Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... ·...

6
Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3 e lj. – juni 2019 - 1 Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3 e lj. Werkwoorden: infinitief, persoonsvorm, stam, vervoeging t.t. Werkwoorden Werkwoorden zeggen meestal wat iets of iemand doet of wat er gebeurt: wandelen, werken, slapen, eten, brengen, opeten, regenen, waaien… Ook dit zijn werkwoorden: hebben, zullen, zijn, doen… Infinitief De infinitief is de basisvorm van het werkwoord, zoals het in het woordenboek staat. Je kan de infinitief vinden door een zin te maken met ‘Ik zal…’ Vb. Hasret eet frieten. Ik zal eten. De infinitief is eten. Ik ben blij. Ik zal (blij) zijn. De infinitief is zijn. Gisteren ging Nanou naar de scouts. Ik zal gaan. De infinitief is gaan. Avalon lacht om een mopje. Ik zal lachen. De infinitief is lachen. De persoonsvorm (pv) De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat zegt wat het onderwerp doet. Je kan de persoonsvorm vinden door een ja/nee-vraag te maken. De persoonsvorm staat dan vooraan in de vraag. Hasret eet frieten. Eet Hasret frieten? De pv is eet. Ik ben blij. Ben ik blij? De pv is ben. Gisteren ging Nanou naar de scouts. Ging Nanou naar de scouts? De pv is ging. Avalon lacht om een mopje Lacht Avalon om een mopje? De pv is lacht. De stam De stam is het basisstukje van het werkwoord. We gebruiken het om andere werkwoordsvormen mee te maken. Je vindt de stam door de ik-vorm te maken in de tegenwoordige tijd, maar het woordje ‘ik’ is geen onderdeel van de stam!

Transcript of Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... ·...

Page 1: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 1

Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3e lj.

Werkwoorden: infinitief, persoonsvorm, stam, vervoeging t.t.

Werkwoorden

Werkwoorden zeggen meestal wat iets of iemand doet of wat er gebeurt:

wandelen, werken, slapen, eten, brengen, opeten, regenen, waaien…

Ook dit zijn werkwoorden: hebben, zullen, zijn, doen…

Infinitief

De infinitief is de basisvorm van het werkwoord, zoals het in het woordenboek staat.

Je kan de infinitief vinden door een zin te maken met ‘Ik zal…’

Vb.

Hasret eet frieten. Ik zal eten. De infinitief is eten.

Ik ben blij. Ik zal (blij) zijn. De infinitief is zijn.

Gisteren ging Nanou naar de scouts. Ik zal gaan. De infinitief is gaan.

Avalon lacht om een mopje. Ik zal lachen. De infinitief is lachen.

De persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat zegt wat het onderwerp doet.

Je kan de persoonsvorm vinden door een ja/nee-vraag te maken. De persoonsvorm

staat dan vooraan in de vraag.

Hasret eet frieten. Eet Hasret frieten? De pv is eet.

Ik ben blij. Ben ik blij? De pv is ben.

Gisteren ging Nanou naar de scouts. Ging Nanou naar de scouts? De pv is ging.

Avalon lacht om een mopje Lacht Avalon om een mopje? De pv is lacht.

De stam

De stam is het basisstukje van het werkwoord. We gebruiken het om andere

werkwoordsvormen mee te maken. Je vindt de stam door de ik-vorm te maken in de

tegenwoordige tijd, maar het woordje ‘ik’ is geen onderdeel van de stam!

Page 2: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 2

Hasret eet. infinitief: eten ik eet Eet is de stam.

Ik ben blij. infinitief: zijn. ik ben Ben is de stam.

Nanou ging naar… infinitief: gaan ik ga Ga is de stam.

Avalon lacht… infinitief: lachen ik lach Lach is de stam.

Vervoeging – tegenwoordige tijd

Tegenwoordige tijd = wat in het ‘nu’ gebeurt.

vb. Mylo eet, Gulten lacht, Jutta lees, het regent, de zon schijnt, ik typ, wij lezen, jullie

zoeken…

Vervoegen betekent: een werkwoord vervormen zodat het overeenkomt met het

onderwerp. Je zegt niet “ik eten”, maar wel “ik eet”, omdat je het werkwoord vervoegt.

persoon hoe vorm je het? werken

enkelvoud ik stam ik werk

jij stam + t ! stam + jij?

jij werkt ! werk jij?

hij/zij (het, de man, Nele, Els…)

stam + t hij/zij werkt

meervoud wij infinitief wij werken

jullie infinitief jullie werken

zij (de mensen) infinitief zij werken

Zinnen bestuderen: pv en onderwerp

De persoonsvorm

- is een werkwoord (loop, fietst, heeft, is, wordt, denk, wandelen, spreekt…)

- zegt wat het onderwerp doet

- hoe kan je het vinden? -> de pv staat vooraan in de ja/nee-vraag

Het onderwerp

- zegt over wie/wat de zin gaat

- staat ná de persoonsvorm in de ja/nee-vraag

- hoe kan je het vinden? -> stel de vraag: wie/wat + persoonsvorm?

vb. De luiaard hangt in de boom.

-> Wie hangt? De luiaard. De luiaard is het onderwerp

Page 3: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3

Woordsoorten: werkwoord, zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord,

lidwoord

Het werkwoord

dit is een doe-woord: het zegt wat iets of iemand doet (Yassin tekent, Aleyna danst,

het boek valt, wij lezen…)

ook dit zijn werkwoorden: zijn, worden, blijven, hebben, doen…

een werkwoord komt in allerlei vormen voor: is, geweest, danste, spring, gegeten,

werd, geeft, voelen…

Het zelfstandig naamwoord

dit zijn woorden die mensen, dieren of dingen benoemen.

vb. het kind, de leerkracht, de giraf, het potlood, maandag, februari

Ook steden, landen, rivieren, merken, namen… horen hierbij. Deze woorden schrijven

we met een hoofdletter.

vb. Gent, België, Leie, Bic, Freinetschool De Loods

je kan er meestal een lidwoord voor zetten (de, het, een)

je kan ze meestal verkleinen en “vermenigvuldigen/vermeerderen”

vb. boek -> lidwoord: het boek, een boek

verkleinen: het boekje

vermeerderen: de boeken

Het bijvoeglijk naamwoord

dit zijn woorden die iets vertellen over zelfstandige naamwoorden.

(ze zijn bij het zelfstandig naamwoord gevoegd)

Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand van het zelfstandig naamwoord aan.

o eigenschap: het lieve jongetje

o kenmerk: de houten maquette

o toestand: de gesloten deur

Het staat vaak vlak voor het zelfstandig naamwoord.

de rode ballon

Maar het kan er ook achter staan.

De ballon is rood.

Je kan het bijvoeglijk naamwoord vinden door te vragen: hoe of wat is…?

o Wat is de ballon? -> rood

o Wat is de deur? -> gesloten

Het lidwoord

dit zijn: de, het of een

voor elk woord in het enkelvoud kan je een zetten (een jongen, een tafel, een pen…)

voor elk woord in het meervoud kan je de zetten (de jongens, de tafels, de pennen…)

voor elk verkleinwoord kan je het zetten (het jongetje, het tafeltje, het pennetje…)

verder zijn er nog heel wat regels rond de en het die jullie later leren

Page 4: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 4

Verwijswoorden

Een verwijswoord wordt gebruikt om herhaling te vermijden.

Het verwijst naar een woord dat al eerder gezegd werd, of later komt.

Door verwijswoorden te gebruiken, worden je teksten leuker om te lezen.

vb. De dochter van Nele heet Mia. De dochter van Nele is 1 jaar.

De dochter van Nele heet Mia. Zij is 1 jaar.

vb. Eind mei gingen de kinderen van de lagere school naar Zedelgem. Ze bleven daar slapen.

Daar: verwijst naar ‘Zedelgem’

Ze: verwijst naar ‘de kinderen van de lagere school’

Signaalwoorden

Wat zijn signaalwoorden

Een signaalwoord verbindt zinnen en zinsdelen. Het geeft een sein,

of: het toont aan wat zinsdelen met elkaar te maken hebben.

Dankzij signaalwoorden, zie je hoe een tekst in elkaar zit.

vb. De hond is blij. Thelma is lief.

-> 1. De hond is blij omdat Thelma lief is.

-> 2. Doordat de hond blij is, is Thelma lief.

=> Het signaalwoord verbindt de korte zinnen met elkaar. Door een ander signaalwoord te

gebruiken, krijgt de zin een andere betekenis.

Soorten

Je hebt veel soorten signaalwoorden:

- Tijd vb. Nadat hij gegeten had, liet hij een luide boer.

- Opsomming vb. Het meisje deed haar badpak aan en sprong in het water.

- Vergelijking vb. Het schoolfeest was even leuk als vorig jaar.

- …

Maar eerst leren wij over oorzaak en gevolg:

- Oorzaak: dit is er eerst

- Gevolg: dit komt er door de oorzaak.

- Mogelijke signaalwoorden: omdat, daarom, want, daardoor, dus…

Vb. Ramon had de slappe lach omdat Emiel een goede mop vertelde.

Oorzaak: Emiel vertelde een goede mop

Gevolg: Ramon had de slappe lach

Signaalwoord: omdat

Page 5: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 5

Trappen van vergelijking

De trappen van vergelijking kan je enkel toepassen op bijvoeglijke naamwoorden.

Ze worden gebruikt om dingen met elkaar te vergelijken. Bijv.: ik vind taal leuker dan wiskunde.

Je hebt 3 trappen (je hoeft de naam niet te kennen, maar je moet ze wel juist kunnen vormen):

Trap Hoe vorm je hem? Voorbeeld

de stellende trap je schrijft gewoon! leuk, mooi, groot, duur…

de vergelijkende trap + er (+ der voor woorden die eindigen op r)

leuker, mooier, groter, duurder…

de stellende trap + st leukst, mooist, grootst, duurst…

Er zijn ook een aantal ‘speciale gevallen’:

- goed, beter, best

o vb. Ik kan goed de maaltafels, maar de deeltafels kan ik beter. De tafels van

10 kan ik het best.

- graag, liever, liefst

o vb. Ik sport graag: ik ga liever lopen dan in de zetel te zitten, het liefst loop ik

in de natuur!

Page 6: Samenvatting Nederlands taalbeschouwing – 3scholen.stad.gent/sites/default/files/document... · Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 3 Woordsoorten:

Samenvatting Nederlands – taalbeschouwing 3e lj. – juni 2019 - 6

Tip: je kan veel terugvinden en oefenen op https://www.taal-oefenen.nl/taal-groep-5.

(Groep 5 = het 3e leerjaar)

veel succes, ijsbrekers!

neem tijd om je voor te bereiden,

altijd welkom met vragen,

geloof in jezelf,

show me what you’ve got !