Post on 13-May-2015
15
A Periodieke onthouding
B Hormonale middelen
C Mechanische middelen
D Intra-uteriene anticonceptiva
E Oplossing voor noodgevallen
A Periodieke onthouding
• ‘natuurlijke’ methoden
• onbetrouwbaar: ZC +10 !
• rekening houden met: Ovulatie 14 dagen voor einde cyclusEicel overleeft 24u in eileiderZaadcel overleeft 3 dagen in de eileiders
A.1 Kalendermethode• cyclusduur gedurende 6 maanden• langste en korste cyclus noteren• de dagen waarop de ovulatie zou kunnen plaatsvinden worden bepaald + extra veiligheidsdagen• berekening bevruchtbare periode:
1ste dag : kortste cyclus - 20 dagen
2de dag : langste cyclus - 10 dagen
‘(be-)vruchtbare periode’:
25 – 20 : na dag 532 – 10 : tot dag 22
De kalendermethode wordt vooral gebruikt om de vruchtbare periode te bepalen voor vrouwen die WEL zwanger wensen te worden!
A.2 Temperatuurmethode
De lichaamstemperatuur stijgt 0,4 tot 0,8 °C vlak voor de ovulatie. (basale ochtendtemp.)
A.3 Ovulatiemethode
Steunt op de verandering in viscositeit van het slijm in de vagina (Billingsmethode)
B Hormonale middelen
B.1 De combinatiepillen
Bevatten oestrogeen én progesteron
Eénfasepil
• elke pil bevat progesteron en oestrogeen
• 21 dagen pil – 7 dagen stop (menstruatie)
• soms bijwerkingen
• 3-voudige bescherming:
Seqeuntiepil (driefasepil)
• meest gebruikte anticonceptiepil
• elke kleur andere hormoonverhouding
• leunt best aan bij natuurlijke cyclus
• minder bijwerkingen
• vereist stipte ‘innamegetrouwheid’
B.2 Hormonale middelen met enkel progestageen
Minipil
• ovulatie en slijmwandopbouw mogelijk• slijmprop baarmoederhals blijft ondoordringbaar voor zaadcellen• mogelijk onregelmatige bloedingen• extra bescherming tijdens borstvoeding
Prikpil
• werking zoals minipil
• injectie progestageen om de drie maand
• géén pil maar injectievloeistof!
• moet door een arts gebeuren
• duurt lang (min. 6 maand) eer de vruchtbaarheid zich herstelt)
Implantaat (staafje)
• onderhuids ingeplant
• geef constant progestageen af
• werkt 3 jaar
• bijwerking: onregelmatige bloedingen
B.3 Vaginale ring en patch
Vaginale ring• bevat oestrogeen en progestageen
• werking cfr. combinatiepil
• na 3 weken verwijderen
Anticonceptiepleister (patch)
• id. vaginale ring
• om de 7 dagen een nieuwe pleister (3x)
C Het condoom
• theoretische betrouwbaarheid : ZC = 3
• werkelijke betrouwbaarheid : ZC = 5
van de 100 vrouwen die gedurende één jaar gebruik maken van een condoom zijn er na een jaar 5 zwanger
D Intra-uteriene anticonceptie
Het spiraaltje
• lichaamsvreemd voorwerp (met koper)
• werkt in op baarmoederslijmvlies
• innesteling van eitje is niet mogelijk
• ook hormoonspiraaltjes (progestageen)
hormonenspiraaltje
E Oplossingen voor noodgevallen
E.1 Morning-afterpil
• bevat zeer hoge dosis progestageen
• geen innesteling van bevrucht eitje
• maximaal na 72 uur innemen
• werkt niet na innesteling van het eitje
E.2 Abortuspil
• pil in combinatie met injectie van prostaglandinen (contractie uterus)
• degeneratie uterusslijmvlies
• tot 7 weken na uitblijven regels
F Sterilisatie
• vrouw : via laparoscopie (onder narcose)
• man : vasectomie
±16% van de paren heeft problemen!
MAN
obstructie zaadleiderobstructie zaadleider stoornissen in zaadcelvormingstoornissen in zaadcelvorming
zaadcellen niet actief genoegzaadcellen niet actief genoegmogelijke oplossing :
1. chirurgisch
2. donorsperma (bij steriliteit) 3. concentraat van zaadcellen
VROUWafwijkingen aan de baarmoeder
aandoeningen van de eileiders
stoornissen in menstruele cyclusoplossingen :
1. Chirurgisch
2. Hormonaal
3. Intra-uteriene / In vitro inseminatie
4. Donorembryo’s
Intra uterine inseminatieMeestal met ovariële stimulatie (FSH)
Dikwijls met zaadcelconcentraat
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 1:
onderdrukken van eigen hypofysehormonen gevolgd door een gecontroleerde hormonale sitmulatie van de eierstokken
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 2:
Eicelpunctie
of ‘Pick-up’
‘vroeger’
Rijpe follikels zichtbaar door echoscopie
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 3: Inseminatie en bevruchting in een glazen schaaltje ‘in vitro’
IVF: In Vitro FertilisatieStap 4: Inseminatie van de eicel als de fusie met een zaadcel niet zelfstandig verloopt; ICSI (intracytoplasmatische sperma injectie)
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 5: Laboratoriumtechnieken + eerste eiceldelingen in gecontroleerde omstandig-heden
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 6: Preïmplantatie Genetische Diagnose
(eventueel)
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 7: Embryotransfer:
één of meerdere embryo’s worden met een katheder in de uterus gebracht
IVF: In Vitro Fertilisatie
Stap 8: restembryo’s invriezen (evt.)
Cryopreservatie van embryo's
stikstofvat
IVF: In Vitro Fertilisatie
Overzicht:
EINDE
HOOFDSTUK 15