Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

63
Nederlands taalbeschouwing woorden speurend verwoorden : speurdersverslag Ria Van den Eynde Veerle Frateur

Transcript of Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Page 1: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Nederlands taalbeschouwing

woorden speurend verwoorden : speurdersverslag

Ria Van den EyndeVeerle Frateur

Page 2: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Woord vooraf

“Taal gebruik je altijd in concrete situaties…je kan nadenken over welke

soorten woorden er zijn en hoe ze gebruikt en gevormd worden.” deelleerplan TB p.14

. VVKBa 2010

Om hiermee aan de slag te kunnen in je klas, fris je best je eigen kennis over de

woordsoorten even op.

Page 3: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Speur je mee?

Page 4: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Speur je mee? • Het voorbeeldmateriaal bij dit cursus-

deel komt uit volgende publicatie:• Je vindt het geheel ook hier• Onderzoek zelf één moordzaak • (Her)ontdek ondertussen de

woordleer• Vind je de dader aan het eind?• Elke dia die verwijst naar deze publicatie

herken je aan de afbeelding van de voorpagina• Veel speurplezier!

Page 5: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het lidwoord

Page 6: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het lidwoord

•Onbepaald

•Onzijdig

•Enkelvoud

een

•Bepaald

•Mannelijk -vrouwelijk

•Enkelvoud - meervoud

de

•Bepaald

•Onzijdig

•Enkelvoud

het

Page 7: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het lidwoord

Page 8: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het lidwoord

•Bepaald

•Mannelijk

•Enkelvoud

De kok

•Onbepaald

•Mannelijk

•Enkelvoud

Een diefstal

•Bepaald

•Onzijdig

•Enkelvoud

Het passagiersschip

•Bepaald

•Vrouwelijk

•Enkelvoud

De kaars

•Bepaald

•Vrouwelijk

•Meervoud

De kaarsen

Page 9: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Kenmerken

• Een identieke tweeling

Komt steeds voor met zelfstandig naamwoord

• De twee (daders) die hem aangevallen hadden

Dat zelfstandig naamwoord kan verzwegen zijn

• Ik heb het gezien

Een of het niet in combinatie met een zelfstandig naamwoord is geen lidwoord

Page 10: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het zelfstandige naamwoord

Het substantief

Page 11: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Kenmerken

•Een tweeling, de kip, de koksmuts, het humeur,de inspiratie, de keuken,de middag, de liter

Benoemt mensen, dieren, dingen, eigenschappen, idealen, ruimten, tijden en hoeveelheden

•Een tweeling, de kip, de koksmuts, het humeur,de inspiratie, de keuken,de middag, de liter

Wordt meestal voorafgegaan door een lidwoord

•Een kipje, een keukentje

Je kan het meestal verkleinen.

•De kippen, de middagen

Je kan het meestal in het meervoud zetten ( getal)

•Het moorden moet stoppen

Soms kan je van een andere woordsoort een zelfstandig naamwoord maken.

Page 12: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zelfstandige naamwoorden:3 indelingen

Concreet versus abstract

Eigennaam versus soortnaam

Telbaar versus ontelbaar

Page 13: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zelfstandige naamwoorden : indeling 1

Zelfstandige naamwoorden

Concreet

Stofnaam Verzamelnaam

Voorwerpsnaam

Persoonsnaam Diernaam Zaaknaam

Abstract

Page 14: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zelfstandige naamwoorden : indeling 1

Zelfstandige naamwoorden

Concreet

water politie Voorwerpsnaam

kok kip pollepel

Abstract

angst

Page 15: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

De reconstructie

Page 16: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

De reconstructie

• Maak kennis met de crime scene en orden volgende woorden in bovenstaande tabel :Taart - gevogelte- koksmuts- tomaat- pan- voorproever- snor- water - wijn – kip - angst

• Voeg aan ieder woord het juiste lidwoord toe en benoem het.

• Bekijk oplossing

Page 17: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zelfstandige naamwoorden : indeling 2

•Specifieke zelfstandigheid uniek gemaakt :Paco Paasei

Eigennamen

•Specifieke zelfstandigheid :kok

Soortnamen

Page 18: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

De verdachten

• Maak kennis met de verdachten.

• Plaats de persoonsgegevens van één van de verdachten in de tabel op de vorige dia.

• Ga terug naar de plaats van de misdaad.

• Bekijk oplossing

Page 19: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zelfstandige naamwoorden : indeling 3

•Komen voor in het enkelvoud met het lidwoord een

•Komen voor in het meervoud

telbaar

•Komen niet voor met het lidwoord een

•Komen enkel voor of in het enkelvoud of in het meervoud

•Stofnamen, verzamelnamen,abstracte substantieven en eigennamen

ontelbaar

Page 20: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Eerste aanwijzing

• Los de eerste aanwijzing op.

• Plaats de bekomen woorden in de tabel op de vorige dia.

• Bekijk oplossing

Page 21: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Tweede aanwijzing

• Plaats het woord ‘kaviaar’ in de drie schema’s.

• Zoek het genus en het getal van dit woord.

• Los de tweede aanwijzing op.

• Bekijk oplossing

Page 22: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het bijvoeglijk naamwoord

Het adjectief

Page 23: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Kenmerken

Staat meestal bij een zelfstandig naamwoord en geeft hierover meer informatie: de grote kok

Kan meestal verbogen worden en heeft trappen van vergelijking: de lippenstift is roder dan de jurk.

Staat meestal vlak voor het zelfstandig naamwoord of erna als ze verbonden zijn door een koppelwerkwoord.De jurk is rood

Page 24: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Derde aanwijzing

• Zoek aan de hand van aanwijzingen de onschuldige kok. Beschrijf hem. Gebruik hierbij minstens 5 bijvoeglijke naamwoorden en de trappen van vergelijking. Markeer de zinnen waarin een koppelwoord aanwezig is. Vergelijk je beschrijving met één andere student.

Page 25: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Vierde aanwijzing

• Noteer alle bijvoeglijke naamwoorden in de vierde aanwijzing.

• Toets vier zelfstandige naamwoorden naar keuze aan de kenmerken van het zelfstandig naamwoord.

• Vergelijk met een andere student.

Page 26: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het werkwoord

Page 27: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

3 soorten werkwoorden

Zelfstandige werkwoorden Hulpwerkwoorden Koppelwerkwoorden

Page 28: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Kenmerken•Kan

zelfstandig het gezegde van de zin vormen.

•In een zin met WWG is het zelfstandig ww. het belangrijkste werkwoord

Zelfstandig werkwoord

•Komt nooit zelfstandig in de zin voor. Het ondersteunt steeds een zelfstandig werkwoord.

•In een zin met meerdere werkwoorden is de persoonsvorm altijd een hulpwerkwoord.

Hulpwerkwoord

•Is een werkwoord dat samen met één of meerder woorden van een ander woordsoort , het gezegde vormt.

•In een zin met een NWG is het koppelwerkwoord het belangrijkste werkwoord.

Koppelwerkwoord

Page 29: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Belangrijkste hulpwerkwoorden

Zijn

Hebben

Worden

Zullen

Moeten

Mogen

Kunnen

Willen

Page 30: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

9 koppelwerkwoorden

Zijn

Heten

Worden

Blijven

Blijken

Lijken

Schijnen

Dunken

Voorkomen

Page 31: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

ZWoBBeLS?

Zijn

Worden

Blijven

Blijken

Lijken

Schijnen

Page 32: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Koppelwerkwoorden

• Zoek in het deel ‘Zinnen spinnen, uitgesponnen’ de tips op om de stiekemerds onder de koppelwerkwoorden terug op te frissen.

Page 33: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

TijdenHeden Verleden tijd Toekomende tijd

Page 34: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Vijfde aanwijzing

• Volg de instructies en vind de volgende tip.

• Duid alle werkwoorden aan in een kleur : zelfstandig werkwoord, hulpwerkwoord, koppelwerkwoord. Vergelijk.

• Vertel je partner in 4 zinnen welke route je gevolgd bent. Gebruik hierbij de verleden tijd en gebruik de kleurencode zoals hierboven aangegeven.

• Bekijk oplossing

Page 35: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

De voornaamwoorden

Page 36: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

KenmerkenVoornaamwoorden duiden personen en zelfstandigheden zonder ze zelf te noemen.

• Deze acht bordjes bevatten een woord.

Ze verwijzen naar een zelfstandig naamwoord

• De letters op de bordjes staan op het bord. Ze vormen een woord.

Ze vervangen een zelfstandig naamwoord en zijn dan ook zelfstandig.

Page 37: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zesde aanwijzing

Page 38: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Soorten voornaamwoordenPersoonlijk voornaamwoord

Bezittelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord

Vragend voornaamwoord

Betrekkelijk voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord

Wederkerig en wederkerend voornaamwoord

Page 39: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Persoonlijk voornaamwoord

EnkelvoudIk,mij,je

Jij,je,jou,uHij, hem,zij, ze,

haar,het

Verwijzen naar een persoon

en komen zelfstandig

voor

MeervoudWij,we,ons

Jullie,uZij,ze,hen,hun

Kenmerken

Page 40: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Persoonlijk voornaamwoord

• Let op : sommige werkwoorden kunnen voorkomen met zich/

• De vormen van zich : me, je, zich, ons zijn GEEN persoonlijke voornaamwoorden.

“Wij amuseren ons!”

Page 41: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Bezittelijk voornaamwoord

EnkelvoudMij

Jouw, je, uwZijn, haar

Zijn smaak

Duiden een bezit aan.

Staan gewoonlijk voor een

zelfstandig naamwoord.

MeervoudOns, onze

Jullie, je, uwHun

Hun huwelijk

kenmerken

Page 42: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Zevende aanwijzing

• Bekijk de aanwijzing, vind de tip.

• Bekijk deze prachtige taart en schrijf een korte recensie waarin je in geuren en kleuren de taart en het vakmanschap van de kok beschrijft.Gebruik 10 persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.

Page 43: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Aanwijzend voornaamwoord

Meest voorkomendeDie, deze, dat, dit,

zo’n, zulke, hetzelfde, diezelfde, dezelfde, datzelfde

Dezelfde kok

Wijzen nadrukkelijk personen of zaken

aan.Je kan ze vervangen

door een ander aanwijzend

voornaamwoord

AndereZulke,

dusdanige, zodanige, dergelijkeZulke kok

kenmerken

Page 44: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Vragend voornaamwoord

WieWatWelk

Wat voor eenWiens

Wat voor een blik is dat?

Vragen naar personen, begrippen

of dingen.Staan vaak van het begin van een zin.

LET OP : Waarom,wanneer,Waar,hoe zijn geen

vragende voornaamwoordenmaar bijwoordenWanneer werd de moord gepleegd?

kenmerken

Page 45: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Betrekkelijk voornaamwoord

Die ,dat,wiewat,welke,hetgeen

Het gebak dat klaargemaakt werd

Verwijzen naar personen of zaken die al eerder in

de zin genoemd zijn.

Datgene waarop ze betrekking hebben,

noemt men het antecedent.

LET OP : Soms is het antecedent verzwegen. Het zit dan

al ingesloten in het betrekkelijk

voornaamwoord wieWie de dader is , is

onbekend = Degene die de dader …

kenmerken

Page 46: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Achtste aanwijzing

• Vertaal het gebrabbel van de kok.

• Bevat deze tip één van de reeds aangehaalde voornaamwoorden?

• Bekijk oplossing

Page 47: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Onbepaald voornaamwoord

Zelfstandige onbepaalde

voornaamwoordenMen, iemand, niemand,iets, niets,geen,

al,alles,wat,iedereen,het, sommige

Het is een schande!

Geven een algemene aanduiding van

personen en zaken. Ze kunnen zelfstandig

en bijvoeglijk voorkomen.

Bijvoeglijke onbepaalde

voornaamwoordenEen of andere, zekere,

enige, iedere, elke

Iedere kok kan het gedaan hebben!

kenmerken

Page 48: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Onbepaald voornaamwoord• Let op : “het”

- indien je niet duidelijk weet wie wat vertelt onbepaald voornaamwoord

Het spookt. - indien je wel weet wie wat vertelt persoonlijk voornaamwoord Het probleem is moeilijk. Het is een

raadsel.

Page 49: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Wederkerig en wederkerend voornaamwoord

WederkerendVerwijzen naar

zichzelfMe(zelf), je(zelf)(zelf),

zich(zelf), ons(zelf)

Hij verveelt zich

Verwijzen naar de persoon zelf .

Verwijzen naar elkaar.

Wederkerig Verwijzen naar

elkaarElkaar, elkander

Mekaar

Ze beschuldigen mekaar

kenmerken

Page 50: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Wederkerig en wederkerend voornaamwoord

• Let op :Ik vergis me : me = wederkerend voornaamwoordHij vergist zich ( mogelijk te vertalen naar ‘zich’)

Geef me een goed voorbeeld : me = persoonlijk voornaamwoordGeef zich een goed voorbeeld * ( niet te vertalen

naar ‘zich’)

Page 51: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Telwoorden

Page 52: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

TelwoordenHoofdtelwoord•Bepaald•Onbepaald

Rangtelwoord•Bepaald•Onbepaald

Page 53: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Telwoorden

HoofdtelwoordenBepaald : twee, honderd, duizend

Drie koks hebben een snor.

Onbepaald : enkel, verschillende,som-mige,verscheidene,

enigeEnkele koks hebben een

snor

Geven een hoeveelheid of een plaatsaanduiding in

en volgorde aan.

RangtelwoordenBepaald : tweede,

honderdsteDe derde kijkt boos.

Onbepaald : zoveelste, laatste,

middelsteDe laatste kijkt weg.

kenmerken

Page 54: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Voorzetsel, voegwoord en tussenwerpsel

Page 55: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Voorzetsel

• De fles staat op de eerste plank. Naast de fles ligt een tomaat.

Staat vaak aan het begin van een zin en zinsdelen

• Na heel wat speurderswerk kennen we over enkele dagen kennen de dief.

Komt vooral voor in plaats- en tijdsaanduidingen

• Daarom zal de dief nu snel bekennen, misschien vandaag al.

Kan een onzekerheid , een ontkenning,tijd, plaats, of reden aangeven

Page 56: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Negende aanwijzing

• Bekijk de aanwijzing, vind de tip.

• Bekijk de inhoud van de wandkast.

• Beschrijf ieder de inhoud van twee planken.

• Maak samen de inventaris van de kast op. Duid de verschillende telwoorden aan en benoem ze.

• Duid de voorzetsels aan.

Page 57: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Voegwoord

• De vrouw kan het niet gedaan hebben maar de andere passagiers blijven verdacht.

Nevenschikkend : verbindt twee evenwaardige zinnen.En, maar, want, of, dus, noch, doch

• De kok herinnert zich niets omdat hij een slag op het hoofd kreeg.

Onderschikkend : verbindt twee zinnen met elkaar waarvan één ondergeschikt is aan de andere.Dat, doordat, voordat, omdat, zodat, als, zoals, aangezien, hoewel, terwijl

Page 58: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Tussenwerpsel

• Plop, de kurk springt van de fles.

Uitroepen van emoties en klanknabootsingen

• Ja, we komen dichterbij de waarheid, hoor!

Ze staan altijd los van de zin voor of na een komma

Page 59: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Tiende aanwijzing

Page 60: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Het bijwoord

Page 61: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Kenmerken

• De zeer ingewikkelde zaak is bijna opgelost.

Kan iets vertellen over een bijvoeglijk naamwoord, een telwoord of een ander bijwoord

• De speurders werken hard. Ze werken zelfs zeer hard.

Kan iets vertellen over een werkwoord

• Daarom zal de dief nu snel gevat worden , misschien vandaag nog.

Kan een onzekerheid , een ontkenning,tijd, plaats, of reden aangeven

Page 62: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief

Identificatie• Identificeer de dief.• Schrijf een kort krantenbericht

over de dader( 10 lijnen). • Gebruik hierbij volgende

bijwoorden : zeer, erg, geniepig, zenuwachtig,aarzelend.

• Geef je beschrijving door aan je kwartet en controleer samen het juiste gebruik van het bijwoord.

• Overloop samen de gebruikte woordsoorten uit je tekst.

• Deadline : 14 november 2011

Page 63: Nederlands taalbeschouwing woordleer (1).pptx definitief