zwarte school

18
10 nrc handelsblad DIT ONDERWIJS VERGROOT DE ACHTERSTAND Studenten uit achterstandsmilieus dringen in Nederland nauwelijks door tot het hoger onderwijs. Dat komt, zeggen schoolleiders, doordat het Nederlandse onderwijssysteem de tweedeling in de hand werkt. Kansarme leerlingen gaan naar het vmbo, kansrijke gaan naar havo/vwo. Het is een politiek taboe, maar achterstandsscholen ‘versterken de achterstand’. DOOR ANJA VINK FOTOGRAFIE AD VAN DENDEREN

Transcript of zwarte school

10 n r c h a n d e l s b l a d

DIT ONDERWIJSVERGROOT DE ACHTERSTAND

Studenten uit achterstandsmilieus dringen in Nederland nauwelijks doortot het hoger onderwijs. Dat komt, zeggen schoolleiders, doordat hetNederlandse onderwijssysteem de tweedeling in de hand werkt. Kansarmeleerlingen gaan naar het vmbo, kansrijke gaan naar havo/vwo. Het is eenpolitiek taboe, maar achterstandsscholen ‘versterken de achterstand’.DOOR ANJA VINK FOTOGRAFIE AD VAN DENDEREN

12 n r c h a n d e l s b l a d

Elke ochtend staat Sean Clancy bij de in-gang van het Zuiderpark College (zpc), een vmbo-school in Rotterdam, om zijn

leerlingen te verwelkomen. Sommige leer-lingen legt de boomlange Clancy een groterustige hand op de schouder, andere houdt hijwat dwingender vast. Kijkt ze recht aan enmaant ze tot rust. Lange zwarte jongens meteen afgezakte broek, de ogen neergeslagen,mompelen wat. Soms neemt hij leerlingen eenbeetje in de maling. Meisjes kijken hem ietwatachterdochtig aan, maar als ze de ogen achterzijn brillenglazen zien twinkelen, breekt ereen glimlach door.

Sean Clancy (58), sinds 1989 directeur, staatal jaren bij de deur van zijn school ‘op’ Rotter-dam Zuid. Het zpc was een van de eerste scho-len in Nederland die werd geconfronteerd metwat zo eufemistisch ‘grotestadsproblematiek’wordt genoemd. Bijna alle leerlingen komenuit wijken als de Afrikaanderwijk, Charlois (op zijn Rotterdams uitgesproken als Sjaar-loos) of Feijenoord. Buurten met een laag-opgeleide, arme en werkloze bevolking.Drugs, verwaarloosde particuliere panden,probleemgezinnen en dé grote angst van allestads- en schoolbestuurders: het ontbrekenvan een middenklasse. Zo ontstaat segregatiein het onderwijs.

Steeds meer Rotterdamse scholieren trek-ken de stad uit naar nieuwe scholen die ge-bouwd zijn in de buurt van de metrolijnen.Van de autochtone blanke vmbo-leerlingen zit inmiddels tweederde buiten Rotterdam op school. Er komt ook een stroom leerlingenRotterdam binnen, maar die gaat niet naar hetvmbo, maar naar ander onderwijs, zoals dereformatorische scholen, de gymnasia, scholenals de havo voor zang en dans of montessori-scholen.

Bijna alle leerlingen van het zpc zitten in de laagste regionen van het vmbo, het voor-bereidend middelbaar beroepsonderwijs. Indrie jaar tijd is het aantal leerlingen van 1200gedaald naar 900. Worden het er minder dan800, zegt Clancy, ‘dan valt de school om’.Wordt de school kleiner, dan is het niet meerrendabel om een beroepsschool met bijbe-horende apparatuur te laten bestaan. Collega’sin het Rotterdamse onderwijs zeggen datClancy als directeur zijn gewicht in goudwaard is. Hij staat voor zijn leerlingen. Maarze benijden hem niet. Een directeur van eenaantal Rotterdamse scholen zegt dat het Clan-cy niet zal lukken zijn school te redden. Hoe is dat mogelijk?

Het Zuiderpark College heeft lang gewor-steld met het onderwijs en de veiligheid in deschool. ‘We hadden een personeelsbestand datvoortdurend wisselde. Er zijn tijden geweestdat ik alles van straat plukte om maar voor deklas te zetten’, zegt Clancy. Maar het onder-wijs is nu op orde. De lerarengroep is stabiel enzet zich met hart en ziel in voor de leerlingen.De school leidt zijn eigen leerkrachten op. Er iseen speciaal team van psychiaters en leerling-begeleiders. Stapels dossiers en onderzoekendocumenteren wat er met de kinderen aan de

hand is. Er is veel contact met Jeugdzorg. ‘Hierglippen ons geen kinderen door de vingers’,zegt Clancy. ‘We weten alles van hen. Het per-soneel kent alle kinderen en zo houden we deveiligheid in de hand. Vroeger hadden we bijschoolfeesten bewaking met honden, maar datheb ik afgeschaft. Nu staat het personeel bij dedeur en laat alleen de kinderen van de schoolbinnen.’

Waar men op het gemiddelde vmbo al blijis dat het lukt per lesuur één kwartier les tegeven, zijn de kinderen op het zpc vaak ge-hoorzaam en stil. Als Clancy vindt dat het opde gangen te rumoerig is, grijpt hij zelf in. Eris een registratie van geweldsincidenten. ‘Wijverbloemen niets. Die schaamte zijn wij allang voorbij. Wil je de problemen in je schoolaanpakken dan moet je eerst onderkennen water aan de hand is.’

De Inspectie van het Onderwijs is dan ookzeer lovend over de school. Maar Clancy issomber. ‘Na bijna twintig jaar keihard werkenom mijn school draaiende te houden, conclu-deer ik dat we nog steeds in het afvoerputjevan de maatschappij zitten. En dat voelen deleerlingen heel goed. Noodgedwongen heb ik me gespecialiseerd in kinderen uit sociaalzwakke milieus, die van de basisschool komenmet een leerachterstand van meer dan tweejaar. Daar zijn we nu ook goed in geworden.Maar tegelijkertijd is dat de doodsteek voor de school. Het is slecht voor deze kinderen, zeversterken elkaars achterstand. Ze hebben eennegatieve invloed op elkaar. Ik denk dat ik zepas echt help als ze buiten hun beperkte we-reld komen en kennis maken met de echte,gevestigde wereld.’

StruisvogelpolitiekDe politiek discussieert zich suf over de ge-breken van het Nederlandse onderwijs. Ja ofnee tegen het ‘nieuwe leren’, de lage status,alarmerende kwaliteit en slechte betaling vande leerkracht, de zelfstandigheid van de scho-len, de waarde van de Citotoets, overal wordtover gesproken, behalve over het grootste pro-bleem: de segregatie in het Nederlandse on-derwijs. Hoe voorkomen we dat kinderen meteen leerachterstand allemaal bij elkaar opschool komen en dat witte scholen steeds wit-ter en zwarte steeds zwarter worden? Het bestebewijs voor die struisvogelpolitiek is dat hetkabinet een onderzoek heeft aangekondigdnaar de feilen van de opeenvolgende onder-wijshervormingen in het verleden. Tegelijker-tijd tikt in de binnensteden van Nederland eentijdbom.

Met ingang van dit schooljaar moet deInspectie van het Onderwijs erop toezien ofscholen en schoolbesturen wel hun best doenom de segregatie in het Nederlandse onder-wijs te bestrijden. In sommige steden zoalsAmsterdam en Rotterdam zijn wethoudersvan onderwijs en onderwijsbestuurders welbezig met plannen voor desegregatie in hetbasisonderwijs, maar aan het voortgezet on-derwijs, waar de segregatie sterker is, durftnog niemand zijn vingers te branden. ›

Over het grootste probleem,de segregatie in het Nederlandse onderwijs,wordt niet gesproken.

Vorige pagina: Leer-lingen van het Zuiderpark CollegeRotterdam tijdens deles handvaardigheid.Boven: ‘s Ochtendsstaan Sean Clancy(rechts) en collega’svoor het ZuiderparkCollege in Rotterdamde leerlingen op tewachten.Onder: Vierdejaarsstrijken de kostuumsvoor de diploma-uitreiking. Clancykijkt toe.

14 n r c h a n d e l s b l a d

Eerstejaars tijdens de les, ZPC, Rotterdam.

M | R e p o r t a g e 15

Discussies lopen voortdurend dood op debestaande tweedeling in het onderwijs tussenvmbo en havo/vwo. Maar ook de noodzake-lijke samenwerking tussen schoolbesturenlijkt nog ver weg.

SchoolverlatersHet Zuiderpark College staat in Rotterdam,maar had net zo goed in Amsterdam, Utrecht,Nijmegen of Eindhoven kunnen staan. Van deze vmbo-scholen komen de horden‘vroegtijdige schoolverlaters’ over wie depolitiek zich al jarenlang vergeefs grotezorgen maakt.

Per jaar verlaten ruim 12.000 jongeren in leerjaar 3 of 4 het vmbo zonder diploma.Zij vormen de nieuwe onderklasse, de hardekern van het leger jongeren in de marge vande samenleving. Zelfs de gevierde en razendactieve Hans de Boer van de Taskforce Jeugd-werkloosheid, die deze zomer zijn werkbeëindigd heeft, zegt dat hij niets heeft kun-nen doen voor deze groep kanslozen. Hijschat hun aantal nu op 50.000. De Boer heeftvoor deze groep twee oplossingen bedacht: de oude ambachtsschool moet terug en demeest hopeloze groep moet naar opvoedings-kampen om te leren hoe ze zich in de maat-schappij staande moeten houden.

Volgens de Inspectie van het Onderwijs is de achterstand die leerlingen op de basis-school oplopen een belangrijke oorzaak voorhet voortijdige vertrek van de latere middel-bare scholieren. Een kwart van de leerlingenleert in het basisonderwijs niet goed lezen en dat heeft gevolgen voor hun verdere school-loopbaan. De inspectie stelt ook dat dezeachterstand onnodig is: de scholen blijven in gebreke. Het gevolg is dat twintig procentvan de vmbo-leerlingen zijn lesboeken nietbegrijpt.

Het Zuiderpark College is onderdeel van het lmc, een van de drie besturen voorvoortgezet onderwijs in Rotterdam. Het lmc(Linker Maasoever Combinatie) is een samen-raapsel van 27 voornamelijk vmbo-scholen.De omvang van de scholen is in zeven jaar tijdvan 12.000 naar 8.000 leerlingen gegaan.

Het bestuur van het lmc heeft een groot-scheeps plan om zijn vmbo’s te redden. Deopleidingen krijgen allemaal een eigenthema om daarmee meer leerlingen te trek-ken, bijvoorbeeld mode. Maar directeur Clan-cy denkt dat de goedbedoelde plannen desegregatie niet zullen verminderen. ‘Het be-leid is daar niet op gericht. Slechts leerlingen-aantallen zijn richtinggevend.’ Het zpc kreegeen half jaar geleden de kans om samen tewerken met een grote scholengemeenschapvoor voortgezet onderwijs op Zuid, maardaar dat heeft het lmc verboden. Dit kleinekansje om bestuurlijk samen te werken enom zo te proberen de segregatie te bestrijdenwerd hem ontnomen. Dat was de reden datClancy inging op een aanbod van een andereschool. Met ingang van dit nieuwe schooljaaris Clancy directeur van het Makeblijde Colle-ge in Rijswijk. ›

Twintig procent van devmbo-leerlingen begrijptzijn lesboeken niet.

16 n r c h a n d e l s b l a d

TweedelingNederland is niet het enige land in Europa datworstelt met segregatie. Steeds meer regerin-gen maken zich zorgen over het ontstaan vaneen tweedeling: scholen met kinderen vanlaagopgeleide ouders, vaak met een anderehuidskleur, en scholen met leerlingen uit demiddenklassen, vaak van blanke autochtoneafkomst. In Nederland gaat de discussie voor-namelijk over de tegenstelling tussen witte enzwarte scholen. Maar met dit cliché blijft bui-ten beeld wat er daadwerkelijk aan de hand is.De onderwijssociologie weet al meer dan veer-tig jaar dat niet etniciteit maar inkomen enopleidingsniveau van de ouders bepalend isvoor de prestaties van een leerling. Weiniginkomen en weinig opleiding hebben eennegatieve invloed. Dat bleek in 1966 al uit hetColeman Report dat de Amerikaanse socioloogJames Coleman maakte in opdracht van hetAmerikaanse Congres. Etniciteit is niet bepa-lend voor schoolprestaties, maar armoede eneen donkere huidskleur gaan in onze westersesamenlevingen wel vaak samen.

Coleman toonde ook aan dat de prestatiesvan álle leerlingen op een school achteruit-gaan als de meerderheid uit een kansarmmilieu komt. Als zij naar een school gaan metkinderen uit meer bevoorrechte milieus, pres-teren ze beter. Het is een cumulatie van pro-blemen. Achterstandsscholen kampen meteen groot verloop aan leerkrachten. Ze kun-nen geen goede leerkrachten vinden. De span-ningsboog van de leerlingen is maar tienminuten per les. De ouders zijn niet betrok-ken bij de school van hun kinderen. Geweldvan een kleine groep leerlingen ontregelt deschool. Er is, kortom, geen sprake van eenondersteunende omgeving.

Bij scholen met leerlingen uit de midden-klassen, van welke kleur ook, zie je het omge-keerde: de ouders zijn betrokken en kritisch,de leerkrachten werken graag op een rustigeschool, de leerlingen krijgen van huis uit eengoede achtergrond mee. Het is een open deur:de samenstelling van de schoolbevolking heeftgrote invloed op de schoolprestaties van leer-lingen. Maar in Nederland zijn er nog genoegmensen in onderwijs én politiek te vinden diedit vaststaand feit ontkennen en blijven vol-houden dat ook scholen met een meerderheidaan allochtone achterstandsleerlingen goedkunnen zijn.

Geen cijfersIn Nederland is nooit onderzoek gedaan naarhet effect van segregatie op de prestaties vanleerlingen. In het voortgezet onderwijs is dat ook lastig, doordat over het aantal achters-tandsleerlingen in het Nederlandse voortgezetonderwijs niet zo veel bekend is. Dat wordtnamelijk niet bijgehouden. Er zijn alleencijfers over het Nederlandse basisonderwijs. In het basisonderwijs heeft bijna een op de vijf leerlingen een achterstand: van 1,5 miljoenleerlingen op de basisschool geldt dat voor163.000 autochtone en 187.000 allochtoneleerlingen. De meerderheid van de allochtone

leerlingen woont in de grote steden in het wes-ten van het land. Maar ook in de kleinere ge-meenten, met name in Noord-Brabant, zie jesteeds meer zwarte scholen ontstaan. ‘Witte’achterstandsleerlingen, die uit dezelfde pro-bleembuurten als hun gekleurde lotgenotenkomen, wonen in meerderheid in provinciesals Friesland, Groningen en Drenthe. Uitonderzoek blijkt dat de allochtone achters-tandsleerlingen hun witte collega’s in hetbasisonderwijs qua leerprestaties voorbij-streven. Verhoudingsgewijs stromen alloch-tone leerlingen meer door naar havo en vwo.

Voor het voortgezet onderwijs houdt hetministerie van Onderwijs niet méér bij dan hetaantal leerlingen van allochtone afkomst. Ofze laagopgeleide ouders hebben of ouders uitde groeiende allochtone middenklasse is nietbekend. Uit de cijfers valt in ieder geval teconcluderen dat in een stad als Rotterdam op24 van de 42 vmbo-scholen meer dan de helftvan de leerlingen van allochtone afkomst is.Op de havo en het vwo zijn dat maar 8 van de25 scholen. In Rotterdam is inmiddels meerdan de helft van de middelbare scholieren vanallochtone afkomst. In Amsterdam, Rotter-dam, Utrecht en Den Haag samen hebben 64 van de 118 vmbo-scholen meer dan vijftigprocent allochtonen. Op havo en vwo geldt dat maar voor 18 van de 79 scholen.

Deze laatste cijfers illustreren wat de oeso,de organisatie voor economische samenwer-king en ontwikkeling, al drie jaar over Neder-land roept: in het Nederlandse voorgezetonderwijs wordt de segregatie versterkt door-dat Nederland kinderen al op 12-jarige leeftijdselecteert. Op basis van de Citotoets wordenkinderen uit achterstandsmilieus meestaldoorverwezen naar het vmbo. Elke drie jaarvergelijkt de oeso de prestaties in het voort-gezet onderwijs van dertig westerse landen inde zogenaamde pisa-cijfers (Program of Inter-national Student Assessment). Iedere keer weerjuicht het ministerie van Onderwijs dat deNederlandse vijftienjarigen heel goed zijn inwiskunde. Maar tegelijkertijd blijkt uit diecijfers dat het verschil in prestaties die tussenleerlingen uit de middenklasse en uit achter-standsmilieus nergens zo groot is als in Neder-land, België en Duitsland. In Frankrijk ofFinland worden leerlingen pas op hun veer-tiende of zestiende beoordeeld. De segregatievindt in deze landen alleen plaats in buurtenwaar veel allochtonen wonen. In Nederlandkomt daar de vroege uitsplitsing in vmbo enhavo/vwo nog bij. Daardoor groeit de kans dateen achterstandsleerling op een school belandtwaar die leerlingen al in de meerderheid zijn.

Hoger onderwijsIn april publiceerde de oeso een rapport overhet Nederlands hoger onderwijs. Dat er nau-welijks studenten uit achterstandsmilieusdoordringen tot het hoger onderwijs wordthierin opnieuw in verband gebracht met devoorselectie in het Nederlandse onderwijs.Volgens de oeso hebben leerlingen daardoorniet genoeg tijd om zich verder te ontwikke- ›

Niet etniciteit maar inkomenen opleidingsniveau van de ouders is bepalend voorde prestaties van een leerling.

Boven: In het lokaalvan het derde jaarVerzorging breed.Onder: Derdejaarsleerlingen in hethoutbewerkings-lokaal van het ZPC in Rotterdam.

18 n r c h a n d e l s b l a d

len. Vooral allochtone achterstandsleerlingenblijven daardoor hangen in het vmbo en vallenvoortijdig uit. En dus maken ze weinig kans inhet hoger onderwijs te belanden. Nederlandzal de discussie over die vroege selectie zelfmoeten voeren, merkt de oeso fijntjes op inhet rapport. Maar volgens de toen nog kers-verse minister van Onderwijs Ronald Plasterk(PvdA) wordt het lage aantal studenten uitachterstandsmilieus niet veroorzaakt door detweedeling van het voorgezet onderwijs.Voorhem ligt de remedie in de strijd tegen de hogeschooluitval. En zo is het kringetje weer rond,want die schooluitval hangt nu juist samenmet de segregatie en dus met de voorselectievoor het vmbo.

Off the recordDe vraag blijft intussen: waarom is het zomoeilijk om openlijk te spreken over de voort-schrijdende segregatie in het voortgezet on-derwijs? Een rondgang langs directeuren enschoolbestuurders in den lande toont aan datvelen zich er grote zorgen over maken. Maarzij doen dit veelal ‘off the record’. Ze zijn bangvoor ontslag en conflicten en dat is niet geheelten onrechte. Ze hebben een voorbeeld: in 1998 was Matthé Sjamaar, directeur van hetUtrechtse Niels Stensen College, de eerste diehet openlijk durfde te zeggen: op zijn school,met een meerderheid van leerlingen uit hetMarokkaanse Rifgebergte en het Turkse Ana-tolië, overheerste een cultuur van armoede,waardoor de achterstand alleen maar toenam.Hij zei toen al dat zo’n school eigenlijk dichtmoest en dat zijn leerlingen naar scholenmoesten met meer bevoorrechte kinderen. Het leverde hem een lawine van media-aandacht op. Maar het kostte hem ook zijnbaan. Sjamaar werd door zijn schoolbestuurmet vervroegd pensioen gestuurd.

Terugkijkend zegt Sjamaar nu dat hij hetniet anders zou hebben gedaan. Maar hij be-grijpt wel wat er toen is blijven hangen vanzijn boodschap. ‘Ik zou mijn school willensluiten omdat er grotendeels kinderen vanallochtone afkomst op zaten. Maar het enigedat ik heb gezegd is dat deze kinderen er nietsmee opschieten dat ze met elkaar op schoolzitten, omdat hun gezamenlijke achterstandhen naar beneden trekt. Daarnaast is het slui-ten van een school in het onderwijs een groottaboe, terwijl dat aan de lopende band ge-beurt. Voordat ik dat riep waren de scholen op het Kanaleneiland stuk voor stuk al ver-dwenen. Maar daar kraaide geen haan naar.’

De school van Sjamaar had in Utrecht eengoede naam. ‘Leerkrachten deden alle moeiteom de leerlingen zo goed mogelijk onderwijste geven’, zegt Sjamaar. ‘Ik kwam om in hetgeld, maar daar schiet je niets mee op. Het isvechten tegen de bierkaai. Kom bij mij niet aanmet geklets over goede zwarte scholen. Dat ispolitiek correcte onzin.’

Toch zijn er ook nu mensen in het onder-wijs te vinden die hardop durven te bevestigenwat Sjamaar en Clancy zeggen. Al deze men-sen maken zich grote zorgen over hetzelfde ›

Zwarte-schooldirecteurMatthé Sjamaar verloorzijn baan na kritiek op het onderwijssysteem.

M | R e p o r t a g e 19

Tijdens de les kokenin de keuken van deafdeling Verzorging,ZPC, Rotterdam.

20 n r c h a n d e l s b l a d

anderingen in het onderwijs. Dat gaat over de basisvorming en het studiehuis. Maar degrootste onderwijshervorming die afgelopenjaren heeft plaatsgevonden, de vorming vanhet vmbo, is er pas aan toegevoegd nadat hetonderwijsveld de commissie daar expliciet opwees.’

Ferd Stouten van de Montessori Scholen-gemeenschap Amsterdam: ‘Ik geloof ook nietin het verhaal dat alle leerlingen die naar hetvmbo gaan doeners zijn of intellectueel nietmee kunnen komen. Heel wat allochtone kin-deren moeten hun ouders door deze samen-leving loodsen. Dat is voor een 14-jarig kindeen bovenmenselijke klus. Zie jij kinderen vanbevoorrechte ouders dat doen? Wij zijn ge-woon niet in staat om te herkennen dat dezekinderen meer in hun mars hebben.’

Ook voor de leerlingen van het zpc is hetgrote probleem dat ze veel te jong wordengeselecteerd, zegt directeur Clancy. ‘Optwaalfjarige leeftijd krijgen mijn leerlingen de boodschap: je hoort er niet bij. Je moet naarde laagste regionen van het vmbo. Ze komengedemotiveerd van de basisschool waar zevaak al niet eens een Citotoets hebben mogenmaken vanwege een te grote leerachterstand.En dan moeten wij proberen weer wat van hente maken! Ze laten ontdekken wat ze wél kun-nen. Met de hand op mijn hart, ik streef ernaarom deze leerlingen een perspectief te geven.Maar ik vraag me de afgelopen jaren oprecht af of ik daar wel in slaag. Eigenlijk voeden wehier alleen op. We voeden op door ze Engels enwiskunde te leren. Maar is dat genoeg voordeze kinderen?’

GedragsproblemenVolgens Clancy lukt het hem en zijn personeelniet de leerlingen de juiste werkhouding bij tebrengen. Maar de leraren zijn de enigen diedat kunnen doen. ‘Voor sommige van dezekinderen is werk een dealende vader of eenmoeder die er nooit is omdat ze zich afbeultmet schoonmaakbaantjes. En met een werk-houding bedoel ik hoe je je gedraagt en jestaande houdt in deze maatschappij.’ Clancygeeft een voorbeeld: ‘Ik kan mijn jongensprima leren een wasmachine te repareren.Maar ze komen te laat bij een klant, biedenhun excuses niet aan, vegen hun vieze voetenniet, zetten hun pet niet af, gaan luid in eenmobiel telefoontje staan praten en laten ge-reedschap liggen. De wasmachine is misschiengerepareerd, maar de klant belt met een klachten mijn leerling is zijn stageplaats of baankwijt. En daar loopt het iedere keer op mis. Is het dan raar dat ze op een gegeven momentverdwijnen en niet meer naar school komen?De meeste jongeren verlaten de school ook niet vanwege leerproblemen maar juist van-wege gedragsproblemen. Vaak worden ze vanschool gestuurd. Daar komt nog bij dat er voordeze kinderen steeds minder banen zijn. Vroe-ger kon je krullen vegen in de houtfabriek enzeggen dat je op de fabriek werkte. Nu is datwerk er allemaal niet meer. En het werk dat eris vergt een houding die deze kinderen niet ›

is, zijn meestal zwakke scholen. De scholendoen ontzettend hun best, maar een groot deelvan de leerlingen en hun ouders hebben nietgenoeg binding met de samenleving.’

Niemands lovebabyPiet Boekhoud, bestuursvoorzitter van hetRotterdamse Albeda College, een RegionaalOpleidingen Centrum, kent het ZuiderparkCollege van Sean Clancy nog uit de tijd dat heteen ambachtsschool was. Boekhoud is geborenen getogen ‘op’ Zuid. ‘Toen ging er een zeergemêleerd gezelschap naar de school. Er waseen groep leerlingen die meer in hun marshadden en doorstroomden naar de hoge ka-ders in de bedrijven. Dat gebeurt nu nogmondjesmaat.’

Om er achter te komen waarom zoveel leer-lingen in Rotterdam hun school niet afmaak-ten heeft Boekhoud twee zomers door de stadgezworven om met jongeren over school tepraten. Steeds weer kreeg hij de boodschap datde school heel ver van hun wereld staat. Daar-om verdwijnen ze op een gegeven moment vanschool. Maar er is nog iets aan de hand. ‘Hetvmbo en het mbo zijn niemands lovebaby. Wezijn niet aantrekkelijk genoeg voor de boven-laag die ons onderwijs heeft ingericht. Diebovenlaag heeft geen gevoel voor het vmbo ofmbo, ze komen er nooit. Zelf hebben ze vaakmavo of hoger en ook hun kinderen gaan naarde havo of het vwo. Daardoor is het vmbo eensoort waterige versie van de havo en het vwogeworden. Je ziet het ook aan het aangekon-digde parlementaire onderzoek naar de ver-

mechanisme: het ontstaan van scholen die nietgoed zijn voor de leerlingen omdat de proble-men die zij van huis meebrengen op die scho-len al overheersen. Vaak redden die scholenhet niet en worden opgeheven of fuseren,waarna de cyclus weer van voren af aan begint.

‘Sjamaar had indertijd helemaal gelijk’,zegt Fred Kulik, directeur van het Etty Hille-sum Lyceum in Deventer. ‘We ontkennen metzijn allen een levensgroot probleem. We ste-venen af op een tweedeling van onze maat-schappij en het onderwijs helpt daar aan mee.’Volgens Kulik stopt dit ook niet bij de stedenin het westen van Nederland. ‘Dit loopt nulangzaam over naar de andere steden in hetland. Bij ons in Deventer zijn in de laagste re-gionen van het vmbo ook de allochtone ach-terstandsleerlingen oververtegenwoordigd.Maar wij hebben ook te maken met een grotegroep autochtone achterstandsleerlingen. We hebben eens een taaltest gedaan en beidegroepen hadden hetzelfde taalniveau.’

En Ferd Stouten, directeur van de Montes-sori Scholengemeenschap Amsterdam (msa)zegt: ‘Dit kabinet heeft de mond vol van sa-men werken, samen delen, maar we delen de jeugd op twaalfjarige leeftijd op in twee. De kansarmen gaan naar het vmbo en dekansrijken naar de havo en het vwo. Ze komenelkaar pas weer tegen als werkgever en werk-nemer en kennen en begrijpen elkaar niet.’ Enzelfs inspecteur-generaal Jan Teuwen van deOnderwijsinspectie zegt: ‘Scholen met eenmeerderheid aan achterstandsleerlingen, ofdat nu in Oost-Groningen of Rotterdam-Zuid

Voor het gebouw vanROC Zadkine aan deandere kant van hetplein. Mbo-leerlingenen leerlingen van hetZPC door elkaar. Deman in het midden is van de bewakingvan ROC Zadkine. Het ZPC heeft geenbewaking.

IM

22 n r c h a n d e l s b l a d

hebben. Er is een schreeuwend gebrek aangoede vaklui, maar dat beroep bereiken maarenkele van mijn leerlingen.’

Maar hoe zit dat dan met de kwaliteit vande school van Sean Clancy? Het laatste rapportvan de Inspectie van het Onderwijs over hetZuiderpark College is lovend: het veiligheids-beleid is uitmuntend. De enige kanttekeningmaakt de Inspectie bij de grote uitval in hetderde en vierde lesjaar. Maar dat komt voor-namelijk door leerlingen met zware gedrags-problemen, schrijft de inspecteur vergoelij-kend. Kortom, concludeert de Inspectie, deschool bereikt met de leerlingen wat te ver-wachten valt. Zit daar dan misschien de adderonder het gras? Wat mag je dan van deze leer-lingen verwachten? En misschien is nog weleen prangender vraag: wat mogen de leerlin-gen van het zpc verwachten?

Desgevraagd erkent inspecteur generaalJan Teuwen van de Inspectie van het Onder-wijs dat de middelen die de Inspectie heeft omscholen als die van Clancy te beoordelen niettoereikend zijn. ‘Wij meten niet alle scholenvolgens dezelfde normen. De overheid bepaaltwat scholen als leerstof moeten behandelen,maar omschrijft niet wat leerlingen aan heteind van een opleiding moeten kennen enkunnen. De Inspectie krijgt te maken metscholen waar de meerderheid van de leerlin-gen een achterstand hebben, maar we hebbengeen vaststaande norm om hun prestaties tebeoordelen. We zeggen als Inspectie wel dat deschool een toegevoegde waarde moet hebbenen we kijken of het onderwijsproces in orde is.Waar is een school toe in staat, afgezet tegen deproblemen van de leerlingen? Wat we in feitedoen is deze scholen een bonus geven voor hetmoeilijke werk dat ze leveren. Wij moetenwerken met de beperkte bandbreedte die wijkrijgen van de overheid. Het onderwijs op hetZuiderpark College is in orde en de schoolslaagt er in om deze leerlingen iets mee tegeven. Of dat genoeg is, is niet aan ons om tebeoordelen. Zolang wij geen instrumentenhebben om te meten waar elke leerling inNederland wat betreft de basisvaardighedenaan moet voldoen, kunnen wij over een schoolals het zpc geen negatief oordeel vellen’.

Rooskleurige toekomstHet gebouw van het zpc ziet er haveloos uit.Tot een half jaar geleden zag de toekomst errooskleurig uit: het zpc ging samenwerkenmet de mbo-opleiding van roc Zadkine aan deandere kant van het plein. Deze nieuwe schoolvoor hoogwaardig technisch personeel, waarhet bedrijfsleven met smart op zit te wachten,zou verhuizen naar een nieuw gebouwen-complex met een groot bejaardentehuis vanHumanitas. In het bejaardentehuis zouden de leerlingen vanaf hun derde leerjaar vmbostage lopen. De handtekeningen waren al met groot ceremonieel vertoon gezet.

De grote hoop van Sean Clancy waren dembo-leerlingen die in de school rondlopen. ‘Ik hoopte dat mijn leerlingen zich kondenoptrekken aan die goede mbo-leerlingen. ›

De Open Schoolgemeen-schap Bijlmer (OSB) inAmsterdam is een van deweinige middelbare scholenin Nederland die een even-wichtige samenstelling heeftvan leerlingen van alle ni-veaus door de hele school.De voormalige midden-school, die als vernieuwings-school is opgericht in 1971,heeft zich ontwikkeld vaneen school voor de linkseAmsterdamse elite midden ineen buurt met voornamelijkSurinamers naar een schoolmet 1600 leerlingen van allerangen en standen: vanuitAbcoude, Diemen, de Am-sterdamse binnenstad en deBijlmer met een steeds groterwordende Surinaamse mid-denklasse, komen leerlingennaar de school. In het onder-wijs wordt de OSB als hetvoorbeeld gezien van eenideale gemengde school. DeInspectie van het Onderwijs islovend over het vernieuwen-de onderwijs van de schoolwaarin iedere keer weer op-lossingen worden gezochtvoor effectief samen leren.De vorig jaar overleden cha-rismatische directeur KeesVisser is afgelopen schooljaaropgevolgd door Ingrid Jans-sen, die daarvoor directeurwas van een vmbo-school inAmstelveen. Ingrid Janssen:‘Ik zie in de OSB hoe belang-rijk samen leren is. Voor leer-lingen met een achterstand ishet van groot belang dat ze

leren van hun medeleerlin-gen. Dat ze meegaan in hetleertempo en met de stof diealle leerlingen krijgen. En datze op tijd hulp krijgen. Bij onsop school halen leerlingendaardoor vaker hogere resul-taten dan ooit verwacht opgrond van het advies van debasisschool. Maar dat is tege-lijkertijd ook het probleem,want hoe hou je de lesseninteressant voor de leerlingendie veel meer in hun marshebben? Wij hebben daar inonze school, een voormaligemiddenschool, nu inmiddels35 jaar ervaring in en de laat-ste jaren groeit de vwo-afde-ling.’ De middenschool was eenonderwijsexperiment van1976 dat onder onderwijs-minister Van Kemenade ont-stond. De middenschoolontstond vanuit het idee datkinderen beter presteren alsze niet al op 12-jarige leeftijdmoeten kiezen voor een be-paald schooltype. Weten-schappelijk onderzoektoonde ook aan dat scholenmet leerlingen uit verschillen-de milieus en van verschillendniveau de prestaties van ach-terstandsleerlingen positiefbeïnvloeden. In veel Europeselanden werden destijds on-derwijsvormen zoals de mid-denschool ingevoerd. InNederland is de midden-school nooit verder gekomendan een experiment. Van Ke-menade kreeg het parlement

niet achter zich. Hans Wiegelvan de VVD serveerde deplannen van Van Kemenadeaf als ‘eenheidsworst’. Er zijnin Nederland nog drie scho-len die volgens de principesvan de middenschool wer-ken. De Open Schoolge-meenschap Bijlmer is daareen van. De andere tweestaan in Groningen en Lely-stad.Ingrid Janssen: ‘Ik pleit nietvoor een terugkeer van diemiddenschool zoals die hal-verwege de jaren zeventigbedacht is. Wij zijn met deontwikkeling van het onder-wijs al weer 35 jaar verder en hebben veel aangepast en veranderd. Maar watovereind is blijven staan, isdat de leerlingen van alleniveaus de eerste twee jaarbij elkaar zitten. Ze zitten bijelkaar in één school én deklas en dat is belangrijk voorde ontwikkeling van alle leer-lingen’. Volgens Janssen ishet belangrijkste voor eenschool kijken naar de samen-stelling van de klassen. ‘Ermogen nooit te veel leerlin-gen zijn met een leerachters-tand. De klas mag niet dooréén groep leerlingen wordengedomineerd. Heterogeniteitin een klas en een school isvan groot belang. Er moeteen optimale mix zijn in eenschool zodat het er niet meertoe doet van welke afkomstje bent. Je moet alleen nogleerling van de school zijn.’

GOED GEMENGD IN DE BIJLMER

Derdejaars bij een leskinderverzorging.

IM

24 n r c h a n d e l s b l a d

Dat ze het zo noodzakelijke voorbeeldmodelvoor mijn leerlingen zouden zijn. En dat leer-lingen van hen zouden leren wat een goedewerkhouding is.’ Clancy wilde de leerlingenvan Zadkine mentor maken van zijn leerlin-gen. Ze zouden de zpc-leerlingen meenemenop stagebezoek. Vorig schooljaar zijn de bo-venbouwleerlingen van de sectoren techniek,zorg en welzijn en economie van het zpc bijhet roc Zadkine ingetrokken. Hier lopen devaak blanke mbo-leerlingen van buiten Rot-terdam en de gekleurde leerlingen van het zpcdoor elkaar. Dat is goed bevallen en de sfeerbleef goed.

Maar sinds een half jaar lijken alle mooietoekomstplannen van de baan: de financiervan het bejaardencomplex, woningbouwver-eniging pws, liet de plannen varen nadat eenvan de bestuurders een greep in de kas had ge-daan. Woningcorporatie Vestia is nu aan hetonderzoeken of de plannen alsnog doorgangkunnen vinden.

Veel scholen hebben dezelfde problemenals het zpc. Ze zijn afhankelijk van anderen,zoals instellingen als projectontwikkelaars,stadsbesturen en niet in de laatste plaats on-derwijsbesturen. De overheid heeft de school-besturen de afgelopen jaren steeds meer zelf-standigheid gegeven. Dat heeft geleid totschaalvergroting en een verzakelijking van hetonderwijsproces. Nog meer dan vroeger zijnscholen geobsedeerd door aantallen leerlingenom bedrijfsmatig gezond te blijven. Hoe meerleerlingen, hoe meer geld de scholen krijgen.Scholen als het zpc, waar het aantal leerlingenafneemt, zijn bedrijfsmatig gezien dan ookeen verliespost op de balans.

ConcurrentieWillen scholen de segregatie bestrijden, zegtFred Kulik van het Etty Hillesum Lyceum inDeventer, dan moet eerst de concurrentie tus-sen de schoolbesturen openlijk aan de ordeworden gesteld.‘Ik vind die zogenaamde con-currentie tussen scholen helemaal niet zogezond. Er is een vrije markt van onderwijsontstaan waar niemand meer greep op heeft.De gemeenten niet en ook de landelijke over-heid niet. Veel schoolbesturen vechten elkaarde tent uit. Scholen beconcurreren elkaar omde gewilde blanke middenklasse-leerling endie gaat vaak naar havo en vwo. Voor dezegroepen houden schoolbesturen soms helekleine schooltjes in stand met alle voorzie-ningen. Dat gaat ten koste van de zwakstevmbo-scholen, die ook vaak in de slechtste enonaantrekkelijkste gebouwen zitten.’Ferd Stouten van het msa heeft het gevoel dathij bestuurlijk klem zit. Amsterdam heeft veelkleine schoolbesturen in het voortgezet onder-wijs. Maar sinds een jaar is de grootste spelerin het voortgezet onderwijs Amarantis, eenfusie van het isa-vo, een Amsterdams bestuurvoor voorgezet onderwijs en de mbo-opleidingroc asa met scholen in Amersfoort, Utrecht enAmsterdam. Amarantis heeft alleen al in Am-sterdam 38 vestigingen. Het hoofdkantoorstaat aan de Zuid-As van Amsterdam in een ›

Dat het bij de tweedeling inhet onderwijs niet alleen omhuidskleur gaat bewijst deoude industriestad Enschede.Zeventig procent van alleleerlingen in Enschede gaatnaar het vmbo, tien procentmeer dan het landelijke ge-middelde. Dat hangt in En-schede slechts voor een deelsamen met etniciteit: 23procent van de Enschedeseleerlingen is van niet-Neder-landse afkomst. Enschedeheeft van oudsher een laag-opgeleide autochtone be-volking waarvan een deelgeneratie op generatie werk-loos is. Scheidingen, drank-en drugsmisbruik in gezinnenhebben grote impact op delevens van deze kinderen. De leegloop van een aantalvmbo-scholen en de groteuitval tussen vmbo en mbobracht Enschede ertoe omhet hele voorgezet onderwijsom te gooien. Directeur Arie van Ommerenvan het christelijke BonhoeferCollege: ‘De scheiding tussenkansarm en kansrijk was inEnschede een feit. Kansarmnaar het vmbo en kansrijknaar havo en vwo. Zowel hetopenbaar als het christelijkeschoolbestuur worstelde met

die problematiek. Voor wet-houder Eric Helder van eco-nomische ontwikkeling,jeugd en onderwijs de redenom ons bij elkaar te roepenen om te kijken wat we daaraan konden doen.’De Citotoets werd vorig jaarafgeschaft. Enschede heefteen eigen toets ingevoerd opalle basisscholen waarbij nietalleen wordt gekeken naarcognitieve ontwikkeling maarook naar sociaal-emotioneleontwikkeling. In de hele stadzijn zes zogenaamde in-stroompunten voor voort-gezet onderwijs opgezet.Ouders en leerlingen hebbennog steeds de keus tussenchristelijk en openbaar on-derwijs. In deze zes scholenkomen alleen de eerste tweejaar bij elkaar. Maar niet ineen klas. Er zijn zoals datheet dakpan-klassen: athe-neum, havo en vmbo apartmaar wel in het zelfde ge-bouw. In sommige vakkenkrijgen leerlingen wel samenles. Ze komen elkaar tegen inde gemeenschappelijk ruim-tes waar kinderen zelfstandigwerken en bij lesuitval wor-den de leerlingen ook in dezeruimtes opgevangen en aanhet werk gezet.

Pas in het derde leerjaar gaande vmbo-leerlingen naar dezogenaamde scholingsboule-vard waar beroepsopleidin-gen op alle niveaus wordengegeven. Van Ommeren vanhet Bonhoefer: ‘Leerlingenhebben in de eerste tweejaar de tijd om zich te ont-wikkelen op hun eigen ni-veau en zo hopen we detweedeling die plaats heeftgevonden iets terug te draai-en en meer leerlingen dekans te geven om hoger uitte komen dan waarvoor zeeerst zijn ingeschat.’ Bon-hoefer is wel zo reëel om toete geven dat het met tweeschoolbesturen in een kleinestad als Enschede makkelijk is om er uit te komen. ‘Datklopt, ik ken steden waar hetopenbaar en christelijk on-derwijs elkaar de tent uitvechten. Je moet wel bereidzijn je de problematiek van jecollega-onderwijsbestuurderaan te trekken. En de rol vande wethouder onderwijs is indit geval niet uit te vlakken.Hij zit er al tien jaar en heefthier hard aan gewerkt. Wegaan nu zelfs met zijn drieënnaar FC Twente kijken.’

ENSCHEDE DOET HET ANDERS

Vierdejaars passen de kostuums voor dediploma-uitreiking,ZPC, Rotterdam.

IM

IM

glazen spiegelgebouw tussen abn-Amro, de grote advocatenkantoren en Philips. Stou-ten: ‘Het laatste waar besturen in het voort-gezet onderwijs in geïnteresseerd zijn is eendebat over segregatie in het onderwijs. Kleinebesturen richten zich krampachtig op hunvwo-marktaandeel, grote besturen zitten opde lijn van machtsuitbreiding. En niemandheeft daar invloed op, ook de gemeente Am-sterdam niet. Het onderwerp segregatie is almeerdere keren in gemeenschappelijk overlegtussen de verschillende schoolbesturen op deagenda gezet, maar de discussie is nooit ver gekomen.’

Volgens Rotterdammer Boekhoud zijnschoolbestuurders bang om invloed te ver-liezen. Want op de een of andere manier zul-len leerlingen van verschillende leerniveausverdeeld moeten worden. ‘Schoolbestuurdersweten niet wat er gaat komen. Want als je gaatpraten over oplossingen voor segregatie zul-len de schoolbesturen bereid moeten zijn omleerlingen af te staan. Krijgen ze minder leer-lingen dan heeft dat effect op het geld dat zekrijgen en dat heeft weer effect op het aantalleerkrachten in een school. Geen schoolkrimpt vrijwillig.’

Taak voor schoolbesturenJan Teuwen, inspecteur-generaal van de On-derwijsinspectie, vindt desalniettemin dat hetvooral de taak van de schoolbesturen is om de

segregatie in het onderwijs aan te pakken. Ster-ker nog: ze zijn dit nieuwe schooljaar zelfs wet-telijk verplicht om iets tegen de segregatie tedoen. Minimaal een keer per jaar moet er se-rieus overleg gevoerd worden met gemeentenover een evenwichtige verdeling van leerlingenmet leerachterstanden. Daarover moeten af-spraken gemaakt worden met meetbare doe-len. De Inspectie is bezig nieuw toezicht teontwikkelen en start dit jaar een aantal experi-menten. Teuwen: ‘Scholen alleen kunnen nietstegen de segregatie doen. Schoolbesturen moe-ten zich veel bewuster worden van hun maat-schappelijke taak. Je ziet nu dat mensen lid vaneen schoolbestuur worden als een stap in huncarrière. Dit zijn goedwillende mensen, maarhelaas hebben ze veelal onvoldoende bestuur-lijke of maatschappelijke ervaring. Bestuurdersomringen zich ook vaak met mensen die hetmet hen eens zijn. Maar juist in een onderne-

ming met een maatschappelijke taak als hetonderwijs moet je ook weerwoord krijgen. Jemoet directeuren niet alleen beoordelen opaantallen leerlingen, zittenblijvers en school-verlaters, kortom de bedrijfsmatige cijfers,maar ook op wat de school doet en bereikt metzijn leerlingen.’ Maar wat als scholen niets aandesegregatie doen? Teuwen: ‘Dan is het aan deoverheden, zoals het ministerie van Onderwijs,om maatregelen te nemen’.

Is er nog hoop voor scholen als het zpc en iser hoop voor de leerlingen? Moeten ze blijvenvoortmodderen in de marge van de samen-leving? Fred Kulik van het Etty HillesumLyceum in Deventer: ‘We moeten echt alssamenleving, als politiek, gaan praten over hetaannamebeleid van scholen en het spreidenvan leerlingen. Niet alleen omdat het van deInspectie moet maar ook omdat we hard afste-venen op een tweedeling in de samenleving’.

Piet Boekhoud ziet de oplossing in desamenwerking tussen hulpverleningsinstan-ties als jeugdzorg en het onderwijs. ‘Haal ze de school in. Nu sturen wij kinderen naarinstanties die ver weg zijn en daar komen zeweer op een wachtlijst. In het ergste geval wor-den kinderen pas geholpen als ze de schoolzonder diploma hebben verlaten, waardoor zeer nog een probleem bij hebben. Terwijl ditdoor snelle hulpverlening wellicht voorkomenhad kunnen worden’.Sean Clancy ziet ook een veel grotere rol weg-

‘Scholen kunnen een groterol spelen in de veertigprobleemwijken vanminister Ella Vogelaar.’

IM

gelegd voor scholen in de veertig probleemwij-ken van minister van Integratie Ella Vogelaar.‘Scholen zijn de instellingen waar mensen nogmakkelijk binnen stappen. Voor hun kinderendoen ze dat echt wel. En als je ze eenmaal overdie drempel hebt, kan je ze ook op veel anderezaken aanspreken. De scholen zijn vaak hethart van een wijk. Een wijk zonder scholenleeft ook niet’.

Wat te doen?Na de rondgang langs schooldirecteuren blijftde vraag: wat gaan we doen aan de segregatiein het voortgezet onderwijs? Of misschien isde vraag veeleer waarom de overheid de vmbo-scholen in de kou laat staan? Waarom durftniemand onder ogen te zien wat er aan dehand is? Dat onbekend is om hoeveel scholenen leerlingen het gaat, dat de Inspectie van hetOnderwijs geen echt oordeel kan vellen overdeze scholen, dat een enquêtecommissie lievernaar het verleden kijkt dan naar de toekomst,is veelbetekenend.

De oeso heeft Nederland er al op gewezendat het antwoord moeten geven op de proble-men die de vroege selectie in het onderwijsmet zich meebrengen. Ons onderwijsbestelversterkt de ongelijkheid door de meest kwets-bare leerlingen bij elkaar te stoppen in demeest kwetsbare scholen. Daar moet een eindeaan komen. Hoe? Dáárover zou de discussiemoeten gaan in Den Haag, maar ook in debestuurskamers van het onderwijs, in degemeenteraden, in het overleg van burger-meesters en wethouders en in de Nederlandsehuiskamers.

Voor Sean Clancy is de maat intussen vol.Half juli heeft hij de deur van het zpc definitiefachter zich dichtgetrokken. Met ingang vandit nieuwe schooljaar is hij directeur van hetMakeblijde College in Rijswijk. Dat is juist eenschool waar veel leerlingen uit Den Haag naartoe trekken om de gesegregeerde scholen teontlopen. Sommige mensen in het zpc rea-geerden verbijsterd: ‘Dit kan niet. Jij kan nietweg. Dat kan de school niet aan.’

Clancy: ‘Er zijn natuurlijk ook mensen dieme graag zien gaan. Ik ben misschien nietmakkelijk. Ik zeg gewoon wat ik denk en mis-schien moet ik dat met meer tact doen.’ Of hijhet gevoel heeft de kinderen van het Rotter-damse Zuiderpark College in de steek te laten?‘Ja natuurlijk. Maar misschien is het ook goeddat iemand anders het eens gaat doen. En datik iets anders ga doen. Ik wil geen bittere oudeman worden die doodloopt. Daar zijn er al teveel van in het onderwijs. De resterende jarenvan mijn werkende leven hoop ik nog een zin-nige bijdrage te leveren met mijn kennis overonderwijs. Wat ik geleerd heb in Rotterdamhoop ik in te kunnen zetten op mijn nieuweschool. Want deze school staat op hetzelfdepunt waar ik twintig jaar geleden stond.’ M

Anja Vink is freelance onderwijsjournalist. Tot eind 2006 had ze een onderwijsadviesbureau. HetZuiderpark College was een van de opdrachtgevers. Ad van Denderen is fotograaf.