Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

8
Zoektocht naar een zeeklok Rian Visser en Laura Wielders & Walter Donker De tijd van regenten en vorsten 1600 - 1700 Christiaan Huygens

description

 

Transcript of Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

Page 1: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

Zoektocht naar een zeeklokRian Visser en Laura Wielders & Walter Donker

De tijd van regenten en vorsten 1600 - 1700Christiaan Huygens

Page 2: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

1 Land in zicht

‘Land in zicht!’ klinkt het vanaf het dek.

Hendrik spuit het overloopdek schoon. Dat is zwaar werk, want hij

moet gebukt staan. Op deze tussenverdieping kan zelfs een kind

niet rechtop staan. Het stinkt er zo erg naar braaksel en diarree dat

de ratten ervoor wegvluchten.

Om te voorkomen dat er ziekten uitbreken wordt het beddengoed

elke week aan dek gelucht, maar dat helpt niet echt. Het zou beter

af en toe gewassen kunnen worden.

‘Land in zicht!’ klinkt het opnieuw.

Hendrik gooit de brandspuit op de grond en loopt naar het

trapgat.

‘Kom mee, Sammie!’ roept hij naar zijn vriend, die verderop met

een bezem het vuil bijeen veegt. ‘We gaan kijken.’

‘Hé!’ brult een matroos die in dezelfde bak zit. ‘Werk eens door,

jullie!’

‘Maar w…w…we zijn er!’ roept Hendrik.

‘Nog lang niet!’ bromt de matroos. ‘Als we straks voor anker gaan

komt de inspectie aan boord. Zorg dus maar dat het dek goed

schoon wordt. Ze gaan de lading bekijken en tellen met hoeveel

man we teruggekomen zijn. Het duurt nog minstens een dag

voordat je aan land mag.’

‘M… mag ik wel even kijken aan dek?’

7

Page 3: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

Eindelijk land zien, denkt Hendrik.

Maar een blik op de matroos zegt genoeg. Sammie haalt zwijgend

een hand door zijn rode krullen en trekt zijn schouders op. Hij is

tijdens deze tocht steeds stiller geworden. Het heeft ook geen zin

om te protesteren. Dan krijg je alleen maar straf.

Hendrik pakt de spuit op en werkt verder.

Met een vloot van twaalf schepen vertrokken ze anderhalf jaar

geleden. Negen maanden duurde de tocht naar Batavia. Daar

bleven ze een maand en daarna voeren ze in zeven maanden terug,

met een tussenstop van een maand bij Kaap De Goede Hoop.

Hendrik was twaalf jaar toen de directeur van het weeshuis hem

meestuurde op deze reis van de Verenigde Oost-Indische Compag-

nie. Hij was oud genoeg om te werken en het betekende weer een

mond minder om te voeden. Sommige jongens waren trots om

te gaan varen. De schepen droegen een mooie vlag met de letters

VOC door elkaar geweven. Maar Hendrik kende de gevaren.

Tegelijk met hem werden nog drie jongens uit het weeshuis mee-

gestuurd. Twee hebben door scheurbuik en hoge koorts de reis

niet overleefd. Hendrik mist ze. Alleen Sammie en hij zijn nog

over.

Veel bemanningsleden zijn tijdens de reis ziek geworden. ’s Och-

tends kregen ze gekookte gort, tussen de middag grauwe erwten

met gezouten vlees en ’s avonds wat er nog overgebleven was van

het middageten. Vaak was het eten bedorven, maar ze aten het

toch. Iets anders was er niet.

Ook Hendrik werd ziek.

Gelukkig was hij stevig en gezond en hij zorgde ervoor voldoende

8

Page 4: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

te drinken. Omdat het water vaak bedorven was, ruilde hij zijn

rantsoen aan wijn en brandewijn in voor bier.

Ziek worden was echter niet het ergste wat je kon overkomen. Je

kon in elk geval zelf vechten voor je leven. Als het schip op een klif

voer, als het zonk en de bemanning met man en muis verging…

daar deed je niks aan.

Met een vloot van twaalf schepen voeren ze heen en met tien

kwamen ze terug. Een van de schepen uit de vloot, een groot spie-

gelretourschip met een lengte van honderdvijftig voet, kreeg een

lek in het kruitmagazijn. Repareren lukte niet. De bemanning

probeerde het schip droog te pompen, maar in een storm is het

gezonken. Een ander schip, een fregat, was langs de Afrikaanse

kust op een rif gevaren. Ze moesten precies in de vaargeul blijven,

maar goede kaarten waren er niet, dus niemand wist precies waar

die vaargeul was.

Hendrik houdt van water, maar de zee is hem te groot. Vroeger

woonde hij in Delft. Zijn vader had een paard en een trekschuit.

Daarmee vervoerde hij mensen tussen Delft en Leiden. Een reis

over de vaart met een trekschuit is veel prettiger dan over de weg

in een hobbelige koets. Veel mensen namen daarom de trekschuit.

Hendrik en zijn broertje Jacob mochten dikwijls mee. Soms zaten

ze in de boot, maar liever zaten ze bij de jaagknecht voor op het

paard. Zo hoog kon je ver weg kijken over de weilanden. Hendrik

hield van het ritmisch hobbelen van het paardenlijf en de warme

geur van zijn vacht. Het was een lief paard.

Maar het dier kreeg een vervelende koliek en ging dood. Geld om

een nieuw paard te kopen was er niet.

Vader ging naar Rotterdam om werk te zoeken en belandde in de

9

Page 5: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

kroeg. Hij dronk teveel en zonder dat hij wist wat hij deed, zette hij

een handtekening om te gaan varen bij de VOC. Hij verkocht zijn

ziel. Later had hij spijt, maar toen was het te laat. Hij moest varen.

Hun moeder leefde toen nog. Ze werkte als schoonmaakster, maar

kon amper genoeg verdienen om Hendrik en zijn broertje Jacob

te voeden.

En vader kwam niet terug. Zijn schip was op weg naar Batavia

buiten de vaargeul terechtgekomen en op een klif gelopen.

Op zee had Hendrik begrepen waarom het zo moeilijk was om te

weten waar je was. Overdag keek je naar de stand van de zon en ’s

nachts naar de hoogte van de poolster. Zo kon je de breedtegraad

bepalen. Om de lengtegraad te bepalen, moest je precies weten

hoe laat het was op de plek waar je voer en hoe laat het thuis was.

Maar dan moest de tijd wel precies zijn. Een paar minuten verschil

maakte veel uit. En dat was het probleem. Geen enkele klok was

precies genoeg. Het was daarom heel belangrijk dat iemand een

goede klok zou bedenken.

Prins Filips III van Spanje had ooit de uitvinder van een instru-

ment om de plek op zee te berekenen elk jaar zesduizend dukaten

beloofd. In Hendriks hoofd had het geduizeld toen hij dat hoorde.

Zesduizend dukaten tot het eind van zijn leven!

Rijke mensen hadden thuis ook klokken. De meeste waren niet

heel precies. Het kon best een half uur eerder of later zijn dan ze

aangaven.

Tijdens de tocht was Hendrik in de kamer van de kapitein geweest.

De kapitein was ziek en hij had hem moeten verzorgen. In de

kamer van de kapitein hing een klok in een soort raamwerk dat

10

Page 6: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

kon bewegen. Er was een klokkenmaker aan het werk geweest, die

klaagde dat de slinger telkens stilstond of haperde. Er was een zee-

kaart en er lag ander gereedschap. De stuurman was uren bezig

met een passer, liniaal en tabellenlijst om de route te berekenen.

Door de gesprekken van de klokkenmaker en de kapitein had

Hendrik wel het een en ander begrepen.

Een geleerde, ene Christiaan Huygens, had een slingerklok uitge-

vonden die veel nauwkeuriger was dan andere, omdat de slinger

er altijd even lang over deed om van links naar rechts te slinge-

ren. Maar geen enkele slinger kon tegen het schommelen van een

schip. Daardoor stond de klok zomaar stil of liep hij te langzaam.

Ze hoopten dat die Huygens iets beters zou bedenken.

Ook als de mannen aan boord naar de sterren keken, werd de

naam van Huygens wel eens genoemd. Hij had telescopen uitge-

11

Page 7: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

vonden en wist veel van planeten. Ook een buskruitmotor en een

waterpas had hij bedacht. Hij was dan wel een geleerd man, maar

toch mopperde de klokkenmaker op hem. Het werd tijd dat er een

betere klok werd uitgevonden, vond hij. Desnoods deed hij het zelf.

De Nederlandse Staten-Generaal hadden een hele tijd geleden al

een prijs van dertigduizend gulden uitgeloofd voor degene die een

goede zeeklok uitvond.

Hendrik wist niet wat hij hoorde. Behalve de prijs van prins

Filips III van Spanje was er dus nog een prijs te winnen! Nou, als

die klokkenmaker die zeeklok niet bedacht, dan wilde hij het zelf

wel doen. Dan hoefde hij nooit meer te varen. Dan haalde hij zijn

broertje uit het weeshuis en gingen ze samen ergens wonen. Dan

aten ze elke dag vlees en vers brood.

‘Hé, kijk uit wat je doet!’

Hendrik schrikt op. Een deel van het overloopdek staat blank, want

hij heeft zomaar wat rondgespoten.

Op het dek klinken voetstappen. Hendrik wil eruit. Frisse lucht

inademen. Hij wil land zien. Die stomme zee. Overal water, water,

water. Er leek geen einde aan te komen.

Als hij doorwerkt, mag hij vast wel even naar buiten. Hij stikt hier

bijna van de lucht, die zo bedorven is dat er vaak nog geen kaars

wil branden.

Stel je voor dat hij een goede zeeklok bedenkt en die beloning krijgt?

Dan hoeft hij niet terug naar het weeshuis. Als hij al terug mag,

want de kans is groot dat ze hem zo snel mogelijk weer met een

schip mee laten gaan. Een paar oudere jongens aan boord voeren

al voor de tweede of derde keer mee, omdat de directeur van het

12

Page 8: Zoektocht naareenzeeklokhoofdstuk1

weeshuis ze niet meer wilde hebben. Ze waren te ruw geworden,

ze vloekten en dronken bier als de grote mannen.

Ze hadden gelachen als Sammie en Hendrik naar het weeshuis

verlangden, omdat ze het daar beter hadden dan op zee. Als je

eenmaal gevaren hebt, is er blijkbaar geen weg terug. Als je geluk

hebt overleef je een paar tochten, maar groot is die kans niet.

Hendrik is onderweg veertien geworden. Zijn broertje Jacob is

net twaalf. Hendrik kijkt naar de resten braaksel en diarree die

hij bij elkaar spuit. Hij moet er niet aan denken dat Jacob hier ook

terechtkomt. Zijn broertje was altijd vaker en langer ziek dan hij.

Hij is mager en klein. Zo’n zware bootreis zal hij niet makkelijk

overleven. En hijzelf? Beter is het niet naar het weeshuis terug te

keren. Maar Sammie denkt daar anders over. Hij gelooft niet dat

hun directeur hem nog een keer met de VOC zal meesturen. Eén

keer is genoeg.

Eindelijk mogen Hendrik en Sammie naar buiten. In de verte ligt

een reep vlak land waarboven een paar kerktorens oprijzen. Daar-

achter ligt Rotterdam, de stad waar Hendriks moeder begraven

ligt. Twee jaar geleden is ze gestorven aan een zware longontste-

king. Het is ook de stad waar zijn broertje in een weeshuis zit. Als

hij niet teruggaat, zal hij Jacob dan ooit nog terugzien?

13