfgoed
November 2012: als
de bbq’s op stal blij-
ven, de terrasstoelen
nat , de zomerfes-
tivals modderig...
geven de Liberale
Vrouwen het startschot voor hun stoemp-kookwedstrijd
‘Geef eens een stoemp’. De Liberale Vrouwen lanceren een
nationale oproep om massaal stoemprecepten in te sturen,
uit te wisselen, te becommentariëren en aan te vullen, in
het kader van culinair erfgoed.
Amnesty International: 50 groepen voor 50 cases
Lokaal internationaal engagement
Op onze 50ste verjaardag zetten we 50 individuen of
groepen in de spotlight. Niemand van hen kan het verjaar-
dagsfeest van Amnesty International meevieren. Sommigen
zitten in de cel voor het vreedzaam uiten van hun mening,
anderen zitten verstrikt in armoede of hebben hun strijd
voor mensenrechten niet overleefd. 50 Amnesty-groepen
in heel België namen één van onze cases van mensen-
rechtenschendingen ter harte en voerden actie in hun
gemeente. Ze namen een foto van hun groep met een lege
stoel, symbool voor de afwezigheid van ‘hun’ case.
KVLV: Avontuurlijk speelgroen gezocht
Gecrowdsourced speelgroen
KVLV-afdelingen organiseerden in heel Vlaanderen leuke
activiteiten voor meer natuurlijk en avontuurlijk speelgroen
in het kader van de KVLV-campagne ‘Avontuurlijk speel-
groen gezocht’. Waarom? Speelruimte is er misschien wel,
maar echte stukjes natuur waar kinderen zelf hun fantasie
kunnen botvieren, worden steeds schaarser.
70 PROFIEL VAN DE SECTOR
ACLI Vlaanderen (deel van federatie Feniks)
B
ACLI-Vlaanderen vzw maakt deel uit van een grote wereldorganisatie met een lange geschiedenis
in vorming en begeleiding van mensen (oorspronkelijk vooral Italiaanse gastarbeiders) en kleinere
organisaties. Federatie Wereldvrouwen vzw en ACLI-Vlaanderen hebben sinds enkele jaren de
handen in elkaar geslagen. Onder de naam ‘Feniks vzw’ bouwen zij aan een vernieuwende en
verrijkende samenwerking.
K
Misgana, de Ethiopische vereniging, is aangesloten bij Federatie Wereldvrouwen vzw, de Soma-
lische vereniging Samadoon bij ACLI-Vlaanderen vzw. Dankzij de samenwerking is bijvoorbeeld
volgend initiatief doorgegaan. Vertegenwoordigers van beide verenigingen uit Leuven kwamen op
bezoek in Limburg. Na een presentatie over Somalië en Ethiopië stelden beide verenigingen hun
werking en gemeenschap voor. Daarna proefden de honderd deelnemers, waaronder Louis Tob-
back, Ethiopische en Somalische hapjes.
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
1.2.3 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE VERENIGINGEN
A. Vermeylenfonds
B
Het Vermeylenfonds is een vrijzinnig, socialistisch cultuurfonds, een vereniging van gelijkgezinden
met een humanistische kijk op de maatschappij. Wij verwerpen het dogmatische denken en streven
naar een rechtvaardige samenleving, waarin ieder individu zich kan ontplooien. Met onze slogan
‘cultuur kent vele gezichten’ moedigen we de diversiteit aan binnen culturen, opinies en ideeën. Of,
zoals de grote staatsman Cicero het formuleerde: ‘Gedachten zijn vrij’.
K
Zeer veel verschillende activiteiten, die zowel door onze plaatselijke afdelingen als op nationaal niveau
worden gerealiseerd. Een greep: Talking dinner, een culinaire ontmoeting met een niet-Belgische kok;
Lupercalia, een heidens liefdesspektakel in het teken van vuur en passie; Au coeur volant, een voor-
stelling over Ensor en Einstein, kunst en wetenschap, emotie en rede, met het acteerdebuut van Jean
Paul Van Bendegem; Interlitratour, een intercultureel en literair parcours doorheen Brussel; symposia
en lezingen; quiz en spel; muziek en gesprek; ... kortom, een wereld vol.
B zelfbeschrijving van de verenigingK je kent ons van...
PROFIEL VAN DE SECTOR 71
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
ADR-Vlaanderen
B
ADR-Vlaanderen staat voor ‘Actie Dorpen Roemenië-Vlaanderen’. Het is de koepel van 120 Vlaamse
organisaties die werken met een partner in Roemenië. Deze organisaties zijn vooral ontstaan als
reactie op de schrijnende humanitaire toestanden die aan het licht kwamen na de Roemeense
revolutie in 1989. Gemeenten en vrijwilligersorganisaties kwamen in actie om hun ‘adoptiedorp’
te steunen. Onze taak is een kwalitatieve ondersteuning bieden aan de ADR-groepen, zodat hun
werking sterker wordt.
K
We evolueerden van ‘hulpkonvooien’ naar structurele projecten op vlak van gezondheid, uitwisse-
ling tussen Vlaamse en Roemeense jongeren, promoten van toerisme naar Roemenië, uitbouwen
van een vrouwen- en mannenbeweging... We organiseren info- en benefietevents en culturele
initiatieven met Roemeense groepen. Over heel Vlaanderen zijn meer dan 100 groepen actief die
geld zoeken om projecten in hun partnerdorp te financieren: van het vernieuwen van een dak van
een weeshuis tot het organiseren van een sociaal-medisch centrum.
vzw AIF - Multiculturele Federatie van Zelforganisaties
B
AIF is een landelijke socio-culturele vereniging met multiculturele zelforganisaties. Vzw AIF wil van-
uit een democratische geest een weerspiegeling zijn van een ideale open en diverse samenleving
en bijdragen tot het bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie. Wij werken
hieraan door, vanuit een pluralistisch gedachtegoed, onze afdelingen in Vlaanderen te ondersteu-
nen. Dit gebeurt vanuit de vier functies van het sociaal-cultureel werk met als doel de integratie,
emancipatie en het empowerment van etnisch-culturele minderheden te vergroten.
K
Individuen kennen ons meestal via hun vereniging, door onze ondersteuning aan bestuursleden,
onze aanwezigheid op activiteiten, vergaderingen, enzovoort. Professionals kennen ons van onze
aanwezigheid op overlegmomenten, beleidsvertegenwoordiging door onze bestuursvrijwilligers of
medewerkers... Ook organiseren we activiteiten, debatten... die onze missie helpen realiseren.
Amnesty International
B
Amnesty is een wereldwijde, onafhankelijke en onpartijdige organisatie die de naleving van alle
mensenrechten nastreeft door onderzoek en actie. Onze activisten worden gedreven door ver-
ontwaardiging over ernstige mensenrechtenschendingen en door hoop op een wereld waarin alle
mensenrechten werkelijkheid zijn voor alle mensen.K Schrijf-ze-VRIJdag voor jongeren - Eindejaarscampagne
72 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
curieus
Bcurieus is een progressieve vereniging die door een andere bril naar cultuur en de samenleving
kijkt. We organiseren frisse, originele en gedurfde activiteiten die je goesting geven in cultuur.
K
KLIK - De mobiele internetklas; Volta - Nacht van de Arbeid; tentoonstellingsaanbod (GAL, Anne
Frank, Nero); De Jacht op Super 8; Neuzen in... In dit laatste project bekijken afdelingen wat hun
dorp of stad zo bijzonder maakt. Het resultaat van die zoektocht verzamelen we telkens in een mooi
uitgegeven boekje.
çavaria
B
çavaria inspireert, stimuleert en ondersteunt verenigingen en individuen die opkomen voor een
brede kijk op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit. Ze streeft het welzijn na
en komt op voor de rechten van homo’s, lesbiennes, bi’s en transgenders in alle aspecten van het
dagelijkse leven.
K
Pride Week: elk jaar in mei heeft de holebi- en transgenderbeweging aandacht voor zichtbaarheid van
holebi’s en transgenders. In Vlaanderen en Brussel vindt een 40-tal activiteiten plaats, gaande van
een tentoonstelling tot een regenbooghappening of solidariteitsacties. Daarnaast vraagt çavaria om
aandacht voor en maatregelen tegen homo- en transfoob geweld. Niet alleen door regenboogvlaggen
te laten wapperen tijdens de Pride Week of op de International Day Against Homophobia and Transp-
hobia, maar ook door holebi- en transgenderthema’s actief op alle beleidsniveaus op te nemen.
ConTempo
B
ConTempo leert mensen waarvan de partner is overleden om te gaan met hun nieuwe levenssitua-
tie. Zo kunnen ze stilaan verder en komen ze opnieuw tot een volwaardige deelname aan het maat-
schappelijke leven. ConTempo wil ook een vluchtheuvel zijn waarop mensen kunnen terugvallen. Ze
zijn er ten alle tijde welkom, om samen met anderen, zinvol, creatief en opbouwend bezig te zijn.
K
We werken mee aan een actie om het rouwverlof te verlengen. Het overlijden van de partner is
een ingrijpende gebeurtenis. Algauw ervaren mensen echter dat onze samenleving weinig tijd en
ruimte voorziet om te rouwen. Na het overlijden van de partner heeft men immers recht op drie
vrije dagen, op te nemen tussen overlijden en begrafenis. Dat is ruim onvoldoende, zo blijkt uit
een enquête. Daarom ijveren we samen met een aantal partners voor een wetsvoorstel dat het
rouwverlof verlengt.
ATB De Natuurvrienden
B
De Natuurvrienden is dé sociaal-culturele vereniging voor duurzaam toerisme en actieve vrije tijd.
‘Omhels de wereld’: De Natuurvrienden zijn een onderdeel van een internationale organisatie met
meer dan 500.000 leden en 1.000 natuurvriendenhuizen.
K
Ecocyclo, fietstochten langs duurzame plekjes. In Vlaanderen bestaan al zeven gemarkeerde routes
en bijbehorende boekjes.
Het boek ‘20 X op avontuur in de natuur’ (2012) over actief genieten zonder het milieu te schaden.
Als pionier op vlak van zacht toerisme.
PROFIEL VAN DE SECTOR 73
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Davidsfonds
B
Het Davidsfonds brengt kwaliteitsvolle cultuurbeleving voor alle inwoners van Vlaanderen via meer
dan 10.000 kleine en grote evenementen, gedragen door een netwerk van duizenden bestuursle-
den en andere vrijwilligers, beroepskrachten, artiesten, muzikanten, sprekers, reisbegeleiders enz.
Omdat cultuur mensen aanzet om na te denken, een mening te vormen en te toetsen aan die van
anderen.
K
De verkoop van boeken (over kunst, cultuur, geschiedenis, kinder- en jeugdboeken); Nacht van de
Geschiedenis; Toast Literair; Junior Journalist-wedstrijd; leeskringen; cultuurreizen; Zomerzoek-
tocht; Vlaanderen zingt Kerst; Groot Nederlands Dictee (vroeger); Vlaanderen Quizt (vroeger).
FAAB
B
FAAB ondersteunt haar lidverenigingen en ijvert voor een volwaardige participatie van de Afrikaanse
gemeenschap aan de Belgische samenleving door middel van informatie, empowerment, sensibili-
satie, dialoog en samenwerking.
K
FAAB organiseert mee het jaarlijkse Multicultureel Festival ‘Tussen broers – Entre hermanos – Entre
Frères’ in het Jubelpark in Brussel. Het gratis festival nodigt begin september burgers van alle
gemeenschappen in ons land uit om samen te komen in een feestelijke omgeving. Wat is beter dan
muziek, dans, ambachten en heerlijke culinaire hoogstandjes om de vriendschappelijke banden te
smeden!
De Vlaamse Volkstuin - Werk van de Akker
B
De vzw Vlaamse Volkstuin-Werk Van De Akker is een vrijwilligersvereniging die het amateurtuinie-
ren in Vlaanderen organiseert en vormgeeft. De vzw wil duurzaam, aangenaam en milieubewust
tuinieren bevorderen, het tuinieren als zinvolle en gezonde vrijetijdsbesteding centraal stellen en
de aanleg van volkstuinparken stimuleren. Om deze doelen te bereiken organiseert de Vlaamse
Volkstuin talloze voordrachten, demonstraties, tentoonstellingen... en informeert en ondersteunt de
vzw haar leden via een informatieblad en een overzichtelijke website.
KVoorlichtingscampagnes bij gemeentes voor het promoten van de aanleg van een volkstuinpark. We
hebben meer dan 200 lokale afdelingen verspreid over heel Vlaanderen.
Federatie Mondiale Democratische Organisaties (FMDO)
B
FMDO is een overkoepelende federatie voor mondiale verenigingen. We ondersteunen aangesloten
sociaal-culturele verenigingen van etnisch-culturele minderheden zowel inhoudelijk als praktisch.
We bieden kleinere verenigingen kansen om uit te groeien tot zelfstandige, actieve verenigingen.
FMDO bereikt vandaag een divers publiek (naast Marokkaanse, ook Afrikaanse, Nepalese, Indische,
Pakistaanse, Afghaanse en Turkse verenigingen).
KActies zoals Profundo, Gekleurd proeven van cultuur, 2 thuizen 1 gids, Sterke vrouwen!
Activiteiten van onze verenigingen.
74 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS)
B
Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) is een sociaal-culturele koepelorganisatie die door
haar netwerk een meerwaarde biedt aan alle seniorenverenigingen, ongeacht hun achtergrond en
werking. FedOS richt zich naar alle senioren in Vlaanderen en Brussel. Het afdelingsnetwerk is zeer
divers: van bedrijven- tot vrienden- en thematische lidafdelingen. We brengen senioren niet alleen
bij elkaar als ex-collega’s, vrienden of leeftijdsgenoten maar ook op basis van gemeenschappelijke
interesses.
K
FedOS promoot seniorenkunstenaars en organiseert tal van tentoonstellingen onder de slogan
‘FedOS Kunst +50’, waaronder de jaarlijkse kunsttentoonstelling op de Zenith-beurs. We hebben
tevens een samenwerkingsakkoord met Ethias: in alle Vlaamse kantoren hangt er Kunst +50 aan
de muren.
Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF)
B
CDF vzw is een vooruitstrevende, niet-confessionele koepelorganisatie van organisaties van
etnisch-culturele minderheden. CDF biedt een alternatief door mensen met verschillende over-
tuigingen en culturen samen te brengen. Samen leggen ze een positief veranderingsproces af,
zodat ze kunnen groeien tot volwaardige, kritische en bewuste burgers, die zich thuis voelen in de
Vlaamse samenleving in al haar verscheidenheid.
Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL)
B
FZO-VL staat voor integratie, emancipatie en participatie van de migrantengemeenschap in
Vlaanderen. FZO-VL is multicultureel: de leden komen uit bijna alle hoeken van de wereld. Zo zijn
er Afrikaanse, Turkse, Latijns-Amerikaanse, Maghrebijnse, Arabische, Oost-Europese en Vlaamse
zelforganisaties aangesloten bij FZO-VL. Wij kunnen dus in zekere zin ‘global villagers’ genoemd
worden.
K
In september 2012 stelde lidorganisatie Flux de kortfilm ‘Studeren ’s Cool’ voor. Met deze kortfilm
mikt de vereniging enerzijds op laatstejaarsstudenten van het secundair onderwijs en hun ouders
en anderzijds op professionals. Flux vzw is al meer dan 10 jaar actief als Gentse studentenver-
eniging, onderschrijft het belang van onderwijs en wil meertaligheid en diversiteit op scholen
stimuleren.
Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV)
B
FMV ontwikkelt een emancipatorische sociaal-culturele werking door burgers met een migratie-
verleden te informeren, te sensibiliseren en te verenigen. Zo verbeteren ze hun maatschappelijke
positie en verhogen ze hun participatie aan een open, Vlaamse, pluralistische samenleving.
KInterviews in de media, sociaal-politieke acties, culturele activiteiten en via projecten, projecten
zoals het onderwijsproject IQRA en het project opvoedingsondersteuning ‘De Eerste Stappen’.
PROFIEL VAN DE SECTOR 75
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Federatie Wereldvrouwen (deel van federatie Feniks)
B
Federatie Wereldvrouwen vzw is een vereniging van en voor plaatselijke verenigingen van al-
lochtone en autochtone vrouwen. We bieden steun aan diegenen die de kar trekken van zo’n
vereniging. We geven tips, vorming en ondersteuning. Hierdoor staan de verantwoordelijken en de
vrouwenverenigingen sterker in hun schoenen.
K
Federatie Wereldvrouwen vzw zet in op empowerment van haar leden. Om deze leden steeds
sterker in de samenleving te positioneren, heeft Federatie Wereldvrouwen vzw netwerkmomenten
in het leven geroepen. Tijdens deze momenten worden groepen met een gezamenlijk kenmerk
samengebracht om van elkaar te leren. Het initiatief blijkt een enorm succes!
Femma
B
KAV heet nu Femma. Kort en krachtig. Elegant en vrouwelijk. Open voor elke vrouw, dus ook voor
jou. Femma maakt vriendinnen. Femma beweegt vrouwen. Femma verdedigt hun belangen. Solidair
en rechtvaardig. Met actie en zingeving. 72.542 vriendinnen, 807 groepen en elk jaar 13.831
activiteiten. Dat is Femma!
K
Met de actie ‘Goud voor zorg’ komt Femma op voor vrouwen (en mannen) die informele en formele
zorg op zich nemen. Om hen een hart onder de riem te steken, mobiliseerde Femma al haar leden
om te fietsen, zwemmen en wandelen voor 3 concrete actiepunten: een premie voor mantelzorgers;
vijf jaar tijdkrediet voor zorg en 60.000 extra plaatsen in de Vlaamse zorgsector.
De mobilisatie was meer dan succesvol. Femma sportte 14 keer de aarde rond voor zorg.
Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV)
B
Het FVV is een ontmoetingsplaats voor iedereen die zich Vrouw en Vlaams voelt. Religie, seksuele
geaardheid, leeftijd of huidkleur spelen geen rol. Je wisselt van gedachten en deelt ervaringen.
Vrouwenemancipatie? Ja! Fanatiek feminisme? Neen! Het FVV wil vanuit de band met het Vlaamse
verleden, het Vlaanderen in de 21ste eeuw bestuderen.
K
‘Homo Ludens - Homo Universalis, Retrospectieve Dirk De Keyzer’ werd in 2012 ons 5de Gentse
Feesten-project in het mooie kader van het Augustijnenklooster.
De beelden van Dirk De Keyzer getuigen stuk voor stuk van een prachtige fijnzinnige humor. Univer-
sele gegevens zoals geluk, schoonheid, erotiek en harmonie worden op een unieke manier vervat in
zijn beelden. Naar jaarlijkse gewoonte stonden in de brede context heel wat werkwinkels, lezingen,
wandelingen en dergelijke op stapel.
76 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Gezinsbond
B
De Gezinsbond is pluralistisch en democratisch samengesteld en zet zich in voor alle gezinnen in
Vlaanderen en Brussel. We verdedigen de belangen van de gezinnen, los van religieuze, ideologi-
sche of politieke opvattingen en los van de samenstelling van het gezin. Kinderen komen bij ons op
de eerste plaats. We ijveren voor blijvende erkenning en waardering van het gezin als hoeksteen
van onze samenleving.
K
Het Reuzenhuis: dit is een vijfjaarlijkse ervaringsgerichte expo rond veiligheid in en om het huis
waar volwassenen kijken naar de woonomgeving door de ogen van een kind. In dit huis - dat wordt
opgetrokken op vijf Vlaamse locaties - zijn alle voorwerpen drie keer uitvergroot. Het kindperspec-
tief, of binnen de Gezinsbond ook wel de kindnorm genoemd, staat dus centraal!
Met dit project richten we ons in de eerste plaats naar jonge ouders, of andere opvoeders. Maar
ook scholieren en studenten die een opleiding in de kinderverzorging volgen en onthaalmoeders,
behoren zeker tot de doelgroep.
Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV)
B
HVV staat voor Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging. Wij zijn vrijdenkers en steunen het vrij
onderzoek, we geloven niet in dogma’s, vormen onze eigen mening en geloven niet in een God. Wij
vinden een goed evenwicht tussen zelfbeschikking, vrijheid en gelijkheid belangrijk. En solidariteit
tussen mensen maar ook tussen mens en milieu. Wij zijn voor recht op abortus en euthanasie,
we geloven in de evolutietheorie van Darwin, de gelijkheid tussen man en vrouw en de scheiding
tussen kerk en staat.
K
HVV zet het positieve atheïsme, de scheiding tussen kerk en staat (o.a. kerkuittreding en kerkfinan-
ciering) en de zelfbeschikking (euthanasie, abortus) op de maatschappelijke en politieke kaart. Via
onze afdelingen bieden wij aan onze leden en ook aan anderen een waaier van sociaal-culturele
activiteiten aan. Via ons magazine Het Vrije Woord diepen we maatschappelijk relevante thema’s uit
zodat elke lezer er iets aan heeft.
Internationaal Comité (IC)
B
Internationaal Comité is een landelijke, multiculturele federatie van allochtone zelforganisaties. De
federatie ondersteunt en begeleidt aangesloten sociaal-culturele verenigingen in hun dagelijkse
werking. Daarnaast behartigt ze de belangen van de diverse allochtone gemeenschappen.
K
Onze ruim 250 actieve verenigingen en onze honderden geëngageerde vrijwilligers in lokale en
provinciale adviesraden, onze onderwijsprojecten die ouders ondersteunen en van onze projectme-
dewerkers die mensen aan (degelijk) werk helpen, ons streven om politiek, cultuur, woonmarkt en
jobs toegankelijker te maken voor etnisch-culturele minderheden, onze strijd tegen het verbod op
religieuze symbolen, van onze bijna honderd samenwerkingsinitiatieven, van onze zoektocht naar
verankering en versterking van etnisch –culturele minderheden in onze samenleving.
PROFIEL VAN DE SECTOR 77
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
KVG-Vorming
B
KVG-Vorming is een vereniging voor alle personen met een handicap en hun omgeving, die
gedragen wordt door vrijwilligers en beroepskrachten met en zonder handicap. Samen met alle
afdelingen bouwt ze aan een toegankelijke samenleving waarbinnen personen met een handicap
een plaats hebben en inclusie een feit is. Onze baseline is: ‘Open kijk op handicap’.
K
Jaarlijks organiseert KVG-Vorming een prikdag. Dit is een gezamenlijke actie met de plaatselijke
afdelingen waarbij we de maatschappij willen prikkelen met betrekking tot het thema handicap. In
2011 draaide de actie rond voorbehouden parkeerplaatsen voor personen met een handicap. De
slogan was: ‘Laat je niet verleiden’.
KVLV - Vrouwen met vaart
B
KVLV verenigt vrouwen op het platteland. Zo’n 104.000 leden maken van KVLV de grootste
vrouwenorganisatie in Vlaanderen. Ongeveer 9.000 van hen zijn actieve boerinnen en tuiniersters.
Duizenden bestuursvrijwilligers organiseren in bijna 1.000 plaatselijke groepen jaarlijks meer dan
50.000 activiteiten! KVLV brengt vrouwen samen om zich te ontspannen, de plaatselijke samenle-
ving mee vorm te geven, samen te sporten, te koken, creatief te zijn en van cultuur te genieten.
K
Wie kent er niet ‘Ons Kookboek’, dat in zowat alle Vlaamse keukens op de plank staat?! In bijna ieder
dorp maakt KVLV inherent deel uit van het plaatselijke sociaal-culturele leven. KVLV kan verrassend uit
de hoek komen, met acties als ‘Hang het uit’ (omtrent energiebesparing) of ‘Avontuurlijk speelgroen
gezocht’. Boerinnen en tuiniersters krijgen specifieke aandacht in de Agrawerking. Zij werken intensief
omtrent de positie en het sociaal statuut van de meewerkende partner op het bedrijf.
KWB
B
‘kwb eensgezind - een bruisende buurt begint hier’: niet enkel in onze standpunten maken we
dat duidelijk. Eén- of tweeoudergezinnen, alleenstaanden, jonge kinderen en jongvolwassenen,
iedereen is welkom!
K
kwb is vooral gekend om haar 13.000 sociaal-culturele activiteiten ter plaatse. We zijn ook gekend
om onze goedkope rijbewijsopleidingen, nu geëvolueerd naar opleidingen voor de vrije begeleiders.
Of we zijn gekend voor de talloze recreatieve sportactiviteiten. En we worden stellig (h)erkend als
er plaatselijk een inhoudelijk maatschappelijk debat wordt georganiseerd: armoede, duurzaamheid,
gezondheidszorg, tewerkstelling zijn maar enkele thema’s. Zo organiseren we bijvoorbeeld het Groot
Armoededictee.
78 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Landelijke Gilden
B
Landelijke Gilden is een vereniging voor iedereen met een hart voor het platteland. We hebben
afdelingen in heel wat dorpen. Vrijwilligers organiseren ontspannende en interessante activiteiten
voor leden, dorpsbewoners en hun gezin. We werken vanuit een open christelijke visie op mens en
maatschappij. Onze 70.000 leden hechten veel belang aan de leefbaarheid van het platteland en de
land- en tuinbouw.
K
Landelijke Gilden laat jong en oud proeven van het Vlaamse platteland. Vaak kan je ons op het
dorpsplein of het erf van een boerderij vinden. Dit zijn goede vertrekpunten voor een verkenning
van het platteland. Tot de bekendste activiteiten behoren onze regionale fietstochten, Dag van de
Landbouw, Open Tuinen en de Schooltuin. Reken daar nog tal van lichtjestochten, smultochten,
hoevefeesten, oogstfeesten... bij, en je krijgt een goed beeld van wat onze afdelingen allemaal voor
elkaar krijgen.
Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF)
B
De Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) bevordert de inclusie van de Latijns-Amerikaanse gemeen-
schap in Vlaanderen. Samen participeren we aan de Vlaamse gemeenschap, met al haar rechten
en plichten. We verrijken de diversiteit in Vlaanderen met de waarden van de Latijns-Amerikaanse
cultuur en haar oorspronkelijke volkeren.
K
De vereniging van Boliviaanse migranten Sartañani organiseerde begin 2012 een carnavalstoet in
Brussel naar analogie van het populaire Boliviaanse werelderfgoed ‘Carnaval de Oruro’. Manneken
Pis werd in een traditioneel kostuum gekleed. Deze activiteit zorgde voor culturele uitwisseling en
ontmoeting tussen de Belgische en Latijn-Amerikaanse gemeenschap.
Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV)
B
LBV is een landelijke sociaal-culturele vereniging van en voor 50-plussers en met aandacht voor
kansengroepen. We werken vanuit een humaan-liberale visie op mens en samenleving. Daarbij
staan basisdemocratie, keuzevrijheid, vrije en kritische meningsuiting centraal. Vrijwilligers en
beroepskrachten zetten zich in om leden te verenigen rond cultuur, vorming en ontmoeting.
K
Met het jaarthema ‘Ik maak de klik’ wil de LBV haar leden betrekken bij actuele maatschappe-
lijke trends, die tevens een link hebben met de persoonlijke levenssfeer. Het thema speelt in op
behoeften én benut de mogelijkheden van onze leden. We willen leden aanzetten zelfbewuste,
actieve en zelfstandige burgers te zijn. Dit door samen ‘de klik’ te maken. Het jaarthema bundelt
initiatieven over de thema’s vergrijzing, digitale vaardigheden, gezondheid, beleidsinspraak en
diversiteit.
PROFIEL VAN DE SECTOR 79
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Liberale Vrouwen
B
Als vrouwenvereniging ijvert Liberale Vrouwen voor de emancipatie van de vrouw, vanuit een libe-
raal perspectief, als persoon en als groep, door samenwerking en concrete sociaal-culturele actie.
Daarbij verdedigen we een humanistisch-liberale maatschappijvisie: een samenleving gefundeerd
op vrijheid en gelijkheid voor iedereen.
K
De tentoonstelling ‘Help U Zelve’ over sociaal liberalisme dat aan de oorsprong van onze vereniging
ligt, verder ook ‘Interculturele vrouwenplatformen’, ‘Vrouwen in kleur’ en de film ‘My big fat Belgian
wedding’, portretten van oudere vrouwen ‘Lady Blue’, sociale acties voor alleenstaande en arme
vrouwen ‘De Blauwe Wiegjes’; De jaarlijkse Week van de Vrije Smaak die alle afdelingen onderling
verbindt; Activiteiten rond ethische thema’s (Genetische Testen, Het Maakbare Brein) die in een
steeds meer complexe samenleving een vrouwelijke invalshoek vragen.
Linx+
B
Linx+ is de ABVV-partner in vrije tijd. We zijn een vereniging die voornamelijk ABVV-leden in hun
vrije tijd bereikt met een waaier aan activiteiten. Linx+ onderscheidt zich hierbij van andere vereni-
gingen omdat we ruim aandacht besteden aan vakbondsthema’s. Deze worden op een aangename
en toegankelijke manier gebracht.
K
Linx+ is dé cultuurorganisatie bij uitstek om bij aan te kloppen voor een uniek aanbod van culturele
activiteiten. Of u nu geïnteresseerd bent in een citytrip naar Berlijn waar de rode geschiedenis
wordt ontdekt of in kortingen op activiteiten en evenementen die nét dat beetje extra bieden, of
juist warm loopt voor expo’s en boeken, Linx+ heeft het allemaal in huis.
markant - netwerk van ondernemende vrouwen
B
Markant is een netwerk van ondernemende vrouwen die in alle openheid ontmoeting, persoonlijke
ontplooiing en zorg voor de samenleving nastreven. Het netwerk is georganiseerd in drie subnet-
werken: het vrijetijdsnetwerk markant, dat de persoonlijke ontplooiing in de privésfeer nastreeft,
en de twee professionele netwerken mabizz (ondernemersnetwerk voor vrouwen) en artemis (car-
rièrenetwerk). Het netwerk markant is actief in lokale kernen en bovenlokaal in interesse-, doel- en
leeftijdsgroepen.
K
Het initiatief ‘Vliegende ondernemers’ en daaraan gekoppeld ‘Vliegende onthaalouders’.
De uitreiking van de jaarlijkse prijs voor de vrouwelijke zelfstandige ondernemer van het jaar: de
Womed Award.
Het netwerk met 3 subnetwerken, die inspelen op de behoefte van de leden: vrijetijdsnetwerk
(markant), carrièrenetwerk (artemis), ondernemersnetwerk voor vrouwen (mabizz).
80 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Neos, netwerk van ondernemende senioren
B
Neos is een sociaal-culturele vereniging die senioren samenbrengt om de vrijgekomen tijd op een
maatschappelijk zinvolle manier in te vullen. Neos ondersteunt de persoonlijke en maatschappelijke
emancipatie, opdat ouderen op een zelfstandige manier een (vol)waardige plaats innemen in de
samenleving.
Gemeenschapsvorming, kunst- en cultuurparticipatie, vorming en informatie zijn centrale begrippen
om dit actief en democratisch burgerschap verder te ontwikkelen.
K
De campagne ‘Ondernemende senioren maken het verschil’. Heel wat net gepensioneerden kijken
ernaar uit hun vrijgekomen tijd zinvol te besteden. Neos helpt hen daarbij op weg door mensen en
organisaties samen te brengen, interessante initiatieven in de kijker te zetten en een platform aan
te bieden voor de rekrutering van vrijwilligers. Op die manier zorgt Neos ervoor dat de ervaring
en expertise van ondernemende senioren voor een brede waaier aan maatschappelijk relevante
projecten kan ingezet worden.
Masereelfonds
B
Het Masereelfonds is een onafhankelijke en linkse organisatie die kritisch en alert het maatschap-
pelijke en culturele leven volgt en bevraagt. Het verzamelt en biedt een forum aan een bont gezel-
schap progressieve mensen.
K
7 miljard, een tournee over de demografische uitdaging; Nieuw Vlaams Talent, een databank vol
talentvolle leden van de zogenaamde etnisch-culturele gemeenschappen; ‘De economie van geluk’
– een tournee over een mens- en natuurvriendelijker economisch model.
Okra, Trefpunt 55+
B
OKRA vzw is een dynamische sociaal-culturele vereniging van, voor en door 55-plussers. OKRA telt
1.159 trefpunten en is de grootste en invloedrijkste ouderenvereniging in Vlaanderen. De trefpunten
bieden een divers sociaal-cultureel aanbod rond sociaal contact, vorming, cultuur, informatie, rei-
zen, sport, zorg en zingeving. Daarnaast behartigt OKRA de belangen van de ouderen en realiseert
de emancipatie en beleidsparticipatie van een groeiende groep in de samenleving.
K
OKRA realiseert het centraal thema ‘55-plussers en mobiliteit’. In dat verband werden er onder meer 150
verkeersopfriscursussen ingericht waarbij 10.000 senioren een diploma haalden.
Op 13 september 2011 kwam OKRA in het nieuws met een ludieke en luidruchtige actie te Brussel waar
OKRA-leden op oude kookpotten sloegen om de minister van pensioenen te overtuigen de wettelijke
pensioenen welvaartsvast te maken.
PROFIEL VAN DE SECTOR 81
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Oxfam-Wereldwinkels vzw
B
Oxfam-Wereldwinkels vzw is een democratische vrijwilligersbeweging die opkomt voor ieders
recht op een menswaardig leven. Via campagnes, acties en educatief materiaal sensibiliseert ze
het publiek rond onrechtvaardige wereldhandel. Ze lobbyt bij overheden en bedrijven om iets aan
die onrechtvaardigheid te doen en met de verkoop van producten van eerlijke handel in haar 232
wereldwinkels biedt ze consumenten een concreet alternatief.
K
Campagne ‘kindslavernij lust ik niet’. Sinds april 2010 voert Oxfam-Wereldwinkels actie tegen
kindslavernij in de cacaoteelt in West-Afrika. Zo was er onze petitie waarin we 58.771 handtekeningen
verzamelden, gekoppeld aan informatie, vormingen en proeverijen over chocolade en haar herkomst. De
petitie was de aanleiding voor een hoorzitting in het Vlaams Parlement. De thematiek kwam ook op de
Europese politieke agenda en er werd een resolutie goedgekeurd die kinderarbeid zwaar veroordeelt.
Pasar
B
Pasar is de sociaal-culturele vereniging voor ‘recreatie dichtbij’ die steunt op de drie pijlers: cultuur,
natuur en avontuur. Via dit aanbod moedigen we zoveel mogelijk mensen aan om de vrije tijd die
ze spenderen aan recreatie, toerisme en vakantie op een waardevolle manier in te vullen. En dit in
het bijzonder aan recreatiemogelijkheden dichtbij. Waardevolle recreatie onderscheidt zich door van
iedere activiteit een sociale en duurzame activiteit te maken, die de gezondheid bevordert, welzijn
creëert en geregeld emancipatorisch werkt en tot actie leidt.
KRecreatie Dichtbij, boomplant-actie, wandelen en fietsen, kamperen, sociaal toerisme, Pasar
magazine.
Platform van Afrikaanse Gemeenschappen
B
Wij zijn er om de belangen te behartigen van de Afrikaanse gemeenschap; de ontwikkeling van het
Afrikaanse verenigingsleven te stimuleren; contact te faciliteren tussen het Afrikaanse verenigings-
leven en hun omgeving; ervoor te zorgen dat de Afrikaanse gemeenschap een volwaardige plaats
krijgt in de maatschappij.
K
De witte mars naar aanleiding van de racistische moorden in Antwerpen. Op ons initiatief werd een
grootschalige betoging opgezet met de andere etnisch-culturele federaties in Antwerpen; Congo in
Vlaanderen, een groot festival georganiseerd om vrede in Congo te promoten; Cinemaf, het eerste
Afrikaans filmfestival in Antwerpen. We vertoonden 35 films en organiseerden een 10-tal debatten over
Noord-Zuid of sociale thema’s.
82 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Rodenbachfonds
B
Het Rodenbachfonds bouwt als Vlaams en sociaal cultuurfonds vanuit een kritisch zelfbewustzijn
mee aan een verdraagzaam en vrij Vlaanderen. Het streeft samen met andere volkeren en regio’s
in Europa naar sociale rechtvaardigheid en naar meer autonomie. De vereniging schept kansen op
sociale en culturele ontplooiing en vergroot de actieve participatie eraan. Het Rodenbachfonds is
samen met zijn vrijwilligers en deelnemers actief in de Vlaamse beweging en geeft uiting aan het
Vlaams-nationalisme.
K
De ‘Ondeugend Lekkere Installatie’ wekt alle zintuigen tot leven! De installatie is gebaseerd op het
boek ‘Ondeugend lekker!’ Het Rodenbachfonds vroeg enkele creatieve Vlamingen naar hun ‘ondeu-
gend culinair verhaal’. Een persoonlijk voorval waarbij ze voedsel of drank gebruikt (of misbruikt)
hadden voor iets anders dan gewoon maar om de maag te vullen. De ruik- en voelkasten, inclusief
de kortfilm, worden gratis uitgeleend aan aangesloten afdelingen, cultuurcentra en de bibliotheken.
S-Plus
B
S-Plus is een wervelende en dynamische ouderenvereniging die ernaar streeft om vooruit te gaan,
vooruit te denken en nieuwe generaties senioren aan te spreken. Hierbij vergeten we onze roots niet.
S-Plus is een socialistische organisatie met solidariteit als drijfveer. De rijke levenservaring van haar
leden is de bouwsteen van de vereniging. Senioren samen in de weer, voor zichzelf en voor elkaar,
daar gaan we voor.
K
Met het Jukeboxproject brengt S-Plus muziek in de rusthuizen. De bewoners stellen een top 20
samen die tijdens een namiddag wordt afgespeeld. Iedereen krijgt een liedjesboek met de teksten
van de liedjes uit de top 20 en er kan gezongen en gedanst worden. Het project was zo een groot
succes dat het in 2012 wordt verdergezet.
Similes
B
Similes, familievereniging geestelijke gezondheid.
‘Van onmacht naar kracht’. Similes bouwt mee aan een nieuwe visie op geestelijke gezondheidszorg
en samenleving. We ijveren voor meer inspraak en participatie in het beleid, met het oog op een
betere kwaliteit van samenleven.
K
Similes organiseert ‘Op krachten komen’, een landelijke ontmoetingsdag voor partners en ex-part-
ners van personen met psychische problemen. Deze bijeenkomst nodigt (ex)partners en koppels uit
om krachtbronnen te ontdekken, tijd te maken en mentale rust te zoeken.
PROFIEL VAN DE SECTOR 83
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Turkse Unie van België
B
De Turkse Unie van België wil de maatschappelijke weerbaarheid van de Turkse verenigingen en
hun leden vergroten. Met het oog op de bevordering van de integratie in België wil de organisatie
mogelijkheden creëren zodat haar achterban gelijke kansen kan verwerven en kan participeren aan
de verschillende geledingen van de maatschappij. We willen de activiteitsgraad van de achterban
verhogen en de zelfstandigheid van de lidverenigingen versterken.
K
De Turkse Unie drukt al jaren haar stempel met grote activiteiten over heel Vlaanderen, zoals
het Jongerenfestival, 8 Maart Wereldvrouwendag, de uitreiking van de Integratieprijs, de Turkse
Week, de Literatuurdag, het Sport- en Cultuurfestival... In Limburg zijn we een partner van de
VDAB om ‘etnisch-culturele werkzoekenden’ te activeren en aan het werk te helpen. We zijn lid en
medeoprichter van het Minderhedenforum. Als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van onze
achterban zetelen we in heel wat overlegorganen op alle niveaus in Vlaanderen.
Unie van Turkse Verenigingen (UTV)
B
De Unie van Turkse Verenigingen levert een actieve bijdrage aan de opbouw van een harmonieuze
samenleving. De werking steunt op emancipatie, participatie en integratie van de Turkse gemeen-
schap in de Belgische maatschappij. De Unie richt zich op de verdediging van mensenrechten en
neemt het op tegen racisme en discriminatie.
K
De Unie van Turkse Verenigingen organiseert jaarlijks het ‘Internationale kinderfeest’ in april.
Eenmaal in het jaar worden de kinderen in de watten gelegd.
Jaarlijks organiseert het UTV ook de ‘Beraber-prijsuitreiking’ in samenwerking met het Willems-
fonds. De bedoeling is om allochtone jongeren te motiveren voor hoger onderwijs.
Culturk is een jaarlijks tweedaags cultuurfestival, bedoeld om de Turkse cultuur beter bekend te
maken.
UNIZO-Vorming
B
De vereniging heeft lokale werkingen in 270 gemeenten en steunt op de inzet van 2.800 zelf-
standige ondernemers die zich engageren voor een bestuurstaak. UNIZO-VORMING heeft tot doel
zelfstandige ondernemers te verenigen om te ijveren voor een levendige lokale economie in een
kwaliteitsvolle, leefbare gemeente, om hen vormingsmogelijkheden te bieden en ontmoetingskan-
sen en maatschappelijke participatie te bevorderen. Ons sociaal-cultureel vormingswerk gaat voor-
namelijk uit van de beroepsbeleving, de ondernemingscultuur en de maatschappelijk-economische
situatie van onze leden.
K
Acties voor duurzame mobiliteit en leefbaarheid van de gemeentekernen.
Beleidsbeïnvloeding op gemeentelijk niveau inzake lokaal economiebeleid en uitstraling van de
gemeenten. Acties zoals Met Belgerinkel naar de Winkel, de Dag van de klant, Solidariteitscampag-
nes met het Zuiden in samenwerking met TRIAS-ngo.
84 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Verbond VOS, Vlaamse Vredesvereniging
B
VOS wil in Vlaanderen bijdragen aan de bewustwording rond ontwikkelingen die zowel de ‘grote’
als de ‘kleine’ vrede bedreigen. VOS zoekt vernieuwende manieren om de vredescultuur in een snel
veranderende Vlaamse samenleving te versterken. Om zijn doelen te bereiken werkt VOS informa-
tief, sensibiliserend en mobiliserend via verschillende kanalen.
K
VOS kent enkele interessante projecten zoals de Vredesfietseling (een driedaagse fietstocht door
Vlaanderen), de Vredespoëzie-prijs voor jongeren en de IJzerbedevaart in Diksmuide (VOS is een
van de steunpilaren van deze organisatie).
Vereniging voor Ecologisch Leven en Tuinieren (Velt)
B
Onze baseline is ‘Word eco-actief’. Velt zet mensen aan tot een ecologische levensstijl in hun
keuken en tuin, door middel van campagnes, publicaties, workshops en... door het voorbeeld van
de ruim 14.000 leden, echte eco-doeners. Als thematische vereniging met focus op ecologisch
consumeren, is Velt niet enkel actief in de sociaal-culturele sector, maar ook betrokken bij de
milieubeweging en de biologische landbouw- en voedingssector.
K
Velt is bekend van de Ecotuindagen in het eerste weekend van juni, en van de Ecodurvercampagne.
Daarvoor poseerden zes Velt-leden met hun favoriete attributen: zelfgebakken brood, groenten in
potten, enz.
In de media komt Velt geregeld aan bod als het gaat over seizoensgroenten en -fruit, het verminde-
ren van voedselverspilling, het terugdringen van pesticidengebruik en het plezier en de knepen van
het ecologisch tuinieren en koken. In 2010 kreeg Velt de Prijs voor het Vrijwilligerswerk.
Vereniging Personen met een Handicap (VFG)
B
VFG is een vrijwilligersorganisatie en is een partner van de Socialistische Mutualiteiten. Iedereen
kan lid worden ongeacht de ideologische overtuiging. Wij streven naar volwaardig burgerschap voor
personen met een beperking. We bieden informatie en vorming aan, belangenbehartiging, vrijetijds-
activiteiten, reizen, een ruim aanbod aan toegankelijke activiteiten op maat van onze doelgroep. De
organisatie wordt gedragen door vrijwilligers en plaatselijke afdelingen.
K
Met de website www.besteburgemeester.be wil VFG leden van adviesraden, lokale besturen en
geïnteresseerden informeren over een inclusief gemeentelijk beleid voor mensen met een beper-
king, en hen ondersteunen in het streven naar volwaardig burgerschap. De informatie en tips op
deze website helpen om van elke stad of gemeente een plaats te maken waar ook mensen met een
beperking zich thuis voelen.
PROFIEL VAN DE SECTOR 85
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM)
B
VOEM creëert een helder en genuanceerd beeld van moslims in ons land. VOEM gidst niet-moslims
doorheen het islamitische erfgoed en moslims doorheen het Vlaamse en Europese erfgoed en de
huidige maatschappelijke context. We bieden ondersteuning bij de ontwikkeling van een Vlaams-
islamitische identiteit. Op deze manier probeert VOEM vooroordelen te voorkomen en te pleiten voor
een verdraagzame en pluralistische samenleving.
K
VOEM vzw organiseert de jaarlijkse uitreiking van een heuse Emancipatieprijs.
Deze prijs wordt overhandigd aan twee mensen of organisaties die zich verdienstelijk hebben
gemaakt om allochtonen en autochtonen dichter bij elkaar te brengen en voor hen op te komen.
Het initiatief speelt een belangrijke rol in het emancipatiestreven van allochtone bevolkingsgroe-
pen, in de toenadering tussen verschillende levensbeschouwingen, de onderlinge solidariteit en
de democratie. De winnaars krijgen steevast een kunstwerk van een allochtone kunstenaar die in
Vlaanderen leeft en werkt.
VIVA-SVV
B
Op een eigentijdse en laagdrempelige manier brengt VIVA-SVV vrouwen lokaal samen rond thema’s
als gezondheid, gezin en gelijke kansen. Met actuele campagnes kaarten we drempels aan die
vrouwen nog steeds ervaren. Maar ook voor de vrije tijd heeft VIVA-SVV een prikkelend activiteiten-
aanbod in petto. Zo willen we dat iedere vrouw zich goed in haar vel kan voelen.K Antigeweldcampagnes (partnergeweld), gezondheidscampagnes (rug, diabetes...).
Vlaamse actieve senioren
B
Een Vlaamse, pluralistische vrijwilligersorganisatie zonder structurele binding met politieke partijen,
noch met godsdienstige of filosofische verenigingen. Wat alle leden bindt, is het Vlaamse bewust-
zijn. Hoofddoelen: de samenhorigheid tussen 50-plussers in Vlaanderen bevorderen, meewerken
aan hun ontplooiing en hun belangen behartigen. Om de toenemende vereenzaming in de huidige
maatschappij tegen te gaan, motiveren en stimuleren we onze leden om engagementen aan te
gaan in de samenleving.
K
Activiteiten die nét iets anders zijn: aandacht voor mensen in armoede (project Kom mor binne)
waaruit een vereniging groeide waar armen het woord nemen; het project ‘Breien, breier, breistér’
te Diest waarbij getracht wordt het contact en de band tussen ouderen en jongeren te verstevigen
door samen te breien en te handwerken. Ondertussen wordt ook gebreid voor het ‘goede doel’:
projecten in Senegal, Kenia, Roemenië worden gesteund.
86 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
VOSOG
B
VOSOG vzw (Vlaamse Oud-Scouts en Oud-Gidsen), Scouting voor volwassenen, is een vereniging
die de gemeenschappelijke, culturele en sociale belangen van zijn autonome lokale kernen in de
Vlaamse Gemeenschap en het Brussels hoofdstedelijk gebied behartigt en zich tot doel stelt om:
de kwaliteit en de geest van Scouting (voor volwassenen) te bewaken en te bevorderen; te zorgen
voor onderlinge stimulering en kennisoverdracht; voor doorstroming van informatie; voor vorming
en begeleiding.
KVOSOG is een open vereniging. Iedereen die de doelstellingen van de vereniging ondersteunt, kan lid
worden.
vtbKultuur
B
vtbKultuur?
Dat zijn 1.000 vrijwilligers
300.000 leden
2.700 activiteiten per jaar
120.000 deelnemers aan onze activiteiten
146 lokale afdelingen
Jaarlijks organiseren we een aantal grote cultuurevenementen.
Dat doen we samen met al onze vrijwilligers in de 146 lokale afdelingen!
Onze droom? Cultuur in al zijn vormen voor iedereen toegankelijk maken.
KOnze jaarlijkse KnipoogDag, die telkens in een andere stad wordt georganiseerd. Brussel, Antwerpen
en Hasselt kwamen al aan bod. In 2013 is Gent aan de beurt.
Vlaamse Volksbeweging (VVB)
B
De VVB streeft naar de maatschappelijke, culturele en politieke ontvoogding van Vlaanderen tot een
onafhankelijke staat in Europa en speelt daarbij een (proactieve) voortrekkersrol bij het beharti-
gen van de Vlaamse belangen. Als niet-partijpolitieke, pluralistische vereniging wil ze daarom via
sociaal-culturele weg de brede publieke opinie bij dat streven betrekken en aanzetten tot actieve
inzet in het democratische besluitvormingsproces.
K
De weg naar Vlaamse onafhankelijkheid, de strijd voor een rechtvaardige splitsing van BHV, de leeu-
wenvlaggen en vlaggetjes op de Ronde van Vlaanderen, de bevlagging van grote sportmanifestaties
door de Flandriens, de politieke tribunes en optredens in diverse media van onze politiek secretaris
Peter De Roover, het vrijmoedige politiek maandblad Doorbraak, ons Europees samenwerkingsver-
band voor onafhankelijkheid EPI.
PROFIEL VAN DE SECTOR 87
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Welzijnsschakels
B
Vrijwilligers in Welzijnsschakels bieden in eigen omgeving kansen aan mensen die uitsluiting ervaren
door armoede, afkomst... Dat begint met elkaar te ontmoeten tijdens persoonlijke contacten, tijdens
groepsactiviteiten, door het organiseren van praktische ondersteuning, door samen te gaan praten
met OCMW’s, scholen, ziekenfondsen, huisdokters... en door samen actie te voeren voor een goede
toegang tot kwaliteitsvolle huisvesting, gezondheidszorg, onderwijs, arbeid en vrijetijdsbesteding.
K
Welzijnsschakels organiseert in samenwerking met de Gezinsbond, De Link vzw en Jongerenwelzijn
oudergespreksgroepen. We doen een beroep op de kracht van ouders in de strijd tegen kinderar-
moede.
Willemsfonds
B
Het Willemsfonds is de oudste Vlaamse sociaal-culturele vereniging. Vanuit haar liberaal-vrijzinnige
wereldvisie stimuleert de vereniging de persoonlijke groei van individuen en werkt het mee aan de
uitbouw van een democratische, interculturele samenleving van lokaal tot regionaal niveau. We heb-
ben in de realisatie van gelijke kansen in Vlaanderen een concrete rol te vervullen. Het Willemsfonds
betrekt zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen actief bij cultuur in de ruimste zin van het woord.K Het Betere Boek, het literair festival dat de betere Nederlandstalige literatuur in de kijker plaatst.
Ziekenzorg CM
B
Ziekenzorg CM verenigt chronisch zieken, zorgbehoevende én gezonde personen die het voor elkaar
opnemen met als doel een veelzijdige persoonsontwikkeling én een volwaardige participatie aan het
maatschappelijk leven.
K
Lichamelijke beperkingen of zorgafhankelijkheid mogen geen hinderpaal zijn om te genieten van een
zalige, deugddoende vakantie. Dat is het uitgangspunt van Ziekenzorg CM. We hebben jaarlijks een
gevarieerd aanbod van een 300 initiatieven. Al onze vakanties zijn georganiseerd op maat en op ritme
van chronisch zieke mensen en vinden plaats in aangepaste en toegankelijke hotels.
88 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
1.2.4 DE WERKING IN CIJFERS
De volgende gegevens hebben betrekking op de werking van 55 verenigingen6.
Vergelijkingsbasis
Om zinvolle vergelijkingen in de tijd te maken voor de verenigingen, moeten we het effect van in- en uitstroom van organisaties
neutraliseren. Sinds 2007 stroomden drie verenigingen uit, en stroomden vier nieuwe verenigingen binnen in de werksoort.
Wanneer we deze zeven organisaties uit de cijfers halen, ontstaat een ‘netto-groep’ voor de verenigingen: dit is de stabiele
vergelijkingsbasis voor evoluties in de tijd. We duiden in de trendgrafieken in dit hoofdstuk het (bruto) werksoorttotaal (som van
alle organisaties) aan met een groene lijn, de (netto) vergelijkingsbasis met een rode lijn.
1. Hoeveel afdelingen tellen de verenigingen?
2011
de spreiding van de afdelingen
of groepen over de provincies14.298 100,0%
Antwerpen 3.279 22,9%
Brussel 566 4,0%
Limburg 2.157 15,1%
Oost-Vlaanderen 3.207 22,4%
Vlaams-Brabant 2.166 15,1%
West-Vlaanderen 2.923 20,4%
6 LVZ neemt niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. Voor onze gegevens beroepen we ons dus op 55 verenigingen in plaats van 56.7 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 31/12/2010. Bron: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Bevolking en Instellingen (2012).
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
VER: spreiding van de afdelingen per provincie7
aandeel afdelingen
aandeel bevolking
Vlaams Gewest23% 4% 15% 22% 15% 20%
28% 13% 23% 17% 18%
Antwerpen Brussel LimburgOost-
VlaanderenVlaams-Brabant
West-Vlaanderen
Op de eerste grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het
Vlaams Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest
(exclusief Brussel) en voor 23% van het aantal afdelingen van de verenigingen. De verenigingen hebben in totaal 14.298 afdelingen,
verspreid over de vijf provincies en Brussel. De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen het meeste afdelingen, op de voet
gevolgd door West-Vlaanderen.
PROFIEL VAN DE SECTOR 89
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
2011
het aantal verenigingen volgens het aantal afdelingen 55 100,0%
minder dan 50 0 0,0%
van 50 tem 99 14 25,5%
van 100 tem 199
mediaan: 136 22 40,0%
van 200 tem 299 8 14,5%
van 300 tem 499 3 5,5%
van 500 tem 999 6 10,9%
1.000 of meer 2 3,6%
Globaal is het aantal afdelingen van de verenigingen stabiel doorheen de jaren. Recent zien we door de komst van drie nieuwe vereni-
gingen (bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011) een stijging. De vergelijkingsbasis is stabiel.
Hieronder geven we een overzicht van de verdeling van de verenigingen volgens aantallen afdelingen.
20082007 2009 2010 2011
18.000
16.000
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0 nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
vergelijkingsbasis
VER: evolutie aantal afdelingen
aantal afdelingen
90 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
Afdelingsevolutie: diversiteit in accenten
100%
80%
60%
40%
20%
0
-20%
-40%
De grafiek hierboven nuanceert de algemene trend. We zetten alle verenigingen op een rijtje volgens het percentuele verschil in aantal
afdelingen tussen 2007 en 2011. Enkel organisaties uit de vergelijkingsbasis zijn in de grafiek hierboven opgenomen. De groene sta-
ven zijn groeiers, de rode zijn krimpers. De tien grootste groeiers zijn doelgroepverenigingen, waaronder etnisch-culturele federaties.
De grafiek toont de interne diversiteit in de werksoort en de verschillende accenten die verenigingen leggen. De cijfers houden enkel
rekening met het totaal aantal afdelingen van een vereniging en niet met de interne afdelingsdynamiek van een vereniging. Bijvoor-
beeld: zes afdelingen stoppen, zes nieuwe afdelingen komen erbij: het totaal blijft gelijk, hoewel er een belangrijke (kwantitatieve en
wellicht kwalitatieve) evolutie achter schuilgaat.
In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal afdelingen. Elk puntje staat voor een individuele ver-
eniging. Het gemiddelde aantal afdelingen is 260. De mediaan8 (136 afdelingen) is duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje.
De helft van de verenigingen telt dus meer dan 136 afdelingen.
Een kwart van de verenigingen telt minder dan 100 afdelingen, 15% heeft meer dan 500 afdelingen. De grootste vereniging telt meer
dan 1.200 afdelingen, de kleinste 58.
VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal afdelingen
VER: percentueel verschil in aantal afdelingen per vereniging 2007-2011
1.400
1.200
1.000
800
600
400
200
0 mediaan
gemiddelde: 260
8 De mediaan is het midden van een reeks gesorteerde gegevens. Met midden wordt het middelste getal in de verdeling of verzameling bedoeld. We rangschikken hier dus alle verenigingen van klein naar groot en nemen de waarde van de middelste (27ste) vereniging. Zo komen we uit op een medi-aan van 136 afdelingen.
136
PROFIEL VAN DE SECTOR 91
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal vrijwilligers
35.000
30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0 mediaan
gemiddelde: 3.351
2. Hoeveel (bestuurs)vrijwilligers tellen de verenigingen?
De werksoort verenigingen kan rekenen op een totaal van 184.288 vrijwilligers. Afdelingen kunnen rekenen op een ploeg van ge-
middeld 13 vrijwilligers. Gemiddeld 3.351 mensen zetten zich vrijwillig in voor één vereniging. De vereniging met het kleinste aantal
vrijwilligers heeft een ploeg van 170 vrijwillige medewerkers, de vereniging met het grootste aantal meer dan 30.000. De mediaan
ligt op 1.373 vrijwillige medewerkers.
Het aantal vrijwilligers is wellicht een sterk onderschat cijfer: vaak leveren verenigingen enkel cijfers van geregistreerde vrijwilligers.
Sporadische, niet-geregistreerde vrijwilligers – ongetwijfeld een groot aantal - komen hierin niet voor.
Van de 184.288 vrijwilligers nemen 129.732 vrijwilligers (70 %) een verantwoordelijkheid op als bestuurslid. Het engagement van
deze vrijwilligers is doorgaans intensief. De bestuursvrijwilligers vormen de ruggengraat van de meeste verenigingen.
Een afdeling heeft gemiddeld een bestuursploeg van 9 mensen. Zij vergaderen zo’n 6 keer per jaar. Het aantal bestuursleden per
vereniging varieert tussen de 130 en 23.680. Gemiddeld kan een vereniging rekenen op een ploeg bestuursvrijwilligers van meer
dan 2.300 mensen. De mediaan van het aantal bestuursleden is 777.
In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal vrijwilligers. Elk puntje staat voor een individuele
vereniging. Het gemiddelde aantal vrijwilligers is 3.351. De mediaan (1.373 vrijwilligers) is duidelijk te onderscheiden als het rode
vierkantje. De helft van de verenigingen telt dus meer dan 1.373 vrijwilligers.
2011
totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging
het aantal
bestuursvrijwilligers 129.732 9,1 2.359
2011
totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging
het aantal vrijwilligers 184.288 12,9 3.351
1.373
92 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
20082007 2009 2010 2011
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0 vergelijkingsbasis
VER: evolutie aantal vrijwilligers
aantal vrijwilligers
gemiddelde: 176.036
Globaal blijft het aantal vrijwilligers stabiel rond een gemiddelde van 176.000 (berekend op vergelijkingsbasis over vijf jaar). Sinds
2009 zien we een gestage stijging. De schommeling vóór 2009 is toe te wijzen aan de uitstroom van organisaties. Wanneer we de
vergelijkingsbasis (uitleg zie hoger) bekijken, zien we dat de fluctuaties zeer beperkt zijn.
Bij het aantal bestuursvrijwilligers zien we – zowel globaal als op vergelijkingsbasis (uitleg zie hoger) - een licht dalende tendens
(netto -4,5 % over vijf jaar).
De cijfers over vrijwilligers en bestuursvrijwilligers volgen een trend zoals die in de literatuur en ander onderzoek9 beschreven staat.
Onder invloed van maatschappelijke trends zetten mensen zich niet minder, maar vooral anders in. Het sociaal-cultureel werk lijkt
hiermee andere vaststellingen te volgen/bevestigen.
VER: evolutie aantal bestuursvrijwilligers
160.000
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0
aantal bestuurs-
vrijwilligers
vergelijkingsbasis
20082007 2009 2010 2011
9 Zie ook in deze Boekstaven “Twee zijden van een dubbeltje” over informalisering in het verenigingsleven. Zie http://www.socius.be/Vrijwilligers en http://www.vrijwilligerswerk.nl/?content=/686/Literatuur_vrijwillige_inzet voor een literatuuroverzicht. Zie ook: Bral, Luk (Red.) et al. (2011). VRIND 2011: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering; Bral, Luk (Red.) et al. (2012). VRIND 2012: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
PROFIEL VAN DE SECTOR 93
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
20082007 2009 2010 2011
vergelijkingsbasis
aantal activiteiten
Verenigingen organiseren ruim 255.000 publieksgerichte activiteiten. Dit zijn gemiddeld 18 activiteiten per afdeling per jaar. Het
aantal activiteiten daalt geleidelijk. Gevoelige dalingen bij een paar organisaties trekken het totaalcijfer naar beneden.
10 Publieksgerichte activiteiten (verenigingen): alle lokale en bovenlokale activiteiten die zich richten naar leden of het brede publiek.
3. Hoeveel publieksgerichte activiteiten10 organiseren de verenigingen? Hoeveel deelnemers zijn er?
2011
totaal gemiddeld per afdeling
het aantal publieksgerichte activiteiten 255.691 17,9
2011
totaal gemiddeld per activiteit
het aantal deelnemers aan de publieksgerichte activiteiten 9.426.585 36,9
VER: evolutie aantal publieksgerichte activiteiten
350.000
300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0
nieu
we
bele
idsp
erio
de
2011
-201
5
94 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal deelnemers aan publieksgerichte activiteiten. Elk
puntje staat voor een individuele vereniging. Het gemiddelde aantal deelnemers is 171.392. De mediaan (62.594 deelnemers) is
duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje. De helft van de verenigingen telt dus meer dan 62.594 deelnemers.
In totaal zijn er 9,4 miljoen deelnemers aan verenigingsactiviteiten. Dat aantal is (op vergelijkingsbasis, uitleg zie hoger) stabiel
doorheen de jaren. Met de komst van drie nieuwe verenigingen is het aantal deelnames globaal nog gevoelig gestegen. Gemiddeld
tellen we 37 deelnemers per activiteit.
VER: evolutie aantal deelnemers aan publieksactiviteiten
VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal deelnemers
20082007 2009 2010 2011
vergelijkingsbasis
aantal deelnames
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
12.000.000
10.000.000
8.000.000
6.000.000
4.000.000
2.000.000
0
2.500.000
2.000.000
1.500.000
1.000.000
500.000
0 mediaangemiddelde: 171.392
62.594
PROFIEL VAN DE SECTOR 95
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
4. Hoeveel leden tellen de verenigingen?
De verenigingen tellen 2,2 miljoen leden. Het concept lidmaatschap wordt door de verenigingen op verschillende manieren ingevuld.
Die verschillen worden bovendien doorheen de tijd groter en verdienen een grondiger analyse. Sommige organisaties kiezen – bin-
nen de vrijheid die het decreet hen hiervoor geeft - voor andere participatiemodellen, met meer nadruk op actieve deelname en
vrijwillige inzet. Andere kiezen dan weer net wel voor een actieve ledenwerking en –werving. De effecten van die keuzes vertalen
zich stilaan in de cijfers. De ene organisatie groeit, de andere krimpt op het vlak van ledenaantal. Globaal – en ook op vergelijkings-
basis - zien we een licht dalende trend.
De ledenaantallen van de verenigingen lopen sterk uiteen. 40 % heeft minder dan 5.000 leden, 13 % telt er 100.000 of meer.
Een vereniging heeft gemiddeld 40.190 leden. Een afdeling telt gemiddeld 155 leden. De grootste vereniging telt 305.000 leden, de
kleinste een 870-tal. De mediaan ligt op 8.700 leden
VER: evolutie aantal leden
3.000.000
2.500.000
2.000.000
1.500.000
1.000.000
500.000
0
20082007 2009 2010 2011
vergelijkingsbasis
aantal leden
nieu
we
bele
idsp
erio
de
2011
-201
5
2011
totaal gemiddeld per afdeling gemiddeld per vereniging
het aantal leden 2.210.457 155 40.190
het aantal verenigingen volgens het aantal leden 55 100,0%
minder dan 500 2 3,6%
van 500 tem 4.999 19 34,5%
van 5.000 tem 19.999
mediaan: 8.700 14 25,5%
van 20.000 tem 99.999 13 23,6%
100.000 of meer 7 12,7%
96 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.2 de verenigingen1. DE WERKING
VER: verenigingen gerangschikt volgens aantal leden
350.000
300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0 mediaan
gemiddelde: 40.1908.700
In de bovenstaande grafiek zijn alle verenigingen gesorteerd volgens het aantal leden. Elk puntje staat voor een individuele vereni-
ging. Het gemiddelde aantal leden is 40.190. De mediaan (8.700 leden) is duidelijk te onderscheiden als het rode vierkantje. De helft
van de verenigingen telt dus meer dan 8.700 leden.
PROFIEL VAN DE SECTOR 99
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
1.3 DE BEWEGINGEN
1.3.1 BEWEGINGEN: “LOCAL ROOTS, GLOBAL REACH”
Voor de vijfde keer op rij laat Boekstaven zijn licht schijnen op de werksoort bewegingen. De groep sociaal-culturele bewegingen is
gekenmerkt door zijn diversiteit aan thema’s, werkwijzen en organisaties. Hun werking laat zich dus moeilijk in cijfers vatten. Daarom
brengen we de bewegingen hier op een andere manier in beeld. Op basis van een vragenlijst met deels meerkeuze- en deels open
vragen polsen we bij de bewegingen naar de ziel van hun werking. Deze kwalitatieve bevraging graaft elk jaar iets dieper. Op deze
manier proberen we steeds weer iets nieuws te weten te komen over de organisaties binnen de groep, hun manier van werken en
hun impact op de maatschappij. De voorgaande edities en bevragingen houden we vanzelfsprekend steeds in het achterhoofd.
Onze bevragingen uit de vorige edities leiden tot de volgende vaststellingen over de werksoort bewegingen:
1. Boekstaven 2008: de bewegingen schoppen de samenleving een geweten. Ze richten zich vooral op thema’s die een vorm
van altruïsme vergen van de samenleving of die de samenleving op een bepaalde manier over iets laten nadenken. Ze willen
iets tot een gespreksthema maken, een trend lanceren, een attitude veranderen, een beleidsverandering teweeg brengen.
Bewegingen investeren veel in communicatie en marketing. Ze weten vaak op een originele manier met kleine budgetten
de media te bereiken. Deze werksoort besteedt veel aandacht aan het verwerven van expertise en het verspreiden van
actuele en correcte informatie over de eigen thema’s. Dit doen ze door bijvoorbeeld een documentatiecentrum in te richten,
handleidingen te publiceren of interne en externe vormingscursussen te organiseren. Bewegingen werken niet alleen. Ze
creëren netwerken en samenwerkingsverbanden die hun doel onderschrijven. Op deze manier proberen ze hun bereik en
hun slagkracht te vergroten.
2. Boekstaven 2009: bewegingen beschouwen het werken aan de democratie als één van hun kerntaken. Dit doen ze onder
meer door van democratie hun basisthema te maken, door wereldwijde schendingen van de democratie onder de aandacht
te brengen, door democratie toegankelijk te maken voor iedereen en door mensen de kans te geven op een geïnformeerde
manier keuzes te maken. Op deze manier versterken bewegingen het politieke bestel, brengen ze soms vergeten thema’s
onder de aandacht en verlevendigen ze het politieke debat.
3. Boekstaven 2010: acties en campagnes zijn voor het publiek het meest zichtbare luik van de werking van een beweging. Het
moment waarop organisaties naar buiten treden en hun opgebouwde kennis, expertise en betrokkenheid tonen aan het grote
publiek. Het moment waarop zij “er staan”. De ontwikkeling van acties en campagnes vergt echter een heel proces.
De organisaties moeten beschikken over een goede interne werking, een stevig netwerk van vrijwilligers en partners en een
uitgebreide expertise om optimaal, snel en efficiënt te kunnen inspelen op de actualiteit. Bewegingswerk is meer dan deze
uiterst zichtbare momenten. Organisaties sturen aan op onderzoek, ontwikkelen zelf kennis over hun thema en delen hun
kennis en knowhow met anderen.
4. Boekstaven 2011: in Boekstaven 2011 maakten we bij het bepalen van onze onderzoeksvraag, ten volle gebruik te maken
van een opportuniteit: in 2010 schreef Kristien Vermeersch een masterproef over de sociale bewegingen in Vlaanderen. Onder
de titel “Doen we het samen of met velen alleen” stelde ze de vraag of sociale bewegingen in hun streven naar maatschappe-
lijke verandering, kiezen voor individuele of collectieve actievormen. Het bestaan van dit recent onderzoekswerk zette ons aan
om van het platform, waarover de FOV beschikt, gebruik te maken om iets dieper op deze materie door te gaan. Naar welke
actievormen gaat de voorkeur van de sociaal-culturele bewegingen uit en waarom kiezen ze om dingen samen te doen of met
velen alleen.
Vlaanderen telt 31 door de Vlaamse overheid gesubsidieerde bewegingen. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode in 2011 ver-
dwenen vijf bewegingen na een negatieve eindevaluatie uit de sector. Aan de andere kant kwamen er vijf ‘nieuwe’ bewegingen bij:
Climaxi, Merhaba, Onafhankelijk Leven, Samenhuizen en Waerbeke. Vanaf 2013 worden de bewegingen volwaardig erkend door de
Vlaamse overheid. Daarmee staan ze op gelijke voet met de andere werksoorten en genieten ze meer zekerheid.
100 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
1. Werken bewegingen internationaal samen? Met wie?
De antwoorden op de vragenlijst tonen duidelijk aan dat de bewegingen met meerdere buitenlandse partners samenwerken. De blik van
de bewegingen gaat verder dan de eigen landsgrenzen.
16 van de 18 respondent-organisaties zeggen met buitenlandse partners samen te werken. In de voortgangsrapporten vinden we
bovendien bij zowat alle bewegingen voorbeelden van buitenlandse samenwerking.
De partners uit de buurlanden zijn hierin veruit het best vertegenwoordigd. Nederland spant de kroon. 12 bewegingen hebben samen-
werkingspartners in Nederland. Op de voet volgen het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk.
Daarnaast merken we dat Spanje, Italië, Noorwegen, Tsjechië, Zweden, Kroatië, Oostenrijk, Polen, Turkije en Zwitserland door meerdere
bewegingen genoemd worden als landen waaruit samenwerkingspartners afkomstig zijn.
In het totaal worden 23 landen binnen Europa genoemd. De netwerken van de bewegingen stoppen trouwens niet aan de Europese
grenzen. Ook 13 landen buiten de EU leveren samenwerkingspartners voor de bewegingen.
1 Jaarlijks dient elke organisatie een voortgangsrapport in bij de subsidiërende overheid (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk). In het rapport beschrijven de organisaties op welke wijze ze het voorbije en komende jaar aan de realisatie van de doelen in hun beleidsplan werken. De rapporten geven dus een goede inkijk op de werking van een organisatie.
We concludeerden dat bewegingen zowel verandering beogen in het gedrag en de overtuiging van individuen (menta-
liteit, beter begrip...) als verandering in onze maatschappelijke structuren (wetgevend kader, bedrijven, scholen). Het
realiseren van deze verandering gebeurt door een mix van zowel collectieve als individuele acties.
Drie vaststellingen uit de edities van vorige jaren dienden rechtstreeks als inspiratie voor Boekstaven 2012:
- alle bewegingen werken samen met andere organisaties. 12 bewegingen (van de 26 respondenten op een totaal van 31 be-
wegingen) gaven aan jaarlijks met meer dan 15 organisaties samen te werken. Ze creëren netwerken en samenwerkings-
verbanden die hun doel onderschrijven. Op deze manier proberen ze hun bereik en hun slagkracht te vergroten;
- bewegingen zeggen te hunkeren naar meer tools binnen het decreet om internationaal te netwerken.
Daarom kijken we dit jaar naar de werksoort met de blik op de netwerken buiten onze Vlaamse grenzen. Het werken binnen een
internationale context is immers van een groeiend belang voor de bewegingen:
- de thema’s en problemen waarrond de meeste bewegingen werken, stoppen niet aan onze landsgrenzen;
- het Europese en internationale toneel wordt steeds bepalender voor de Vlaamse regelgeving en besluitvorming.
We gaan na of er banden bestaan tussen de Vlaamse sociaal-culturele bewegingen en buitenlandse organisaties. En wat is de meer-
waarde van deze banden? Bewegingen bevestigden in een vorige bevraging dat ze willen wegen op het Vlaamse beleid. Ondernemen
ze ook pogingen om te wegen op het internationale of Europese beleid? Op welke manier werken organisaties samen met buiten-
landse partners en in hoeverre bestaat de ambitie om deze samenwerkingen verder uit te breiden?
Meer dan de helft van de bewegingen bezorgde ons een ingevulde vragenlijst (18/31). Naar aanleiding van de antwoorden op deze
vragenlijst en een lezing van de 31 voortgangsrapporten1 schreven we onderstaande analyse.
PROFIEL VAN DE SECTOR 101
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Herkomstlanden van organisaties waarmee bewegingen samenwerken
EUROPA
Intensieve samenwerkingenNederland
Engeland/VK
Duitsland
Frankrijk
Regelmatige samenwerkingenSpanje
Italië
Noorwegen
Tsjechië
Zweden
Kroatië
Oostenrijk
Polen
Turkije
Zwitserland
Sporadische samenwerkingenBosnië-Herzegovina
Finland
Griekenland
Ierland
Luxemburg
Moldavië
Portugal
Roemenië
Slovenië
BUITEN EUROPA
Palestina, Brazilië,
Canada, China,
Egypte, Israël, Kenia,
Libanon, Mozambique,
Nieuw-Zeeland,
Oeganda, VS,
Zuid-Afrika
102 PROFIEL VAN DE SECTOR
We telden bij de 18 respondent-bewegingen 99 unieke samenwerkingspartners in het buitenland. Daarnaast melden ze samenwerkin-
gen met (niet-gedefinieerde) steden, universiteiten, ministeries en consultants. Vanzelfsprekend worden sommige unieke samenwer-
kingspartners door meerdere organisaties als partner genoemd. Hieronder vind je het lijstje:
Een greep uit de internationale partners van de bewegingen
A seed, AA-MOC, Abolition 2000, AEDH, Afrikaanse vakbonden (Oeganda, Kenia), Alternative Tourism Group, AMAP, Associatia
Agentia de Monitorizare a Presei, BAK, Bank Track, BDS netwerk, Beati I constructori di Pace, Bedayaa, Bombodrom actiegroep,
Bundeswehr wegtreten, CAAT, Campagne tegen wapenhandel, CMC (cluster munition coalition), Desobéissants, DFG-VK, Divest-
ment and sanctions national committee, EAP (Tsjechië), ECSA, EDRI, Elos, ENAAT, ENAR (European network against racism), ENIL,
European industrial hemp association, European Network Independent Living, Europese agroforestry international (EURAF), EVU
(Europese Vegetarische Unie), EYFA, Facing Finance, Feeding Manchester, FIAN Austria, FIAN Germany, FIDH, Freedom not fear,
Friedensforum, GAAA, GAP Zweden, GAP Noorwegen, GLADT, Greenpeace mediterranean, IALANA, Ican Europe, Interreg, IPPNW
Duitsland, Jordan Valley Solidarity Commitee, Kairos Tools (NL), La via campesina, MEEM, Meia Animation asbl, Mira Media Mou-
vement de la Paix, Multikulturni centrum Paraha, National Association of Neighbourhood Management, Ne zakaladnem, Nema
netwerk, New Profile, No Dal Molin, No to Nato netwerk, Non aux M51, Nyeleni Europe, OFOG, Ontwapen, Palestinian Boycott,
PES women, Pressehutte Muglangen, Rank a brand (NL), Rathenau Instituut, Reclame the fields, Schweiz ohne Armee, Secret
Garden, Seeds for change, SIW (Socialist international women), SMN, Societa Cooperativa Sociale Felsimedia, Stichting Repair
Café (NL), Stork Zagreb, The Inner Circle, TNI, Toxic Lesbian, Trainerscollectieven, Tribunaal voor de vrede, Trident Ploughshares,
Turning the tide, UMME, Union of Conscientious Objectors, Union Pacifiste, United for intercultural action, Urenci, VAMOS (DL), VD
Amok, Who profits, WRI, WRI 3, YASI
Partners in Franstalig België
Action pour la paix, ADDE, Arc-en-ciel Wallonie, Alliàge, Peuple et culture, Belgische Nyeleni, CIRE, Ciré, CNAPD3, CNCD 2, CRI-
PEL, CSOtan, Ecosono, Ensemble vie Autonome, FAM (via), Ligue des droits de l’homme, Media Animation, MIR-IRG, Planète Vie,
Réseau Financement alternatif, SOS FAIM, Technofutur TIC, Universiteit Luik, Vivre ensemble, vzw empreintes
Een grote meerderheid van de bewegingen (15) duidt aan dat er projectmatige samenwerkingen bestaan tussen hun organisatie en bui-
tenlandse organisaties. 11 organisaties gaan nog verder en proberen ook een structurele band op te bouwen met de buitenlandse partners.
Tot slot vroegen we aan de bewegingen of ze ook samenwerken binnen België met organisaties over de taalgrens. Op deze vraag ant-
woordden alle organisaties, op twee na, bevestigend.
“De structurele samenwerking is er al, maar ze is wel afhankelijk van een projectsubsidie die jaarlijks opnieuw dient te worden goedgekeurd.”
“Onze structurele samenwerkingen zetten we vooral op binnen bestaande netwerken. Projectmatig via het gezamenlijk opzetten van campagnes of acties, waar-voor soms actief naar nieuwe partners gezocht wordt.”
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 103
2. Hoe verzamel je knowhow en expertise
Bewegingen zijn experten in hun thema. Voor de opbouw van deze expertise gaan ze ook expliciet op zoek naar nuttige bronnen uit
het buitenland. Alle 18 bevraagde organisaties volgen de internationale media. Ze blijven op de hoogte met nieuwsbrieven van buiten-
landse partnerorganisaties, websites en via kranten en tijdschriften.
Onderstaande tools werden het meest genoemd als middel om op de hoogte te blijven van buitenlandse evoluties en ontwikkelingen
(in volgorde van frequentie waarop ze vernoemd werden in een open vraagstelling).
Meest vernoemde instrumenten om op de hoogte te blijven
1 websites
2. tijdschriften
3. internationale nieuwsbrieven
4. sociale media/Skype
5. kranten
6. contacten met buitenlandse partners
7. abonnement op tijdschriften
8. aankoop boeken (naslagwerken)
9. participatie aan debatten
10. bezoeken aan het buitenland
11. uitwisselingsprojecten (personeel)
12. kranten
13. eigen onderzoek
Opvallend, ook persoonlijke contacten scoren hoog. Bewegingen maken gebruik van Skype en sociale media om op de hoogte te
blijven van nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast, maar in mindere mate, ontmoeten ze ook hun buitenlandse collega’s (debatten, uitwis-
selingsprojecten...).
3. Hoe bouw je een internationaal netwerk uit?
Bewegingen bouwen internationaal een netwerk op. Alle organisaties, op drie na, zoeken hiervoor aansluiting bij één of meerdere
bestaande internationale netwerken (lidmaatschap). De bewegingen investeren in de gemaakte contacten. Ongeveer de helft van de
organisaties ziet deelname aan internationale conferenties en vergaderingen als een manier om hieraan te werken. Netwerken worden
ook verstevigd en opgebouwd door aan internationale betogingen deel te nemen, door gemeenschappelijke standpunten op te maken,
door informatie te delen en natuurlijk door effectief samenwerkingsverbanden aan te gaan.
“Via samenwerkingsverbanden in projec-ten en actieve deelnames (presentaties, chair, rapporteur) in diverse Europese en internationale conferenties trachten we een netwerk op te bouwen.”
“Dat doen we door projecten uit te werken met buitenlandse partners, door deel te nemen aan internationale of Europese conferenties, door middel van eigen buitenlandse contacten of contacten via partners of vrijwilligers.”
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
104 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
“Er is weinig vertrouwen binnen de organisatie dat we rond ons thema via Europa binnen Vlaanderen echt ver-andering kunnen brengen. We hebben reeds richtlijnen van de VN, maar veel meer dan moreel gezag is dat niet.”
“We doen zelf geen beleidswerk (ook niet internationaal)”
“Andere organisaties doen dit al”
“Gebrek aan menskracht en middelen”
15 van de 18 organisaties die antwoordden op onze bevraging, zeggen deel te nemen aan internationale studiedagen, congressen of
acties. Twee organisaties trekken zelf nooit naar het buitenland. Geld en tijdsgebrek vormen hier de hoofdmotivatie. Congressen en
studiedagen vormen de hoofdmoot van de buitenlandse verplaatsingen. Bewegingen treden hier op als participant en als spreker. Vier
organisaties geven aan weleens naar het buitenland te trekken om acties te ondersteunen.
4. Willen bewegingen wegen op het internationale beleid?
Een ruime meerderheid van de organisaties geeft aan met de internationale contacten en inspanningen ook werkelijk te willen wegen
op het internationaal beleid. Ze doen dit op de volgende manieren (open vraagstelling):
Manieren om te wegen op het internationaal beleid
- deelname aan betogingen
- ondertekening, verspreiding of aanmaak van petities/manifesten/eisenbundels
- samenwerkingsprojecten met buitenlandse organisaties
- deelname aan en organisatie van conferenties
- gesprekken met minister van buitenlandse zaken
- input geven aan ‘stakeholderrounds’
- formuleren van beleidsaanbevelingen
- onderzoek
- activeren van en participeren aan netwerken
- contacteren van Euro-parlementsleden
Vijf organisaties hebben geen interesse om te wegen op het buitenlands beleid. Hiervoor geven ze de volgende motiveringen:
PROFIEL VAN DE SECTOR 105
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
5. Drempels: mensen en middelen
We vroegen de bewegingen: “Wat zijn de grootste struikelblokken die jullie tegenkomen bij werken, samenwerken en invloed uitoefenen
buiten Vlaanderen?” De belangrijkste struikelblokken voor organisaties zijn hier duidelijk financieel en personeel. Internationaal werken
vergt veel tijd en energie, is bovendien duur in verplaatsingskosten en de structuren zijn soms weinig transparant.
Andere problemen die minder werden aangehaald, zijn de volgende:
Drempels om internationaal samen te werken
- mensen en middelen (duur, tijdsintensief)
- communicatie en vertalingsproblemen
- internationaal wantrouwen of gebrek aan strategie, strategische ontwikkeling in buitenland
- geen stimulatie in subsidiërende decreten of wetten
- weinig effectief menselijk contact
- weinig gelijkende organisaties
- beperkte eigen impact
- grote cofinancieringsbedragen
- partners zijn vrijwilligersgroepen (soms weinig draagkracht)
6. Meerwaarde: maatschappelijk probleem stopt niet aan de grens
Ondanks deze struikelblokken zien bewegingen toch nog steeds een belangrijke meerwaarde in een internationale agenda. De reden
die zij hiervoor primair aanhalen is dat hun thema - het probleem dat ze aanpakken - de landsgrenzen ver overstijgt. Een gemeen-
schappelijke aanpak (met buitenlandse partnerorganisaties) versterkt hun impact op de politieke besluitvorming. De groeiende impact
van Europa op onze Belgische en Vlaamse regelgeving wordt door bijna een derde van de organisaties aangeduid als een belangrijke
reden om ook internationaal te werken.
Ook het vergaren van kennis en de verdieping van het thema van een organisatie is een goede veel genoemde reden om internationaal
samen te werken. In het buitenland ontdekken organisaties nieuwe praktijken en oplossingen op grassroots-niveau. Indien nuttig kun-
nen bewegingen ze vertalen naar de Vlaamse context. Andere motivaties houden hiermee verband.
Meerwaarde om internationaal samen te werken
1. thema/probleem overstijgt Vlaanderen
2. uitwisseling op grassroots-niveau, leren van buitenlandse modellen
3. groeiende invloed van/op Europa
4. verbreding en verdieping van het thema
5. leren van ervaring van partners
6. multiplicatoreffect (door ontwikkelingen te stimuleren in de ons omringde landen een stimulerend effect beogen op de
ontwikkelingen in eigen land, hefboom voor eigen nationale veranderingsstrategie)
Het belang dat bewegingen aan deze meerwaarde hechten, is groot. Op vier na willen alle bewegingen in de toekomst meer internati-
onaal gaan werken. Bewegingen denken op die manier een grotere slagkracht te krijgen en vooral meer op Europa te gaan wegen. Ze
willen hiertoe ook hun eigen internationale netwerk uitbreiden en verstevigen. Dit uit zich ook in een toename en intensifiëring van de
samenwerkingen en gemeenschappelijke acties (campagnes). Bewegingen laten hun oog vallen op de Europese subsidieprogramma’s
of gaan voor fondsenwerving op zoek naar partners in het buitenland.
106 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
7. Besluit
Dat bewegingen netwerkers en samenwerkers zijn, wisten we al uit voorgaande edities van Boekstaven. Maar nu zien we ook in de
feiten dat deze samenwerkingsverbanden ver de grenzen van Vlaanderen, België en zelfs Europa overschrijden.
Gezien de visie en missie van bewegingen is dit ook evident en eigen aan de werksoort. De thema’s waarrond deze organisaties
werken – duurzaamheid, vrede, ethisch omgaan met geld, burgerschap, mensenrechten, armoede... - zijn niet exclusief Vlaams. De
meest recente kennis en knowhow bevindt zich vaak ook in het buitenland.
Bewegingen laten zich, op hun queeste naar een betere maatschappij, niet stoppen door afstand. Geholpen door internet en sociale
media staan ze in verbinding met informatie uit de hele wereld. Internationale netwerken met partnerorganisaties helpen hen aan de
meest recente informatie en versterken hun slachtkracht op het internationale toneel. Door de aard van de problemen die sommige
bewegingen aankaarten, is dit ook een absolute noodzaak. Grote maatschappelijke problemen los je niet op door alleen in Vlaanderen
een effectief beleid te propageren. Als je echt verandering wil brengen, moet je de krachten van partners in binnen- en buitenland
bundelen.
De meerwaarde van internationaal werken, wordt door nagenoeg alle bewegingen benadrukt. De mankracht en middelen om hier
effectief en sterk op in te zetten ontbreken echter vaak. Meer ondersteuning om in te zetten op deze steeds groter wordende interna-
tionale dynamiek is een must. Voor de bewegingen, maar ook voor Vlaanderen. Via de bewegingen vinden onze visie en aanpak van
maatschappelijke problemen hun weg naar de rest van de wereld. Met regelmaat van de klok worden hun campagnes bekroond in
internationale wedstrijden en vormen Vlaamse grassroots-projecten de motor voor verandering buiten onze grenzen.
Met de roots in België. Met de blik op de wereld.
PROFIEL VAN DE SECTOR 107
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
1.3.2 VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE BEWEGINGEN
B zelfbeschrijving van de beweging K je kent ons van...
Beweging Tegen Geweld - ZIJN
BVzw Zijn is een beweging die preventief en duidend optreedt tegen geweld en misbruik binnen elke
vertrouwensrelatie zodat de spiraal van geweld doorbroken wordt.
K
De Beweging tegen Geweld - vzw Zijn organiseert verschillende campagnes en heeft zich gespeciali-
seerd in kwetsbare groepen. De meest opvallende projecten gaan onder andere over geweld tijdens de
zwangerschap en eergerelateerd geweld.
Bond zonder Naam (BZN)B “WAARDEN IN ACTIE”: Het beste in mensen versterken door te werken vanuit waarden.
K
De Dankbank stelt persoonlijke relaties met mensen om je heen centraal en helpt je om ze te (h)
erkennen en bevestigen. Met een eigen valuta en spaarboekje, kan ook jij ‘online dankieren’ en
het Dankkapitaal van Vlaanderen verhogen. Elke interactie op de site verhoogt het Dankkapitaal,
jouw betrokkenheid is een belangrijk maatschappelijk signaal. Een dankbare samenleving is een
gelukkigere samenleving.
Climaxi - beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid
B
Climaxi is een beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid. We zijn een jonge organisatie,
gegroeid uit het netwerk van klimaatactivisten in ons land. Binnen Climaxi werken mensen vanuit
verschillende, bestaande organisaties en netwerken (‘t Uilekot, Friends of the Earth en het Klimaat-
actiekamp) samen. Die opgetelde expertise en ervaring biedt Climaxi de nodige slagkracht.
KThe Big Greenwash Conferentie, de actie rond FSC-hout, een colloquium in het Vlaams Parlement
rond energie-armoede, twee anti-kernenergiebetogingen in Brussel...
De Maakbare Mens vzw
B
De Maakbare Mens vzw werkt als beweging rond medische en biotechnologische ontwikkelingen
en de ethische vragen die zich daarbij stellen. Concreet realiseren we campagnes en acties rond
thema’s als genetisch testen, stamceldonatie, medisch begeleide voortplanting, orgaandonatie,
medicalisering en maakbaar brein.
K
Wie beroep moet doen op een donor om zijn kinderwens te kunnen vervullen, komt terecht in een
wervelstorm van vragen en emoties. Er bestaan in onze samenleving nog een heleboel vooroorde-
len en misverstanden over vruchtbaarheidsbehandelingen en donorschap. Met de campagne ‘Niet
mijn eicel, helemaal mijn dochter’ / ‘Niet mijn zaad, helemaal mijn zoon’ willen we meer begrip en
openheid creëren voor donorkinderen en hun ouders. Zodat zij hun verhaal kunnen beleven zoals
het hoort, als een uniek en mooi verhaal over hoe hun gezin tot stand kwam. Meer informatie:
www.demaakbaremens.org
108 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
De Wakkere BurgerB Burgerparticipatie en democratie (met een focus op het lokale bestuursniveau); burgerschapsvorming.K Ondersteuning van gemeentelijke adviesraden - Acties tegen schijnkandidaten bij verkiezingen.
Ethisch Vegetarisch Alternatief (EVA)
B
Het brede publiek informeren over alle aspecten van vegetarische voeding. We verspreiden onze
boodschap op een positieve, toegankelijke en creatieve manier en veranderen de wereld met de
wortel veeleer dan de stok.
KDonderdag Veggiedag: dit is een campagne die jou wil stimuleren om tenminste één keer per week
lekker vegetarisch te eten. Eén dag in de week zonder vlees of vis, maar mét veel groenten en fruit.
FairFin
B
FairFin gelooft dat geld de motor kan zijn voor een faire maatschappij. FairFin pleit voor een bank-
wezen op mensenmaat. Samen met burgers willen we opnieuw greep krijgen op het bankwezen
en organiseren daarom vorming en campagnes om de financiële wereld dichter bij de mensen te
brengen. FairFin voert campagne tegen omstreden investeringen van banken en pleit voor duur-
zame investeringen die bijdragen aan een mens- en milieuvriendelijke samenleving. We werken
aan ethische alternatieven, een ethische bank of een ethisch financieel product en experimenteren
met complementaire munten.
K
- Duurzaam sparen en beleggen (Krekelsparen, Triodos-sparen...).
- Campagnes: tegen investeringen in de wapenindustrie, bedrijven die mensenrechten schenden,
bedrijven die milieu schenden. In 2010 en 2011 was er de campagne Bankroet (tegen investerin-
gen in steenkoolcentrales).
- Sociale acties: ACE-bank, kolenkermis,...
- Website: website FairFin, website Banksecrets.
- Pers: standpunten FairFin.
GetBasic
B
Media en Democratie: GetBasic geeft een stem aan het middenveld, sociale bewegingen, en aan
alle mensen die niet of minder aan bod komen in de traditionele media. GetBasic wil hen leren met
de media om te gaan. Dat doen we door hen de mogelijkheid te bieden om zelf media te maken.
We bieden hen opleidingen en tools aan en zetten samen met hen media-initiatieven en -producties
op. GetBasic werkt samen met diverse partners aan de ontwikkeling van een eigen massamedium
met een breed bereik. Op deze wijze wil GetBasic ook een bijdrage leveren tot de democratisering
van de media en de berichtgeving.K DeWereldMorgen.be, alternatieve nieuwssite, voor en door burgers.
PROFIEL VAN DE SECTOR 109
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Koerdisch Instituut
B
Het Koerdisch Instituut vzw streeft naar de bescherming en de bevordering van de rechten van
personen die behoren tot nationale, etnische, religieuze en/of linguïstische minderheden in het
Midden-Oosten, Turkije en de Kaukasus enerzijds. Anderzijds streven we naar een Vlaamse en
Brusselse samenleving waarin elkeen die behoort tot een etnisch-culturele minderheid aanspraak
kan maken op basisrechten en gelijke kansen.
K
Elk jaar brengt het Koerdisch Instituut op zijn minst één publicatie uit. Vorig jaar was dit ‘Hebben
de Koerden in Turkije recht op zelfverdediging?’ van academicus Hugo Van Rompaey. Duiding
en achtergrond bij de actualiteit in Koerdistan leveren we in ons tweemaandelijks tijdschrift ‘De
Koerden’.
Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS)
BKMS maakt beweging rond diversiteit, racisme en migratie. Relatieopbouw tussen culturen, levens-
beschouwingen en religies.
K
- De interlevensbeschouwelijke jaarkalender ‘Feesten met de buren’.
- Wenskaarten voor moslims, joden en (nieuw!) hindoes, boeddhisten.
- Campagnes met betrekking tot asiel en migratie.
- Cursusaanbod ‘omgaan met racisme’.
- De Profundo CD en de bijbehorende routes in grootsteden (Gent, Kortrijk, Oostende).
Hand in Hand tegen racisme vzw
B
De sociaal-culturele beweging Hand in Hand tegen racisme verdedigt een open houding binnen
de Vlaamse samenleving ten overstaan van migratie en de daarmee samenhangende (groeiende)
etnische en culturele diversiteit. Op politiek vlak streeft de beweging naar structurele veranderingen
door te wegen op het beleid. Antiracisme, respect voor de mensenrechten en solidariteit zijn hierbij
de belangrijkste leidraden. Als actiemiddel voert Hand in Hand vooral mobiliserende en sensibilise-
rende campagnes naar een breed publiek, met veel aandacht voor het educatief aspect.
K
Hand in Hand is bekend geworden met de grote antiracistische betogingen van 1992 en 1994.
Het affichebeeld met de twee jongetjes was overal in Vlaanderen zichtbaar. In de jaren negentig
en begin 21ste eeuw waren we de actiefste verdedigers van het gemeentelijk stemrecht voor
migranten en van het cordon sanitaire tegen extreem rechts. Vanaf 2006 nestelden de Zonder Haat
Straat-bordjes zich in het collectief bewustzijn na de racistische moorden in Antwerpen. Momenteel
focust de beweging op de tewerkstellingsachterstand van etnisch-culturele minderheden (zie www.
anti-racisme.be).
Kif KifB Kif Kif is een interculturele beweging die strijdt voor gelijkheid en tegen racisme.
K
Kif Kif zet volop in op aandacht voor en sensibilisering over racisme. We publiceerden een onder-
zoek over racisme bij 12-jarige meisjes. Het onderzoek maakte heel wat los in de pers. In het kader
van een nieuw interactief e-boek publiceerden we een opgemerkte open brief van theatermaker
Chokri Ben Chikha. In deze brief riep hij op tot een dialoog over identiteit en cultuur. In de nasleep
hiervan en van het debat over seksisme in de Brusselse straten zetten we een nieuwe worksh-
opreeks op rond beeldvorming, stedelijkheid en mediawatch.
110 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Liga voor Mensenrechten
B
De Liga voor Mensenrechten strijdt tegen onrecht en discriminatie. Wij laten van ons horen als er
in ons land mensenrechten geschonden worden. In gevangenissen, op het internet, op papier of in
het dagelijks leven. De Liga streeft naar een samenleving met vrije burgers die eerlijke en gelijke
kansen krijgen.
K
Via de ‘Big Brother Awards’ wil de Liga voor Mensenrechten duidelijk maken dat in alle sectoren en
bij zowel groot- als kleinschalige projecten privacyschendingen plaatsvinden. Privacy wordt steeds
meer als een luxe omschreven. De Big Brother Awards maken duidelijk dat iedereen recht heeft op
privacy. Het grote publiek kon gedurende 7 weken haar stem uitbrengen op 9 privacyschenders. Uit
de 5.000 uitgebrachte stemmen werd ‘Politiezone Westkust’ alvast de overtuigende winnaar van de
publieksprijs.
Merhaba
B
Merhaba is een landelijke beweging voor allochtone holebi’s met roots in de Maghreblanden, het
Midden-Oosten, Turkije en sympathisanten. ‘Merhaba’ betekent zowel in het Arabisch als in het
Turks ‘welkom’. Onze bedoeling is een plaats te hebben waar iedereen zich welkom voelt. Merhaba
organiseert activiteiten (filmavonden, uitstapjes, fuiven...) die het uitwisselen van ervaringen verge-
makkelijkt tussen “gevoelsgenoten”.
K
- Laagdrempelig onthaal, counseling: intern en/of naar een netwerk van gevormde partners, dien-
sten, hulpverlenende instanties.
- Het vrijetijdsaanbod: praatcafé (Merhabar), Arab Funky Parties, Souk Del Mundo, Liefde breng ons
dichter.
- Socio-culturele en educatieve activiteiten, debatten, newswatching, blog...
LINC
BLINC streeft naar een inclusieve kennismaatschappij. Door onze projecten willen wij de geletterd-
heid, zowel digitaal als klassiek, bevorderen bij alle lagen van de bevolking.
K
LINC organiseert sinds 2006 jaarlijks de Digitale Week, een campagne die het thema e-inclusie in
de spotlights plaatst. Tijdens de vorige editie waren er maar liefst meer dan duizend activiteiten en
15.000 enthousiaste deelnemers in heel Vlaanderen! De digitale activiteiten worden opgezet door
lokale organisaties en overheden en zijn zeer laagdrempelig. We bereiken senioren, mensen in
kansarmoede, jongeren... LINC ondersteunt de lokale netwerken met promotie en studiedagen.
Mobiel 21
B
Mobiel 21 is een beweging voor duurzame mobiliteit. Mobiel 21 kiest ervoor de leefomgeving
op een meer milieuvriendelijke en veiligere manier bereikbaar en leefbaar te maken. Mobiel 21
inspireert en activeert mensen, groepen, organisaties en beleid om doordacht om te gaan met
verplaatsingen en verplaatsingswijzen.
K
Mobiel 21 motiveert jong en oud om voor een veilige en aangename leefomgeving te kiezen met
acties zoals Sam de Verkeersslang, de Fietsschool, OV-ambassadeurs, Autovrije Zondag, Mijn Korte
Ritten of het verborgen camerafilmpje ‘kies niet auto-matisch’.
PROFIEL VAN DE SECTOR 111
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Netwerk Bewust Verbruiken (NBV)
B
Netwerk Bewust Verbruiken informeert en sensibiliseert consumenten, over mens- en milieu-
vriendelijke producten en diensten, alsook over hun eigen verbruiksgedrag. We reiken praktische
oplossingen aan rond thema’s als consumanderen (voeding, afval, wonen, energie, mobiliteit) en
consuminderen (delen, hergebruik, herstellen, tweedehands). Via verschillende kanalen gaan we
in dialoog met burgers: onze website, thematische campagnes, projecten, standenwerking en
vormingen. Meer dan veertig consumenten-, milieu- en ontwikkelingsorganisaties maken deel uit
van het netwerk.
K
Ecoplan.be - Dé kaart die duurzame verkopers, diensten en webwinkels uit je buurt in enkele
muisklikken op je scherm weergeeft. Een handig overzicht van alle ecopunten uit Vlaanderen en
Brussel. Labelinfo.be - Deze website is dé referentie voor informatie over labels en duurzaamheid.
Het is een handige gids doorheen de wirwar van productlabels: fiches vertellen waar ze voor staan
en in tabellen kan je ze met elkaar vergelijken.
Onafhankelijk Leven
B
Onafhankelijk Leven is een beweging die opkomt voor de zelfbeschikking van personen met een
beperking, in alle domeinen van het leven. Daarbij is het belangrijk dat alle personen met een be-
perking vrij en doordacht kunnen beslissen hoe, waarvoor, door wie, waar, wanneer, zij ondersteund
worden. Belangrijk hiervoor is dat mensen met een beperking zelf de financiële middelen in handen
krijgen die nodig zijn, meer bepaald het persoonsgebonden budget (PGB). Enkel zo kunnen we een
inclusieve maatschappij bereiken.
K
Je kent ons als die organisatie die actie voert tegen de wachtlijsten en die niet meer wil dat men-
sen met een handicap in een instelling wonen. Je kent ons als de organisatie die het Persoonlijke
Assistentie Budget in het leven riep. Je kent ons ook als de organisatie die Rob Vanoudenhoven
bekendheid geeft.
Pax Christi Vlaanderen
B
Pax Christi Vlaanderen is de Vlaamse afdeling van de internationale vredesbeweging Pax Christi.
Die is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog en telt nu ruim 100 lidorganisaties in een 50-tal landen.
Pax Christi voert actie, geeft vormingen en lezingen, schrijft artikels en dossiers, zet experts aan het
werk, interpelleert politici, licht de media in en blijft zichzelf: geweldloos, politiek ongebonden en
evangelisch geïnspireerd.
K
De jaarlijkse Vredesweek-campagne. Hiermee sensibiliseren we een ruim doelpubliek op educatief
en politiek vlak rond een thema dat verband houdt met vrede en conflict. De Vredesweek stond aan
de basis van de realisatie van de Belgische wet tegen landmijnen, de oprichting van een Vlaams
Vredesinstituut, de aanplanting van vredesbossen. De beweging schrijft geregeld actuele (open)
brieven aan politici en opiniebijdragen in de media over wapensystemen, conflicthantering, dialoog
en conflictregio’s Oost-Congo, het Midden-Oosten en Oost-Europa.
112 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Ryckevelde
B
Ryckevelde is een beweging voor Europees burgerschap. We zorgen ervoor dat jong en oud de
Europese Unie en bij uitbreiding ‘Europa’ begrijpen. Bovendien zetten we mensen aan om Europa
zelf te ervaren en mee te ontwerpen. We doen dit vanuit de overtuiging dat bewuste burgers de
basis vormen voor een goede democratie.
K
Heel wat mensen kennen Ryckevelde van onze vorming. Het thema ‘Europa’ lijkt voor veel mensen
moeilijk en ongelooflijk complex te zijn. Al 56 jaar lang proberen we daarom ‘Europa’ uit te leg-
gen in mensentaal. We leggen daarbij uit hoe je Europa tegenkomt in je dagelijkse leven, hoe de
Europese Unie vandaag werkt en voor welke uitdagingen ze staat. Zeker in tijden van eurocrisis
vragen heel wat mensen zich af wat nu precies het probleem is en hoe we er uit geraken. Jaarlijks
bereiken we met onze vorming 5.000 jongeren en volwassenen.
Samenhuizen
B
Samenhuizen promoot en ondersteunt de verschillende vormen van gemeenschappelijk wonen
- denk aan gemeenschapshuizen, cohousing-projecten of woongemeenschappen. Dat doen we
door informatie te verzamelen voor initiatiefgroepen en geïnteresseerden. We behartigen ook de
belangen van bestaande projecten en leveren een bijdrage aan beleidsontwikkelingen. Gemeen-
schappelijk wonen versterkt de solidariteit en is ecologisch en economisch voordelig. Samenhuizen
is onmiskenbaar een maatschappelijk fenomeen dat in de lift zit.
KOpen Dag Samenhuizen, adviescheques voor samenhuizers, campagne samenhuizen in het lokaal
beleid.
Toemeka
B
‘Voor een beter begrip’. Toemeka vzw maakt samenleven in verscheidenheid mogelijk door werk
te maken van een verstaanbare samenleving. Goed geïnformeerd zijn en begrijpen waar het over
gaat, is belangrijk om te kunnen deelnemen aan de samenleving en om te kunnen samen leven.
We maken werk van onder meer laagdrempelige brochures en folders, we ontwikkelen educatieve
materialen, we geven vorming en training, we organiseren ontmoetingen... In elk project betrekken
we mensen uit maatschappelijk kwetsbare groepen om de leesbaarheid, de verstaanbaarheid, de
betrokkenheid te toetsen.
K
Kies-Keurig campagnes, laagdrempelige publicaties voor onder meer Belgisch Instituut Voor Ver-
keersveiligheid, Centra Algemeen Welzijnswerk, Federatie Palliatieve Zorg, parlementen en lokale
besturen...
PROFIEL VAN DE SECTOR 113
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Vluchtelingenwerk Vlaanderen
B
Vluchtelingenwerk zet zich in voor asielzoekers en vluchtelingen. Samen met vijftig lidorganisaties
en veel enthousiaste vrijwilligers verhogen we de druk op het beleid en sensibiliseren we het ruime
publiek. We coördineren een eigen opvangnetwerk, zijn actief rond integratie en ondersteunen
iedereen die asielzoekers en vluchtelingen bijstaat. We werken ook rond terugkeer wanneer nodig.
K
Met SOS Opvang startte Vluchtelingenwerk met andere ngo’s een noodhulpproject voor asielzoe-
kers zonder opvang in België. Overdag organiseerden we sociale, juridische en medische bege-
leiding vlakbij het Noordstation in Brussel. ’s Nachts gaven we de meest kwetsbare personen een
slaapplaats. Met de nieuwe campagne ‘gastvrije gemeente’ gaat Vluchtelingenwerk op zoek naar
gastvrije gemeenten waar asielzoekers en vluchtelingen zich weer veilig en thuis kunnen voelen. In
2012 won Vluchtelingenwerk Vlaanderen De Standaard Solidariteitsprijs.
Voedselteams
B
Voedselteams vzw is een beweging van actieve producenten en gebruikers die met elkaar samen-
werken en ijveren voor de bevordering van een kleinschalige, duurzame land- en tuinbouw en voor
het uitbouwen van lokale economieën. Wij staan voor de belangen van consument én producent:
een duurzame voeding en een duurzaam, levensvatbaar landbouwbedrijf.
K
We tellen ondertussen 130 voedselteams verspreid over Vlaanderen en werken samen met een
honderdtal producenten. Voedselteams zijn groepen van mensen die bij elkaar in de buurt wonen
en samen, via de webwinkel, producten (groenten, fruit, zuivel, brood, vlees...) aankopen bij lokale,
biologische of duurzame producenten. De vzw start deze teams op, ondersteunt hen verder en
organiseert diverse activiteiten die boeren en consumenten bij elkaar brengen. We zijn initiatief-
nemer van een symposium over de korte keten, meteen het startschot voor de opmaak van een
Strategisch plan voor de korte keten.
Vrede
B
Vrede werkt aan de uitbouw van een vreedzame internationale samenleving. Onze 2 hoofdthema’s
zijn het Midden-Oosten (Palestijnse kwestie, Arabische Lente, Koerdische kwestie...) en Bewape-
ning & Geopolitiek (kernwapens, militarisering, NAVO... ). Vrede tracht te informeren, te sensibi-
liseren en mensen te bewegen rond deze thema’s. We publiceren reeds meer dan 50 jaar een
Tijdschrift voor Internationale Politiek en hebben een uitgebreide website.
K
Vrede is de drijvende kracht achter het filmfestival Eye on Palestine dat plaatsvindt in Gent, Brussel
en Antwerpen. Vrede is de motor achter de anti-oorlogsbetogingen in België. Op 21 september
2012, de Internationale Dag van de Vrede, ontvouwde Vrede in Gent de grootste vredesvlag ter
wereld (50m op 30m) om zo te reageren op de voortdurende groei van de militaire budgetten
wereldwijd. Ons motto is al meer dan 60 jaar “ontwapenen om te ontwikkelen! “.
114 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Vredesactie
B
Vredesactie is een pluralistische vredesbeweging die radicaal pleit voor een maatschappij waarin
conflicten worden opgelost zonder geweld of het dreigen ermee. Vredesactie is een motor voor de
ontwikkeling van geweldloze actie en de invulling van een pacifistisch vredesbeleid.
Vredesactie zet mensen in beweging. Empowerment en pacifisme zijn in onze opvatting twee zijden
van dezelfde medaille. Via campagnes en trainingen verhogen we de geweldloze weerbaarheid van
deelnemers: de eigen kracht om in verzet te komen tegen onrecht en geweld.
K
Met de campagnes NATO GAME OVER en BOMSPOTTING stellen we de kernwapens en het inter-
ventiebeleid van de NAVO in vraag. Als pacifistische beweging lanceren we initiatieven die de af-
bouw van de wapenindustrie mogelijk maken. Dankzij onze acties tegen de wapenindustrie, kan de
wapenlobby niet ongestoord haar gang gaan. Door de acties van de trainstoppers ontdekte België
dat het meewerkt aan de Amerikaanse oorlogsvoering. Door onze trainingen geweldloze actie leren
honderden mensen hoe ze op een geweldloze, directe manier kunnen ingrijpen.
Waerbeke
B
WAERBEKE koestert en bevordert de beleving van stilte, rust en ruimte als voorwaarde tot leefkwa-
liteit. De beweging werkt aan een gemeenschap die duurzame ontwikkeling, diversiteit en dialoog
behartigt en realiseert vanuit het creatieve en verbindende vermogen van stilte, rust en ruimte. We
informeren en sensibiliseren, bieden vorming en ondersteuning aan en voeren actie naar verschil-
lende doelgroepen in heel Vlaanderen. WAERBEKE ontwikkelt, organiseert en stimuleert concrete
projecten met partners uit allerlei disciplines en tal van sectoren.
K
- Jaarlijkse campagne CULTUUR VAN DE STILTE (op de laatste zondag van oktober, bij de overgang
van zomer- naar winteruur).
- Groeiend stiltegebieden-beleid met de officiële erkenning van stiltegebieden. Daarbij hoort een
culturele werking rond karaktervolle plekken en relevante praktijken overal in Vlaanderen vanuit
het lokale cultuurbeleid en volwassenenvorming.
- Meerjarig samenwerkingsverband BESSST dat het thema stilte, rust en ruimte duurzaam zoekt te
verweven met de grootstad Brussel.
Welzijnszorg
B
Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vast-
stelling dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun grondrechten niet kunnen
uitoefenen, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit
als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk.
K
De jaarlijkse eindejaarscampagne ‘Armoede is geen kinderspel’ klaagt aan dat in ons welvarende
België 1 op 5 kinderen opgroeit in armoede. Een alarmerend gegeven, want dat draag je je hele
verdere leven mee. Een paar jaar in armoede leven, tekent je kansen op gezondheid, werk en
opleiding, je sociale leven...
Onze straatactie ‘Soep op de stoep’, waarmee we het thema armoede aankaarten door iederéén
soep aan te bieden, kent succes met maar liefst 754 acties.
De campagne 2008 ‘Armoede schaadt de gezondheid’ kent een succesje: de derdebetalersregeling
bij de huisarts is eindelijk verworven!
PROFIEL VAN DE SECTOR 115
1.3 de bewegingen1. DE WERKING
Wervel
B
Wervel groepeert enthousiaste vrijwilligers die zich inzetten voor een rechtvaardige, duurzame
landbouw. Via netwerking helpen we de boer(in), milieu, consument en derde wereld de handen in
elkaar te slaan.K ‘Kan het is met cannabis’ drugsvrije eco-innovatie; kannabis.be, facebook.com/drugsvrij
Zicht op Cultuur², sociaal-culturele beweging van Slechtzienden en Blinden Platform Vlaanderen (SBPV vzw)
B
Zicht Op Cultuur² is de drijvende kracht achter Slechtzienden en Blinden Platform Vlaanderen vzw.
Het is een sociaal-culturele beweging aangestuurd door blinden en slechtzienden en dat maakt
haar uniek. Zicht Op Cultuur² streeft ernaar maatschappelijke veranderingen te realiseren. We leg-
gen uitsluitingsprocessen bloot en trachten ze weg te werken door in te spelen op praktijkverhalen
en die in de media te brengen. We geven de samenleving een waar en genuanceerd beeld over
blinden en slechtzienden. Dat doen we samen met heel wat partners.
K
De affichecampagne ‘Op wie zou u stemmen als u blind was?’ rond toegankelijk en autonoom
stemmen voor blinden en slechtzienden, naar aanleiding van de lokale verkiezingen 2012. Ontmoe-
ting in het donker: de Black Box, een verduisterde ruimte voor het ontdekken van een kunstwerk.
De Black Box stond onder andere op het festival Mano Mundo.
zij-kant
B
Zij-kant is de progressieve vrouwenbeweging die zich toelegt op gender en gelijke kansen tussen
vrouwen en mannen. Vanuit een progressieve visie werkt zij-kant aan de emancipatie en evenwich-
tige participatie van vrouwen en mannen op alle maatschappelijke niveaus. Zij-kant doet dit door
informatie en sensibilisatie, door educatie en sociale actie en probeert daarbij een zo ruim en divers
mogelijk publiek te bereiken.
K
Het grote publiek kent ons (hopelijk) van onze jaarlijkse Equal Pay Day-campagne, de dag voor
meer loongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Onze originele en vaak provocerende campagnes
hebben al heel wat stof doen opwaaien. Vooral de tv-spots zijn een groot kijksucces.
1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
1.4 VORMINGPLUS-CENTRA EN LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN: LEREN VOOR HET LEVEN
Dit hoofdstuk geeft een gezamenlijke kijk van de Vormingplus-centra en de landelijke vormingsinstellingen op de ontwikkelingen in
het leerlandschap in Vlaanderen.
Het Vlaamse leerlandschap is in beweging, vaak onder impuls van Europa. Vooral levenslang leren en EVC-denken zijn de laatste
tien jaar in opbouw – vaak genoemd in beleidsdocumenten, wat minder echter met resultaat op het terrein. De uitwerking is bo-
vendien nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld. Vormen
van leren die niet in de ‘economische’ visie passen, komen in de verdrukking. Nochtans kan vorming, naast het versterken van
arbeidsmarktgerichte competenties, ook emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-
cratische samenleving. De burger van morgen moet daarom levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee evenwaardige en
elkaar aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan
hand in hand. Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onderwijslandschap de krachten en
inzichten bundelen. Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn
de voorwaarden voor een succesvol verhaal.
1. Landschap in beweging
Het Vlaamse ‘leerlandschap’ wordt gekleurd door heel wat spelers. Naast het regu-
liere onderwijs vind je een groot vormingsaanbod van de CVO’s, basiseducatie en de
Syntra’s. Dit ‘formele onderwijs’ wordt aangevuld met een boeiend aanbod niet-for-
mele educatie, waaronder het vormingsaanbod van de landelijke vormingsinstel-
lingen en de volkshogescholen. Deze kleurrijke verzameling wil Vlamingen de kans bieden hun talenten ten volle te benutten. Zo
kunnen ze uitgroeien tot kritische en mondige burgers die bijdragen tot een rechtvaardige, democratische samenleving.
Dit leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voortdurend in beweging. Tal van beleidsontwikkelingen, niet alleen op Vlaams,
maar ook op Europees niveau, bepalen mee de rol en positie van formele, niet-formele en informele educatie.
Zo wil Vlaanderen in haar actieplan Vlaanderen in Actie van educatie en vorming een topprioriteit maken. Onze regio wil investeren
in ‘de lerende Vlaming’ door in te zetten op kwaliteitsvol onderwijs en levenslang leren. “Tegen 2020 moet 15% van de beroepsac-
tieve bevolking aan levenslang leren deelnemen”, aldus het Pact 2020. Plannen om zogenaamde leerloopbaanbegeleidingscentra
(of leerwinkels) op te richten, duiden erop dat de overheid belang hecht aan een degelijke ‘leerbegeleiding’, die nauw aansluit bij
individuele leerbehoeftes. Op die manier wil men beter tegemoetkomen aan de levenslange nood aan begeleiding om permanent
en zinvol bij te leren.
Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aangestuurd door en afge-
stemd op het Europese niveau. De afstemming van diploma’s en opleidingen of de
uitbouw van de bachelor- en masterstructuur zijn voorbeelden. Ook de Vlaamse
kwalificatiestructuur is geënt op de European Qualification Structure. En ook de
beroepscompetentieprofielen die via het online-systeem Competent internationale
uitwisseling van competenties mogelijk maken, zijn een voorbeeld van internationale vervlechting. Door de associatie- en fuseringsgol-
ven in het hoger onderwijs ontstaan nieuwe, grote spelers in het leerlandschap.
Het leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voort-durend in beweging
Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aan-gestuurd door en afgestemd op het Europese niveau.
Het leerlandschap, met haar grote en kleine spelers, is voort-durend in beweging
Vlaamse ontwikkelingen staan niet op zichzelf: ze worden aan-gestuurd door en afgestemd op het Europese niveau.
PROFIEL VAN DE SECTOR 117
118 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
De integrale EVC-nota van minister van Onderwijs en Vorming1 Pascal Smet wijst op het belang van een slagkrachtig beleid dat
verschillende beleidsdomeinen de krachten laat bundelen. Het gaat immers om een breed verhaal van competentie-ontwikkeling over
verschillende beleidsdomeinen, contexten en levenssferen heen. De nota schetst een ‘werkkader’ voor Vlaanderen om in de toekomst
op een integrale wijze competenties (ook als ze in de vrije tijd worden verworven) te erkennen en/of te waarderen.
Vlaams minister van Cultuur Joke Schauvliege schrijft in haar beleidsnota: “sociaal-cultureel volwassenenwerk draagt bij tot een
democratische samenleving, wil maatschappelijke participatie bevorderen en een bijdrage leveren tot de ontplooiing van kritisch ge-
emancipeerde individuen. Dit heeft impact op alle levenssferen.” Recentelijk zette ze dat om in de praktijk door het belang van cul-
tuureducatie in een strategisch beleidskader te gieten. Dat deed ze aan de hand van twee beleidsnota’s over groeien en doorgroeien
in cultuur (deze laatste dient nog te verschijnen bij het ter perse gaan van Boekstaven). De minister roept expertisenetwerken in het
leven om zo de krachten van verschillende organisaties te bundelen. De minister gaf daarnaast de opdracht te werken aan een compe-
tentieprofiel ‘cultuureducator’. Ook via een recente wijziging van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk neemt de
minister, samen met het Vlaams Parlement, concrete maatregelen om het belang van contextoverschrijdend leren te ondersteunen. Het
begrip ‘informeel leren’2 krijgt in het decreet ook een plaats naast formeel en niet-formeel leren. De overheid erkent daarmee de rol van
de vormingsinstellingen bij het aanbieden van vorming die tot de vrijetijdssfeer behoort.
2. Theorie en praktijk
De aandacht van beleidsmakers voor levenslang en levensbreed leren bestaat al lan-
ger dan vandaag. Al in 2004 legt de Europese Raad een aantal gemeenschappelijke
pistes vast voor het erkennen van verworven competenties. Dit vormt de basis voor
de verdere uitbouw van Vlaamse beleidsteksten, zoals bijvoorbeeld het decreet op
de Vlaamse kwalificatiestructuur en de hierboven reeds besproken EVC-nota van mi-
nister Smet. De volledige waaier aan competenties, of die nu verworven zijn in de arbeidssfeer, de onderwijssector of in de vrije tijd,
komt in die teksten aan bod.
Toch zien we dat dit ‘principiële’ uitgangspunt niet altijd een goede, volledige vertaling krijgt in de praktijk. De uitwerking is nog al te
vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair. Kortom, het levenslange en levensbrede verhaal wordt te eng ingevuld.
Zo kunnen opleidingscheques enkel gebruikt worden als ze een directe ‘return’ opleveren voor de arbeidsmarkt. Heel wat opleidingen
met geen onmiddellijk economisch effect worden door dit systeem niet ondersteund. Een financiële stimulans voor het brede gamma
aan competenties is er dus niet. Bovendien kan het democratische, laagdrempelige karakter van EVC-procedures onder druk komen te
staan door een dreigende hoge kostprijs (zowel voor het individu als voor de assessmentcentra die competenties moeten beoordelen).
Op de arbeidsvloer vinden we ook die ‘economische’ benadering: werkgevers nemen verworven competenties, los van de schoolban-
ken, nog veel te weinig in overweging bij de aanwerving van personeel. Vormen van leren die niet onmiddellijk geplaatst kunnen worden
in ‘formele leerkaders’ krijgen nog steeds weinig maatschappelijke erkenning en dreigen zo hun geloofwaardigheid te verliezen.
De vermarkting van vorming en opleiding blijkt door het feit dat steeds meer commerciële spelers vorming aanbieden. Hoewel dit een
bepaalde efficiëntie en flexibiliteit met zich meebrengt, mogen we niet uit het oog verliezen dat dit niet de ideale voedingsbodem is voor
duurzame expertise in een maatschappelijk perspectief. Bovendien ligt ook hier een sterke neiging tot nadruk op onmiddellijk zichtbare re-
sultaten en minder op processen die zich langzaam op de achtergrond voltrekken. Vermarkting houdt eveneens een risico op overmatige
formalisering in. Het is echter niet de bedoeling dat op het terrein van vorming en opleiding de inhoud ondergeschikt wordt aan de vorm.
De uitwerking van levenslang en levensbreed leren is nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair.
1 Discussienota: Naar een geïntegreerd EVC-beleid, Ministerie van Onderwijs en Vorming, 19 juni 2012.2 Dat zich laat samenvatten als het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes op grond van de ervaringen die men opdoet in de confrontaties met
de omgeving.
g
De uitwerking van levenslang en levensbreed leren is nog al te vaak eenzijdig ‘economisch’ en utilitair.
3. De waarde van niet-formele educatie
Veranderingen in onze samenleving zullen van de mens meer flexibiliteit en creativiteit vragen. Elk van ons zal steeds meer een
beroep moeten doen op vaardigheden die hem of haar in staat stellen voortdurend in te spelen op een wereld in beweging. Zoals
hierboven reeds vermeld, leeft dit idee ook bij beleidsmakers. Om als krachtige, vol-
waardige burger aan de samenleving deel te nemen, kan je niet stil blijven staan:
aanhoudende competentie-ontwikkeling is de sleutel. Kortom, de burger van morgen
moet levenslang leren in de genen krijgen en dit vanuit twee evenwaardige en elkaar
aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit
overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.
Vorming moet een toegevoegde waarde betekenen voor individu en maatschappij.
Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onder-
wijslandschap de krachten en inzichten bundelen. In elk geval kan niet-formele educatie een grote bijdrage leveren tot het overstijgen
van louter economische doeleinden. De sociaal-culturele sector herbergt op dat vlak heel wat expertise. Vorming die door volkshoge-
scholen en vormingsinstellingen aangeboden wordt, is niet diplomagericht. Daardoor ontstaat er ruimte, vrijheid en zuurstof voor
experiment, plezier, interactie en aandacht voor persoonlijke behoeftes en verhalen van deelnemers. Niet-formele educatie
houdt stress op een afstand en komt los van het strakke ‘prestatiegerichte’ kader van een opleiding met een vooraf vastgelegde inhoud.
Zo kan het leertraject veel nauwer aansluiten bij het individu. Kortlopende projecten op basis van thema’s die mensen prikkelen, zijn ook
mogelijk. Wat je leert in het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet niet noodzakelijk aansluiten bij het arbeids- en onderwijssysteem.
Dit sluit natuurlijk niet uit dat het een meerwaarde betekent voor de school- of beroepsloopbaan.
Maar wanneer we kijken naar de middelen die worden vrijgemaakt, ontbreekt voor de niet-formele educatie vaak boter bij de vis.
Opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, kunnen geen opleidingscheques meer
innen en de hervorming van Grundtvig dreigt de ondersteuning van het niet-formele luik
van educatie onder te sneeuwen. Ook de besparingen bij de Vormingplus-centra en de
begrenzing van 116 euro subsidie per vormingsuur voor de landelijke vormingsinstellen
duiden erop dat de visie van het beleid niet noodzakelijk financieel kracht worden
bijgezet.
Vorming kan, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook
emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-
cratische samenleving. We willen blijvend de aandacht vestigen op dit dubbele aspect, op dit tweeluik. Een geïsoleerde positie van de
niet-formele educatie moet vermeden worden. Integendeel, een grotere verknoping tussen alle spelers dringt zich op. Meer dwars-
verbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol
verhaal. De maximale inzet van de expertise uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarbij onontbeerlijk.
Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voor-waarden voor een succesvol verhaal.
PROFIEL VAN DE SECTOR 119
1.4 vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
3. De waarde van niet-formele educatie
Veranderingen in onze samenleving zullen van de mens meer flexibiliteit en creativiteit vragen. Elk van ons zal steeds meer een
beroep moeten doen op vaardigheden die hem of haar in staat stellen voortdurend in te spelen op een wereld in beweging. Zoals
hierboven reeds vermeld, leeft dit idee ook bij beleidsmakers. Om als krachtige, vol-
waardige burger aan de samenleving deel te nemen, kan je niet stil blijven staan:
aanhoudende competentie-ontwikkeling is de sleutel. Kortom, de burger van morgen
moet levenslang leren in de genen krijgen en dit vanuit twee evenwaardige en elkaar
aanvullende invalshoeken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit
overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.
Vorming moet een toegevoegde waarde betekenen voor individu en maatschappij.
Een noodzakelijke voorwaarde daartoe is dat de spelers in het vormings-en onder-
wijslandschap de krachten en inzichten bundelen. In elk geval kan niet-formele educatie een grote bijdrage leveren tot het overstijgen
van louter economische doeleinden. De sociaal-culturele sector herbergt op dat vlak heel wat expertise. Vorming die door volkshoge-
scholen en vormingsinstellingen aangeboden wordt, is niet diplomagericht. Daardoor ontstaat er ruimte, vrijheid en zuurstof voor
experiment, plezier, interactie en aandacht voor persoonlijke behoeftes en verhalen van deelnemers. Niet-formele educatie
houdt stress op een afstand en komt los van het strakke ‘prestatiegerichte’ kader van een opleiding met een vooraf vastgelegde inhoud.
Zo kan het leertraject veel nauwer aansluiten bij het individu. Kortlopende projecten op basis van thema’s die mensen prikkelen, zijn ook
mogelijk. Wat je leert in het sociaal-cultureel volwassenenwerk moet niet noodzakelijk aansluiten bij het arbeids- en onderwijssysteem.
Dit sluit natuurlijk niet uit dat het een meerwaarde betekent voor de school- of beroepsloopbaan.
Maar wanneer we kijken naar de middelen die worden vrijgemaakt, ontbreekt voor de niet-formele educatie vaak boter bij de vis.
Opleidingen die niet arbeidsmarktgericht zijn, kunnen geen opleidingscheques meer
innen en de hervorming van Grundtvig dreigt de ondersteuning van het niet-formele luik
van educatie onder te sneeuwen. Ook de besparingen bij de Vormingplus-centra en de
begrenzing van 116 euro subsidie per vormingsuur voor de landelijke vormingsinstellen
duiden erop dat de visie van het beleid niet noodzakelijk financieel kracht worden
bijgezet.
Vorming kan, naast het versterken van arbeidsmarktgerichte competenties, ook
emanciperen en empoweren, sociale banden versterken en bouwen aan een demo-
cratische samenleving. We willen blijvend de aandacht vestigen op dit dubbele aspect, op dit tweeluik. Een geïsoleerde positie van de
niet-formele educatie moet vermeden worden. Integendeel, een grotere verknoping tussen alle spelers dringt zich op. Meer dwars-
verbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol
verhaal. De maximale inzet van de expertise uit het sociaal-cultureel volwassenenwerk is daarbij onontbeerlijk.
Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwisseling: dat zijn de voor-waarden voor een succesvol verhaal.
De burger van morgen moet levenslang leren in de genen krijgen vanuit twee invalshoe-ken: vanuit een voortdurende economische alertheid én vanuit overtuigd burgerschap. Beide gaan hand in hand.
Meer dwarsverbanden, meer samenwerkingsinitiatieven, meer doorverwijzing en meer uitwis-seling: dat zijn de voorwaarden voor een succesvol verhaal.
Bronnen
- Vlaanderen in Actie (www.vlaandereninactie.be)
- Decreet van 6 juli 2012 tot wijziging van het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, wat
betreft de bewegingen, de vormingsinstellingen en het steunpunt, BS 16 augustus 2012.
- Departement Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenonderwijs en Studietoelagen (2012). Conceptnota
voor leeradvies en -oriëntering van volwassenen met leervragen (voorlopige versie).
- Departement Onderwijs en Vorming (2012). Discussienota ‘Naar een geïntegreerd EVC-beleid’.
- Departement Onderwijs en Vorming, Departement Cultuur, Jeugd, Sport, Media (CJSM) (2012). Groeien in cultuur. Conceptnota
cultuureducatie.
PROFIEL VAN DE SECTOR 121
1.5 DE VORMINGPLUS-CENTRA
1.5.1 CENTRA IN TRANSITIE
Vormingplus-centra (of volkshogescholen) zijn regionale vormingsinstellingen met een brede kijk. Hun educatief aanbod staat open voor
iedereen en wordt zelfstandig of in samenwerking met andere organisaties uitgewerkt. Ook projecten en vernieuwende methodieken
behoren tot de core business van de centra.
De Vormingplus-centra overleggen met tal van partners om het aanbod aan activiteiten in de regio te spreiden, te versterken en bekend
te maken. Als netwerkers zijn de centra motoren die zorgen voor meer vorming in de regio.
De 13 Vormingplus-centra werken aan dezelfde opdrachten, maar hebben elk een eigen identiteit. Vormingplus Brussel (Citizenne) kan
je niet vergelijken met Vormingplus Kempen en Vormingplus Antwerpen is anders dan Vormingplus Limburg... Een andere regio betekent
andere uitdagingen én een andere koers.
Eind 2010 werden de Vormingplus-centra geconfronteerd met forse veranderingen. In 2011 bespaarde minister van Cultuur Schauvliege
twee miljoen euro op de volkshogescholen. Dat is een vermindering van het budget met 25 %. De taken van de Vormingplus-centra
werden bovendien aangepast. De zogenaamde coördinatie- en afstemmingsopdracht werd geschrapt en vervangen door een opdracht
van bekendmaking en samenwerking. De Vormingplus-centra hebben nu de volgende drie opdrachten:
- een eigen aanbod niet-formele educatie verzorgen;
- dit aanbod spreiden over de regio;
- het eigen aanbod bekend maken bij het brede publiek en samenwerkingen opzetten om het aanbod niet-formele educatie in
de regio te versterken.
De budgettaire ingrepen betekenden dat de Vormingsplus-centra belangrijke beslissingen moesten nemen inzake de personeelsbezet-
ting, de herwerking van de beleidsplannen 2011-2015, het herbekijken van de samenwerkingsverbanden... Ontslagen, afvloeiingen en
wijzigingen in het aanbod waren de logische gevolgen.
Deze situatie vormde de aanleiding tot gesprekken met minister van Cultuur Schauvliege: de zogenaamde “fase 1”.Er kwam een
eenmalige financiële tegemoetkoming van 500.000 euro om de overgang naar de subsidievermindering te begeleiden met sociale
en kwalitatieve maatregelen. De centra werkten samen met de FOV een verdelingsvoorstel en een administratieve procedure uit. De
organisaties sloten ook met de vakbonden akkoorden af over begeleidende maatregelen.
In een volgende fase gingen de Vormingplus-centra samen op zoek naar een nieuwe invulling van de decretale opdrachten. Een tekst
(de ‘fase 2-nota’) vormde de basis voor gesprekken over de toekomstige inhoudelijke lijn van de centra. Omwille van de bijkomende
focus op synergie en samenwerking, werden ook de andere werksoorten bij het denkproces betrokken. De Vlaamse overheid toonde
zich positief over het uitgetekende concept en de trajecten die hieraan zijn verbonden.
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
122 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
De komende jaren blijven de centra verder inzetten op hun basisopdracht: een relevante, regionale actor zijn in de niet-formele educatie.
Deze basisopdracht krijgt vorm in een continuüm bestaande uit zes elementen die zich op drie assen bevinden:
- lokale, regionale samenwerking vs. eigen aanbod;
- verdieping vs. verbreding;
- continuïteit vs. innovatie.
landelijke samenwerking en synergie
lokale, regionale samenwerking
verdieping
continuïteit
eigen aanbod
verbreding
innovatie
Beleidskeuzes, regionale vragen, verwachtingen bij samenwerkingspartners, deelnemers, de andere aanwezige actoren en de sociaal-
economische of socio-culturele situatie in de regio bepalen voor elk centrum de eigen, autonome accenten op de drie assen. De voortdu-
rende aanwezigheid van deze zes elementen is wat de werking van de volkshogescholen typeert. Parallel met hun regionale eigenheid
werken de centra landelijk intensief samen.
PROFIEL VAN DE SECTOR 123
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Omgaan met besparingen: herstructurering, werkdruk, heroriëntatie
2011 is het eerste jaar waarin de subsidiedaling werd doorgevoerd, weliswaar voor een kwart getemperd met een eenmalige
tegemoetkoming. We merken de gevolgen in onze cijfers (die gaan over 2011). De besparingen manifesteren zich op verschillende
wijzen: in de werking, de financiën en de personeelscijfers. Zo divers als de centra zijn in hun werking, zo divers gaan ze om met
de ingrijpende budgetvermindering. We onderscheiden na analyse van de data, de voortgangsrapporten en overleg met de centra
vier strategieën om met de besparingen om te gaan:
1. Inkomsten opschroeven: minstens vier centra melden dat ze de inschrijvingsprijzen of de huurprijs voor hun lokalen ver-
hoogd hebben. Sommige centra halen ook meer middelen uit projectsubsidies. Verder zien we dat de helft van de centra de
financiële reserves aanboort om het plaatje sluitend te maken.
2. Besparen op werkingskosten: vijf centra besparen op communicatie en promotie of uitgaven gelinkt aan het aanbod. De
centra schrappen interne kwaliteitsinitiatieven (gegevensregistratie bij deelnemers, behoefte-onderzoek, educatieve kaart,
partnerschappen, kennisdeling, imago-onderzoek, openingsuren...).
3. Besparen op personeel: in 2011 vertrokken netto 20 medewerkers (-10 %) en verdwenen 20,7 voltijdse equivalenten aan
arbeidsvolume (-12,5 %). Minstens de helft van de centra meldt bovendien dat de overblijvende personeelsleden gevoelig
meer moeten presteren binnen dezelfde arbeidstijd. Sommige centra melden dat de werkdruk daardoor onhoudbaar hoog
geworden is. Freelancers krijgen soms een kleinere vergoeding. Een centrum meldt dat het meer vrijwilligers inschakelt.
4. Heroriëntatie van het aanbod: hoewel sterk verschillend van centrum tot centrum, zien we in 2011 globaal geen terugval
in het aantal deelnames en activiteiten. Er is in deze fase sprake van een groeivertraging, geen krimp. Hiervoor zien we vier
oorzaken:
a. toen de besparingen aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt;
b. zoals gezegd, levert het personeel extra inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren;
c. de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden leverden om een aanbod te ontwikkelen. Voor het op
peil houden van een bepaald aanbod is dus minder ontwikkelinskost- en tijd noodzakelijk.
d. er is bij sommige centra een kwalitatieve verschuiving in het aanbod van 2011 merkbaar: om de besparingen op korte ter-
mijn te kunnen verteren, komt de ruimte voor experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen
onder druk te staan. De centra blijven echter inspanningen leveren omdat ze dit als een van hun kerntaken zien.
Veel centra melden dat de effecten van de besparingen zich met vertraging doen voelen. Ettelijke strategieën om op korte
termijn de werking op peil te houden - aanspreken reserves, verhoging werkdruk, afvloeiing gespreid in de tijd, besparing op
innovatie... - zijn niet duurzaam en nopen op termijn tot een herijking/inperking van de werking.
124 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5.2. VOORSTELLING VAN DE VERSCHILLENDE CENTRA
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Vormingplus Antwerpen
B
Iedereen telt mee. Vormingplus regio Antwerpen wil bijdragen tot de ontwikkeling van een duur-
zame samenleving waar iedereen meetelt. We zijn actief waar mensen wonen en werken, waar
problemen vaak aan den lijve ervaren worden. We brengen mensen samen om te leren en zorgen
ervoor dat ze hierdoor ook echt iets kunnen bereiken. Dit doen we door te vertrekken vanuit de
deelnemers zelf en door het vormingsproces toe te spitsen op sociale en culturele doelen. Mensen
mogelijkheden aanreiken om iets op te steken, zich te versterken en een engagement in de samen-
leving op te nemen, daar gaan we voor.
Vormingplus Arch’educ
B
Arch’educ is één van de 13 regionale Vormingpluscentra voor volwassenenvorming. De organisatie
zorgt ervoor dat alle mensen in Halle-Vilvoorde toegang krijgen tot een ruim vormingsaanbod, met
bijzondere aandacht voor volwassenen met specifieke vormingsnoden. Mensen en organisaties
kunnen bij Arch’educ terecht met vragen rond ontwikkeling, begeleiding, communicatie, door-
verwijzing van educatieve producten, processen en projecten. Arch’educ werkt ook zelf aan een
‘appetijtelijk’ educatief aanbod.
KCafé Combinne, intercultureel praatcafé, gaat door in vier gemeenten in de regio Halle-Vilvoorde. In
meer dan de helft van de locaties is het project ondertussen verzelfstandigd.
Vormingplus Citizenne
B
Vormingplus Citizenne maakt leren plezant! De organisatie bouwt aan een open en lerend Brussel
samen met andere organisaties, groepen en gemeenschappen. Een plek waar inwoners zich met
elkaar verbonden voelen en betrokken zijn. Citizenne organiseert cursussen, debatten, ateliers,
uitstappen... waarbij de Brusselaars en hun dagelijks leven het vertrekpunt zijn. Hun activiteiten
zijn er voor hen en door hen. Door samen dingen te doen, schrijven ze een gemeenschappelijke
geschiedenis en toekomst.
K
CLIP: City Life Imagine & Play. Van september tot december 2012 maken we van Brussel een speel-
tuin voor volwassenen. Als remedie tegen de chaos en de drukte van Brussel. We poten artistieke
installaties neer in de stad die mensen verleiden tot rust en spel. We doen ludieke en onverwachte
interventies in de stad. Als kers op de taart krijg je een breed palet aan workshops en cursussen
met ontspanning, creativiteit en spel als ingrediënten.
B zelfbeschrijving van het Vormingplus-centrumK je kent ons van...
PROFIEL VAN DE SECTOR 125
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Vormingplus Gent-Eeklo
B
Vrij, wijs en geestig! Vormingplus Gent-Eeklo koos deze drie woorden als baseline. Wat we daarmee
bedoelen? Vrij: je bepaalt zelf of je deelneemt of niet. Je doet het voor jezelf en in je eigen vrije tijd.
Wie je ook bent of wat je ook doet: je bent welkom! Wijs: wijs heeft veel nuances. Wij hopen alvast
dat jij na het volgen van een cursus kunt getuigen dat je er wijzer van bent geworden. Geestig: dat
is wat we jou zeker toewensen bij het volgen van een cursus, dat je het geestig vindt.
K
Dzjambo is de naam van de interculturele ontmoetingsgroep die Vormingplus Gent-Eeklo, samen
met onthaalbureau voor nieuwkomers Kom-pas, opstartte in oktober 2004. Dzjambo omvat een
reeks van informele ontmoetingsmomenten tussen Gentenaars en (ex)nieuwkomers. De reeks start
met een laagdrempelige infoavond. Eén reeks omvat verder 10 samenkomsten: 5 uitstappen in
kleine groepjes (vooral tijdens het weekend) én 5 bijeenkomsten (steeds op een vrijdagavond).
Vormingplus Limburg
B
Bij Vormingplus Limburg kan je terecht voor een brede waaier aan vormingsactiviteiten in diverse
werkvormen over uiteenlopende thema’s: gezondheid en zorg, persoon en relatie, opvoeding,
creativiteit en hobby’s, natuur en milieu, kunst en cultuur, zingeving en filosofie, samenleving en ac-
tualiteit, computer en techniek, en wetenschap. In samenwerking met tal van partners organiseren
we vorming dicht bij huis, in de diverse gemeenten.
K
Ons uitgebreid vormingsaanbod dat vier keer per jaar verschijnt in onze Vormingskrant. Onze vor-
ming voor vrijwilligers in de Vrijwilligersacademie, en maatschappelijke projecten als VriendENtaal,
Samen Thuis in Hasselt en Fit in je hoofd.
Vormingplus Kempen
B
Niet alles hoeft te blijven zoals het is. Als je goesting hebt om iets in je buurt te veranderen, moet
je bij ons zijn. We beginnen er aan als je ons enthousiast kan maken. We kijken wie er nog wil
meedoen en samen zoeken we naar een frisse aanpak in onze projecten. Daarnaast hebben we
ook een uitgebreid vormingsaanbod voor verenigingen, buurten, organisaties uit het Turnhoutse
arrondissement.K De organisatie van de provinciale Vrouwendag 2009.
Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen
B
Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen staat in voor de niet-beroepsgerichte vorming voor
volwassenen in haar regio. Concreet betekent dit een werking die zich, vanuit Kortrijk, tot alle
steden en gemeenten van haar regio (van Roeselare tot Tielt, van Avelgem tot Zwevezele) uitstrekt,
in overleg met plaatselijke actoren en organisaties.
K
Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen biedt een breed vormingsaanbod aan voor alle
volwassen inwoners van haar regio. Belangrijke focus in dit aanbod zijn de thema’s Duurzaam-
heid, Diversiteit en Digitale geletterdheid. We zetten sterk in op werking kansarmoede. Zowel door
projecten op maat van de doelgroep, als door het maatschappelijk debat te stimuleren. Met onder
meer het (digitale) Kortrijkse project Stemmingmakerij legden we ook een focus op de gemeente-
raadsverkiezingen. We willen het lokale en regionale maatschappelijke debat verder stimuleren en
ondersteunen.
126 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Vormingplus Oost-Brabant
B
Als één van de dertien volkshogescholen in Vlaanderen, organiseren we educatieve activiteiten in
de vrije tijd rond uiteenlopende thema’s. Onze activiteiten omvatten workshops, lezingen, ateliers,
uitstappen en nog veel meer. Iedere volwassene is welkom.
K
Vormingplus Oost-Brabant bezette in 2012 een week lang een kasteel, organiseerde in ver-
schillende gemeenten cursusmaanden onder de titel ‘altijd geslaagd’, heeft een rondreizende
computerklas, organiseert elk jaar filmavonden bij mensen thuis, en praatcafés voor anders- en
Nederlandstaligen onder de naam ‘Café Combinne’, laat mensen kennismaken met het leven in de
gevangenis (Kaffee Detinee), deed mee aan de G1000 door een G-Off op te zetten, en bereikte in
2011 meer dan 7.000 deelnemers.
Vormingplus Oostende-Westhoek
B
Gespreid over de centrumgemeenten Oostende, Veurne, Diksmuide, Ieper, Poperinge en Wervik
organiseert Vorminplus Oostende-Westhoek jaarlijks meer dan 550 cursussen, workshops, lezingen
en uitstappen. Het aanbod is gerangschikt in acht clusters: Cultuur, Creatief Atelier, Gezond & Wel,
Handig & Smaakvol, Multimedia, Persoon & Relatie, Samen-Leven en Zingeving. Een specifiek
aanbod is er bovendien voor vrijwilligers, mensen van andere culturen, met een verstandelijke
beperking en mensen in armoede.
K
Ons ruim, divers en kwaliteitsvol aanbod tegen een betaalbare prijs, waarbij we mensen goesting wil-
len geven om te leren en hun persoonlijke leefwereld verder te verruimen en te ontplooien. ’s Zomers
ken je ons misschien van onze Zomerstreken, waarbij we op een landelijke locatie van de vroege
ochtend tot de late avond vormingsactiviteiten organiseren als een alternatieve vorm van vakantie.
Vormingplus regio Brugge
B
Vormingplus regio Brugge zorgt voor een brede waaier aan vormende activiteiten binnen ieders
bereik. We brengen volwassenen in hun vrije tijd bij elkaar en bieden hun een venster op de wereld.
We streven naar een warme, duurzame en diverse samenleving en ondersteunen mensen bij hun
zelfontplooiing en zelfredzaamheid. We werken samen met overheden en organisaties in de regio.
K
Vormingplus is aanwezig in de tien gemeenten van de regio. Samen met lokale partners organise-
ren we een ruim aanbod aan educatieve activiteiten. Thema’s die in het oog springen zijn: creati-
viteit, duurzaamheid, diversiteit, digitale geletterdheid, stad en streek. Tijdens de zomermaanden
werken we steeds een project uit. Zo was er de ‘zomer van stilte’ en de ‘zomer zonder grenzen’
(over diversiteit).
PROFIEL VAN DE SECTOR 127
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Vormingplus regio Mechelen
B
Vormingplus regio Mechelen organiseert vormingsactiviteiten over zeer uiteenlopende thema’s in
de grote regio Mechelen. We werken samen met verschillende partners om deze activiteiten en
grotere projecten tot stand te brengen. Daarbij gaat speciale aandacht uit naar laagdrempeligheid,
innovatie en interculturaliteit.
K
Vormingplus regio Mechelen organiseert activiteiten waarin plaats is voor interculturaliteit. Gekende
voorbeelden hiervan zijn de verschillende conversatietafels in de regio, Vrouwendialoog, Samen
Inburgeren, Changemakers, activiteiten in samenwerking met zelforganisaties en verenigingen.
Tijdens conversatietafels als den Babbelier en ’t Klapgat oefenen anderstaligen die al een basis
Nederlands hebben in kleine groep met Nederlandstalige vrijwilligers.
Vormingplus Waas-en-Dender
B
Vormingplus Waas-en-Dender organiseert een waaier aan educatieve activiteiten die volwassenen
persoonlijke, sociale en culturele competenties bijbrengen en de deelname aan de samenleving
stimuleren. De organisatie wil de kans om bij te leren binnen het bereik van iedereen brengen,
met bijzondere aandacht voor groepen die moeilijker hun weg naar vorming vinden. Ze gebruikt
een breed gamma aan werkvormen. Dit gebeurt in samenwerking met tal van sociale en culturele
sleutelfiguren en organisaties.
K
Allerhande leuke en boeiende vormingsactiviteiten dicht bij de mensen.
Onze thema’s zijn Samenleving, Kunst en Cultuur, Persoon en Relatie, Zingeving en Filosofie, Ge-
zondheid en Zorg, Natuur en Milieu, Creatief en Vaardig, Wetenschap, Informatica en Techniek.
Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender
B
Vormingplus stimuleert de vorming voor volwassenen in de regio Vlaamse Ardennen-Dender.
Bedoeling is dat wij zoveel mogelijk mensen in hun vrije tijd de kans geven om zich bij te scholen.
Dat doen wij door zelf vorming te organiseren, door het aanbod van andere organisaties bekend te
maken en door de uitbouw van een studie- en informatiecentrum rond vorming in onze regio.
K
Mensen kennen Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender van een ruim aanbod van activiteiten met
een meerwaarde, over zaken die je niet zomaar op school kan leren en van boeiende projecten met
en voor een divers publiek en dit allemaal aan democratische prijzen.
128 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
1.5.3. ENKELE INDICATOREN
2011 2010-20113
activiteiten 6.048 +4,2%
uren 36.354 +3,2%
deelnames 95.657 +8,7%
3 Deze kolom toont de percentsgewijze evolutie tussen 2010 en 2011.
Hoewel sterk verschillend van centrum tot centrum, zien we globaal geen terugval in het aantal deelnames en activiteiten. Er is sprake
van een groeivertraging, geen krimp.
We zien voor de groeivertraging in plaats van krimp vier oorzaken (zie hoger voor uitgebreide toelichting): (1) toen de besparingen
aangekondigd werden (najaar 2010), stond het programma voor 2011 bij de meeste centra al op punt; (2) het personeel levert extra
VHS: evolutie aantal activiteiten
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
20082007 2009 2010 2011
VHS: evolutie aantal deelnames
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0
20082007 2009 2010 2011
PROFIEL VAN DE SECTOR 129
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
VHS: evolutie aantal gepresteerde uren
38.000
37.000
36.000
35.000
34.000
33.000
32.000
31.000
30.000
29.000
28.000
20082007 2009 2010 2011
Het aantal gepresteerde uren van de centra vertoont een grillig verloop waar we nog geen conclusies aan kunnen verbinden. Toch zien
we – doorheen de schommelingen - globaal een groeivertraging over de vijf registratiejaren.
inspanningen om de geplande initiatieven toch nog uit te voeren; (3) de centra kunnen teren op de inspanningen die ze in het verleden
leverden om een aanbod te ontwikkelen; (4) om de besparingen op korte termijn te kunnen verteren, wordt soms de ruimte voor
experiment, vernieuwing en het bereiken van minder evidente doelgroepen beperkt.
130 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Hoe vaak participeert een deelnemer aan een activiteit?
Een deelnemer neemt gemiddeld 1,7 keer deel aan een activiteit van Vormingplus.
Op basis van 86 % van de gegevens (van 11 centra van de 13) kunnen we (met extrapolatie) een betrouwbare inschatting maken van
het aantal unieke deelnemers: in 2011 telden de Vormingplus-centra zo’n 56.275 unieke deelnemers. Dat betekent dat een deelnemer
gemiddeld 1,7 keer participeert aan een Vormingplus-activiteit.
Evolutie per centrum van enkele meetbare output-indicatoren
Zoals eerder gesteld, verschillen de centra onderling sterk in de manier waarop ze omgaan met besparingen. De diversiteit in strate-
gieën vertaalt zich onder andere in de meetbare output van de centra, zoals verbeeld in de grafiek hierboven. We tonen per centrum
(verticaal) (anoniem en niet-alfabetisch) en per indicator (horizontaal: aantal deelnames, activiteiten, uren en samenwerkingen met
partners) de evolutie 2010-2011:
- rode cellen (-) duiden op een daling met meer dan 5%;
- groene cellen (+) duiden op een stijging met meer dan 5%;
- donkergroene cellen (++) wijzen op een stijging van meer dan 10%;
- lichtrode cellen (0) wijzen op een standstill.
evolutie 2010-2011 activiteiten deelnames uren samenwerkingen
V+ 1 - - - -
V+ 2 - - 0 -
V+ 3 - + + -
V+ 4 + 0 - +
V+ 5 0 + - +
V+ 6 0 + - +
V+ 7 0 - + +
V+ 8 + + + -
V+ 9 + 0 0 +
V+ 10 + 0 + +
V+ 11 + 0 + +
V+ 12 0 + + +
V+ 13 + + ++ ++
PROFIEL VAN DE SECTOR 131
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
1.5.4. SPREIDING VAN HET AANBOD
De Vormingplus-centra spreiden het eigen educatief aanbod geografisch over hun regio. De centra verlagen dus participatiedrem-
pels door het aanbod tot aan de deur van hun (potentiële) deelnemers te brengen. Op de kaarten die hierna volgen, brengen we de
spreiding in beeld.
Waar organiseren de centra activiteiten? Op het eerste kaartje hierna (p.132) zie je de spreiding van de activiteiten over Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
We geven per gemeente het aantal gerealiseerde Vormingplus-activiteiten in 2011 weer. Verschillende centrumsteden zijn duidelijk
herkenbaar met een hoog aantal gerealiseerde activiteiten.
Waar komen de deelnemers vandaan?Op het tweede kaartje hierna (p. 133) zie je de oorsprong van de deelnames in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. We
geven per gemeente het aantal deelnames in 2011 weer. Deze kaart toont een genuanceerder beeld van het bereik van de centra. De
meeste deelnames komen uit de centrumsteden.
Wat is de spreiding van het bereik van de centra?Uit het tweede kaartje blijkt dat de meeste deelnames uit de centrumsteden komen. Dat is logisch, aangezien in de steden meer
mensen wonen. Op het kaartje erna (p.134) neutraliseren we het effect van de bevolkingsverschillen tussen gemeenten. We tonen met
een spreidingsindex het bereik per inwoner van een gemeente. In rode gemeenten bereiken de Vormingplus-centra verhoudingsgewijs
veel mensen (warm), in blauwe gemeenten minder (koud). In gemeenten met een lichtrode kleur (waarde 1) is het aanbod in een
evenwichtige verhouding tot de bevolking. Voor de details over de berekening van deze index verwijzen we graag naar het methodolo-
gisch hoofdstuk op p.40. De spreidingsindex toont dat Vormingplus ook sterk staat in veel gemeenten buiten de centrumsteden.
132 PROFIEL VAN DE SECTOR
1
2
33
4
567
8
9
1011
1213
1415
16
17
18
19
12
23
59
75
78
8692
100
88
105
157
174 20
1
210
248
257
299
305
32
45
63
131
170
176
198
217
218
90
93
114
183
109
141
149
227
261
275
177
268
630
37 94
48
33
35
3942
43
66
69
9616
1
181
203
222
223
116
124
127 13
716
5
180
196
200
224
234
239
242
285
11
16
17
19
57
7383
98
99
102
112
118
129
163
147
182
189
194
205
21322
5
226
228
264
269
270
278
2423
5
237
238
250
284
287
289
290
297
308
34
65 9
5
5
20
27
62
71
81
82
8710
1
108
125
126
156
160
171
178
184
187
211
216
219
247
252
255
266
291
3
21
22
2629
36
40
60
74
80
84 97
107
110
117
130
139
140
150
158
166
173
212
232
236
256
259
260
263
302
295
231
64
143
164 24
0
276
281
13
103
18
31
46
48
123
208
26229
2
303
134
61
115
135 13
8
167
120 19
0
221
277
300
106
151
267
44
79
119
192
206
215
49
1011
1
121
122
154
159
195
229
251
5619
120
9
220
233
258
283
286
7
50
136
202
265
9 15
52
91
14214
6
155
186
274
280
307
249
172
185
188
193
197
199
207
2547
55
89
148
152
272
279
282
293
14
6712
8
1 54
77
8510
4
153
204
244
301
68
245
271
273
298
304 14
5
214
23029
6
4113
2
288
113
162
175
306
28
144
169
241
246
253
254
179
243
294
2
5351
58
70
7276
133
168
38
VHS: spreiding van de activiteiten(lijst gemeenten zie pag. 135)
geen
1 te
m 1
9
20 te
m 2
9
30 te
m 3
9
40 te
m 4
9
50 te
m 9
9
100
tem
299
300
of m
eer
aant
al a
ctiv
itei
ten
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 133
1
2
33
4
567
8
9
1011
1213
1415
16
17
18
19
12
23
59
75
78
8692
100
88
105
157
174 20
1
210
248
257
299
305
32
45
63
131
170
176
198
217
218
90
93
114
183
109
141
149
227
261
275
177
268
630
37 94
48
33
35
3942
43
66
69
9616
1
181
203
222
223
116
124
127 13
716
5
180
196
200
224
234
239
242
285
11
16
17
19
57
7383
98
99
102
112
118
129
163
147
182
189
194
205
21322
5
226
228
264
269
270
278
2423
5
237
238
250
284
287
289
290
297
308
34
65 9
5
5
20
27
62
71
81
82
8710
1
108
125
126
156
160
171
178
184
187
211
216
219
247
252
255
266
291
3
21
22
2629
36
40
60
74
80
84 97
107
110
117
130
139
140
150
158
166
173
212
232
236
256
259
260
263
302
295
231
64
143
164 24
0
276
281
13
103
18
31
46
48
123
208
26229
2
303
134
61
115
135 13
8
167
120 19
0
221
277
300
106
151
267
44
79
119
192
206
215
49
1011
1
121
122
154
159
195
229
251
5619
120
9
220
233
258
283
286
7
50
136
202
265
9 15
52
91
14214
6
155
186
274
280
307
249
172
185
188
193
197
199
207
2547
55
89
148
152
272
279
282
293
14
6712
8
1 54
77
8510
4
153
204
244
301
68
245
271
273
298
304 14
5
214
23029
6
4113
2
288
113
162
175
306
28
144
169
241
246
253
254
179
243
294
2
5351
58
70
7276
133
168
38
VHS: spreiding van de deelnames 4
(lijst gemeenten zie pag. 135)
0 te
m 9
10 te
m 9
9
100
tem
999
1.00
0 te
m 9
.999
10.0
00 o
f mee
r
aant
al d
eeln
ames
4 Bij twee centra extrapoleerden we (een deel van) de deelnamecijfers op basis van de locatie van de activiteit. 15 % van de deelnames kon niet worden toegewezen aan een gemeente. 7 % van de deelnames kwam van buiten de regio.
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
134 PROFIEL VAN DE SECTOR
12
23
59
75
78
8692
100
88
105
157
174 20
1
210
248
257
299
305
32
45
63
131
170
176
198
217
218
90
93
114
183
109
141
149
227
261
275
177
268
630
37 94
48
33
35
3942
43
66
69
9616
1
181
203
222
223
116
124
127 13
716
5
180
196
200
224
234
239
242
285
11
16
17
19
57
7383
98
99
102
112
118
129
163
147
182
189
194
205
21322
5
226
228
264
269
270
278
2423
5
237
238
250
284
287
289
290
297
308
34
65 9
5
5
20
27
62
71
81
82
8710
1
108
125
126
156
160
171
178
184
187
211
216
219
247
252
255
266
291
3
21
22
2629
36
40
60
74
80
84 97
107
110
117
130
139
140
150
158
166
173
212
232
236
256
259
260
263
302
295
231
64
143
164 24
0
276
281
13
103
18
31
46
48
123
208
26229
2
303
134
61
115
135 13
8
167
120 19
0
221
277
300
106
151
267
44
79
119
192
206
215
49
1011
1
121
122
154
159
195
229
251
5619
120
9
220
233
258
283
286
7
50
136
202
265
9 15
52
91
14214
6
155
186
274
280
307
249
172
185
188
193
197
199
207
2547
55
89
148
152
272
279
282
293
14
6712
8
1 54
77
8510
4
153
204
244
301
68
245
271
273
298
304 14
5
214
23029
6
4113
2
288
113
162
175
306
28
144
169
241
246
253
254
179
243
294
2
5351
58
70
7276
133
168
38
VHS: spreidingsindex5
(lijst gemeenten zie pag. 135)
0 (k
oud)
1 (e
venw
icht
)
2 (w
arm
)
spre
idin
gsin
dex
5 Bij twee centra extrapoleerden we (een deel van) de deelnamecijfers op basis van de locatie van de activiteit. 15 % van de deelnames kon niet worden toegewezen aan een gemeente. 7 % van de deelnames kwam van buiten de regio.
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 135
1. Aalst2. Aalter3. Aarschot4. Aartselaar5. Affligem6. Alken7. Alveringem8. Antwerpen9. Anzegem10. Ardooie11. Arendonk12. As13. Asse14. Assenede15. Avelgem16. Baarle-Hertog17. Balen18. Beernem19. Beerse20. Beersel21. Begijnendijk22. Bekkevoort23. Beringen24. Berlaar25. Berlare26. Bertem27. Bever28. Beveren29. Bierbeek30. Bilzen31. Blankenberge32. Bocholt33. Boechout34. Bonheiden35. Boom36. Boortmeerbeek37. Borgloon38. Bornem39. Borsbeek40. Boutersem41. Brakel42. Brasschaat43. Brecht44. Bredene45. Bree46. Brugge47. Buggenhout48. Damme49. De Haan50. De Panne51. De Pinte52. Deerlijk53. Deinze54. Denderleeuw55. Dendermonde56. Dentergem57. Dessel58. Destelbergen59. Diepenbeek60. Diest61. Diksmuide62. Dilbeek63. Dilsen-Stokkem64. Drogenbos65. Duffel66. Edegem
67. Eeklo68. Erpe-Mere69. Essen70. Evergem71. Galmaarden72. Gavere73. Geel74. Geetbets75. Genk76. Gent77. Geraardsbergen78. Gingelom79. Gistel80. Glabbeek81. Gooik82. Grimbergen83. Grobbendonk84. Haacht85. Haaltert86. Halen87. Halle88. Ham89. Hamme90. Hamont-Achel91. Harelbeke92. Hasselt93. Hechtel-Eksel94. Heers95. Heist-op-den-Berg96. Hemiksem97. Herent98. Herentals99. Herenthout100. Herk-de-Stad101. Herne102. Herselt103. Herstappe104. Herzele105. Heusden-Zolder106. Heuvelland107. Hoegaarden108. Hoeilaart109. Hoeselt110. Holsbeek111. Hooglede112. Hoogstraten113. Horebeke114. Houthalen-Helchteren115. Houthulst116. Hove117. Huldenberg118. Hulshout119. Ichtegem120. Ieper121. Ingelmunster122. Izegem123. Jabbeke124. Kalmthout125. Kampenhout126. Kapelle-op-den-Bos127. Kapellen128. Kaprijke129. Kasterlee130. Keerbergen131. Kinrooi132. Kluisbergen
133. Knesselare134. Knokke-Heist135. Koekelare136. Koksijde137. Kontich138. Kortemark139. Kortenaken140. Kortenberg141. Kortessem142. Kortrijk143. Kraainem144. Kruibeke145. Kruishoutem146. Kuurne147. Laakdal148. Laarne149. Lanaken150. Landen151. Langemark-Poelkapelle152. Lebbeke153. Lede154. Ledegem155. Lendelede156. Lennik157. Leopoldsburg158. Leuven159. Lichtervelde160. Liedekerke161. Lier162. Lierde163. Lille164. Linkebeek165. Lint166. Linter167. Lo-Reninge168. Lochristi169. Lokeren170. Lommel171. Londerzeel172. Lovendegem173. Lubbeek174. Lummen175. Maarkedal176. Maaseik177. Maasmechelen178. Machelen179. Maldegem180. Malle181. Mechelen182. Meerhout183. Meeuwen-Gruitrode184. Meise185. Melle186. Menen187. Merchtem188. Merelbeke189. Merksplas190. Mesen191. Meulebeke192. Middelkerke193. Moerbeke194. Mol195. Moorslede196. Mortsel197. Nazareth198. Neerpelt
199. Nevele200. Niel201. Nieuwerkerken202. Nieuwpoort203. Nijlen204. Ninove205. Olen206. Oostende207. Oosterzele208. Oostkamp209. Oostrozebeke210. Opglabbeek211. Opwijk212. Oud-Heverlee213. Oud-Turnhout214. Oudenaarde215. Oudenburg216. Overijse217. Overpelt218. Peer219. Pepingen220. Pittem221. Poperinge222. Putte223. Puurs224. Ranst225. Ravels226. Retie227. Riemst228. Rijkevorsel229. Roeselare230. Ronse231. Roosdaal232. Rotselaar233. Ruiselede234. Rumst235. Schelle236. Scherpenheuvel-
Zichem237. Schilde238. Schoten239. Sint-Amands240. Sint-Genesius-Rode241. Sint-Gillis-Waas242. Sint-Katelijne-Waver243. Sint-Laureins244. Sint-Lievens-Houtem245. Sint-Martens-Latem246. Sint-Niklaas247. Sint-Pieters-Leeuw248. Sint-Truiden249. Spiere-Helkijn250. Stabroek251. Staden252. Steenokkerzeel253. Stekene254. Temse255. Ternat256. Tervuren257. Tessenderlo258. Tielt259. Tielt-Winge260. Tienen261. Tongeren262. Torhout263. Tremelo
264. Turnhout265. Veurne266. Vilvoorde267. Vleteren268. Voeren269. Vorselaar270. Vosselaar271. Waarschoot272. Waasmunster273. Wachtebeke274. Waregem275. Wellen276. Wemmel277. Wervik278. Westerlo279. Wetteren280. Wevelgem281. Wezembeek-Oppem282. Wichelen283. Wielsbeke284. Wijnegem285. Willebroek286. Wingene287. Wommelgem288. Wortegem-Petegem289. Wuustwezel290. Zandhoven291. Zaventem292. Zedelgem293. Zele294. Zelzate295. Zemst296. Zingem297. Zoersel298. Zomergem299. Zonhoven300. Zonnebeke301. Zottegem302. Zoutleeuw303. Zuienkerke304. Zulte305. Zutendaal306. Zwalm307. Zwevegem308. Zwijndrecht
Lijst van de gemeenten
1. Anderlecht2. Brussel3. Elsene4. Etterbeek5. Evere6. Ganshoren7. Jette8. Koekelberg9. Oudergem10. Schaarbeek11. Sint-Agatha-Berchem12. Sint-Gillis13. Sint-Jans-Molenbeek14. Sint-Joost-ten-Node15. Sint-Lambrechts-Woluwe16. Sint-Pieters-Woluwe17. Ukkel18. Vorst19. Watermaal-Bosvoorde
Brussel
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
136 PROFIEL VAN DE SECTOR
aantal activiteiten% van het totaal
aantal acitiviteiten (6.048)
digitale geletterdheid 6 704 11,6%
interculturaliteit 7 858 14,2%
duurzaamheid 8 455 7,5%
burgerschap en maatschappelijke
thema’s 9872 14,4%
totaal van de drie thema’s 2.889 47,8%
1.5.5. FOCUS OP MAATSCHAPPELIJKE THEMA’S EN BURGERSCHAP
De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk de vinger aan de pols te houden in de regio. Ze waken erover dat hun aanbod maat-
schappelijk relevant en to the point blijft. We lichten ter illustratie vier thema’s uit het aanbod: digitale geletterdheid, interculturaliteit,
duurzaamheid en burgerschap/maatschappelijke thema’s.
6 Digitale geletterdheid staat voor het kunnen gebruiken van digitale technologieën, communicatiemiddelen en/of netwerken om toegang te hebben tot, het managen van, het integreren en evalueren van en het zelf creëren van informatie om te kunnen functioneren in de kennismaatschappij (Bron: LINC vzw). De Vormingplus-centra sluiten zich met aandacht voor digitale geletterdheid expliciet aan bij de doelstellingen van het ‘Plan Geletterdheid Verhogen’ van de Vlaamse regering.
7 Interculturaliseren is een interactief leerproces om te leren omgaan met diversiteit. Hierbij staan ontmoeting en dialoog van mensen met verschillende culturele achtergronden centraal, vertrekkend vanuit het respect voor de eigenheid en het besef van de gelaagdheid en dynamiek van culturen. (Bron: Kennisknooppunt Interculturaliseren)
8 Duurzaamheid is de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. (Bron: VN)
9 Onder activiteiten over burgerschap en maatschappelijke thema’s verstaan we:1. activiteiten die een deelnemer een inzicht verschaffen in de maatschappelijke context waarin hij/zij zich bevindt;2. activiteiten waarbij een deelnemer kennis en vaardigheden verwerft in functie van een volwaardige participatie als burger in een democratische
samenleving.
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Op basis van een indicatieve toets – een greep van vier thema’s uit de meetbare output van activiteiten - kunnen we veilig stellen dat
minstens de helft van het aanbod van Vormingplus-centra inspeelt op actuele maatschappelijke uitdagingen.
We maakten hiervan een kaart (zie hierna). We duiden voor elke Vlaamse gemeente aan of er minstens één activiteit was over digitale
geletterdheid (rood bolletje), interculturaliteit (blauw bolletje), duurzaamheid (groen bolletje) of burgerschap/maatschappelijke thema’s
(geel bolletje). De centra zijn over heel Vlaanderen aanwezig zijn met een maatschappijgericht aanbod.
PROFIEL VAN DE SECTOR 137
VHS: spreiding van de initiatieven rond digitale geletterdheid, interculturaliteit, duurzaamheid en burgerschap en maatschappelijke thema’s (lijst gemeenten zie pag. 135)
duur
zaam
heid
inte
rcul
tura
litei
t
digi
tale
gel
ette
rdhe
id
burg
ersc
hap
en m
aats
chap
pelij
ke th
ema’
s
acti
vite
it(e
n) ro
nd
Op b
oven
staa
nde
kaar
t dui
den
we
per V
laam
se e
n Br
usse
lse
gem
eent
e aa
n w
aar m
inst
ens
één
activ
iteit
rond
dig
itale
gel
ette
rdhe
id, i
nter
cultu
ralit
eit e
n du
urza
amhe
id h
eeft
plaa
tsge
vond
en. C
oncl
usie
: de
activ
iteite
n ro
nd d
eze
them
a’s
kenn
en e
en s
terk
e sp
reid
ing
over
hee
l Vla
ande
ren
en B
russ
el.
1
2
33
4
567
8
9
1011
1213
1415
16
17
18
19
12
23
59
75
78
8692
100
88
105
157
174 20
1
210
248
257
299
305
32
45
63
131
170
176
198
217
218
90
93
114
183
109
141
149
227
261
275
177
268
630
37 94
48
33
35
3942
43
66
69
9616
1
181
203
222
223
116
124
127 13
716
5
180
196
200
224
234
239
242
285
11
16
17
19
57
7383
98
99
102
112
118
129
163
147
182
189
194
205
21322
5
226
228
264
269
270
278
2423
5
237
238
250
284
287
289
290
297
308
34
65 9
5
5
20
27
62
71
81
82
8710
1
108
125
126
156
160
171
178
184
187
211
216
219
247
252
255
266
291
3
21
22
2629
36
40
60
74
80
84 97
107
110
117
130
139
140
150
158
166
173
212
232
236
256
259
260
263
302
295
231
64
143
164 24
0
276
281
13
103
18
31
46
48
123
208
26229
2
303
134
61
115
135 13
8
167
120 19
0
221
277
300
106
151
267
44
79
119
192
206
215
49
1011
1
121
122
154
159
195
229
251
5619
120
9
220
233
258
283
286
7
50
136
202
265
9 15
52
91
14214
6
155
186
274
280
307
249
172
185
188
193
197
199
207
2547
55
89
148
152
272
279
282
293
14
6712
8
1 54
77
8510
4
153
204
244
301
68
245
271
273
298
304 14
5
214
23029
6
4113
2
288
113
162
175
306
28
144
169
241
246
253
254
179
243
294
2
5351
58
70
7276
133
168
38
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
138 PROFIEL VAN DE SECTOR
Digitale geletterdheid
Voor wie opleidingen in CVO’s te lang, te schools of te moeilijk vindt, biedt Vormingplus ‘Digitale Upgrade’ aan. Beginnende
computergebruikers kunnen aan de slag in praktische workshops en demo’s. Gevorderden kunnen een nieuwe stap voorwaarts
zetten. Zo staan deelnemers sterker om zelf te bepalen waar ze nood aan hebben.
Vormingplus en het OCMW van Gent werken samen aan het muziekproject Bougez Bougez. Daarbinnen tekent Vormingplus voor
een maatschappelijk kwetsbare groep het traject ‘DIGI-TALE’ uit. De deelnemers gebruiken diverse media om beelden, foto’s,
tekeningen, muziek en (ingesproken) tekst te verwerken in een persoonlijk thema. De resultaten (powerpoint, videoclip, blog...)
worden aan het publiek getoond.
Het belang van ‘Mediawijsheid’ neemt met de dag toe. In 2011 neemt Vormingplus deel aan de ‘Digitale Week’ door middel van
een lezing ‘Kritisch omgaan met nieuwe media’. Verder blijven laagdrempelige computer-, internet- en digitale fotografiecursus-
sen zeer belangrijk. Het aanbod wordt uitgebreid met sessies over ‘Downloaden en registreren’ en ‘Verder internetten en mailen’.
Ook internetdaten kwam aan bod in een cursus in samenwerking met besingle.be.
Computer vanaf nul: Vormingplus leert deelnemers waar ze op moeten letten bij de aankoop van een computer. Na de aanschaf
leert men in groep hoe met de eigen computer te werken. Allerlei toepassingen komen aan bod: internet, berichten verzenden,
tekst maken, foto’s, muziek, cd’s branden, problemen oplossen.
Via korte workshops en informatiemomenten worden deelnemers weerbaarder als consument en gebruiker van populaire inter-
nettoepassingen. Na een korte demonstratie kunnen ze een standpunt innemen over Facebook, Google Streetview, iPads, the
Cloud... Een groot deel van deze activiteiten wordt georganiseerd in samenwerking met lokale dienstencentra, Samenlevings-
opbouw en lokale organisaties.
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
ENKELE PRAKTIJKVOORBEELDEN
PROFIEL VAN DE SECTOR 139
Interculturaliteit
Grotere bewegingsvrijheid en zelfstandigheid voor allochtone vrouwen, daar draait het om in het project ‘Fietsvriendinnen’.
Vormingplus organiseert een ontmoeting tussen allochtone en autochtone vrouwen en helpt hen om zich als fietser in het
verkeer te begeven. Fietsvaardigheid en -ervaring zijn het resultaat.
Deze avond past in een reeks van vijf lezingen, onder de noemer Dar Es Salaam, waarin de islam in Vlaanderen wordt
besproken. Op de avond worden telkens enkele sprekers uitgenodigd die hun mening en visie geven op het thema. Nadien
wordt er in debat gegaan met de deelnemers. Elke deelnemer krijgt de kans vragen te stellen. De lezingenreeks kent een groot
succes, mede dankzij de samenwerking met heel wat partners.
Vormingplus zet vormingstrajecten op voor etnisch-culturele minderheden om hun kennis, vaardigheden en netwerken rond
beleidsthema’s te versterken. Dat gebeurt in het kader van het project ‘Changemakers’. Dit project ontvangt middelen van
het Europees Integratiefonds en wordt uitgevoerd door het Minderhedenforum in samenwerking met Vormingplus en de
etnisch-culturele federaties. ‘Changemakers’ bouwt aan een verhoogde maatschappelijke participatie van de doelgroep door de
betrokkenheid bij het beleid zowel kwantitatief als kwalitatief te vergroten .
In samenwerking met de integratiedienst van Kortrijk en het intercultureel ontmoetingscentrum Leiaarde ontwikkelt Vorming-
plus een project waarbij mensen van allochtone afkomst als brugfiguur gevormd en ingezet worden voor hun gemeen-
schap. De klemtoon ligt in de eerste plaats op toeleiding naar culturele en vrijetijdsinitiatieven. Vormingplus geeft mee vorm
aan het project en werkte daartoe een vormingstraject uit van zes sessies, gevolgd door maandelijkse intervisies. In 2011
wordt een eerste groep ‘gelanceerd’ die in de toekomst verder wordt uitgebreid.
Door de aanwezigheid van een opvangcentrum in Sint-Niklaas worden inwoners van de regio geconfronteerd met mensen van
velerlei afkomst. Er wonen momenteel 188 asielzoekers in het opvangcentrum: zowel families met kinderen als alleenstaan-
den. Vormingplus geeft mensen de kans dat centrum van naderbij te leren kennen. Tijdens het bezoek krijgen deelnemers
informatie over de bewoners, de werking van het opvangcentrum en de opvang van asielzoekers in België.
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
140 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Duurzaamheid
Vormingplus zet in samenwerking met enkele OCMW’s een duurzaam georiënteerde kookcursus op voor het OCMW-cliën-
teel. De bedoeling is tweeledig: enerzijds ontstaat een beter begrip van duurzaamheid bij te brengen, anderzijds wijst het de
weg naar ander vormingswerk.
Een andere kijk op wonen: tijdens een bezoek aan een passiefhuis dompelt Vormingplus de deelnemers onder in een stroom
van frisse ideeën omtrent verlichting, passieve zonnesystemen, duurzaam verwarmen en koelen, natuurlijke zonnewering,
energieloze ventilatiesystemen, isolatietechnieken...
Gemeenschapsvorming en duurzaam tuinieren gaan hand in hand in het project ‘Groene Voortuintjes’. De bewoners van de
sociale woonwijk Diependaal in Herentals krijgen de kans om een aantal vormingsmomenten te volgen, deel te nemen aan
tuinklusdagen en goedkoop planten en zaaigoed aan te schaffen. Zo kunnen ze hun (voor)tuin opfleuren. Het geheel wordt
feestelijk afgesloten met een heus buurtfeest.
Vormingplus maakt een vademecum met diverse programma’s/activiteiten over het thema duurzaamheid. In het halfjaar-
lijks overleg met de culturele centra is duurzaamheid een expliciet agendapunt. Per CC wordt gestreefd naar een minimum van
drie programma’s over duurzaamheid (maar ook digitale geletterdheid en diversiteit). Zo stimuleert Vormingplus alle partners in
de regio om dit thema actief op te nemen in de programmatie.
Bespaar e 1000 door bewust te verbruiken: deze cursus loopt in samenwerking met de bibliotheken van Sint-Lievens-
Houtem en Haaltert. Netwerk Bewust Verbruiken begeleidt en legt er uit hoe deelnemers op een eenvoudige manier geld kun-
nen besparen op voeding, aankopen, mobiliteit, energie, gezondheid... en dat allemaal zonder verlies van comfort.
PROFIEL VAN DE SECTOR 141
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Burgerschap en/of maatschappelijke thema’s
Beste buur, beste burgemeester: bewonersgroepen in de stad Antwerpen vormen mee het cement van hun wijk. Daarom
is het belangrijk dat ze zichzelf naar waarde schatten. Vormingplus helpt hen mogelijkheden te ontdekken om vaker en beter
op te komen voor hun verantwoordelijkheden en idealen. Ze visualiseren deze inzichten en verlangens in een digitaal verhaal.
Vervolgens verspreiden ze die online. Zo worden de verhalen concreet en zichtbaar: voor henzelf, voor de buurt en voor de
lokale overheid.
In dit project werken de bewoners van de sociale woonwijk Brasel in Dessel, de sociale huisvestingsmaatschappij, het OCMW
en een architectenbureau samen aan een toekomstplan voor de renovatie van de wijk. Vormingplus begeleidt de bewoners
in het formuleren en tastbaar maken van hun wensen. De bewoners gaan het debat aan met de andere partners met als doel
het aangeleverde materiaal te integreren in een toekomstplan.
Vormingplus wil burgers de kans geven om samen na te denken over de toekomst. De ‘G-off tafels’ zijn bedoeld voor mensen
die niet werden uitgeloot voor de G1000, die op hetzelfde moment in Brussel doorgaat. De aanwezige deelnemers wisselen van
gedachten over het thema sociale zekerheid.
LETS staat voor Local Exchange Trade System, vrij te vertalen als lokaal ruilhandelsysteem. Letsers bieden goederen of dien-
sten aan en kunnen hierdoor op hun beurt een beroep doen op andere letsers. Vormingplus trekt de LETS-groep, maar streeft
naar een complete zelfstandigheid van de groep.
In de schaduw van Doel organiseert Vormingplus een informatiedebat over kernenergie. Het debat speelt in op de vele vei-
ligheidsvragen in de nadagen van de ramp in Fukushima. Een panel van deskundigen licht het drama toe en geeft antwoord op
vragen van verontruste burgers. Risico’s, gevolgen van nucleaire straling en mogelijke alternatieven voor kernenergie kwamen
uitgebreid aan bod.
142 PROFIEL VAN DE SECTOR
aantal% van het totaal aantal
unieke deelnemers (56.275)
aantal nieuwe deelnemers (raming) 27.200 48,4%10
1.5.6. DOELGROEPEN
Nieuwe deelnemers en experimenten om mensen te bereiken
Vormingplus wil andere en meer mensen op nieuwe manieren bereiken. We bekijken hier het bereik van mensen die voor het eerst in
contact komen met Vormingplus (nieuwe deelnemers).
10 Extrapolatie op basis van 57% van de gegevens (van 8 centra van de 13).
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Vormingplus licht in het Spiegelproject haar communicatie door in functie van een groter bereik van etnisch-culturele minder-
heden. Dat leidde tot een Afrikaanse gespreksgroep in Asse. Zo wordt het aanbod en de communicatie afgestemd op een meer
divers publiek. Vormingsplus start daarna een Afrikaans programma op met en door Afrikanen.
In april 2011 verhuist Vormingplus van de Brugse binnenstad naar de wijk Sint-Pieters. Alle inwoners uit de wijk krijgen een
brochure met het activiteitenaanbod in de bus, met een uitnodiging om een bezoek te brengen aan de nieuwe locatie.
Het project NEVENSTROOM biedt afstuderende cursisten van het Centrum voor Basiseducatie verrassende perspectieven om
Nederlands te oefenen. Vormingplus laat hen proeven van informeel leren en creëert in het traject leerkansen op basis van
interesses en talenten van de cursisten. Ze vinden aansluiting bij het reguliere aanbod van Vormingplus.
Dankzij een veelzijdig en laagdrempelig aanbod bereikt Vormingplus met het provinciale project ‘Watertanden’ een breder
publiek. Het centrale thema, water, wordt op diverse manieren benaderd (bv. creatieve cursussen, bedrijfsbezoeken, zinge-
vingsaspecten van water). Nieuwe methodieken (bv. cursussen aan de waterkant, tentoonstelling bouwen door cursisten als
toonmoment, digi-tales) worden aangewend.
Elk jaar zet Vormingplus één prioritair thema in de kijker om nieuwe deelnemers te bereiken. In 2011 is dat ‘gezondheid’.
Zo ontwikkelt Vormingplus als innovatieve praktijk de dag ‘Op uw gezondheid’. Promotie gebeurt met een speciale folder op voor
Vormingplus minder gebruikelijke plaatsen: gezondheidsinstellingen, crèches, dokters, apothekers...
Maatschappelijk kwetsbare groepen
De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, ook zij die moeilijk of geen toegang vinden tot niet-formele educatie in de re-
gio, in contact te brengen met het aanbod. Op die manier slopen de Vormingplus-centra voortdurend participatiedrempels. We bekijken
hier indicatief het bereik van enkele maatschappelijk kwetsbare groepen via het Vormingplus-aanbod.
De Vormingplus-centra richtten in 2011 minstens een 200-tal activiteiten expliciet op maatschappelijk kwetsbare groepen. De centra
bereikten samen zo’n 4.000 deelnames uit deze doelgroepen. Om de activiteiten te realiseren, werkten de centra samen met meer
dan 200 andere organisaties en 71 gemeenten in Vlaanderen en Brussel. Eén gemeente op vijf werkte dus samen met Vormingplus om
aanbod voor kansengroepen te realiseren. Deze cijfers zijn echter een onderschatting. Het is immers moeilijk om deze doelgroep af te
lijnen. We hanteren hier enkel activiteiten die expliciet gericht zijn op kansarmen, kortgeschoolden, personen met een handicap, zieken
en hun omgeving en gedetineerden. Deelnemers uit (andere) kwetsbare groepen nemen ook deel aan het reguliere aanbod.
PROFIEL VAN DE SECTOR 143
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Wel-zijn! Vrouw-zijn!: deze vorming voor maatschappelijk kwetsbare vrouwen wordt ontwikkeld door een educatieve me-
dewerker van Vormingplus. Tijdens deze reeks krijgen de deelnemers vorming over geestelijke en fysieke gezondheid. De doel-
groep wordt rechtstreeks aangesproken door de wijkwerker en er wordt promotie gemaakt in het sociaal restaurant. De dienst
Welzijn en de wijkwerkster volgt de deelnemers nadien nog individueel op.
Vormingplus (met projectsteun van de Koning Boudewijnstichting en NGO Close the Gap en in samenwerking met gemeentes en
Seniorennet) organiseert op een vijftal plaatsen een traject digitale opvoedingsondersteuning voor mensen in kansarmoede.
Digitale vorming en opvoedingsondersteuning gaan hand in hand. Om de duurzaamheid van het traject te garanderen, blijven de
gebruikte computers ter beschikking van de individuele deelnemers of de betrokken organisaties.
Mama’s power: het beste van zichzelf delen... dat is wat 12 moeders twee maal per maand doen. Deze moeders leven in pre-
caire omstandigheden en kunnen bij Nasci vzw, een partner van Vormingplus, terecht voor materiële hulp. Tijdens vormingen
werken ze aan een positief zelfbeeld, maken een CV, surfen op het internet, filosoferen over mannen en vrouwen, leren grenzen
aangeven... Deze vrouwen leren van elkaar en ondersteunen elkaar.
Tijdens Vrouwendialoog wordt een brug geslagen tussen de leefwereld van verschillende vrouwen: enerzijds vrouwen van
voornamelijk Marokkaanse afkomst en anderzijds Vlaamse vrouwen die voornamelijk uit de middenklasse komen. Voor dit project
overlegt Vormingplus met de dienst diversiteit van de stad Mechelen, de moskee Al Buraq en de verbonden vrouwenverenigingen.
De samenwerking verliep niet steeds eenvoudig, maar de bereidheid en openheid tot samenwerking bij de verschillende partners
leiden wel steeds tot geslaagde samenkomsten.
Straal met kleur in stijl en attitude: deze cursus wordt ontwikkeld op vraag van buurtwerk Parol en wordt in gemengde groepen
(kansengroepen en algemeen publiek) gebracht. Deelnemers trachten hun uitstraling te verbeteren door te werken met make-
up, kleuren en kledingstijl. Als kers op de taart leren ze kijken naar de eigen bewegingen en lichaamshouding. Het doel is om op
een positieve wijze het verzorgen van de eigen persoon te stimuleren.
Doelgroepen bereiken = tandje bijsteken
Maatschappelijk kwetsbare groepen bereiken, is geen evidentie. Aan elke activiteit die zich – al dan niet via inclusie – op deze
groepen richt, gaan heel wat extra investeringen vooraf:
- overleg met partners (organisaties, gemeentebesturen...): de Vormingplus-centra bundelen door netwerking de
expertise en krachten met lokale partners zoals OCMW’s, gemeentebesturen, sportdiensten, doelgroep-organisaties...
- communicatie met de doelgroep: de centra passen hun communicatie aan voor de doelgroep. Het promotiemateriaal
is op maat en laagdrempelig. Persoonlijk contact of promotie via de partners (sociaal restaurant, OCMW, wijkwerker...)
staan voorop.
- nieuw aanbod of aangepast aanbod: de centra maken nieuwe inhoud op maat of vereenvoudigen een bestaand basis-
aanbod. Steeds met de behoeften van de doelgroep als expliciete leidraad.
- financiering: het inschrijvingsgeld voor activiteiten voor kwetsbare groepen moet haalbaar blijven. Daarom gaan de cen-
tra op zoek naar extra financiering of logistieke ondersteuning. Vaak genoemde co-financiers zijn steden of gemeenten,
OCMW’s en fondsen zoals de Koning Boudewijnstichting of impulsfondsen.
Voor de realisatie van het aanbod voor kwetsbare groepen werken de Vormingplus-centra in totaal samen met 71 gemeenten
(één op vijf) en 236 partnerorganisaties.
144 PROFIEL VAN DE SECTOR
6 Extrapolatie op basis van 68 % van de gegevens.
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
1.5.7. INNOVATIE
De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen, zo dicht mogelijk bij huis, in contact te brengen met niet-formele educatie. Om
deze opdracht te vervullen, gaan ze, complementair aan de bestaande werking, steeds op zoek naar creatieve manieren om mensen te
bereiken en participatiedrempels te slopen. Dat doen ze met elk met hun eigen accenten: het ene centrum innoveert in de opbouw van
expertise, het andere experimenteert met nieuwe samenwerkingen, methodieken of doelgroepen... We tonen hier indicatief een aantal
praktijkvoorbeelden.
IMID - Ik Moest Iets Doen - is een collectief van enkele Brusselse kunstenaars en sociaal-culturele partners. Vormingplus
maakt deel uit van de kern van dit collectief. IMID reikt burgers ludieke, speelse tools aan waardoor frustraties over de publieke
ruimte in de stad omgezet worden in constructieve actie. Het gaat om speelse interventies die mensen verleiden om zelf actie te
ondernemen. IMID geeft hierdoor vorm aan actief en speels burgerschap in de stad.
‘Kartrekkers voor je vereniging’ brengt mensen uit verschillende Kempense verenigingen samen om onder begeleiding van
Stichting Lodewijk De Raet en Vormingplus een interactief vormingstraject te doorlopen. De groep buigt zich over hoe nieuwe
vormen van vrijwillig engagement hun plaats kunnen vinden in bestaande verenigingen. De ‘tips en tricks’ die hieruit voort-
vloeiden, worden gebundeld in een handig inspiratieboekje.
De tentoonstelling ‘Quo Vadis’: de agressie tegen vrouwen in Afrika, India, Afghanistan... is regelmatig in het nieuws. Fran
Kusters, Beeld & Woord-kunstenaar wil enerzijds ‘partnergeweld’, maar anderzijds ook breder gezien ‘geweld binnen het gezin’
onder de aandacht brengen en bespreekbaar maken. Haar kunstwerken doen een beroep op het inlevingsvermogen van de
toeschouwer. Ze verdiepte zich in het thema door onderzoekswerk en gesprekken met slachtoffers en hulpverleners. De tentoon-
stelling was doorlopend gratis te bezoeken.
Ik verlegde een steen in de stroom: gedurende een traject van achttien wekelijkse bijeenkomsten onderzoeken deelnemers
uit kansengroepen op artistieke wijze hoe zij omgaan met ‘life-events’. Hun werk tonen ze in het Stedelijk Museum van Sint-
Niklaas. Ze evalueren zichzelf, stellen de tentoonstelling op, verzorgen de vernissagereceptie en gidsen de gasten.
PROFIEL VAN DE SECTOR 145
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
1.5.8. SAMENWERKING
Zoals uit de voorgaande delen blijkt, zijn de Vormingplus-centra intensieve netwerkers en samenwerkers. Doorheen de jaren hebben ze
een aanzienlijk netwerk opgebouwd.
VHS: evolutie aantal samenwerkingen
8.000
7.000
6.000
5.000
4.000
3.000
2.000
1.000
0
2009 2010 2011
Het aantal samenwerkingsverbanden blijft groeien, mits evenwel een groeivertraging in 2011 (zie hoger over de effecten van de
besparingen). De voornaamste partners zijn gemeenten, steden, cultuur- of gemeenschapscentra, welzijnsorganisaties, bibliotheken
en organisaties van/voor minderheden of integratie.
Bij deze samenwerkingen nemen de centra – afhankelijk van de behoefte en expertise - verschillende rollen op. We onderscheiden er
vijf, in afnemende mate van intensiteit:
1. coördinator, trekker, stimulator: Vormingplus is de bezieler van het initiatief;
2. partner, samenwerker, deelnemer: Vormingplus verleent steun en is partner;
3. uitvoerder, begeleider: Vormingplus vervult een afgelijnde opdracht in het geheel;
4. toeleider: Vormingplus effent de weg naar een aanbod van partners;
5. consultant, adviesverlener: Vormingplus geeft advies en inspiratie aan partners.
We geven hierna enkele praktijkvoorbeelden per samenwerkingsrol.
146 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
PRAKTIJKVOORBEELDEN
Samenwerking:Vormingplus als coördinator, trekker, stimulator
It takes a village to raise a child... ouderparticipatie: Vormingplus ontwikkelt een participatietraject om individuen/ouders te
activeren en hun talenten in te zetten voor de school. Samen met de koepels van Ouderverenigingen (KOOGO, GO, VCOV), het
Minderhedenforum en het Onderwijscentrum beoogt Vormingplus een (mentale) verandering in de samenwerking tussen
ouders, school en buurt.
Boost! is een vormingsdag voor het verenigingsleven rond het thema ‘vrijwilligerswerk’. Deelnemers uit verschillende
organisaties en gemeenten volgen op deze dag lezingen en workshops en wisselen ervaringen uit. Vormingplus trekt en coör-
dineert het geheel en werkt hiervoor samen met de cultuurdiensten van zes gemeenten.
Vormingplus grijpt het Europese jaar van de vrijwilliger aan om een vrijwilligerstraject uit te werken voor verschillende
gemeenten van de regio. De concrete invulling van het traject was op maat van de gemeente en werd in samenspraak met
lokale partners bepaald. Om de activiteiten en foto’s te bundelen en tentoon te stellen maakt Vormingplus een website met een
verslag van al de activiteiten.
Samenwerking:Vormingplus als partner, samenwerker, deelnemer
Het Overleg Opvoedingsondersteuning Pajottenland organiseert een opvoedingscaroussel in zeven gemeenten met als bekro-
ning een ‘opvoedingsbrunch’. (Groot)ouders en (klein)kinderen nemen deel aan een reeks workshops en leuke randanimatie.
Jeugdschrijver Marc De Bel leest voor uit zijn nieuwste boek en komt vertellen over waarom hij schrijver is geworden. Ouders
met vragen over opvoeding kunnen terecht bij de deskundigen in de praathoek. Ondertussen genieten alle deelnemers van een
gratis uitgebreide brunch. Vormingplus neemt het vormingsfacet op zich en verzorgt de promotie.
Boterhammen in de bib: Vormingplus organiseert deze jaarlijks terugkerende reeks in samenwerking met drie bibliotheken
in de regio. Zij zijn nauw betrokken bij de voorbereiding. Dat zorgt voor meerwaarde en efficiëntie. ‘Boterhammen in de Bib’ is
een beproefd recept met telkens een nieuwe inhoud. Een keer per maand kan men tijdens de middag terecht in de betrokken
bibliotheken voor een portie actuele journalistiek, gebaseerd op sterke getuigenissen en recent onderzoek.
Iedereen Gezond! Een veertiendaags programma over sociale zekerheid: Het AMSAB organiseert de tentoonstelling ‘Over
leven - de strijd voor sociale zekerheid’. Vormingplus hangt hieraan een veertiendaagse op met twee films en nabespre-
king, drie lezingen over verschillende aspecten van gezondheidszorg, een debat met Frank Vandenbroucke, een muzikaal geïl-
lustreerde lezing over de kracht van muziek, een bezoek aan een tentoonstelling over de geschiedenis van de gezondheidszorg
en een uitstap naar Wallonië met aandacht voor de gevolgen van milieuvervuiling op de gezondheid.
PROFIEL VAN DE SECTOR 147
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Samenwerking:Vormingplus als uitvoerder, begeleider
In het kader van het gezondheidsproject ‘Fit in je hoofd’ werken de logo’s (lokaal gezondheidsoverleg) en Vormingplus een
vormingsaanbod uit. Dat vormingsaanbod wordt voorgesteld aan alle gemeenten. Zij maken hun keuze, Vormingplus zorgt voor
de begeleiding.
Vormingplus organiseert op vraag van en in samenwerking met het Natuur Educatief Centrum De Pastorie in Sint-Lievens-
Houtem de cursus ‘een kruidenspiraal aanleggen’. Na een theoretisch gedeelte leren de deelnemers samen een kruidenspi-
raal te construeren. Deze cursus kent een vervolg met een uitgebreide reeks over kruiden en geneeskrachtige planten.
In het kader van het project “Actie tegen zinloos geweld” van de Cultuurdienst Dendermonde organiseert Vormingplus de
activiteit “Vliegers maken en leren vliegeren” voor ouders en kinderen. De vlieger is een metafoor voor geweldloosheid. Een
freelancer en een educatief medewerker van Vormingplus ontwikkelen en begeleiden de activiteit.
Samenwerking:Vormingplus als toeleider
ConsulAnten zijn vrijwilligers met een groot hart voor Antwerpen. Ze zetten zich in voor verenigingen, dienstencentra, rust- en
verzorgingstehuizen en voor organisaties met een speciale aandacht voor senioren en kansengroepen. Hun inzet heeft tot doel
deze groepen toe te leiden naar het Antwerpse cultuuraanbod. Vormingplus staat in voor de coaching van de ConsulAnten,
in samenwerking met de stad Antwerpen en het OCMW.
Vormingplus zet in op initiële cursussen die zorgen voor toeleiding naar een andere organisatie. De cursus ‘Digitaal foto-
graferen’ is daar een sprekend voorbeeld van. In dit geval leidde de cursus ‘Digitaal Fotograferen’ naar verdieping bij WiSPER
vzw en/of Flouartisitiek.
De gemeente Zonnebeke organiseert zelfstandig haar vormingsaanbod. De programmatie wordt opgenomen in de bro-
chure van Vormingplus en ook het gros van de inschrijvingen verloopt via Vormingplus. Op die manier bereikt het vormings-
aanbod van Zonnebeke een groter publiek dan wanneer het aanbod enkel binnen de gemeentegrenzen gepromoot zou worden.
148 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.5 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
Samenwerking:Vormingplus als consultant, adviesverlener
In 2011 breidt Vormingplus het aanbod in het kader van de ‘conversatietafels’ verder uit. Naast de twee bestaande locaties in
Lier en Mechelen, wordt in samenwerking met Samenlevingsopbouw Provincie Antwerpen een derde project opgestart in
de M. Ghandiwijk, een sociale woonwijk in Mechelen. De evolutie van deze derde locatie wordt in 2012 geëvalueerd. We leveren
ook de gemeente Willebroek advies over hoe ze initiatieven voor het oefenen van Nederlands als tweede taal kunnen opzetten.
Na een oproep worden 108 ‘dromen’ over een sterker sociaal-cultureel werk ingezameld en komt het project ‘Knijp eens in
mijn arm’ helemaal tot leven. Vormingplus maakt deel uit van de jury die dromen van drie organisaties selecteerde. Deze drie
krijgen nu fondsen voor professionele ondersteuning om hun droom waar te maken.
De regio Oostende-Westhoek omvat negentien kleinere gemeenten. De capaciteit van de ploeg is onvoldoende om in al deze
gemeenten systematisch zelf het vormingsaanbod te organiseren. Vormingplus geeft daarom advies aan de culturele centra,
bibliotheken, dienstencentra en ontmoetingscentra. Zo kunnen ze zelf een optimaal vormingsaanbod organiseren. Dit
advies omvat informatie over lesgevers, nieuwe onderwerpen en het aanbod in de omliggende gemeenten.
PROFIEL VAN DE SECTOR 149
15 de Vormingplus-centra1. DE WERKING
1.5.9. BEKENDMAKING EN COMMUNICATIE
De Vormingplus-centra trachten zoveel mogelijk mensen in contact te brengen met niet-formele educatie (ook van andere aanbieders)
door dit aanbod via tal van communicatiekanalen bekend te maken. De websites van de centra telden in 2011 samen 512.969 bezoeken
(+5 % ten opzichte van 2010).
61.169 abonnees (+34 % ten opzichte van 2010) ontvingen digitale nieuwsbrieven, gemiddeld 8 per jaar. 84.981 (-21 % ten opzichte
van 2010) geadresseerden ontvingen een programmabrochure, gemiddeld 2 per jaar. Vormingplus registreerde ook tal van activiteiten
op de website Prettig Geleerd, de sociaal-culturele activiteitenkalender, die op zijn beurt gekoppeld is aan de UiT-databank.
PROFIEL VAN DE SECTOR 151
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
B zelfbeschrijving van de vormingsinstellingK je kent ons van...
1.6 DE LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
De werksoort landelijke vormingsinstellingen omvat:
- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;
- 3 syndicale vormingsinstellingen;
- 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap;
- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap.
Begin 2011 kwam Het Vlaamse Kruis als nieuwe gespecialiseerde instelling bij de werksoort. De organisatie maakte de overstap van
de verenigingen naar de instellingen. In deze editie van Boekstaven worden voor het eerst ook cijfers van Het Vlaamse Kruis bij de
vormingsinstellingen opgenomen.
De beschrijving van de werking van de landelijke vormingsinstellingen bevat drie luiken.
- Het voorgaande overkoepelende hoofdstuk (1.4) ‘Vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen: leren voor het leven’
waarin de eigen positie van de vormingsinstellingen in het leerlandschap verduidelijkt wordt.
- Hierna stellen de instellingen zich beknopt voor.
- Na de voorstelling geven we een overzicht in cijfers van de gepresteerde uren, activiteiten en deelnemers.
1.6.1 VOORSTELLING VAN DE VORMINGSINSTELLINGEN
152 PROFIEL VAN DE SECTOR
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
Amarant
B
Amarant biedt vorming aan over de geschiedenis en de actuele ontwikkelingen van beeldende
kunst, muziek en filosofie. Ons educatief aanbod omvat cursussen, tentoonstellingsbezoeken,
daguitstappen en kunsthistorische reizen.
Amarant is actief in alle grotere steden van Vlaanderen.
K
De lessenreeksen over ontwikkeling van de moderne kunst (10 maal 10 lessen!) staan symbool
voor onze visie. Wij houden de tentoonstellingsactualiteit nauw in de gaten en spelen daar zowel
met cursussen als met tal van andere activiteiten op in. Wij nemen de kunstliefhebber mee naar
de beste tentoonstellingen en interessantste musea in binnen- en buitenland. Kunstmanifestaties
als de Biënnale van Venetië, Documenta Kassel, of, dichter bij huis, Manifesta, Track of Beaufort
kunnen zeker op een bezoekje rekenen.
Centrum Voor Natuur- en milieueducatie (CVN)
B
Het Centrum Voor Natuur- en milieueducatie specialiseert zich als onafhankelijke vormingsinstelling
in educatie voor duurzame ontwikkeling. CVN wil mee draagvlak creëren voor een toekomstgericht
natuur-, milieu- en klimaatbeleid. We gaan daarvoor actief op zoek naar partners, ook buiten de
gevestigde natuur- en milieubeweging. Een professioneel team van een tiental medewerkers,
geschraagd door een brede vrijwilligerswerking, staat hiervoor in. CVN engageert zich in de transi-
tiebeweging naar een duurzame mondiale samenleving.
K
CVN is bekend van de opleiding voor natuurgidsen die we al 45 jaar organiseren over heel
Vlaanderen. Natuurbeleving is ook in vele andere vormingsinitiatieven van CVN een opstap naar
maatschappelijke actie en gedragsverandering.
Ateliers voor Werknemersvorming
B
AWV Ateliers voor werknemersvorming vzw, de syndicale vormingsinstelling van ACV en de christe-
lijke arbeidersbeweging, activeert en begeleidt vrijwilligers tot sociale verbetering van ondernemin-
gen en regio’s.
K
“Uw job, ons werk”. ACV-militanten, hun acties en dienstverlening zijn onze levende reclame. Wie
ze zijn en wat ze doen, versterken ze door syndicale vorming in onze ateliers. Met programma’s
rond sociale wetgeving, communicatietechnieken, analyse van maatschappelijke thema’s... En veel
toepassingen op rechten en bevoegdheden van de ondernemingsraad, het comité voor veiligheid,
preventie en bescherming van het werk en de syndicale afvaardiging.
CCV, partner in christelijk vormingswerk
B
CCV, partner in christelijk vormingswerk biedt educatieve programma’s rond het thema van
zingeving. Het thema wordt vertaald in een ruim aanbod van vormingscursussen. CCV biedt ook
begeleiding aan groepen. De organisatie werkt vanuit christelijk perspectief.
K
CCV is al sinds 1973 actief met een ruim cursusaanbod rond religie, christendom en christelijk
geloof in al zijn diversiteit. Wie op zoek is naar een cursus over bijbel, sacramenten, cultuur en
geloof... vindt bij CCV zeker zijn gading.
PROFIEL VAN DE SECTOR 153
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
Centrum ZitStil (deel van federatie Vijftact)
B
Centrum ZitStil is een organisatie die werkt rond ADHD. Voor individuele hulpverlening, informatie,
training en opvoedingsondersteuning kunnen jongeren, volwassenen, partners en familie, ouders,
onderwijsinstellingen en hulpverleners, werkgevers uit diverse sectoren het centrum contacteren
met vragen rond ADHD. Daarnaast vindt ZitStil het belangrijk om in de maatschappij begrip te
creëren voor personen met ADHD door een zo groot mogelijk publiek te sensibiliseren voor de
problematiek rond ADHD, via vorming, publicaties en documentatie.
KHet tweejaarlijks symposium en de ‘ADHD-dagen’, de vele vormingen, een aanbod van publicaties
en het feit dat de media ons heel regelmatig weet te vinden...
Comé - Competent in engagement
B
Comé is een syndicale vormingsinstelling. We ontwikkelen en bevorderen het syndicaal en maat-
schappelijk engagement bij de deelnemers vanuit sociaal-liberale waarden (vrijheid, verantwoorde-
lijkheid, solidariteit en verdraagzaamheid).
K
Comé werkt mee aan de realisatie van de concrete doelen van de liberale vakbond. We verdedigen
de belangen van de werknemers in de bedrijven. Op die manier geven we vorm aan het sociaal
overleg en bouwen we mee aan een rechtvaardig arbeidsmarktbeleid.
De Brug-Gent (deel van federatie KR8)
B
Autisme Centraal is een kennis- en ondersteuningscentrum dat autisme ziet als een uitdaging
voor onze samenleving. We verzamelen theoretische en praktische expertise omtrent autisme. Via
studiedagen, een ruim aanbod van workshops en cursussen dragen we deze kennis uit. De com-
plexe informatie over autisme verwerken we op een begrijpbare manier in verscheidene boeken en
publicaties waaronder het tijdschrift van Autisme Centraal.
Ons deskundig multidisciplinair team werkt in een Europees perspectief en integreert zo vernieu-
wende tendensen en praktijken uit verschillende landen.
K
Het huisjesproject van De Brug Gent (voor personen met autisme), waar we een weekcursus voor vol-
wassenen met autisme organiseerden en huisjes creëerden die iets vertelden over de mensen zelf. Deze
cursus kaderde in de tentoonstelling ‘Autistrade’ in het Guislain museum, van mei tot september 2010.
Gedurende die periode kende de tentoonstelling meer dan 12.500 bezoekers. De tentoonstelling is nog
steeds virtueel te bezoeken op www.autismecentraal.com (zie kunst en cultuur / autistrade).
De Brug-Hasselt (deel van federatie KR8)
B
De Brug is een vormingsdienst voor personen met een verstandelijke beperking.
Je kan er in groep een cursus volgen. Tijdens deze cursussen kan je van alles doen en meemaken.
Bij ons werken vier vormingswerksters die alles voorbereiden en uitwerken. Ze houden rekening
met elke deelnemer.
Af en toe organiseert De Brug cursussen voor mensen uit de omgeving van personen met een
verstandelijke beperking en voor professionelen.
De Brug werkt samen met andere vormingsdiensten voor personen met een beperking in de
federaties Z11 en KR8.
KJe kan de deelnemers en medewerkers van De Brug Hasselt zien werken achter een laptop,
waarop ze een digitaal fotoalbum maken, muziek downloaden, een digitale kalender maken...
154 PROFIEL VAN DE SECTOR
De Kei (deel van federatie Op Stap)
B
Vormingsinstelling voor in hoofdzaak werkbekwame personen met een licht tot matige verstande-
lijke handicap. Nieuwe dingen uitproberen, nieuwe mensen leren kennen, je verhaal kunnen doen...
We vertrekken vanuit jouw vragen en deze van de andere groepsleden. Elke cursus is weer anders.
Andere mensen, andere vragen, een stapje verder, nog eens iets herhalen... We gaan ook in kleine
groepen op vakantie. Je bepaalt samen met de groep en de begeleiding het programma.
K
Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-
jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van
stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg
vinden in deze maatschappij.
Digistap (deel van federatie Op Stap)
B
Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. Digistap heeft
tot doel een bijdrage te leveren aan het wegwerken van de digitale kloof voor personen met een
verstandelijke handicap. Dat doen we met aangepaste vormingsprojecten in het kader van de
niet-formele educatie; andere sociaal-culturele initiatieven ter ondersteuning van de digitale vaar-
digheden van personen met een verstandelijke handicap en/of hun omgeving; werk te maken van
diverse acties tot verkleinen van de digitale kloof.
K
Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingsprojec-
ten rond gebruik van de PC, digitaal mee zijn, digitale fotografie, allerlei digisnufjes... Ook werken
we rond het gebruik van de sociale media, met een grote aandacht voor de gevaren en problemen
voor onze doelgroep.
Fevlado-Diversus (deel van federatie Vijftact)
B
Fevlado-Diversus streeft naar een inclusieve samenleving met een volwaardig burgerschap voor
doven en slechthorenden. Ze benadert hierbij doofheid vanuit sociaal-cultureel perspectief, met
respect voor ieders eigenheid en communicatiewijze. Ze organiseert hiertoe educatieve, ondersteu-
nende en sensibiliserende activiteiten die een genuanceerde visie op doof- en slechthorendheid
bevorderen, gericht naar doven en slechthorenden, als naar horenden.
KOnze cursussen Vlaamse gebarentaal die we overal in Vlaanderen aanbieden, onze publicaties en
tal van andere activiteiten.
Gezin en Handicap (deel van federatie Vijftact)
B
Gezin en Handicap vzw wil een aanspreekpunt zijn voor al wie te maken krijgt met handicap.
Om de kennis en weerbaarheid van personen met een handicap, hun ouders, broers en zussen...
te vergroten, organiseert Gezin en Handicap sociaal-culturele activiteiten, zoals informatie- en
vormingsavonden over het thema handicap en inclusie. Daarnaast informeert Gezin en Handicap
het publiek, geeft het advies en ondersteuning aan organisaties, zelfhulpgroepen, oudercomités...
Geïnteresseerden kunnen in het documentatiecentrum terecht voor een ruim aanbod aan boeken,
artikels, tijdschriften, dvd’s...
K
De website www.eerstemomenten.be met concrete informatie op maat van jonge ouders, een
antwoord op enkele veelgestelde vragen, tips, nieuws en een forum om je ervaringen met andere
ouders te delen. Een sobere website op maat van ouders van jonge kinderen met een handicap.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 155
Halewynstichting
B
Halewynstichting organiseert vormingswerk voor permanente muziekeducatie met als doel het
actief musiceren te stimuleren, het musiceerniveau te verbeteren en recente muziekstijlen te
ondersteunen. Zij sluit hierbij geen enkele muziekstijl uit. De werking vertrekt primordiaal vanuit
een collectieve, actieve en creatieve participatie van alle deelnemers. Muziek aanleren, ontwikkelen
en uitvoeren in groep stimuleert het actief samenleven.
Halewynstichting biedt hiermee een sociaal-cultureel alternatief voor individueel, passief en repro-
ductief gericht muziekonderwijs.
K
De zomercursussen georganiseerd sinds 1951 door Halewynstichting zijn bedoeld voor een grote
verscheidenheid aan deelnemers, in niveau variërend van beginners tot gevorderden/beroepsmu-
sici: Orkestweek, Cursus Oude Muziek, Jazzcursus en Popweek.
Handicum (deel van federatie Z11)
B
Vzw Handicum is een vormingsorganisatie voor volwassenen. Handicum organiseert projecten,
vormingen en opleidingen met en voor mensen met een beperking en de mensen in hun netwerk
die wij ‘profs*’ noemen. Met profs* bedoelen wij iedereen die zich engageert in de ondersteuning
van mensen met een beperking.
K
In januari 2011 lanceerde Handicum het pilootproject ‘Opleiding tot co-begeleider in de kleuterklas’.
Acht cursisten met een verstandelijke beperking volgden een intensief traject, dat bestond uit tien
opleidingsdagen en een stage in een school in hun buurt. Tijdens de opleidingsdagen leerden ze
meer over de leefwereld van een kleuter, de context van een kleuterklas en over zichzelf in functie
van hun eigen werkplek. Wij ondersteunden de stagescholen in het project. We spreiden het project
de komende jaren verder in Vlaanderen, in samenwerking met de partnerorganisaties van Z11-KR8.
Het Vlaamse Kruis
B
Een autonome pluralistische vrijwilligersorganisatie die als doel heeft EHBO in ieder huisgezin te
brengen. Dat doen we door laagdrempelige opleidingen aan te bieden. Daarnaast leveren wij EHBO-
diensten aan organisatoren van allerlei activiteiten zoals festivals, sportwedstrijden, straatfeesten,
enzovoort. Een derde pijler van onze werking is het ‘niet-dringend liggend ziekenvervoer’: patiënten
die naar en van ziekenhuizen vervoerd moeten worden, maar waarvan het transport niet via het
noodnummer 112 dient te gebeuren.
KNauwe samenwerking met de vzw ‘STOP darmkanker’, gratis AED-opleidingen in samenwerking
met de Vlaamse overheid, actieve deelname aan Perspectief 2020.
Het Grote Plein (deel van federatie Z11)
B
Vzw Het Grote Plein geeft vorming aan volwassen personen met een verstandelijke beperking.
Daarnaast doen we een aantal projecten en geven we via coaching-opdrachten ondersteuning aan
personen met een verstandelijke handicap bij het uitvoeren van bepaalde taken.
K
Het Grote plein werkt vanuit het project ‘Afscheid van het leven’ rond het thema afscheid nemen,
sterven en rouw met volwassenen met een verstandelijke beperking en hun begeleiders.
We organiseren met de jeugdwerkorganisaties Karavaan en Joker tweejaarlijks een inleefreis naar
het Zuiden. ‘Hola Guatemala’ en ‘Raya Indonesia’ zijn hier voorbeelden van.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
156 PROFIEL VAN DE SECTOR
Motief
B
Motief biedt vorming aan op het snijpunt van levensbeschouwing en samenleving. Levensbeschou-
welijke identiteit, diversiteit en actief pluralisme zijn onze kernthema’s. Motief is een pluralistische
organisatie met wortels en bronnen in verschillende emancipatorische visies.
K
‘Buren zoals we ze (niet) kennen, moslims en niet-moslims onderaan de ladder’. In 2011 en 2012
deed Motief een onderzoek naar de wederzijdse beeldvorming van moslims en niet-moslims in
armoede. We interviewden armoede-organisaties, moslims en niet-moslims in armoede. Daarbij
kwamen thema’s boven als islamofobie, onveiligheidsgevoelens, discriminatie, dienstverlening en
sociaal netwerk. Gaandeweg ontwikkelden we ook werkvormen om het concurrentiedenken tussen
moslims en niet-moslims in armoede te helpen doorbreken. In juni 2012 publiceerden we een rap-
port over het onderzoek en de werkvormen.
Op-Stap
B
Federatie van 3 vormingsinstellingen voor personen met een licht tot matige verstandelijke handi-
cap: De Kei, Digistap en WIEV. Via een socio-culturele werking willen we bijdragen tot het volwaar-
dig burgerschap van personen met een licht tot matig verstandelijke handicap. Het overgrote deel
van ons aanbod richt zich tot de doelgroep zelf, een beperkt deel richt zich tot de steunstructuur
van de doelgroep: ouders, familieleden, vrijwilligers of professionelen.
K
Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-
jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van
stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg
vinden in deze maatschappij.
Impuls
B
Impuls vzw begeleidt teams, organisaties en individuen in hun krachtgericht ontwikkelingsproces.
Door professioneel te groeien, ontdek en ontwikkel je nieuwe mogelijkheden en blijf je alert voor de
dynamiek in je werkomgeving.
K
Impuls vzw stelde haar eerste boek voor: ‘Agressie in hulp- en dienstverlening, van impact op
medewerkers naar een gedragen beleid’. Het boek is een handleiding en steun voor leidinggeven-
den en medewerkers die geregeld met agressie van klanten worden geconfronteerd. Auteurs Mariet
Ghaye en Rita Daneels hebben samen meer dan 30 jaar ervaring in het trainen en begeleiden van
mensen en organisaties in agressiebeheersing.
KR8
B
Federatie van vier sociaal-culturele vormingsorganisaties voor personen met een handicap: Tievo,
VMG, De Brug-Gent (personen met autisme), De Brug-Hasselt.
Via sociaal-cultureel vormingswerk werken aan een volwaardig burgerschap van personen met een
verstandelijke beperking!K zie deelorganisaties
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 157
Natuurpunt Educatie
B
Natuurpunt Educatie is een vormingsinstelling die mensen in contact brengt met natuur, landschap
en biodiversiteit. Door kennis te delen en praktische ervaringen op te doen. Door te beleven en te
genieten en vrijwilligersengagement te vormen. Het educatief aanbod omvat laagdrempelige na-
tuurervaringen, gidsenopleidingen, gespecialiseerde vormingen rond natuur, landschap en erfgoed,
biodiversiteit, en educatie voor duurzame ontwikkelding.
K
Het Natuurpunt Museum en educatieve tuin op de Graatakker in Turnhout vormen de thuis van
Natuurpunt Educatie. Hier worden ook educatieve activiteiten georganiseerd, onder meer rond het
thema natuur en erfgoed. Voor groepen zijn er educatieve dagarrangementen die naast een geleid
bezoek aan het museum en de collecties, ook een themawandeling in een natuurgebied in de
omgeving omvat.
PRH - Persoonlijkheid en Relaties
B
PRH is een vormingsinstelling die gespecialiseerd is in vorming en onderzoek rond het persoonlijk
groeiproces. De vorming richt zich op alle volwassenen en jongvolwassenen die meer inzicht willen
verwerven in zichzelf, die autonomer en steviger door het leven willen gaan, op zoek zijn naar meer
harmonie in hun relaties en die meer kwaliteit aan hun leven willen geven.
PRH ziet de ontplooiing van elke mens en zijn grotere sociale vaardigheid als een krachtige motor
voor de vooruitgang van de samenleving.
Iedereen kan zelfstandig zijn stappenplan uitstippelen op basis van een breed vormingsaanbod.
KCursussen gericht op: talentmanagement; zingeving; beslissingen nemen; bijsturen van gedrag;
een bijdrage leveren binnen groepen of organisaties.
Sig (deel van federatie Vijftact)
B
Sig informeert en sensibiliseert het brede publiek met vorming, publicaties en documentatie over
functioneringsproblemen en hoe hiermee om te gaan. Sig begeleidt en adviseert organisaties met
vragen over inclusie en integratie en zet gespecialiseerde krachten en werkvormen in om de exper-
tise en competentie te verhogen van professionele hulpverleners uit de gezondheids-, welzijns- en
onderwijssector.
K
Onder meer vorming voor personen met een niet-aangeboren hersenletsel (NAH) veroorzaakt door
een ongeval, een beroerte, een tumor... Er is ook een aanbod voor hun lotgenoten, partners, mantel-
zorgers, ouders en kinderen. Daarnaast is er een ruim aanbod aan vorming rond allerhande topics
met betrekking tot ontwikkeling en stoornissen bij kinderen, een zeer uitgebreide docudienst, bren-
gen we publicaties uit en zijn we regelmatig met een infostand aanwezig op allerhande activiteiten.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
158 PROFIEL VAN DE SECTOR
TIEVO (deel van federatie KR8)
B
Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. TIEVO schept
mogelijkheden om andere mensen te ontmoeten. Omdat wij het belangrijk vinden dat je je goed
voelt, dat je kan bijleren, doen en beleven, dat je er samen met anderen over nadenkt, gaan wij
samen met jou op zoek naar nieuwe dingen, voor elk wat wils. Het maakt niet uit hoe oud je bent.
We zorgen samen voor een leuke en gezellige sfeer.
K
Foto-Blik van TIEVO: inclusief vormingstraject ism fotograaf waarbij in duo werd gewerkt naar een
fototentoonstelling in het stadsmuseum van Tienen. Actieve cultuurparticipatie is een belangrijk
onderdeel van het vormingswerk en volwaardig burgerschap!
Timotheus-Intuïtie
B
Als gespecialiseerde vormingsinstelling erkend door het ministerie van cultuur, de provincie en stad
Antwerpen is Timotheus actief op het gebied van de niet-formele educatie en legt ze zich toe op
intuïtieve ontwikkeling, bewustzijnsverruiming, persoonlijke groei en levensverdieping.
K
Timotheus-Intuïtie is al meer dan 20 jaren gekend voor haar kwaliteitsvolle jaarcursussen Intuïtieve
Ontwikkeling in heel het Vlaamse land. Daarnaast was de vzw initiatiefnemer van projecten als:
‘Hoeders van de Stad’, Transreligiosa, Perspectief 2015, Levenssporen, Film met intuïtie samen met
Kinepolis.
Timotheus-Intuïtie maakt deel uit van het Timotheus project waarvan ook vzw Magma, vzw Epeca,
vzw Creator deel uitmaken.
Uitstraling Permanente Vorming (UPV)
B
UPV doet aan wetenschapspopularisering. Via educatieve activiteiten zorgt UPV ervoor dat u in uw
vrije tijd iets opsteekt over alle mogelijke wetenschapstakken, gaande van cultuurwetenschappen
over geneeskunde tot de toekomststudies.
KSuccesvolle reeksen zoals ‘Dokter, mag ik u wat vragen?’ in het UZ Brussel of andere interactieve
voordrachten met wetenschappelijke experts, verspreid over heel Vlaanderen.
Stichting Lodewijk de Raet
B
Stichting Lodewijk de Raet wil meebouwen aan een samenleving die haar complexe uitdagingen
effectief aanpakt. Iedere procesbegeleiding en iedere vorming kenmerkt zich door een relationeel-
creatieve aanpak. Afstemmen met opdrachtgever, partner en participanten staat centraal. Eigen
expertise wordt naast die van de cliënten gelegd, aanwezige krachten worden gewaardeerd en
verder gemobiliseerd. Betrokkenen brengen vanuit deze cocreatieve benadering hun uitdagingen
vanuit verschillende perspectieven in kaart, bedenken zelf innovatieve oplossingen en gaan over tot
gedragen acties.
K
‘Cocreatief leiderschap. Mierenspel’ is de titel van de publicatie die Stichting Lodewijk de Raet in
het voorjaar van 2012 uitbracht via uitgeverij Garant. Het bevat de visie van de organisatie over hoe
je groepen begeleidt wanneer uitdagingen complex en oplossingen nog niet bekend zijn.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 159
Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds
B
Universiteit Vrije Tijd wil een antwoord bieden op de vraag van vele individuen en op de behoefte
van de samenleving om informeel te leren over het thema ‘Geschiedenis voor morgen. Cultuur en
samenleving in historisch perspectief’. Daarbij wordt geschiedenis niet gezien als een opsomming
van namen, jaartallen
en feiten, maar als het boeiende samenspel van mensen en groepen in de ontwikkeling van cultu-
ren en samenlevingen. Cultuur en kunst nemen daarin een belangrijke plaats in, onder meer ook
omdat ze als direct toegankelijke verschijningsvormen uit het verleden nu nog door vele mensen
worden beleefd.
VIBEG (deel van federatie Z11)
B
VIBEG staat voor Vormingsinstituut voor Begeleiding van Personen met een Handicap. Wij zijn een
sociaal-culturele vormingsinstelling die werkt met en voor mensen met een handicap en mensen die
met hen samen leven en werken.
Voor professionelen uit de gehandicaptenzorg en aanverwante sectoren organiseren wij vorming over
handicap- en zorg-gerelateerde onderwerpen.
VIBEG werkt mee aan een inclusieve samenleving en de emancipatie van mensen met een handicap.
K
‘Omgaan met anderen: leer het stap voor stap’: een cursuspakket dat VIBEG speciaal voor mensen
met een verstandelijke beperking heeft uitgewerkt. De cursisten leren stap voor stap een aantal
basisvaardigheden die nodig zijn om met andere mensen te kunnen omgaan. Per module leert de
cursist een andere vaardigheid: een praatje maken, een complimentje geven, opkomen voor je
mening, iets bespreken...
Vijftact
B
Vijftact overkoepelt vijf vormingsdiensten voor personen met een handicap en hun omgeving: centrum
ZitStil, Fevlado-Diversus, Gezin en Handicap, Sig en de Vlaamse Dienst Autisme. Samen ijveren we
voor inclusie, voor juiste beeldvorming over handicap en voor volwaardige participatie van mensen
met een handicap aan de samenleving. We vormen, informeren en sensibiliseren over leven en
samenleven met een handicap. Vijftact bundelt hun kennis en expertise om de werking van de vijf
organisaties op elkaar af te stemmen, hun netwerk te verbreden en samen werk te maken van meer
kwaliteit.
K
Het sensibiliseringsproject: ‘Iedereen een label?’ – in samenwerking met Vormingplus en de vijf
Vlaamse provinciebesturen - waarmee we het aandurfden om de discussie over etiketteren of
labelen en de gevolgen daarvan op in- en uitsluiting, vanuit verschillende invalshoeken op gang te
brengen.
Een label of etiket maakt bijzonder, maar betekent ook anders, niet ideaal. Een label vraagt om
begrip, schept duidelijkheid, maakt zichtbaar en geeft toegang tot bepaalde diensten. Maar een
label kan ook een excuus worden en leiden tot stigmatisering.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
160 PROFIEL VAN DE SECTOR
VMG (deel van federatie KR8)
B
Vormingsinstelling voor personen met een licht tot matige verstandelijke handicap. VMG wil de vragen,
verwachtingen en eisen van mensen met een verstandelijke beperking ondersteunen en zoeken hoe
deze kunnen gerealiseerd worden in werk, familie, leefgroep, voorzieningen en samenleving.
We doen dit via het vormingswerk. In kleine groepen vertrekken we vanuit eigen ervaringen, zo leren
mensen veel van elkaar.
VMG vindt de inbreng van familie, vrienden en vrijwilligers van groot belang. Hun ondersteuning is net
zo betekenisvol als de dienstverlening van professionele medewerkers.
KCongressen van VMG (’95, ’99 en ’08) waar mensen met een beperking zelf het woord nemen over
hun leven en welke ondersteuning ze hierbij verwachten.
Vorming en Actie
B
Vorming en actie is een vormingsinstelling verbonden met het ABVV. Via educatie en ondersteuning
bevorderen we de culturele, maatschappelijke en sociaal-economische participatie van werknemers
en werkzoekenden.
We ontwikkelen competenties bij werknemers die syndicaal actief (willen) zijn in hun onderneming.
Hun ervaringen zijn het uitgangspunt, actieve werkvormen en samenwerking spelen een essentiële
rol. De ABVV visie is ons kompas. Zo worden onze deelnemers voortrekkers in het sociaal overleg en
de sociale actie.
We willen werkzoekenden sterker maken en hun kansen verhogen op duurzaam werk via informatie
en vorming en door samen actie te voeren voor meer sociale gelijkheid.
K
Via de promotie van het aanbod van vormingen en info voor werkenden en werkzoekenden in het
ledenblad ‘De Nieuwe Werker’. Via mond-tot-mondreclame van de deelnemers aan initiatieven. Via
de site van het Vlaams ABVV, de sites van de gewestelijke afdelingen. Via de programmaboekjes
en folders die in de gewestelijke afdelingen verspreid worden. Kandidatendag: georganiseerd naar
aanleiding van de sociale verkiezingen. Congres: op Vlaams niveau en gewestelijk niveau.
Vlaamse Dienst Autisme (deel van federatie Vijftact)
B
De Vlaamse Dienst Autisme (VDA), partner binnen het samenwerkingsverband Autisme Centraal heeft
tot doel de levenskwaliteit te verhogen van mensen met een stoornis in het autismespectrum. VDA
verhoogt de knowhow over autisme en de deskundigheid in de praktijk via kwaliteitsvolle vorming en
opleiding, toegankelijke informatie en documentatie, praktische ondersteuning en advisering voor de
personen met de stoornis zelf, hun ouders en familieleden, dienstverleners en het ruime publiek en via
sensibiliserende activiteiten.
K
‘Hier probeert men autismevriendelijk te zijn’. Vlaamse Dienst Autisme verlaagt de drempel tussen
de werelden van mensen met en mensen zonder autisme. We doen dit onder andere door middel
van een ruime variatie toegankelijke publicaties en een tijdschrift. Meer info en gratis proefnummer
op: www.autismecentraal.com. Initiatiefnemers van autismevriendelijke projecten kunnen terecht
bij Vlaamse Dienst Autisme voor advies bij de start van hun project. Iedereen kan het logo ‘hier
probeert men autismevriendelijk te zijn’ aanvragen.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 161
Vormingscentrum Opvoeding Kinderopvang (VCOK)
B
VCOK is een vormingscentrum gespecialiseerd in opvoeding, kinderopvang, adoptie en bemiddeling.
We hebben een eigenzinnige visie op opvoeden. Opvoeden is voor ons een gedeelde maatschappelijke
verantwoordelijkheid, opvoeden doe je niet alleen. Opvoeden is altijd contextgebonden, elke situatie is
anders, elk kind is anders en elke ouder is anders. We maken vormingscontexten waarin ouders van
elkaar en van de expert kunnen leren en kennis opbouwen. We kiezen uitdrukkelijk voor samenwer-
king met andere organisaties als element van publieksbereik.
K
‘Ouders als Onderzoekers’ is een tocht die zestig ouders, tien procesbegeleiders en zes weten-
schappers in vijf onderzoeksgroepen in Vlaanderen samen hebben ondernomen. Een onderzoek-
stocht naar wat het betekent om je kind te laten opgroeien in een sociale hoogbouwwijk, naar
het vinden van toegankelijke informatie als je een ouder in armoede bent, naar erkenning als
thuiswerkende allochtone moeder of naar een goede communicatie met leerkrachten op de school
van je kind. Het bijbehorende boek is gratis te bekomen.
Vormingsinstituut Rode Kruis-Vlaanderen
B
Vormingsinstituut Rode Kruis-Vlaanderen is een zelfstandige vzw die ingebed is in de ruimere struc-
tuur van Rode Kruis-Vlaanderen. Onze missie is om de inwoners van Vlaanderen en het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest (vanaf 16 jaar) zelfredzaam te maken op gebied van eerstehulpverlening en
ongevallenpreventie.
K
Eerstehulpopleidingen en -publicaties: Rode Kruisvrijwilligers in lokale afdelingen organiseren tal
van vormingen voor de bevolking waarin de eerste hulp bij (niet-) levensbedreigende letsels en
aandoeningen wordt aangeleerd. Het Hartveilig-project wil de overlevingskans van een slachtoffer
bij een hartstilstand vergroten én de eerstehulpcapaciteit van de bevolking vergroten. Dit gebeurt
door zoveel mogelijk automatische externe defibrillatoren (AED’s) te plaatsen en zoveel mogelijk
mensen te informeren en op te leiden in reanimatie en het gebruik van een AED.
WIEV (deel van federatie Op-Stap)
B
Het WIEV is een onafhankelijke, pluralistische vormingsinstelling voor volwassen personen met een
verstandelijke beperking en hun omgeving (ouders, verwanten, vrijwilligers en professionelen). Via
aangepaste, creatieve vormingsactiviteiten in een onafhankelijke setting leveren we een bijdrage
aan de participatie, emancipatie en ontplooiing van personen met een verstandelijke beperking. Ook
werken we aan de bewustmaking van ouders, verwanten, vrijwilligers en professionelen voor het
emancipatieproces van mensen met een verstandelijke beperking.
K
Werken op maat van de doelgroep. Een groot en gevarieerd aanbod van intensieve vormingspro-
jecten: van culturen over natuur en beleven, van seksualiteit tot relaties en vriendschappen, van
stilstaan bij jezelf, gevoelens en weerbaarheid, van digitaal mee zijn, de wereld begrijpen tot je weg
vinden in deze maatschappij.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
162 PROFIEL VAN DE SECTOR
WiSPER
B
WiSPER staat voor cursussen en workshops audiovisuele en beeldende kunsten, dans, literatuur, mu-
ziek en theater / voor 18+ / in Leuven, Gent, Antwerpen en andere plekken in Vlaanderen / voor begin-
ners en gevorderden / in alle mogelijke formules, in het weekend, overdag, ‘s avonds, kort, lang...
KEen zeer gevarieerd aanbod van korte cursussen en workshops voor beginners in Leuven, Gent en
Antwerpen; WiSPER LuX: intensieve artistieke cursussen voor fijnproevers.
Z11
B
Federatie van drie sociaal-culturele vormingsorganisaties voor personen met een handicap: VIBEG,
Handicum en Het Grote Plein. Via sociaal-cultureel vormingswerk werken aan een volwaardig burger-
schap van personen met een verstandelijke beperking!K zie deelorganisaties
Zorg-Saam
B
Zorg-Saam is een vormingsinstelling gespecialiseerd in ‘zorg’.
Door vorming wil Zorg-Saam bijdragen aan het herwaarderen van zorg.
Mensen geven en ontvangen zorg en juist die zorg vormt de bindende schakel tussen mensen.
Centraal in de werking van Zorg-Saam staat het zorgvaardiger worden van mensen, het kwalita-
tief groeien als persoon in het zorgend omgaan met mensen. Zorg-Saam ontwikkelde een sterke
deskundigheid rond zorg voor kinderen, ouderen, zieken, kansarmen, palliatieve zorg, rouw en verlies,
kritische fases in de levensloop, welzijn en gezondheid.
KJaarlijkse studiedagen rond actuele thema’s in zorg en welzijn, in 2012 Allergie en zorg, in 2013
Hooggevoeligheid. Kwaliteitsvolle vorming, ook voor kortgeschoolden.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 163
1.6.2. DE WERKING IN CIJFERS
1. Hoeveel activiteiten, uren en deelnemers tellen de landelijke vormingsinstellingen?
2011
het aantal educatieve activiteiten 11.406
het aantal deelnemers aan de educatieve activiteiten 222.130
het aantal uren educatieve activiteiten (formeel en niet-formeel) 108.719
het aantal uren niet-formele educatie 102.014
overige 6.705
gemiddeld aantal uren per activiteit 9,5
gemiddeld aantal deelnemers per activiteit 20,0
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
aantal activiteiten
vergelijkingsbasis
20082007 2009 2010 2011
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
LVI: evolutie aantal educatieve activiteiten
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
164 PROFIEL VAN DE SECTOR
LVI: evolutie aantal deelnames
300.000
250.000
200.000
150.000
100.000
50.000
0 aantal deelnames
vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
Vergelijkingsbasis
Doorheen de jaren verdwenen vier vormingsinstellingen uit het decreet. Sinds de start van de jongste beleidsperiode (2011)
kwam er één instelling (Het Vlaamse Kruis) bij. Het komen en gaan van organisaties in de werksoort maakt vergelijkingen in
de tijd moeilijk. Daarom geven we in bovenstaande grafieken twee tendensen: de reële tendens van de werksoort ‘as is’ en de
(netto) vergelijkingsbasis met uitzuivering van vertrekkers en nieuwkomers. De vergelijkingsbasis toont dus de evolutie bij de
organisaties die bij alle metingen in de populatie zaten.
In 2010 vonden bij de landelijke vormingsinstellingen 11.406 educatieve activiteiten plaats. Dat aantal zit sinds 2011 in de lift. Die
hausse wordt echter veroorzaakt door één instelling die de eigen wijze van registreren grondig heeft bijgewerkt. Zonder deze ingreep
is het beeld stabiel.
De instellingen bereikten zo’n 222.000 deelnemers. In 2011 zien we voor het tweede jaar op rij een lichte daling (-2,6 %) van het
aantal deelnemers ten opzichte van het jaar voordien – dit ondanks de gevoelige stijging bij één organisatie. Wellicht speelt hier het
effect van de afschaffing van de opleidingscheques (sinds 2010) en de stilaan nijpende besparingen (cumulatief sinds 2009) voor de
vormingsinstellingen. De evolutie van het aantal deelnemers vertoont weliswaar geen homogeen beeld. Sommige organisaties trek-
ken meer deelnemers aan, andere minder.
Op vergelijkingsbasis zien we een lichte vooruitgang in het aantal deelnemers van om en bij de 6,5 % sinds de start van de metingen.
PROFIEL VAN DE SECTOR 165
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
aantal uren
educatie
vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0
LVI: evolutie aantal uren educatieve activiteiten (niet-formeel en overige)
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
LVI: evolutie aantal uren niet-formele educatie
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0
aantal uren niet-
formele educatie
vergelijkingsbasis20082007 2009 2010 2011
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
166 PROFIEL VAN DE SECTOR
aantal uren
overige educatie
vergelijkingsbasis
20082007 2009 2010 2011
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
LVI: evolutie aantal uren overige educatie
nieu
we
bele
idsp
erio
de 2
011-
2015
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
De stijging in het aantal uren wordt, net als bij de activiteiten, veroorzaakt door één instelling die de eigen wijze van registreren gron-
dig heeft bijgewerkt. Zonder deze ingreep is het beeld stabiel tot licht dalend.
Opvallend is dat sinds 2009 de instellingen hun aanbod steeds meer categoriseren als niet-formele educatie. Andere vormen van
educatie worden afgebouwd. Dat beeld is algemeen voor alle instellingen die andere/’overige’ educatie organiseren.
PROFIEL VAN DE SECTOR 167
LVI: hoeveel van de uren zijn uren niet-formele educatie?
Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk definieert niet-formele educatie als volgt: “Een geïnstitutionaliseerde vorm
van volwasseneneducatie waarbij de deelnemer kennis, inzicht en vaardigheden vergroot voor zichzelf en anderen, met het oog
op persoonsontplooiing en het actief participeren in een democratische samenleving, en waarbij een sociaal-culturele methodiek
gehanteerd wordt met zowel open als gesloten doeloriëntaties.”
94% van de gepresteerde uren in 2010 zijn uren niet-formele educatie. Dat aandeel zit sinds 2009 in de lift (+5 procentpunt).
2. De vormingsuren van nabij bekeken
Hieronder ontleden we de aard van de gepresteerde uren. We bekijken welk aandeel uren volgens de criteria van het decreet in
aanmerking komt voor subsidiëring en welk deel daarvan daadwerkelijk gesubsidieerd wordt.
Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?
2011
het aantal uren educatieve activiteiten (niet-formeel en overige) 108.719 100,0%
het aantal uren niet-formele educatie 102.014 93,8%
overige 6.705 6,2%
6% overige
94% niet-formele educatie
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
168 PROFIEL VAN DE SECTOR
Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie komt 91% in aanmerking voor subsidiëring volgens de verschillende criteria van
het decreet. Een aandeel dat sinds 2007 gestaag in de lift zit (+7 procentpunt). Het aanbod aan niet-formele educatie wordt dus
meer en meer conform aan het decreet.
9% niet-formele educatie, niet subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet
91% niet-formele educatie, subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet
11 Bijkomende bepalingen in het decreet (die in 2012 versoepeld werden):- bij de gespecialiseerde vormingsinstellingen (art. 23, derde lid, 3°, c en art. 24);- bij de syndicale vormingsinstellingen (art. 31 §1);- bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap (art. 32 §2 en §3);- bij de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (art. 36 §1).
LVI: hoeveel uren niet-formele educatie zijn subsidieerbaar?
Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?
Het decreet hanteert naast de algemene definitie nog bijkomende criteria voor de omschrijving van niet-formele educatie. Alleen een
programma-aanbod dat via een open aanbod en in een autonome levenssfeer van de deelnemer wordt gebracht, is subsidieerbaar.
Zowel de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een
handicap als de federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap hebben elk hun eigen specifieke criteria11. De
activiteiten van de instellingen moeten aan de respectieve criteria voldoen om in aanmerking te komen voor subsidiëring.
2011
het aantal uren niet-formele educatie 102.014 100,0%
het aantal uren niet-formele educatie,
subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet92.341 90,5%
het aantal niet-subsidieerbare uren niet-formele educatie 9.673 9,5%
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 169
Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?
LVI: Hoeveel subsidieerbare uren worden effectief gesubsidieerd?
De Vlaamse overheid erkent en subsidieert van elke vormingsinstelling een vooraf vastgelegd aantal uren. Dit zijn de zogenaamde
urennormen. Deze urennormen zijn niet variabel en staan dus los van het werkelijke aantal gepresteerde uren. Alle urennormen van
de landelijke vormingsinstellingen samen zijn goed voor 68.324 gesubsidieerde uren. Dit betekent dat 74 % van de uren die subsi-
dieerbaar zijn volgens de criteria van het decreet (92.341) daadwerkelijk gesubsidieerd wordt door de overheid. Een vijfde wordt dus
niet gesubsidieerd en vormt een ‘decretale marge’.
2011
het aantal uren niet-formele educatie,
subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet 92.341 100,0%
het aantal uren educatieve activiteiten
erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) 68.324 74,0%
het aantal ongesubsidieerde uren dat subsidieerbaar is (de ‘decretale marge’) 24.017 26,0%
26% ongesubsidieerd (‘decretale marge’)
74% gesubsidieerd (urennorm)
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
170 PROFIEL VAN DE SECTOR
Overzicht
Hieronder geven we een schematisch overzicht van de stapsgewijze ontleding van de uren die we hierboven deden. We geven telkens het
proportionele aandeel van de verschillende types uren (niet-formeel, subsidieerbaar, gesubsidieerd).
totaal gepresteerde uren
108.719
subsidieerbaar
91%92.341
niet-formele educatie
94%102.014
overige
6%6.705
niet subsidieerbaar
9%9.673
gesubsidieerd
74%68.324
ongesubsidieerd
26%24.017
100%
100%
100%
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 171
Welk aandeel van de uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?
LVI: Hoeveel uren niet-formele educatie worden effectief gesubsidieerd?
Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt 67 % gesubsidieerd door de Vlaamse overheid
Hier gaan we na wat het aandeel gesubsidieerde uren is op het totaal aantal gepresteerde uren niet-formele educatie (subsidieerbaar
en niet-subsidieerbaar).
2011
het aantal uren niet-formele educatie 102.014 100,0%
het aantal uren educatieve activiteiten
erkend en gesubsidieerd door de overheid (urennorm) 68.324 67,0%
het aantal ongesubsidieerde uren niet-formele educatie 33.690 33,0%
33% niet-formele educatie ongesubsidieerd
67% niet-formele educatie gesubsidieerd
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
172 PROFIEL VAN DE SECTOR
3. Wat is de spreiding van de gepresteerde uren niet-formele educatie over de verschillende provincies?
2011
Antwerpen 23.872 23,4%
Brussel 3.450 3,4%
Limburg 11.528 11,3%
Oost-Vlaanderen 26.868 26,3%
Vlaams-Brabant 17.726 17,4%
West-Vlaanderen 16.220 15,9%
andere 2.350 2,3%
102.014 100,0%
LVI: spreiding van de uren niet-formele educatie per provincie12
23% 3% 11% 26% 17% 16% 2%
28% 13% 23% 17% 19%
Antwerpen Brussel LimburgOost-
VlaanderenVlaams-Brabant
West-Vlaanderen
andere
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
aandeel uren
niet-formele
educatie
aandeel bevolking
Vlaams Gewest 22
Op de grafiek is ter informatie het aandeel van de bevolking van elke provincie ten opzichte van de totale bevolking van het Vlaams
Gewest aangeduid. Concreet is de provincie Antwerpen bijvoorbeeld goed voor 28% van de inwoners van het Vlaams Gewest (exclu-
sief Brussel) en 23 % van het aantal gepresteerde uren niet-formele educatie. De spreiding van het aantal uren niet-formele educatie
is niet gelijk verdeeld over de verschillende provincies. In West-Vlaanderen en Antwerpen vonden per inwoner het minste vormings-
uren plaats. Brussel vertegenwoordigt 3 % van het totale vormingsaanbod. Een beperkt aantal activiteiten (2 %) vond plaats buiten
Vlaanderen of Brussel, of is niet aan één provincie toe te wijzen.
12 Bevolking Vlaams Gewest: gegevens 31/12/2010. Bron: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Bevolking en Instellingen (2012).
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
PROFIEL VAN DE SECTOR 173
4. De werking vergelijkenderwijs
Hieronder geven we de werkingscijfers, uitgesplitst per soort vormingsinstelling. Zoals hoger vermeld, bestaat de werksoort van de
landelijke vormingsinstellingen uit een aantal subgroepen van organisaties:
- 17 gespecialiseerde vormingsinstellingen;
- 3 syndicale vormingsinstellingen;
- 3 vormingsinstellingen voor personen met een handicap;
- 1 federatie van vormingsdiensten voor personen met een handicap (Vijftact).
Gespecialiseerde vor-
mingsinstellingen
(N = 17)
Syndicale
vormingsinstellingen
(N = 3)
Vormingsinstellingen
voor personen met een
handicap en Vijftact
(N = 3+1)
TOT LVI
(N = 24)
Hoeveel activiteiten werden georganiseerd en hoeveel deelnemers werden bereikt?
het aantal
educatieve activiteiten 6.648 3.368 1.390 11.406
het aantal deelnemers aan
de educatieve activiteiten 128.280 52.476 41.374 222.130
Welk aandeel van de gepresteerde uren zijn uren niet-formele educatie?
het aantal uren
educatieve activiteiten
(niet-formeel en overige) 67.007 100,0% 27.991 100,0% 13.721 100,0% 108.719 100,0%
het aantal uren
niet-formele educatie 60.478 90,3% 27.991 100,0% 13.545 98,7% 102.014 93,8%
Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is subsidieerbaar volgens de criteria van het decreet?
het aantal uren
niet-formele educatie 60.478 100,0% 27.991 100,0% 13.545 100,0% 102.014 100,0%
het aantal uren niet-formele
educatie, subsidieerbaar vol-
gens de criteria van het decreet 51.468 76,8% 27.991 100,0% 12.882 95,1% 92.341 90,5%
Welk aandeel van de subsidieerbare uren niet-formele educatie is daadwerkelijk gesubsidieerd?
het aantal uren niet-formele
educatie, subsidieerbaar
volgens de criteria
van het decreet 51.468 100,0% 27.991 100,0% 12.882 100,0% 92.341 100,0%
het aantal uren educatieve
activiteiten erkend en
gesubsidieerd door
de overheid (urennorm) 36.409 70,7% 21.695 77,5% 10.213 79,3% 68.317 74,0%
Welk aandeel van de gepresteerde uren niet-formele educatie is gesubsidieerd?
het aantal uren
niet-formele educatie 60.478 100,0% 27.991 100,0% 13.545 100,0% 102.014 100,0%
het aantal uren educatieve
activiteiten erkend en
gesubsidieerd door
de overheid (urennorm) 36.409 60,2% 21.695 77,5% 10.213 75,4% 68.317 67,0%
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
174 PROFIEL VAN DE SECTOR
De gespecialiseerde vormingsinstellingen presteerden in 2011 in totaal 67.007 uren. Hiervan zijn 60.478 uren of 90 % niet-formele
educatie. Bij de syndicale vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dat meer. Zij
besteden respectievelijk 100 % en 99 % van hun uren aan niet-formele educatie.
Het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk hanteert een strikte omschrijving van niet-formele educatie (zie hoger). Bij de
gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact komen respectievelijk
77 % en 95 % van de uren niet-formele educatie volgens de criteria van het decreet in aanmerking voor subsidiëring. Bij de
syndicale vormingsinstellingen beantwoordt het volledige aanbod aan de criteria van het decreet.
Van de uren niet-formele educatie die volgens de criteria van het decreet voor subsidiëring in aanmerking komen, wordt bij de
gespecialiseerde vormingsinstellingen 71 % door de overheid erkend en gesubsidieerd (volgens de urennorm). Bij de syndicale
vormingsinstellingen is dit 78 %, bij de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en Vijftact is dit 79 %.
Van alle gepresteerde uren niet-formele educatie wordt bij de syndicale vormingsinstellingen het grootste aandeel (78 %) door de
overheid gesubsidieerd. De gespecialiseerde vormingsinstellingen en de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en
Vijftact moeten zich tevreden stellen met respectievelijk 60 % en 75 % subsidiëring.
1.6 de landelijke vormingsinstellingen1. DE WERKING
178 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.1 bevindingen2. DE MEDEWERKERS
besparingen: de sector bespaarde in 2011 voor het eerst sinds de metingen op personeelskosten. Het aantal personeelsleden en voltijdse equivalenten in de sector kromp. Vooral de Vormingplus-centra verloren mensen (-10 % in koppen, -13 % in voltijdse equivalenten op een jaar tijd).
1.936 personeelsleden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk: de sector telt in totaal zo’n 2.170 personeelsleden, waarvan er 1.936 worden ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk. 196.501 vrijwilligers doen de motor van de sector draaien. Het leeuwendeel (94 %) van de vrijwilligers vind je bij de verenigingen.
5.338 inhoudelijke freelancers: de sector doet een beroep op de diensten van 5.338 freelancers die op het inhoudelijke (sociaal-culturele) aspect van het werk betrokken zijn. Verhoudingsgewijs schakelen de Vormingplus-centra het meeste freelancers in.
70 % van de personeelsleden is vrouw
het personeelsverloop bedraagt 12 %: het verloop in de sector ligt onder de nationale gemiddeldes, maar neemt jaar na jaar toe. 5,7 % van de werknemers verliet haar organisatie op eigen initiatief (vrijwillig) 5,5 % vertrok onvrijwillig (bij 1 % is de reden onbekend). Het verloop is het grootst bij jonge mensen en bij de Vormingplus-centra en landelijke vormingsinstellingen.
68 % van de personeelsleden werkt inhoudelijk: twee derde van de personeelsleden voert een inhou-delijke (sociaal-culturele) opdracht uit, 32 % werkt ondersteunend.
de gemiddelde leeftijd van personeelsleden is 42 jaar. De leeftijdsverdeling volgt grosso modo het Vlaamse gemiddelde. De bewegingen hebben het jongste personeelsbestand. We zien een gestage toe-name van de gemiddelde leeftijd.
een personeelslid werkt gemiddeld 9,1 jaar bij haar organisatie. De gemiddelde dienstanciënniteit stijgt jaar na jaar.
76 % is hoog opgeleid: 41 % van de personeelsleden heeft een Bachelor-diploma, 35 % heeft een Master-diploma. Het SCVW is in vergelijking met het Vlaamse gemiddelde een hoogopgeleide sector.
46 % werkt deeltijds: het aandeel deeltijds werkenden neemt gestaag toe in de sector. Die trend zien we ook in het bredere Paritair Comité en Vlaanderen. Vooral vrouwen werken deeltijds.
2.1 BEVINDINGEN
MEDEWERKERS
PROFIEL VAN DE SECTOR 179
2.2 STAALKAART VAN DE MEDEWERKERS
2.2.1 INLEIDING
Hierna geven we een staalkaart van het contingent medewerkers waarop het sociaal-cultureel volwassenenwerk een beroep kan doen.
We beperken ons hier tot de belangrijkste kenmerken die de personeelssamenstelling van de sector bepalen.
2.2.2 OVERZICHTSTABEL
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
2011
het aantal personeelsleden binnen de sector 2.170 100,0%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 89,2%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
mannen 586 30,3%
vrouwen 1.350 69,7%
het aantal mannelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 586 100,0%
met een inhoudelijke opdracht 452 77,1%
met een ondersteunende opdracht 134 22,9%
het aantal vrouwelijke personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.350 100,0%
met een inhoudelijke opdracht 857 63,5%
met een ondersteunende opdracht 493 36,5%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 1.309 67,6%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht 627 32,4%
organisaties volgens aantal personeelsleden 1231 100,0%2
minder dan 3 9 7,3%
van 3 tem 4 17 13,8%
van 5 tem 9 35 28,5%
van 10 tem 19 32 26,0%
van 20 tem 29 9 7,3%
van 30 tem 39 7 5,7%
van 40 tem 49 6 4,9%
van 50 tem 99 7 5,7%
100 of meer 1 0,8%
1 Situatie zoals op 31/12/2011: 55 verenigingen, 31 bewegingen, 13 Vormingplus-centra, 24 landelijke vormingsinstellingen.2 Door afrondingen van deelcijfers kan in dit deel een miniem verschil optreden met de totalen.
180 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
de leeftijd van de personeelsleden ingezet voor het SCVW
van 15 tem 19 jaar 2 0,1%
van 20 tem 24 jaar 35 1,8%
van 25 tem 29 jaar 232 12,0%
van 30 tem 34 jaar 306 15,8%
van 35 tem 39 jaar 267 13,8%
van 40 tem 44 jaar 212 11,0%
van 45 tem 49 jaar 278 14,4%
van 50 tem 54 jaar 322 16,6%
van 55 tem 59 jaar 218 11,3%
60 jaar en ouder 64 3,3%
de dienstanciënniteit van de personeelsleden ingezet voor het SCVW
van 0 tem 4 jaar 791 40,9%
van 5 tem 9 jaar 389 20,1%
van 10 tem 14 jaar 290 15,0%
van 15 tem 19 jaar 155 8,0%
van 20 tem 24 jaar 141 7,3%
van 25 tem 29 jaar 83 4,3%
van 30 tem 34 jaar 61 3,2%
35 jaar en meer 26 1,3%
het opleidingsniveau van de personeelsleden ingezet voor het SCVW
getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 56 2,9%
diploma Secundair Onderwijs 410 21,2%
Bachelor-diploma 789 40,8%
Master-diploma 681 35,2%
aantal personeelsleden dat voltijds werkt 1.038 53,6%
aantal personeelsleden dat deeltijds werkt 898 46,4%
het aantal voltijdse equivalenten binnen de sector 1.724 100,0%
het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW 1.455 84,4%
het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW
voor een inhoudelijke opdracht 1.047 72,0%
het aantal voltijdse equivalenten ingezet voor het SCVW voor een ondersteunende opdracht 408 28,0%
het aantal freelance medewerkers ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 5.338
het aantal vrijwilligers ingezet voor het SCVW 196.501
PROFIEL VAN DE SECTOR 181
3 Dus zonder: De Rode Antraciet (uit sinds 2008), Atelier Cirkel (uit sinds 2009), EVO (uit sinds 2009), VCOV (uit sinds 2009), Inverde (uit sinds 2010), Bedevaart naar de graven aan de IJzer (uit sinds 2011), IMAVO (uit sinds 2011), Integraal (uit sinds 2011), Sociumi (uit sinds 2011), Vebruikersateljee (uit sinds 2011), VOSOG (in sinds 2010), ADR Vlaanderen (in sinds 2011), Oxfam-Wereldwinkels (in sinds 2011), De Vlaamse Volkstuin (in sinds 2011), Climaxi (in sinds 2011), Merhaba (in sinds 2011), Samenhuizen (in sinds 2011), Waerbeke (in sinds 2011), Onafhankelijk Leven (in sinds 2011).
2.2.3 DE ‘WORK-FORCE’
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
2007 2008 2009 2010 2011
het aantal personeelsleden
binnen de sector 2.230 2.157 2.167 2.188 2.170 100,0%
het aantal personeelsleden
ingezet voor het SCVW 1.884 1.907 1.930 1.956 1.936 89,2%
2007 2008 2009 2010 2011
het aantal voltijdse equivalenten
binnen de sector 1.824 1.789 1.792 1.783 1.724 100,0%
het aantal voltijdse equivalenten
ingezet voor het SCVW 1.514 1.426 1.447 1.467 1.455 84,4%
1.936 personeelsleden
1. Personeelsleden
De organisaties in de sector stellen samen 2.170 mensen tewerk. 1.936 of 89% daarvan wordt minstens voor een deel ingezet voor
het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
In voltijdse equivalenten (vte) uitgedrukt, bedraagt de tewerkstelling in de sector 1.724 vte. 1.455 vte of 84% daarvan wordt ingezet
voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
Om zinvolle uitspraken te kunnen doen over de evolutie van het personeel in de sector, moeten we abstractie maken van de in- en
uitstroom van organisaties. Organisaties die komen en gaan vertekenen immers de tendensen. Daarom geven we hierboven een net-
totrend (de vergelijkingsbasis) weer. Enkel de gegevens van de organisaties die de laatste vier registratiejaren hebben meegemaakt,
zijn in bovenstaande grafiek opgenomen3.
SCVW: personeelsevolutie (op vergelijkingsbasis)
2.500
2.000
1.500
1.000
500
0
2008 2009 2010 2011
vte ingezet
voor SCVW
koppen ingezet
voor SCVW
vte totaal
182 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
We zien op vergelijkingsbasis een daling van zowel koppen als voltijdse equivalenten (al dan niet ingezet voor SCVW): - 2 % in
2011 ten opzichte van 2010 en 2009. De daling is voor een groot deel toe te wijzen aan de krimp in het personeelsbestand bij de
Vormingplus-centra (zie grafiek hieronder). Ook bij de verenigingen is een lichte krimp merkbaar.
De Vormingplus-centra of volkshogescholen verloren ten gevolge van ingrijpende besparingen vanaf 2011 een aanzienlijk deel van
hun staf: -10 % in koppen, -13 % in voltijdse equivalenten op een jaar tijd.
Verderop in dit hoofdstuk rapporteren we steeds over de sector ‘as is’ op het moment van de registratie. We tonen dus telkens het
bruto beeld, ongeacht effecten van in- en uitstroom van organisaties.
VHS: personeelsevolutie bij volkshogescholen
250
200
150
100
50
0 vte ingezet
voor SCVW
koppen ingezet
voor SCVW
20082007 2009 2010 2011
organisaties volgens aantal personeelsleden 123 100,0%
minder dan 3 9 7,3%
van 3 tem 4 17 13,8%
van 5 tem 9 35 28,5%
van 10 tem 19 32 26,0%
van 20 tem 29 9 7,3%
van 30 tem 39 7 5,7%
van 40 tem 49 6 4,9%
van 50 tem 99 7 5,7%
100 of meer 1 0,8%
SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden
40
35
30
25
20
15
10
5
09 17 35 32 9 7 6 7 1
minder dan 3
van 3 tem 4
van 5 tem 9
van 10 tem 19
van 20 tem 29
van 30 tem 39
van 40 tem 49
van 50 tem 99
100 of meer
PROFIEL VAN DE SECTOR 183
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
Eén op vijf organisaties heeft minder dan 5 personeelsleden in dienst. De helft van de organisaties heeft 5 tot 19 personeelsleden in
dienst. 8 organisaties hebben 50 of meer personeelsleden in dienst. De mediaan ligt op 10 personeelsleden. De kleinste organisatie
heeft één personeelslid in dienst, de grootste telt er 141.
Hieronder tonen we de verdeling van de personeelsleden per werksoort.
Bij de verenigingen vind je de grootste organisaties. Wel zijn er in deze werksoort grote verschillen. De mediaan ligt op 10 personeels-
leden. Bij de Vormingplus-centra zijn er het minste extremen. 9 van de 13 Vormingplus-centra hebben 10 tot 19 personeelsleden in
dienst.
De bewegingen zijn het kleinst bestaft: de mediaan ligt een stuk lager, op 5 personeelsleden.
mediaan
SCVW: organisaties volgens aantal personeelsleden
160
140
120
100
80
60
40
20
0
10
0 20 40 60 80 100 120
VER BEW VHS LVI
het aantal personeelsleden
ingezet voor het SCVW 1.096 253 180 407
organisaties volgens
aantal personeelsleden 55 31 13 24
minder dan 3 4 7,3% 4 12,9% 0 0,0% 1 4,2%
van 3 tem 4 5 9,1% 10 32,3% 0 0,0% 2 8,3%
van 5 tem 9 18 32,7% 8 25,8% 3 23,1% 6 25,0%
van 10 tem 19 10 18,2% 5 16,1% 9 69,2% 8 33,3%
van 20 tem 29 6 10,9% 0 0,0% 0 0,0% 3 12,5%
van 30 tem 39 4 7,3% 2 6,5% 1 7,7% 0 0,0%
van 40 tem 49 2 3,6% 1 3,2% 0 0,0% 3 12,5%
van 50 tem 99 5 9,1% 1 3,2% 0 0,0% 1 4,2%
100 of meer 1 1,8% 0 0,0% 0 0,0% 0 0,0%
mediaan aantal personeels-
leden per organisatie 10 5 13 11
gemiddelde: 17,6
184 PROFIEL VAN DE SECTOR
Niet al het werk wordt door personeelsleden gedaan. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk doet ook in grote mate een beroep op de
inzet van vrijwilligers. En ook van de diensten van freelancers met een inhoudelijke (sociaal-culturele) opdracht wordt gebruik gemaakt.
Daarom geven we hieronder de cijfers over de inzet van vrijwilligers en verderop van freelancers in de sector. Zo is het plaatje van de
totale ‘work force’ in de sector compleet.
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
2. Vrijwilligers
196.501 vrijwilligers
2007 2008 2009 2010 2011
het aantal vrijwilligers
ingezet voor het SCVW
233.215 224.275 184.474 193.303 196.501
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk kon in 2011 rekenen op de inzet van ruim 196.000 vrijwilligers. De cijfers hierboven zijn de
bruto-cijfers voor de sector als geheel, inclusief effecten van organisaties die in- of uitstroomden in de sector (zie ook hoger voor het
verschil tussen netto en bruto).
Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit:
VER BEW VHS LVI SCVW
vrijwilligers 184.288 93,8% 5.732 2,9% 385 0,2% 6.096 3,1% 196.501 100,0%
De verenigingen zijn goed voor 94 % van de vrijwilligers.
De sector maakt gebruik van de diensten van zo’n 5.300 inhoudelijke freelancers.We peilden voor de tweede keer ook naar de inzet
van ondersteunende freelancers. Dat zijn freelancers die niet op het inhoudelijke (sociaal-culturele) aspect van het werk betrokken zijn:
freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke... We tellen er een 200-tal. De cijfers hierboven zijn de bruto-
cijfers voor de sector als geheel, inclusief effecten van organisaties die in- of uitstroomden in de sector (zie ook hoger voor het verschil
tussen netto en bruto).
3. Freelancers
5.338 freelancers
2007 2008 2009 2010 2011
het aantal freelance medewerkers
ingezet voor het SCVW
met een inhoudelijke opdracht4 5.238 5.185 4.790 5.173 5.338
het aantal
ondersteunende freelancers5 140 198
4 Onder freelancers met een inhoudelijke opdracht verstaan we freelancers die rechtstreeks betrokken zijn op het inhoudelijke aspect van het sociaal-cultureel werk (bijvoorbeeld als zelfstandig lesgever). Freelance boekhouders, lay-outers, webmasters en dergelijke zijn hier dus niet inbegrepen.)
5 Ondersteunende freelancers zijn niet op het inhoudelijke aspect van het werk betrokken: freelance boekhouders, vormgevers, webmasters, ICT-ers en dergelijke...
PROFIEL VAN DE SECTOR 185
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
VER BEW VHS LVI SCVW
inhoudelijke
freelancers 2.180 40,8% 142 2,7% 1.634 30,6% 1.382 25,9% 5.338 100,0%
ondersteunende
freelancers 58 29,3% 55 27,8% 33 16,7% 52 26,3% 198 100,0%
De Vormingplus-centra maken per organisatie het meeste gebruik van de diensten van freelancers.
6 De personeelsleden die onze sector verlieten door het vertrek van hun organisatie uit de sector, worden hier niet meegerekend. Ook de evoluties bij personeelsleden die niet voor het sociaal-cultureel werk worden ingezet, worden niet meegerekend. We berekenen het verloop op de wijze die Securex hanteert: het aantal vertrekkers delen door het jaarcijfer (2011) x 100.
7 Bij vrijwillig verloop neemt de werknemer zelf het initiatief tot verloop. De werknemer kiest er zelf voor om zijn organisatie te verlaten. Volgende subty-pes van verloop rekenen we tot het vrijwillig verloop: ‘opzeg werknemer’ (met opzegtermijn), ‘eenzijdige wijziging/verbreking door werknemer’ (zonder opzegtermijn) en ‘met wederzijds akkoord’. We spreken van onvrijwillig verloop wanneer het initiatief niet bij de werknemer ligt. Volgende subtypes van verloop rekenen we tot het onvrijwillig verloop: ‘overmacht’, ‘eenzijdige wijziging/verbreking werkgever’ (zonder opzegtermijn), ‘(brug)pensioen’, ‘opzeg werkgever’ (met opzegtermijn), ‘einde contract’ en ‘dringende reden’. Bron: Securex en Sociare
8 Securex (2011). Personeelsverloop in de privésector. De cijfers en 5 invalshoeken om uw beleid te evalueren.
Het werksoortelijk plaatje ziet er als volgt uit:
In de loop van 2011 stroomden 239 medewerkers (ingezet voor sociaal-cultureel volwassenenwerk) uit de organisaties. Op een totaal
van 1.936 personeelsleden eind 2011, betekent dat een verloop van 12 %6.
We peilden naar de reden van het vertrek van de werknemers. Dat laat ons toe een onderscheid te maken tussen vrijwillig7 (op initiatief
van het personeelslid) en onvrijwillig (niet op initiatief van het personeelslid) verloop. Het vrijwillig verloop bedraagt 5,7 %. Het onvrijwil-
lig verloop bedraagt 5,5 %. Voor 1,1 % is de reden niet in ons systeem geregistreerd.
De Belgische privé-sector (= met uitsluiting van de ‘publieke sector’) liet in hetzelfde jaar een verloop van 20 % optekenen. Daarvan is
8,8 % vrijwillig en 11,5 % onvrijwillig verloop8.
12 % verloop
2.2.4 HET PERSONEELSVERLOOP IN 2011
Onvrijwillig
Vrijwillig
Vergelijking verloop SCVW met privésector België (2011)
25%
20%
15%
10%
5%
0%5,5% 11,5%
5,7% 8,8%
SCVW België
186 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
SCVW: evolutie van het verloop, in vergelijking met Belgische privé-sector
25%
20%
15%
10%
50%
0% totaal verloop
SCVW
totaal verloop
BE privé
2009 2010 2011
In de grafiek hierboven vergelijken we de evolutie van het verloop in het SCVW met de situatie in de Belgische privésector. We zien een
gestage stijging in de sector, die sinds 2010 parallel loopt met de Belgische evolutie.
Hieronder vind je een gedetailleerd overzicht van de wijze waarop werknemers in 2011 (moesten) vertrekken. In de laatste kolom vind
je ter vergelijking de proportionele cijfers van de Belgische privésector.
% van
het personeel% van het verloop
vrijwillig SCVW BE privé9
opzeg werknemer (met opzegtermijn) 60 3,1% 25,1% 29,5%
wederzijds akkoord 38 1,9% 15,9% 12,4%
eenzijdige wijziging/verbreking
door werknemer 13 0,7%5,4%
1,2%
totaal 111 5,7% 46,4% 43,1%
onvrijwillig
opzeg werkgever (met opzegtermijn) 36 1,8% 15,1% 10,6%
einde contract 27 1,4% 11,3% 21,1%
overmacht 5 0,3% 2,1% 2,4%
(brug)pensioen 26 1,3% 10,9% 2,6%
dringende reden 2 0,1% 0,8% 1,9%
eenzijdige wijziging/verbreking door werkgever 11 0,6% 4,6% 15,7%
totaal 107 5,5% 44,8% 54,3%
onbekend
reden niet geregistreerd 21 1,1% 8,8% 0,6%
totaal 239 12,3% 100,0% 100,0%10
9 Securex (2011). Personeelsverloop in de privésector. De cijfers en 5 invalshoeken om uw beleid te evalueren. (na eigen bewerking)10 Het aandeel onvrijwillige vertrek door faillissementen en overlijden namen we in deze tabel niet over wegens niet van toepassing.
Een kwart (25 %) van de vertrekkende werknemers vertrekt met een opzeg op eigen initiatief. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
met wederzijds akkoord is de tweede meest voorkomende manier (16 %). 15 % van de vertrekkende werknemers kreeg een opzeg van
zijn/haar werkgever. Bij nog eens 11 % liep een contract van bepaalde duur af. 26 mensen (11 %) gingen op (brug)pensioen. Andere
vormen van contractbeëindiging zijn eerder zeldzaam.
Wanneer we vergelijken met de situatie in de Belgische privésector, zien we dat bij SCVW relatief minder mensen vertrekken door
eenzijdige wijziging/verbreking door de werkgever (België: 16 %, SCVW: 5 %) of door einde contract (België: 21 %, SCVW: 11,3 %). Het
aandeel (brug)pensioenen onder de vertrekkers ligt bij het SCVW dan weer hoger (België 3 %, SCVW 11 %).
PROFIEL VAN DE SECTOR 187
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
SCVW: werksoortelijke evolutie van het verloop
18%
16%
14%
12%
10%
8%
6%
4%
2%
0%
VHS
LVI
BEW
VER
2009 2010 2011
11 We neutraliseerden in de berekening van het verloopcijfer van de landelijke vormingsinstellingen het effect van één instelling die een grondige herzie-ning van de data heeft doorgevoerd (retroactieve update).
Het verloop is niet gelijk verspreid over de werksoorten. Vooral bij de Vormingplus-centra (volkshogescholen) zien we in 2011 een rela-
tief groot verloop. De afvloeiingen ten gevolge van de besparingen spelen hier ongetwijfeld een rol. Ook de bewegingen en de landelijke
vormingsinstellingen kenden in 2012 een bovengemiddeld verloop11.
Bovenstaande grafiek toont de werksoortelijke evolutie op het vlak van verloop. Vooral de vormingsinstellingen zien hun verloopcijfer
toenemen. Enkel de bewegingen kennen een dalende trend.
SCVW: vergelijking verlooppercentages tussen werksoorten
16%
14%
12%
10%
8%
6%
4%
2%
0%
11% 13% 15% 14% 12%
VER BEW VHS LVI SCVW
188 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
leeftijd instroomgraad uitstroomgraad
van 15 tem 19 jaar 0 0,0% 1 50,0%
van 20 tem 24 jaar 19 54,3% 9 25,7%
van 25 tem 29 jaar 41 17,7% 44 19,0%
van 30 tem 34 jaar 32 10,5% 52 17,0%
van 35 tem 39 jaar 22 8,2% 36 13,5%
van 40 tem 44 jaar 20 9,4% 22 10,4%
van 45 tem 49 jaar 14 5,0% 18 6,5%
van 50 tem 54 jaar 11 3,4% 18 5,6%
van 55 tem 59 jaar 3 1,4% 18 8,3%
60 jaar en ouder 0 0,0% 21 32,8%
162 239
SCVW: in- en uitstroomgraad volgens leeftijd
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%van 15
tem 19
jaar
van 20
tem 24
jaar
van 25
tem 29
jaar
van 30
tem 34
jaar
van 35
tem 39
jaar
van 40
tem 44
jaar
van 45
tem 49
jaar
van 50
tem 54
jaar
van 55
tem 59
jaar
60 jaar
en ouder
instroomgraad
uitstroomgraad
De uitstroomgraad is vooral groot bij de medewerkers jonger dan 35 jaar: 17 % tot een kwart van deze leeftijdsgroep verliet in 2011
haar organisatie. Jonge medewerkers vertrekken dus het meest. Bij diezelfde groep zien we echter ook de grootste instroom van
nieuwe krachten. Vanaf 30 jaar zien we een grotere uitstroom dan instroom. Bij de oudere medewerkers (60 jaar en ouder) zien we
het effect van pensioneringen (33 % vertrekt).
We stellen ook vast (grafiek niet opgenomen) dat de organisatietrouw toeneemt naarmate personeelsleden langer bij dezelfde organi-
satie werken. Tot 20 jaar dienstanciënniteit geldt: hoe hoger de dienstanciënniteit, hoe lager de uitstroomgraad.
In 2011 kwamen 162 nieuwe medewerkers de sector binnen12. Hieronder vergelijken we het leeftijdsprofiel van de nieuwkomers en
de vertrekkers. We berekenen per leeftijdscategorie het aandeel nieuwkomers (instroomgraad) en het aandeel vertrekkers (uitstroom-
graad).
12 Ondanks het verschil van -77 koppen tussen instroom en uitstroom (162-239) is het verschil in aantal koppen voor de sector tussen 2011 en 2010 slechts -20 koppen (1936-1956). Dit komt omdat we (1) abstractie maken van personeelsleden die de sector binnenkomen of verlaten doordat hun organisatie de sector binnenkomt of verlaat, (2) sommige personeelsleden binnen de organisatie geherkwalificeerd worden als ‘ingezet voor het SCVW’, waardoor ze voor het eerst geregistreerd worden, hoewel ze reeds langer in dienst zijn en (3) retroactieve correcties door organisaties.
PROFIEL VAN DE SECTOR 189
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
Ruim dubbel zoveel vrouwen (70 %) als mannen (30 %) werken voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De aanwezigheid van
acht vrouwenverenigingen en -bewegingen in de sector heeft maar een licht effect op deze verhouding. Deze 30-70-verhouding is
een constante voor alle werksoorten en een constante doorheen de tijd.
Hierboven vergelijken we de verhouding mannen en vrouwen in de sector met de situatie in de ruimere socio-culturele sector in de
Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01). Dit comité omvat naast het sociaal-cultureel volwassenenwerk
onder andere de cultuur- en gemeenschapscentra, musea, bibliotheken, sportverenigingen, milieubewegingen, jeugdwerk, samenle-
vingsopbouw, enzovoort.
Wanneer we de verhoudingen vergelijken met de cijfers over de loontrekkenden in Vlaanderen (2011) en het Paritair Comité 329.0113,
waar de sector deel van uitmaakt, blijken de verhoudingen sterk van elkaar af te wijken. In Vlaanderen werken meer mannen dan
vrouwen, bij het sociaal-cultureel volwassenenwerk is dit omgekeerd. De sector telt ook proportioneel meer vrouwelijke personeelsle-
den dan het Paritair Comité 329.01.
70% vrouwen
2.2.5 MAN-VROUW-VERHOUDING
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
mannen 586 30,3%
vrouwen 1.350 69,7%
13 Bron van beiden: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar (2011).
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
SCVW: vergelijking verhouding mannen en vrouwen met PC 329 en Vlaanderen
SCVW
PC 329
VL30% 41% 53% 70% 59% 47%
mannen vrouwen
190 PROFIEL VAN DE SECTOR
68 % van de personeelsleden voert een inhoudelijke opdracht uit. 32 % van de personeelsleden werkt ondersteunend. Deze (grosso
modo) 2/3-verhouding is een constante voor alle werksoorten.
De landelijke vormingsinstellingen springen eruit met 72 % inhoudelijke medewerkers.
68% inhoudelijke medewerkers
gemiddelde leeftijd: 42 jaar
2.2.6 INHOUDELIJKE EN ONDERSTEUNENDE OPDRACHT
2.2.7 LEEFTIJD
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1936 100,0%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een inhoudelijke opdracht 1.309 67,6%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW met een ondersteunende opdracht 627 32,4%
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW
van 15 tem 19 jaar 2 0,1%
van 20 tem 24 jaar 35 1,8%
van 25 tem 29 jaar 232 12,0%
van 30 tem 34 jaar 306 15,8%
van 35 tem 39 jaar 267 13,8%
van 40 tem 44 jaar 212 11,0%
van 45 tem 49 jaar 278 14,4%
van 50 tem 54 jaar 322 16,6%
van 55 tem 59 jaar 218 11,3%
60 jaar en ouder 64 3,3%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
SCVW: personeelsleden met een inhoudelijke of een ondersteunende opdracht
68% 32%
inhoudelijk opdracht ondersteunende opdracht
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
PROFIEL VAN DE SECTOR 191
14 Bron: Sociare.15 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE).16 Bron: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE).
In bovenstaande grafiek vergelijken we de verdeling van de personeelsleden volgens leeftijdscategorie tussen SCVW, het PC 329
(2009)14 en de werkenden in Vlaanderen (2010)15.
Personeelsleden jonger dan 25 jaar en ouder dan 59 zijn zeldzamer en ook in de groepen van 35 tot 44 jaar vertoont de grafiek een
dipje. Dat geeft het beeld van een kamelenrug: twee bulten rond een dip in de categorie van 35 tot 44 jaar.
Er werken proportioneel meer dertigers en meer vijftigplussers in de sector dan gemiddeld in Vlaanderen. Daar staat tegenover dat er
minder veertigers werken (zie de dip in de grafiek). Er werken ook opmerkelijk minder min-25-jarigen (2 %) dan in de rest van Vlaan-
deren (9 %). Vermoedelijk heeft dit te maken met het feit dat de meeste medewerkers in de sector hogere studies hebben gevolgd,
waardoor ze pas op latere leeftijd de sector binnenkomen.
Het sociaal-cultureel volwassenenwerk telt relatief minder personeelsleden jonger dan 30 jaar en beduidend meer 45-plussers dan de
ruimere socio-culturele sector (Paritair Comité).
De gemiddelde leeftijd in de sector is 42,3 jaar. We zien een gestage toename van de gemiddelde leeftijd (hierboven door het verticale
asbereik uitvergroot). Van 40,8 in 2008 naar 42,3 in 2011. Bij de Vlaamse werknemers is de gemiddelde leeftijd 39,8 jaar (2008)16.
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
van 15 tem 19
jaar
van 20 tem 24
jaar
van 25 tem 29
jaar
van 30 tem 34
jaar
van 35 tem 39
jaar
van 40 tem 44
jaar
van 45 tem 49
jaar
van 50 tem 54
jaar
van 55 tem 59
jaar
60 jaar en ouder
SCVW: leeftijd van de personeelsleden in vergelijking met PC 329 en Vlaanderen
PC 329 (2009)
SCVW
20%
15%
10%
5%
0% VL (2010)
SCVW: evolutie gemiddelde leeftijd personeelsleden
44,0
42,0
40,0
38,0
36,0
34,0
32,0
30,0
2008 2009 2010 2011
192 PROFIEL VAN DE SECTOR
41 % van de personeelsleden werkt minder dan 5 jaar bij dezelfde organisatie. Van deze groep zijn 9 % echte nieuwkomers in de
organisatie met minder dan een jaar dienstanciënniteit.
De dienstanciënniteit vertoont een duidelijk dalende tendens: hoe hoger de anciënniteit, hoe kleiner het aantal personeelsleden in
deze categorie. Personeelsleden met een dienstanciënniteit van meer dan 30 jaar zijn een uitzondering.
een personeelslid werkt gemiddeld 9,5 jaar bij haar organisatie
2.2.8 DIENSTANCIËNNITEIT
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
van 0 tem 4 jaar
detail: minder dan 1 jaar
791
175
40,9%
9,0%
van 5 tem 9 jaar 389 20,1%
van 10 tem 14 jaar 290 15,0%
van 15 tem 19 jaar 155 8,0%
van 20 tem 24 jaar 141 7,3%
van 25 tem 29 jaar 83 4,3%
van 30 tem 34 jaar 61 3,2%
35 jaar en meer 26 1,3%
SCVW: personeelsleden volgens dienstanciënniteit
minder
dan 1 jaar
41% 20% 15% 8% 7% 4% 3% 1%
van 0 tem 4 jaar
van 5 tem 9 jaar
van 10 tem 14 jaar
van 15 tem 19 jaar
van 20 tem 24 jaar
van 25 tem 29 jaar
van 30 tem 34 jaar
35 jaar en meer
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0% 9%
PROFIEL VAN DE SECTOR 193
De gemiddelde dienstanciënniteit is 9,5 jaar. Het Vlaamse gemiddelde is 11,3 jaar17 (2008). Voor het SCVW was het gemiddelde in
2008 8,5 jaar.
We zien een gestage toename van de gemiddelde dienstanciënniteit (hierboven door het verticale asbereik uitvergroot).
De bewegingen hebben met 6,1 jaar de kleinste gemiddelde dienstanciënniteit. De verenigingen hebben de grootste gemiddelde
dienstanciënniteit: 10,5 jaar.
SCVW: evolutie gemiddelde dienstanciënniteit personeelsleden
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
9,6
9,4
9,2
9,0
8,8
8,6
8,4
8,2
8,0
7,8
2008 2009 2010 2011
76% is hoog opgeleid
2.2.9 OPLEIDINGSNIVEAU
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
getuigschrift maximaal 2de graad Secundair Onderwijs 56 2,9%
diploma Secundair Onderwijs 410 21,2%
Bachelor-diploma 789 40,8%
Master-diploma 681 35,2%
17 Bron: Labour Force Survey (bewerking Steunpunt WSE).
194 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
Hierboven hanteren we ter wille van de vergelijkbaarheid de indeling van de Vlaamse overheid: laaggeschoold, middengeschoold en
hooggeschoold18. 76 % van de personeelsleden ingezet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk is hooggeschoold (Bachelor- of
Master-diploma). Dit is bijna het dubbele van het Vlaamse gemiddelde (39 %)19. Personeelsleden met maximaal een getuigschrift van
de tweede graad Secundair Onderwijs (laaggeschoolden) zijn eerder uitzonderlijk: 3 %, tegenover 18 % in Vlaanderen.
De werksoort bewegingen telt proportioneel het meeste personeelsleden met een Master-diploma: 58 %. De verenigingen tellen het
meeste lager en midden opgeleide personeelsleden (getuigschrift maximaal tweede graad Secundair Onderwijs en diploma Secundair
Onderwijs): 26 %.
SCVW: spreiding van de personeelsleden volgens opleidingsniveau in vergelijking met werkenden in Vlaanderen
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%3% 18% 21% 43% 76% 39%
laaggeschoold middengeschoold hooggeschoold
SCVW
VL
18 Laaggeschoolden zijn de personen zonder diploma, met een diploma lager onderwijs, of secundair onderwijs van de 1ste of 2de graad. Middenge-schoolden zijn de personen met een diploma van het secundair onderwijs van de 3de graad, samen met de personen in het bezit van een diploma postsecundair niet-hoger onderwijs. Hooggeschoolden zijn de personen met een diploma hoger onderwijs (van het korte en het lange type) of universi-tair onderwijs (inclusief voortgezette universitaire opleiding en een doctoraat met proefschrift). Bron: Steunpunt WSE/Departement WSE.
19 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek - EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WSE/Departement WSE)(2011)
PROFIEL VAN DE SECTOR 195
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
100%
90%
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
SCVW: personeelsleden volgens opleidingsniveau en leeftijd
100% 11% 1% 1% 4% 2% 3% 5% 3% 3%
0% 20% 9% 11% 13% 26% 27% 31% 32% 21%
0% 69% 90% 88% 83% 72% 70% 65% 65% 76%
van 15 tem 19
jaar
van 20 tem 24
jaar
van 25 tem 29
jaar
van 30 tem 34
jaar
van 35 tem 39
jaar
van 40 tem 44
jaar
van 45 tem 49
jaar
van 50 tem 54
jaar
van 55 tem 59
jaar
60 jaar en ouder
middengeschoold
hooggeschoold
laaggeschoold
De bovenstaande grafiek geeft de leeftijdsstructuur van de personeelsleden, uitgesplitst volgens opleidingsniveau. Personeelsleden van 25
tot 34 jaar oud zijn de hoogst geschoolde leeftijdsgroep. Van deze groep heeft ongeveer de helft een Master-diploma en een kleine 40%
een Bachelor-diploma. Naarmate de leeftijd toeneemt, stijgt het aandeel ‘middengeschoolde’ personeelsleden. Personeelsleden met een
getuigschrift van maximaal de 2de graad Secundair Onderwijs (laag geschoold) zijn in alle leeftijdscategorieën zeldzaam, behalve in de groep
van 15 tot 24 jaar. Deze laatste groep omvat weliswaar slechts twee personeelsleden.
54 % werkt voltijds
2.2.10 VOLTIJDS/DEELTIJDS
2011
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
deeltijdse tewerkstelling 1.038 53,6%
voltijdse tewerkstelling 898 46,4%
het aantal personeelsleden ingezet voor het SCVW 1.936 100,0%
minder dan 0.5 78 4,0%
0.5 398 20,6%
0.6 63 3,3%
0.7 98 5,1%
0.8 242 12,5%
0.9 19 1,0%
1 1.038 53,6%
196 PROFIEL VAN DE SECTOR
2.2 staalkaart van de medewerkers2. DE MEDEWERKERS
Ruim de helft (54 %) van de personeelsleden werkt voltijds. 21 % van de personeelsleden werkt halftijds (0.5) en 13 % werkt vier
vijfden (0.8).
Hierboven vergelijken we evolutie van het aandeel voltijds werkenden in de sector met de situatie in de ruimere socio-culturele sector
in de Vlaamse Gemeenschap (het zogenaamde Paritair Comité 329.01) en de Vlaamse arbeidsmarkt20. We zien een gestage afname
van voltijds werk in het SCVW (van 57,4 % in 2008 naar 53,6 % in 2011). De vermindering van voltijds werk is een algemene trend
die we ook in het Paritair Comité en Vlaanderen zien.
Zowel in Vlaanderen (54 %), het PC 329 (57 %) als in het SCVW (53 %) werken vooral vrouwen deeltijds.
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%4% 21% 3% 5% 13% 1% 54%
minder dan
0.50.5 0.6 0.7 0.8 0.9 1
SCVW: personeelsleden volgens arbeidsregime (1 = voltijds)
20 Bron van beiden: RSZ DMFA (Bewerking Steunpunt WSE / Departement WSE), situatie op 30 juni van het jaar (2011).
SCVW: evolutie aandeel voltijds werkenden in vergelijking met Vlaanderen en PC 329
75%
70%
65%
60%
55%
50%
PC 329
VL
SCVW
2008 2009 2010 2011
200 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.1. bevindingen3. DE FINANCIËN
besparingen: de sector ging er in 2011 financieel op achteruit. Sommige bewegingen, de Vormingplus-centra en de etnisch-culturele federaties kregen vanaf begin 2011 met uitzonderlijke besparingsmaat-regelen te maken. Voor de bewegingen waren onvoldoende middelen voorhanden om de geadviseerde subsidiebedragen uit te betalen, met een substantiële verlaging van heel wat subsidie-enveloppes tot gevolg. Bij de Vormingplus-centra werd een kwart van de middelen geschrapt. De etnisch-culturele federaties, tenslotte, verloren hun aanvullende subsidies en veel federaties kregen een aanzienlijk lagere subsidie-enveloppe toegekend voor de beleidsperiode 2011-2015.
reserves worden aangeboord: de gevolgen van de besparingen en de economische crisis blijven niet uit. Organisaties boeken minder uit hun belangrijkste inkomensbronnen: activiteiten (-11 %), subsidies (-1,5 %) en lidgelden (-1,0 %). Ook in 2010 krompen deze posten met gemiddeld -1,6 %. Schenkingen en legaten zijn daarentegen een (relatief) belangrijke groeipost (2011: +18 %, 2010: +1,2 %). Veel organisaties moe-ten een beroep doen op hun reserves. We zien dat de sector in 2011 voor het eerst ‘in het rood duikt’.
besparingen op personeel, secretariaat en overboekingen: aan de uitgavenzijde zien we voor het eerst sinds de metingen ook een terugval in de uitgaven voor personeel (-1,0%). Ook op de tweede uitgaven-post, diensten en goederen wordt bespaard: -2,4 %. Binnen deze post zijn het vooral de secretariaatskos-ten (-10 %) en de kosten voor uitzendpersoneel (-55 %) die bij zowat alle werksoorten krimpen.
49 % eigen middelen: de inkomsten en uitgaven van de sector bedragen samen 191 miljoen euro. 39 % hiervan zijn subsidies. Tellen we hier de recuperatie van personeelskosten (10 %) bij op, dan zien we dat in 2011 51 % van de middelen voor de sector van overheden komt. Of anders gezegd: de sector genereert de helft van zijn middelen zelf.
sociaal-culturele activiteiten als inkomstenbron: inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten zijn goed voor 16 % van de inkomsten. Daarmee zijn ze na subsidies de belangrijkste bron. Ook lidgelden (11 %) spelen een belangrijke rol.
het decreet als belangrijkste subsidiebron: de subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk maken het leeuwendeel (62 %) uit van de inkomsten uit subsidies. De subsidies uit het decreet krompen in 2011 globaal met 6 % (voor organisaties die ook de vorige beleidsperiode meemaak-ten). Het aandeel van de subsidies uit het decreet in het totaal van de inkomsten daalt jaar na jaar.
personeelskosten zijn de grootste uitgavenpost: de personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in elke werksoort (ruim) de subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Globaal bedragen de personeelskosten 141 % van de subsidies vermeerderd met de recuperatie van sommige personeelskosten.
3.1 BEVINDINGEN
FINANCIËN
PROFIEL VAN DE SECTOR 201
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
1. Overzicht
Vergelijkingsbasis
Om zinvolle vergelijkingen in de tijd te maken voor de sector, moeten we het effect van in- en uitstroom van organisaties
neutraliseren. Bij de start van de nieuwe beleidsperiode stroomden 5 organisaties uit de sector en kwamen er 8 organisaties bij.
Eén organisatie veranderde van werksoort. Wanneer we deze dertien organisaties uit de cijfers halen, ontstaat een ‘netto-groep’
voor de sector: dit is de stabiele vergelijkingsbasis om evoluties te beschrijven tussen 2010 en 2011. Telkens we dus over een
evolutie spreken, is dit – tenzij anders vermeld – een evolutie van de vergelijkingsbasis.
49 % eigen middelen, subsidies krimpen
3.2 STAALKAART VAN DE FINANCIËN1
2011 was een cruciaal jaar voor de sector. Het was het eerste jaar van de nieuwe beleidsperiode 2011-2015, met ingrijpende veran-
deringen voor heel wat organisaties:
- Heel wat bewegingen en de etnisch-culturele federaties verloren een stuk structurele VOLC-subsidies2. De Vormingplus-centra
verloren globaal een kwart van de structurele subsidies.
- Sommige bewegingen kregen VOLC-subsidies bij.
- Vijf bewegingen vloeiden uit de sector, vijf bewegingen en drie verenigingen kwamen erbij.
- De vereniging VOSOG kreeg het statuut van vereniging na een periode als starter en Het Vlaamse Kruis wisselde de werksoort
verenigingen in voor die van de landelijke vormingsinstellingen.
Ook evoluties buiten het decreet hebben natuurlijk hun effect op de sector. We zien in de financiële cijfers van de organisaties
evoluties die wellicht met de doorwerking van de (banken)crisis te maken hebben: inkomsten uit activiteiten dalen, reserves worden
aangeboord...
In dit stuk zoomen we eerst in op de structuur van de inkomsten in de sector. We bespreken kort enkele opvallende tendensen bij de
overgang van 2010 naar 2011. Vervolgens gaan we dieper in op het werksoortelijke plaatje en bekijken we de subsidies van naderbij.
Vervolgens bespreken we de uitgaven van de sector, met name de personeelskosten.
Tenslotte geven we een overzicht van de subsidies die elke organisatie ontvangt uit het decreet voor sociaal-cultureel volwassenen-
werk.
3.2.1 INKOMSTEN
1 De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. De gegevens van deze vereniging zijn niet opgenomen in dit hoofdstuk, behalve in het subsidie-overzicht achteraan.
2 De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC), deze vloeien voort uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk.
202 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
2011aandeel in
de inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)
omzet 11.178.680,58 5,9% -5,8%
lidgelden 21.897.914,19 11,5% -0,9%
schenkingen en legaten 13.176.227,66 6,9% +18,3%
subsidies 75.296.663,05 39,5% -1,5%
sociaal-culturele activiteiten 30.625.351,68 16,1% -10,6%
recuperatie personeelskosten 19.138.033,00 10,0% +12,5%
onttrekking 10.254.209,72 5,4% +184,9%
andere inkomsten 9.159.367,01 4,8% -0,3%
totaal 190.726.446,89 100,0% +3,7%
39% 16% 11% 10% 7% 6% 5% 5%
subsidiessociaal-culture-
le activiteitenlidgelden
recuperatie
personeels-
kosten
schenkingen
en legatenomzet onttrekking
andere
inkomsten
45%
40%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0%
SCVW: procentuele verdeling inkomsten
Langs de inkomstenzijde rubriceerden we volgende inkomstencategorieën:
- omzet (bijvoorbeeld inkomsten uit verkopen van goederen of sommige dienstprestaties);
- lidgelden (zowel van werkelijke als van toegetreden leden);
- schenkingen en legaten;
- subsidies (van de diverse overheden, de Koning Boudewijnstichting, de Nationale Loterij...);
- inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (zoals vormingscursussen, activiteiten, publicaties, sponsoring, enzovoort);
- recuperatie personeelskosten (bijvoorbeeld tussenkomsten Sociale Maribel en andere tewerkstellingsmaatregelen);
- onttrekking (aan het overgedragen resultaat of aan fondsen);
- alle overige inkomsten (zoals financiële opbrengsten, uitzonderlijke opbrengsten, enzovoort).
Wanneer we alle inkomsten binnen de gehele sector met zijn vier werksoorten in ogenschouw nemen, noteren we voor 2011 zo’n 191
miljoen euro. 39 % hiervan zijn subsidies. Inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten (16 %) zijn na de subsidies de belangrijkste bron
van inkomsten. Ook lidgelden spelen een belangrijke rol (11 %).
PROFIEL VAN DE SECTOR 203
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
6.000.000,00
4.000.000,00
2.000.000,00
0,00
-2.000.000,00
-4.000.000,00
-6.000.000,00
Tendensen (op vergelijkingsbasis)
SCVW: evolutie verschil overboeking-onttrekking (winst/verlies)
organisaties gaan in het rood
- We merken een daling in de drie belangrijkste inkomensbronnen: subsidies -1,5 %, activiteiten -11 % en lidgelden -1 %.
Ook in 2010 krompen deze drie posten met gemiddeld -1,6 %.
- Schenkingen en legaten zijn een belangrijke groeipost (2011: +18 %, 2010: +1,2 %).
- Ook de recuperatie van personeelskosten is een groeier (2011: +12 %, 2010: +10 %).
- Onttrekkingen aan het overgedragen resultaat en (bestemde) fondsen verdrievoudigen zowat. We zien hierin een signaal dat
organisaties de reserves moeten aanboren om de rekeningen sluitend te krijgen. Vooral wanneer we de onttrekkingen verge-
lijken met de overboekingen, zien we een negatief saldo van ruim 5 miljoen euro. Organisaties putten met andere woorden
meer uit hun reserves dan ze reserves aanleggen. In de grafiek hieronder tonen we die evolutie doorheen de jaren.
In de bovenstaande grafiek berekenden we per jaar het verschil tussen overboekingen en onttrekkingen aan het resultaat of (bestem-
de) fondsen3. Een positief saldo wijst ruwweg op een overschot en de aanleg van reserves. Een negatief saldo wijst op de benutting
van reserves. We zien dat de sector in 2011 voor het eerst sinds de metingen ‘in het rood’ duikt.
3 Respectievelijk boekhoudposten 69 en 79. Telkens voor de hele sector en dus niet op vergelijkingsbasis alleen.
20082007 2009 2010 2011
204 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
2. Werksoortelijk overzicht inkomsten
SCVW: vergelijking aandeel inkomstenbronnen per werksoort
omzet
lidgelden
schenkingen en legaten
subsidies
sociaal-culturele activiteiten
recuperatie personeelskosten
ontrekking
andere inkomsten
BEW
VER
VHS
LVI
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
In de grafiek hierboven tonen we het aandeel van inkomstenbronnen per werksoort:
- verenigingen leven naast subsidies (35 %), vooral van lidgelden (17 %) en sociaal-culturele activiteiten (16 %);
- bewegingen werken voornamelijk met subsidies (45 %) en schenkingen/legaten (22 %);
- Vormingplus-centra financieren hun werking voornamelijk met subsidies (70 %) en sociaal-culturele activiteiten (10 %). De
centra wijken in hun subsidie-aandeel af van andere werksoorten. Ze krijgen van de decreetgever immers uitdrukkelijke,
welomschreven opdrachten, die weinig ruimte laten voor het verwerven van extra inkomsten;
- landelijke vormingsinstellingen leven naast subsidies (39 %), vooral van sociaal-culturele activiteiten (23 %) en schenkingen/
legaten (16 %).
PROFIEL VAN DE SECTOR 205
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
Tendensen (op vergelijkingsbasis4)
BEW
VHS
LVI
Inkomsten(x 1.000 euro)
VER BEW VHS LVI
2011 2010-2011 2011 2010-2011 2011 2010-2011 2011 2010-2011
omzet 8.755,71 -5,6% 398,11 -29,8% 23,57 -3,4% 2.001,29 -4,5%
lidgelden 21.426,20 -1,1% 354,33 24,6% 0,00 0,0% 117,39 -4,1%
schenkingen en legaten
4.058,86 36,5% 3.570,34 2,7% 0,00 0,0% 5.547,02 17,9%
subsidies 44.159,77 -5,5% 7.250,33 14,1% 9.861,94 -12,1% 13.391,22 14,4%
sociaal-culturele activiteiten
19.810,70 -13,6% 1.501,76 -8,7% 1.499,69 -6,8% 7.813,20 -5,6%
recuperatie personeelskosten
13.113,24 15,9% 1.528,90 -10,1% 1.779,02 11,7% 3.350,29 12,4%
onttrekking 7.943,14 294,6% 1.130,95 8,0% 691,94 232,4% 488,18 37,3%
andere inkomsten 6.813,54 -2,8% 528,19 -2,9% 431,94 -22,1% 1.385,70 26,3%
totaal 126.081,16 3,6% 16.262,89 4,6% 14.288,10 -6,1% 34.094,30 8,8%
4 Zie uitleg hoger. Eén vereniging heeft de consolidatie van zijn boekhouding herzien. De effecten hiervan hebben we geneutraliseerd in onze vergelij-kingsbasis.
- De omzet daalt in elke werksoort.
- De inkomsten uit lidgelden dalen lichtjes bij de verenigingen en de landelijke vormingsinstellingen.
- In elke werksoort die schenkingen of legaten ontvangt, zien we een groei van deze inkomsten.
- Verenigingen verloren aanzienlijk wat subsidie-inkomsten (-5,5 %). Bij de verenigingen is dit enerzijds te wijten aan de sterke
besparingen op de structurele (VOLC-)subsidies bij de etnisch-culturele federaties. Anderzijds daalden ook de inkomsten uit
andere subsidiebronnen.
- De Vormingplus-centra verliezen ook een aanzienlijk deel subsidies (-12,1 %). Globaal werd in deze werksoort een kwart van
de VOLC-subsidies geschrapt. De put werd enigszins gedempt met andere subsidie-inkomsten en een éénmalige tegemoetko-
ming voor herstructureringen.
- Bewegingen en landelijke vormingsinstellingen slaagden erin meer subsidie-inkomsten buiten VOLC te verwerven. Bij beide
werksoorten groeien de inkomsten uit subsidies met 14 %.
- Bij alle werksoorten krimpen de inkomsten uit sociaal-culturele activiteiten aanzienlijk. Een belangrijke trend: inkomsten uit
sociaal-culturele activiteiten zijn bij alle werksoorten één van de belangrijkste inkomstenbronnen en allen verliezen ze hier
inkomsten.
- De recuperatie van personeelskosten groeit bij elke werksoort, behalve bij de bewegingen. Wellicht is dit het gevolg van de
inhaalbeweging in de uitkering van de VIA-middelen.
- We zien dat elke werksoort meer inkomsten onttrekt aan het resultaat en (bestemde) fondsen. Voor alle werksoorten samen
gaat het quasi om een verdrievoudiging (zie ook hoger bij de sectortendensen).
206 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
3. Detail inkomsten: subsidies
2011 aandeel in de inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)
VOLC 46.633.511,22 62,5% -5,6%
andere afdelingen CJSM 3.269.679,28 4,4% -13,1%
andere ministeries Vlaamse overheid 3.037.436,25 4,1% -14,1%
parastatalen 437.852,30 0,6% -56,8%
provincie 2.327.198,21 3,1% -0,4%
gemeente 736.525,63 1,0% 43,2%
VGC 962.841,23 1,3% -8,6%
Europese Unie 1.385.760,53 1,9% 146,2%
overige 15.872.452,12 21,3% 36,7%
totaal 74.663.256,77 100,0% -1,5%
SCVW: detail inkomsten: procentuele verdeling subsidies
De subsidies vanwege de Afdeling Volksontwikkeling en Lokaal Cultuurbeleid (VOLC) maken het leeuwendeel (62 %) uit van de inkom-
sten uit subsidies. Dat geldt voor alle werksoorten.
Het bedrag-VOLC voor 2011 ligt globaal 6 procent lager dan voor 2010 (op vergelijkingsbasis). Ook inkomsten uit andere afdelingen
van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (CJSM) (-13 %) en andere ministeries van de Vlaamse overheid (-14 %) dalen
gevoelig. Ook in 2010 zagen we op deze drie ‘Vlaamse’ subsidieposten een daling (respectievelijk -1%, -13% en -15 %).
Belangrijke stijgers zijn projectmiddelen van de Europese Unie (geconcentreerd bij enkele organisaties) en ‘overige subsidies’ (groei
eveneens geconcentreerd bij enkele organisaties).
62% 4% 4% 1% 3% 1% 1% 2% 21%
VOLCandere afde-
lingen CJSM
andere
ministeries
Vlaamse
overheid
parastatalen provincie gemeente VGCEuropese
Unieoverige
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
PROFIEL VAN DE SECTOR 207
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
VER: percentuele evolutie subsidies VOLC 2010-2011
Verenigingen5
Zoals hoger gesteld, was 2011 een belangrijk scharnierjaar voor de sector. Met de aanvang van de nieuwe beleidsperiode kwamen
nieuwe organisaties de sector binnen, andere verlieten de sector, nog andere kregen een hogere of lagere VOLC-subsidie-enveloppe.
Op de indexering van de enveloppes wordt bovendien sinds 2009 lineair bespaard. De indexering is in 2011 voor de derde cumula-
tieve keer lager dan de inflatie. Hieronder maken we de verschuivingen binnen de werksoorten grafisch zichtbaar. We baseren ons
hiervoor op de officiële subsidiecijfers die het Agentschap Sociaal-Cultureel Werk publiceert.
100%
50%
0%
-50%
-100%
4. Subsidies VOLC: uiteenlopend beeld
5 De vereniging LVZ nam niet deel aan de bevraging voor Boekstaven. De gegevens van deze vereniging zijn niet opgenomen in dit hoofdstuk, behalve in het subsidie-overzicht achteraan.
In de grafiek hierboven hebben we alle verenigingen gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en 2011.
- De rode balkjes zijn inleverende verenigingen: de etnisch-culturele federaties startten de nieuwe beleidsperiode met aanzien-
lijk minder VOLC-subsidies (globaal -29 %).
- Eén vereniging kreeg na een negatieve evaluatie 10 % minder subsidies.
- De drie donkergroene balken rechts zijn de drie nieuw erkende verenigingen (aangeduid als +100 %).
- De donkerste balk rechts is VOSOG: die organisatie kreeg na een periode als starter een volwaardige erkenning, met bijho-
rende enveloppeverhoging (126 %).
- De andere groeiers (groen) zijn organisaties die een correctie op een historische achterstand (aftopping) ontvingen.
- We maken abstractie van het vertrek van één vereniging, Het Vlaamse Kruis, dat de werksoort verenigingen inruilde voor die
van de landelijke vormingsinstellingen.
208 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
BEW: evolutie subsidies VOLC 2010-2011
Bewegingen
100%
50%
0%
-50%
-100%
In de grafiek hierboven hebben we alle bewegingen gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en 2011.
- De donkerrode balkjes zijn de vijf bewegingen die uit de sector vloeiden. Zij verloren na een negatieve evaluatie al hun VOLC-
subsidies (-100 %).
- De rode balkjes zijn inleverende bewegingen: ondanks positieve evaluaties kregen zij een vermindering van de enveloppe
(gemiddeld -16 %, in totaal zo’n 312.000 euro).
- De drie groene balken rechts zijn bewegingen die na evaluatie een enveloppeverhoging kregen (gemiddeld +38 %, in totaal
zo’n 486.000 euro), in de meeste gevallen evenwel lager dan het geadviseerde bedrag.
- De vijf donkergroene balken rechts zijn de vijf nieuwe bewegingen (aangeduid als +100 %).
PROFIEL VAN DE SECTOR 209
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
VHS: evolutie subsidies VOLC 2010-2011
Vormingplus-centra
Landelijke vormingsinstellingen
100%
50%
0%
-50%
-100%
In de grafiek hierboven hebben we alle Vormingplus-centra gerangschikt volgens de evolutie in hun VOLC-subsidie tussen 2010 en
2011. We zien – in tegenstelling tot andere werksoorten – dat de evolutie algemeen negatief is. De centra verloren globaal een kwart
van hun middelen, in 2011 enigszins getemperd door een éénmalige tegemoetkming voor herstructureringen. Het gemiddelde verlies
ligt daardoor in 2011 op -18 %, met een uitschieter tot -27 %. In totaal werd 1,9 miljoen euro aan subsidies geschrapt.
Bij de landelijke vormingsinstellingen bleven de subsidie-enveloppes behoudens indexering dezelfde. Er kwam één vormingsinstelling
bij in de werksoort: Het Vlaamse Kruis, dat de werksoort verenigingen inruilde voor die van de landelijke vormingsinstellingen.
210 PROFIEL VAN DE SECTOR
5. Verhouding inkomsten en subsidies
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
Hierna geven we een overzicht van:
- het totaal aan inkomsten (I);
- de totale subsidies (inclusief recuperatie personeelskosten) (S + R);
- de subsidies vanwege VOLC (V).
We berekenen het percentuele aandeel ten opzichte van de totale inkomsten (I = 100 %).
aandeel VOLC-subsidies daalt
(totaal inkomsten = 100%) 2011
totaal inkomsten I 190.726.446,89 100,0%
totaal subsidies inclusief recuperatie personeelskosten
S + R 94.434.696,05 49,5%
subsidies VOLC V 46.633.511,22 24,5%
Het aandeel van alle subsidies (inclusief recuperatie van personeelskosten) samen bedraagt 50 % van de totale inkomsten. De helft
van de inkomsten zijn dus ‘op eigen kracht’ verworven. De subsidies die op basis van het decreet voor het sociaal-cultureel volwas-
senenwerk (vanwege VOLC) worden uitgekeerd, zijn goed voor 24 % van de inkomsten.
SCVW: verhouding subsidies tegenover inkomsten
100% 50%
totaal inkomsten totaal subsidies
incl. recuperatie personeelskosten
100%
80%
60%
40%
20%
0%
subsidies VOLC (totaal inkomsten = 100%)
24%
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0
PROFIEL VAN DE SECTOR 211
3.2. staalkaart van de financiën3. DE FINANCIËN
We zien jaar na jaar het aandeel van de structurele VOLC-subsidies (subsidies uit het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenen-
werk) in de totale inkomsten van de sector dalen. Het gaat hier over globale cijfers, dus niet enkel de vergelijkingsbasis: het komen en
gaan van organisaties beïnvloedt de cijfers dus. Desalniettemin is een algemene tendens merkbaar. De tendens tekent zich bovendien
af in alle werksoorten (zie hierna).
SCVW: evolutie aandeel VOLC-subsidies in inkomsten
35%
30%
25%
20%
15%
10%
5%
0
2007 2008 2009 2010 2011
212 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
Verenigingen rekenen voor hun financiering het minst op subsidies: ongeveer 35 %. De subsidies vanwege VOLC vormen bij deze
werksoort minder dan een vijfde van de inkomsten. De Vormingplus-centra hebben het grootste aandeel subsidies in hun inkomsten:
zo’n 70 %.
6. Verhouding inkomsten en subsidies per werksoort
VER
I 126.081.164,36 100,0%
S + R 57.273.004,99 45,4%
S 44.159.768,59 35,0%
V 23.742.006,30 18,8%
BEW
I 16.262.890,26 100,0%
S + R 8.779.224,62 54,0%
S 7.250.327,94 44,6%
V 3.759.269,55 23,1%
VHS
I 14.288.096,91 100,0%
S + R 11.640.950,53 81,5%
S 9.861.935,30 69,0%
V 9.060.539,48 63,4%
LVI
I 34.094.295,36 100,0%
S + R 16.741.515,91 49,1%
S 13.391.224,94 39,3%
V 10.071.695,89 29,5%
Het aandeel van de VOLC-subsidies in de inkomsten daalt bij alle werksoorten. Vooral bij de Vormingplus-centra daalt het aandeel
van de subsidie in hun inkomsten aanzienlijk. De besparingen, in combinatie met benutting van reserves en andere subsidiebronnen
versnellen deze tendens.
SCVW: evolutie van het aandeel VOLC-subsidies in de inkomsten per werksoort
80%
70%
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0
2007 2008 2009 2010 2011
BEW
VER
VHS
LVI
PROFIEL VAN DE SECTOR 213
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
3.2.2 UITGAVEN
49 % uitgaven naar personeelskosten
1. Overzicht
2011aandeel in de
inkomstenevolutie 2010-2011 (vergelijkingsbasis)
uitgaven
personeelskosten 93.893.344,05 49,2% -0,9%
handelsgoederen 4.520.868,24 2,4% -2,9%
diverse goederen en diensten 73.301.871,47 38,4% -2,4%
afschrijvingen - voorzieningen 2.799.974,65 1,5% 46,1%
andere bedrijfskosten 2.375.224,47 1,2% 53,4%
financiële kosten 912.429,57 0,5% 188,8%
uitzonderlijke kosten 7.769.172,85 4,1% 613,0%
overboekingen 5.153.561,57 2,7% -3,9%
totaal 190.726.446,89 100,0% 3,7%
SCVW: procentuele verdeling uitgaven
49% 2% 38% 1% 1% 0% 4% 3%
personeels-
kosten
handels-
goederen
diverse goede-
ren en diensten
afschrijvingen-
voorzieningen
andere
bedrijfskosten
financiële
kosten
uitzonderlijke
kostenoverboekingen
60%
50%
40%
30%
20%
10%
0%
Langs de uitgavenzijde bundelden we volgende uitgavenposten:
- personeelskosten (zoals bezoldigingen en werkgeversbijdragen);
- handelsgoederen;
- diverse goederen en diensten (zoals huisvestings- en secretariaatskosten, organisatiekosten, kosten voor activiteiten en
cursussen, tijdschriften, publicaties, dienstverlening, enzovoort);
- afschrijvingen en voorzieningen;
- andere bedrijfskosten (bijvoorbeeld bedrijfsbelastingen, minderwaarden, schenkingen);
- financiële kosten (bijvoorbeeld renten, bankkosten);
- uitzonderlijke kosten (bijvoorbeeld uitzonderlijke afschrijvingen en waardeverminderingen);
- overboekingen (naar bestemde fondsen en/of het resultaat).
We noteren een groot aandeel van de personeelsuitgaven (49 %). Diverse goederen en diensten (waaronder de kost van de activitei-
ten) zijn goed voor 38 % van de uitgaven. De structuur van de uitgaven is – in tegenstelling tot de inkomsten – voor alle werksoorten
gelijkaardig: veruit op één staan de personeelskosten en met voorsprong op twee de diverse goederen en diensten.
214 PROFIEL VAN DE SECTOR
Tendensen (op vergelijkingsbasis6)
Besparingen op personeel, secretariaat en overboekingen
- De personeelskosten dalen voor het eerst sinds de metingen (2007). Dit hangt samen met een afname van het personeel bij
de Vormingplus-centra en de verenigingen.
- Ook op de tweede uitgavenpost, diensten en goederen wordt bespaard: -2,4 %. Binnen deze post zijn het vooral de secreta-
riaatskosten (-10 %) en de kosten voor uitzendpersoneel (-55 %) die bij zowat alle werksoorten krimpen (niet opgenomen in
tabel).
- De groei van de financiële kosten en de uitzonderlijke kosten is geconcentreerd bij slechts enkele organisaties (verenigingen).
De impact op het totaal van de uitgaven is beperkt.
- Tot slot zien we dat de overboekingen naar het overgedragen resultaat of op bestemde fondsen zijn afgenomen (-3 %). We
bespraken deze trend reeds in het begin van dit hoofdstuk: er worden minder overschotten geboekt en minder reserves
aangelegd.
6 Zie uitleg hoger. Eén vereniging heeft de consolidatie van zijn boekhouding herzien. De effecten hiervan hebben we geneutraliseerd in onze vergelij-kingsbasis.
PROFIEL VAN DE SECTOR 215
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
personeelskosten overstijgen VOLC-subsidies ruim
2. Verhouding personeelskosten en subsidies VOLC
2011
VER BEW VHS LVI SCVW
subsidies VOLC
(inclusief recuperatie
personeelskosten)
36.855.242,70 5.288.166,23 10.839.554,71 13.421.986,86 66.404.950,50
personeelskosten 56.875.683,22 9.001.077,07 9.159.548,11 18.857.035,65 93.893.344,05
verhouding 154,3% 170,2% 84,5% 140,5% 141,4%
SCVW: verhouding subsidies VOLC (inclusief recuperatie personeelskosten) tegenover personeelskosten
100% 141%
subsidies VOLC personeelskosten
160%
140%
120%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
De personeelskosten voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk overstijgen in elke werksoort (ruim) de subsidies die op basis van
het decreet voor het sociaal-cultureel volwassenenwerk worden verworven. Als we de subsidies vanwege VOLC, vermeerderd met de
recuperatie van bepaalde personeelskosten, als referentiepunt nemen (100 %), bedragen de personeelskosten 141 %.
216 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
3.3 SUBSIDIECIJFERS VOLC PER WERKSOORT PER ORGANISATIE
3.3.1 VERENIGINGEN
Latijns-Amerikaanse Federatie (LAF) 80.370,43 e
Federation of Anglophone Africans in Belgium (FAAB) 84.388,95 e
VOSOG Scouting voor volwassenen 125.578,80 e
Welzijnsschakels 125.578,80 e
ADR Vlaanderen 125.578,80 e
De Vlaamse Volkstuin 125.578,80 e
Oxfam Wereldwinkels 125.578,80 e
Vereniging voor Ontwikkeling en Emancipatie van Moslims (VOEM) 183.345,05 e
VOS Vlaamse Vredesvereniging 187.614,73 e
Platform van Afrikaanse gemeenschappen 203.437,66 e
LVZ Vormingsdienst 210.218,91 e
çavaria 213.483,96 e
ConTempo 213.483,96 e
Federatie van Vooruitstrevende Verenigingen (CDF) 213.483,96 e
Rodenbachfonds 213.483,96 e
FMDO 218.507,11 e
Masereelfonds 226.041,84 e
Forum van Vlaamse Vrouwen (FVV) 228.553,42 e
Federatie van Zelforganisaties in Vlaanderen (FZO-VL) 230.628,00 e
Vlaamse actieve senioren 231.064,99 e
AIF, Multiculturele Federatie van Zelforganisaties 236.088,15 e
Federatie Onafhankelijke Senioren (FedOS) 238.599,72 e
A. Vermeylenfonds 241.111,30 e
Vlaamse Volksbeweging 258.973,90 e
Similes 268.082,00 e
Amnesty International Vlaanderen 274.606,49 e
Unie van Turkse Verenigingen (UTV) 280.468,71 e
Feniks 281.296,51 e
ATB De Natuurvrienden 287.377,23 e
Willemsfonds 294.147,22 e
Velt 302.434,13 e
Liberale Vrouwen 302.523,27 e
Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging (HVV) 320.022,09 e
Turkse Unie van België 327.366,48 e
Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV) 333.228,70 e
VFG - Vereniging voor personen met een handicap 333.228,70 e
Unizo-Vorming - zelfstandige ondernemers 378.172,39 e
Neos - netwerk van ondernemende senioren 382.080,54 e
Linx+ 393.804,98 e
vtbKultuur 446.564,97 e
Internationaal Comité (IC) 464.405,05 e
KVG-Vorming - Open kijk op handicap 523.428,37 e
PROFIEL VAN DE SECTOR 217
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
Totaal verenigingen 24.051.151,97 e
Liberale Beweging voor Volksontwikkeling (LBV) 545.800,38 e
markant - netwerk van ondernemende vrouwen 597.090,59 e
curieus 614.930,67 e
VIVA-SVV Socialistische Vrouwenvereniging 641.690,78 e
Pasar 692.610,45 e
Davidsfonds 711.936,07 e
S-Plus 721.378,08 e
Gezinsbond 745.386,20 e
Landelijke Gilden 837.608,63 e
Ziekenzorg CM 1.197.574,47 e
OKRA – trefpunt 55+ 1.276.921,29 e
kwb 1.298.828,07 e
KVLV - Vrouwen met vaart 1.378.853,09 e
Femma 2.056.531,37 e
218 BELEIDSJAARBOEK 2011-2012
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
3.3.2 BEWEGINGEN
ZOC2- Zicht op Cultuur 83.690,00 €
Hand in Hand tegen racisme 83.690,00 €
Climaxi 83.690,00 €
Merhaba 83.690,00 €
Onafhankelijk Leven 83.690,00 €
Samenhuizen 83.690,00 €
Waerbeke 83.690,00 €
Liga voor Mensenrechten 100.207,00 €
Bond zonder Naam Cultuur 104.829,00 €
Koerdisch Instituut 104.829,00 €
LINC 104.829,00 €
Voedselteams 104.829,00 €
Beweging Tegen Geweld – Zijn 104.829,00 €
De Maakbare Mens 104.829,00 €
Kerkwerk Multicultureel Samenleven 117.244,00 €
zij-kant 120.599,00 €
Ryckevelde 123.955,00 €
Netwerk Bewust Verbruiken 130.666,00 €
GetBasic 130.666,00 €
De Wakkere Burger 143.416,00 €
Vluchtelingenwerk Vlaanderen 144.087,00 €
Wervel 144.087,00 €
Mobiel 21 147.442,00 €
Vrede 150.798,00 €
Toemeka 154.153,00 €
FairFin 157.509,00 €
Kif Kif 160.864,00 €
EVA (Ethisch Vegetarisch Alternatief) 164.219,00 €
Vredesactie 164.219,00 €
Pax Christi Vlaanderen 164.219,00 €
Welzijnszorg 164.219,00 €
Totaal bewegingen 3.797.373,00 e
PROFIEL VAN DE SECTOR 219
3.3.3 VORMINGPLUS-CENTRA
Vormingplus regio Brugge 366.478,23 E
Vormingplus regio Mechelen 430.255,63 E
Vormingplus Citizenne, Brussel 438.474,44 E
Vormingplus Oostende-Westhoek 494.979,31 E
Vormingplus Vlaamse Ardennen-Dender 521.817,29 E
Vormingplus Waas-en-Dender 570.022,84 E
Vormingplus Kempen 577.592,04 E
Vormingplus Oost-Brabant 641.305,47 E
Vormingplus Midden en Zuid West-Vlaanderen 685.814,10 E
Vormingplus Arch’educ 790.804,70 E
Vormingplus Gent-Eeklo 808.963,92 E
Vormingplus Limburg 1.112.919,85 E
Vormingplus regio Antwerpen 1.314.759,37 E
Totaal Vormingplus-centra 8.754.187,19 e
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
220 PROFIEL VAN DE SECTOR
3.3.4 LANDELIJKE VORMINGSINSTELLINGEN
1. Gespecialiseerde vormingsinstellingen
2. Syndicale vormingsinstellingen
3. Vormingsinstellingen voor personen met een handicap
4. Vijftact
Motief 127.936,40 e
Universiteit Vrije Tijd Davidsfonds 127.936,40 e
Het Vlaamse Kruis 127.936,40 e
Halewynstichting 138.299,25 e
Uitstraling Permanente Vorming (UPV) 157.105,90 e
Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang (VCOK) 159.920,50 e
Impuls 176.040,49 e
Timotheus Intuïtie 201.627,77 e
Stichting Lodewijk de Raet 223.888,70 e
Amarant 277.238,18 e
Zorg-Saam 285.937,85 e
Centrum Voor Natuur- en milieu-educatie (CVN) 383.809,20 e
Natuurpunt Educatie 383.809,20 e
Centrum Voor Christelijk Vormingswerk (CCV) 396.858,71 e
Vormingsinstituut Rode Kruis Vlaanderen 402.232,04 e
PRH-Persoonlijkheid en Relaties 415.921,24 e
Wisper 672.433,72 e
Comé, competent in engagement 385.216,50 e
Vorming en Actie 888.134,49 e
Ateliers voor Werknemersvorming 1.502.229,21 e
KR8 523.438,08 e
Z11 565.678,08 e
Op-Stap 678.712,32 e
Vijftact 768.080,78 e
Totaal landelijke vormingsinstellingen 9.970.421,41 e
3.3. subsidiecijfers per werksoort per organisatie3. DE FINANCIËN
BIBLIOGRAFIE
Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen.
Gesubsidieerde organisaties [28.11.2011, http://sociaalcultureel.be/volwassenen/index.aspx].
Buffel, T., Vanwing, T. & Verte, D. (2006). Eigen-aardig educatief, een exploratief onderzoek naar de eigenschappen
en randvoorwaarden van de educatieve functie van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
Bral, Luk (Red.) et al. (2009). VRIND 2009: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.
Bral, Luk (Red.) et al. (2010). VRIND 2010: Vlaamse Regionale Indicatoren. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.
Cockx, F. & Bastiaensen, H. (2010). De betekenis van sociaal-culturele praktijken. Resultaten van een belevingsonderzoek.
Brussel: Socius.
FOV (2009). Boekstaven 2009. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV.
FOV (2010). Boekstaven 2010. De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk in Vlaanderen. Brussel: FOV.
Hooghe, M. (1997). Nieuwkomers op het middenveld. Nieuwe sociale bewegingen als actoren in het Belgisch politiek systeem
(doctoraatsthesis). Brussel: Vrije Universiteit Brussel.
Van den Eeckhaut, G. (2009). Leren in beeld brengen: een praktijkboek voor vormingsinstellingen. Brussel: Socius.
Securex (2010). Personeelsverloop in de privésector. Brussel: Securex.
Steunpunt WSE (FOD Economie) (211). De Vlaamse arbeidsrekening [http://www.steunpuntwse.be/view/nl/18767].
MET DANK AAN
De FOV-lidorganisaties voor hun medewerking aan de conceptualisering van het boek en het aanleveren van gegevens.
Socius voor evaluatie en adviesverlening.
Sociare voor adviesverlening en het aanleveren van gegevens.
Lode Vermeersch (HIVA) voor evaluatie en adviesverlening.
De Standaard/Het Nieuwsblad voor de kaart van Vlaanderen gebruikt in dit boek.
BIBLIOGRAFIE EN DANKWOORD
BOEKSTAVEN 2012 De staat van het sociaal-cultureel volwassenenwerk 223
Een uitgave van:FOV vzwfederatie sociaal-cultureel werk
Gallaitstraat 86 bus 121030 BrusselTel. 02/244.93.39Fax 02/244.93.31info@fov.bewww.fov.be
Bijdragen:
Karine CleynhensNele CornelisSam DeckmynLiesbeth De WinterClaire LuytenJoris SmeetsDirk Van AerschotDirk Verbist
Eindredactie:Sam Deckmyn
Met medewerking van de FOV-lidorganisaties
Vormgeving:Mieke Smallewww.mmmieke.be
Druk:Drukkerij Bulckens, Herenthout
Brussel, december 2012