WON Leergang Onderzoeksdidactiek - Universiteit Utrecht · 2017-11-03 · –Overzicht en feedback...

61
WON Leergang Onderzoeksdidactiek Groep Zuid Bijeenkomst 2 Jan Vijfhuizen Monica Wijers

Transcript of WON Leergang Onderzoeksdidactiek - Universiteit Utrecht · 2017-11-03 · –Overzicht en feedback...

WON Leergang Onderzoeksdidactiek

Groep Zuid

Bijeenkomst 2

Jan Vijfhuizen

Monica Wijers

STARTER

https://www.tuintelling.nl/index.php/data/result/evenement/ES/

NRC Checkt: ‘Ex-drankgebruikers vertekenen onderzoek’

Wat is beter voor de gezondheid: met mate drinken of geen druppel meer aanraken? Het laatste, is de conclusie van

het artikel Het misverstand drank in een themanummer over alcohol van Volkskrant Magazine (23 september). Maar vaak komen de matige drinkers er beter vanaf in onderzoeken naar de gezondheidseffecten van alcoholgebruik, schrijft de Volkskrant, omdat „de groep niet-drinkers ook tal van voormalige grootgebruikers bevat” en mensen die vanwege hun slechte gezondheid zijn gestopt met drinken. „Logisch dat hun gemiddelde gezondheid er slechter uitzag dan die van de matige drinkers.”

Voormalig grootgebruikers worden meegenomen in de categorie niet-drinkers in studies naar de gezondheidseffecten van alcoholgebruik, en dat de resultaten daardoor worden vertekend.

De wetenschapsredactie van de Volkskrant stuurde desgevraagd onderliggende bronnen voor deze passage in het stuk. Eén daarvan is een paper uit de Journal of Studies on Alcohol and Drugs (mei 2017) waarvoor een internationale groep onderzoekers opnieuw heeft gekeken naar 45 studies naar het effect van alcohol op de gezondheid – specifiek de hartziekten. Deze studies toonden eerder aan dat volwassenen die matig drinken minder hartziekten hebben dan geheelonthouders. „Vandaar”, stellen de onderzoekers, „het wijdverbreide geloof dat alcohol, met mate gedronken, goed is voor het hart”. Echter, zo bleek uit de meta-analyse, wordt deze ogenschijnlijke gezondheidswinst niet door alcohol veroorzaakt, maar door een derde factor. Namelijk het feit dat de groep matige drinkers een algeheel betere gezondheid heeft dan de niet-drinkers. Want vaak zijn geheelonthouders „voormalige drinkers die zijn gestopt vanwege gezondheidsproblemen”, ontdekten de onderzoekers.

Ykje Vriesinga NRC 2 oktober 2017

Agenda tweede keer

1. Thuiswerk Eureka! (30 min)

– Activiteit

2. Van onderzoeksvraag naar –plan (20 min)

– Herhaling en oefening: criteria onderzoeksvraag en vraagstructuur

– Criteria (leer)onderzoek

3. Thuiswerk onderzoeksvraagstructuur (30 min)

– Overzicht en feedback

4. Spelregels goed onderzoek (20 min)

– Voorbeelden

5. Wat is leren? Wat is goed leeronderzoek? (20 min)

6. Het onderzoeksplan (20 min)

7. Vooruitblik volgende keer (10 min)

ACTIVITEIT NAV EUREKA! KEVIN, ANITHA, ILONA

Gelezen: H1.1, 1.2.3, 1.3 en H4.1

Tips en tops op geeltjes

ONDERZOEKSVRAAGSTRUCTUUR

Herhaling en nog even oefenen!

Criteria goede vraagstructuur

Een relevante echte onderzoeksvraag:

• Oplossing is niet opzoekbaar/geen open deur.

• Niet voorgekauwd (niet eerder uitgevoerd).

• Past bij interesses en voorkeuren leerling.

Een precieze onderzoeksvraag:

• Inhoudelijk afgebakend

• Nauwkeurig en eenduidig geformuleerd: Wat, waar, wie en wanneer?

• Functie af te leiden (beschrijvend of verklarend)

• Methode van dataverzameling en soort onderzoek ook

Bijpassende deelvragen:

• Hoofd- en deelvragen vormen logisch en gesloten geheel

Gemeenschappelijke onderzoekstaal

• Belangrijke onderscheidingen in onderzoekstermen rond methodologie

1. Soort onderzoek

2. Methoden van dataverzameling

3. Functies van onderzoek

Gemeenschappelijke onderzoekstaal: soort onderzoek

- Literatuuronderzoek

- Experimenteel onderzoek

- Veldonderzoek

Gemeenschappelijke onderzoekstaal: Methode van dataverzameling

• -

• - Observeren

• - Ondervragen (interview)

• - Bronnenanalyse (tekst en beeld)

Gemeenschappelijke onderzoekstaal: Functies van onderzoek

- Beschrijvend

- Verklarend: explorerend

- Verklarend: toetsend

Functies van onderzoek

• Beschrijvend

- puur beschrijvend (hoe ziet x eruit?)

- vergelijkend (verschil/overeenkomst tussen x en y?)

- definiërend (tot welke klasse behoort x?)

- evaluerend (wat gebeurt er met x in situatie s?)

• Verklarend: explorerend

- waardoor kan x verklaard worden; welke hypothese kan daarover geformuleerd worden?

• Verklarend: toetsend

- Leidt x tot (meer) y?

Heeft implicatie

voor deelvragen

Beoordelen onderzoeksvraagstructuur

• Voorbeeld

• Oefening met onderwijsvraagstructuren

• Oefening Wietolie -> van deelvragen naar hoofdvraag

Onderzoeksvraagstructuur “De Berlijnse Muur”

Hoofdvraag:

• Om welke motieven vluchtten Oost-Duitsers over de muur naar West-Berlijn?

Deelvragen:

• 1.  Waar lag de Berlijnse muur?

a.  Wanneer werd deze afgebroken?

b.  Waarom werd deze gebouwd?

• 2.  Hoeveel mensen zijn er over de muur gevlucht?

a.  Hoe deden ze dat?

b.  Lukte het altijd?

• 3.  Wat zijn de motieven van de mensen die vluchtten?

a.  Wat vind ik zelf van deze motieven?

Criteria Vraagstructuur

1. Hoofdvraag en deelvragen vormen één hecht geheel.

Deelvragen zijn precies die vragen waarvan je de antwoorden nodig hebt om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden - niet meer, niet minder.

•  Uit de hoofdvraag kun je de deelvragen afleiden

•  Uit de deelvragen kun je de hoofdvraag afleiden

2. Hoofd- en deelvragen zijn taalkundig eenduidig geformuleerd

3. Uit de formulering van hoofd- en deelvragen is duidelijk wat de functie van elke vraag is (bv beschrijven, verklaren, toetsen)

4. De hoofdvraag maakt zo goed mogelijk duidelijk wat onderzocht gaat worden:

‘het wat, waar, wie en wanneer van het onderzoek’ 

Nb: soms leidt dat tot een erg omslachtige formulering, in dat geval biedt de formulering van de deelvragen uitkomst

Betere onderzoeksvraagstructuur “De Berlijnse Muur”

Hoofdvraag: (beschrijvend, veldonderzoek, documentanalyse)

• Welke motieven om naar West-Berlijn te vluchten zijn er te vinden in drie

verschillende dagboeken van vluchtelingen?

Deelvragen:

• 1.  Welke motieven zijn er in dagboek 1?

a.  Welke motieven worden met zoveel woorden genoemd?

b.  Welke motieven zijn af te leiden uit de teksten?

• 2.  Wat motieven zijn er in dagboek 2?

a.  Welke motieven worden met zoveel woorden genoemd?

b.  Welke motieven zijn af te leiden uit de teksten?

• 3.  Wat motieven zijn er in dagboek 3?

a.  Welke motieven worden met zoveel woorden genoemd?

b.  Welke motieven zijn af te leiden uit de teksten?

Oefening met onderzoeksvraagstructuren

Hierna volgen een aantal verschillende onderzoeksvraagstructuren (OVS) (in twee- drietallen, 5 minuten) Bekijk de OVS kritisch aan de hand van de criteria voor OVS Teken m.b.v. het keuzemenu de driehoek die bij de OVS past. Geef aan op welke manier de OVS verbeterd kan worden.

OVS 1

Hoofdvraag: Bestaat er binnen Nederland regionale ongelijkheid? Deelvragen: 1.Wat verstaan we onder regionale ongelijkheid? 2.Welke regionale indeling heb je gekozen en waarom? 3.Naar welke meetbare kenmerken gaan we kijken?

- aspecten van welvaart - aspecten van welzijn

4.Wat zijn de waarden van de onder 2 genoemde aspecten gebruikmakend van de statistiek in de Grote Bosatlas 54e druk?

5.Welke opvallende verschillen zie je tussen regio’s?

OVS 2

Hoofdvraag: Welke meetbare factoren beïnvloeden de vitale capaciteit in mensen? Deelvragen: 1. Wat is vitale capaciteit (V.C.)? 2. Zijn er verschillen in V.C. tussen jongens en meisjes? 3. Heeft de V.C. invloed op je conditie? 4. Heeft de lengte invloed op de V.C.? 5. Heeft gewicht invloed op de V.C.? 6. Heeft de borstomvang invloed op de V.C.?

Wietolie als pijnstiller (van deelvragen naar hoofdvraag 1)

Bekijk de volgende deelvragen:

1. Wat zijn de bevindingen van onderzoek A naar de effecten van wietolie als pijnstiller?

2. Wat zijn de bevindingen van onderzoek B naar de effecten van wietolie als pijnstiller?

3. Wat zijn de bevindingen van onderzoek C naar de effecten van wietolie als pijnstiller?

Wat is het Onderzoeksprofiel?

Functie van het onderzoek …………………………..?

Soort onderzoek .........................?

Methode van dataverzameling ……………………….....?

Wat is de Hoofdvraag? …………………………..?

Wietolie als pijnstiller (van deelvragen naar hoofdvraag 2)

Bekijk de volgende deelvragen:

1. Welke effecten van wietolie op gewrichtspijnen worden vanaf 2015 beschreven in de patiënten dossiers van huisartspraktijk H1 in Amsterdam.

2. Welke effecten van wietolie op gewrichtspijnen worden vanaf 2015 beschreven in de patiënten dossiers van huisartspraktijk H2 in Zwolle?

3. Welke effecten van wietolie op gewrichtspijnen worden vanaf 2015 beschreven in de patiënten dossiers van huisartspraktijk H3 in Bergen op Zoom?

Wat is het Onderzoeksprofiel?

Functie van het onderzoek …………………………..?

Soort onderzoek .........................?

Methode van dataverzameling ……………………….....?

Wat is de Hoofdvraag? …………………………..?

Wietolie als pijnstiller (van deelvragen naar hoofdvraag 3)

Bekijk de volgende deelvragen:

• wat is volgens metingen met methode x de oplossnelheid van wietolie in stof a?

• wat is volgens metingen met methode x de oplossnelheid van wietolie in stof b?

• wat is volgens metingen met methode x de oplossnelheid van wietolie in stof c?

• wat is volgens metingen met methode x de oplossnelheid van wietolie in stof d?

• wat is volgens metingen met methode x de oplossnelheid van wietolie in stof e?

Wat is het onderzoeksprofiel?

• Functie van het onderzoek : …

• Soort onderzoek: …

• Methode van dataverzameling:

Wat is de hoofdvraag:

• …………………?

JULLIE ONDERZOEKSVRAGEN

Overzicht en feedback

Gert Jan Perdaems (ak)

Zal China zich de komende 10 jaar tot de politieke hegemoniale wereldmacht vormen?

Tom Marx (gs)

Hoe zijn in Nederland vanaf 1780 een rechtsstaat en een parlementaire democratie

ontstaan?

Araya van Leuken (klassieke talen en cultuur)

De Aeneïs van Vergilius is duidelijk gemodelleerd naar de Ilias en Odyssee van

Homerus.

Op welke manier heeft Vergilius de werken van zijn voorganger overgenomen, geïmiteerd

en verbeterd? (Translatio, imitatio en aemulatio).

Marijke van de Kaaden (O&O)

Welke factoren maken dat leerlingen uit het vierde leerjaar voor de duurdere reizen

kiezen?

Robbert van de Wetering (ak)

Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen spleetvulkanen en schildvulkanen

Anitha Schrijver (Maw)

Welke invloed hebben de sociale media Snapchat, Instagram en Facebook op het

sociale leven van leerlingen in vwo 4, 5 en 6 op ’t Rijks in Bergen op Zoom?

Marlies Moust (klassieke talen en cultuur)

Hoe komt het dat bij de gladiatorenspelen ter ere van de opening van het Colosseum veel wilde dieren in het Romeinse rijk (bijna) zijn

uitgestorven?

Kim de Bruijn (bio)

Welke hygiënische maatregelen in het dagelijks leven leveren een (significante)

afname van bacteriën op, op het te onderzoeken oppervlak?

Wilfried Willemen (techniek en O&O)

In het krantenbericht worden de oorzaken van het instorten van de parkeergarage kort

samengevat. Geef een onderbouwing van de genoemde oorzaken van het instorten van de

parkeer garage?

Mijntje Wiegers-Prinsen (kt & cultuur)

Onderzoek welke technologie de Romeinen nodig hebben gehad om het Colosseum (een

enorm amfitheater) in Rome te kunnen construeren.

Kevin Kok (biologie)

Wat is de invloed van zonlicht op de hoeveelheid bladrondjes (bovenkant blad en

onderkant blad) bij de paardenkastanje?

Sandra van Zuijlen (wiskunde)

Welke invloed heeft de multiculturele samenleving in Nederland op symmetrische

figuren?

Jan Zwagemakers (ne)

Wat is er zo bijzonder aan ons volkslied, het Wilhelmus, dat onze nieuwe regering vindt dat

het een verplicht onderwerp in het Nederlandse onderwijs moet zijn?

Patronen in het huiswerk

TOPS

• Onderzoeksonderwerpen vaak ‘dichtbij’ de leerling of actualiteit

• Onderwerpen roepen meestal nieuwsgierigheid op

• Onderzoeksonderwerpen tonen enthousiasme en inzet voor het vak

• Meeste vragen hebben goede inleiding/toelichting

• Keuzemenu (FSM-driehoek) altijd en meestal correct toegepast

TIPS

• Hoofdvragen soms verrassend scherp, maar FSM niet altijd zichtbaar.

• Soms lijkt de hoofdvraag

– moeilijk te onderzoeken (afbakening/voorkennis leerlingen)

– opzoekbaar -> oplossing: plaats het in nieuwe specifieke context

• Deelvragen blijken vaak nog lastig:

– Sommige deelvragen zijn eigenlijk oriënterende vragen die voorafgaan aan het onderzoek.

– Samenhangende structuur hoofdvraag -deelvragen bleek nog lastig. -> TiP: boodschappenlijstje

In (vak)groepen aan de slag met

Jullie onderzoeksopzet

• Bekijk elkaars werk en vul onze feedback aan vanuit je vakspecifieke en onderzoekskundige kennis.

• Heb je nog vragen over onze feedback; laat ‘t horen. We komen langs.

Doorlopende opdracht: onderzoek in de klas.

• “Vaststellen contouren van onderzoeksproject: kiezen klas/jaarlaag; keuze thema; bepalen ruimte in lesprogramma, en werk uit hoe je de leerlingen op het onderwerp laat oriënteren.”

• Bespreek je plannen met elkaar

PAUZE

WAT IS LEREN?

Leren is het proces ban grenzen verleggen in weten begrijpen en kunnen op weg naar ……

Zone van de naaste ontwikkeling

MOEILIJK

MOET

HOERA

EEN FOUT

LEVEN

LANG

Didactische taak

Uitdagen

Toerusten

Begeleiden

Bij opdrachten

die ‘gepast’

moeilijk zijn!

Goed leeronderzoek

• Intrinsiek motiverend

– wekt nieuwsgierigheid op

– past bij interesses en voorkeuren van lln

– brengt ze in de ZNO

• Nieuwe vraag binnen compleet onderzoek

– is als zodanig nieuw voor de leerling of

– heeft leerling nog niet toegepast binnen het vak of

– heeft leerling nog niet geoefend op het niveau (in de complexiteit) die aan de orde is

• Uitvoerbaar

– Voor de onderzoeker (kennis, vaardigheden, vak & onderzoek)

– Binnen beschikbare tijd

Wat is een ‘goed’ leer-onderzoek?

de docent

Zet de onderzoekskunde centraal (het leren onderzoek doen)

Brengt eigen enthousiasme voor thema/onderwerp over

Is vakkundig

Zorgt voor de lokroep vanuit de ZNO

ONDERZOEKSPLAN

Wat is een onderzoeksplan?

Onderzoeksplan bestaat uit

1. Onderzoeksvraagstructuur (hoofd- en deelvragen)

2. Voorafgegaan door beschrijving kenniscontext

Wat ‘we’ al weten en wat daarbinnen de moeite van nader onderzoek waard is. Immers, een onderzoeksvraag komt voort uit een aspect van iets waar je al wat van af weet. Het is het ‘theoretisch kader’ waarbinnen het onderzoek ontwikkeld en uitgevoerd wordt. Ook in het onderzoeksverslag vind je dat theoretisch kader aan het begin. Daar wordt als dat nodig is ook een omschrijving/definitie gegeven van de begrippen/termen die je hanteerde in het onderzoek.

3. Gevolgd door onderzoeksopzet (toelichting op FSMd)

Bij klein en weinig complex onderzoek (onderbouw) is de onderzoeksvraagstructuur met korte inleiding en een korte toelichting op de FSMdhet onderzoeksplan.

Thuiswerk voor volgende keer (do 7 dec )

Eureka!

• Lezen: Rest van H4 (letop!! Oude schema klopt niet!!)

• Activiteit: Mijntje + Marlies + Gert Jan + Wilfried

Kernopdracht

• Kiezen klas/jaarlaag; keuze voor thema; bepalen ruimte in lesprogramma, en werk uit hoe je de leerlingen op het onderwerp laat oriënteren.

• Maak twee onderzoeksplannen (o.a. zie schema fase 1, p.84/85) bij twee onderzoeksvraagstructuren binnen het geplande onderzoeksthema. Eén van deze twee kan de verbeterde versie (op basis van de feedback) van de vorige huiswerk opdracht zijn. (oefenen onderzoekskunde)

• Opsturen: uiterlijk 23 november