Zie zo Taal blok 5 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing...Zie zo Taalblok 5 | Oefenen...

10
Zie zo Taal blok 5 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing © Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 159 1 Maak de woordsommen. werk + = + koe = + stift = regen + = 2 Wat is het? Zet een kruisje in het juiste vakje. Een tafelpoot is een tafel poot. Een huisdier is een huis dier. Een autostoel is een auto stoel. Een theelepel is een thee lepel. X X X X rkpaard lipפnstift lkkœ njas

Transcript of Zie zo Taal blok 5 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing...Zie zo Taalblok 5 | Oefenen...

  • Zie zo Taalblok 5 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing

    © Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 159

    1 Maak de woordsommen.

    werk + =

    + koe =

    + stift =

    regen + =

    2 Wat is het?Zet een kruisje in het juiste vakje.

    Een tafelpoot is een

    tafel poot.

    Een huisdier is een

    huis dier.

    Een autostoel is een

    auto stoel.

    Een theelepel is een

    thee lepel.

    X

    X

    X

    X

    rkpaard

    lipפ nstift

    lkkœ

    njas

  • Zie zo Taalblok 5 | Oefenen woordenschat en taalbeschouwing

    160 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 © Uitgeverij Zwijsen BE 2013

    3 Maak woordparen. Verbind de juiste woorden met elkaar. Schrijf de woorden daarna op.

    honger stad

    zoon dochter

    dorp tuin

    huis dorst

    4 Maak woordparen. Zoek zelf het tweede woord.

    5 Kruis aan hoe Sara iets aan oma kan vragen.

    Sara wil morgen naar oma. Ze wil om tien uur afspreken. Dan kunnen ze samen een ijsje gaan eten.

    Wat kan Sara best doen?

    Ze kan naar oma telefoneren en haar vraag stellen.

    Ze kan uitbeelden wat ze wil vragen.

    Ze kan een mail naar oma sturen.

    Ze kan een tekening voor oma maken.

    mes en

    prins en

    nicht en

    kat en

    en en en en

    hon rzoondorphuis

    dorstdoch rstadtuin

    vorkprin s fhond

    X

    X

  • Zie zo Taalblok 5 | Oefenen begrijpend lezen

    © Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 179

    1 Lees de tekst.

    Wie is het hoofdpersonage in dit stukje tekst?

    Wat wil het hoofdpersonage?

    Welk gevoel heeft het hoofdpersonage?

    Wie heeft deze tekst geschreven?

    Mij n l¹ f l¹ f dagbœ k,Dit was mij n À rsÁ dag op win rvakant .

    Ik kÄ g vandaag mij n À rsÁ skiÅ s.Maar ik vond ה t n¹ t Ç uk.

    t was È l É koud.Ê juf was saai.

    En ik was Í l bang.Ik Î nk Í l tij d aan zo² r.

    Ï kÐ r in zon, Ç kÐ r in ה t wa r.Ik hoop dat ה t nog À n Ò t¼ Ç uk wordt h¹ r.

    Brrrr, grœ tÓ s van Brrrrrit

    Brit.

    Ô wil dat skiÅ s Ç uÐ r wordt.

    Ô is tr¹ st.Brit Õ lf.

  • Zie zo Taalblok 5 | Oefenen begrijpend lezen

    180 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 © Uitgeverij Zwijsen BE 2013

    3 Kijk nog eens goed naar de tekst over Roel het rendier.

    Wat vind jij nu het belangrijkste in dit verhaaltje?

    Kun je in een zin schrijven wat het thema van de tekst is?

    Wie is het hoofdpersonage?

    Welk personage kom je nog tegen in de tekst?

    Wat wil het hoofdpersonage?

    Maar… wat is het probleem?

    Welk gevoel had je vooral bij dit verhaal?

    droevig blij spanning lachen

    2 Lees de tekst.

    Wie is het hoofdpersonage?

    Lees de tekst.

    Roel het rendier wil op balletles

    .

    ‘Dat meen je niet,’ zegt zijn vad

    er.

    ‘Denk eens aan je smalle pootje

    s.

    En aan je mooie gewei.

    Waarom ga je niet tekenen?

    Of zingen?

    ‘Ach paps, dat is maar saai.’

    En dus gaat Roel op balletles.

    Hij is al snel de beste van de kla

    s.

    Nog nooit heeft iemand een ren

    dier

    op ballet gezien.

    Roel danst sierlijk en dat met vi

    er

    poten.

    Na een jaar wint hij de wedstrij

    d

    voor de beste van de klas.

    En vader rendier is trots.

    Heel trots.

    Rœ l ה t nd¹ r.

    Va r nd¹ r.

    Hij wil op balÅ tÅ s.

    Zij n va r wil ה t n¹ t.

    Rœ l ה t nd¹ r gaat op balÅ tÅ s.

  • Zie zo Taalblok 5 | Oefenen begrijpend lezen

    © Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Taal, leerjaar 2, blok 5 181

    4 Vul in. Het belangrijkste personage in een verhaal is het .

    Een personage is:

    een mens

    een dier

    een wezen

    iemand of iets die/dat leeft in het verhaal

    5 Kleur de inleiding van het verhaal blauw.Kleur het slot geel.

    Ken jij Muis Moe?Muis Moe is altijd moe.Maar vandaag kan ze niet slapen.Ze moet naar een feest.Muis Moe heeft een plannetje.Ze zet in elk oog een stokje.Zo kunnen haar ogen niet dichtvallen.En zo kan ze ook niet in slaap vallen.Muis Moe geniet van het feest.En als ze ’s avonds weer thuis is, gooit ze de stokjes weg.Op één, twee, drie slaapt ze.Slaap lekker, Muis Moe!

    6 Welke van de volgende zinnen zouden het thema van een verhaal omschrijven? Kruis aan.

    Hoop: na regen komt er altijd zonneschijn.

    Loes: ‘Ja, ja, ik weet dat jij belangrijk bent!’

    En toch vind ik dat je moet meedoen.

    Sport: hoe volhouden en veel oefenen kan helpen.

    De liefde voor je grootouders.

    X

    Op één, twee, drie slaapt ze.Slaap lekker, Muis Moe!

    X

    X

    X

    hoofdפ rsona

    Ken jij Muis Moe?Muis Moe is altijd moe.Maar vandaag kan ze niet slapen.Ze moet naar een feest.

  • 53© Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Spelling, leerjaar 2, blok 5, les 11

    Woorden op -t of -d

    1 Zet een kring om de woorden die op -d eindigen.

    2 Regelwoorden: hoor je aan het eind van een woord /t/?U Maak het woord dan langer om te weten of je t of d schrijft.

    Lees kaart R2 goed.

    3 Eindigt het woord op -t of op -d? Kruis aan.

    5 Ken jij nog woorden op -t of -d? Schrijf ze op.

    4 Maak de woorden af met t of d. Schrijf ze daarna helemaal op.

    Papa heeft een groo stuk taart. Ik heb de jurk roo gekleurd. In welk lan ligt Parijs? Je hebt gœ doorgewerkt! Spelen we op het grote � l ? Mijn jas is blauw met wi .

    ‘Welk beest is het leukst?’ vroeg ik.‘Mijn eigen hond,’ zei John. ‘Die is lekker wild.’‘Een paard,’ zei Eline. ‘Een paard is het leukste.’Maar Jos gaf een gek antwoord: ‘Een eend natuurlijk!’

    - t - d - t - d - t - d - t - d - t - d

    Zie zo Spellingblok 5 | Oefenen en remediëren 11

    groottrooddlanddgœ dd� lddwitt

    voorbeeldoplossing

    t � drat lam

  • 54

    Zie zo Spellingblok 5 | Oefenen en remediëren

    Dit blad hoort bij Zie zo Spelling, leerjaar 2, blok 5, les 11 © Uitgeverij Zwijsen BE 2013

    11

    Klankgroepen

    6 Zet een kring om de woorden met twee klankgroepen.

    7 Woorden met twee of drie klankgroepen. Schrijf de klankgroepen een voor een op.U Lees kaart H16 goed.

    8 Hebben de woorden 1, 2 of 3 klankgroepen? Schrijf 1, 2 of 3 onder de tekeningen.

    9 Hoeveel klankgroepen hebben deze woorden? Vul in: 1, 2 of 3.

    groot afwerken handen kleintje

    druiven winter bezoeken uitvinder

    opzoeken boekje jeuk plan

    10 Ken je nog woorden met twee klankgroepen? Schrijf ze op.

    Hoe kun je de schat vinden?Loop vijftien stapjes naar het noorden.Graaf daar een diepe kuil.Je vindt een kist vol met munten!

    2 1 2 3 2

    1 3 2 22 2 3 33 2 1 1

    voorbeeldoplossing

    vas� n hap s daan boomgaardwasdraad ld

  • 55© Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Spelling, leerjaar 2, blok 5, les 11

    verhalen

    Woorden op -p of -b

    11 Zet een kring om de woorden die op b eindigen.

    15 Ken jij nog woorden op -p of -b? Schrijf ze op.

    12 Regelwoorden: hoor je aan het eind van een woord /p/?U Maak het woord dan langer om te weten of je p of b schrijft.

    Lees kaart R3 goed.

    13 Eindigt het woord op -p of op -b? Kruis aan.

    14 Maak de woorden af met p of b. Schrijf ze daarna helemaal op.

    Tuur drinkt een ko warme melk. Ik ה honger. Ik � grij de oefening niet goed. Mijn broer leest graag een stri . We gaan straks naar de bi .

    - p - b - p - b - p - b - p - b - p - b

    Op het strand bouw ik een kamp.Ik heb een mooie schelp. Die leg ik in mijn kamp.Kijk, daar loopt een krab.Ik probeer de krab te vangen, maar ik val. Ik roep mama. Ik heb pijn aan mijn rib.

    Zet een kring om de woorden die op b eindigen.

    lip eb

    koppbb ה� grij ppstrippbibb

    sip spin n bvoorbeeldoplossing

  • 56

    Zie zo Spellingblok 5 | Oefenen en remediëren

    Dit blad hoort bij Zie zo Spelling, leerjaar 2, blok 5, les 11 © Uitgeverij Zwijsen BE 2013

    11

    Woorden met klankgroepen die eindigen op een medeklinker of een lange klinker

    16 Zet een kring om de woorden met twee klankgroepen.

    20 Schrijf woorden op met twee klankgroepen: de eerste klankgroep eindigt op /aa/, /ee/, /uu/ of /oo/.

    17 Klankgroepen die eindigen op een medeklinker: schrijf wat je hoort.U Klankgroepen die eindigen op een lange klinker: schrijf de lange klinker met één letter op.

    Lees goed kaarten H17 (medeklinker) en R4 (lange klinker).

    19 Maak de woorden af met e of ee. Schrijf ze daarna helemaal op.

    Dat kan mij niet sch n. Mijn zus zit bij m s� r Lars. Ik weet z r dat ik zangeres word. Daar m r n we nog niet veel van. Zullen we verstoppertje sp n? Z � n vind ik een mooi getal.

    Onze vrienden liepen naar het kasteel.Daar hield een bewaker hen tegen.‘Wat kom je doen?’ bromde hij onvriendelijk.‘Wij komen de koning een bezoek brengen,’ zei Johan.

    18 Wat zie je? Schrijf het woord onder de tekening.

    zwa n mo n ta¡ l vo¢ l

    scה ¤ ne¥ s� r¦ § re

    ̈ r n esפ ¤ ne§ ª n e

    ga n du n® n to ̄m

    voorbeeldoplossing

  • We reden zondag over een brug.Toen kregen we pech met de wagen.Mijn vader maakte zich heel boos. Hij gilde:‘Ik begin die auto toch echt beu te worden!’Ach, toen de auto het weer deed, kon hij terug lachen.

    57© Uitgeverij Zwijsen BE 2013 Dit blad hoort bij Zie zo Spelling, leerjaar 2, blok 5, les 11

    verhalen

    Woorden met ch of g

    21 Zet een kring om de woorden met ch.

    22 Schrijf je ch of g? U Lees goed kaart H18 en R5.

    23 Maak de zinnen af.U Vul een woord van de week in van kaart H18 of R5.

    We stonden op een over het water. Ik het boek op tafel.

    Ik wil dat niet doen! Mama had met de auto.

    Ik zie een met een lange sik. De soldaten hijsen de .

    25 Ken je nog woorden met ch? Schrijf ze op.

    24 Maak de woorden af met ch of g. Schrijf ze daarna helemaal op.

    Ik la om de grap van Mats. Kaat verstopt zi in de bosjes. Staat die ka el aan? De sleutel van mijn fiets is ± . Ik la op mijn rug in het gras. Je bent to nog niet klaar.

    brug nog it

    gch פ

    vlag

    lachchzichchkacה lch gglaggtoch ch

    ach glimlachoch� nd houtkacה l

    voorbeeldoplossing