WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL April...

27
Concept plan Christoffelschool WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL April 2013 Doel Onderliggend doel Uitbreiding woordenschat Betere resultaten begrijpend lezen Betere resultaten technisch lezen Korte termijn doel Streefdoel Meetmoment Leerling resultaten: De leerlingen kennen 90% van de expliciet aangeboden woorden (20 per week) in ieder geval passief. Leerling resultaten vanaf juni 2013: Het percentage ruim onder het gemiddelde en ver onder het gemiddelde (score IV en V) op de woordenschattoets van LOVS moeten in juni 2015 20% minder zijn t.o.v. de resultaten van juni 2013 CITO woordenschat LOVS januari/juni groep 3-4 CITO Taal voor Kleuters groep 1-2 Leerkrachtcompetenties - De leerkracht maakt zich het Viertaktmodel eigen - De leerkracht kent grafische modellen als ondersteuning bij de aanbieding - De leerkracht zet coöperatieve werkvormen in bij het uitbreiden van de woordenschat Afspraken Alle teamleden van de school nemen verantwoordelijkheid voor de implementatie en werken systematisch en gericht aan hun eigen competenties voor het vergroten van de woordenschat van de leerlingen. - Woorden kom uit nieuwsbegrip en taalmethode. Evt uit zaakvakken en beleving van de groep. Woordenlijsten groep 1-2 (themaverwerking) Additioneel Amsterdamse woordenlijst? - Informatie delen en opslaan in de map: woordenschat op de L-schijf - Agenderen op bouwvergaderingen - Zo nodig overleg woordenschatcoördinator

Transcript of WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL April...

  • Concept plan Christoffelschool

    WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL

    April 2013

    Doel

    Onderliggend doel

    Uitbreiding woordenschat

    Betere resultaten begrijpend lezen

    Betere resultaten technisch lezen

    Korte termijn doel

    Streefdoel

    Meetmoment

    Leerling resultaten:

    De leerlingen kennen 90% van de expliciet

    aangeboden woorden (20 per week) in

    ieder geval passief.

    Leerling resultaten vanaf juni 2013:

    Het percentage ruim onder het gemiddelde

    en ver onder het gemiddelde (score IV en V)

    op de woordenschattoets van LOVS moeten

    in juni 2015 20% minder zijn t.o.v. de

    resultaten van juni 2013

    CITO woordenschat LOVS januari/juni groep

    3-4

    CITO Taal voor Kleuters groep 1-2

    Leerkrachtcompetenties - De leerkracht maakt zich het

    Viertaktmodel eigen

    - De leerkracht kent grafische

    modellen als ondersteuning bij de

    aanbieding

    - De leerkracht zet coöperatieve

    werkvormen in bij het uitbreiden van

    de woordenschat

    Afspraken Alle teamleden van de school nemen

    verantwoordelijkheid voor de implementatie

    en werken systematisch en gericht aan hun

    eigen competenties voor het vergroten van

    de woordenschat van de leerlingen.

    - Woorden kom uit nieuwsbegrip en

    taalmethode. Evt uit zaakvakken en

    beleving van de groep.

    Woordenlijsten groep 1-2

    (themaverwerking) Additioneel

    Amsterdamse woordenlijst?

    - Informatie delen en opslaan in de

    map: woordenschat op de L-schijf

    - Agenderen op bouwvergaderingen

    - Zo nodig overleg

    woordenschatcoördinator

  • Frequentie – uitvoering - Minimaal 20 woorden per week

    - Groep 1-2 ….woorden per thema

    - Elke klas heeft een vorm van een

    woordmuur

    - Minimaal 5 minuten per dag

    consolideren

    - Computerprogramma van de

    methode en nieuwsbegrip structureel

    inzetten

    - Wegzetten in het rooster

    Evaluatie - Tijdens een bouwvergadering juni

    2013

    - Tijdens een bouwvergadering in

    oktober 2013

    - Na CITO toets woordenschat in

    januari en juni

  • Beginsituatie ten aanzien van het woordenschatonderwijs

    In de groepen 1 en 2 wordt er niet structureel en consequent aandacht geschonken aan het

    woordenschatonderwijs.

    De leerkrachten op de Christoffelschool zijn niet allemaal op de hoogte van de theorie die er

    aanwezig is over hoe kinderen taal en woorden verwerven. Bij de onderbouw wordt er niet

    gewerkt vanuit een methode, maar wordt woordenschatonderwijs aangeboden aan de

    hand van een thema. De introductie van een thema gebeurt dikwijls beschrijvend en niet

    uitdagend en prikkelend genoeg. De woordselectie vindt plaats uit een bestaande lijst

    namelijk, Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters en uit eigen ervaring. De themawoorden

    krijgen de leerlingen beschrijvend aangeboden, wanneer er onduidelijkheden zijn wordt er

    doorgevraagd. De voorkennis activeren krijgt veel tijd. Één van de leerkrachten waarbij een

    observatie is verricht ten aanzien van de beginsituatie, biedt de leerlingen de woorden aan

    met de themamap op schoot. Het valt op dat kinderen woorden wel kunnen benoemen,

    maar dat de precieze betekenis ervan onduidelijk is. Onbekende woorden worden

    aangeboden met behulp van prentenboeken en concreet materiaal. De uitjes uitbeelden

    en uitleggen komen vaak aan de orde, maar het uitbreiden komt nauwelijks aan bod. Het

    vele male herhalen van de woorden krijgt veel aandacht van de leerkrachten, maar uit de

    observatie en vragenlijst blijkt dat dit veelal beschrijvend en aan de hand van bekende

    spelletjes of structuren gebeurt. coöperatief leren wordt veel gebruikt. De aangeboden

    woorden zijn nergens terug te vinden in de klas. Alleen de letters die de leerlingen krijgen

    aangeboden, hangen aan de lettermuur.

    Observatielijst Viertaktmodel woordenschat (voor de invoering) g v o

    Voorbewerken: Introductie: De leerkracht roept een context op voor

    de aan te leren woorden en betekenissen

    X X

    Semantiseren: De leerkracht verheldert de betekenis van een woord. X

    Consolideren: De aangeboden woorden worden herhaald. X

    Consolideren: De aangeboden woorden worden op een korte,

    speelse manier herhaald (bijv. d.m.v. een spelletje)

    X X

    Controleren: De leerkracht gaat na in hoeverre de leerlingen de

    woorden kennen.

    X X

    (Kuipers-Kampstra, 2011, p. 14)

    Leerkrachten leggen op diverse manieren woorden uit aan de leerlingen, vaak is dat aan de

    hand voorwerpen, afbeeldingen en beschrijvingen. Een enkele keer gebruiken zij een

    prentenboek als ankerverhaal, maar doordat er te weinig boeken aanwezig zijn gebeurt dit

    zelden.

    Op de Christoffelschool wordt er gewerkt met het software programma Woordenstart. Dit is

    een speciaal softwareprogramma voor jonge kinderen, waarin het viertaktmodel is

    geïntergreerd. Het programma bestaat uit negen verschillende thema’s. Naast het woordenstart programma is er ook het bronnenboek Bas, ga je mee? Dit

    bronnenboek is bedoeld om de taalontwikkeling van jonge kinderen in de kleuterperiode op

    een speelse wijze te stimuleren. Bas is inmiddels vijf jaar geworden. De leefwereld van Bas

    wordt groter. Hij gaat naar school, naar het strand, naar de markt en naar de speeltuin. In

    Bas, ga je mee? wordt op zestien kleurrijke platen het alledaagse, maar kleurrijke gezinsleven

    getekend. Samen met deze platen krijgen kinderen de gelegenheid om samen met Bas en

    Marieke de wereld te verkennen. De kernwoorden die per thema behandeld worden, staan

    onder de plaat en passen bij de belevingswereld. In de handleiding staan de verhalen die bij

    de platen voorgelezen kunnen worden. Naast deze verhalen staan er ook bruikbare en

    handige activiteiten in die uitgevoerd kunnen worden.

    Ook doen de groepen 1 en 2 mee aan Boekenpret. Dit is een uitleensysteem, waarbij de

    kinderen iedere week een boek kunnen lenen uit de schoolbieb. Dit boek mogen de

    kinderen mee naar huis nemen, zodat zij samen met hun ouders, broers en zussen dit boek

    kunnen lezen.

  • Samenvatting observaties

    Korte samenvatting van alle drie de introducties:

    Leerkracht 1 (A of M) Zij bespreekt de woordkaarten met de kinderen, wat is er te zien op de afbeeldingen? Zij

    bevestigd niet of het goed of fout is wat de leerlingen zeggen. Daarna pakt ze het boek er bij

    en vraagt of de leerlingen het boek kennen. Ze stelt vragen zoals: wat voor een dier zou Kiki

    zijn?, waar zal het verhaal over gaan?, wat zal er gebeuren? De leerkracht leest het boek

    “op de kop” voor, zodat de leerlingen de plaatjes goed kunnen zien. Staan er in het verhaal

    moeilijke woorden, worden deze direct besproken met elkaar. Er worden ook veel concrete

    voorbeelden gebruikt, wij hebben ook spanningen wanneer wij voor het eerst naar school

    gaan enz. Nadat het verhaal is voorgelezen, bespreekt de leerkracht opnieuw de kaarten.

    Dit maal zegt de leerkracht wat er op de kaarten te zien is, de leerlingen zeggen na. Elke

    woordkaart wordt verduidelijkt met een concrete situatie, gebeurtenis of materiaal.

    Leerkracht 2

    De leerkracht heeft het boek op schoot. Ze verteld welk boek zij voor gaat lezen. De titel van

    het boek wordt gekoppeld aan de leerlingen, zij gaan ook naar school. De kinderen kijken

    naar het boek en geven antwoord op de vragen die de leerkracht stelt. Daarna bespreekt zij

    de voorkant, achterkant, rug, schrijver enz. Zij leest het boek voor en laat naar elke gelezen

    bladzijde de plaatjes zien. Staan er in het verhaal moeilijke woorden, dan vraagt de

    leerkracht de betekenis aan de leerlingen, waarna de leerkracht deze nog verhelderd. De

    voorbeelden en gebeurtenissen die in het boek staan, vertaald zij naar de klas. Nadat het

    verhaal is voorgelezen bespreken zij het boek. Wat gebeurde er? Waarom gebeurde dat of

    voelde zij zich zo enz.

    Leerkracht 3

    Zij begint met boekoriëntatie. Ze behandeld de kaarten wie, wat, waar, begin van het

    verhaal, verhaal en eind verhaal. De kinderen kijken naar het boek en geven antwoord op

    de vragen die de leerkracht stelt. Voordat zij antwoord mogen geven, krijgen zij DenkTijd.

    DenkTijd hoort bij Coöperatief leren. De taalzwakkere leerlingen zitten bewust naast de

    leerkracht. Zij leest het boek voor en laat naar elke gelezen bladzijde de plaatjes zien. Ook

    gebruikt zij vele verschillende stemmetjes. Wanneer er moeilijke woorden in het verhaal staan,

    legt de leerkracht dit uit. Ze zegt nog een keer speciaal voor de taal zwakke kinderen. Deze

    leerlingen moeten ook het woord nazeggen, zodat zij dit woord opnemen in het geheugen.

    Het verhaal wordt besproken aan de hand van de woordkaarten. De woordkaarten worden

    nadat ze besproken zijn, op het prikbord geprikt. Als afsluiting zingen zij een liedje dat te

    maken heeft met het thema naar school.

    Samenvatting van de drie oefenvormen:

    Leerkracht 1(A of M)

    Zij maakt gebruik van een vertelboek. Het woord dat centraal staat: stoeprand. In het hele

    verhaal komt in diverse situaties het woord stoeprand terug. De leerkracht leest het boek “op

    de kop” voor, zodat de leerlingen de plaatjes goed kunnen zien. Moeilijke woorden zoals

    hollen legt de leerkracht uit. Ze vroeg aan de kinderen of de kinderen konden hollen op hun

    plek. Één leerling deed het voor en iedereen deed het na. Aan de hand van het verhaal

    komen er diverse woorden aan de orde zoals stoeprand en zebrapad. Je ziet aan de mimiek

    van de kinderen dat zij deze woorden al een keer gehoord hebben.

    Leerkracht 2

    Deze leerkracht maakte gebruik van een nonverbale receptieve oefening.

    De leerkracht noemde een woord en de leerlingen moesten de afbeelding aanwijzen op het

    prikbord. De leerkracht stelde vragen zoals: wat kun je daar doen? wat doe je er mee? waar

    is dat? wat is dat? De leerlingen gaven antwoord op deze vragen. Op deze manier

    koppelden de kinderen de afbeelding, woord en de “werkelijkheid” aan elkaar. Wanneer er

    doorgevraagd werd reageerden de overige kinderen in de kring ook. Wanneer leerlingen

    bepaalde afbeeldingen niet wisten, werden zij geholpen door andere leerlingen.

    Leerkracht 3

    De bingo activiteit deed zij met vier taalzwakke kinderen. De leerkracht bepreekte eerst met

    de kinderende bingo kaarten. De leerkracht vroeg aan de kinderen of zij bepaalde

    afbeeldingen op hen kaart hebben staan, wanneer dat het geval is moesten zij deze

  • afbeelding aanwijzen en nazeggen. De afbeeldingen werden ook allemaal gekoppeld aan

    een situatie of voorwerp uit de klas. Dit is herkenbaar voor de kinderen. Na het bespreken

    ging zij naar een praatplaat, die klaarstond op het touchscreen. De leerkracht wees

    bepaalde dingen aan en stelde daarbij een vraag. De leerlingen antwoorden. Er werden

    diverse vragen gesteld. Vragen zoals: wat heb je nodig voor….?, wat is…aan het doen? Enz.

    De situaties en voorwerpen op de praatplaat werden vertaald naar de klas, zodat het voor

    de taalzwakke kinderen concreet werd. Als controle activiteit gingen zij het spel spelen. Er

    werd een meisje van groep 2 gevraagd of zij het spel wilde spelen met de kinderen. Je pakt

    een kaartje, je zegt het woord, kinderen die het plaatje op hun kaart hebben staan moeten

    het eerst na zeggen en dan pas mogen zij het kaartje op kop op de bingo kaart leggen. De

    leerling van groep 2 hamerde er op dat de leerlingen het woord na zeiden.

  • Analyse na invoering Viertaktmodel

    De leerkrachten vinden de nieuwe woordlijsten praktisch. Er is een duidelijk opbouw

    aanwezig en zij kregen de ruimte om de woordlijsten aan te passen waar nodig. Uit de

    vragenlijst en de persoonlijke gesprekken, kwam naar voren dat het werken met uitgewerkte

    thema’s als prettig ervaren werd. Alle materialen zijn bij de hand en kan gepakt worden

    wanneer het nodig is. Leerkrachten kregen meer inzicht in het bewust aanbieden van

    woorden. De nieuwe woorden worden aangeleerd met behulp van afbeeldingen,

    prentenboeken, woordkaarten en concreet materiaal. De woordkaarten worden voor veel

    doeleinden gebruikt. Zo worden deze als visuele ondersteuning opgehangen of gebruikt

    tijdens een kringactiviteit. Uit de observaties en vragenlijsten blijkt dat door de hoeveelheid

    woordkaarten er maar een selectie wordt opgehangen. Uit het literatuuronderzoek komt

    naar voren dat woorden meerdere malen aan bod moet komen.

    Een goede didactische structuur hiervoor is het Viertaktmodel. Een voordeel van

    Viertaktmodel is dat er gestructureerd woorden aangeleerd worden en dat elke fase aan

    bod komt. Een nadeel is dat het aan het begin veel tijd kost om het te integreren in het

    onderwijs. Leerkrachten van de Christoffelschool hebben kennis gemaakt met het

    viertaktmodel. Deze manier van werken geeft de leerkrachten meer inzicht dan voorheen in

    het bewust aanbieden, herhalen en controleren van woorden. Het viertaktmodel toepassen

    kost even tijd, hoe vaker er mee gewerkt wordt, hoe meer tijdwinst er te behalen valt. Naast

    de bekende structuren van het coöperatief leren wordt de woordspin ook veel gebruikt,

    maar nieuwe uitdagende structuren en modellen blijven uit. Na het evalueren van het eerste

    thema mistten de leerkrachten bruikbare handvatten ten opzichte van prentenboeken en

    digitale websites. Deze feedback is direct verwerkt in de overige thema’s. De leerkrachten

    gaven aan dat er bij elk thema een prentenboek centraal moet staan. Dit om dat het

    belangrijk is voor de woordenschat, er is een beter contact is met de kinderen en er kan

    daardoor veel interactie ontstaan.

    Observatielijst Viertaktmodel woordenschat (voor de invoering) g v o

    Voorbewerken: Introductie: De leerkracht roept een context op voor

    de aan te leren woorden en betekenissen

    X

    Semantiseren: De leerkracht verheldert de betekenis van een woord. X

    Consolideren: De aangeboden woorden worden herhaald. X

    Consolideren: De aangeboden woorden worden op een korte,

    speelse manier herhaald (bijv. d.m.v. een spelletje)

    X

    Controleren: De leerkracht gaat na in hoeverre de leerlingen de

    woorden kennen.

    X

    (Kuipers-Kampstra, 2011, p. 14)

  • Vragenlijst nr. 1 + Inventarisatielijst

    Woordenschatonderwijs

    Beste collega’s,

    Momenteel onderzoek ik de mogelijkheden ter verbetering van het

    woordenschatonderwijs op Rkbs. Christoffelschool. Graag doe ik daarbij een beroep

    op jullie medewerking, waarbij ik jullie wil vragen om onderstaande vragenlijst zo

    goed mogelijk in te vullen naar de huidige situatie. De resultaten van deze vragenlijst

    neem ik mee in mijn onderzoek. De antwoorden die jullie geven, zullen vertrouwelijk

    behandeld worden.

    Graag zie ik deze vragenlijst voor 4 maart 2013 in mijn postvak retour.

    Alvast bedankt voor jullie medewerking!

    Mariska Grievink

  • Bent u op de hoogte van de theorie hoe leerlingen woorden leren?

    O Ja, ik ben er volledig van op de hoogte en kan aan een ander deze theorie

    uitleggen.

    O Ja, ik ben er gedeeltelijk van op de hoogte, ik heb er over gelezen of gehoord

    en kan me het een en ander nog herinneren.

    O Nee, ik ben er nauwelijks van op de hoogte, ik heb er ergens over gehoord of

    gelezen maar kan het me niet meer precies herinneren.

    O Nee, ik ben er niet van op de hoogte.

    Op welke manier leert u de leerlingen nieuwe woorden aan? Woorden kunnen expliciet en impliciet aangeleerd worden. Expliciet is uitgebreid aan de hand van een methode.

    Impliciet wil zeggen, dat deze woorden de hele schooldag aan de orde komen (synoniemennet, 2006-2013).

    O Alleen op de expliciete manier tijdens de les van de methode.

    O Vooral op de expliciete manier tijdens de les van de methode en een paar

    keer

    per week (niet meer dan 10 woorden per week) op de impliciete manier met

    woorden die gedurende de schooldag langskomen.

    O Alleen op de impliciete manier door woorden uit te leggen die gedurende de

    schooldag langskomen.

    O Vooral op de impliciete manier door woorden uit te leggen die gedurende de

    schooldag langskomen en een paar keer week (niet meer dan 10 woorden

    per week) ook op de expliciete manier.

    O Anders namelijk:

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Haalt u in het begin van de woordenschatles de voorkennis van de leerlingen

    met betrekking tot de nieuwe woorden op?

    O Ja, ik neem hier de tijd voor in de les.

    O Ja, afhankelijk van de tijd die ik er voor heb in de les.

    O Ja, maar het kan voorkomen dat ik dit een keer per thema

    oversla.

  • O Nee, ik neem hier nauwelijks de tijd voor.

    O Nee, ik neem hier geen tijd voor.

    O Anders namelijk:

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Op welke manier legt u de nieuwe woorden uit aan je leerlingen?

    O Via de kinderen en zo nodig vul ik de antwoorden aan of leg ik ze zelf uit.

    O Ik leg de woorden zelf uit.

    O Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Maakt u gebruik van de vier uitjes: uitleggen, uitbreiden, uitbeelden en

    uitproberen in je uitleg aan de leerlingen?

    Uitleggen: door het te omschrijven / beschrijven.

    Uitbreiden: bijvoorbeeld u wilt het woord donker uitleggen, dan kunt u het woord licht daar

    tegenoverzetten.

    Uitbeelden: plaatjes en foto’s laten zien, het voordoen en uitproberen zoals in moddelen. Voorbeelden:

    woordtrap, woordspin, woordparachute (Huizenga, 2005).

    O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitleggen”.

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitbreiden”.

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitbeelden”.

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

  • O Ja, ik maak gebruik van de begrippen

    “…………………………..en…………………………………”.

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    O Nee, ik maak geen gebruik van de drie uitjes.

    Maak je gebruik van strategieën om woordbetekenissen te achterhalen bij

    de leerlingen? Een strategie is bijvoorbeeld een samengesteld woord uit elkaar halen

    boomhut, is een hut in de boom.

    O Ja, ik gebruik strategieën, meer dan 5x per week, om

    woordbetekenissen te achterhalen.

    O Ja, ik gebruik strategieën, meer dan 2x per week, om

    woordbetekenissen te achterhalen.

    O Nee, ik gebruik nauwelijks strategieën, minder dan 2x per week, om

    woordbetekenissen te achterhalen.

    O Nee, ik gebruik geen strategieën om woordbetekenissen te achterhalen

    Geef je de aangeboden woorden in een model weer? Dit wordt ook wel

    betekenisstructuur genoemd. Een model is bijvoorbeeld een woordtrap.

    O Ja, ik geef alle aangeboden woorden elke week weer in een model.

    O Ja, ik geef een aantal, minstens de helft van de aangeboden woorden per

    week, weer in een model.

    O Nee, ik geef nauwelijks, minder dan de helft van de aangeboden woorden

    per

    week, weer in een model.

    O Nee, ik geef de aangeboden woorden niet weer in een model.

    Bij nee, sla de onderstaande vraag over

  • Hang je het ingevulde model/betekenisstructuur zichtbaar op in de klas

    voor de leerlingen?

    O Ja.

    O Nee.

    Hang je de aangeboden (thema)woorden voor de leerlingen zichtbaar op in

    je

    klas?

    O Ja.

    O Nee

    Herhaal je de aan de leerlingen aangeboden woorden?

    O Ja, de woorden worden veel en veelzijdig, meer dan 3 keer, herhaald.

    O Ja, de woorden worden minstens 2 keer herhaald.

    O Ja, de woorden worden minder dan 2 keer herhaald.

    O Nee, de woorden worden niet herhaald.

    Bij nee, sla de onderstaande vraag over

    Op welke manier herhaal je de aangeboden woorden?

    O Door de leerlingen te vragen de aangeboden woorden uit te leggen.

    O Via speelse en gevarieerde oefeningen met de aangeboden woorden.

    O Anders, namelijk:

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Controleer je de aangeboden woorden van de leerlingen met behulp van

    een verwerking?

    O Ja, na elk thema/project.

    O Ja, na twee thema’s/projecten.

    O Nee, niet.

    O Anders, namelijk

    ………………………………………………………………………………………………………………………

  • Er bestaat een theorie over de wijze waarop je woorden selecteert, die

    gedurende de schooldag aan bod komen. Ben je op de hoogte van deze

    theorie?

    O Ja, ik ben volledig op de hoogte en kan aan een ander deze theorie

    uitleggen.

    O Ja, ik ben gedeeltelijk op de hoogte, ik heb er over gelezen en kan me het

    een en ander nog herinneren.

    O Nee, ik ben er nauwelijks van op de hoogte, ik heb er ooit iets over gehoord of

    gelezen maar kan het me niet meer precies herinneren.

    O Nee, ik ben er niet van op de hoogte

    Op welk moment leg je doorgaans de woorden aan de leerlingen uit bij

    het lezen van een tekst?

    O Voor het lezen van een tekst.

    O Tijdens het lezen van een tekst.

    O Na het lezen van een tekst.

    O Anders, namelijk:

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Welke werkvormen worden er gebruikt, om nieuwe woorden aan te leren?

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Hoe komen jullie tot het selecteren van woorden die de kinderen per thema

    moeten leren? ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

  • Wat vind je de sterke punten van het woordenschatonderwijs op Rkbs.

    Christoffelschool? ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Waar liggen volgens jou de zwakke punten van het woordenschatonderwijs

    op Rkbs. Christoffelschool ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Worden er woordenschattoetsen gebruikt? Zo ja, welke en bent U tevreden

    over het resultaat? Zo nee, waarom niet? ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    Eventuele op of aanmerkingen met betrekking tot woordenschat. ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

    ……………………………………………………………………………………………………………

  • Inventarisatielijst 1

    Leerkracht 1 (I) Leerkracht 2 (A) Leerkracht 3 (Y)

    Bent u op de hoogte van

    de theorie hoe leerlingen

    woorden leren?

    Ja, gedeeltelijk Nee, ik ben er niet

    van op de hoogte.

    Nee, ik ben er

    niet van op de

    hoogte.

    Op welke manier leert u

    de leerlingen nieuwe

    woorden aan?

    Naar aanleiding van

    een thema wordt

    een woordenlijst

    gemaakt Deze

    woorden komen

    expliciet aan de orde

    en impliciet komen

    woorden de hele

    dag aan de orde.

    Bij de groepen 1

    en 2 worden de

    woorden

    aangeleerd door

    ze aan te bieden

    aan de hand van

    plaatjes…en deze

    in te zetten tijdens

    de thema’s die

    we behandelen.

    Bij de

    groepen 1 en

    2 worden de

    woorden

    aangeleerd

    door ze aan

    te bieden aan

    de hand van

    plaatjes

    Haalt u in het begin van

    de woordenschat les de

    voorkennis van de

    leerlingen met betrekking

    tot de nieuwe woorden

    op?

    Ja, maar het kan

    voorkomen dat ik dit

    een keer per thema

    oversla.

    Ja, ik neem hier de

    tijd voor in de les.

    Ik probeer dit

    aan de hand

    van

    gebeurtenissen.

    “Wie is er wel

    eens naar het

    strand

    geweest.”

    Op welke manier legt u

    de nieuwe woorden uit

    aan uw leerlingen?

    B.v. 3 Dem. Materiaal (

    Verteltafel) verhalen,

    versjes, Touch screen,

    woordkaarten,

    memoryspelletjes,

    spelletjes in de kring

    b.v. wat is weg etc.

    oefenvormen “Wat zeg

    je.”

    Zoals reeds eerder

    vermeld, doen wij

    dat vooral aan de

    hand van platen,

    boeken

    aanschouwelijke

    materialen/

    voorwerpen.

    Dit doen wij

    aan de hand

    van

    afbeeldingen.

    Maakt u gebruik van de

    vier uitjes: uitleggen,

    uitbreiden, uitbeelden en

    uitproberen in uw uitleg

    aan de leerlingen?

    Uitleggen

    kringgesprek

    Uitbreiden

    tegenstellingen en wat

    zeg je

    Uitbeelden

    woordspin,

    touchscreen en

    woordkaarten

    Uitleggen en

    uitbeelden

    Uitleggen en

    uitbeelden

    Maakt u gebruik van

    strategieën om

    woordbetekenissen te

    achterhalen bij

    de leerlingen

    Ja, ik gebruik

    strategieën, meer dan

    2x per week, om

    woordbetekenissen te

    achterhalen.

    Nee, ik gebruik

    nauwelijks

    strategieën, minder

    dan 2x per week,

    om

    woordbetekenissen

    te achterhalen.

    Ik probeer zo

    vaak mogelijk

    een strategie te

    gebruiken.

    Geeft u de aangeboden

    woorden in een model

    weer? Dit wordt ook wel

    betekenisstructuur

    Ja, ik geef alle

    aangeboden woorden

    elke week weer in een

    model.

    Nee, ik geef

    nauwelijks, minder

    dan de helft van de

    aangeboden

    Af en toe.

  • genoemd. woorden per week,

    weer in een model.

    Hangt u het ingevulde

    model/betekenisstructuur

    zichtbaar op in de klas

    voor de leerlingen.

    Ja.

    - De woordspin

    hang ik op.

    Hangt u de aangeboden

    (thema)woorden voor de

    leerlingen zichtbaar op in

    je

    klas?

    Ja. - -

    Herhaalt u de aan de

    leerlingen aangeboden

    woorden?

    Ja, de woorden

    worden veel en

    veelzijdig, meer dan 3

    keer per week

    herhaald.

    Ja, de woorden

    worden veel en

    veelzijdig, meer dan

    3 keer, herhaald.

    Ja ik herhaal

    de woorden

    veelzijdig.

    Op welke manier herhaalt

    u de aangeboden

    woorden?

    Via speelse en

    gevarieerde

    oefeningen met de

    aangeboden woorden.

    Via speelse en

    gevarieerde

    oefeningen met de

    aangeboden

    woorden.

    Via diverse

    oefeningen.

    Controleert u de

    aangeboden woorden

    van de leerlingen met

    behulp van een

    verwerking?

    Ja, na elk

    thema/project.

    Ja, na elk

    thema/project.

    Ja.

    Er bestaat een theorie

    over de wijze waarop u

    woorden selecteert, die

    gedurende de schooldag

    aan bod komen. Bent u

    op de hoogte van deze

    theorie?

    Ja, ik ben gedeeltelijk

    op de hoogte, ik heb er

    over gelezen.

    Nee, ik ben er niet

    van op de hoogte.

    Nee.

    Op welk moment legt u

    doorgaans de woorden

    aan de leerlingen uit bij

    het lezen van een tekst?

    Voor een aantal

    woorden en na een

    verhaal.

    Na het lezen van

    een tekst,

    regelmatig stel ik

    vragen aan de

    hand van het

    verhaal.

    Na het lezen

    van een

    verhaal.

    Welke werkvormen

    worden er gebruikt, om

    nieuwe woorden aan te

    leren?

    Grote-kleine kring,

    Coöperatieve

    werkvormen.

    Opdrachten tijdens

    werkles.

    Aanbieden tijdens

    instructiegroepje

    inloop, of klassikaal.

    Verwerking in

    thema’s.

    Coöperatief,

    kleine en grote

    kring.

    Hoe komen jullie tot het

    selecteren van woorden

    die de kinderen per

    thema moeten leren?

    We maken een

    indeling in makkelijke

    en moeilijke woorden.

    Kijken naar de

    Amsterdamse lijst en

    kijken of allen woorden

    die in de Cito taal aan

    Aan de hand van

    de woorden die

    aan bod komen in

    de taaltoets en

    woorden die

    aangegeven

    worden in de map

    Tijdens elk

    thema overleg

    maken wij een

    woordenlijst

    met woorden

    die de kinderen

    aangeboden

  • de orde komen ook

    aan bod komen.

    van leskist.nl, en

    eigen ervaring.

    krijgen.

    Wat vindt u de sterke

    punten van het

    woordenschatonderwijs

    op Rkbs. Christoffelschool?

    Ik werk hier ook pas

    een jaar en vind dit

    moeilijk te

    beantwoorden. Wel

    vind ik de opzet van

    taalstimulering erg

    positief.

    We kunnen met de

    kinderen het

    programma

    woordenstart

    gebruiken in de

    groepen 1 en 2 ,

    We mogen de

    thema mappen van

    leskist.nl

    aanschaffen en

    daarin staat veel

    uitgewerkt.

    De

    taalstimulering

    en het

    computerprogr

    amma

    woordenstart.

    Waar liggen volgens u de

    zwakke punten van het

    woordenschatonderwijs

    op Rkbs. Christoffelschool

    Voor de onderbouw:

    Consequent aandacht

    voor de woordenschat

    geven.

    We leggen geen

    vaste woordenlijst

    aan die elk thema

    weer terugkomen

    …We kopen te

    weinig nieuwe

    boeken die

    aansluiten bij de

    thema’s.

    Niet

    consequent

    genoeg

    aandacht

    besteden aan

    woordenschat.

    Worden er

    woordenschattoetsen

    gebruikt? Zo ja, welke en

    bent u tevreden over het

    resultaat? Zo nee, waarom

    niet?

    In de onderbouw: Cito

    Taal

    Bij het programma

    van Tamira en Tom

    staan ook toetsen.

    Die worden te

    weinig gebruikt, en

    gecontroleerd.

    In de

    verschillende

    soorten

    toetsen.

    Eventuele op of

    aanmerkingen met

    betrekking tot

    woordenschat

    Uit onderzoek blijkt dat

    de Achterhoek slecht

    scoort t.a.v. de

    woordenschat dus……

    Veel zelf blijven

    voorlezen en te

    vaak de

    prentenboeken

    laten zien op de

    touchscreen. Een

    uitdagende

    leeshoek inrichten.

    Besteedt veel

    aandacht aan

    woordenschato

    nderwijs in de

    toekomst.

  • Vragenlijst nr. 2 + Inventarisatielijst

    Woordenschatonderwijs

    Beste collega’s,

    Momenteel onderzoek ik de mogelijkheden ter verbetering van het

    woordenschatonderwijs op Rkbs. Christoffelschool. Graag doe ik daarbij een beroep

    op jullie medewerking, waarbij ik jullie wil vragen om onderstaande vragenlijst zo

    goed mogelijk in te vullen naar de huidige situatie. De resultaten van deze vragenlijst

    neem ik mee in mijn onderzoek. De antwoorden die jullie geven, zullen vertrouwelijk

    behandeld worden.

    Graag zie ik deze vragenlijst voor 24 september 2013 retour.

    Alvast bedankt voor jullie medewerking!

    Mariska Grievink

  • Hoe vindt u de nieuwe samengestelde woordenlijsten? Verklaar uw antwoord.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Had u bepaalde verwachtingen ten aanzien van de nieuwe woordenlijsten?

    Graag een korte toelichting.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Zijn er volgens u genoeg themawoorden aan bod gekomen? Waren het er te veel/ te weinig,

    te makkelijk of juist te moeilijk?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Wat zijn uw bevindingen ten aanzien van het werken met de uitgewerkte thema’s? Werkt het

    prettig, mist u nog wat etc.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Op welke manier leert u de leerlingen nu de nieuwe woorden aan?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Is de gedachte over hoe u de voorkennis wilt activeren bij de leerlingen veranderd?

    Graag korte toelichting

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

  • Zou u standaard bij elk thema een prentenboek willen gebruiken? Waarom wel/niet

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Geeft u de aangeboden woorden nu meer in modellen zoals woordenstarter en woordentrap

    weer, nu u weet welke u kunt gebruiken? Welke modellen gebruikt u?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Hangt u het ingevulde model zichtbaar op in de klas voor de leerlingen? Wat vindt u daar

    van?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Hangt u de aangeboden (thema)woorden voor de leerlingen zichtbaar op in je klas? Hoe

    doet u dat?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Op welke manier herhaalt u de aangeboden woorden? Zijn dat verschillende werkvormen,

    routines en grafische modellen? Welke gebruikt u?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Hoe worden de themawoorden gecontroleerd?

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

  • Zou u een andere aanpak kiezen voor het selecteren van woorden, die de kinderen per

    thema aangeboden krijgen? Graag een korte toelichting.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Hoeveel tijd bent u ongeveer kwijt met het aanbieden van de woorden volgens het

    Viertaktmodel? Wat vindt u daarvan? Verklaar uw antwoord.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Wat kunt u al zeggen over de resultaten met deze manier van werken? Verklaar uw

    antwoord.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Had u van te voren bepaalde verwachtingen ten aanzien van de afstudeeropdracht?

    Graag korte toelichting.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    Eventuele op of aanmerkingen met betrekking tot dit afstudeerwerkstuk.

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

    ………………………………………………………………………………………………………………………

  • Inventarisatielijst 2

    Leerkracht 1 Leerkracht 2 + duo

    collega

    Leerkracht 3 (Y)

    Hoe vindt u de nieuwe

    samengestelde

    woordenlijsten?

    Verklaar uw antwoord.

    Woordenlijst heel

    praktisch. Sommige

    woorden wel moeilijk

    en er waren er wel erg

    veel.

    Je hebt in ieder

    geval een begin

    gemaakt met de lijst.

    Wij kunnen die dan

    waar nodig

    aanvullen.

    De hoeveelheid

    woordkaarten is erg

    veel. Je kunt ook

    woorden aanbieden

    zonder de

    woordkaarten.

    Ze zien er goed uit

    en de kinderen

    vinden de

    afbeeldingen erg

    leuk.

    Had u bepaalde

    verwachtingen ten

    aanzien van de nieuwe

    woordenlijsten? Graag

    een korte toelichting.

    Een aanvulling op de

    bestaande

    woordenlijsten. Dit is

    wel uitgekomen.

    Nee. Het zijn vaak

    woorden die heel

    algemeen en voor

    de hand liggen.

    We werken altijd al

    met woordenlijsten,

    dus ik verwachtte

    een zelfde

    voortzetting

    In verband met

    woordenschat

    onderwijs,

    verwacht ik wel

    dat de woorden

    aan de eisen

    voldoen.

    Zijn er volgens u

    genoeg

    themawoorden aan

    bod gekomen? Waren

    het er te veel/ te

    weinig, te makkelijk of

    juist te moeilijk?

    Het aantal woorden

    was wel erg veel.

    De kaartjes zijn in

    ieder geval van de

    meest voor de hand

    liggende thema’s en

    van thema’s die elk

    jaar weer terug

    komen. Het aantal

    kaartje was wel erg

    veel. Jammer dat

    sommige

    afbeeldingen wat

    onduidelijk zijn.

    Verder is het goed

    dat er onderscheid

    wordt gemaakt

    tussen werkwoorden,

    zelfstandige

    naamwoorden en

    overige woorden.

    Het aantal

    themawoorden is

    voldoende, de

    woorden gaan

    van makkelijk naar

    moeilijk. Dat is ook

    de bedoeling.

  • Wat zijn uw

    bevindingen ten

    aanzien van het

    werken met de

    uitgewerkte thema’s?

    Werkt het prettig, mist u

    nog wat etc.

    Ik miste een aanbod

    van sites die we

    kunnen gebruiken met

    spellen voor de kring

    en of verwerking

    tijdens de werk les.

    Het werken met

    uitgewerkte thema’s

    werkt erg prettig, Je

    hebt alles direct bij

    de hand en kunt het

    pakken als je er mee

    wilt werken.

    Op zich goed, maar

    zoals al is gezegd

    moet het nog wat

    concreter. Dus welke

    website wordt

    bedoeld, welk boek

    en waar te vinden.

    Concrete

    voorbeelden zijn

    belangrijk, anders

    wordt het te

    algemeen.

    Verder bevalt het

    goed, het scheelt

    ons toch weer tijd

    om uit te werken.

    We misten vooral

    concrete dingen

    als boekenlijsten

    en aangeven

    welke sites. Dus

    vooral die dingen

    benoemen.

    Op welke manier leert

    u de leerlingen nu de

    nieuwe woorden aan?

    Naar aanleiding van

    een verhaal, versje en

    of liedje. Verwerking in

    de grote kring d.m.v.

    woordkaarten,

    werkbladen ( Voor-

    extra instructie kleine

    kring)

    Herhalen d.m.v.

    spellen: Bingo,

    memory spellen op

    Touch screen. Soms

    coöperatief ander

    keer kleine en of grote

    kring.

    Dit gebeurt veelal

    door

    plaatjes/kaartjes/ of

    voorwerpen te laten

    zien , De dingen

    moeten concreet

    gemaakt worden.

    Dat wisselt. Vaak

    introduceren we een

    thema en maken we

    met de kinderen een

    woordspin. Of een

    prentenboek staat

    centraal. Dan

    komen de woorden

    daar al in voor.

    Daarna herhaal je

    de woorden

    spelenderwijs.

    Met de kaartjes

    erbij, dat is erg

    belangrijk. Zo

    wordt het

    concreet voor de

    kinderen

    Is de gedachte over

    hoe u de voorkennis

    wilt activeren bij de

    Nee, Deze

    werkvormen gebruikte

    we al.

    Vaak worden de

    thema’s aan de

    hand van concrete

    Ja, ik deed dat

    nooit echt bewust.

    Het kwam wel aan

  • leerlingen veranderd?

    Graag korte

    toelichting.

    dingen

    aangeboden. De

    voorkennis wordt bij

    de kinderen

    geactiveerd door ze

    er eerst over te laten

    vertellen wat ze al

    weten.

    de orde maar niet

    zo bewust.

    Zou u standaard bij elk

    thema een

    prentenboek willen

    gebruiken? Verklaar

    uw antwoord.

    Dit deed ik al. Ik maak graag

    gebruik van

    prentenboeken

    omtrent een thema

    omdat ik graag

    voorlees en zie dat

    de kinderen op deze

    manier erg geboeid

    kunnen zijn. Je hebt

    beter contact met

    de kinderen en kunt

    een interactie

    houden.

    Ja, dat vind ik erg

    belangrijk. Ook wil

    ik het verhaal

    vaker voorlezen.

    Dat is belangrijk

    voor de

    woordenschat.

    Geeft u de

    aangeboden woorden

    nu meer in modellen

    zoals woordenstarter

    en woordentrap weer,

    nu u weet welke u kunt

    gebruiken? Welke

    modellen gebruikt u?

    Deze heb ik nog niet

    gebruikt daar bij het

    thema school de

    kleuren en de vormen

    prioriteit hadden.

    Ik gebruik nog geen

    vast model.

    Dat wel. Ik heb de

    woordentrap

    gebruikt. Verder nog

    niet, het schooljaar is

    net begonnen en

    we zijn pas bij het

    eerste thema.

    Tot nu toe heb ik

    die modellen nog

    niet gebruikt, maar

    het lijkt me zeker

    handig. Ik wil ze

    zeker allemaal

    uitproberen.

    Hangt u het ingevulde

    model zichtbaar op in

    de klas voor de

    leerlingen? Wat vindt u

    daar van?

    Nog niet gebruikt. We hebben het nog

    niet zichtbaar

    opgehangen.

    De woordspin hangt

    er vaak wel

    Nog niet gedaan

    dus

    Hangt u de

    aangeboden

    (thema)woorden voor

    de leerlingen zichtbaar

    op in je klas? Hoe doet

    u dat?

    Themawoorden

    hangen als

    woordkaarten op het

    prikbord.

    De aangeboden

    woorden hangen

    wel zichtbaar in de

    klas. We bevestigen

    ze op het prikbord.

    We maken wel een

    selectie uit de vele

    woorden.

    Die hangen op het

    Op het prikbord,

    zodat de kinderen

    ze kunnen zien.

  • prikbord, zichtbaar in

    de klas. Zo kun je er

    gemakkelijk na

    verwijzen. Maar met

    regelmaat halen we

    ze er weer af om

    mee te flitsen,

    werken of een

    andere werkvorm.

    Op welke manier

    herhaalt u de

    aangeboden

    woorden? Zijn dat

    verschillende

    werkvormen, routines

    en grafische modellen?

    Welke gebruikt u?

    Woordkaarten. De woorden worden

    tijdens een

    Coöperatieve

    spelles wel eens

    herhaald. Ook

    gebruik ik ze in een

    kleine kring tijdens

    de inloop voor de

    hulpgroepjes.

    Vooral veel

    herhalen. Via

    digibord,

    woordkaarten,

    uitbeelden,

    coöperatieve

    werkvormen, enz.

    Steeds met de

    woordkaartjes.

    Hoe worden de

    themawoorden

    gecontroleerd?

    Via spel memory

    bingo werkbladen

    ect. In de kleine kring.

    Ze worden

    gecontroleerd

    tijdens een

    kringgesprek in een

    kleine kring of als de

    woorden in een

    prentenboek

    voorkomen. Ook

    maken we

    werkbladen waarbij

    de kinderen

    sommige woorden

    kunnen stempelen.

    Veel herhalen en

    coöperatieve

    werkvormen. We

    gaan niet bij ieder

    kind ieder woord

    controleren.

    Dat vind ik nog

    lastig bij kleuters.

  • Zou u een andere

    aanpak kiezen voor

    het selecteren van

    woorden, die de

    kinderen per thema

    aangeboden krijgen?

    Graag een korte

    toelichting.

    Selectie door

    verbanden te leggen

    tussen de

    verschillende

    woorden.

    Nee, woordkaarten

    zijn erg belangrijk.

    De kinderen moeten

    kunnen zien waar

    we het over hebben.

    Nee, dit is duidelijk

    en helder. Woorden

    worden zo goed

    besproken en

    toegelicht. Kinderen

    hebben veel

    behoefte aan

    herhaling en op

    verschillende

    manieren. Zo blijft de

    kennis beter hangen.

    Nee, de aanpak is

    verder goed.

    Hoeveel tijd bent u

    ongeveer kwijt met het

    aanbieden van de

    woorden volgens het

    Viertaktmodel? Wat

    vindt u daarvan?

    Verklaar uw antwoord.

    Ik ga uit van ongeveer

    15 minuten per keer.

    Dit verschilt uiteraard

    wel.

    Ik heb me daar niet

    in verdiept. Wij

    besteden erg veel

    tijd aan goede

    communicatie met

    de kinderen.

    Dat wisselt. Het zit

    vaak verweven in

    allerlei dagelijks

    activiteiten. Het

    komt in ieder geval

    iedere dag minstens

    10 min aan bod.

    Herhaling is

    belangrijk, dus dat is

    zinvol.

    Heb ik nog niet

    gedaan.

    Wat kunt u al zeggen

    over de resultaten met

    deze manier van

    werken? Verklaar uw

    antwoord.

    Dit kan ik nu nog niet

    zeggen omdat

    vormen en kleuren

    prioriteit hadden.

    Door het aanbieden

    van woordkaarten

    zien en begrijpen de

    meeste kinderen wel

    wat er bedoeld

    wordt en zo merken

    we wel dat ze de

    woorden ook

    kunnen gebruiken

    als we er naar

    vragen.

    Geen oordeel.

    n.v.t.

  • Had u van te voren

    bepaalde

    verwachtingen ten

    aanzien van de

    afstudeeropdracht?

    Graag korte

    toelichting.

    Een aanvulling op de

    bestaande

    didactische

    werkvormen. Dit is wel

    uitgekomen.

    De verwachtingen

    die ik had was dat er

    vooreen aantal

    thema’s wat

    woordkaarten

    gemaakt zou

    worden en dat er

    een klein

    onderzoekje zou zijn

    hoe het is met de

    woordenkennis van

    4 / 5 jarigen.

    Nee, ik wist ervan,

    maar meer ook niet.

    Wat meer

    handvatten om

    woorden aan te

    leren.

    Eventuele op of

    aanmerkingen met

    betrekking tot dit

    afstudeerwerkstuk.

    Woordkaarten soms

    niet helemaal duidelijk

    wanneer je ze op het

    prikbord wil hangen.

    Ik heb nog weinig

    gekeken naar de

    verdere uitwerking.

    Ik vind wel dat je

    veel woordkaarten

    hebt gemaakt. Niet

    alle kaartjes zijn even

    duidelijk of

    pedagogisch

    verantwoord.

    Geen. Bij vragen van

    jou kant hoor ik het

    graag!

    Dit is een

    belangrijke

    opdracht,

    woordenschat is

    zwak hier in onze

    school.

  • Hitlijsten zoekmachines

    Zoekmachine: www.ijsselgroep.nl/kco

    Hits Abstract gelezen Hele artikel/document gelezen

    Woordenschatonderwijs 11074 47 3 Woordenschat bij kleuters 10906 51 4 Kagan coöperatief leren 5489 37 3 Hoe leren jonge kinderen 14204 48 2 Leerkrachtengedrag bij woordenschat

    12855 23 1

    Viertaktmodel vierfasen model 657 25 2 Verhallen, verschillende leerstijlen

    4075 10 2

    Krachtige leeromgeving 613 8 2 Onderzoekend leren 8068 64 1 Criteria woordenlijsten 339 21 1 Frequente woorden 1245 26 2 Werkvormen woordenschat 1622 57 3 Kleuters en woordenschat 122597 66 2 Coöperatief lesidee woordenschat

    1019 45 1

    Materialen woordenschat 1530 24 2

    Zoekmachine: scholar.google.com

    Hits Abstract gelezen Hele artikel/document gelezen

    Woordenschatonderwijs 138 45 3 Woordenschat bij kleuters 994 27 3 Kagan coöperatief leren 96 25 2 Hoe leren jonge kinderen 32800 64 2 Leerkrachtengedrag bij woordenschat

    1180 56 3

    Viertaktmodel vierfasen model

    1 1 1

    Verhallen, verschillende leerstijlen

    548 24 2

    Krachtige leeromgeving 1980 39 2 Onderzoekend leren 19200 47 3 Criteria woordenlijsten 3540 65 2 Frequente woorden 14400 44 2 Werkvormen woordenschat 581 24 3 Kleuters en woordenschat 994 23 2 Coöperatief lesidee woordenschat

    2119 67 3

    Materialen woordenschat 879 55 4