Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

28
Amsterdam huilt De Amsterdamse volkshuisvesting 1970–2005 1 EEN UITGAVE VAN DIENST WONEN IN VIJF DELEN 1970–1978

description

Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Transcript of Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Page 1: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Amsterdam huiltDe Amsterdamse volkshuisvesting 1970–2005

1EEN UITGAVE VAN

DIENST WONEN

IN VIJF DELEN

1970

–197

8

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:omslag maart 07-03-2008 11:41 Pagina 3

Page 2: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Demonstratie in Amster -dam tegen de woning-nood, mei 1966, georga-niseerd door devrijgezellenbond en dehuurdersvereniging. Indie jaren kwamen al-leenstaanden en jongge-huwden amper voor eenwoning in aanmerking. S

paa

rn

es

tad

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:omslag maart 07-03-2008 11:41 Pagina 4

Page 3: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Begin jaren zeventig creëerden de krakers in de Nieuw-

marktbuurt hun eigen wooncultuur, kritisch gadegeslagen

door de oorspronkelijke bewoners. De kleurige raamkozij-

nen en ongeboende stoepen konden hen niet bekoren.

Feesten moesten uitkomst brengen. Op zo’n feest in de

Smederij in 1971 zong de Amsterdamse volkszangeres

Zwarte Riek (Rika Jansen) het lied ‘Amsterdam huilt’. De

zaal werd er koud van. Het lied gaat over de deportaties in

deze voormalige jodenbuurt. Maar een beetje leek het ook

te gaan over de grootschalige sloop die de gemeente in die

jaren voor de totaal verpauperde buurt op het programma

had staan.

Amsterdam huilt – die titel gaven we ook mee aan de

eerste aflevering van ‘De Amsterdamse volkshuisvesting

1970–2005 in vijf delen’. Deze uitgave in tijdschriftvorm van

de Dienst Wonen is een vervolg op het boek Ik moet naar een

kleinere woning omzien, want mijn gezin wordt te groot, van de

hand van Egbert Ottens. Van 1972 tot 2007 was Ottens

directiesecretaris bij de Dienst Wonen en de voorlopers

daarvan. In het begin van zijn dienstverband beschreef hij

de periode 1850–1970, als slot van zijn dienstverband legde

hij de laatste 35 jaar vast. De journalisten Hansje Galesloot

en Johan van der Tol hebben zijn manuscript bewerkt en

aangevuld met interviewfragmenten.

Reacties op de teksten, in de vorm van eigen herinneringen

of kritische commentaren, zijn zeer welkom op www.wo-

nen.amsterdam.nl.

2

8

16

OmslagfotoKattenburg op de Oos-telijke Eilanden was deeerste volksbuurt diewerd gesaneerd. Jaren-lang stonden bouwval-lige panden op sloopte wachten. De matevan verloedering is nuondenkbaar.

Barry Stokvis/Hollandse

Hoogte

De Amsterdamse volkshuisvesting 1970–2005 in vijf delen

Deel 1: Amsterdam huilt(1970–1978)

Een verkrotte,leeglopende stadIn 1970 waren de Amsterdamsevolkswijken totaal verpauperd.Hele straten waren dichtge-spijkerd. Maar liefst 140.000woningen moesten opgeknaptof vervangen worden. Die fy-sieke opgave was de gemeenteboven het hoofd gegroeid.

Slagveld in deNieuwmarktbuurtDe Nieuwmarktbuurt was in dejaren zestig zo vervallen datveel huizen leegstonden. Jon-geren kraakten die panden. Zijorganiseerden het verzet tegende sloop van de buurt, uitmon-dend in heftige ontruimingsrel-len in 1975.

Oproer in deoude wijkenOp het stadhuis vond men denegentiende-eeuwse wijkennaargeestig, men wilde ervanaf. De moderne tijd vroeg omlicht, lucht en ruimte, om flatsin het groen. Zo moest de heleDapperbuurt tegen de vlakte.Maar in 1977 lukte het in dezebuurt een omslag te bereiken.

En verder13 Redding Pintohuis keerpunt14 Jongeren eisen eigen woon-

ruimte20 Corporaties redden Dap-

perbuurt23 Huurstrijd van communis-

ten en krakers

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 1

Page 4: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

2 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Historische wijken aan verpaupering ten prooi

1970: een verkrotte, leeglopende stadRond 1970 leek Amsterdam alle greep op het volkshuisves-tingsbeleid kwijt te zijn. En dat terwijl de gemeente tocheen rijke traditie van daadkrachtig ingrijpen op woongebiedkende. Dankzij dat beleid beschikte Amsterdam over eengrote hoeveelheid sociale huurwoningen. Maar de kwaliteitdaarvan in de oude stad was in de jaren zeventig bedroe-vend. Hoe had het zo ver kunnen komen?

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 2

Page 5: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 3

Dichtgetimmerde hui-zen met geitenstallenop de begane grond,aan de Tweede Kost -verlorenkade in 1973. K

oe

n W

es

sin

g/H

oll

an

ds

e H

oo

gt

e

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 3

Page 6: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Naargeestig was de aanblik vande Amsterdamse volkswijken in dejaren zestig en zeventig. Hele rijen

panden waren dichtgetimmerd of dichtge-metseld, soms met bordjes ‘onbewoonbaarverklaard’ zoals die toen nog bestonden.Her en der zaten gaten in de gevelwandwaar een bouwvallig huis al was gesloopt.Op de braakliggende terreintjes hooptezich vuil op. In gammele onderstukkenhadden bedrijfjes tijdelijk hun intrek geno-men. De stoepen waren vuil, de voordeurenverveloos, de trappenhuizen uitgewoond.

Beelden van dit slag zijn vandaag de dagin Amsterdam ondenkbaar geworden. In35 jaar volkshuisvesting heeft de stad eenmetamorfose ondergaan.

Vervallen stadRond 1970 was zeventien procent van hetsociale woningbestand in Amsterdam zoslecht dat sloop nog de enige oplossingwas. Dat lot stond 44.000 woningen tewachten, van de in totaal 260.000 huurwo-ningen. Nog eens 100.000 woningen moes-ten ingrijpend worden gerenoveerd. Dezecijfers bij elkaar genomen, was ruim dehelft van de sociale huurwoningen erslecht tot zeer slecht aan toe. Hun bewo-ners zouden vroeg of laat moeten verhui-zen. In totaal ging het om ruim 140.000 wo-ningen die vervangen of opgeknaptmoesten worden. Zonder overdrijving kunje stellen dat Amsterdam toen een verval-len stad was.

De fysieke opgave was de gemeente in dejaren zestig boven het hoofd gegroeid, ookal omdat ze worstelde met een visie op deaanpak. Door de besluiteloosheid zette hetverval steeds verder door. Lastig was daar-bij dat het in diverse wijken merendeelsom particulier woningbezit van kleine be-leggers ging. Maar ook woningen uit degordel ’20–’40 (bijvoorbeeld in de IndischeBuurt en de Baarsjes) die in handen warenvan corporaties en gemeente, waren hardaan een opknapbeurt toe.

Het eigen-woningbezit, tegenwoordigeen motor in de revival van oudere wijken,stond destijds in Amsterdam nog in de kin-derschoenen. Door de sterk stijgende hy-potheekrente in de jaren zeventig, gevoegdbij de aversie van de gemeente tegen hetsplitsen van panden, kwam hier aanvanke-lijk nog geen verandering in. De gemeente-lijke overheid stond er dus alleen voor, metde woningcorporaties in deze periode noglouter als uitvoerders van het ten stadhuizeuitgedachte bouw- en renovatiebeleid.

Brandgevaarlijke pensionsHoewel de bouwstroom op nieuwe locatiesaan de rand van de stad nog tot eind jarenzeventig zou aanhouden, wilde het woning-

tekort maar niet wijken. De ongeduldigegeneratie van de babyboomers voegde zichop de toch al gespannen woningmarkt, inde gedaante van studenten en andere al-leenwonende jongeren. In het woning-bouwprogramma ontbrak aandacht voordeze groepen; het was vooral op gezinnengericht. Jongeren hadden pas vanaf hun27ste recht op zelfstandige woonruimte.

Ook een stroom gastarbeiders uit Turkijeen Marokko begon zich in de stad te vesti-gen. Zij namen in de negentiende-eeuwsewijken genoegen met onderkomens waarAmsterdammers hun neus voor ophaal-den. Huisjesmelkers slaagden erin hunverkrotte etagewoningen, buiten de distri-butieregels om, aan de nieuwkomers te

4 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Wim

Ru

igr

ok

Een bewoner leunt in deKleine Kattenburger-straat in de deurope-ning van zijn dicht -getimmerde woning,1966. Op Kattenburgging bijna alles tegende vlakte.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 4

Page 7: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

slijten. Anderen bouwden in allerijl hunpanden in deze wijken om tot pensions.Een lucratieve bezigheid voor de profiteursvan de woningnood. De brandveiligheidwas ver te zoeken. Sommige overbevolktepensions brandden uit, met dodelijkeslachtoffers. Ook grote bedrijfscomplexenin de stad kwamen leeg te staan en trokkenbewoners voor wie in het gangbare distri-butiebeleid geen ruimte was. Eerst werdendeze percelen gekraakt.

Tegelijkertijd verlieten duizenden Suri-namers hun land voordat de voormaligekolonie zelfstandig werd in 1975. Velenvestigden zich in de Bijlmermeer, de toennet opgeleverde nieuwbouwwijk. Door dehoge huurprijzen en door het woonmilieudat Amsterdammers niet kon charmeren,stonden daar duizenden appartementenleeg. De nieuwkomers huurden of kraak-ten een woning, of trokken bij familie in,met bomvolle appartementen en veel over-last als resultaat. Op 1 januari 1976 warenvan de krap veertigduizend inwoners vande Bijlmer bijna achtduizend afkomstiguit Suriname. In heel Amsterdam woon-den toen al meer dan dertigduizend Suri-namers. Vaak huurden ze, net als de gast-arbeiders, een woonruimte per kamer ofzelfs per bed.

Arm als een kerkratNee, het was niet fijn wonen in grote delenvan Amsterdam rond 1970. Het was zo uitde hand gelopen door de fixatie van de ge-meente op nieuwbouw. Gezien de urgentewoningnood van na de oorlog had Amster-dam zich in de wederopbouwjaren geheelgericht op het regisseren van de bouw-stroom in de uitbreidingswijken (achter-eenvolgens Westelijke Tuinsteden, Buiten-veldert, Noord en Bijlmer). Nog tot ver inde jaren zestig ging alle energie van destadsplanners en volkshuisvesters hier-naar uit. Aandacht voor het oudere deelvan de stad was er volledig bij ingeschoten,ook al omdat vele politici en ambtenaren

de negentiende-eeuwse wijken maar be-dompte en verouderde woonomgevingenvonden. Op het stadhuis tilde menigeenniet zwaar aan het verloederingsproces,omdat men toch een grootscheepse sane-ring de beste oplossing vond.

Toen men inzag dat de stadse woonpro-blematiek niet langer te negeren viel, be-vond de gemeente zich inmiddels in zwaarweer. In 1965 trad Wim Polak, de latereburgemeester, aan als wethouder van Fi-nanciën en sprak in zijn installatierede degedenkwaardige woorden: “Wie ben ik datik zo’n groot tekort mag beheren?” Am-sterdam had in deze periode een jaarlijksbegrotingstekort van tegen de honderdmiljoen gulden. Toen Polak in de zomerva-kantie van het jaar daarop in Schotland opvakantie was, belde hij om de haverklapnaar het stadhuis om te horen of er alweergenoeg geld in kas zat om de ambtenarente betalen. Amsterdam was zo arm als een

kerkrat, ook nog in de jaren zeventig. Toendezelfde Wim Polak in 1973 staatssecreta-ris van Financiën werd, kreeg hij de kansiets aan de financiële misère van de grotesteden te doen. Amsterdam werd door zijntoedoen een zogeheten artikel 12–gemeen-te, van 1975 tot 1983: de stad kreeg extrageld toegestopt, maar stond in ruil daar-voor wel onder financiële curatele.

Dramatische leegloopVeel Amsterdammers trokken vanwege deverkrotting en uitzichtloosheid weg enzochten hun favoriete eengezinswoningmet een tuintje in omliggende gemeenten.Dat werd mogelijk door de loonstijgingenin de jaren zestig en een vrijwel volledigewerkgelegenheid. Het gemeentebestuurstimuleerde deze migratie, want de situa-tie in Amsterdam leek op een pressure coo-ker. De stoom moest van de ketel.

Midden jaren zestig telde Amsterdam870.000 inwoners. Vanaf dat momentkwam een gestage, planmatige en steedsdramatischer uitstroom van inwoners opgang. Omliggende gemeenten stelden wo-ningen aan Amsterdamse woningzoeken-den ter beschikking, volgens afspraken diedaarover met de hoofdstad werden ge-maakt. In 1964, het officiële begin van de‘overloop’ zoals dit verschijnsel is gaan he-ten, sloot Amsterdam een overeenkomstmet de toenmalige gemeente Nieuwer-Am-stel (nu Amstelveen). Binnen de agglome-ratie Amsterdam volgden al snel regelin-gen met Diemen, Landsmeer, Oostzaan enOuder-Amstel. Daarbuiten strekten detoenmalige overloopafspraken zich uit totBovenkarspel, Hoorn, Monnickendam,Purmerend, Uithoorn en Zaandam (laterpas zouden overloopgebieden als Lelystad,

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 5

Ed

dy

Po

sth

um

a d

e B

oe

r

Int

er

na

tio

na

al

Inst

itu

ut

vo

or

So

cia

le G

esc

hie

de

nis

Armoedige keuken entoilet van een woningop Kattenburg in 1963,enkele jaren voor dekomst van de slopers-hamer.

Het overloopbeleid ver-dreef de bewoners vande oude volksbuurtennaar omliggende ge-meenten. Zo verloorAmsterdam een grootdeel van haar arbeiders-bevolking.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 5

Page 8: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Duizenden Surinamers

arriveerden vlak voor 1975

op Schiphol. De Bijlmer werd

klein Paramaribo.

Almere en Alkmaar in beeld komen). In1968 gaf Amsterdam al meer dan 1100woonvergunningen af aan inwoners vooreen huis buiten Amsterdam.

Begin jaren zeventig was het inwonertalvan de stad dan ook geslonken naar830.000 personen. Maar de trend zou zichnog drastischer doorzetten. De gedachtedat Amsterdam ooit één miljoen inwonerszou halen, zoals het Algemeen Uitbrei-dingsplan van 1935 in al zijn optimismevoorzag, had men allang laten varen. Op 1januari 1985 telde Amsterdam nog maar675.000 inwoners. Een verlies in twintigjaar tijd van bijna tweehonderdduizendmensen! Maar feitelijk was de situatie nogdramatischer. Latere berekeningen van deBouw- en Woningdienst Amsterdam latenzien dat 425.000 Amsterdammers in de pe-riode 1965–1985 de stad hebben verlaten(deels gecompenseerd door de instroomvan nieuwe groepen als jongeren en al-lochtonen). Met andere woorden: meerdan de helft van de Amsterdammers heeftin een periode van ruim twintig jaar tijd destad de rug toegekeerd.

Stad van jongeren en bejaardenRond 1975 begon het gemeentebestuurzich zorgen over deze ontwikkeling te ma-ken. Het ging té hard en bovendien warenhet vooral gezinnen met kinderen die ver-trokken, tevens de hogere inkomens. Hetstatistisch bureau van de gemeente voor-spelde een verdere daling tot 620.000 in-woners. Als Amsterdam nog een beetjestad wilde blijven, moest die neergaandetrend worden omgebogen.

Tegelijkertijd vond een ongekende eco-nomische transitie plaats. Amsterdam ver-loor in snel tempo haar scheepswerven enindustrie, en veranderde in een financiëleen dienstenstad. Vanwege opleiding en

achtergrond kon een groot deel van de be-roepsbevolking die omslag niet maken.Het percentage uitkeringsgerechtigden on-der de stadsbevolking steeg. In eenzelfdetempo ontwikkelde Amsterdam zich toteen jongerenstad. De bevolkingspiramide,bij een evenwichtige bevolkingsopbouween keurige kerstboom, veranderde in eenvorm met grote uitstulpingen bij de groep20– tot 30–jarigen en bij de 65–plussers.

De planvorming voor nieuwbouw én dewoonruimteverdeling waren beide niet af-gestemd op de nieuwe demografische situ-atie. Publieke Werken bleef zich hardnek-kig richten op gezinnen met meerkinderen als de norm. Voor ouderen enstudenten werd al wel gebouwd vanaf de ja-ren zestig, maar voor jongeren was diebouwstroom bij lange na niet genoeg. Zijgingen er in dat decennium toe over zichvia kraken een (bouwvallige) woning toe teeigenen en dat fenomeen zou zich steedsverder uitbreiden.

De demografische veranderingen leiddentot een drastische daling van de gemiddel-de woningbezetting, eveneens een ont -wikkeling waar de gemeente door werdovervallen. Het toegenomen aantal echt-scheidingen was daar debet aan, gevoegdbij een snelle groei van het aantal een- entweepersoonshuishoudens. In het Alge-meen Uitbreidingsplan van 1935 had menin een ver verschiet een gemiddelde wo-ningbezetting van 3,4 voorzien. In werke-lijkheid was dit getal reeds in 1959 bereikt.Midden jaren zestig had zich een verderedaling doorgezet naar 3,2, tien jaar laterwas dat 2,5.

Zevenhonderd gatenEind jaren zestig zag Amsterdam eindelijkhet probleem van de stadsvernieuwing involle omvang onder ogen. Wel was Publie-ke Werken al in 1960 met saneringsplan-nen gekomen voor een aantal wijken(Nieuwmarkt, Oostelijke Eilanden, Jordaanen Bickerseiland), waarin het onbewoon-baar verklaren van woningen en vervolgenskrotopruiming centraal stonden. De eerstewijk die deze aanpak te verduren kreeg wasKattenburg op de Oostelijke Eilanden. Hierverdwenen nagenoeg alle woningen in deloop van de jaren zestig, tot verdriet van debewoners die moesten verkassen naar Os-dorp. Toen men dezelfde aanpak in deNieuwmarktbuurt wilde volgen, stuitte ditop hardnekkig en steeds sterker wordendjongerenverzet.

Dichtgetimmerd en gesloopt werd er dusal wel tot aan 1970, maar nieuwbouw in deopen gaten bleek kostbaar en dreigde tot tehoge huren te leiden. Daardoor kwam debouwstroom in de gehavende oudere wij-

6 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Ed

dy

Po

sth

um

a d

e B

oe

r

Ata

Ka

nd

o/N

ed

er

lan

ds

Fo

to

mu

seu

m

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 6

Page 9: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

ken maar moeizaam op gang. In 1972 in-ventariseerde de gemeente maar liefst ze-venhonderd gaten in de negentiende-eeuw-se wijken en daarnaast nog honderdonderstukken met gesloopt bovenhuis. Intotaal was daar plek voor vijfduizend wo-ningen. Twee jaar later kwam het eerstebouwproject in een open gat tot een afron-ding (Bellamystraat), maar er zat nog alles-behalve tempo in.

Cocktailtrio op departementEen deel van de oplossing gloorde aan deHaagse horizon, toen daar in 1973 het kabi-net-Den Uyl aan de macht kwam. Het drie-tal op het departement Volkshuisvesting enRuimtelijke Ordening, Hans Gruijters(D66) als minister en Marcel van Dam enJan Schaefer als staatssecretarissen (beidenPvdA), in de volksmond ‘het Cocktailtrio’genoemd, toonde een ongekende ijver omeen nieuw volkshuisvestingsbeleid voor dekomende decennia in de steigers te zetten.

Jan Schaefer had als opgroeiend kind inde Pijp de slechte woonomstandigheden inde revolutiebouw van eind negentiende

eeuw aan den lijve ervaren. Als actievoer-der probeerde hij politieke aandacht voorde slechte woonomstandigheden in deoude wijken af te dwingen. Na de machts-overname door Nieuw Links sloot hij zichbij de Amsterdamse PvdA aan. Snel steegnu zijn ster als fel debater en een man diemaling had aan regentendom en kouwedrukte. In mei 1971 werd hij tot Kamerlidgekozen. Twee jaar later nam minister-pre-sident Joop den Uyl de pas 33–jarige non-conformist op in zijn kabinet als staatsse-cretaris voor de stadsvernieuwing.

Het was het nieuwe kabinet duidelijk datde problemen in veel oude wijken en bin-nensteden een kruitvat vormden, waarsnel de lont uitgehaald moest worden.Schaefer, de man van het volk, met zijn uit-straling, daadkracht en ideeën, was deman die de woede in de oude wijken konpacificeren en vertrouwen voor het beleidvan het kabinet-Den Uyl kon kweken. Alsstaatssecretaris wist Schaefer inderdaad alsnel een aantal naaste medewerkers voorzijn ideeën te winnen en een omslag in hetdenken te bewerkstelligen. �

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 7

Spa

ar

ne

sta

d p

ho

to

Ed

dy

Po

sth

um

a d

e B

oe

r

De metroaanleg, toennog zonder intelligenteboortechniek, veroor-zaakte een ravage in destad. Hier de NieuweKerkstraat, hoek Wees-perstraat in 1974.

Het voortvarende trioop Volkshuisvesting –Marcel van Dam,Hans Gruijters en JanSchaefer (vanaf links) –zorgde er na 1973 voordat de grote steden hunvolkswijken kondengaan opknappen.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 7

Page 10: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

In maart en april 1975braken hevige ontrui-mingsrellen uit in deNieuwmarktbuurt. ‘Amsterdam huilt’, de titel van een lied overde jodendeportaties,kreeg een nieuwe in -vulling. K

oe

n W

es

sin

g/H

oll

an

ds

e H

oo

gt

e

8 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 8

Page 11: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 9

In de naoorlogse decennia was het woonbeleid nauwelijks on-derwerp van controverses. Dat woningen nog op de bon waren,accepteerde iedereen gelaten. En dat oude volksbuurten zoalsKattenburg en de Nieuwmarkt gesaneerd moesten worden,stuitte evenmin op veel verzet van de oudere bewoners. Maarde jongere generatie keerde zich wél fel tegen de cityvorming.De Nieuwmarktrellen van 1975 betekenden een keerpunt.

Protestgeneratie kantte zich tegen grootschalige sloop

Slagveld in de Nieuwmarktbuurt

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:20 Pagina 9

Page 12: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

De geest van de wederopbouw,van werken en niet klagen, sloeg inde jaren zestig plotseling om. De

nieuwe generatie had de oorlog en de cri-sisjaren niet meegemaakt. Hun referentie-punt was niet dat alles wel best was, zolangdie ellende maar niet terugkeerde. De late-re wethouder Duco Stadig herinnert zichnog goed de mentaliteit van deze aanstor-mende generatie, waar hij zelf deel van uit-maakte. “Ik ben vlak na de oorlog geboren.Die generatie zat steeds op de top van degolf, dat ging maar door. In je jeugd kwamer thuis voortdurend meer materiële wel-vaart. Toen ik zestien was bijvoorbeeld

koch ten mijn ouders hun eerste auto. Erwas altijd werk. Je ging studeren en je wistzeker dat je daarna een baan zou vinden.Intussen was er de seksuele revolutie, ermocht steeds meer. Toen kwam de hippie-tijd, de provotijd – de autoriteiten lagen on-der vuur en verloren hun gezag.”

Ook op woongebied zou de nieuwe gene-ratie voor heftige botsingen en omwente-lingen zorgen, die in het tamme, doorPvdA-ers gedomineerde volkshuisvestings-wereldje ongekend waren. En het begon al-lemaal met kraken.

De eerste kraakAl in de jaren zestig kwamen jongeren, dieniet mee mochten doen aan het circuit vande distributiewoningen, aan woonruimtedoor in bouwvallige pandjes hun intrek tenemen. Dat speelde zich bijvoorbeeld af opKattenburg en rond het oude Waterloo-plein. Ook voor jonge huwende stelletjeswas dit de enige manier om zelfstandig tegaan wonen. De leeftijd voor een distribu-tiewoning voor een alleenstaande was 27jaar, gehuwden moesten een jaar getrouwdzijn, maar door de lange wachtlijsten konhet nog veel langer duren voor men een wo-ning kreeg aangeboden.

In januari 1965 werd een sloopwoning inde Generaal Vetterstraat (in de Schinkel-

buurt) in bezit genomen door enkele acti-visten. Hoewel dat nogal willekeurig is, isdeze gebeurtenis de geschiedenis inge-gaan als eerste kraak in Amsterdam, waar-schijnlijk omdat diverse media er veel aan-dacht aan besteedden. Het kraken greepom zich heen in de jaren zestig, maar kreegpas aan het eind van dit decennium zijnnaam. Provo en drukker Rob Stolk was erde bedenker van, hij stichtte in januari1969 Woningburo De Kraker.

Het kraken kreeg allengs een politiekerkarakter, onder invloed van de Provo- enKabouterbeweging, en ging zich richten te-gen cityvorming en speculatie in de oudestad. De Nieuwmarktbuurt werd de belang-rijkste plek van confrontatie met het zit-tende ‘regentendom’. Hier ook kwam eenbloeiende alternatieve wooncultuur totontplooiing, omdat hele straten in handenwaren van de krakers. Zij stelden zelfs eeneigen woningdistributiesysteem in, tot af-grijzen van de gemeente.

Sterke chemieDe grote verkeersdoorbraken door de stad,waarvoor ook de Jordaan zou hebben moe-ten wijken, waren rond 1970 wel van tafelverdwenen. Maar nog steeds stonden hon-derden woningen op de slooplijsten vanhet college, onder andere voor de aanleg

10 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Vin

ce

nt

Me

nt

ze

l/IN

TE

RN

AT

ION

AA

L IN

STIT

UU

T V

OO

R S

OC

IALE

GE

SCH

IED

EN

IS

Tijdens de ‘Slag om deNieuwmarkt’ in 1975trad de mobiele eenheidmet gummiknuppels,traangas en waterka-nonnen op tegen de betogers. Deze stads-guerrilla was ongekendvoor Amsterdam.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 10

Page 13: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

van de metro. In de Nieuwmarktbuurtmoest pand voor pand op de bewoners vande slooppanden worden veroverd. Op 24maart 1975 werd Amsterdam voor het eerstgeconfronteerd met bewonersacties die opeen stadsguerrilla leken. Op 8 april her-haalden de ontruimingsrellen zich. De kra-kers verschansten zich in hun huizen enbekogelden de enorme politiemacht metverfzakjes en zwaarder materiaal. De mo-biele eenheid reageerde met traangas enbestormde de gebarricadeerde panden. Opstraat braken hevige gevechten uit.

De latere stadshistoricus Geert Makwerkte in die periode als verslaggever bijDe Groene Amsterdammer en woonde in deJordaan. In 1980 zou hij zich in de Nieuw-marktbuurt vestigen waar hij nog steedswoont. “Het leuke van de Nieuwmarkt-buurt is de mengeling van verschillendebewoners, het is geen chique buurt en datis een groot goed,” vertelde hij in 2004 inde buurtkrant OpNieuw. “De buurt is alvanaf de zeventiende eeuw een eigenzinnigbuitenbeentje geweest. In de jaren zeven-tig was het een volksbuurt, waar de com-munistische partij heel sterk was, zoals inal die volksbuurten. Nu is daar niets vanover. Het is krankzinnig hoe een stad indertig, veertig jaar zo kan veranderen.”

De strijd tegen grootschalige sloop in deNieuwmarktbuurt heeft volgens Mak debakens drastisch verzet. Al in 1965 was degemeente begonnen de zittende bewonerste herhuisvesten en panden dicht te tim-meren. Drie jaar later volgde de eerstekraak. “Veel provo’s trokken in de verkrot-te huizen. Het klinkt nu vreemd, maar erheerste toen grote woningnood terwijl je

tegelijk op veel plekken in het centrumprachtig kon wonen en bijna voor niks. Erwaren overal ‘onderstukjes’ waar je metbandjes kon repeteren of waar je bedrijfjeskon beginnen. Het verval maakte tegelij-kertijd de stad heel aantrekkelijk voor ver-nieuwing en creativiteit. In de Jordaan za-ten ook veel provo’s en krakers, maar deAktiegroep Nieuwmarkt was veel feller enactiever, omdat de buurt direct bedreigdwerd door de aanleg van de metrolijn. Dankrijg je een behoorlijk sterke chemie. Wat

in de Nieuwmarkt gebeurde heeft vervol-gens veel invloed gehad op allerlei buurt-bewegingen. Iedereen dacht: wat ze daarkunnen, dat kunnen wij ook.”

Slopen werd te gekDe Aktiegroep Nieuwmarkt heeft, denktMak, een groot deel van haar succes tedanken aan een omslag die al gaande wasin de politiek, in de ambtenarij en sowiesobij de bevolking. “Binnen de ambtelijkedienst was er een tegenstelling tussenfunctionalisten en mensen die meer orga-nisch dachten. En er was een generatiege-vecht gaande, met name binnen de PvdA.Bovendien had je rondom de Nieuwmarkteen grote groep van, laten we zeggen,chique mensen, bijvoorbeeld een monu-mentenbeschermer als Geurt Brinkgreve.Het idee begon te dagen dat Amsterdam

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 11

Spa

ar

ne

sta

d p

ho

to

Tegen het eind van de Provo-periode, in 1967,kwamen mensen uit de architectenwereld bijLuud Schimmelpennink (toen gemeenteraadslidvoor Provo) met het plan voor een ‘speelstraat’in de stad. Een straat waar geleerd, gewerkt engespeeld kon worden, met voor iedereen toegan-kelijke ruimtes waar je bijvoorbeeld kon lassenen met andere machines werken die je normaalniet in huis hebt. In het buitenland werd ook metdergelijke ideeën geëxperimenteerd. De landelij-ke overheid verleende subsidie en ook de ge-meente zag het aanvankelijk wel zitten.

Na lang gezoek in de stad viel het oog op een locatie in de Nieuwmarktbuurt. “De structuurvan die buurt was gewoon interessanter dan el-ders,” blikte Schimmelpennink in 1984 terug.“We waren serieus bezig met ons experiment,totdat we merkten dat de buurt faliekant tegenons was. Ze vonden het een schande dat wij sub-sidie kregen om met ‘hun’ huizen te experimen-teren, terwijl zij moesten vechten voor een beet-je meer verhuiskostenvergoeding. Tegen het

weggaan uit de buurt was geen verzet, wantmen vond dat ‘de vooruitgang’ niet tegen tehouden was. We hebben toen ons experimentstopgezet en de panden een buurtbestemminggegeven, zoals een drukkerij en het Witte Kin-derplan, een crêche.”

Het was het begin van een intensiever contactmet de buurt én van de Aktiegroep Nieuwmarkt.“De gemeente had zich er uiteraard niet mee tebemoeien, want die had ons die panden ter be-schikking gesteld voor ons experiment. De Ak-tiegroep kwam dus eigenlijk op een legale, jekunt bijna zeggen gesubsidieerde manier debuurt binnen. Dat is B&W naderhand flink opge-broken. We kregen steeds meer goodwill en ookhet wijkcentrum d’Oude Stadt radicaliseerde.”Binnen de politieke partijen groeide de twijfelover de juistheid van het metrobeleid. “De ho-mogeniteit in het gemeentebestuur was toenver te zoeken. Han Lammers heeft het uiteinde-lijk de kop gekost, die had zijn greep op zijn ach-terban verloren.”

‘Eerst was de buurt faliekant tegen ons’

Demonstratie tegen deaanleg van de metro, inde Weesperstraat op15 februari 1975. Op deachtergrond een metro-buis.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 11

Page 14: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

meer is dan het Paleis op de Dam en degrachtengordel, dat die oude buurten huneigen schilderachtigheid hebben. Ook an-dere vrij nette politici en keurige ambtena-ren sloten zich daarbij aan, die zeiden: ‘Diemethodes van de actievoerders, daar zijn

we het niet helemaal mee eens, maar zehebben wel gelijk.’ Dus door alle partijenheen begon men te vinden dat al dat slo-pen te gek werd.”

De Nieuwmarktrellen vormden de aanlei-ding voor het opstappen van de wethou-

ders Han Lammers (PvdA) en Roel vanDuijn (Kabouters) in januari 1976. Lam-mers voelde zich door zijn politieke ach-terban in de steek gelaten, toen men voor-al hem de onlusten verweet. Maar meernog ontbrak het aan draagvlak voor zijngrootschalige plannen voor de vernieu-wing van de oude stad, met sloop van helewijken, verkeersdoorbraken en de bouwvan grote kantoren en hotels. De me-troaanleg viel niet te stuiten, maar het luk-te de actievoerders wel de grote vierbaan-sweg door de Nieuwmarktbuurt van tafelte krijgen. Na de aanleg van de metro ver-rezen op het tracé weer woningen in plaatsvan een snelweg.

“De strijd om de Nieuwmarkt,” conclu-deert Mak, “was het kristallisatiepunt vaneen reeks politieke en ideologische con-flicten over de vraag hoe de stad er in detoekomst moest uitzien. Het is een cen-traal breekpunt geweest in de geschiede-nis van de stad – omdat de hele omgevingnet díe duw kreeg om van positie te veran-deren. De politiek heeft ontzettend veel geleerd van die periode. Het functionalis-me in de stadsplanning is losgelaten.De sporen van de Nieuwmarkt strekkenzich uit via Java-eiland tot bij IJburg. Deslag is verloren in 1975, maar de oorlogis gewonnen.” �

12 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Int

er

na

tio

na

al

Inst

itu

ut

vo

or

So

cia

le G

esc

hie

de

nis

Ge

rh

ar

d J

ae

ge

r

De autochtone bewoners van de Nieuwmarkt-buurt keken hun ogen uit, toen een bonte stoetkrakers vanaf eind jaren zestig bezit nam van deleegstaande slooppanden in de buurt. Gerrit vanBeeren, geboren in 1924, dreef een groentezaakop de hoek van de Koningsstraat en de KromBoomssloot. Zijn vader was begonnen met eenhandkar met rode en savooiekolen, daaruit wasin 1930 de groentewinkel voortgekomen.“

Het is onbegrijpelijk dat de gaten nu pas volge-bouwd worden,” vertelde Van Beeren, toen hij in1984 terugkeek op de jarenlange strijd om de ver-nieuwing van de Nieuwmarktbuurt. “Veertig jaarzijn er gaten geweest, sinds de oorlog. Hoe kanhet dat ze zo’n mooie buurt zo lang erbij hebbenlaten liggen! Bij de oudere buurtbewoners leefdetoen het idee dat wat de gemeente zei ook moestgebeuren. Zij dorsten geen strijd te voeren, deacties zijn gekomen van de krakers. Ze kwamenook bij mij in de winkel. Daar werd soms zwaar

gediscussieerd tussen de krakers en de ouderebuurtbewoners, als winkelier moet je je dan af-zijdig houden. De krakers hadden geen gordij-nen en ze maakten de trap niet schoon. Dat wasvoor een heleboel mensen niet te pruimen. Ikbegreep het wel, omdat ik in de winkel contacthad met al die jonge mensen.”

In 1973 begon Van Beeren de vergaderingenvan de bewonersraad te bezoeken. “Ik ging par-tij kiezen voor de jongens en de meisjes van de‘kraak’, maar verloor daardoor wel een deel vanmijn klanten. De oudere buurtbewoners lietenzich manipuleren door de gemeente en sommi-gen door de cpn. Die partij wilde sowieso dat demetro doorging. Binnen mijn familie had ik ookproblemen met mijn standpunt, op verjaarspar-tijtjes moest ik me altijd weer verdedigen. Maardoor de strijd is toch de buurt behouden geble-ven: geen grote verkeerswegen, geen grote ge-bouwen, geen verkeersoverlast.”

‘Veertig jaar zijn er gaten geweest, sinds de oorlog’

De kaalgeslagenNieuwmarktbuurt in1975. Het metrotracé tekent zich boven-gronds scherp af.

‘Lammers en de tuin -kabouter’, een tekeningvan Eppo Doeve uit januari 1976. In diemaand trad zowel HanLammers als Roel vanDuijn af als wethouder.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 12

Page 15: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 13

ontdekkingen. Het bleekveel belangrijker als monu-ment dan men ooit hadkunnen bevroeden.” Brink-greve en de zijnen beijver-den zich daarna, samenmet andere actievoerders,voor het realiseren vanpassende woningbouw inde omliggende buurt. “Dekern van het project DePinto was de doorbraakvan de oude stad stoppen.Dat hebben we bij de Anto-niesluis gedaan.”

Het Pintohuis (links),gerestaureerd en wel in1976. Met de reddingvan dit pand is verderesloop van de Nieuw-marktbuurt voorkomen.Nu zit hier een filiaalvan de Openbare Biblio-theek.

Sta

ds

ar

ch

ief

am

st

er

da

m

Wie vanuit de Jo-denbreestraatnaar de Nieuw-

markt gaat, stuit bij het begin van de Sint Antonies-breestraat op een merk-waardige wegversmalling.Een café exploiteert ’s zo-mers een groot terras op demega-stoep die voorafgaataan de flessenhals. Hierhad een vierbaanswegdwars door de Nieuw-marktbuurt moeten komen,doorlopend tot aan het IJ.Felle acties tegen deze wegen voor behoud van het mo-numentale Pintohuis – eenvan de panden die ‘in deweg’ stonden, op Sint An-toniesbreestraat 69 – heeftuiteindelijk in deze flessen-hals geresulteerd. Een tastbare herinnering aanmegalomane cityvormings -plannen, die afketsten opde eerste buurtacties vanna de oorlog.

Het was even wennenvoor sommigen: de ziens-wijze dat al die scheefhan-gende pandjes in de histori-sche Nieuwmarktbuurt hetbehouden waard waren.“Het komt mij voor dat zijdie uit architectonische enstedebouwkundige overwe-gingen willen strijden voorhet behoud van het huis DePinto, ook iets zoudenmoeten verstaan van watMeyer Sluyser zo aangrij-pend noemt ‘het grote ver-driet’. Het verdriet dat stilmaakt, omdat gisterennooit weerom komt. Eenmonument kan niet behou-

Redding Pintohuis was keerpuntin strijd tegen cityvorming

den blijven zonder zijn ei-gen, karakteristieke omge-ving. Het stille verlatenhuis De Pinto zal niet meertot spreken kunnen komenin dit ontzielde deel van deNieuwmarkt.”

Deze woorden uit 1972zijn van architect HermanKnijtijzer, toen een grotenaam in het Amsterdamserestauratiewereldje, maaralleen betrokken bij hetrestaureren van waardevol-le grachtenpanden. Datook andere delen van destad het restaureren of re-noveren waard waren, wasnog niet tot hem en veleanderen doorgedrongen.Hij kantte zich tegen red-ding van het Pintohuis meteen redenering die kenmer-kend is voor het naoorlogsedenken in gemeentelijkekringen over de voormaligeJodenbuurt: het is buiten-gewoon treurig dat de wijkvan zijn bewoners is be-roofd, maar behoud vanenkele losstaande pandenzou dat verlies juist accen-tueren, dus het is beterdeze ontzielde buurt eengeheel nieuwe gedaante tegeven.

Toen Knijtijzer zijn me-ning ventileerde, waren hetkatholieke oud-gemeente-raadslid Geurt Brinkgreve,het Genootschap Amstel-odamum en de restauratie-stichting Diogenes er al ingeslaagd de sloop van hetPintohuis stop te zetten. In1975 opende de koninginhet gerestaureerde pand.

De redding van dit gebouwzou symbolisch wordenvoor het lot van de Nieuw-marktbuurt.

Geurt Brinkgreve blikte inde jaren tachtig terug op deactie: “Het wederopbouw-plan van de gemeente voorde Nieuwmarktbuurt uit1953 was een moorddadigeaanslag op de structuurvan de oostelijke binnen-stad. Het patroon van diebuurt, die wonderlijkewaaier van straatjes, isheel apart en karakteris-tiek. Ook wat de geschie-denis betreft is het eenwonderlijke buurt. Het isals het ware de logeerka-mer van Amsterdam ge-weest, de buurt waar deeerste joodse nederzettin-gen in Amsterdam zijn ge-komen en waar in de ze-ventiende eeuw een hechteArmeense kolonie heeft ge-woond. Ook de oudste Chi-nese nederzettingen van destad bevinden zich hier. Hetis een stukje stad waar, integenstelling tot de plan-matige bouw van de restvan Amsterdam, een oor-spronkelijke buitenstedelij-ke structuur versteend istot stad.”

De vierbaansweg was on-derdeel van het sanerings-plan van 1953 en moest debinnenstad, die door desterke groei van het auto-verkeer geheel verstopt be-gon te raken, van de over-last verlossen (pas laterkwam men op de gedachtevan een ringweg). Jaren-

lang liepen alle pogingendit plan van tafel te krijgenstuk op de starre houdingvan de afdeling Stadsont-wikkeling van PubliekeWerken. In die dagen gold,zoals Brinkgreve het for-muleert: “Als een plan een-maal is vastgesteld, hoefter met hen niet meer overwijzigingen gepraat te wor-den.” Punt was ook dat hetinmiddels ingetekende me-trotracé onder de verkeers-weg zou gaan lopen. Endaar wilde Publieke Wer-ken al helemaal niet meervan afstappen.

In 1968 lukte het, dankzijeen grootschalige handte-keningenactie, de sloopvan het Pintohuis te verij-delen. Dat was een begin.“Met het Pintohuis hebbenwe geprobeerd iets van derijke geschiedenis van dezebuurt vast te houden. Hethuis zelf, dat dateert uit1605 en eigendom was vaneen Portugees-joodsekoopman, zat vol kostbare

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 13

Page 16: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Aan studentenhuisvesting was inde regio Amsterdam tot de jaren ze-ventig wel het een en ander gedaan.

Zo werd in 1965 het schip Caledonia voordat doel omgebouwd (later werd deze bootberucht om zijn verloedering). En in 1966en 1968 kwamen de eerste studentenflatsgereed: Uilenstede in Amstelveen en de Zil-verberg in Noord. De stichtingen voor stu-dentenhuisvesting van de beide Amster-damse universiteiten waren daar deopdrachtgevers van. Gezien de sterk groei-ende studentenaantallen rond 1970 was ditbij lange na niet genoeg. In de jaren zeven-tig zouden nog veel meer studentencom-plexen gerealiseerd worden, deels in debinnenstad. Later werden zij ook toeganke-lijk voor hbo-studenten.

Maar met haar hippie-achtige klimaattrok Amsterdam nog veel meer jongerenaan, die in de verste verte niet op de be-staande woningmarkt terecht konden. Inde jaren zeventig werd dan ook voor heteerst jongerenhuisvesting voor de gemeen-te een issue, in plaats van alleen studenten-huisvesting.

In een poging de druk van de ketel te ha-len stelde de gemeenteraad in 1974 de Notajongerenhuisvesting vast, met concrete voor-stellen voor het lenigen van de enormevraag onder woningzoekende jongeren. DeDienst Volkshuisvesting droeg een aantalpanden voor die voor dit doel aangekochten verbouwd konden worden. De corpora-ties keken de kat uit de boom, maar het Gemeentelijk Woningbedrijf nam de uitda-ging aan en ging het beheer over deze pan-den voeren. De gemeenteraad verlaagde,om de goede wil te tonen, de leeftijd voorhet urgentiebewijs van 27 naar 25 jaar.

Twee jaar later bleek dit beleid nog onvol-

doende zoden aan de dijk te hebben gezet.In de regeringsnota-Van Dam (1975) wasondertussen het uitgangspunt geformu-leerd dat elke jongere vanaf achttien jaarrecht had op zelfstandige woonruimte. Am-sterdam kon hier bij lange na niet in voor-zien. In 1976 stelde de gemeente dan ookeen Stuurgroep Jongerenhuisvesting in omhet beleid te versnellen. Hierin namen be-langenorganisaties, vertegenwoordigersvan corporaties, het Woningbedrijf en amb-tenaren zitting.

Vijfde woonlaag voor trappenlopersDe Stuurgroep Jongerenhuisvesting is eenbelangrijke pressiegroep geweest, die eenaantal jaren veel invloed had, zegt Duco Sta-dig die als afgevaardigde van de Amster-damse Federatie van Woningcorporaties ja-renlang zitting had in het orgaan. “Hetdenken over woningdifferentiatie begon indie stuurgroep. Later vloeide daar het uit-gangspunt voor nieuwbouwprojecten uitvoort van de verdeling 40–40–20: veertigprocent groot, veertig klein en twintig varia-bel. Ook de vijfde woonlaag is daar verzon-nen. Amsterdam bouwde altijd in vierwoonlagen, want dat mocht nog zonder lift.Bij vijf lagen moest er volgens de bouwvoor-schriften een lift komen, maar de stuur-groep zei: laten we dan op de vijfde verdie-ping woningen voor jongeren realiseren,die kunnen best trappenlopen. Zo zijn erbijvoorbeeld in de Venserpolder allemaalvan die vijfde lagen gekomen.”

In opdracht van het rijk liet de stuurgroepin 1977 een onderzoek uitvoeren naar dewoningnood onder Amsterdamse jongeren.Er bleken maar liefst dertigduizend jonge-ren te wachten op woonruimte. Op verschil-lende plaatsen in de stad werden com-

14 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

ed

va

n d

er

els

ke

n/N

ed

er

lan

ds

Fo

to

mu

seu

mToen de babyboomers in de jaren zestig de woningmarkt opstorm-

den, was het naoorlogse woningtekort nog lang niet weggewerkt.

Maar zij hadden niet het geduld van hun ouders, die slechtere tijden

hadden gekend en zich algauw bij de stand van zaken neerlegden.

Nog tot 1974 had je als jongere pas recht op een zelfstandige

woning als je 27 jaar was. Dat spoorde steeds minder met de op-

standige tijdgeest.

Urgentieleeftijd omlaag naar achttien jaar

Jongeren eisenzelfstandige woonruimte

plexen tot eenheden voor jongeren ver-bouwd. Maar gezien de enorme behoeftestelde wethouder Louis Kuijpers daarnaastvoor om de distributiewoningen met eenmaandhuur onder de honderd gulden (45euro) vooral aan jongeren toe te wijzen.Ook wilde hij de mogelijkheden vangroepswonen voor jongeren in vierkamer-woningen en het splitsen van woningen on-derzocht zien.

Gaatje in je hoofdStaatssecretaris Marcel van Dam vond zul-ke verbouwprojecten maar gerommel in demarge. Hij legde het accent op het bouwenvan nieuwe wooneenheden voor jongeren.Tijdens een demonstratieve bijeenkomsteisten Amsterdamse jongeren de bouw vanzestienhonderd Van Dam-eenheden, zoalsde kleine woningen voor jongeren al snelwerden genoemd (later kregen ze de naamhat-eenheden). De Amsterdamse stuur-groep stelde voor om vijftien procent van denieuwbouwproductie voortaan voor jonge-ren te reserveren. Negenduizend jongerenin de leeftijd van 18 tot 25 jaar waren ertoen al in geslaagd een beperkt urgentiebe-wijs (voor één- en tweekamerwoningen meteen huur onder de tachtig gulden permaand) te verkrijgen.

In lijn met de regeringsnota-Van Dam be-sloot de Amsterdamse gemeenteraad in1978 in een vlaag van beleidseuforie datelke jongere van achttien jaar die twee jaarin Amsterdam ingeschreven stond, het fel-begeerde urgentiebewijs kon krijgen – on-danks fel verweer van portefeuillehouderGerrit Jan Wolffensperger. De latere wet-houder Louis Genet herinnert zich dat hijbij die gelegenheid op de publieke tribunezat en dacht: “Gaatje in je hoofd!”

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 14

Page 17: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Inderdaad, het hek was van de dam, wantde verlaging van de urgentieleeftijd gingniet gelijk op met een evenredige uitbrei-ding van de woningvoorraad. Binnen enke-le jaren puilden de dossierkasten uit in deVan Reigersbergenstraat, waar het nieuwekantoor van de Dienst Herhuisvesting zichbevond, en stonden er zestigduizend ur-gent woningzoekenden ingeschreven. Dewachttijd was opgelopen tot vijf à zes jaar.

Volledig vastgelopenAan het eind van de jaren zeventig verzucht-te directeur Van der Ven van de Dienst Her-huisvesting, nadat de gemeenteraad tegenzijn zin opnieuw een aantal versoepelingenin het systeem had doorgevoerd, dat de wo-ningdistributie was vastgelopen. Elkemaand kwamen er duizend woningzoeken-den bij en elke vrije woning die bij zijndienst werd aangemeld, ging naar een voor-rangskandidaat binnen de groep urgenten.De dienst was in de korte tijd van zijn be-staan (sinds 1972) qua personeelsomvangverdubbeld, waarmee de gemeenteraad zijnverantwoordelijkheid dacht af te kopen.

Maar het probleem lag niet bij een tekortaan personeel, maar bij de aanbodkant dienog steeds niet in evenwicht was met devraagkant. Om hem te ontlasten kreeg Vander Ven er twee adjunct-directeuren bij, on-der wie Edo Jongejan die hem enkele jarenlater opvolgde. Maar aan de aanbodkantbleven de problemen voortduren. Het ur-gentiebewijs had nauwelijks nog waarde enhet systeem zat muurvast, zoals het jaar1979 aantoont: de dienst wist op 24.000vrijgekomen woningen niet meer dan vijf-

duizend woningen toe te wijzen. De ge-meenteraad riep om een ander systeem:voorrang voor geïndiceerden, die door degemeente geholpen moeten worden, eneen ‘jachtvergunning’ voor kandidaten diezelf op de woningmarkt mogen zoeken.Maar voor een dergelijke ingrijpende be-leidswijziging was de tijd nog niet rijp. �

Niet alleen jongeren kwamen in deze periode inhet vizier van de gemeente. Eén kans om wonin-gen vrij te krijgen voor de nog immer groeiendewachtlijst, was het bouwen van speciale woon-eenheden voor ouderen. Vijftien procent van destadsbewoners in 1975 was immers 65 jaar of ou-der. In de kwarteeuw daarvoor was hun aandeelin de stedelijke bevolking verdubbeld. Daarnazou het aantal ouderen zich stabiliseren rond de115.000, maar gezien het krimpen van de stads-bevolking door de overloop betekende dat nogaltijd een relatieve toename.

Al vanaf de tweede helft van de jaren zestigwerd veel gebouwd voor ouderen. Aanvankelijkverzorgingstehuizen, met kleine wooneenhe-den. De tehuizen stonden als een ring rondomde stad in de uitbreidingswijken. Later volgdenbejaardenhoven, met min of meer zelfstandigeaanleunwoningen en gecentraliseerde hulp, in-dien nodig. Rond het midden van de jaren ze-ventig werden enkele grote bejaardenhoven ge-bouwd: Koornhorst, Garstkamp en het HenriëtteRoland Holsthuis in de Bijlmermeer, het laatstespecifiek voor kunstenaars, met werkruimtes enateliers. Verder de Zonnehof, Osdorperhof (uit-

breiding), het joodse tehuis Beth Menoechah enDe Drie Hoven in de westelijke tuinsteden. DeDrie Hoven werd gebouwd volgens een nieuweopzet, waarin elke vorm van verzorging gebo-den werd, van aanleunwoning tot verpleeghuis-zorg. De achterliggende gedachte was dat be-jaarden die bij het voortschrijden van hunleeftijd meer zorg zouden behoeven, in het com-plex konden blijven wonen. Ook in de stad wer-den verzorgingstehuizen in uitvoering geno-men. Aan de De Wittenkade, op het KleineBolsterrein in de Jordaan, in de Spaarndammer-buurt en aan de Nieuwe Herengracht, waar hetverzorgingstehuis Goodwillburgh van het Legerdes Heils verrees – dankzij het onvermoeibareijveren van majoor Bosshardt.

In 1976 berekende de Dienst Volkshuisvestingdat er aan het einde van dat decennium genoegverzorgingsplaatsen in tehuizen zouden zijn,maar een inhaalslag was nodig met de bouwvan aanleunwoningen en met specifieke wijk-voorzieningen voor bejaarden. Want een nieuwetrend tekende zich toen af, gelijktijdig met hetin de ban doen van de term bejaarden: het zolang mogelijk thuis blijven wonen van ouderen.

De emancipatie van de ‘bejaarde’

Int

er

na

tio

na

al

Inst

itu

ut

vo

or

So

cia

le G

esc

hie

de

nis

Een affiche over jonge-renhuisvesting uit 1976met een parodie op degemeentelijke leuze‘Licht, lucht en ruimte’,die vanaf de oorlog devorm van de nieuw-bouwwijken had bepaald.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 15

Page 18: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Actievoerder Tjebbevan Tijen in een kraak-pand in de Wijttenbach-straat, waar in januari1969 Woningburo DeKraker werd opgericht. P

iet

er

Bo

er

sm

a

16 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 16

Page 19: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 17

Strijd tussen technocraten en romantici

Oproer in de oude wijkenDe schaal van de naoorlogse stadsvernieuwing was onge-kend, ervaring was er niet. Hele veldslagen over de juistekoers woedden in de gemeenteraad, in de hoofdstedelijkePvdA (de toonaangevende partij op volkshuisvestings -gebied) en tussen de gemeentelijke diensten. Pas in 1977kwam de omslag van grootschalig slopen naar kleinschaligbouwen voor de buurt.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 17

Page 20: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

tweede groep (de historische binnenstad,de Jordaan en de Nieuwmarktbuurt) wildemen het ruimtelijk patroon zoveel moge-lijk handhaven, daarmee definitief afstandnemend van de plannen voor verkeers-doorbraken in en rond het centrum (al zoude Nieuwmarktbuurt nog wel de me-troaanleg te verduren krijgen). In deze ge-bieden stond een combinatie van nieuw-bouw en renovatie op het programma.

Van een flink aantal negentiende-eeuwsewijken, de derde groep, verondersteldemen dat ze nog slechts tien tot dertig jaarzouden meegaan. Hier was pappen en nat-houden het parool. Het ging om de Staats-liedenbuurt, de Frederik Hendrikbuurt,een deel van de Kinkerbuurt, de Helmers-buurt, het oude deel van de Pijp, de Wees-perzijdestrook, de Oosterparkbuurt, hetoude deel van de Indische Buurt en deCzaar Peterbuurt. Als vierde categorie on-derscheidde men tot slot de Spaarndam-mer- en Zeeheldenbuurt, die met een pro-gramma van woningverbetering langermee kon: dertig tot vijftig jaar moest hiermogelijk zijn.

Als deze plannen waren doorgegaan, hadAmsterdam er nu totaal anders uitgezien.Maar de tegenbeweging roerde zich sterk.De Dapperbuurt beet de spits af. Eind 1970werd hier de actiegroep De Sterke Arm op-gericht door linkse studenten. Hun eerstestrijdpunt was betaalbare nieuwbouw inde open gaten, binnen het bestaande stra-tenpatroon, zodat de zittende bewoners

konden terugkeren. Pas later gingen de ac-tievoerders pleiten voor renovatie van deoude panden om zo het karakter van deDapperbuurt niet geheel verloren te latengaan. Na enkele jaren van felle acties gingde gemeente overstag en stapte over opeen gefaseerde sanering, waarbij de bewo-ners van te slopen panden steeds doorkonden schuiven naar de al gerealiseerdenieuwbouw.

Bouwen voor de buurt werd nu het mot-to. Alleen de nieuwbouwwijk De Room-tuintjes in de noordoostelijke hoek van deDapperbuurt kwam toch volgens het oor-spronkelijke plan tot stand, omdat het ter-rein al vrijgekomen was door het vertrekvan het Bodecentrum (een clustering vanvrachtvervoerbedrijven). Dankzij de krachtvan de tegenbeweging is grootschaligesloop in de stadsvernieuwingswijken be-perkt gebleven tot de buurten die het eerstaan de beurt waren: Oostelijke Eilanden,de Dapperbuurt, het centrale deel van deKinkerbuurt en de Indische Buurt. In devolgende fase trok de stadsvernieuwingniet meer zo’n spoor van vernieling.

Feest bij elke eerste paalNiet alleen in de buurten speelde zich fellestrijd af, ook binnen het stadhuis waren debeide kampen vertegenwoordigd. De con-troverses werden steeds scherper tussenaan de ene kant de afdeling Stadsontwik-keling van Publieke Werken en aan de an-dere kant de Dienst Volkshuisvesting. De

18 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

In 1969 presenteerde de gemeentevoor het eerst een visie op de aanpakvan de verkrotting in de stad, gevolgd

door een tweede nota in 1971. In de beidenota’s Stadsvernieuwing verwoordde mende intentie een einde te maken aan de be-dompte speculantenwijken van de negen-tiende eeuw, met hun te smalle straten, teweinig groen en te kleine woningen. ‘Licht,lucht en ruimte’ was het adagium, net alsin de Westelijke Tuinsteden en in de Bijl-mer. Voor de bestaande stratenplannen inde wijken zou dat grote gevolgen hebben,maar die consequentie nam men voor lief.Op Kattenburg, al in 1969 bijna in z’n ge-heel gesloopt, is te zien hoe dit beleid be-doeld was: in niets herinnert de nieuw-bouw hier nog aan de oude wijk met z’nsmalle straatjes.

Publieke Werken, met zijn afdelingStadsontwikkeling, had de grootschaligedroom van cityvorming nog niet achterzich gelaten, ondanks het oproer dat in-middels kraaide in diverse oude wijken. Inde Dapperbuurt voltrok zich in de loop vanenkele jaren een beslissende confrontatie.In 1971 liet de gemeente het plan-Duyffverschijnen. Ir. W.T. Duyff van Stadsont-wikkeling stelde voor de hele wijk tegen devlakte te gooien en te vervangen door instroken gebouwde flats, met tussenliggendgroen. Het bestaande stratenpatroon zougeheel verdwijnen en slechts de helft vanhet aantal woningen zou terugkeren. Debewoners werden geacht bijna allemaalnaar elders te vertrekken, want de gemeen-te wilde ook een einde maken aan de con-centratie van lagere inkomens in de wijk.

Weg met de volksbuurtenHet bleef niet bij dit plan-Duyff. In deTweede nota stadsvernieuwing uit datzelfdejaar verdeelde de gemeente de wijken inclusters. In de eerste groep (Kattenburg,Dapperbuurt) was het verval zo ver voortge-schreden dat grootschalige sloop ennieuwbouw de beste oplossing was. In de

Interieur van een halvearbeiderswoning aan deWagenaarstraat in 1972.Later zouden deze wo-ningen door nieuwbouwworden vervangen.

Sta

dsa

rc

hie

f a

mst

er

da

m

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 18

Page 21: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

stadsontwikkelaars wilden nog steeds datelk project beantwoordde aan de normenvoor woningdifferentiatie, zoals die doorhen voor de hele stad waren opgesteld. Dienormen gingen uit van een evenwichtigebevolkingsopbouw, met een centraleplaats voor gezinnen. De volkshuisvesterswerden door de bewoners van de wijken opde huid gezeten, die in hun buurten wildenblijven wonen; het ging daarbij juist me-rendeels om kleine huishoudens. DezeDienst ging uit van de gegroeide realiteitvan de overloop, waarbij de gezinnen Am-sterdam verlieten voor een eengezinswo-ning elders.

De volkshuisvesters vierden intussenfeest bij elke eerste paal. Kleine projectenin open gaten gingen van start in de Jor-daan (Venco, Berrocomplex, Nieuwe Lelie-straat, Bolsterreinen), de Kinkerbuurt (Bel-lamystraat en Borgerstraat), deDapperbuurt (Wagenaarstraat, dat bij op-levering door de bewoners van de overzijdewerd betrokken, waarna die ook kon wor-den aangepakt), de Spaarndammer- enZeeheldenbuurt (Nova Zemblastraat, Pola-nenstraat, Bokkinghangen) en de Ooster-parkbuurt, waar veel vaart in de stadsver-nieuwingsprojecten zat (Beuken- enIepenplein, ppf-terrein).

Onderzoek naar de kwaliteit van de voor-raad in de Indische Buurt liep op een de-ceptie uit. De funderingen bleken zo slechtdat veel complexen vervangen moestenworden. Tijdens de bouw eind negentien-de eeuw was sprake geweest van bouwfrau-de door het bewuste gebruik van te kortepalen. Maar gelukkig waren de gronden inerfpacht uitgegeven. Bij particuliere eige-naren die niet wilden meewerken, kondende erfpachtsrechten op basis van eenbouwplan door de gemeenteraad wordenontbonden. Dit, in combinatie met hetomvangrijke corporatiebezit, maakte hetmogelijk in de Indische Buurt tot groterebouwstromen te komen.

Rood potloodDoor perikelen tussen de diensten en hetsoms moeizame overleg met de bewonerswas in 1976 de bouw van slechts vierhon-derd woningen gestart van de twaalfhon-derd die in de stadsvernieuwingsgebiedenin uitvoering genomen zouden worden.Ook de opstelling van rijk en provincie wasdaar debet aan. Elk bouwproject, hoe kleinook, moest langs Haarlemse en Haagse bu-relen – en als plan en prijs niet aanstondenwerd alles geretourneerd, waarbij het rodepotlood van hoofdingenieur-directeur H.Wieringa (van de provinciale directie volks-huisvesting en bouwnijverheid) onderambtenaren van de Dienst Volkshuisves-

ting berucht was. Stukken die eenmaal vanzijn vernietigende aantekeningen warenvoorzien, weigerde hij opnieuw in behan-deling te nemen. En dan moest alles over,in een tijd dat er nog geen pc’s bestonden.De uitgeklede plannen kwamen vervolgensniet langs de Welstandscommissie.

Eind 1976 bood staatssecretaris Schaeferzicht op een oplossing. Hij wilde bezien ofde excessieve kosten verbonden aan hetbouwen in oude steden gesubsidieerd kon-den worden. Daarnaast wilde hij de toe-komstige bewoners vroegtijdig zekerheidgeven over de uiteindelijke huren. En derol van Wieringa werd ingeperkt. Amster-dam kreeg een eigen hoofdingenieur-di-recteur in het provinciehuis in Haarlem,Roel Bekker, die zich met de hoofdstedelij-ke bouwplannen ging bezighouden. Tus-sen hem en Amsterdam waren de verhou-dingen van meet af aan goed.

Een half jaar later, medio 1977, wistSchaefer als demissionair bewindsman deuiterst belangrijke Interim-saldoregeling(isr) nog door de Tweede Kamer te lood-sen. Voortaan nam het rijk de financiële te-korten op de stadsvernieuwingsplannen inde grote steden voor zijn rekening, mits deplannen vooraf door het ministerie warengetoetst en goedgekeurd.

Technocraten versus romanticiAls antwoord op de moeizame start van destadsvernieuwing stelde het college op

voordracht van Cees de Cloe – die na deNieuwmarktrellen Han Lammers was op-gevolgd als wethouder voor stadsontwikke-ling – in zes stadsvernieuwingsgebiedenprojectgroepen in. In nog eens drie buur-ten kwamen er ambtelijke werkgroepen alsvoorlopers daarvan. Bedoeling van dezestructuur was intensivering van het con-tact met de bewoners. De medewerkers za-ten niet op het stadhuis, maar namen hunintrek in kleine kantoortjes in de wijken.De Cloe werd met het beheer van een nieu-we portefeuille, Coördinatie Stadsvernieu-wing, belast.

Maar echte verbetering was nog ver tezoeken. Met het vertrek van Lammers wasde rol van de ‘grootstedelijken’ binnen hetcollege uitgespeeld. Maar tussen de dien-sten woedde de richtingenstrijd over dekoers in de stadsvernieuwing voort. Zewerkten elkaar meer tegen dan dat werdsamengewerkt, er was stagnatie bij degrondverwerving, en gesteggel over de ste-denbouwkundige opzet van de stadsver-nieuwingswijken, over de woningdifferen-tiatie, over de bouwkosten en de huren.Moest bij de vernieuwing van de oude wij-ken worden gestreefd naar een evenwichti-ge bevolkingsopbouw en een daarop afge-stemd voorzieningenpakket, zoals deruimtelijke ordenaars wilden(met desnoods sloop vangrote delen van oude wij-ken als consequentie), of

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 19

ren die nu nog steeds op de hoek van de Wijt ten-bachstraat en de Pontanusstraat zit. We zijn be-gonnen in een bouwkeet waar eerst een peuter-groep zat, de Wham. Zo werd het dus De OudeWham. Een tijdlang zaten we in een slooppand inde Commelinstraat, dat na zeven jaar leegstandwas gekraakt. Vanwege nieuwbouw moesten wedaar weer uit. Omdat we toen dakloos waren,hebben we drie dagen lang het gebouwtje van deambtelijke projectgroep bezet. Toen kregen weaan de Dappermarkt een oude winkelruimte.”

Een buurtgebonden bejaardenhuis was ook eenvan de actiepunten, vertelt Diergaarde. “Er waseen plan voor een groot complex voor vierhon-derd bewoners in de Pieter Nieuwlandstraat.Maar wij wilden kleinschaligheid: twee kleinerevoorzieningen voor maximaal honderd mensen.Bij een Kamerdebat over bezuinigingen in de be-jaardensector zijn we nog met bussen vol naarhet Binnenhof gegaan. Moesten die oude men-sen ook nog hun tasjes afgeven! Uiteindelijk is al-leen De Gooyer gerealiseerd, met 110 bewoners,maar wel aan de Dappermarkt in het hart van debuurt.”

Actiegroep De Sterke Arm in de Dapperbuurt be-stond aanvankelijk uit acht marxistische studen-ten, die zich hadden voorgenomen de autochtonebuurtbewoners bewust te maken van hun klasse-positie. Via huis-aan-huisbezoek, een buurtkranten straatgroepen legde men steeds meer contac-ten in de buurt. Eric de Lange, Sterke Armer vanhet eerste uur, vertelde in 1976 over het inmiddelsafgedwongen overleg met de gemeente: “De in-spraak in de Dapperbuurt is uniek, maar laat hetgoed duidelijk zijn: de meerderheid van de Dap-perbuurters doet niet actief mee, zit ’s avondsvoor de tv en doet de deur vaak niet eens open alsje aanbelt om een uitnodiging te brengen voor eenvergadering die gaat over slopen of niet slopenvan hun woning. Er doen naar verhouding veelmeer intellectuelen mee aan de inspraak dan on-geschoolde arbeiders. Maar er zijn ook mensendie vinden dat ze voor het eerst van hun leven ietste zeggen hebben gekregen.”

Tot die laatste categorie behoorde Wim Dier-gaarde, een loodgieter, die zich met zijn vrouwMartha in allerlei buurtacties stortte. “We hebbenDe Oude Wham gesticht, een sociëteit voor oude-

‘Meeste bewoners zitten liever voor de tv’

IISG

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 19

Page 22: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Op het nippertje helft Dapper -buurt van slopershamer gered

stemming met de herstruc-turering afhankelijk ge-maakt van een beheersre-geling voor deparkeergarages. Jan deJong bleef echter dwarslig-gen. Achteraf hebben wedie dag de Dapperbuurt ge-red.”

Niet alleen bij de vernieu-wing van de Dapperbuurt,maar ook bij alle laterestadsvernieuwingen werdbehoud van het stratenpa-troon nu de norm. Aan hetgemeentelijke beleid vangrootschalige sloop wasdefinitief een einde geko-men. Overigens is in deDapperbuurt nog altijd on-geveer de helft van de oudepanden gesneuveld. Menhad het verval te ver latenvoortschrijden – en daarwas deze wijk van eind ne-gentiende-eeuwse revolu-tiebouw niet tegen be-stand. Een vergelijkbarewijk als de Pijp was een ge-lukkiger lot beschoren.Daar is de nieuwbouw be-perkt gebleven tot kleinelocaties, zodat deze buurtzich – tot grote verrassingvan alle stadsplanners –heeft ontwikkeld tot eensoort Quartier Latin vanAmsterdam.

van te overtuigen dat ver-zet zin had. Pas in 1973 er-kende de gemeente de ac-tiegroep alsgesprekspartner, maardaarmee waren de sloop-plannen nog altijd niet vande baan.

Duco Stadig herinnertzich dat de protesterendebewoners zich in 1977 ookvervoegden bij de Amster-damse Federatie van Wo-ningcorporaties, waarvanhij toen secretaris was. “Debewoners benaderden decorporaties als een laatstekans om sloop af te wen-den. Als wij ons ertegenopstelden, zou de gemeen-te wel inbinden. Ze vondenbij ons een gewillig oor,maar zomaar nee zeggenwas niet eenvoudig. Ineenszag onze federatievoorzit-ter Jan de Jong een ope-ning: de parkeergaragesdie overal in de plannenstonden. We hadden netdie vervelende ervaringendaarmee in de Bijlmer ge-had. Voor alle corporatiesstond vast dat ze nooitmeer het beheer daarvanzouden overnemen van degemeente. Dat was dusonze opstelling: als de ge-meente wil herstructurerenen parkeergarages bou-wen, gaan we dat niet te-genhouden. Maar wij gaangeen parkeergarages behe-ren! Wethouder Cees deCloe had ons uitgenodigdom erover te praten, wantde PvdA-fractie in de ge-meenteraad had haar in-

Bijlmerboeren over de ver-kaveling van grond voornieuwbouwprojecten.” Of-tewel, de Dapperbuurtersdienden net als de Bijlmer-boeren hun biezen te pak-ken, waarna de gemeentenieuwbouwplannen op debouwrijp gemaakte grondkon gaan realiseren alsof ernooit iemand gewoondhad. De Sterke Arm wistdankzij stug volgehoudenbuurtwerk de bewoners er-

te kunnen komen. De zit-tende bewoners – het waseen typische arbeiderswijk– stonden op hun achter-ste benen, gesteund doorlinkse studenten en kun-stenaars. Nog niet eens zo-zeer vanwege het uiterlijkvan de buurt, maar vanwe-ge de hoge huren die menvan deze operatie vreesde,plus de geplande halveringvan het woningbestandwaardoor veel zittende be-woners niet konden terug-keren.

Inspraak voor de zittendebewoners bij buurtsaneringmoest in deze jaren nogontdekt worden. De beden-ker van het tuinstadplan uit1971, ir. Duyff, kon zich erniets bij voorstellen: “In-spraak voor de bewonersvan de Dapperbuurt overhet bestemmingsplan staatgelijk aan inspraak voor

Bij de stadsvernieu-wing in de Dapper-buurt stonden niet

alleen de protesterendebewoners, onder leidingvan de actiegroep DeSterke Arm, lijnrecht te-genover de gemeente. Voorhet eerst bliezen ook decorporaties hun partijtjemee in de controverse overde richting van de stadsver-nieuwing.

De afdeling Stadsontwik-keling had eind jaren zestignet de Bijlmer ontworpenen keek met dezelfde mo-derniseringsdrift naar denegentiende-eeuwse wij-ken. Na Kattenburg en deRoomtuintjes stond deDapperbuurt op de rol. Dehele buurt zou plat moe-ten, het bestaande straten-patroon losgelaten, om toteen tuinstad-achtig geheelmet middelhoogbouwflats

Sta

ds

ar

ch

ief

am

st

er

da

mii

sg

20 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Wanhoopskreet uit 1978op het toen al jarenleegstaande gebouwvan het Leger des Heilsin de Commelinstraat.

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:21 Pagina 20

Page 23: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

DEEL 1: AMSTERDAM HUILT, 1970–1978 | 21

PvdA. In het verkiezingsprogramma 1978zou de Amsterdamse PvdA zich voor heteerst uitspreken tégen grootschalige sloop.Het keerpunt was gekomen. In de definitie-ve versie van De Cloe’s raamnota werd deambitie beperkt tot het aanpakken van64.000 woningen. De projectgroepen kre-gen meer mandaat, en Grondbedrijf enStadsontwikkeling werden uit PubliekeWerken gelicht om de macht van dezedienst, een staat in de staat, te breken.Maar dat argument werd uiteraard niet ge-noemd.

Schaefer schuiftCorporaties en gemeente hadden aanvan-kelijk meer succes bij het op gang brengenvan het woningverbeteringsprogramma.Midden jaren zeventig waren al enkele duizenden woningen in de Spaarndam-merbuurt, de Watergraafsmeer, de Staats-liedenbuurt en Noord onder handen of op-geleverd, terwijl projecten in de IndischeBuurt, de Transvaalbuurt en Oud-West invoorbereiding waren. Een extra subsidiewaar staatssecretaris Schaefer in december1973 mee was gekomen, had vastzittendeprojecten vlotgetrokken. Bovendien pre-senteerde het ministerie een huurgewen-ningsbijdrage in geval van renovatie.

Schaefer was ‘zijn stad’ nog wel vaker be-hulpzaam. Voor een goede begeleiding vanbewoners bij een verhuizing in het kadervan de stadsvernieuwing was wel zeshon-derd gulden per woning nodig, maar cor-poraties konden slechts een tegemoetko-ming van honderd gulden van de overheidkrijgen. Om dit probleem op te lossen put-te Schaefer uit een van zijn vele potjes. Opgrond daarvan trok de Amsterdamse Fede-ratie van Woningcorporaties enkele profes-sionele contactpersonen aan. Een proef in1976 met vijftig mobiele wisselwoningenin Amsterdam-Noord, waarvoor Schaeferook met extra geld over de brug kwam,werd een zodanig succes dat deze mobielewoningen ook in de Dapperbuurt en de In-

ken, met de vorming van brede straten metvoldoende parkeerruimte. Zo moest eenwoonmilieu voor gezinnen ontstaan datkon concurreren met de overloopgemeen-ten.

Honende kritiek viel de wethouder tendeel. De nota was te ambitieus en te tech-nocratisch, het college en de ambtelijkediensten leidden aan zelfoverschatting, al-dus de reacties van raadsleden en buurtac-tivisten. De Amsterdamse Federatie vanWoningcorporaties liet weten meer affini-teit te hebben met de organische aanpak inde Dapperbuurt. Blok voor blok, straat voorstraat, waarbij de bewoners die dat willendoorschuiven naar de nieuwbouw. Bouwenvoor de buurt – kleinschalig en gefaseerd,zoals de bewoners wensen.

Kort hierna liet De Cloe weten na de ver-kiezingen niet meer in de politiek te zullenterugkeren, vanwege gebrek aan steun voorzijn beleid binnen zijn eigen partij, de

moest worden aangesloten bij het eigenevan elke buurt en de wensen van de zitten-de bewoners, zoals de volkshuisvesters be-toogden? De technocraten tegenover deidealisten of romantici, zoals de volkshuis-vesters ook wel eens zijn genoemd.

De gemeenteraad ergerde zich mateloosaan het tot niets leidende geharrewar tus-sen de diensten en drong aan op een hel-der, krachtdadig beleid. Zomer 1977 kwameen geprikkelde De Cloe met een concept-raamnota over de stadsvernieuwing, geti-teld De buurt woonplaats, geen doorgangs-huis. Het college bleek nog steeds testreven naar een evenwichtige bevolkings-opbouw in alle stadsvernieuwingswijken.Voor 2000 moesten maar liefst 215.000 wo-ningen zijn vervangen of verbeterd: bijnaacht op de tien Amsterdamse huurwonin-gen! In de beste traditie van Publieke Wer-ken stond de nota in het teken van eengrootscheepse sanering van de oude wij-

De Tweede van derHelststraat in de Pijp in1972. Toen was ook dezewijk aan verloederingten prooi gevallen.Op de achtergrond denieuwbouw van hetOkura Hotel, eenvreemde eend in de bijt.

Pie

te

r B

oe

rsm

a

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:22 Pagina 21

Page 24: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

dische Buurt bij sloop-nieuwbouw werdeningezet.

Tempo valt stilNajaar 1975 publiceerde de Dienst Volks-huisvesting een ambitieus tienjarenpro-gramma voor woningverbetering in devooroorlogse voorraad. Twintigduizendwoningen wilde men aanpakken in tienjaar tijd. De vaart zat er goed in – zo leekhet. Maar vermoedelijk pakten Schaefersoplossingen ook voor het rijk te duur uit. In1977 kondigde het ministerie de zogeheten2,5–procentsregeling af voor de huurbere-kening van gerenoveerde woningen. Daar-mee werd een link gelegd tussen huurop-brengsten en investeringskosten. Denieuwe regeling doorkruiste de bestaandepraktijk van vergelijkingshuren – met dehuren in de Westelijke Tuinsteden als ijk-punt – en leidde prompt tot een impassebij veel verbeteringsprojecten. Omdat re-novatie nu gepaard ging met een stevigehuurverhoging, weigerden veel bewonerselke medewerking. Het rijk accepteerdeten lange leste de oude wijze van huurbere-kening voor renovatieprojecten die al invoorbereiding waren, toen de 2,5–pro-centsregeling werd afgekondigd.

Maar het vertrouwen was beschaamd enbinnen nieuwe projecten bleek de animo

van bewoners om over renovatie van hunwoning te praten tot nul gedaald. Na langonderhandelen lukte het de gemeente over- eenstemming te bereiken met het ministe-rie over een lijst van zeventien projecten, intotaal zo’n 3.500 woningen verspreid overde stad, die alsnog onder de oude regelinggebracht mochten worden. De voorberei-ding van de overige projecten uit het ambi-tieuze tienjarenplan viel echter vrijwel stil.Het tempo was uit het verbeteringsproces.En het zou grote moeite kosten om hetweer enigszins op gang te brengen.

Morrende wachtendenMet de instelling in 1972 van de Gemeente-lijke Dienst Herhuisvesting (gdh) leken detwisten in college en raad over de woning-distributie enigszins gekalmeerd. De dienstwas de opvolger van het Centraal BureauHuisvesting (cbh), dat zich met zijn al-machtige positie in de naoorlogse woning-distributie niet geliefd had gemaakt. Denaamsverandering was voorafgegaan dooreen fel debat over de toekomst van de dis-tributie: moest dit als een aflopende zaakworden beschouwd, omdat men de situatiezo snel mogelijk aan de vrije markt moestoverlaten, of lag juist een nieuwe ronde vanwoonruimteverdeling in het verschiet, ge-zien de ophanden zijnde stadsvernieu-

wing? Het laatste standpunt kreeg de over-hand.

Met de naamswisseling liep niet ineensalles van een leien dakje. De eerste direc-teur, C. van Huygevoort, moest al na tweemaanden opstappen. Hij had de benoe-ming ‘met aarzeling’ aanvaard, en gaf alsnel het signaal af geen vertrouwen te heb-ben in een daadkrachtige aanpak van destadsvernieuwing door het college. Daaropwerd hij onmiddellijk op non-actief ge-steld. Met de uit de scheepvaartwereld af-komstige H. van der Ven dreef de dienstrustiger vaarwater binnen. Maar niet voorlang.

Eenvoudig was de taak van de dienst al-lerminst. De gemeente kreeg de helft vande woningen van particulieren en corpora-ties om toe te wijzen, de andere helft ver-deelden de verhuurders zelf volgens de gel-dende distributieregels. Het beleid waserop gericht de lijsten aan de vraagkantkort te houden door de lat voor toewijzinghoog te leggen. Echtparen moesten eenjaar getrouwd zijn en alleenstaandenmoesten ouder dan 27 jaar zijn, wilden zein aanmerking komen voor een plek op dewachtlijst. Men moest verder tenminstetwee jaar in het bevolkingsregister inge-schreven staan en uiteraard niet te veel ver-dienen. Door dit stringente beleid was dewachttijd beperkt tot een jaar of twee. Meteen medische of sociale indicatie kon mensneller geholpen worden.

Keuzemogelijkheid was echter een onbe-kende luxe. Je kreeg een woning aangebo-den en dat was het. Na gezinsuitbreidingmoest men opnieuw in de rij. Gemor was erbreed onder de Amsterdammers over hetdistributiebeleid gezien de lange wachttij-den. Maar het systeem was wel duidelijk ener heerste een zekere gelatenheid omdatmen wist dat voordringen onmogelijk was.Iedereen moest op zijn beurt wachten.Want eenmaal in de kaartenbakken vanHerhuisvesting beland, was het een kwes-tie van geduldig de tijd uitzitten. �

22 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Koningin Juliana opwerkbezoek in deRoomtuintjes in Am-sterdam in 1975. De ophaar neerkijkende be-woners waren vanaf deoplevering in felle huur-acties gewikkeld.

Sta

dsa

rc

hie

f a

mst

er

da

m

Ma

ur

ice

Bo

ye

r

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:22 Pagina 22

Page 25: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Een onderzoek uit 1973 concludeer-de dat de Amsterdamse nieuwbouwte duur was voor de meeste woning-

zoekenden, ondanks het oprekken van dehuursubsidieregeling. De gemiddeldehuurquote steeg in de eerste helft van dejaren zeventig van 20 naar 27 procent enkwam daarmee aanzienlijk hoger uit dande norm die het toen zittende kabinet-DenUyl hanteerde: 14 à 17 procent van het in-komen.

Hoewel de woningen in de Bijlmer van dehoogste kwaliteit waren zoals tot dan toein de sociale woningbouw gerealiseerd,waren ze vanwege hun hoge huren niet intrek. De conclusie lag voor de hand: in denieuwbouwprojecten die daarna op de rolstonden, het tweede deel van Banne Buik- sloot (Noord) en Holendrecht, moest goed-koper worden gebouwd. De Dienst Volks-

huisvesting voerde daartoe een breed op-gezette marktoriëntatie uit. Tientallenaannemers gaven antwoord op de vraagdie in het hele land speelde: hoe bouw jebetaalbare woningen van een behoorlijkekwaliteit? Onder betaalbaar verstond menin die dagen een maximale maandhuurvan 225 gulden (100 euro). Overal vandaankwamen de aanvragen om het rapportMarktoriëntatie (1973), dat snel moest wor-den herdrukt.

Juist op dat moment – het linkse trioGruijters, Schaefer en Van Dam was netaangetreden op het departement – trachtteook het rijk het bouwen van betaalbare wo-ningen te bevorderen. De belangrijksterijksregeling was ‘Goed en Goedkoop’,waarmee men sober en doelmatig bouwenwilde stimuleren. Deze begrippen zoudennog lang het volkshuisvestingsdebat domi-

Felle huurstrijd van traditionele arbeidersgezinnen

Hoe hou je de nieuwbouw betaalbaar?

In Banne Buiksloot IIverlaagde ministerGruijters de huren meteen extra subsidie.

Een huuractie in deTransvaalbuurt in 1980.

Als een rode draad loopt de woonlastenproblematiek door de ge-

schiedenis van de volkshuisvesting. Dit aloude probleem werd in

Amsterdam in de jaren zeventig nijpender dan ooit: de gestegen

bouwkosten leidden tot te hoge huren van de nieuwbouw. Met al-

lerlei kunst- en vliegwerk én met een steeds omvangrijker stelsel

van huursubsidie werden de protesterende bewoners gepacificeerd.

Sta

dsa

rc

hie

f a

mst

er

da

m

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:22 Pagina 23

Page 26: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

neren. In maart 1974 kwam minister Gruij-ters met een extra contingent ‘Goed enGoedkoop’ van vijfduizend woningen.Daardoor konden die huren met 25 guldenper maand omlaag. Wie het eerst komt, diehet eerst maalt. In Amsterdam lagen deplannen voor Holendrecht en Banne iiklaar – en zo had de rest van het land hetnakijken. Daar werd gemopperd dat de re-geling kennelijk bedoeld was voor Amster-dam. De hoofdstad haalde extra subsidievoor 3150 woningen binnen.

Het zou niet de laatste keer zijn dat deAmsterdamse volkshuisvesters de verden-king op zich laadden een gemakkelijketoegang te hebben tot de staatsruif. In Am-sterdamse ogen was het nooit genoeg,maar het is onmiskenbaar dat in de jarenzeventig en tachtig jaarlijks forse geldstro-men vanuit Den Haag naar de stad zijn ge-stroomd, waarmee Amsterdam zijn im-mense taak kon uitvoeren. Eigenlijk wasbij elk nieuwbouwplan in de jaren zeventigen tachtig de hoogte van de huren proble-matisch. Met allerlei kunst- en vliegwerkwerd dan elke keer weer een oplossing be-reikt. Resultaat was een lappendeken aanregelingen, waar ook de Dienst Volkshuis-vesting zelf amper nog de weg in wist.

Loodzwaar huursubsidiestelselVoor veel Amsterdammers was het onbe-grijpelijk dat het kabinet-Den Uyl de trendvan hoge jaarlijkse huurrondes doorzette.Inflatie en marktrente stonden weliswaarop een extreem hoog peil, maar die vicieu-ze cirkel van prijs- en inkomensstijgingenkon slechts worden doorbroken als ergens

een rem werd gezet. Toch decreteerde ookminister Gruijters voor 1975 een huurver-hoging van acht procent, op basis van eennieuw systeem van woningwaardering.Voor woningen die buiten het stelsel vandoor het rijk bepaalde huurverhogingenvielen, mocht zelfs een percentage vanacht à twaalf worden gehanteerd.

Een door wethouder Louis Kuijpers inge-stelde adviescommissie ‘Woonomgevingen wijkwaardering’ rekende het nieuwewoningwaarderingssysteem van het rijknog eens door voor Amsterdam, maarkwam ook uit op een huurronde van achtprocent. Alleen voor woningen in de Bijl-mermeer, Molenwijk en het Plan Van Gool(de beide laatste wijken in Noord), samentoch nog twintigduizend woningen, kwammen uit op een noodzakelijke bevriezingomdat die huren te hoog bleken.

De linkse bewindslieden van het Cock-tailtrio vonden de hoogte van de jaarlijksehuurrondes niet problematisch, omdat zetegelijk de werkingssfeer van de huursub-sidie aanmerkelijk uitbreidden. De achter-liggende bedoeling was dat degenen diehet konden opbrengen, een meer markt-conforme huur zouden betalen – al was dieterm nog niet tot de politieke begrippen-lijst van dat moment doorgedrongen. Hetloodzware stelsel van huursubsidies, waarvandaag de dag de politiek mee in z’nmaag zit, is in die jaren opgetuigd. Vooralde stelselmatig te hoge nieuwbouwhurenzorgden voor een druk op het stelsel. Zobleek zeventig procent van de huurders inde Roomtuintjes in 1977 in aanmerking tekomen voor huursubsidie. �

BronnenDe teksten in deze bijla-ge van nul20 zijn gro-tendeels gebaseerd opeen door Egbert Ottens,voormalig directiesecre-taris van de Dienst Wo-nen, in 2007 samenge-steld manuscript.Daarnaast zijn ondermeer de volgende bron-nen gebruikt:• Bosma, Jitske e.a.

(red.), ‘De beste actie-groep ter wereld…’ Veer-tig dorpsverhalen uit deNieuwmarkt (1984).

• Heddema, Frans, ‘Red-ding Pintohuis spaardeNieuwmarktbuurt’, in:Ons Amsterdam, februa-ri 1999, pp. 72–76.

• In éénheid zit kracht. 90jaar Amsterdamse Fede-ratie van Woningcorpora-ties (2007).

• Mamadouh, Virginie,De stad in eigen hand.Provo’s, Kabouters enkrakers als stedelijke so-ciale beweging (1992).

• Ottens, Egbert, ‘Ikmoet naar een kleinerewoning omzien wantmijn gezin wordt tegroot’. 125 jaar socialewoningbouw in Amster-dam (1975).

• Rooij, Piet de (red.), Ge-schiedenis van Amster-dam. Deel iv, Tweestrijdom de hoofdstad 1900–2000 (2007).

• Vuijsje, Herman en Josvan der Lans (red.), Hetverlangen naar de stad.25 jaar wonen in Amster-dam (2002).

Verantwoording citaten:

• Citaat Wim Polak: bio-grafie in BiografischWoordenboek van Neder-land door Herman de Liagre Böhl.

• Citaten Duco Stadig:interview door Johanvan der Tol, augustus2007; aangevuld metinterview in nul20,maart 2007.

• Interviewkader LuudSchimmelpennink: Jits-ke Bosma e.a. (red.),‘De beste actiegroep terwereld…’ (1984), inter-view door Tineke Nij-enhuis.

• Citaten Geert Mak: Op-Nieuw, krant voor deNieuwmarkt, mei 2004,interview door HaijeBouwman.

• Citaat Herman Knijt-ijzer: Ons Amsterdam,januari 1972.

• Citaten Geurt Brinkgre-ve: Jitske Bosma e.a.(red.), ‘De beste actie-groep ter wereld…’(1984), interview doorTineke Nijenhuis.

• Interviewkader Gerritvan Beeren: Jitske Bos-ma e.a. (red.), ‘De besteactiegroep ter wereld…’(1984), interview doorTineke Nijenhuis.

• Citaat Eric de Lange:Jetteke Bolten-Rempte.a., Kleur bekennen inde Dapperbuurt (1983).

• Citaat Wim Diergaarde:website Geheugen vanOost, verhaal ‘De OudeWham’ opgetekenddoor Lies de Wolf.

• Citaat Tjerk Dalhuizen:mug, oktober 1999, in-terview door Jefka Lo-dewijks.

ColofonBijlage bij nul20, tijdschrift voor Amsterdams woon-beleid, maart 2008

Tekst: Egbert Ottens (met name hoofdtekst, metdank voor hun kritische opmerkingen aan Joop deHaan, Rob Steinweg, Willem Teune en Ab Vos); Hansje Galesloot (met name kaderteksten)

Eindredactie: Hansje Galesloot en Johan van der TolBeeldresearch: Nienke HuizingaVormgeving: Puntspatie [bno], AmsterdamDruk: Lenoirschuring, Amstelveen

24 | DE AMSTERDAMSE VOLKSHUISVESTING 1970–2005

Járenlang, vanaf medio jaren zeventig tot mediojaren tachtig, kende Amsterdam heftige huurac-ties van door communisten gedomineerde huur-dersverenigingen. Vooral de nieuwbouwhurenwaren steen des aanstoots. In de Roomtuintjesen op Kattenburg verzetten de Amsterdamse ar-beidersgezinnen zich heftig tegen het huurpeildat hoger lag dan in hun oude woningen, terwijlbovendien de kwaliteit van de nieuwbouw in hunogen wel wat beter had gekund. Algauw voegdenook de huurders in de Bijlmermeer zich bij hetfront.

In een negentiende-eeuwse wijk als de Pijp wa-ren het geen communisten die leiding gaven aande acties, maar kregen krakers een ombudsfunc-tie op huurgebied. Het ging hier ook niet omnieuwbouw, maar om bestaande etagewoningen– vaak met onderhoudsproblemen, gezien hetgrote aandeel van particuliere eigenaren in dezebuurt. Voor dit soort oudere woningen haakten

de actievoerders aan bij een bepaling die eind ja-ren zestig landelijk was ingevoerd: als er achter-stallig onderhoud was, kon dat als argumentworden aangevoerd om de jaarlijkse huurverho-ging te weigeren.

Tjerk Dalhuizen was in de Pijp een van de voor-trekkers in de huurstrijd. “Eerst werkte ik bij eenkraakspreekuur. Het kraken van een etagewo-ning leidde toen nog vaak tot een huurcontract.In dergelijke gevallen zochten we bij het kraak-spreekuur uit wat de rechten van de nieuwehuurder waren. Daardoor kwam ik erachter dater op huurgebied talloze problemen speelden.Toen aangekondigd werd dat de huishurenvoortaan met 5,5 procent per jaar omhoog zou-den gaan, hebben we in de Pijp het Woonlasten-comité opgericht. Want mensen zitten methuurproblemen, terwijl er allerlei procedures be-staan om daar iets aan te doen: via de rechter ofvia de huurcommissie.”

‘Bij het kraakspreekuur gingen we huurders helpen’

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:maart 2008 07-03-2008 11:22 Pagina 24

Page 27: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

In deel 2 (1978–1984)

‘Jan komt!’In 1978 voltrok zich in de Amsterdamse PvdA een paleiscoup.Een groep jonge politici dwong verandering af. Want de stad verloederde en steeds meer inwoners namen de wijk naar elders.De menselijke maat werd weer uitgangspunt, de cityvorming methotels, kantoren en verkeersdoorbraken werd afgezworen. Hetoverloopbeleid maakte plaats voor het model van de compactestad. Jan Schaefer, net staatssecretaris af, werd wethouder volks-huisvesting. Voor hem én voor de stadsvernieuwing brak een gouden periode aan.

Bijlmer geflopt‘Grote grijze torenflats, nog mooier dan paleizen,’ zong AdèleBloemendaal in 1969. Drie jaar eerder was de bouw gestart van dedroomwijk Bijlmermeer. Het nieuwe wonen moest hier gestaltekrijgen. Maar alles liep anders dan gedacht. De huren bleken tehoog, de grote toestroom van Surinamers zorgde voor overlast,de sociale samenhang kwam niet van de grond. De gemeentebleek hardleers, maar de corporaties hadden hun lesje geleerd.In Gaasperdam pakte men het bouwen anders aan.

Ata

Ka

nd

o/N

ed

er

lan

ds

Fo

to

mu

se

um

‘De Amsterdamse volkshuisvesting 1970–2005’ wordt in vijf delenuitgebracht, steeds als bijlage bij het tijdschrift NUL20. U kunt dedelen bewaren in een handige, fraai uitgevoerde opbergdoos.Deze is gratis te bestellen via de speciale rubriek over dit projectop de website van Dienst Wonen: www.wonen.amsterdam.nl.

Opbergdoos

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:omslag maart 07-03-2008 11:42 Pagina 5

Page 28: Wonen in Amsterdam 1970 - 1978

Int

er

na

tio

na

al

Ins

tit

uu

t v

oo

r S

oc

iale

Ge

sc

hie

de

nis

1970

1978

073142-3 Volkshuisvesting Amsterdam:omslag maart 07-03-2008 11:40 Pagina 2