WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL April...
Transcript of WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL April...
-
Concept plan Christoffelschool
WOORDENSCHATONDERWIJS CHRISTOFFELSCHOOL
April 2013
Doel
Onderliggend doel
Uitbreiding woordenschat
Betere resultaten begrijpend lezen
Betere resultaten technisch lezen
Korte termijn doel
Streefdoel
Meetmoment
Leerling resultaten:
De leerlingen kennen 90% van de expliciet
aangeboden woorden (20 per week) in
ieder geval passief.
Leerling resultaten vanaf juni 2013:
Het percentage ruim onder het gemiddelde
en ver onder het gemiddelde (score IV en V)
op de woordenschattoets van LOVS moeten
in juni 2015 20% minder zijn t.o.v. de
resultaten van juni 2013
CITO woordenschat LOVS januari/juni groep
3-4
CITO Taal voor Kleuters groep 1-2
Leerkrachtcompetenties - De leerkracht maakt zich het
Viertaktmodel eigen
- De leerkracht kent grafische
modellen als ondersteuning bij de
aanbieding
- De leerkracht zet coöperatieve
werkvormen in bij het uitbreiden van
de woordenschat
Afspraken Alle teamleden van de school nemen
verantwoordelijkheid voor de implementatie
en werken systematisch en gericht aan hun
eigen competenties voor het vergroten van
de woordenschat van de leerlingen.
- Woorden kom uit nieuwsbegrip en
taalmethode. Evt uit zaakvakken en
beleving van de groep.
Woordenlijsten groep 1-2
(themaverwerking) Additioneel
Amsterdamse woordenlijst?
- Informatie delen en opslaan in de
map: woordenschat op de L-schijf
- Agenderen op bouwvergaderingen
- Zo nodig overleg
woordenschatcoördinator
-
Frequentie – uitvoering - Minimaal 20 woorden per week
- Groep 1-2 ….woorden per thema
- Elke klas heeft een vorm van een
woordmuur
- Minimaal 5 minuten per dag
consolideren
- Computerprogramma van de
methode en nieuwsbegrip structureel
inzetten
- Wegzetten in het rooster
Evaluatie - Tijdens een bouwvergadering juni
2013
- Tijdens een bouwvergadering in
oktober 2013
- Na CITO toets woordenschat in
januari en juni
-
Beginsituatie ten aanzien van het woordenschatonderwijs
In de groepen 1 en 2 wordt er niet structureel en consequent aandacht geschonken aan het
woordenschatonderwijs.
De leerkrachten op de Christoffelschool zijn niet allemaal op de hoogte van de theorie die er
aanwezig is over hoe kinderen taal en woorden verwerven. Bij de onderbouw wordt er niet
gewerkt vanuit een methode, maar wordt woordenschatonderwijs aangeboden aan de
hand van een thema. De introductie van een thema gebeurt dikwijls beschrijvend en niet
uitdagend en prikkelend genoeg. De woordselectie vindt plaats uit een bestaande lijst
namelijk, Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters en uit eigen ervaring. De themawoorden
krijgen de leerlingen beschrijvend aangeboden, wanneer er onduidelijkheden zijn wordt er
doorgevraagd. De voorkennis activeren krijgt veel tijd. Één van de leerkrachten waarbij een
observatie is verricht ten aanzien van de beginsituatie, biedt de leerlingen de woorden aan
met de themamap op schoot. Het valt op dat kinderen woorden wel kunnen benoemen,
maar dat de precieze betekenis ervan onduidelijk is. Onbekende woorden worden
aangeboden met behulp van prentenboeken en concreet materiaal. De uitjes uitbeelden
en uitleggen komen vaak aan de orde, maar het uitbreiden komt nauwelijks aan bod. Het
vele male herhalen van de woorden krijgt veel aandacht van de leerkrachten, maar uit de
observatie en vragenlijst blijkt dat dit veelal beschrijvend en aan de hand van bekende
spelletjes of structuren gebeurt. coöperatief leren wordt veel gebruikt. De aangeboden
woorden zijn nergens terug te vinden in de klas. Alleen de letters die de leerlingen krijgen
aangeboden, hangen aan de lettermuur.
Observatielijst Viertaktmodel woordenschat (voor de invoering) g v o
Voorbewerken: Introductie: De leerkracht roept een context op voor
de aan te leren woorden en betekenissen
X X
Semantiseren: De leerkracht verheldert de betekenis van een woord. X
Consolideren: De aangeboden woorden worden herhaald. X
Consolideren: De aangeboden woorden worden op een korte,
speelse manier herhaald (bijv. d.m.v. een spelletje)
X X
Controleren: De leerkracht gaat na in hoeverre de leerlingen de
woorden kennen.
X X
(Kuipers-Kampstra, 2011, p. 14)
Leerkrachten leggen op diverse manieren woorden uit aan de leerlingen, vaak is dat aan de
hand voorwerpen, afbeeldingen en beschrijvingen. Een enkele keer gebruiken zij een
prentenboek als ankerverhaal, maar doordat er te weinig boeken aanwezig zijn gebeurt dit
zelden.
Op de Christoffelschool wordt er gewerkt met het software programma Woordenstart. Dit is
een speciaal softwareprogramma voor jonge kinderen, waarin het viertaktmodel is
geïntergreerd. Het programma bestaat uit negen verschillende thema’s. Naast het woordenstart programma is er ook het bronnenboek Bas, ga je mee? Dit
bronnenboek is bedoeld om de taalontwikkeling van jonge kinderen in de kleuterperiode op
een speelse wijze te stimuleren. Bas is inmiddels vijf jaar geworden. De leefwereld van Bas
wordt groter. Hij gaat naar school, naar het strand, naar de markt en naar de speeltuin. In
Bas, ga je mee? wordt op zestien kleurrijke platen het alledaagse, maar kleurrijke gezinsleven
getekend. Samen met deze platen krijgen kinderen de gelegenheid om samen met Bas en
Marieke de wereld te verkennen. De kernwoorden die per thema behandeld worden, staan
onder de plaat en passen bij de belevingswereld. In de handleiding staan de verhalen die bij
de platen voorgelezen kunnen worden. Naast deze verhalen staan er ook bruikbare en
handige activiteiten in die uitgevoerd kunnen worden.
Ook doen de groepen 1 en 2 mee aan Boekenpret. Dit is een uitleensysteem, waarbij de
kinderen iedere week een boek kunnen lenen uit de schoolbieb. Dit boek mogen de
kinderen mee naar huis nemen, zodat zij samen met hun ouders, broers en zussen dit boek
kunnen lezen.
-
Samenvatting observaties
Korte samenvatting van alle drie de introducties:
Leerkracht 1 (A of M) Zij bespreekt de woordkaarten met de kinderen, wat is er te zien op de afbeeldingen? Zij
bevestigd niet of het goed of fout is wat de leerlingen zeggen. Daarna pakt ze het boek er bij
en vraagt of de leerlingen het boek kennen. Ze stelt vragen zoals: wat voor een dier zou Kiki
zijn?, waar zal het verhaal over gaan?, wat zal er gebeuren? De leerkracht leest het boek
“op de kop” voor, zodat de leerlingen de plaatjes goed kunnen zien. Staan er in het verhaal
moeilijke woorden, worden deze direct besproken met elkaar. Er worden ook veel concrete
voorbeelden gebruikt, wij hebben ook spanningen wanneer wij voor het eerst naar school
gaan enz. Nadat het verhaal is voorgelezen, bespreekt de leerkracht opnieuw de kaarten.
Dit maal zegt de leerkracht wat er op de kaarten te zien is, de leerlingen zeggen na. Elke
woordkaart wordt verduidelijkt met een concrete situatie, gebeurtenis of materiaal.
Leerkracht 2
De leerkracht heeft het boek op schoot. Ze verteld welk boek zij voor gaat lezen. De titel van
het boek wordt gekoppeld aan de leerlingen, zij gaan ook naar school. De kinderen kijken
naar het boek en geven antwoord op de vragen die de leerkracht stelt. Daarna bespreekt zij
de voorkant, achterkant, rug, schrijver enz. Zij leest het boek voor en laat naar elke gelezen
bladzijde de plaatjes zien. Staan er in het verhaal moeilijke woorden, dan vraagt de
leerkracht de betekenis aan de leerlingen, waarna de leerkracht deze nog verhelderd. De
voorbeelden en gebeurtenissen die in het boek staan, vertaald zij naar de klas. Nadat het
verhaal is voorgelezen bespreken zij het boek. Wat gebeurde er? Waarom gebeurde dat of
voelde zij zich zo enz.
Leerkracht 3
Zij begint met boekoriëntatie. Ze behandeld de kaarten wie, wat, waar, begin van het
verhaal, verhaal en eind verhaal. De kinderen kijken naar het boek en geven antwoord op
de vragen die de leerkracht stelt. Voordat zij antwoord mogen geven, krijgen zij DenkTijd.
DenkTijd hoort bij Coöperatief leren. De taalzwakkere leerlingen zitten bewust naast de
leerkracht. Zij leest het boek voor en laat naar elke gelezen bladzijde de plaatjes zien. Ook
gebruikt zij vele verschillende stemmetjes. Wanneer er moeilijke woorden in het verhaal staan,
legt de leerkracht dit uit. Ze zegt nog een keer speciaal voor de taal zwakke kinderen. Deze
leerlingen moeten ook het woord nazeggen, zodat zij dit woord opnemen in het geheugen.
Het verhaal wordt besproken aan de hand van de woordkaarten. De woordkaarten worden
nadat ze besproken zijn, op het prikbord geprikt. Als afsluiting zingen zij een liedje dat te
maken heeft met het thema naar school.
Samenvatting van de drie oefenvormen:
Leerkracht 1(A of M)
Zij maakt gebruik van een vertelboek. Het woord dat centraal staat: stoeprand. In het hele
verhaal komt in diverse situaties het woord stoeprand terug. De leerkracht leest het boek “op
de kop” voor, zodat de leerlingen de plaatjes goed kunnen zien. Moeilijke woorden zoals
hollen legt de leerkracht uit. Ze vroeg aan de kinderen of de kinderen konden hollen op hun
plek. Één leerling deed het voor en iedereen deed het na. Aan de hand van het verhaal
komen er diverse woorden aan de orde zoals stoeprand en zebrapad. Je ziet aan de mimiek
van de kinderen dat zij deze woorden al een keer gehoord hebben.
Leerkracht 2
Deze leerkracht maakte gebruik van een nonverbale receptieve oefening.
De leerkracht noemde een woord en de leerlingen moesten de afbeelding aanwijzen op het
prikbord. De leerkracht stelde vragen zoals: wat kun je daar doen? wat doe je er mee? waar
is dat? wat is dat? De leerlingen gaven antwoord op deze vragen. Op deze manier
koppelden de kinderen de afbeelding, woord en de “werkelijkheid” aan elkaar. Wanneer er
doorgevraagd werd reageerden de overige kinderen in de kring ook. Wanneer leerlingen
bepaalde afbeeldingen niet wisten, werden zij geholpen door andere leerlingen.
Leerkracht 3
De bingo activiteit deed zij met vier taalzwakke kinderen. De leerkracht bepreekte eerst met
de kinderende bingo kaarten. De leerkracht vroeg aan de kinderen of zij bepaalde
afbeeldingen op hen kaart hebben staan, wanneer dat het geval is moesten zij deze
-
afbeelding aanwijzen en nazeggen. De afbeeldingen werden ook allemaal gekoppeld aan
een situatie of voorwerp uit de klas. Dit is herkenbaar voor de kinderen. Na het bespreken
ging zij naar een praatplaat, die klaarstond op het touchscreen. De leerkracht wees
bepaalde dingen aan en stelde daarbij een vraag. De leerlingen antwoorden. Er werden
diverse vragen gesteld. Vragen zoals: wat heb je nodig voor….?, wat is…aan het doen? Enz.
De situaties en voorwerpen op de praatplaat werden vertaald naar de klas, zodat het voor
de taalzwakke kinderen concreet werd. Als controle activiteit gingen zij het spel spelen. Er
werd een meisje van groep 2 gevraagd of zij het spel wilde spelen met de kinderen. Je pakt
een kaartje, je zegt het woord, kinderen die het plaatje op hun kaart hebben staan moeten
het eerst na zeggen en dan pas mogen zij het kaartje op kop op de bingo kaart leggen. De
leerling van groep 2 hamerde er op dat de leerlingen het woord na zeiden.
-
Analyse na invoering Viertaktmodel
De leerkrachten vinden de nieuwe woordlijsten praktisch. Er is een duidelijk opbouw
aanwezig en zij kregen de ruimte om de woordlijsten aan te passen waar nodig. Uit de
vragenlijst en de persoonlijke gesprekken, kwam naar voren dat het werken met uitgewerkte
thema’s als prettig ervaren werd. Alle materialen zijn bij de hand en kan gepakt worden
wanneer het nodig is. Leerkrachten kregen meer inzicht in het bewust aanbieden van
woorden. De nieuwe woorden worden aangeleerd met behulp van afbeeldingen,
prentenboeken, woordkaarten en concreet materiaal. De woordkaarten worden voor veel
doeleinden gebruikt. Zo worden deze als visuele ondersteuning opgehangen of gebruikt
tijdens een kringactiviteit. Uit de observaties en vragenlijsten blijkt dat door de hoeveelheid
woordkaarten er maar een selectie wordt opgehangen. Uit het literatuuronderzoek komt
naar voren dat woorden meerdere malen aan bod moet komen.
Een goede didactische structuur hiervoor is het Viertaktmodel. Een voordeel van
Viertaktmodel is dat er gestructureerd woorden aangeleerd worden en dat elke fase aan
bod komt. Een nadeel is dat het aan het begin veel tijd kost om het te integreren in het
onderwijs. Leerkrachten van de Christoffelschool hebben kennis gemaakt met het
viertaktmodel. Deze manier van werken geeft de leerkrachten meer inzicht dan voorheen in
het bewust aanbieden, herhalen en controleren van woorden. Het viertaktmodel toepassen
kost even tijd, hoe vaker er mee gewerkt wordt, hoe meer tijdwinst er te behalen valt. Naast
de bekende structuren van het coöperatief leren wordt de woordspin ook veel gebruikt,
maar nieuwe uitdagende structuren en modellen blijven uit. Na het evalueren van het eerste
thema mistten de leerkrachten bruikbare handvatten ten opzichte van prentenboeken en
digitale websites. Deze feedback is direct verwerkt in de overige thema’s. De leerkrachten
gaven aan dat er bij elk thema een prentenboek centraal moet staan. Dit om dat het
belangrijk is voor de woordenschat, er is een beter contact is met de kinderen en er kan
daardoor veel interactie ontstaan.
Observatielijst Viertaktmodel woordenschat (voor de invoering) g v o
Voorbewerken: Introductie: De leerkracht roept een context op voor
de aan te leren woorden en betekenissen
X
Semantiseren: De leerkracht verheldert de betekenis van een woord. X
Consolideren: De aangeboden woorden worden herhaald. X
Consolideren: De aangeboden woorden worden op een korte,
speelse manier herhaald (bijv. d.m.v. een spelletje)
X
Controleren: De leerkracht gaat na in hoeverre de leerlingen de
woorden kennen.
X
(Kuipers-Kampstra, 2011, p. 14)
-
Vragenlijst nr. 1 + Inventarisatielijst
Woordenschatonderwijs
Beste collega’s,
Momenteel onderzoek ik de mogelijkheden ter verbetering van het
woordenschatonderwijs op Rkbs. Christoffelschool. Graag doe ik daarbij een beroep
op jullie medewerking, waarbij ik jullie wil vragen om onderstaande vragenlijst zo
goed mogelijk in te vullen naar de huidige situatie. De resultaten van deze vragenlijst
neem ik mee in mijn onderzoek. De antwoorden die jullie geven, zullen vertrouwelijk
behandeld worden.
Graag zie ik deze vragenlijst voor 4 maart 2013 in mijn postvak retour.
Alvast bedankt voor jullie medewerking!
Mariska Grievink
-
Bent u op de hoogte van de theorie hoe leerlingen woorden leren?
O Ja, ik ben er volledig van op de hoogte en kan aan een ander deze theorie
uitleggen.
O Ja, ik ben er gedeeltelijk van op de hoogte, ik heb er over gelezen of gehoord
en kan me het een en ander nog herinneren.
O Nee, ik ben er nauwelijks van op de hoogte, ik heb er ergens over gehoord of
gelezen maar kan het me niet meer precies herinneren.
O Nee, ik ben er niet van op de hoogte.
Op welke manier leert u de leerlingen nieuwe woorden aan? Woorden kunnen expliciet en impliciet aangeleerd worden. Expliciet is uitgebreid aan de hand van een methode.
Impliciet wil zeggen, dat deze woorden de hele schooldag aan de orde komen (synoniemennet, 2006-2013).
O Alleen op de expliciete manier tijdens de les van de methode.
O Vooral op de expliciete manier tijdens de les van de methode en een paar
keer
per week (niet meer dan 10 woorden per week) op de impliciete manier met
woorden die gedurende de schooldag langskomen.
O Alleen op de impliciete manier door woorden uit te leggen die gedurende de
schooldag langskomen.
O Vooral op de impliciete manier door woorden uit te leggen die gedurende de
schooldag langskomen en een paar keer week (niet meer dan 10 woorden
per week) ook op de expliciete manier.
O Anders namelijk:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Haalt u in het begin van de woordenschatles de voorkennis van de leerlingen
met betrekking tot de nieuwe woorden op?
O Ja, ik neem hier de tijd voor in de les.
O Ja, afhankelijk van de tijd die ik er voor heb in de les.
O Ja, maar het kan voorkomen dat ik dit een keer per thema
oversla.
-
O Nee, ik neem hier nauwelijks de tijd voor.
O Nee, ik neem hier geen tijd voor.
O Anders namelijk:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Op welke manier legt u de nieuwe woorden uit aan je leerlingen?
O Via de kinderen en zo nodig vul ik de antwoorden aan of leg ik ze zelf uit.
O Ik leg de woorden zelf uit.
O Anders, namelijk: ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Maakt u gebruik van de vier uitjes: uitleggen, uitbreiden, uitbeelden en
uitproberen in je uitleg aan de leerlingen?
Uitleggen: door het te omschrijven / beschrijven.
Uitbreiden: bijvoorbeeld u wilt het woord donker uitleggen, dan kunt u het woord licht daar
tegenoverzetten.
Uitbeelden: plaatjes en foto’s laten zien, het voordoen en uitproberen zoals in moddelen. Voorbeelden:
woordtrap, woordspin, woordparachute (Huizenga, 2005).
O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitleggen”.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitbreiden”.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
O Ja, ik maak gebruik van het begrip “uitbeelden”.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
-
O Ja, ik maak gebruik van de begrippen
“…………………………..en…………………………………”.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
O Nee, ik maak geen gebruik van de drie uitjes.
Maak je gebruik van strategieën om woordbetekenissen te achterhalen bij
de leerlingen? Een strategie is bijvoorbeeld een samengesteld woord uit elkaar halen
boomhut, is een hut in de boom.
O Ja, ik gebruik strategieën, meer dan 5x per week, om
woordbetekenissen te achterhalen.
O Ja, ik gebruik strategieën, meer dan 2x per week, om
woordbetekenissen te achterhalen.
O Nee, ik gebruik nauwelijks strategieën, minder dan 2x per week, om
woordbetekenissen te achterhalen.
O Nee, ik gebruik geen strategieën om woordbetekenissen te achterhalen
Geef je de aangeboden woorden in een model weer? Dit wordt ook wel
betekenisstructuur genoemd. Een model is bijvoorbeeld een woordtrap.
O Ja, ik geef alle aangeboden woorden elke week weer in een model.
O Ja, ik geef een aantal, minstens de helft van de aangeboden woorden per
week, weer in een model.
O Nee, ik geef nauwelijks, minder dan de helft van de aangeboden woorden
per
week, weer in een model.
O Nee, ik geef de aangeboden woorden niet weer in een model.
Bij nee, sla de onderstaande vraag over
-
Hang je het ingevulde model/betekenisstructuur zichtbaar op in de klas
voor de leerlingen?
O Ja.
O Nee.
Hang je de aangeboden (thema)woorden voor de leerlingen zichtbaar op in
je
klas?
O Ja.
O Nee
Herhaal je de aan de leerlingen aangeboden woorden?
O Ja, de woorden worden veel en veelzijdig, meer dan 3 keer, herhaald.
O Ja, de woorden worden minstens 2 keer herhaald.
O Ja, de woorden worden minder dan 2 keer herhaald.
O Nee, de woorden worden niet herhaald.
Bij nee, sla de onderstaande vraag over
Op welke manier herhaal je de aangeboden woorden?
O Door de leerlingen te vragen de aangeboden woorden uit te leggen.
O Via speelse en gevarieerde oefeningen met de aangeboden woorden.
O Anders, namelijk:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Controleer je de aangeboden woorden van de leerlingen met behulp van
een verwerking?
O Ja, na elk thema/project.
O Ja, na twee thema’s/projecten.
O Nee, niet.
O Anders, namelijk
………………………………………………………………………………………………………………………
-
Er bestaat een theorie over de wijze waarop je woorden selecteert, die
gedurende de schooldag aan bod komen. Ben je op de hoogte van deze
theorie?
O Ja, ik ben volledig op de hoogte en kan aan een ander deze theorie
uitleggen.
O Ja, ik ben gedeeltelijk op de hoogte, ik heb er over gelezen en kan me het
een en ander nog herinneren.
O Nee, ik ben er nauwelijks van op de hoogte, ik heb er ooit iets over gehoord of
gelezen maar kan het me niet meer precies herinneren.
O Nee, ik ben er niet van op de hoogte
Op welk moment leg je doorgaans de woorden aan de leerlingen uit bij
het lezen van een tekst?
O Voor het lezen van een tekst.
O Tijdens het lezen van een tekst.
O Na het lezen van een tekst.
O Anders, namelijk:
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Welke werkvormen worden er gebruikt, om nieuwe woorden aan te leren?
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Hoe komen jullie tot het selecteren van woorden die de kinderen per thema
moeten leren? ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
-
Wat vind je de sterke punten van het woordenschatonderwijs op Rkbs.
Christoffelschool? ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Waar liggen volgens jou de zwakke punten van het woordenschatonderwijs
op Rkbs. Christoffelschool ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Worden er woordenschattoetsen gebruikt? Zo ja, welke en bent U tevreden
over het resultaat? Zo nee, waarom niet? ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Eventuele op of aanmerkingen met betrekking tot woordenschat. ……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
-
Inventarisatielijst 1
Leerkracht 1 (I) Leerkracht 2 (A) Leerkracht 3 (Y)
Bent u op de hoogte van
de theorie hoe leerlingen
woorden leren?
Ja, gedeeltelijk Nee, ik ben er niet
van op de hoogte.
Nee, ik ben er
niet van op de
hoogte.
Op welke manier leert u
de leerlingen nieuwe
woorden aan?
Naar aanleiding van
een thema wordt
een woordenlijst
gemaakt Deze
woorden komen
expliciet aan de orde
en impliciet komen
woorden de hele
dag aan de orde.
Bij de groepen 1
en 2 worden de
woorden
aangeleerd door
ze aan te bieden
aan de hand van
plaatjes…en deze
in te zetten tijdens
de thema’s die
we behandelen.
Bij de
groepen 1 en
2 worden de
woorden
aangeleerd
door ze aan
te bieden aan
de hand van
plaatjes
Haalt u in het begin van
de woordenschat les de
voorkennis van de
leerlingen met betrekking
tot de nieuwe woorden
op?
Ja, maar het kan
voorkomen dat ik dit
een keer per thema
oversla.
Ja, ik neem hier de
tijd voor in de les.
Ik probeer dit
aan de hand
van
gebeurtenissen.
“Wie is er wel
eens naar het
strand
geweest.”
Op welke manier legt u
de nieuwe woorden uit
aan uw leerlingen?
B.v. 3 Dem. Materiaal (
Verteltafel) verhalen,
versjes, Touch screen,
woordkaarten,
memoryspelletjes,
spelletjes in de kring
b.v. wat is weg etc.
oefenvormen “Wat zeg
je.”
Zoals reeds eerder
vermeld, doen wij
dat vooral aan de
hand van platen,
boeken
aanschouwelijke
materialen/
voorwerpen.
Dit doen wij
aan de hand
van
afbeeldingen.
Maakt u gebruik van de
vier uitjes: uitleggen,
uitbreiden, uitbeelden en
uitproberen in uw uitleg
aan de leerlingen?
Uitleggen
kringgesprek
Uitbreiden
tegenstellingen en wat
zeg je
Uitbeelden
woordspin,
touchscreen en
woordkaarten
Uitleggen en
uitbeelden
Uitleggen en
uitbeelden
Maakt u gebruik van
strategieën om
woordbetekenissen te
achterhalen bij
de leerlingen
Ja, ik gebruik
strategieën, meer dan
2x per week, om
woordbetekenissen te
achterhalen.
Nee, ik gebruik
nauwelijks
strategieën, minder
dan 2x per week,
om
woordbetekenissen
te achterhalen.
Ik probeer zo
vaak mogelijk
een strategie te
gebruiken.
Geeft u de aangeboden
woorden in een model
weer? Dit wordt ook wel
betekenisstructuur
Ja, ik geef alle
aangeboden woorden
elke week weer in een
model.
Nee, ik geef
nauwelijks, minder
dan de helft van de
aangeboden
Af en toe.
-
genoemd. woorden per week,
weer in een model.
Hangt u het ingevulde
model/betekenisstructuur
zichtbaar op in de klas
voor de leerlingen.
Ja.
- De woordspin
hang ik op.
Hangt u de aangeboden
(thema)woorden voor de
leerlingen zichtbaar op in
je
klas?
Ja. - -
Herhaalt u de aan de
leerlingen aangeboden
woorden?
Ja, de woorden
worden veel en
veelzijdig, meer dan 3
keer per week
herhaald.
Ja, de woorden
worden veel en
veelzijdig, meer dan
3 keer, herhaald.
Ja ik herhaal
de woorden
veelzijdig.
Op welke manier herhaalt
u de aangeboden
woorden?
Via speelse en
gevarieerde
oefeningen met de
aangeboden woorden.
Via speelse en
gevarieerde
oefeningen met de
aangeboden
woorden.
Via diverse
oefeningen.
Controleert u de
aangeboden woorden
van de leerlingen met
behulp van een
verwerking?
Ja, na elk
thema/project.
Ja, na elk
thema/project.
Ja.
Er bestaat een theorie
over de wijze waarop u
woorden selecteert, die
gedurende de schooldag
aan bod komen. Bent u
op de hoogte van deze
theorie?
Ja, ik ben gedeeltelijk
op de hoogte, ik heb er
over gelezen.
Nee, ik ben er niet
van op de hoogte.
Nee.
Op welk moment legt u
doorgaans de woorden
aan de leerlingen uit bij
het lezen van een tekst?
Voor een aantal
woorden en na een
verhaal.
Na het lezen van
een tekst,
regelmatig stel ik
vragen aan de
hand van het
verhaal.
Na het lezen
van een
verhaal.
Welke werkvormen
worden er gebruikt, om
nieuwe woorden aan te
leren?
Grote-kleine kring,
Coöperatieve
werkvormen.
Opdrachten tijdens
werkles.
Aanbieden tijdens
instructiegroepje
inloop, of klassikaal.
Verwerking in
thema’s.
Coöperatief,
kleine en grote
kring.
Hoe komen jullie tot het
selecteren van woorden
die de kinderen per
thema moeten leren?
We maken een
indeling in makkelijke
en moeilijke woorden.
Kijken naar de
Amsterdamse lijst en
kijken of allen woorden
die in de Cito taal aan
Aan de hand van
de woorden die
aan bod komen in
de taaltoets en
woorden die
aangegeven
worden in de map
Tijdens elk
thema overleg
maken wij een
woordenlijst
met woorden
die de kinderen
aangeboden
-
de orde komen ook
aan bod komen.
van leskist.nl, en
eigen ervaring.
krijgen.
Wat vindt u de sterke
punten van het
woordenschatonderwijs
op Rkbs. Christoffelschool?
Ik werk hier ook pas
een jaar en vind dit
moeilijk te
beantwoorden. Wel
vind ik de opzet van
taalstimulering erg
positief.
We kunnen met de
kinderen het
programma
woordenstart
gebruiken in de
groepen 1 en 2 ,
We mogen de
thema mappen van
leskist.nl
aanschaffen en
daarin staat veel
uitgewerkt.
De
taalstimulering
en het
computerprogr
amma
woordenstart.
Waar liggen volgens u de
zwakke punten van het
woordenschatonderwijs
op Rkbs. Christoffelschool
Voor de onderbouw:
Consequent aandacht
voor de woordenschat
geven.
We leggen geen
vaste woordenlijst
aan die elk thema
weer terugkomen
…We kopen te
weinig nieuwe
boeken die
aansluiten bij de
thema’s.
Niet
consequent
genoeg
aandacht
besteden aan
woordenschat.
Worden er
woordenschattoetsen
gebruikt? Zo ja, welke en
bent u tevreden over het
resultaat? Zo nee, waarom
niet?
In de onderbouw: Cito
Taal
Bij het programma
van Tamira en Tom
staan ook toetsen.
Die worden te
weinig gebruikt, en
gecontroleerd.
In de
verschillende
soorten
toetsen.
Eventuele op of
aanmerkingen met
betrekking tot
woordenschat
Uit onderzoek blijkt dat
de Achterhoek slecht
scoort t.a.v. de
woordenschat dus……
Veel zelf blijven
voorlezen en te
vaak de
prentenboeken
laten zien op de
touchscreen. Een
uitdagende
leeshoek inrichten.
Besteedt veel
aandacht aan
woordenschato
nderwijs in de
toekomst.
-
Vragenlijst nr. 2 + Inventarisatielijst
Woordenschatonderwijs
Beste collega’s,
Momenteel onderzoek ik de mogelijkheden ter verbetering van het
woordenschatonderwijs op Rkbs. Christoffelschool. Graag doe ik daarbij een beroep
op jullie medewerking, waarbij ik jullie wil vragen om onderstaande vragenlijst zo
goed mogelijk in te vullen naar de huidige situatie. De resultaten van deze vragenlijst
neem ik mee in mijn onderzoek. De antwoorden die jullie geven, zullen vertrouwelijk
behandeld worden.
Graag zie ik deze vragenlijst voor 24 september 2013 retour.
Alvast bedankt voor jullie medewerking!
Mariska Grievink
-
Hoe vindt u de nieuwe samengestelde woordenlijsten? Verklaar uw antwoord.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Had u bepaalde verwachtingen ten aanzien van de nieuwe woordenlijsten?
Graag een korte toelichting.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Zijn er volgens u genoeg themawoorden aan bod gekomen? Waren het er te veel/ te weinig,
te makkelijk of juist te moeilijk?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Wat zijn uw bevindingen ten aanzien van het werken met de uitgewerkte thema’s? Werkt het
prettig, mist u nog wat etc.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Op welke manier leert u de leerlingen nu de nieuwe woorden aan?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Is de gedachte over hoe u de voorkennis wilt activeren bij de leerlingen veranderd?
Graag korte toelichting
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
-
Zou u standaard bij elk thema een prentenboek willen gebruiken? Waarom wel/niet
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Geeft u de aangeboden woorden nu meer in modellen zoals woordenstarter en woordentrap
weer, nu u weet welke u kunt gebruiken? Welke modellen gebruikt u?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Hangt u het ingevulde model zichtbaar op in de klas voor de leerlingen? Wat vindt u daar
van?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Hangt u de aangeboden (thema)woorden voor de leerlingen zichtbaar op in je klas? Hoe
doet u dat?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Op welke manier herhaalt u de aangeboden woorden? Zijn dat verschillende werkvormen,
routines en grafische modellen? Welke gebruikt u?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Hoe worden de themawoorden gecontroleerd?
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
-
Zou u een andere aanpak kiezen voor het selecteren van woorden, die de kinderen per
thema aangeboden krijgen? Graag een korte toelichting.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Hoeveel tijd bent u ongeveer kwijt met het aanbieden van de woorden volgens het
Viertaktmodel? Wat vindt u daarvan? Verklaar uw antwoord.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Wat kunt u al zeggen over de resultaten met deze manier van werken? Verklaar uw
antwoord.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Had u van te voren bepaalde verwachtingen ten aanzien van de afstudeeropdracht?
Graag korte toelichting.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
Eventuele op of aanmerkingen met betrekking tot dit afstudeerwerkstuk.
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………
-
Inventarisatielijst 2
Leerkracht 1 Leerkracht 2 + duo
collega
Leerkracht 3 (Y)
Hoe vindt u de nieuwe
samengestelde
woordenlijsten?
Verklaar uw antwoord.
Woordenlijst heel
praktisch. Sommige
woorden wel moeilijk
en er waren er wel erg
veel.
Je hebt in ieder
geval een begin
gemaakt met de lijst.
Wij kunnen die dan
waar nodig
aanvullen.
De hoeveelheid
woordkaarten is erg
veel. Je kunt ook
woorden aanbieden
zonder de
woordkaarten.
Ze zien er goed uit
en de kinderen
vinden de
afbeeldingen erg
leuk.
Had u bepaalde
verwachtingen ten
aanzien van de nieuwe
woordenlijsten? Graag
een korte toelichting.
Een aanvulling op de
bestaande
woordenlijsten. Dit is
wel uitgekomen.
Nee. Het zijn vaak
woorden die heel
algemeen en voor
de hand liggen.
We werken altijd al
met woordenlijsten,
dus ik verwachtte
een zelfde
voortzetting
In verband met
woordenschat
onderwijs,
verwacht ik wel
dat de woorden
aan de eisen
voldoen.
Zijn er volgens u
genoeg
themawoorden aan
bod gekomen? Waren
het er te veel/ te
weinig, te makkelijk of
juist te moeilijk?
Het aantal woorden
was wel erg veel.
De kaartjes zijn in
ieder geval van de
meest voor de hand
liggende thema’s en
van thema’s die elk
jaar weer terug
komen. Het aantal
kaartje was wel erg
veel. Jammer dat
sommige
afbeeldingen wat
onduidelijk zijn.
Verder is het goed
dat er onderscheid
wordt gemaakt
tussen werkwoorden,
zelfstandige
naamwoorden en
overige woorden.
Het aantal
themawoorden is
voldoende, de
woorden gaan
van makkelijk naar
moeilijk. Dat is ook
de bedoeling.
-
Wat zijn uw
bevindingen ten
aanzien van het
werken met de
uitgewerkte thema’s?
Werkt het prettig, mist u
nog wat etc.
Ik miste een aanbod
van sites die we
kunnen gebruiken met
spellen voor de kring
en of verwerking
tijdens de werk les.
Het werken met
uitgewerkte thema’s
werkt erg prettig, Je
hebt alles direct bij
de hand en kunt het
pakken als je er mee
wilt werken.
Op zich goed, maar
zoals al is gezegd
moet het nog wat
concreter. Dus welke
website wordt
bedoeld, welk boek
en waar te vinden.
Concrete
voorbeelden zijn
belangrijk, anders
wordt het te
algemeen.
Verder bevalt het
goed, het scheelt
ons toch weer tijd
om uit te werken.
We misten vooral
concrete dingen
als boekenlijsten
en aangeven
welke sites. Dus
vooral die dingen
benoemen.
Op welke manier leert
u de leerlingen nu de
nieuwe woorden aan?
Naar aanleiding van
een verhaal, versje en
of liedje. Verwerking in
de grote kring d.m.v.
woordkaarten,
werkbladen ( Voor-
extra instructie kleine
kring)
Herhalen d.m.v.
spellen: Bingo,
memory spellen op
Touch screen. Soms
coöperatief ander
keer kleine en of grote
kring.
Dit gebeurt veelal
door
plaatjes/kaartjes/ of
voorwerpen te laten
zien , De dingen
moeten concreet
gemaakt worden.
Dat wisselt. Vaak
introduceren we een
thema en maken we
met de kinderen een
woordspin. Of een
prentenboek staat
centraal. Dan
komen de woorden
daar al in voor.
Daarna herhaal je
de woorden
spelenderwijs.
Met de kaartjes
erbij, dat is erg
belangrijk. Zo
wordt het
concreet voor de
kinderen
Is de gedachte over
hoe u de voorkennis
wilt activeren bij de
Nee, Deze
werkvormen gebruikte
we al.
Vaak worden de
thema’s aan de
hand van concrete
Ja, ik deed dat
nooit echt bewust.
Het kwam wel aan
-
leerlingen veranderd?
Graag korte
toelichting.
dingen
aangeboden. De
voorkennis wordt bij
de kinderen
geactiveerd door ze
er eerst over te laten
vertellen wat ze al
weten.
de orde maar niet
zo bewust.
Zou u standaard bij elk
thema een
prentenboek willen
gebruiken? Verklaar
uw antwoord.
Dit deed ik al. Ik maak graag
gebruik van
prentenboeken
omtrent een thema
omdat ik graag
voorlees en zie dat
de kinderen op deze
manier erg geboeid
kunnen zijn. Je hebt
beter contact met
de kinderen en kunt
een interactie
houden.
Ja, dat vind ik erg
belangrijk. Ook wil
ik het verhaal
vaker voorlezen.
Dat is belangrijk
voor de
woordenschat.
Geeft u de
aangeboden woorden
nu meer in modellen
zoals woordenstarter
en woordentrap weer,
nu u weet welke u kunt
gebruiken? Welke
modellen gebruikt u?
Deze heb ik nog niet
gebruikt daar bij het
thema school de
kleuren en de vormen
prioriteit hadden.
Ik gebruik nog geen
vast model.
Dat wel. Ik heb de
woordentrap
gebruikt. Verder nog
niet, het schooljaar is
net begonnen en
we zijn pas bij het
eerste thema.
Tot nu toe heb ik
die modellen nog
niet gebruikt, maar
het lijkt me zeker
handig. Ik wil ze
zeker allemaal
uitproberen.
Hangt u het ingevulde
model zichtbaar op in
de klas voor de
leerlingen? Wat vindt u
daar van?
Nog niet gebruikt. We hebben het nog
niet zichtbaar
opgehangen.
De woordspin hangt
er vaak wel
Nog niet gedaan
dus
Hangt u de
aangeboden
(thema)woorden voor
de leerlingen zichtbaar
op in je klas? Hoe doet
u dat?
Themawoorden
hangen als
woordkaarten op het
prikbord.
De aangeboden
woorden hangen
wel zichtbaar in de
klas. We bevestigen
ze op het prikbord.
We maken wel een
selectie uit de vele
woorden.
Die hangen op het
Op het prikbord,
zodat de kinderen
ze kunnen zien.
-
prikbord, zichtbaar in
de klas. Zo kun je er
gemakkelijk na
verwijzen. Maar met
regelmaat halen we
ze er weer af om
mee te flitsen,
werken of een
andere werkvorm.
Op welke manier
herhaalt u de
aangeboden
woorden? Zijn dat
verschillende
werkvormen, routines
en grafische modellen?
Welke gebruikt u?
Woordkaarten. De woorden worden
tijdens een
Coöperatieve
spelles wel eens
herhaald. Ook
gebruik ik ze in een
kleine kring tijdens
de inloop voor de
hulpgroepjes.
Vooral veel
herhalen. Via
digibord,
woordkaarten,
uitbeelden,
coöperatieve
werkvormen, enz.
Steeds met de
woordkaartjes.
Hoe worden de
themawoorden
gecontroleerd?
Via spel memory
bingo werkbladen
ect. In de kleine kring.
Ze worden
gecontroleerd
tijdens een
kringgesprek in een
kleine kring of als de
woorden in een
prentenboek
voorkomen. Ook
maken we
werkbladen waarbij
de kinderen
sommige woorden
kunnen stempelen.
Veel herhalen en
coöperatieve
werkvormen. We
gaan niet bij ieder
kind ieder woord
controleren.
Dat vind ik nog
lastig bij kleuters.
-
Zou u een andere
aanpak kiezen voor
het selecteren van
woorden, die de
kinderen per thema
aangeboden krijgen?
Graag een korte
toelichting.
Selectie door
verbanden te leggen
tussen de
verschillende
woorden.
Nee, woordkaarten
zijn erg belangrijk.
De kinderen moeten
kunnen zien waar
we het over hebben.
Nee, dit is duidelijk
en helder. Woorden
worden zo goed
besproken en
toegelicht. Kinderen
hebben veel
behoefte aan
herhaling en op
verschillende
manieren. Zo blijft de
kennis beter hangen.
Nee, de aanpak is
verder goed.
Hoeveel tijd bent u
ongeveer kwijt met het
aanbieden van de
woorden volgens het
Viertaktmodel? Wat
vindt u daarvan?
Verklaar uw antwoord.
Ik ga uit van ongeveer
15 minuten per keer.
Dit verschilt uiteraard
wel.
Ik heb me daar niet
in verdiept. Wij
besteden erg veel
tijd aan goede
communicatie met
de kinderen.
Dat wisselt. Het zit
vaak verweven in
allerlei dagelijks
activiteiten. Het
komt in ieder geval
iedere dag minstens
10 min aan bod.
Herhaling is
belangrijk, dus dat is
zinvol.
Heb ik nog niet
gedaan.
Wat kunt u al zeggen
over de resultaten met
deze manier van
werken? Verklaar uw
antwoord.
Dit kan ik nu nog niet
zeggen omdat
vormen en kleuren
prioriteit hadden.
Door het aanbieden
van woordkaarten
zien en begrijpen de
meeste kinderen wel
wat er bedoeld
wordt en zo merken
we wel dat ze de
woorden ook
kunnen gebruiken
als we er naar
vragen.
Geen oordeel.
n.v.t.
-
Had u van te voren
bepaalde
verwachtingen ten
aanzien van de
afstudeeropdracht?
Graag korte
toelichting.
Een aanvulling op de
bestaande
didactische
werkvormen. Dit is wel
uitgekomen.
De verwachtingen
die ik had was dat er
vooreen aantal
thema’s wat
woordkaarten
gemaakt zou
worden en dat er
een klein
onderzoekje zou zijn
hoe het is met de
woordenkennis van
4 / 5 jarigen.
Nee, ik wist ervan,
maar meer ook niet.
Wat meer
handvatten om
woorden aan te
leren.
Eventuele op of
aanmerkingen met
betrekking tot dit
afstudeerwerkstuk.
Woordkaarten soms
niet helemaal duidelijk
wanneer je ze op het
prikbord wil hangen.
Ik heb nog weinig
gekeken naar de
verdere uitwerking.
Ik vind wel dat je
veel woordkaarten
hebt gemaakt. Niet
alle kaartjes zijn even
duidelijk of
pedagogisch
verantwoord.
Geen. Bij vragen van
jou kant hoor ik het
graag!
Dit is een
belangrijke
opdracht,
woordenschat is
zwak hier in onze
school.
-
Hitlijsten zoekmachines
Zoekmachine: www.ijsselgroep.nl/kco
Hits Abstract gelezen Hele artikel/document gelezen
Woordenschatonderwijs 11074 47 3 Woordenschat bij kleuters 10906 51 4 Kagan coöperatief leren 5489 37 3 Hoe leren jonge kinderen 14204 48 2 Leerkrachtengedrag bij woordenschat
12855 23 1
Viertaktmodel vierfasen model 657 25 2 Verhallen, verschillende leerstijlen
4075 10 2
Krachtige leeromgeving 613 8 2 Onderzoekend leren 8068 64 1 Criteria woordenlijsten 339 21 1 Frequente woorden 1245 26 2 Werkvormen woordenschat 1622 57 3 Kleuters en woordenschat 122597 66 2 Coöperatief lesidee woordenschat
1019 45 1
Materialen woordenschat 1530 24 2
Zoekmachine: scholar.google.com
Hits Abstract gelezen Hele artikel/document gelezen
Woordenschatonderwijs 138 45 3 Woordenschat bij kleuters 994 27 3 Kagan coöperatief leren 96 25 2 Hoe leren jonge kinderen 32800 64 2 Leerkrachtengedrag bij woordenschat
1180 56 3
Viertaktmodel vierfasen model
1 1 1
Verhallen, verschillende leerstijlen
548 24 2
Krachtige leeromgeving 1980 39 2 Onderzoekend leren 19200 47 3 Criteria woordenlijsten 3540 65 2 Frequente woorden 14400 44 2 Werkvormen woordenschat 581 24 3 Kleuters en woordenschat 994 23 2 Coöperatief lesidee woordenschat
2119 67 3
Materialen woordenschat 879 55 4