Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het...

88
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Een klimaat van angst? Een kritische discoursanalyse van twee Vlaamse kranten naar de aanwezigheid van morele paniek ten aanzien van moslims in Vlaanderen Wetenschappelijke verhandeling Lisa De Roeck MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK PROMOTOR: (PROF.) DR. (Sami Zemni) COMMISSARIS: (PROF.) DR. (Sigrid Vertommen) ACADEMIEJAAR 2015 2016 aantal woorden:26 424

Transcript of Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het...

Page 1: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Een klimaat van angst? Een kritische discoursanalyse van twee Vlaamse kranten naar de

aanwezigheid van morele paniek ten aanzien van moslims in Vlaanderen

Wetenschappelijke verhandeling

Lisa De Roeck

MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN

afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK

PROMOTOR: (PROF.) DR. (Sami Zemni)

COMMISSARIS: (PROF.) DR. (Sigrid Vertommen)

ACADEMIEJAAR 2015 – 2016

aantal woorden:26 424

Page 2: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.Ghent University, Library, 2021.

Page 3: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

3

Abstract

Binnen deze masterproef beargumenteren we dat de negatieve focus op islam in het publieke debat

in Vlaanderen (deels) verklaard kan worden door de aanwezigheid van een morele paniek. Een

episode van morele paniek wordt gekenmerkt door een verhoogde (gepercipieerde) bedreiging ten

aanzien van een specifiek afgebakende groep in de samenleving. Aan de hand van een kritische

discoursanalyse van twee Vlaamse kranten bekijken we of deze negatieve focus in Vlaanderen, vanaf

de aanslagen op het Charlie Hebdo kantoor te Parijs (januari 2015) tot na de aanslagen in Brussel

(maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel

aandacht voor het niveau van de tekst, de discursieve praktijk en de sociale context (Fairclough,

2003). We stellen vast dat moslims als afzonderlijke categorie in de samenleving worden

geportretteerd. Hierbij wordt er zowel door journalisten, opiniemakers als politici gebruik gemaakt

van een sterk wij-zij discours. Op deze manier worden moslims niet als volwaardige actor binnen de

Vlaamse samenleving beschouwd. Dit zorgt voor een versterkte nadruk op islam in het algemeen en

moslims als een bedreiging in het bijzonder. Bij de verwerking van de resultaten maken we gebruik

van vijf indicatoren van een morele paniek, zoals opgesteld door Goode & Ben-Yehuda (1994). We

zullen zien dat de afgebakende situatie grotendeels voldoet aan deze indicatoren.

Page 4: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

4

DANKWOORD

Graag neem ik hier de gelegenheid om mijn promotor, professor Sami Zemni te bedanken voor de

hulp, inzichten en inspiratie die hij mij geboden heeft. Niet enkel het voorbije academiejaar, maar

ook in mijn eerste jaar aan de universiteit, waarbij ik onder andere door het vak ‘Politieke en sociale

leerstelsels’ de overstap maakte van communicatiewetenschappen naar politieke wetenschappen.

Een keuze waar ik tot op de dag van vandaag nog altijd zeer blij mee ben.

Ook wens ik mijn ouders te bedanken, voor het nalezen maar vooral voor hun onvoorwaardelijke

liefde en steun die ze doorheen mijn jaren aan de universiteit geboden hebben.

Page 5: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

5

INHOUD Abstract ............................................................................................................................................... 3

Dankwoord .............................................................................................................................................. 4

Inhoud ................................................................................................................................. 5

Hoofdstuk 1: Uiteenzetting onderzoek ................................................................................................... 8

1. Inleiding ........................................................................................................................................... 8

1.2 Onderzoeksvragen ........................................................................................................ 10

2. Literatuuroverzicht........................................................................................................................ 11

2.1 Morele Paniek: ontstaan en betekenis ........................................................................... 11

2.2 Volksduivels .................................................................................................................. 13

2.3. Belang van media ......................................................................................................... 14

2.4 Bedenkingen bij morele paniek ..................................................................................... 15

3. Theoretische verklaringen ............................................................................................................ 17

3.1 Het Grassroots-model: .................................................................................................. 17

3.2 Het elite-engineerd model ............................................................................................. 17

3.3 De interest-groep theorie: ............................................................................................. 18

4. Afbakening onderzoek .................................................................................................................. 19

4.1 Afbakening in de tijd ..................................................................................................... 19

4.2 Afbakening in de ruimte ................................................................................................ 19

5. Onderzoeksdesign en methodologie ............................................................................................ 20

5.1 Gebruikte methode: kritische discoursanalyse ............................................................... 20

5.2 De Benadering van Fairclough ....................................................................................... 22

5.3 Keuze dataverzameling en steekproefselectie ................................................................ 23

5.4 Data-analyse ................................................................................................................. 24

5.4.1 Analyse van de tekst ........................................................................................................ 25

Benoemen van actoren ......................................................................................................... 25

De individualisering of collectivisering van sociale actoren: ............................................ 25

Algemene categorie versus specifiek kenmerk ................................................................. 26

Aggregatie van actoren: .................................................................................................... 26

Anonimisatie van bronnen ................................................................................................ 26

Het gebruik van ‘wij’ tegenover ‘zij’ .................................................................................. 26

Vooronderstellingen ............................................................................................................. 27

Retorisch tropen ................................................................................................................... 27

Hyperbolen ........................................................................................................................ 27

Metaforen ......................................................................................................................... 27

Neologismen ..................................................................................................................... 28

Page 6: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

6

Transitiviteit .......................................................................................................................... 28

Modaliteit .............................................................................................................................. 29

5.4.2 Analyse van de discursieve praktijk................................................................................ 30

5.4.3 Analyse van de sociale praktijk ....................................................................................... 30

5.5 Kwaliteitscriteria en kritiek............................................................................................ 30

5.6 Indicatoren van een morele paniek ................................................................................ 31

Hoofdstuk 2: Resultaten onderzoek ...................................................................................................... 33

1. Analyse van de data ...................................................................................................................... 33

1.1 Inleiding en bespreking codering ................................................................................... 33

1.2. Bezorgdheid: ................................................................................................................ 35

1.2.1 Vooronderstellingen ........................................................................................................ 35

1.2.2 Metaforen ........................................................................................................................ 38

1.3 Vijandigheid .................................................................................................................. 39

1.3.1 Collectivisering van actoren: ............................................................................................ 40

1.3.2 Actoren als algemene categorie: ..................................................................................... 42

1.3.3 Wij tegenover zij? ............................................................................................................ 45

1.3.4 Metaforen ........................................................................................................................ 47

1.3.5 Neologismen .................................................................................................................... 49

1.3.5 Transitiviteit ..................................................................................................................... 50

1.4 Consensus ..................................................................................................................... 51

1.4.1 Modaliteiten..................................................................................................................... 52

1.5 Disproportionaliteit....................................................................................................... 54

1.5.1 Representatie van actoren ............................................................................................... 54

1.5.1.1 Aggregatie van actoren ............................................................................................ 54

1.5.1.2 Anonimisatie van bronnen: ....................................................................................... 57

1.6 Volatiliteit ..................................................................................................................... 60

1.6.1 Moslims in Vlaanderen? ................................................................................................... 61

1.6.1.1 Beeldvorming rond moslims ...................................................................................... 61

1.6.1.2 Sociale en economische status van moslims ............................................................. 61

1.6.1.3 Het publieke debat met betrekking tot moslims ....................................................... 62

1.7 Analyse van de discursieve praktijk ............................................................................... 64

1.7.1 Context van de nieuwsproductie ..................................................................................... 65

1.7.1.1 Context van Het Laatste Nieuws ............................................................................... 66

1.7.1.2 Context van De Standaard ........................................................................................ 66

1.7.2 Nieuwsbronnen ................................................................................................................ 66

1.7.2.1 Bronnen in Het Laatste Nieuws: ................................................................................ 67

Page 7: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

7

1.7.2.1 Bronnen in De Standaard .......................................................................................... 67

1.7.2.3 Mag ‘de moslim’ ook iets zeggen? ............................................................................ 67

1.7.3 Nieuwswaarden ............................................................................................................... 68

1.7.3.1 Resultaten analyse .................................................................................................... 69

1.7.4 Onderwerpen .................................................................................................................. 70

1.7.4.1 Resultaten analyse .................................................................................................... 70

Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie ..................................................................................................... 71

Bibliografie ............................................................................................................................................ 74

Bijlage nr. 1: CD-ROM ........................................................................................................................... 79

Bijlage nr. 2: Lijst gebruikte artikels per krant ...................................................................................... 79

Page 8: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

8

HOOFDSTUK 1: UITEENZETTING ONDERZOEK

1. Inleiding Binnen Vlaanderen heerst er (volgens sommige auteurs) een demoniserende discours ten aanzien

van islam, met negatieve stereotypering van moslims als gevolg. Moslims en hun geloof worden vaak

gepositioneerd in de massamedia als het tegenovergestelde van, en zelfs een bedreiging voor de

westerse cultuur (Maly, 2009). Deze masterproef tracht de negatieve focus op moslims te verklaren

aan de hand van de aanwezigheid van een morele paniek binnen Vlaanderen ten aanzien van islam

en moslims. Morele paniek is een concept uit de sociologie en doet zich voor wanneer er een echte

of gepercipieerde bedreiging is voor de sociale orde of welvaart van een samenleving, waardoor er

grootschalige sociale mobilisatie komt met legale, politieke of sociale gevolgen (Odartey-Wellington,

2011). De reacties op deze bedreiging zijn achteraf gezien vaak buitenproportioneel.

Met behulp van een aantal indicatoren uit de literatuur, onderzoeken we of we binnen

Vlaanderen inderdaad kunnen spreken van een morele paniek. We bekijken dit binnen een

afgebakende periode, waarin de aandacht voor moslims en islam binnen Vlaamse media een

ongekend hoogtepunt heeft bereikt (januari 2015 tot en met april 2016). Dit doen we aan de hand

van een kritische discoursanalyse van krantenartikelen afkomstig uit twee Vlaamse kranten (De

Standaard en Het Laatste Nieuws). Aanvullend trachten we hierbij te achterhalen welk theoretisch

model deze morele paniek kan verklaren en welke actoren daarbij een rol spelen. De gebruikte

indicatoren, in hoofdzaak ontwikkeld door Goode en Ben-Yehuda (1994), zijn van essentieel belang

voor deze masterproef, aangezien zij ons criteria aanreiken om een episode van morele paniek te

analyseren. Verderop bespreken we in detail de verschillende indicatoren maar we nemen hier de

kans om ze reeds kort toe te lichten. De eerste indicator is bezorgdheid: er is een bepaalde

gebeurtenis of er wordt bepaald deviant gedrag gesteld in de samenleving, waardoor er onrust

ontstaat. De tweede indicator is vijandigheid: we merken een verhoogd niveau van vijandigheid ten

opzichte van diegene die verantwoordelijk worden geacht voor het gestelde gedrag. De derde

indicator heeft betrekking op de mate van consensus: er moet een bepaalde mate van

overeenstemming zijn binnen de samenleving (of toch binnen een deel daarvan) dat er een

bedreiging is, en over wie deze bedreiging veroorzaakt. De vierde indicator gaat over

disproportionaliteit: de bezorgdheid over de (gepercipieerde) bedreiging is disproportioneel groter

dan de eigenlijke aard van de bedreiging. De laatste indicator is volatiliteit: de morele paniek

ontstaat meestal vrij plots en verdwijnt al even vlug als ze gekomen is (Goode & Ben-Yehuda, 1994,

p. 31-57).

Page 9: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

9

Morele paniek helpt ons bepaalde sociale reacties binnen een samenleving te begrijpen. Tijdens een

episode van morele paniek wordt er een bepaalde bedreiging waargenomen, waardoor er een

behoefte komt vanuit de maatschappij naar het ondernemen van actie daartegen. Deze behoefte

wordt vertaald in nieuwe wetgeving, meer politiekrachten, hardere straffen, strengere controle, enz.

(Goode & Ben-Yehuda, 1994). Door gebruik te maken van morele paniek kunnen we deze

gebeurtenissen beter plaatsen. Goode en Ben-Yehuda (1994) vergelijken een episode van morele

paniek met een soort koorts: we hebben te maken met verhoogde emoties, angst, vijandigheid en

een sterke drang naar rechtvaardigheid.

Een analyse naar de aanwezigheid van morele paniek binnen de Vlaamse samenleving helpt

ons bovendien niet enkel te begrijpen waar bepaalde reacties vandaan komen, maar ook dat deze

reacties niet altijd gebaseerd zijn op realistische en rationele overwegingen. Aan de hand van het

morele paniek-concept kunnen we eveneens sociale structuren, processen en veranderingen beter

begrijpen. Hierdoor worden de normatieve grenzen van de samenleving duidelijker. Volgens Goode

en Ben-Yehuda (1994) komt een morele paniek veel vaker voor tijdens onrustige tijden, wanneer er

al een bedreiging wordt aangevoeld tegen bepaalde belangen of waarden van de maatschappij:

‘Moral panics, arise, the literature tells us, during troubled, difficult, disturbing, threatening times, or

to groups or categories who experience trouble, difficulty, disturbances in their lives’ (Goode & Ben-

Yehuda, 1994, p. 32). Ook volgens Thompson (1998) zien we morele paniek vaker voorkomen in

tijden van crisis of wanneer de maatschappij bepaalde veranderingen doormaakt, die aanleiding

geven tot stress. Morele paniek helpt ons te begrijpen wat er in een diverse samenleving als

bedreigend wordt ervaren en waarom dit zo is in een specifieke tijdsperiode.

Uit onderzoek van het Britse marktonderzoek bureau Ipsos Mori (2015) blijkt dat de inwoners van

België het aantal moslims in België zwaar overschatten1. Dit kan niet verbazen gezien de alom

vertegenwoordiging van islam in het publieke debat en in de media. Ons onderzoeksdoel is dan ook

of we deze media aandacht, met veelal een negatieve focus, kunnen verklaren door de aanwezigheid

van een morele paniek, zoals opgevat in de klassieke betekenis van Cohen (1980).

1 Dit is overigens ook het geval in de andere onderzochte Europese landen.

Page 10: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

10

1.2 Onderzoeksvragen De centrale onderzoeksvraag van dit onderzoek luidt als volgt: Is er sprake van morele paniek binnen

Vlaanderen ten aanzien van islam en moslims? Uit deze vraag vloeien een aantal specifieke

deelvragen voort die hieronder besproken worden.

Via de eerste onderzoeksvraag willen we achterhalen of er sprake is van (verhoogde) bezorgdheid

ten aanzien van moslims in Vlaanderen.

● Is er sprake van bezorgdheid binnen Vlaanderen omtrent islam en moslims? Hoe uit zich dit?

De tweede onderzoeksvraag kijkt naar de focus op islam en de voorstelling van moslims als

volksduivels. We trachten te achterhalen of moslims, zoals de literatuur beweert, op een stereotype

wijze worden voorgesteld waarbij hun gedrag een bedreiging vormt voor de maatschappij.

● Verklaart de morele paniek een buitensporige focus op moslims in Vlaanderen? Indien ja,

worden moslims voorgesteld als volksduivels en dus een bedreiging voor de Vlaamse

samenleving?

De derde onderzoeksvraag heeft betrekking op de indicator van consensus:

● Is er een consensuele reactie in Vlaanderen (of binnen een deel van Vlaanderen) met

betrekking tot de vermeende bedreiging? Hoe kunnen we dit zien?

Via de vierde onderzoeksvraag willen we achterhalen welke specifieke processen aan de basis liggen

van de morele paniek. Verschillende auteurs wijzen er op dat we ook aandacht moeten hebben voor

het onderliggende conflict dat aan de basis ligt van een morele paniek:

● Waarom duikt deze morele paniek nu, binnen deze specifieke tijdsbepaling op?

De vijfde onderzoeksvraag focust op de disproportionaliteit van morele paniek:

● Is de reactie op moslims binnen Vlaanderen disproportioneel?

De zesde onderzoeksvraag heeft betrekking op de verschillende theoretisch kaders waarin we een

morele paniek kunnen plaatsen. Dit helpt ons te begrijpen welke belangen en welke actoren een rol

hebben bij de morele paniek:

Page 11: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

11

● Met behulp van welk theoretisch model(len) kunnen we deze morele paniek verklaren?

In de volgende paragraaf bekijken we de theoretisch invulling van het concept van morele paniek,

via een literatuuroverzicht, aangevuld met enkele concrete voorbeelden uit de praktijk. We

bespreken tevens twee belangrijke actoren, de volksduivels en de media. Aansluitend volgen de

verschillende theorieën die een morele paniek kunnen verklaren. Dit wordt gevolgd door

uiteenzetting van de gebruikte methodologie. Ten slotte gaan we over tot de resultaten van de data-

analyse.

2. Literatuuroverzicht

2.1 Morele Paniek: ontstaan en betekenis

Dit sociologische begrip werd voor het eerst gebruikt door Young en daarna verder ontwikkeld door

Stanley Cohen in 1972 in zijn boek ‘Folk devils and moral panics: the creation of the mods and

rockers’. Cohen wordt gezien als de grondlegger van het concept omdat hij de term systematisch

introduceerde binnen de sociologie (Thompson, 1998). Dit deed hij als reactie op de paniek die

ontstaan was in de media rond de ‘Clacton disturbances’ in Groot-Brittannië. Cohen wou hierdoor

ingaan tegen de heersende stereotypering en massahysterie die in de media werd gecreëerd rond

het vermeende geweld van twee rivaliserende jeugdbendes, namelijk de Mods en de Rockers

(Goode & Ben-Yehuda, 1994). Hij deed dit door een paradigma aan te bieden waardoor de labeling

van deviant gedrag, door onder andere de media, beter te begrijpen valt (Goode en Ben-Yehuda,

1994, p24). Cohen (1980) definieert morele paniek als volgt:

'A condition, episode, person or group of persons emerges to become defined as a threat to societal

values and interests; its nature is presented in a stylized and stereotypical fashion by the mass media;

the moral barricades are manned by editors, bishops, politicians and other right-thinking people;

socially accredited experts pronounce their diagnosis and solutions; ways of coping are evolved or

(more often) resorted to; the condition then disappears, submerges or deteriorates and becomes

more visible. Sometimes the object of the panic is quite novel and sometimes it is something which

has been in existence long enough, but suddenly appears in the limelight. Sometimes the panic

passes over and is forgotten, except in folklore and collective memory; at other times it has more

serious and long-lasting repercussions and might produce such changes as those in legal and social

policy or even in the way society conceives itself.' (Cohen,1980, p.9)

Page 12: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

12

Volgens Thompson (1998) zijn er vijf belangrijke elementen uit de definitie van Cohen te halen die

een morele paniek vorm geven:

(1) Iets of iemand wordt gezien als een bedreiging voor de waarden of belangen binnen de

maatschappij;

(2) deze bedreiging wordt voorgesteld op een herkenbare manier in de media;

(3) er is een snelle toename van publieke bezorgdheid;

(4) er volgt een respons van de autoriteiten of opiniemakers;

(5) de paniek loopt terug of zorgt voor sociale veranderingen.

Morele paniek brengt een gevoel van bedreiging met zich mee. Dit wordt vaak vertaald in een

unanieme behoefte naar actie binnen de samenleving. Bedreigingen zijn, net als andere

sociologische fenomenen, cultureel en politiek bepaald dus uiteindelijk een product van de

menselijke verbeelding (Goode en Ben-Yehuda, 1994). De reactie die volgt op een morele paniek

heeft meestal betrekking op het versterken van sociale controle, door onder andere striktere of

nieuwe wetgeving, verhoogde publieke bezorgdheid en politieacties (Goode & Ben-Yehuda, 1994).

Episodes van morele paniek verschillen in intensiteit, focus, sociale impact en duur (Garland,

2008). Zo zien we dat de morele paniek rond LSD in de jaren ‘60 slechts een korte periode in beslag

nam (Goode & Ben-Yehuda,1994). Een bekende studie van morele paniek betreft het onderzoek van

Hall et al. (1978) over straat-overvallen in de jaren ‘70 in Groot-Brittannië. Dit onderzoek was een

belangrijk omslagpunt in de literatuur over morele paniek, aangezien de auteurs wezen op het

gebruik van het concept voor het ondersteunen van een dominantie ideologie (McRobbie &

Thornton, 1995). Andere bekende voorbeelden zijn morele paniek met betrekking tot AIDS, morele

paniek over schietpartijen in scholen in de VS, en meer recenter, de studies over morele paniek

betreffende gamegedrag bij kinderen (Goode & Ben-Yehuda, 1994, Thompson, 1998, Critcher, 2003).

Een morele paniek kan een verandering van de gehele maatschappij teweeg brengen, maar

evengoed geen tot weinig sporen na laten. Bovendien kan een morele paniek ook verankerd geraken

in de structuren van de maatschappij. Zo stelt Schinkel (2008) dat de morele paniek in Nederland

rond zinloos geweld jarenlang duurde (van 1997 tot 2003) en uiteindelijk voor een 'institutionalisme

van angst' zorgde, waardoor de morele paniek langer duurde en ook invloed uitoefende op de

politici. Ook al is de morele paniek niet gebaseerd op een concrete dreiging, de gevolgen ervan

kunnen wel reëel zijn.

Page 13: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

13

Cohen (1980) stelt verschillende actoren voorop die van belang zijn bij een morele paniek. In de

volgende paragrafen zullen we de twee belangrijkste bekijken, namelijk de volksduivels en de pers.

De volksduivels zijn diegene de focus van een morele paniek uit maken, terwijl de pers een

invloedrijke rol speelt bij de creatie van sociale problemen en dus ook in het doen ontstaan en in

stand houden van een morele paniek (Cohen, 1980).

2.2 Volksduivels Morele paniek heeft in de klassieke betekenis (voornamelijk) betrekking op deviant gedrag. Cohen

(1980) merkt terecht op dat de samenleving zelf bepaalt welk gedrag deviant is. Ook Young (2009)

wijst er op dat ‘deviatie’ geen vaste betekenis heeft maar een geconstrueerde categorie is. Becker

(1966) stelt dat : ‘(...) social groups create deviance by making the rules whose infraction constitutes

deviance and by applying those rules to particular persons and labeling them as outsiders.’ (Becker,

1966, p.9). Cohen (1980) gaat hier dieper op in door het concept van volksduivels uit te werken. Dit

zijn volgens hem deviante stereotypen die verantwoordelijk worden geacht voor de bedreigingen die

zich voordoen in de maatschappij. De volksduivels worden geportretteerd als vijanden van de

maatschappij en hun gedrag schadelijk voor de waarden en normen of zelfs het bestaansrecht van

diezelfde maatschappij (Goode en Ben-Yehuda, 1994; Garland, 2008). Bijgevolg verdienen zij

publieke vijandigheid en bestraffing (Burns & Crawford, 1999).

De angst voor en de bezorgdheid over deze volksduivels zijn overdreven en staan dus boven de

empirische waarnemingen van het concrete gevaar (Cohen, 1980; Goode en Ben-Yehuda, 1994).

Volgens Garland (2008) is de aanwezigheid van een gemarginaliseerde outsider-groep, waarvan de

leden worden voorgesteld als volksduivels, een faciliterende factor voor een morele paniek.

Odartey-Wellington (2011) ziet in volksduivels de ideologische of symbolische voorstelling van de

dieperliggende angsten van de maatschappij. DeYoung (1998) stelt dat het demoniseren van deze

volksduivels relatief eenvoudig gaat, aangezien het meestal al een gemarginaliseerde groep betreft,

die niet de middelen of de geloofwaardigheid heeft om in te gaan tegen deze stigmatisering. Ook

Garland (2008) wijst er op dat de keuze van de volksduivels niet toevallig is. Hij spreekt in dit opzicht

over 'cultural scapegoats'. Volgens hem wordt een specifieke groep van mensen afgezonderd en

geportretteerd als vijanden van de maatschappij, net omdat ze bepaalde karaktereigenschappen

bezitten waar de maatschappij hun eigen (schuld)gevoelens op kunnen projecteren. Dit wordt

bevestigd door Young (2015) die beweert dat de categorie van mensen die de focus worden van de

morele paniek, meestal sterk verbonden zijn met de bron van de onrust in de samenleving.

Page 14: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

14

Volgens Garland (2008) is er een wederkerende relatie tussen morele paniek en de volksduivels die

het onderwerp van de paniek zijn. Hij verwijst hieromtrent naar het 'looping-effect' van Hacking in

verband met sociale reacties: sociale reacties staan in interactie met het fenomeen waar de reacties

betrekking op hebben. Garland (2008) ziet dit ook gebeuren bij een morele paniek: het ontstaan van

een morele paniek zorgt ervoor dat het gedrag in kwestie verandert, versterkt of wordt stopgezet.

Ook Young (2009) wijst er op dat een stigmatisering van een bepaalde groep kan leiden tot een

‘selffulfilling prophecy’, waarbij leden van de groep worden zoals het label dat hun is opgeplakt.

Naast volksduivels spelen ook morele entrepreneurs een belangrijke rol bij het ontstaan en in stand

houden van een morele paniek. Morele entrepreneurs (diegene die volgens Cohen 'de morele

barricades' bemannen) zijn diegene die trachten de publieke opinie via de media te beïnvloeden, en

door het leiden van sociale bewegingen, de autoriteiten tot actie toe te dwingen (Thompson, 1998,

p. 12). Deze morele entrepreneurs hebben elk hun eigen belangen en kunnen de vorm aannemen

van politici, journalisten, wetgevers, lokale belangengroepen, enz. Het zijn vaak de morele

entrepreneurs die een morele kruistocht starten, wat kan uitmonden in een morele paniek. Bij een

morele paniek is er sprake van een wijdverspreide publieke bezorgdheid, terwijl dat bij een morele

kruistocht niet het geval is (Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 20).

2.3. Belang van media Media is een belangrijk middel waardoor een morele paniek wordt overgedragen en in stand

gehouden (Goode en Ben-Yehuda, 1994, p. 137). Young (geciteerd in Garland, 2008) stelt zelfs dat de

commerciële media een geïnstitutionaliseerde noodzaak hebben aan de creatie van morele paniek.

Volgens Cohen (1980) kan het verslag doen in de media over bepaalde gebeurtenissen of feiten

leiden tot een algemeen gevoel van angst, bezorgdheid of zelfs paniek. Hij stelt dat ‘When such

feelings coincide with a perception that particular values need to be protected, the preconditions for

new rule creation or social problem definition are present.’ (Cohen, 1980, p.16). Na verslag uit te

brengen over bepaalde gebeurtenissen, laten media vaak vage gevoelens achter bij het publiek.

Deze vage gevoelens, aldus Cohen (1980), zijn cruciaal in het verder uitwerken van sociale

problemen en dus ook een morele paniek. Garland (2008) meent dat de aanwezigheid van

sensationele massamedia2, net als het bestaan van een outsider-groep, een faciliterende factor is

voor een morele paniek. Andere faciliterende factoren zijn volgens Garland: nog niet gerapporteerde

vormen van afwijkend gedrag en een publiek dat al gevoelig of geprikkeld is. Erikson (1966, geciteerd

in Cohen, 1980) meent dat een groot deel van wat wij nieuws noemen, deviant gedrag betreft en de

2 Toch was er ook al sprake van morele paniek, nog voor dat deze media bestond. Zo worden de periodes van

heksenvervolging tijdens verschillende eeuwen in Europa algemeen gesproken bestempeld als een morele

paniek (Goode & Ben-Yehuda, 1994).

Page 15: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

15

(negatieve) gevolgen daarvan. Volgens hem is dit soort nieuws een belangrijke bron van informatie

over de normatieve grenzen van onze samenleving. Het leert ons iets over wat goed is en wat slecht

is en draagt daarnaast bij tot de creatie en de beeldvorming van de volksduivels (Cohen, 1980). De

massamedia speelt dus een belangrijke rol in het construeren en demoniseren van het gedrag van

individuen (Cohen, 1980; Altheide, 2009).

In zijn studie over de Mods en de Rockers bekijkt Cohen (1980) de verslaggeving in de media

aan de hand van drie zaken: (1) overdrijving en vervorming, (2) voorspelling en (3) symbolizatie

(symbolization). Overdrijving heeft betrekking op cijfers, zoals het aantal personen die deelnemen

aan het geweld, het aantal incidenten en de gevolgen ervan. Vervorming gaat onder andere over

sensationele krantenkoppen, melodramatisch taalgebruik en doelbewust bepaalde zaken en

gebeurtenissen rond het incident brengen als nieuws (Thompson, 1998); Voorspelling slaat op het

constante voorspellen van nieuwe gebeurtenissen die nog grotere of negatievere gevolgen zouden

hebben (Thompson, 1998, p.34). Symbolisatie, ten slotte, is het proces waarbij bepaalde belangrijke

elementen betreffende de situatie hun neutrale of positieve connotatie verliezen en slechts nog een

negatieve bijklank krijgen (Thompson, 1998). Deze symbolisatie in de media zorgt voor een

sensibilisering van het grote publiek voor tekenen van een bedreiging. Daardoor gaan bepaalde

gebeurtenissen aan elkaar gelinkt worden, wat in andere omstandigheden niet het geval zou zijn.

Uiteindelijk worden deze incidenten beschouwd als een symptoom van het hetzelfde bedreigende

gedrag. (Thompson, 1998, p. 36). Ook Goode & Ben-Yehuda (1994) menen dat eens een bepaalde

categorie van volksduivels is vastgesteld, kleine afwijkingen van de norm meteen worden

opgemerkt.

2.4 Bedenkingen bij morele paniek Morele paniek is niet geheel onbetwist. Ten eerste heeft het concept een negatieve lading. Alleen

het gebruik al van het woord paniek geeft aan dat het gestelde gedrag irrationeel zou zijn

(Thompson, 1998). Bovendien houdt het label morele paniek een bepaald waarde oordeel in,

namelijk dat wat er gaande is in de samenleving eigenlijk ongepast is, slecht beoordeelt wordt of

disproportioneel is ten aanzien van de bedreiging (Garland, 2008). De term wordt altijd gebruikt

door een outsider en bovendien zullen mensen die het onderwerp zijn van het label hier vaak niet

mee akkoord gaan (Garland, 2008). Bovendien moeten we ook bepaalde ethische overwegingen

Page 16: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

16

hierbij in acht nemen3. Ook Altheide (2009) benadrukt voorzichtigheid bij het gebruik van morele

paniek. Volgens hem is dit één van de weinige sociologische concepten die zo goed zijn weg

gevonden heeft naar het grote publiek. Hij stelt dat het begrip, voornamelijk in Groot-Brittannië,

onderdeel geworden is van het dagelijks discours in de media, zeker in kranten. Door de verspreiding

ervan, in bijvoorbeeld opiniestukken, zien we een proces waarbij het concept steeds losser en in

bredere zin wordt gebruikt. Hierbij gaat men uit van een bepaalde vertrouwdheid of bekendheid van

het begrip bij het grote publiek. Vaak wordt het concept gezien als zelf-verklarend waardoor het

theoretisch aspect ervan buiten beschouwing wordt gelaten (Thompson, 1998). Zowel politici als

journalisten maken ten pas en ten onpas gebruik van de term, waardoor het een deel van zijn

waarde heeft verloren (Garland, 2008). Sinds het midden van de jaren ‘90 is morele paniek in de

media een synoniem geworden voor paniek en overreactie (Altheide, 2011). Daarnaast stelt Altheide

(2011) dat het claimen van een morele paniek rond een bepaalde situatie ook een aanvallende zet

kan zijn, om bijvoorbeeld kritiek te vermijden.4 Bovendien wordt het opeisen van een morele paniek

soms gebruikt als een manier om beweringen over sociale en politieke problemen aan te vechten.

Dit gebeurt voornamelijk als de oplossingen voor deze problemen zouden kunnen resulteren in

strengere politieke acties en sancties (Altheide, 2011).

Ten tweede zijn er moeilijkheden met de mogelijkheden om het concept empirisch te

onderzoeken. Volgens Waddington (1986, geciteerd in Thompson, 1998) is morele paniek eerder

een polemisch concept in de plaats van een analytisch concept. We beschikken namelijk niet over

criteria om disproportionaliteit van een reactie aan te tonen. Voor sommige condities zal het

inderdaad moeilijk zijn om de omvang van het risico te bepalen (zoals bijvoorbeeld het risico op een

nucleaire oorlog). Daarnaast zijn er soms enkel subjectieve criteria die een bezorgdheid

voortbrengen.5 Om aan deze kritiek te gemoed te komen, hebben Goode & Ben-Yehuda criteria

opgesteld om de aanwezigheid van een morele paniek te kunnen evalueren. Deze criteria bestaan

uit vijf indicatoren: bezorgdheid, vijandigheid, consensus, disproportionaliteit en volatiliteit (Goode

& Ben-Yehuda, 1994; Flinders & Wood, 2015). Hierdoor wordt morele paniek een concept dat we

3 Garland (2008) verwijst hierbij naar de periode na 9/11. Dit zou perfect gekaderd kunnen worden als een morele paniek,

echter gezien het grote trauma dat hieraan verbonden zat, wou geen enkele auteur in de eerste jaren erna, zich hieraan

wagen.

4 In dit opzicht verwijst Altheide bijvoorbeeld naar verschillende artikels die ingaan tegen een morele paniek over het

pedofiele gedrag bij bepaalde Katholieke priesters (Altheide, 2011, p. 111).

5Volgens Thompson (1998) was dit bijvoorbeeld het geval bij de morele paniek rond pornografie in de jaren ‘70. Ook al zou

er geen wezenlijke bedreiging zijn, volgens de feministische beweging was het hele bestaan van porno schadelijk voor

vrouwen (Thompson, 1998, p. 10).

Page 17: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

17

analytisch kunnen benaderen. Thompson (1998) meent dat er binnen de literatuur eensgezindheid

heerst over ten minste drie indicatoren, namelijk het verhoogd niveau van bezorgdheid, een

verhoogd niveau van vijandigheid en de aanwezigheid van disproportionaliteit.

Ten slotte klinkt er een steeds luidere kreet om een aanpassing van het concept. De

maatschappelijke condities waarin morele paniek ontwikkeld werd, zijn vanzelfsprekend gewijzigd

(Young, 2015). Bovendien zien we volgens Flinders en Wood (2015) in de literatuur sinds midden de

jaren ‘90 een stroming opduiken waarbij onderzoekers het concept, samen met dat van de

volksduivels, in vraag stellen. Zo stellen McRobbie en Thornton (1995) dat volksduivels niet meer de

gemarginaliseerde zijn, waar dit voorheen wel het geval was. Onder andere door de expansie van de

media en het verhoogde aantal deelnemers in het publieke debat krijgen zij vaak wel de kans om

zich te verdedigen tegen de stigmatisering. Ook Garland (2008) stelt dat de relatie tussen morele

entrepreneurs en volksduivels steeds minder asymmetrisch is.

3. Theoretische verklaringen Goode & Ben-Yehuda (1994) hebben drie verschillende theorieën ontwikkeld om een morele paniek

te verklaren.

3.1 Het Grassroots-model: Binnen het eerste model ontstaat een morele paniek bij het grote publiek. De bezorgdheid over een

bepaalde kwestie ontwikkelt zich min of meer spontaan, al heeft ze soms wel een katalysator nodig.

De bezorgdheid is wijdverspreid en wezenlijk, ook al blijkt die achteraf onterecht te zijn. Wanneer de

onrust ook door andere actoren wordt geuit, zoals de media, politici of de wetgevende macht, is dit

slechts een uiting van een meer wijdverspreide bezorgdheid. Zowel politici als media zijn niet in staat

paniek over een bepaalde kwestie te genereren, wanneer er nog geen latente bezorgdheid aanwezig

is in de samenleving over deze specifieke kwestie (Goode & Ben-Yehuda, 1994). Er moet dus sprake

zijn van: (...) ‘deeply felt attitudes and beliefs on the part of a broad sector of the society that a given

phenomenon is a real and present threat to their values, their safety, of even their very existence.’

(Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 128).

3.2 Het elite-engineerd model De tweede theorie is gebaseerd op de overtuiging dat elites enorm veel macht hebben over de rest

van de maatschappij. In dit model wordt een morele paniek veroorzaakt door een elite, die bewust

en moedwillig bezorgdheid veroorzaakt over een bepaalde kwestie en die tevens deze bezorgdheid

Page 18: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

18

tracht in stand te houden. Meestal zal men dit doen om de aandacht weg te leiden van de echte

problemen in de maatschappij, aangezien de oplossingen voor deze problemen een bedreiging zijn

voor de belagen van de elite (Goode en Ben-Yehuda, 1994, p.135). Het meest bekende voorbeeld

van deze theorie is de analyse van Hall et al. (1978, geciteerd in Goode & Ben-Yehuda, 1994) over

straat-overvallen in de jaren ‘70 in Groot-Brittannië. Volgens Hall et al. (1978) was deze morele

paniek op touw gezet door de kapitalistische klasse en was deze dus niet ontstaan vanuit de massa.

De elite had belang bij het creëren van bezorgdheid over deze kwestie, want zo kon de aandacht

weg worden genomen van het echte probleem, namelijk de economische recessie die toen Groot-

Brittannië in zijn greep had (Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 136). De gecreëerde morele paniek was

op die manier een middel voor de elite om hun eigen (economische) belangen te behartigen.

3.3 De interest-groep theorie: Dit model gaat ervan uit dat de maatschappij niet persé gecontroleerd wordt vanuit de elite. Ook

een belangengroep is in staat om een morele paniek te doen ontstaan, waarbij zij de inhoud, richting

of timing van de paniek bepalen. Een morele paniek ontstaat dus vanuit belangengroepen of

middengroepen, zoals de politie, media of bepaalde religieuze groepen (Goode & Ben-Yehuda, 1994,

p. 126). Een groep gaat ten strijde trekken tegen bepaald gedrag dat volgens hen schadelijk is voor

de samenleving. Dit kan tegelijk ook voor een verbetering zorgen van de materiële belangen of de

status van die groep. Soms gaat men uit van een cynische visie op belangengroepen binnen deze

theorie. De belangengroep zou enkel een morele paniek starten ten voordele van de eigen belangen.

Dat is echter niet noodzakelijk. ‘Interest-groups activists may sincerely believe that their efforts will

advance a noble cause - one in wich they sincerely believe’. (Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 139). In

de praktijk is het echter moeilijk om dit onderscheid - is het vanwege materiële belangen of uit

morele overweging - te maken. De belangrijkste vraag bij deze aanpak is: wie haalt er iets uit?

Volgens Goode & Ben-Yehuda (1994) wordt deze theorie het vaakst gebruikt om een morele paniek

te verklaren. Volgens de interest-groep theorie hebben belangengroepen vaak belangen die

verschillend of tegenovergestelde zijn van die van de elite. Het is dan ook mogelijk dat zij een paniek

starten, ondanks tegenstand van de elite. Wanneer deze verklaring wordt toegepast, zijn

belangengroepen dus belangrijker dan elites in het bepalen van de inhoud, richting of timing van een

morele paniek (Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 139).

Page 19: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

19

4. Afbakening onderzoek

4.1 Afbakening in de tijd We kiezen ervoor om de data-analyse uit te voeren op de berichtgeving in de periode tussen de

aanslagen op het Charlie Hebdo-kantoor in januari 2015 tot en met april 2016. Onze

onderzoeksperiode loopt specifiek van 7 januari 2015 tot 22 april 2016. Hierdoor zorgen we ervoor

dat de berichtgeving in verband met de aanslagen in Brussel op 22 maart 2016 nog betrokken

worden in ons onderzoek. Daarbovenop zien we binnen deze periode allerlei andere zaken die

bijdragen tot een ruimere focus op islam in Vlaanderen. Op internationaal vlak denken we hierbij

aan de burgeroorlog in Syrië en de opkomst van Islamitische Staat (IS) in Syrië en Irak, wat leidde tot

een vluchtelingenkwestie in Europa, die haar hoogtepunt kende in de zomer van 2015. Bovendien

wordt Vlaanderen sinds 2012 geconfronteerd met het fenomeen van Syriëstrijders, islamitische

jongeren die uit Vlaanderen vertrokken naar Syrië en Irak. Deze specifieke periode zou dan ook een

omkeerpunt of kritieke periode kunnen vormen in het debat over moslims in Vlaanderen.

4.2 Afbakening in de ruimte We zullen binnen deze masterproef enkel de focus leggen op Vlaanderen. België is een federale

staat die bestaat uit verschillende gewesten, elk met hun eigen context. Het debat rond de

multiculturele samenleving en dus ook islam, wordt op een andere manier gevoerd in Vlaanderen

aan de ene kant en in Brussel en Wallonië aan de andere kant (Bousseta & Jacobs, 2006). Zo kent

Vlaanderen bijvoorbeeld een extreemrechtse en racistische partij, het Vlaams Belang, die in het

verleden al expliciete anti-moslim uitspraken gedaan heeft. Ook in Wallonië zijn er extreemrechtse

partijen. Deze hebben echter nooit het electoraal succes van het voormalig Vlaams Blok ervaren.

Bovendien leven en wonen de meeste moslims in Vlaanderen. Volgens Blommaert en Verschueren

(1998) overheerst er in Vlaanderen de idee dat de ideale samenleving zo homogeen mogelijk moet

zijn en wordt diversiteit in het algemeen dus niet aanvaard. Dit is volgens hen het geval voor heel

België, maar komt overeenkomstig hun eigen onderzoek, meer naar voren in Vlaanderen. Deze

auteurs hebben het over ‘homogeneism’: homogeniteit wordt beschouwd als de norm (lees: de

meest normale manifestatie van een menselijke samenleving) en het meest wenselijke (Blommaert

& Verschueren, 1998, p 117). De aanwezigheid van vreemdelingen binnen de samenleving wordt als

abnormaal beschouwd, terwijl de negatieve reacties van de autochtone bevolking op migranten

worden genormaliseerd (Blommaert & Verschueren, 1998, p 117). Omdat dit meer expliciet

aanwezig is binnen Vlaanderen en vanwege het numerieke overwicht van moslims in Vlaanderen,

bekijken we het discours rond moslims enkel in Vlaamse kranten

Page 20: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

20

5. Onderzoeksdesign en methodologie We maken gebruik van een kwalitatieve meetmethode, aangezien we op zoek gaan naar betekenis

binnen de sociale werkelijkheid. Een onderzoeker die een kwalitatieve methode hanteert zal

aandacht hebben voor de sociale of culturele context in alle fases van het onderzoeksproces

(Mortelmans, 2013). We vatten dit hoofdstuk aan met een korte beschouwing betreffende onze

methode, gevolgd door een uiteenzetting van de gebruikte concepten binnen deze methode. Hierna

bespreken we de methode van dataverzameling en uiteindelijk de specifiek gebruikte data-analyse.

5.1 Gebruikte methode: kritische discoursanalyse Een kritische discoursanalyse (KDA) is een interpretatief en verklarende methode, die gebruikt

maakt van een systematische methodologie om sociale problemen te onderzoeken (Montesano

Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Het doel van een KDA is achterhalen welke sociale

machtsrelaties aanwezig zijn in teksten, zowel impliciet als expliciet (Van Dijk, 1993). Kritische

discoursanalyse wordt op verschillende wijzen gedefinieerd binnen de wetenschappelijke literatuur.

In deze masterproef hanteren we de definitie volgens Meyer (2001), die een omvattend beeld

schetst van wat KDA precies inhoudt en welke verschillende aspecten hierbij aan bod kunnen

komen. Meyer (2001) stelt dat KDA:

‘ (...) (is) fundamentally concerned with analysing opaque as well as transparent structural

relationships of dominance, discrimination, power and control as manifested in language. In other

words, CDA aims to invistigate critically social inequality as it is expressed, signalled, constituted,

legitimized and so on by language use (or in discourse).’ (Meyer, 2001, p.2).

Een discours is de manier waarop we de wereld begrijpen en er erover praten (Jørgensen & Philips,

2014). Volgens Fairclough (1995) is een discours dialectisch verbonden met de maatschappij,

doordat deze bepaald wordt door maatschappelijke structuren, maar ook invloed hier op uitoefent.

Een discours is dus een sociale praktijk, die vorm geeft aan de maatschappij (door bijvoorbeeld het

reproduceren van bestaande machtsongelijkheden), maar zelf ook wordt bepaald door sociale

structuren van de maatschappij (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Blommaert

(2005) stelt dat een discours een instrument van macht is en bovendien van toenemend belang is in

de huidige maatschappij. Een discours is altijd verbonden aan een macro-onderwerp en is

opgebouwd uit een netwerk van relaties rond datzelfde macro-onderwerp (Montesano Montessori,

Schuman & de Lange, 2012, p.37). Binnen dit netwerk zitten impliciete normen en waarden vervat

(Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p.37).

Page 21: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

21

Binnen KDA staat de relatie tussen context en taal centraal (Blommaert, 2005). Een kritische

discoursanalyse stelt ons in staat om te bekijken hoe machtsrelaties via taal tot stand komen en

gereproduceerd worden (Van Dijk, 2009). Het is een sociaal-constructivistische benadering die ervan

uit gaat dat taal niet neutraal is (Richardson, 2007) en waarbij er telkens wordt uitgegaan van een

maatschappelijk probleem (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Taal is in zekere

mate, aldus Montesano Montessori, Schuman & de Lange (2012), sturend voor de manier waarop

mensen zich verhouden tot de wereld om zich heen. KDA stelt ons in staat om de dominantie en

machtsongelijkheid die in stand wordt gehouden door een tekst, weer te geven, in een sociale en

politieke context (Van Dijk, 2009). KDA maakt deel uit van de kritische sociale wetenschappen

(Fairclough, 2001). Het kritische aspect van een discoursanalyse zit verder ook in de kritische

oriëntatie van de onderzoeker tegenover ‘ongelijkwaardige machtsverhoudingen in de maatschappij

en de relatie tussen de manier waarop er over bepaalde onderwerpen gecommuniceerd wordt in

relatie tot andere sociale elementen, zoals macht, institutionele en materiële praktijken, en normen

en waarden.’ (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p. 45).

Binnen deze masterproef trachten we na te gaan of er een morele paniek wordt

geconstrueerd binnen Vlaanderen rond (het gedrag van) een bepaalde minderheidsgroep, namelijk

moslims. Wanneer een morele paniek inderdaad aanwezig is, worden zij op een stereotype wijze

voorgesteld als volksduivels. Algemeen gesproken zal er sprake zijn van een asymmetrische

machtsrelatie. Daarnaast zorgt een episode van morele paniek vaak, zoals eerder vermeld, voor

veranderende sociale processen binnen een maatschappij. Deze sociale processen (die hun

oorsprong hebben in sociale relaties) krijgen door middel van taalgebruik betekenis (Montesano

Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Een discours van morele paniek zal bepaalde groepen

uitsluiten en vertelt ons hoe we naar een bepaalde kwestie moeten kijken (Critcher, 2003, p. 168).

Nieuwsberichtgeving speelt hierbij een belangrijke rol. Deze reproduceren op een latente manier de

ongelijkheden en machtsrelaties binnen een samenleving en zijn tevens een uiting van de dominante

ideologieën binnen de maatschappij (Van Dijk, 2009). KDA stelt ons in staat om strategieën te

ontdekken, die op het eerste zicht neutraal lijken, maar in feite ideologisch bepaald zijn en bepaalde

gebeurtenissen of personen op een welbepaalde wijze willen voorstellen (Machin & Mayr, 2012, p.

5).

Een laatste belangrijk aspect binnen KDA is ideologie. Volgens Blommaert & Verschuren (1998) zijn

ideologie en discours ontologisch verbonden en is discours tevens de meest tastbare manifestatie

van een ideologie. Algemeen gesproken is een ideologie een specifieke set van overtuigingen en

assumpties die mensen hebben over wat goed en slecht is en wat normaal en abnormaal is (Jones,

Page 22: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

22

2012, p.11). Bovendien bezorgt een ideologie ons een model over hoe de wereld zou moeten zijn

(Jones, 2012, p. 11). Het bepaalt voor een deel hoe we naar de wereld kijken en kan zorgen voor een

marginalisering van bepaalde personen, zaken en ideeën die niet binnen dit model passen (Jones,

2012, p. 11). Fairclough (2003) hanteert een meer kritische notie van ideologie, in die zin dat hij

ideologie beschouwt als een bepaling van macht. Ideologie is volgens hem een representatie van de

wereld of een deel daarvan, wat bijdraagt tot ‘establishing, maintaining and changing social

relations of power, domination and exploitation.’ (Fairclough, 2003, p.9). Volgens Fairclough (2003)

kunnen we via KDA ook ideologische representaties achterhalen uit teksten. Dit onderscheidt KDA

van andere discoursanalyses. Dit moet echter telkens gebeuren in samenhang met een analyse van

de sociale praktijk (Fairclough, 2003).

In de literatuur komen er verschillende onderzoekstrategieën naar voren om een kritisch

discoursanalyse uit te voeren. Een vaak gebruikte benadering is die van Fairclough, die zowel een

uitgebreid als een toegankelijk methodologisch design heeft ontwikkeld (Blommaert, 2005;

Richardson, 2007). Ook binnen dit onderzoeksopzet zullen we hiervan gebruik maken. Aangezien de

benadering van Fairclough ook uitgebreid aandacht schenkt aan de sociale context, is dit een

uitgelezen methode om onze probleemstelling mee te benaderen. We vullen tevens deze methode

aan met inzichten van verscheidene andere auteurs.

5.2 De Benadering van Fairclough Fairclough (1995) legt in zijn benadering de focus op drie dimensies: tekst, discursieve praktijken en

sociale praktijken. Deze dimensies hebben alle drie nood aan een eigen analyseniveau (Fairclough,

1995). Zo zorgt deze auteur dus voor zowel een theoretische als een methodologische aanpak

(Richardson, 2007). De eerste dimensie heeft betrekking op de tekst, waarbij er een schematische

analyse gemaakt van de gekozen woordenschat (zoals het gebruik van metaforen) en de gebruikte

grammatica. Bovendien bekijken we ook de structuur en de samenhang van de tekst. Binnen de

dimensie van de discursieve praktijk nemen we de context van de auteur en die van de

tekstgebruikers in acht, waarbij we de verschillende aspecten van het proces van de productie en de

consumptie van een tekst onderzoeken (Richardson, 2011, p. 49). Tekst wordt gevormd door

bepaalde keuzes van de auteur (welke zienswijze het haalt over een andere bijvoorbeeld) maar heeft

ook een invloed op de producent en de consument. Deze laatsten hebben telkens elk hun eigen

perspectieven, agenda’s en achtergrondkennis om een tekst te consumeren, aldus Richardson

(2007). De sociale praktijk is de derde dimensie. Hierbinnen wordt de discoursanalyse

teruggekoppeld aan een breder theoretisch kader. We bekijken de relatie tussen de communicatieve

Page 23: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

23

gebeurtenis (in dit geval de krantenartikelen) en de bredere maatschappelijke krachtlijnen of de

socio-culturele realiteit (Fairclough, 1995).

5.3 Keuze dataverzameling en steekproefselectie Binnen dit onderzoek hebben we gekozen om een KDA toe te passen op de nieuwsberichtgeving

rond moslims, afkomstig uit twee Vlaamse kranten. De keuze voor krantenartikelen vloeit ten eerste

voort uit het feit dat kranten nog steeds een invloedrijk medium zijn in de hedendaagse

maatschappij (Richardson, 2007). Ze zijn alomtegenwoordig en genieten veel publieke aandacht en

politieke invloed (Mautner, 2008, p. 32). Ten tweede zijn krantenartikelen (net als andere

tekstvormen) een subjectieve recontextualisering van een wereld die buiten de tekst bestaat en

ervaren wordt (Bernstein, 1990; geciteerd in Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012).

De inhoud van nieuwsmedia wordt gevormd door acties en meningen (van meestal machtige)

sociale groepen (Richardson, 2007, p. 1). Deze informatie draagt in belangrijke mate bij tot de

constructie van onze alledaagse wereld en onze verwachtingen hierover (Machin & Mayr, 2012, p.

104). Deze twee factoren maken krantenartikelen, in het bijzonder diegene afkomstig uit de grote

dagbladen, een passende onderzoekseenheid voor het onderzoeken van een dominant discours

binnen een samenleving met betrekking tot de representatie van een minderheid (Mautner, 2008, p.

33). Bovendien werd het eerder al duidelijk uit de literatuur dat (print) media een belangrijke rol

spelen bij de creatie en de instandhouding van een morele paniek. Voorts volgen we Fowler (1991)

die stelt dat inhoud van krantenartikelen geen weergaven zijn van feiten, maar eerder een algemene

uitdrukking van ideeën.

In een kwalitatief onderzoek maken we doorgaans niet gebruik van een random

steekproefselectie (Mortelmans, 2013). Het is noodzakelijk dat we informatierijke cases selecteren

die ons helpen de onderzoeksvraag te beantwoorden. Daarom maken we gebruik van een

doelgerichte steekproef (Mortelmans, 2013). Volgens verschillende auteurs is het raadzaam om

cyclisch te werk te gaan, waarbij eerst een klein aantal relevante en homogene cases worden

geselecteerd en geanalyseerd. Hierna volgt een volgende data-selectie op basis van de eerste

bevindingen (Mautner, 2008, p.35; Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Eerst en

vooral hebben we een selectie van twee Vlaamse kranten gemaakt. We kozen voor Het Laatste

Nieuws en De Standaard. De twee tegenhangers van deze kranten, namelijk Het Nieuwsblad (van

Het Laatste Nieuws) en De Morgen (van De Standaard) hebben we niet geselecteerd om te

vermijden dat we kranten betrekken die tot hetzelfde mediabedrijf behoren. Ook de regionale

kranten hebben we buiten beschouwing gelaten, zodat we enkel krantenartikelen in de steekproef

opnemen die in heel Vlaanderen geconsumeerd worden. Het Laatste Nieuws wordt algemeen

gesproken gezien als een populaire krant, terwijl De Standaard de naam van een kwaliteitskrant

Page 24: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

24

heeft. Op deze manier verzekeren we een zekere variëteit in ons onderzoek op zowel het vlak van

doelpubliek als inhoud. Samen hebben deze beide kranten een aanzienlijk bereik in de Vlaamse

samenleving.

Naast de selectie van kranten maken we ook een selectie op het niveau van de artikelen. Dit

gebeurt ten eerste aan de hand van volgende zoektermen: (islam* OR moslim*) in te voeren in Go

Press databank. Om een optimaal zoekresultaat te verkrijgen, maken we gebruik van de Booleaanse

operator ‘OR’. Ook wordt er een * toegevoegd aan de zoektermen, zodat verscheidene vormen van

de gehanteerde termen in de zoekresultaten worden opgenomen, zoals islamitisch en moslims (Van

Bauwel, Deprez, Vande Winkel, 2011). Ten tweede maakten we ook een selectie binnen deze

artikelen: enkel diegene die relevant zijn voor ons onderzoek worden opgenomen in de steekproef.

Zo richten we ons enkel op binnenlandse berichtgeving met betrekking tot islam en moslims.

Wanneer artikelen betreffende buitenlandse berichtgeving ook relevant zijn voor de Vlaamse

context worden deze wel opgenomen in de steekproef, anders niet. Ook lezersbrieven worden niet

in de steekproef opgenomen, aangezien zij niet per sé het gehanteerde discours van de kranten

hanteren. De artikelen die duidelijk één van onze sleutelwoorden of allebei behandelde, of die deze

sleutelwoorden als onderwerp hadden, worden wel opgenomen in de steekproef. Veel van onze

geselecteerde artikelen dateren van periodes net na één van de drie aanslagen die plaats vonden in

onze afgebakende periode. Een belangrijke opmerking bij de data-selectie is dat we opmerkzaam

moeten zijn voor ‘skewed sampling’ (Mautner, 2008, p. 37). Dit houdt in dat we als onderzoeker

enkel cases zouden selecteren die onze eigen overtuigingen staven (Mautner, 2008). Uiteindelijk

werden 224 artikelen in de steekproef opgenomen. We zijn ons bewust van het feit dat deze

steekproef te beperkt is om algemene conclusies te kunnen trekken over de hele Vlaamse

samenleving.

5.4 Data-analyse Het analyse proces binnen een KDA moet op een systematische wijze gebeuren (Richardson, 2007).

We beschikken echter niet over een onmiddellijk toepasbaar analytisch stappenplan om KDA toe te

passen. KDA is een kader, waarvan de methodologie meestal per onderzoek opnieuw bekeken en

verantwoord moet worden. De onderzoeker moet zelf op zoek gaan naar de onderzoekstrategie om

de doelen van het onderzoek te bereiken, waarbij bepaalde onderzoeksinstrumenten worden

geselecteerd (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p. 165). Aangezien we de

benadering van Fairclough volgen, zullen we drie analyseniveaus onderscheiden. De volgende

paragraaf is grotendeels gebaseerd op Richardson (2007, p.46-74) die een duidelijke uiteenzetting

Page 25: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

25

biedt over de verschillende analyse-mogelijkheden van krantenartikelen. Deze mogelijkheden zijn

vanzelfsprekend ook het gevolg van een keuze gemaakt door de auteur en zijn niet limitatief. Ook

het data-analyse proces binnen een KDA verloopt op een cyclische wijze, wat wil zeggen dat de fases

van analyse zich afwisselen met fases van data-verzameling (Mortelmans, 2013).

5.4.1 Analyse van de tekst De tekstuele analyse gebeurt aan de hand van een aantal linguïstische concepten. Binnen dit

onderzoek richten we ons op zeven manieren om een tekst te analyseren. Als inleiding willen we

benadrukken dat we Blommaert en Verschueren (1998) volgen wanneer ze stellen dat we

systematisch op zoek moeten gaan naar patronen en strategieën van bewoording. Betekenis vloeit

betekenis voort uit de grammaticale en lexicale keuzes gemaakt door taalgebruikers, in relatie tot

het onderwerp en de context (Blommaert & Verschueren, 1998, p. 33).

Benoemen van actoren

Het benoemen van sociale actoren in nieuwsberichtgeving is altijd een journalistieke keuze. Door

een benaming te kiezen (wat noodzakelijk is), worden actoren in een bepaalde categorie

opgenomen en tegelijkertijd uitgesloten van andere categorieën (Richardson, 2007). De gemaakte

keuzes leggen de nadruk op een bepaalde aspect van de identiteit van deze actor (Machin & Mayr,

2012). De manier waarop actoren benoemd worden heeft ook invloed op de wijze waarop deze

actoren gezien worden door anderen (Richardson, 2007, p.49). Daarbovenop zegt het ook iets over

de relatie tussen diegene die benoemd wordt en diegene die benoemt (Blommaert, 2005)6.

De individualisering of collectivisering van sociale actoren:

Actoren kunnen individueel worden benoemd, door ze bijvoorbeeld bij naam te noemen. Hierdoor

worden ze persoonlijker en dichter bij de lezer gebracht. Ook het vermelden van bijkomende

informatie zorgt voor een verdere individualisering, wat empathie kan oproepen. Door een actor te

collectiviseren, krijgt hij de eigenschappen van een bepaald groep mee, wat op zijn beurt gepaard

gaat met impliciete en expliciete betekenissen (Richardson, 2007, p.50). Volgens Machin en Mayr

(2012, p. 80) krijgen we doorgaans geen bijkomende informatie als het bijvoorbeeld om terroristen

of terreurverdachten gaat, aangezien dit voor een humanisering zorgt van actoren. Bovendien

worden migranten volgens Machin & Mayr (2012), meestal als groep voorgesteld, wat een

homogeniserend effect kan hebben.

6 Als voorbeeld haalt Blommaert (2005) het Engelse woord sir aan, wat een index is voor een bepaalde sociale

status en de mate van respect en beleefdheid die deze status met zich meebrengt.

Page 26: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

26

Algemene categorie versus specifiek kenmerk

Actoren kunnen op basis van een algemene categorie worden voorgesteld, of aan de hand van een

specifiek kenmerk (Hansen & Machin, 2013, p. 127). Door bijvoorbeeld het gebruik van de algemene

categorie moslim kan het verhaal op een bepaalde wijze geframed7 worden, waarbij de nadruk komt

te liggen op hun culturele en religieuze ‘otherness’ (Machin & Mayr, 2012, p. 81). De benoeming van

een actor als moslim kan hierbij kaderen in een ‘frame’ van moslims als een probleem (Hansen &

Machin, 2013, p. 127).

Aggregatie van actoren:

Actoren kunnen ook worden geaggregeerd, waarbij ze op een hoger abstractieniveau worden

voorgesteld. Actoren worden daarbij voorgesteld als ‘statistieken’ (Hansen & Machin, 2013). Dit

wekt de indruk dat het gaat om objectieve informatie en zorgt voor meer geloofwaardigheid, hoewel

we geen concrete cijfers aangereikt krijgen (Van Dijk, 1991, geciteerd in Hansen & Machin, 2013,

p.129). Hierbij wordt veelal gebruik gemaakt van termen zoals: ‘velen’, ‘een hoop’, ‘duizenden’, etc.

Het gebruik van velen, bijvoorbeeld, laat ons achter met een aantal vragen, zoals: om hoe veel

actoren gaat het specifiek en waarom wordt dit niet vermeld? (Hansen & Machin, 2013, p. 129).

Anonimisatie van bronnen

Actoren kunnen op een anonieme wijze worden voorgesteld. Dit zien we zowel in journalistieke

teksten, als in politieke retoriek (Hansen & Machin, 2013). Normaal gezien gaan we ervan uit dat een

journalist beschikt over betrouwbare bronnen. Volgens Machin & Hansen (2013) vermijdt de spreker

door het gebruik van anonimisatie de nood aan specificatie of gedetailleerde argumenten.

Het gebruik van ‘wij’ tegenover ‘zij’

De zelfstandige naamwoorden wij, ons, zij en hun kunnen gebruikt worden om nieuwsconsumenten

te winnen voor een bepaald idee (Machin & Mayr, 2012, p.84). Dit gaat vaak gepaard met het

gebruik van het concept ‘wij’ waarbij het niet duidelijk is op wie of wat dit slaat. Bovendien wordt er

een gezamenlijke ‘zij’ gecreëerd door de auteur, een andere die ingaat tegen ‘onze ideeën’ (Hansen

& Machin, 2013, p. 129). Vaak wordt ‘wij’ gebruikt door politici in de media, om vage uitspraken te

doen, die wezenlijke machtsrelaties verdoezelen (Machin & Mayr, 2012).

7 Een frame is een structuur waar iets aan ophangen wordt en wat zorgt voor een gestructureerde manier om

informatie te verwerken (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p.71-72). Framing gebeurt door

woorden te gebruiken die een bepaalde connotatie hebben (Machin & Mayr, 2012).

Page 27: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

27

Vooronderstellingen

Ten tweede hebben we aandacht voor vooronderstellingen. Dit is een manier om zaken als

vanzelfsprekend voor te stellen, die dat eigenlijk niet zijn. Wat als vanzelfsprekend wordt gezien (en

dus geen verdere definiëring vereist) is vaak ideologisch bepaald (Machin & Mayr, 2012, p. 153).

Aangezien taal gebruikt wordt om bepaalde zaken te accentueren, benadrukken of net te verzwijgen

is het interessant om te kijken welke vooronderstellingen er worden gemaakt binnen een tekst

(Hansen & Machin, 2013, p. 133). Bovendien worden vooronderstellingen geregeld gebruikt om een

hier uit voortvloeiend argument te staven (Hansen & Machin, 2013, p. 133). Sommige

werkwoorden, die een verandering van een toestand aangeven, kunnen een indicatie zijn van

vooronderstellingen, zoals stoppen, beginnen of doorgaan (Richardson, 2007, p. 63). Ook het gebruik

van het bepaald lidwoord de en bezittelijke artikels (zijn/haar/hun) kunnen aanleiding geven tot

vooronderstellingen.8 Ook het gebruik van waarom-, wanneer, wie- etc-vragen geven bepaalde

vooronderstellingen aan (Richardson, 2007).

Retorisch tropen

Ten derde bekijken we het gebruik van retorische tropen in een tekst. Een stijlfiguur (of troop) zorgt

er volgens Richardson (2007) voor dat woorden een andere betekenis krijgen dan hun normale

betekenis. Er kan sprake zijn van een betekenisoverdracht, zowel binnen een semantisch veld als

tussen semantische velden (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p. 209) en is tevens

zeer gebruikelijk binnen politieke retoriek (Hansen & Machin, 2013). We bekijken kort drie vaak

voorkomende retorische tropen:

Hyperbolen

Een hyperbool is een uitgesproken overdrijving die wordt toegepast voor een retorisch effect

(Richardson, 2007). Het gebruik van hyperbolen kan gevaarlijke effecten hebben (Richardson, 2007).

Zo toont de studie van Van Dijk (1991) aan dat in berichtgeving rond minderheden hyperbolen

selectief worden toegepast, waarbij er een negatieve focus op hen wordt geplaatst (Richardson,

2007, p. 65-66). Door aandacht te hebben voor hyperbolen binnen een tekst, kunnen we

achterhalen wat er achter deze overdrijving verscholen zit en hoe mensen, plaatsen en

gebeurtenissen hierdoor geëvalueerd worden (Machin & Mayr, 2012, p. 170).

Metaforen

Metaforen voegen impliciet een betekenislaag toe aan een woord door een vergelijking zonder als te

maken (Montesano Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Zowel in het dagelijkse leven als in de

constructie van de maatschappelijke en politieke realiteit spelen ze een belangrijke rol (Montesano

8 . Een vaak voorkomend voorbeeld hiervan is het gebruik van het concept ‘de islam’.

Page 28: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

28

Montessori, Schuman & de Lange, 2012). Zo maken mensen continue gebruik van verwijzingen naar

andere zaken om de sociale werkelijkheid voor te stellen (Machin & Mayr, 2012, p. 13). Daarnaast

kunnen metaforen (net als andere retorische tropen) gebruikt worden om bepaalde aspecten te

belichten, terwijl andere zaken zo onderbelicht blijven (Machin & Mayr, 2012, p. 13).

Neologismen

Neologismen zorgen ervoor dat woorden nieuwe betekenissen krijgen. Dit kan gebeuren door de

grammaticale functie van een woord te veranderen - zoals het woord ‘Google’ als een werkwoord

(googlen) te gaan gebruiken - of door het ontwikkelen van een nieuwe eufemistische betekenis voor

het woord (Richardson, 2007)9.

Transitiviteit

Ten vierde bekijken we transitiviteit in een tekst. Algemeen gesproken gaat het over wie doet wat

ten opzichte van wie en hoe (Machin & Mayr, 2012, p. 104). Met andere woorden, wat is de relatie

tussen de participanten en wat is de rol die ze spelen in het proces dat beschreven wordt

(Richardson, 2007, p. 54). Transitiviteit zorgt voor verschillende constructies van de realiteit. De

woorden die we kiezen om een bepaald proces te omschrijven en te linken aan participanten, zorgen

namelijk voor een verschillende blik op datzelfde proces (Jones, 2012).10

Bij een analyse van de transitiviteit zullen we telkens kijken naar wie een subject-positie

heeft gekregen en wie of wat de object-positie (Machin & Mayr, p.104). Een tekst bevat telkens drie

elementen die veranderd kunnen worden: de participanten, het proces11 zelf en de omstandigheden

die samenhangen met het proces (Machin & Mayr, 2012). Volgens Richardson (2007) is het van

belang dat we kijken naar de constructie van het proces. Een belangrijk onderscheid hierbij is deze

tussen een actieve zinsconstructie en een passieve zinsconstructie. Bij een actieve zinsconstructie

wordt het werkwoord op een actieve wijze gebruikt waarbij het onderwerp van de zin (de actor)

voor het object komt (bijvoorbeeld: ‘Tom leest het boek’). De persoon die de handeling uitvoert, is

dus het onderwerp van de zin. Een passieve constructie daarentegen, gebruikt een passieve vorm

van een werkwoord, en plaatst het object voor het onderwerp (de actor) (bijvoorbeeld: ‘Het boek

wordt gelezen door Tom’). De actor kan zelfs volledig worden weggelaten, waardoor het niet meer

9 Een voorbeeld van deze laatste toepassing vinden we terug in oorlogsverslaggeving, door bijvoorbeeld het

gebruik van het woord neutraliseren in de plaats van doden (Richardson, 2007, p. 69).

10 Mautner (2008) geeft hierbij drie voorbeelden, die telkens dezelfde situatie beschrijven maar toch een

verschillende uitkomst hebben: ‘The immigrant left’ ; ‘The immigrant was deported’ en ‘Immigration officials

deported the immigrant’.

11 Verschilllende processen van Halliday (LEG UIT)

Page 29: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

29

duidelijk is wie de actie uitvoert die beschreven wordt in de zin (‘Het boek wordt gelezen’). Om er

achter te komen wie de actie uitvoert moeten we de zin eerst actief maken, waarbij de actor weer

duidelijk wordt (Machin & Mayr, 2012). Op deze manier wordt de specifieke aard van de bepaling

weggenomen en wordt de zin minder persoonlijk. Welke zinsbouw gekozen wordt, brengt impliciete

betekenissen met zich mee. Doordat de actor uit beeld wordt gelaten, lijkt het een normale gang van

zaken die beschreven wordt (Joye, 2009). Van Dijk (2000) toonde in zijn onderzoek aan dat etnische

minderheden enkel als actieve actoren worden gebruikt wanneer ze iets negatiefs doen. Wanneer er

daarentegen sprake is van een positieve actie, worden ze algemeen gesproken voorgesteld in een

passieve rol (Machin & Mayr, 2012, p. 106). Of actoren al dan niet worden voorgesteld als een

actieve participant, kan dus ideologisch bepaald zijn (Jones, 2012, p. 13).

Modaliteit

Ten slotte hebben we aandacht voor modaliteiten. Modaliteit gaat over de relatie tussen sprekers en

gemaakte statements (Richardson, 2007). Het verwijst naar de mate waarin de spreker of schrijver

toegewijd is aan de claim die hij of zij maakt (Machin & Mayr, 2012). Modaliteiten worden

uitgedrukt door de hulp van modale werkwoorden, zoals zullen, moeten, kunnen, willen en bevatten

elk soort taalgebruik dat betrekking heeft op de persoonlijke opinie van de spreker of schrijver, ten

opzichte van wat er gezegd wordt (Richardson, 2007; Machin & Mayr, 2012).

Een modaliteit kan in het algemeen worden uitgedrukt op twee wijzen: een waarheids-

modaliteit of een verplichtings-modaliteit (Richardson, 2007). Een waarheidsmodaliteit kan in

sterkte variëren (bijvoorbeeld: ‘Het conflict zal blijven opspelen’ of ‘Het conflict kan blijven duren als

er geen politieke stappen ondernomen worden’ of ‘Het conflict zal enkel blijven duren als er niet

wordt ingegrepen’). Het gebruik van sterke waarheidsmodalititeiten (zoals zullen) straalt meer

autoriteit uit zullen daardoor vaker gebruikt worden (Richardson, 2007, p. 60). Een

verplichtingsmodaliteit verwijst naar toekomstige gebeurtenissen en de mate waarin de spreker

overtuigd is dat een bepaalde actie of beslissing genomen moet worden (bijvoorbeeld: ‘We moeten

actie ondernemen tegen IS’). Bepaalde patronen van modaliteiten komen bovendien overeen met

bepaalde discursieve praktijken (Mautner, 2008, p.42). Zo zouden tabloids vaak meningen van de

redactie uiten en een zwart-wit beeld van de wereld schetsen, waarbij er gebruik wordt gemaakt van

een sterke waarheidsmodaliteit (Mautner, 2008). Richardson (2007) benadrukt dat de studie van

modaliteiten zeker geen bijkomstigheid is, aangezien ze in belangrijke mate invloed hebben op hoe

nieuwsconsumenten processen en gebeurtenissen percipiëren. Daarnaast kunnen modaliteiten ook

wijzen op de (zelf)aangenomen status van personen, of een manier zijn om (opzettelijk)

dubbelzinnigheid hierover te produceren (Machin & Mayr, 2012). Zo heeft het verwijzen naar een

‘elite-bron’ (zoals bijvoorbeeld de veiligheidsdiensten) een legitimatiefunctie, die de opinie van de

Page 30: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

30

auteur van een artikel kan versterken (Mautner, 2008, p. 42). Modaliteiten vertellen ons dus iets

over de opvattingen, meningen of politieke overtuigingen van de auteur van een tekst, waardoor ze

ons helpen de (mogelijke) politieke functies van teksten te achterhalen (Richardson, 2007, p.62).

5.4.2 Analyse van de discursieve praktijk Deze dimensie analyseert wat de processen zijn die ervoor zorgen dat een journalist een tekst

produceert op een welbepaalde wijze en hoe een lezer deze tekst begrijpt. Vooraleer een bepaalde

gebeurtenis besproken wordt in de media, zal de gebeurtenis het onderwerp zijn van een

selectieproces. Dit proces wordt bepaald door economische, politieke, culturele en sociale

structuren die zich uiten via institutionele praktijken (Mautner, 2008, p.33). Deze praktijken zijn

bovendien in hoge mate geroutineerd, waardoor ze normaal en onvermijdelijk lijken (Mautner,

2008, p.33). Binnen dit deel van de analyse zullen we aandacht hebben voor de volgende zaken:

nieuwsbronnen, nieuwswaarden, en onderwerpen.

5.4.3 Analyse van de sociale praktijk De laatste analyse-dimensie slaat op de contextualisering van de tekst. Volgens Richardson (2007)

betreft de sociale praktijk de relatie tussen journalistiek en de wijdere wereld waarbij we zowel

economische, politieke als ideologische praktijken in beschouwing moeten nemen. De

maatschappelijke instituties, structuren en normen bepalen namelijk het kader waarbinnen

journalistiek fungeert (Richardson, 2007). KDA heeft als doelstelling het achterhalen van

achterliggende ideologieën en machtsstructuren (Fairclough, 1995). Hierbij trachten we duiding te

geven bij het huidige maatschappelijke debat rond moslims in Vlaanderen en de verschillende

dimensies die het debat mee vorm hebben gegeven.

5.5 Kwaliteitscriteria en kritiek ‘Kwaliteit’ in de kwalitatieve onderzoeksmethoden is een gevoelig thema (Mortelmans, 2013). Er

wordt vaak gesteld dat kwaliteit afhangt van de betrouwbaarheid12 en validiteit13 van het onderzoek.

KDA is een interpretatieve methode, wat wil zeggen dat de onderzoeker interpretaties van

12 Volgens Mortelmans (2013, p. 473) heeft betrouwbaarheid te maken met consistentie en repliceerbaarheid.

Krippendorff (2013) stelt dat een onderzoeksmethode betrouwbaar is wanneer het dezelfde uitkomst geeft bij

hetzelfde fenomeen ongeacht de wijzigingen in de omstandigheden.

13 Validiteit heeft betrekking op meten wat je zegt dat je meet (Mortelmans, 2013).

Page 31: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

31

betekenissen gaat aanbieden en dus niet enkel kwantificeerbare tekstuele eigenschappen beschrijft

(Richardson, 2007). Om de kwaliteit binnen een KDA te garanderen, is het van belang dat de

onderzoeker in kwestie op een transparante wijze rapporteert over de gemaakte keuzes. Dit slaat

zowel op de keuze van het onderzoeksonderwerp als op de methodologische keuzes (Montesano

Montessori, Schuman & de Lange, 2012, p. 170). Ook is het van belang dat we blijven doen aan

zelfreflectie doorheen het gehele onderzoek (Joye, 2009). Net zoals andere onderzoeksmethoden, is

KDA niet vrij van onvolmaaktheden. Kritieken op KDA focussen zich veelal op het methodologische

aspect (Machin & Mayr, 2012). Zoals eerder gesteld beschikken we niet over een onmiddellijk

toepasbaar methodologisch kader om KDA toe te passen. Daarom hebben we getracht een eigen

kader op te stellen, aan de hand van het werk van auteurs die zich binnen deze onderzoekstraditie

situeren. KDA wordt vaak beticht enkel een interpretatieve methode te zijn in de plaats van een

analytische. Aangezien de rol van de onderzoeker centraal staat zal er inderdaad onvermijdelijk

sprake zijn van subjectiviteit en spelen interpretaties een grote rol. Toch hoeft dit niet per sé

problematisch te zijn. Volgens Machin en Mayr (2012) biedt KDA middelen om verder te gaan dan

enkel interpretaties en op een systematisch en gecontroleerde wijze analyses uit te voeren, die

tevens door anderen empirisch herhaald kunnen worden.

5.6 Indicatoren van een morele paniek Aan de hand van de krantenberichtgeving met betrekking tot moslims bekijken we of de vijf

indicatoren van morele paniek, zoals opgesteld door Goode en Ben-Yehuda (1994) aanwezig zijn in

het discours rond moslims. Onze resultaten zullen tevens opgebouwd worden rond deze

indicatoren:

1. Bezorgdheid: Er ontstaat onrust tegenover een bepaalde groep, gebeurtenis of thema in de

samenleving. Wat we hier willen weten is of er sprake is van onrust en angstige gevoelens in

Vlaanderen tegenover moslims. In het geval van een morele paniek moet deze bezorgdheid

aantoonbaar zijn.

2. Vijandigheid: Er is sprake van een verhoogde mate van vijandigheid tegenover de categorie

of groep van mensen die verantwoordelijk wordt gesteld voor het deviante gedrag. De leden

van deze groep worden voorgesteld als volksduivels en dus als een vijand (of zelfs dé vijand)

van de maatschappij. Er moet sprake zijn van een specifiek, identificeerbare groep binnen de

samenleving die verantwoordelijk wordt geacht voor de bedreiging. Hierdoor ontstaat er

een scheiding tussen ‘wij en zij’, waaruit een stereotypering volgt van de zij-categorie

(Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 33-34). Wanneer we ervan uit gaan dat er een morele

Page 32: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

32

paniek aanwezig is in Vlaanderen, kunnen we veronderstellen dat moslims worden

voorgesteld als volksduivels. We zullen dan ook op zoek gaan in de geselecteerde

krantenartikelen of dit inderdaad het geval is.

3. Consensus: Er is een wijdverspreide (of toch een substantiële) consensus in de gehele

maatschappij of een deel daarvan over de gepercipieerde bedreiging en wie deze

veroorzaakt. Het moet dus niet gaan over de meerderheid van de bevolking, aangezien

morele paniek ook kan bestaan binnen een bepaalde groep van de bevolking. Wel moet de

negatieve reactie op het fenomeen breed en eensgezind zijn (Garland, 2008). De

aanwezigheid van deze indicator uit zich vaak in de reacties door verschillende

belangengroepen op de (vermeende) bedreiging.

4. Disproportionaliteit: De hantering van het concept van morele paniek houdt impliciet al in

dat de reactie op de bedreiging disproportioneel is ten opzichte van de aard van diezelfde

bedreiging. Het gaat er om dat de angst ten aanzien van het fenomeen, groter is dan bij

andere, vergelijkbare, fenomenen (Goode & Ben-Yehuda, 1994, p. 36). Desalniettemin is de

disproportionaliteit van een sociale reactie moeilijk aan te tonen. Daarom is het belangrijk

dat we de aanwezigheid van deze indicator kunnen staven aan de hand van empirische data.

5. Volatiliteit: De laatste indicator houdt in dat een episode van morele paniek vrij plots kan

opkomen en even snel weer kan verdwijnen. Dit houdt echter niet in dat de morele paniek

geen lange aanloop kan hebben. Sommige factoren die aanzet gaven tot de morele paniek

kunnen al eerder latent aanwezig geweest zijn in de samenleving. Daarnaast kan morele

paniek ook geïnstitutionaliseerd raken in de structuren van de maatschappij. Om binnen dit

onderzoek te achterhalen of de indicator van volatiliteit aan de orde is, kijken we naar de

aanvangscondities van morele paniek. Hierbij is het belangrijk om de grote sociale

veranderingen die in de wereld en in de Vlaamse context aan de orde zijn, in acht te nemen.

Page 33: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

33

HOOFDSTUK 2: RESULTATEN ONDERZOEK

1. Analyse van de data

1.1 Inleiding en bespreking codering

Eerst en vooral hebben we op basis van twee sleutelwoorden (islam en moslim) een zoekopdracht

uitgevoerd via de Go Press Academic databank. Uit deze zoekresultaten hebben we 224 artikelen

geselecteerd, waarvan 116 afkomstig waren uit De Standaard en 108 uit Het Laatste Nieuws.

Na de selectie starten we de data-analyse met een algemene lezing van de geselecteerde artikelen.

Onze discoursanalyse laten we voorafgaan door een korte kwalitatieve inhoudsanalyse. Dit houdt

een classificatie in van de data, om uiteindelijk expliciete en impliciete dimensies en structuren van

betekenis in de tekst te ontdekken. (Flick, 2014, p.370). .Aan de hand hiervan kunnen we de data

coderen (Krippendorff, 2013), waarbij de data wordt opgedeeld in kleinere delen (Mortelmans,

2013). Om het data-analyse proces op een gesystematiseerde wijze te laten verlopen, verdelen we

de artikelen in twee verschillende soorten categorieën. Ten eerste kunnen we de artikelen opdelen

naargelang hun (journalistieke) genre. We onderscheidden drie soorten genres binnen onze

steekproef:

● Editorialen en opiniestukken (code: E): Deze code bevat ten eerste de artikelen die

geschreven zijn door de redactie van een krant en dus meestal de mening van de

hoofdredacteur reflecteren. Daarnaast worden ook opiniestukken in deze code opgenomen.

Deze kunnen worden geschreven door allerlei verschillende (prominente) figuren aanwezig

in het publieke debat.

● Nieuwsbericht (Code: B): Artikels die deze code krijgen zijn een feitelijke weergave van een

nieuwsgebeurtenis. Er wordt geen voorkennis verwacht van de lezer. Meestal wordt bij het

begin van het artikel vermeld waar en wanneer een bepaald nieuwsfeit zich heeft

voorgedaan. De rest van het artikel vermeldt vervolgens hoe en waarom iets gebeurd is

(NRC Stijlboek, 2015).

● Nieuwsanalyses (code: A): Binnen deze code worden de artikelen opgenomen die een

analytische weergave brengen van een bepaalde gebeurtenis. Vaak worden hierbij bepaalde

experten aan het woord gelaten en vormen deze artikelen een interpretatie van een krant.

De feitelijke gebeurtenissen worden binnen deze artikelen nog eens herhaald. De analyse

leidt naar een bepaalde conclusie, waarbij er echter ook nog andere interpretaties mogelijk

zijn (NRC Stijlboek, 2015).

Page 34: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

34

Voor het gehele steekproefkader kunnen we dit voorstellen in volgende tabel:

Tabel 1: Artikels volgens genre

De Standaard Het Laatste Nieuws Totaal

Editorialen en

opiniestukken

43 40 83

Nieuwsberichten 21 33 54

Nieuwsanalyses 49 38 87

Ten tweede kunnen we de artikelen een code toekennen naargelang hun inhoud. Uiteindelijk

kwamen we uit op 4 verschillende codes, die in onderstaande tabel worden weergegeven:

Tabel 2: Artikels opgedeeld volgens inhoud

De Standaard Het Laatste Nieuws Totaal

Aanslagen 31 26 57

Radicalisering/Syriëstrij

ders

31 30 61

Vluchtelingen 28 32 60

Restcategorie 24 22 46

We voorzagen bovendien een restcategorie waarin de artikelen werden opgenomen die niet bij de

andere codes kunnen worden ingedeeld, maar niet op zich een categorie kunnen vormen.

Vanzelfsprekend zit er geregeld overlapping in bij deze codes. We trachten telkens opzoek te gaan

Page 35: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

35

naar welke code het meest passend is voor het artikel. Hierbij kijken we naar welke code overheerst

binnen het artikel.

1.2. Bezorgdheid: Bij een episode van morele paniek zal er sprake zijn van een verhoogd niveau van bezorgdheid met

betrekking tot een bepaald thema, groep of gebeurtenis. Deze bezorgdheid heeft eveneens

betrekking op de vermeende gevolgen, waarbij het gedrag van de volksduivels beschouwd wordt als

een bedreiging voor (een deel van) de maatschappij. Na de analyse van de berichtgeving in Het

Laatste Nieuws en De Standaard zien we dat bezorgdheid met betrekking tot moslims in Vlaanderen

op verschillende wijzen kan worden vastgesteld, namelijk via het gebruik van vooronderstellingen en

via bepaalde metaforen.

1.2.1 Vooronderstellingen Zowel in taalgebruik van journalisten als politici zien we het gebruik van vooronderstellingen. Ten

eerste vooronderstellen verschillende auteurs (zowel in Het Laatste Nieuws14 als in De Standaard15)

meermaals dat er geen kritische houding tegenover islam in Vlaanderen kan worden aangenomen,

zonder beticht te worden van ‘islamofobie, racisme, xenofobie of polariserend te zijn’. We zien dat

auteurs zich hierover bezorgd uitspreken. Jan Segers (hoofdredacteur van HLN) stelt bijvoorbeeld

het volgende: ‘Zorgelijk wordt het echter als elke kritische opmerking over de islam meteen als

polariserend en dus onverantwoord wordt afgedaan.’ (10/01/2015). Na de aanslagen in november

2015 stelt hij: ‘Zelfs na Parijs wordt elke kritische kanttekening bij de islam afgedaan als een poging

tot polarisatie.’ (HLN, 20/11/2015). Hierbij wordt er veronderstelt dat dit eerder ook al zo was. Mia

Doornaert, vaste columniste van De Standaard, haalt dit in meerdere columns aan, bijvoorbeeld:

1. ‘Waarom is de verdediging van die seculiere maatschappij plots ‘populistisch’ geworden?

Waarom is kritiek op een bepaalde godsdienst een vorm van racisme geworden?’

(26/03/2016).

2. De simplistische gelijkstelling van 'islamofobie' met 'racisme' ondergraaft bovendien de

seculiere staat.’ (20/04/2015).

In dit laatste voorbeeld veronderstelt Doornaert dat de gelijkstelling van islamofobie met racisme

simplistisch is en dat dit bovendien een bedreiging is voor de seculiere staat. Ook politici zoals Bart

De Wever, veronderstellen dat kritiek op islam niet mogelijk is: ‘Als dit al niet meer mag gezegd

worden, boeten we in op de vrijheid van mening en debat die we zo koesteren.' (DS, 10/01/2015).

14 (10/01/2015; 12/01/2015; 19/01/2015; 17/11/2015; 24/03/2016; 19/04/2016)

15 (8/01/2015; 10/01/2015; 12/01/2015; 20/04/2015; 12/08/2015; 9/11/2015; 23/03/2016; 26/03/2016; 16/04/2016)

Page 36: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

36

Men gaat er telkens van uit dat een kritische houding tegenover islam in Vlaanderen onmogelijk is of

monddood wordt gemaakt.

Een tweede vooronderstelling die meerdere malen uit de analyse naar boven komt, is de

twijfel over het bestaan van ‘gematigde moslims’. Men haalt bijvoorbeeld aan dat er wel beweert

wordt dat veel moslims ‘gematigd zijn’, maar dat de mogelijkheid bestaat dat de meeste moslims dat

eigenlijk niet zijn. Zo lezen we in het editoriaal van Jan Segers van 17 november 2015 het

volgende:‘(...) want velen onder hen, zelfs zij die ogenschijnlijk goed geïntegreerd zijn, laten nooit het

achterste van hun tong zien.’ Hiermee wordt er gesuggereerd dat veel moslims eigenlijk toch

‘verdacht’ zijn. In een andere editorial van 9 januari 2015 verwoordt Segers het als volgt: ‘(...) is die

scheidingslijn tussen radicaal en gematigd wel zo strikt?’ Hierbij gaat hij er van uit dat er een

scheidingslijn is tussen ‘radicale’ en gematigde moslims, en dat die eigenlijk minder strikt is dan men

zou denken. We zien dit ook in andere artikelen van Het Laatste Nieuws16 voorkomen, net als in De

Standaard17. Meermaals zien we bovendien zowel in Het Laatste Nieuws18 als in De Standaard19 dat

moslims worden opgeroepen om zich expliciet uit te spreken tegen geweld en terreur, gepleegd in

de naam van ‘de islam’. Wanneer zij dit niet doen, wordt er veronderstelt dat de kans bestaat dat zij

hier toch akkoord mee gaan. Deze vooronderstelling leidt tot een constante sfeer van wantrouwen

tegenover de algemene moslim-populatie:

‘Is de meerderheid van de moslims gematigd, zoals dat heet? Precies omdat ze meestal

zwijgt, die meerderheid, bestaat daar buiten de moslimgemeenschap wel eens twijfel over.’ (...) ‘Stel

dat ze bestaat, die gematigde overgrote meerderheid, waarom komt ze dan na de gruwel van Parijs

niet massaal op straat om haar afschuw uit te schreeuwen?’

(HLN, 21/11/2015)

We zien in het bovenstaande voorbeeld dat er wordt uitgegaan dat moslims meestal zwijgen en

daarom eigenlijk allemaal verdacht zijn. Ook in onderstaande voorbeeld zien we duidelijk dat er

twijfel wordt gesuggereerd over het feit of moslims akkoord gaan met terreur:

‘(...) als jullie niet akkoord gaan met zij die de islam als Kalasjnikovs gebruiken, kruip dan op

het dak van de moskee, neem een megafoon en laat het ons weten.’ (HLN, 10/01/2015).

16 (HLN: 9/01/2015; 10/01/2015; 27/08/2015; 28/08/2015; 17/11/2015; 21/11/2015; 19/04/2016)

17 (DS: 20/04/2015; 25/04/2015; 1/07/2015; 9/11/2015; 16/11/2015)

18 (HLN: 10/01/2015; 21/11/2015; 21/11/2015; 23/11/2015)

19 (DS: 12/01/2015; 16/01/2015; 26/03/2016; 25/04/2015)

Page 37: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

37

Aansluitend stellen we de vooronderstelling vast dat moslims, de moslimgemeenschap of imams in

het verleden zich niet, of niet luid genoeg, hebben uitgesproken tegen terreur in de naam van hun

geloof (HLN; 9/01/2015; 21/11/2015 DS: 12/01/2015 16/01/2015; 20/04/2016):

‘Maar zou het net daarom geen goed idee zijn mochten ze voor één keer massaal hun afschuw

uitschreeuwen voor hun geloofsgenoten?’ (HLN, 21/11/2015).

Door expliciet deze ‘voor één keer’ te gebruiken, wordt er veronderstelt dat dit bij andere situaties

niet gebeurd is.

Een derde vastgestelde vooronderstelling, die tevens aansluit bij de voorgaande, is dat

geweld en terreur, gepleegd door moslims, voortvloeit uit het islamitisch geloof of uit de Koran.

Deze vooronderstelling komt frequent voor in Het Laatste Nieuws20 en De Standaard21. We zien

bijvoorbeeld volgende zin:‘(...) andermaal wijst alles op terreur die zijn inspiratie haalt uit een geloof:

de islam.’ (HLN, 14/11/2015). Door het gebruik van andermaal veronderstelt men dat dit eerder ook

al het geval was. Ook Mia Doornaert onderschrijft deze visie: ‘als geweld in de naam van Allah 'niets

met de islam' te maken heeft, dan hadden de kruistochten en de inquisitie niets met de katholieke

Kerk te maken (...)’ (DS, 12/01/2015), net als Luckas Vander Taelen in Het Laatste Nieuws van 24

maart 2016: ‘Als we nog eens gaan beweren dat er geen probleem met godsdienst is, dan is het

hopeloos verloren.’ Ten slotte zien we dat bijvoorbeeld Bart De Wever hier ook van uit gaat: ‘En

waarom polariseer ik? Omdat ik dingen zeg waarvan iedereen weet dat ze kloppen, maar die dezer

dagen blijkbaar iets te gevoelig liggen. Dat de aanslag op 'Charlie Hebdo' net als ander geweld door

moslims wel degelijk iets te maken heeft met de islam, bijvoorbeeld.’ (HLN, 12/01/2015).

Een vierde categorie van vooronderstellingen gaan ervan uit dat het beleidmakers in België

te laks zijn omgegaan met radicalisering bij moslims. Daarbij wordt veelal specifiek de nadruk gelegd

op Brussel en Molenbeek. Verschillende auteurs en politici menen zowel in Het Laatste Nieuws22 als

in De Standaard23 dat er ‘te vaak is weggekeken’ of ‘is geminimaliseerd’. Zo stelt Bart De Wever in De

Standaard van 8 januari 2015 dat: ‘'Moslimradicalisme mag niet langer geminimaliseerd worden”

(...).’ Deze uitspraak impliceert dat moslimradicalisme voorheen wel geminimaliseerd werd. Een

20 (HLN: 12/01/2015; 10/01/2015; 17/11/2015; 20/11/2015; 24/03/2016; 29/03/2016; 28/08/2015)

21 (DS: 12/01/2015; 12/02/2015; 20/04/2015; 5/09/2015; 17/11/2015; 26/03/2016

22 (HLN: 13/01/2015; 14/11/2015; 16/11/2015; 19/03/2016; 23/03/2016; 19/04/2016)

23 (DS: 8/01/2015; 12/01/2015; 20/04/2015; 9/11/2015; 23/03/2016; 24/04/2016)

Page 38: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

38

ander voorbeeld vinden we in een column van Luckas Vander Taelen in De Standaard van 24 april

2016: ‘Kunnen we eindelijk, (...), definitief ophouden met de waarheid verdringen: dat men hier een

perfecte biotoop heeft laten groeien voor nietsontziende religieuze fanatici?’ Ook Segers maakt in

zijn editorial van 19 maart 2016 in dit verband een vooronderstelling met betrekking tot Brussel: ‘(...)

de nuchtere vaststelling dat het terrorisme in onze hoofdstad rustig rijpen kan en na gedane arbeid

hier op adem mag komen.’ of op 17 maart 2016: ‘Hoeft het dan te verbazen dat laag-Vorst vandaag

fysiek onderdak en mentale beschutting biedt aan salafisten en terroristen?’

1.2.2 Metaforen Ten tweede merken we ook een verhoogde bezorgdheid op, via het gebruik van bepaalde

metaforen. De keuze voor welbepaalde metaforen zijn niet neutraal en kunnen zowel een positieve

als een negatieve bijklank hebben. De auteur van een tekst kunnen deze metaforen gebruiken om

bepaalde zaken te belichten. Een vaak voorkomende metafoor heeft betrekking op het omschrijven

van Brussel, Molenbeek, Verviers, Vorst of Schaarbeek. Daarbij maakt men frequent gebruik van

‘broeihaard’ als omschrijving. De nadruk wordt zo gelegd op de negatieve eigenschappen van deze

plaatsen. Er zijn vijf artikels met een titel die gebruik maakt van een metafoor om deze plaatsen zo

(of op een soortgelijke manier) te omschrijven: DS (16/11/2015): ‘Sint-Jans-Molenbeek broeihaard

van terrorisme’; DS (18/11/2015) ‘Niet alleen Molenbeek, héél Brussel is een broeihaard van

jihadisme; HLN (17/11/2015); ‘Molenbeek als ‘thuisbasis van het jihadisme’ DS (16/01/2015): ‘Arm

stadje broeihaard extreme moslims’; HLN (16/11/2015) ‘Jihad-hoofdstad van Europa ‘dankzij’

Philippe Moureax’. Binnen deze artikelen en in verscheidene andere wordt dit verder herhaald.

Over Molenbeek lezen we bijvoorbeeld: ‘de hub van het moslimfundamentalisme’ (DS,

20/11/2015); ‘De realiteit is echter dat niet alleen Molenbeek, maar héél Brussel sinds het begin van

de jaren 90 een broeinest van radicalisme is.’ (DS, 18/11/2015); ‘Waarom is ‘1080’ zo’n kweekvijver

van extremisten?’ (DS 17/11/2015); ‘(...) dat rovershol waar zelfmoordterroristen en extremisten

onschendbaar blijven (...).’ (HLN, 17/11/2015).

Soortgelijke geluiden zijn te horen over Verviers: ‘Verviers staat sowieso bekend als een

bolwerk van de radicale islam (...)’ (HLN, 16/01/2015). ‘(...) 'een van de belangrijkste kweekvijvers

van islamisten van België.' (DS, 16/11/2015), alsook over Brussel in het algemeen: ‘Illegalen,

criminelen en terroristen voelen er zich als een vis in het water.’ (HLN, 23/03/2016).

Page 39: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

39

Ook politici maken gebruik van deze metafoor. Zo zien we in De Standaard van 10 januari 2015

volgende uitspraak van Bart De Wever: ‘Maar op een moment dat een ideologie oproept om het vrije

westen aan te vallen en een kweekvijver heeft in onze multiculturele steden (...)’ Door het gebruik

van deze negatieve metafoor, alsook de vele herhaling ervan zien we een retorisch effect optreden.

Door te verwijzen naar de plaatsten als ‘broeihaard’ impliceert men dat die plekken vervat zitten

met iets wat moet of kan verdreven worden. Soms wijst men bovendien expliciet op de hoge

concentratie moslims in deze regio’s (bijvoorbeeld: DS, 16/01/2015). Overigens wordt er niet enkel

verwezen naar deze plaatsten als broeihaarden, maar wijst men ook op de mogelijk gevaarlijke

situaties die daar aanwezig zijn, via metaforen: De smeltkroes aan culturen die op een zakdoek

samenhokken (...) leveren daarboven de perfecte ingrediënten voor een kruitvat.’ (DS, 17/11/2015).

Ook Filip De Winter van het Vlaams Belang maakt hier gebruik van: “Maar het is slechts een kwestie

van tijd voor het kruitvat hier ook ontploft.” (HLN, 9/01/2016). Een uitbreiding van deze metafoor

vinden we bovendien ook in het woordgebruik van Jan Jambon, minister van binnenlandse zaken die

stelde dat ‘Molenbeek moet worden opgekuist’ (DS, 16/11/2015).

Aangezien bezorgdheid een subjectief criteria is, is dit niet eenvoudig aantoonbaar. Toch menen we

dat we aan de hand van de data een zekere mate van bezorgdheid kunnen vaststellen. De

aangehaalde vooronderstellingen wijzen op een latente onrust en bezorgdheid met betrekking tot

moslims. Zo maken deze bijvoorbeeld duidelijk dat er constante wantrouwen tegenover moslims in

het discours aanwezig is. Ook zien we een grote bezorgdheid vanwege het zogenaamde lakse

vroegere beleid. Hierdoor ontstaat er een discours dat stelt dat moslimradicalisme te lang kon

gedijen in de samenleving. Deze bezorgdheid zien we eveneens terugkomen in het gebruik van

metaforen, waarbij verschillende steden worden voorgesteld als broeihaarden van radicalisme.

1.3 Vijandigheid Tijdens een episode van morele paniek zal een verhoogd niveau van vijandigheid tegen een

zogenaamde groep van ‘volksduivels’ aanwezig en waarneembaar zijn. Deze volksduivels worden

geportretteerd als vijanden van de maatschappij en hun gedrag schadelijk voor de waarden en

normen, of zelfs het bestaansrecht van diezelfde maatschappij. We gaan ervan uit dat moslims

binnen Vlaanderen op dit moment worden gezien als volksduivels en dus ook op een stereotype

wijze worden voorgesteld in de media. Een bevolkingsgroep op een stereotype wijze voor stellen kan

gebeuren door onder andere misrepresentatie- en simplificatie van deze groep (Cohen, 1980). Uit de

analyse van onze data blijkt dat vijandigheid tegenover moslims sterk aanwezig is in het gehanteerde

discours in de geselecteerde kranten. Dit kan op twee manier worden vastgesteld, namelijk: de

Page 40: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

40

benoeming van actoren, waarbij we een sterke wij-zij indeling vaststellen en het gebruik van

bepaalde retorische stijlfiguren zoals metaforen en hyperbolen.

1.3.1 Collectivisering van actoren: Aan de hand van de literatuur verwachten we dat minderheden ( in dit geval moslims) voornamelijk

op een collectieve wijze worden voorgesteld. Dit zien we inderdaad weergegeven in onze resultaten.

Eerst en vooral stellen we vast dat moslims, voornamelijk collectief worden voorgesteld, waarbij ze

vaak als één homogeen blok worden geportretteerd. Zo spreekt men ook geregeld over ‘de

moslims’. Bovendien krijgen op deze manier al deze actoren dezelfde eigenschappen aangemeten.

We zien deze collectieve representatie zowel in Het Laatste Nieuws24 als in De Standaard25. Soms

wordt er ook gebruik gemaakt van andere benamingen, zoals nieuwkomers, allochtonen of

migranten, wanneer men het heeft over moslims We zien dit in Het Laatste Nieuws (13/01/2015;

20/01/2015; 20/08/2015; 10/12/2015; 26/03/2016) en in De Standaard (12/01/2015; 9/11/2015;

16/11/2015; 16/11/2015; 21/11/2015; 19/04/2016). In wat volgt bespreken we een aantal

voorbeelden: Ten eerste stelt Karel De Gucht stelt in zijn column het volgende: ‘Het kan niet ontkend

worden dat het vrouwenbeeld van moslims verschilt van het onze (HLN, 30/01/2016). Door gebruik

te maken van deze collectivisering, wordt er een homogeniserend effect gecreëerd. Op deze manier

krijgen alle moslims dezelfde eigenschap mee, namelijk een ander vrouwenbeeld dan het ‘onze’. Dit

zien we ook in onderstaande voorbeelden:

‘Maar hébben moslims de aanslagen ook verheerlijkt? (DS, 19/01/2016).

‘Nu de zaken op scherp komen te staan, beseffen we plotseling dat in het kostbare weefsel

van onze maatschappij de moslims helemaal niet ingeweven zijn.’ (DS, 4 /02/2015)

‘Durf te zeggen dat de integratie van (een goed deel van) de moslim-immigranten mank

loopt, en je bent een racist.’ (DS, 9/11/2015, Hardnekkige blinde vlek - Mia Doornaert)

Bij het gebruik van ‘moslims’ of ‘de moslims’ is het bovendien niet altijd duidelijk wie er nu juist mee

bedoeld wordt. Als voorbeeld geven we hierbij een artikel uit De Standaard van 24 maart 2016. Dit

artikel, twee dagen na de aanslagen in Brussel, vormt eigenlijk een relaas van een interview door

redacteur Yves Delepeleire met Brahim Laytouss, een imam uit Gent. De titel van het artikel luidt als

volgt: ‘Schijnheiligheid bij moslims moet stoppen’. Deze titel zou de indruk kunnen wekken dat

24 (HLN: 7/01/2015; 10/01/2015; 26/03/2015; 20/04/2015; 17/11/2015; 21/11/2015; 22/01/2016; 1/04/2016; 2/04/2016;

2/04/2016; 19/04/2016)

25 (DS: 9/01/2015; 10/01/2015; 12/01/2015; 16/01/2015; 4/02/2015; 12/02/2015; 1/07/2015; 16/11/2015; 17/11/2015;

17/11/2015; 19/11/2015; 24/03/2016; 20/04/2016; 19/04/2016)

Page 41: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

41

diegene die aan het woord is, vindt dat (alle) moslims schijnheilig zijn. Wanneer we verder lezen in

het artikel, wordt het echter duidelijk dat Laytouss het heeft over, wat in het artikel omschreven

wordt als, ‘de institutionele islam’:

‘Laytouss is streng voor de moslimgemeenschap, voorval voor de ‘institutionele islam’, die volgens

hem warm en koud blaast. ‘De schijnheiligheid moet stoppen.’’

In een ander artikel van DS op 24 maart komen we bovendien vraagstelling tegen; ‘Klonk de stem

van de moslims de afgelopen dagen luid genoeg?’ De geïnterviewde antwoordt hierop: ‘De

(moslim)Executieve heeft inderdaad een communicatieprobleem.’ Wat we hier zien is dus een

gelijkschakeling van ‘de moslims’ met de Moslimexecutieve. Dat kan bij de lezer de indruk wekken

dat de Moslimexecutieve spreekt uit naam van (alle) moslims. Uit de inhoudsanalyse blijkt echter dat

er net problemen zijn met de vertegenwoordiging van de Moslim executieve.

Ten tweede zien we geregeld het gebruik van ‘de moslimgemeenschap’. Ook deze

gemeenschap wordt als een collectieve actor voorgesteld, die daaropvolgend ook collectief kan

handelen. Dit zorgt tevens voor een homogeniserend effect. We zien dit zowel voorkomen in Het

Laatste Nieuws26 als in De Standaard27. Daarbij is het vaak niet duidelijk over welke gemeenschap het

nu juist gaat. Soms heeft dit betrekking op een lokale gemeenschap rond een moskee, andere keren

betreft het de Belgische moslimgemeenschap in het algemeen. Dit zorgt voor heel wat semantische

verwarring:

‘(...) iemand zal toch echt eens alle gemeenschappen moeten responsabiliseren - zeker de

moslimgemeenschap .’ (HLN, 24/03/2016).

‘De moslimgemeenschap waarin hij (Salah Abdselam) vertoefde, is dus gesloten en niet

geneigd om wie dan ook bij de politie te verklikken.’ (HLN, 23/03/2016)

In het eerste voorbeeld verwijst de auteur waarschijnlijk naar de algemene

moslimgemeenschap binnen België, waarbij er vanuit wordt gegaan dat deze collectief kan

handelen. In het tweede voorbeeld wordt er specifiek verwezen naar de moslimgemeenschap rond

Salah Abdseslam. In andere voorbeelden is het veel minder duidelijk welke gemeenschap er wordt

26 (HLN: 9/01/2015; 12/01/2015, 12/01/2015; 3/10/2015; 17/11/2015, 21/11/2015; 18/01/2016; 23/03/2016;

24/03/2016)

27 (DS: 9/01/2015; 9/01/2015; 12/01/2015; 12/01/2015; 16/01/2015; 22/04/2015; 25/04/2015; 16/11/2015; 17/11/2015;

18/11/2015; 18/01/2016; 23/03/2016; 23/03/2016 19/04/2016; 22/04/2016 )

Page 42: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

42

bedoeld: “Die (Salah Abdselam) moet wel steun gekregen hebben van de moslimgemeenschap om

onder te duiken”, aldus de minister.’ (HLN, 18/01/2016). Het is eerder onwaarschijnlijk dat de

minister (Jan Jambon) de gehele Belgische moslimgemeenschap bedoelde, maar door de collectieve

representatie van de actoren zorgt dit toch voor heel wat semantische onduidelijkheid.

Ten derde stellen we vast dat niet enkel actoren collectief worden voorgesteld, maar ook het

islamitisch geloof in de geselecteerde artikelen vaak als een (collectieve) actor wordt geportretteerd.

Zo spreekt men herhaaldelijk van ‘de islam’. Dit houdt eigenlijk al de vooronderstelling in dat ‘de

islam’ bestaat, maar ook dat ‘de islam’ kan handelen en zichzelf bijvoorbeeld kan wijzigen of zich

ergens kan tegen uitspreken. ‘De islam’ komt zowel geregeld voor in Het Laatste Nieuws28 als in De

Standaard29. Bovendien zorgt dit voor een perceptie van deze religie als één monolithisch blok (Maly,

2009). Deze bevindingen bevestigen wat Zemni (2008) de constructie noemt van een

allesoverheersende, over-determinerende islam, waarbij de aandacht voor de individuele moslim en

zijn handelen volledig verloren gaat. Deze constructie is duidelijk te zien in volgende voorbeelden:

‘Er is een probleem met de islam in Europa,' zo reageerde Antwerps burgemeester Bart De

Wever (N-VA) op de gebeurtenissen in Parijs.’ (DS, 9/01/2015).

‘(...). Dat zal onder meer vereisen dat de islam zichzelf compatibel maakt met moderne en

democratische gevoeligheden.’

(DS, 18/08/2015).

1.3.2 Actoren als algemene categorie: Machin & Mayr (2012) stellen dat etnische minderheden, en meer specifiek moslims, vaak als een

algemene categorie worden omschreven, wat de nadruk legt op hun anders zijn. Ook dit kunnen we

terugvinden in ons onderzoek. Ten eerste zien we dat actoren op de algemene wijze van moslim

worden omschreven. Dit zorgt er meteen voor dat de nadruk enkel gelegd wordt op de religieuze

identiteit van een actor. Dit zien we overwegend vaker terugkomen in Het Laatste Nieuws30 dan in

28 (HLN: 10/01/2015; 10/01/2015; 12/01/2015; 24/01/2015; 21/02/2015; 19/05/2015; 27/08/2015; 14/11/2015;

17/11/2015; 20/11/2015; 21/11/2015; 19/02/2016; 29/03/2016; 1/04/2016 )

29 (DS: 9/01/2015; 12/01/2015; 12/01/2015; 25/03/2015; 1/04/2016 20/04/2015; 25/04/2015; 5/06/2015 4/07/2015;

18/08/2015; 5/09/2015; 3/10/2015; 20/10/2015; 7/11/2015; 9/11/2015; 10/11/2015; 17/11/2015; 18/11/2015;

18/11/2015; 26/03/2016; 2/04/2016; 19/04/2016)

30 (HLN: 8/01/2015; 9/01/015; 10/01/2015; 10/01/2015; 12/01/2015; 19/01/2015; 23/01/2015; 19/02/2015; 12/03/2015;

13/03/2015; 1/04/2015; 21/04/2015; 9/06/2015; 8/05/2015; 27/05/2015; 27/08/2015; 4/09/2015; 29/09/2015;

1/10/2015; 3/10/2015; 17/11/2015; 19/11/2015; 21/11/2015; 23/11/2015; 9/12/2015; 17/03/2016; 24/03/2016;

26/03/2016; 29/03/2016; 2/04/2016; 16/04/2016; 19/04/2016; 19/04/2016)

Page 43: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

43

De Standaard31 Zo vinden we in Het Laatste Nieuws van 9 december 2015 een artikel met volgende

titel terug: ‘Kritiek op moslim die Tobback wil opvolgen’. De nadruk wordt meteen gelegd op het

moslim-zijn van de mogelijke opvolger van Tobback. Het artikel zelf gaat weliswaar over de vele

(overwegend negatieve) reacties op het feit dat een man die moslim is, de huidige burgemeester van

Leuven zou willen opvolgen. Toch zorgt de krant zelf voor een extra benadrukking van de religieuze

identiteit van de actor door dit specifiek in de titel al te benoemen. Bij de andere voorbeelden

hieronder zien we tevens dat de actor benoemd wordt als moslim:

‘Onder anderen een moslim uit Beringen schreef dat vrije meningsuiting ook voor hem van

toepassing (...).’ (HLN 10/01/2015).

‘Een 17-jarige Joodse jongen is vorige week aangevallen in Antwerpen door twee

moslimjongeren.’ (HLN, 19/02/2015)

In het laatste voorbeeld is de representatie van de daders als ‘twee moslimjongeren’ opmerkelijk,

aangezien we verder in het artikel lezen dat de daders verdwenen waren nog voor de politie ter

plaatste kon komen. Geen enkel ander element uit het artikel wijst er op dat er duidelijkheid is over

het feit dat de daders moslims zijn.

Ten tweede zien we het samenvoegen van de algemene categorie moslim met terrorisme,

terroristen of terreur, zowel in Het Laatste Nieuws (9/01/2015; 16/01/2015, 21/11/2015) als in De

Standaard (31/12/2015; 24/03/2016). Ook wordt er vaak gebruik gemaakt van de term ‘radicale

moslim(s)’ om actoren te representeren, zowel in Het Laatste Nieuws32 als De Standaard33. Deze

(wederkerende) samenvoeging van woorden kan echter voor een problematische gelijkschakeling

zorgen bij de lezer van moslims met terreur of radicalisering. Door de herhaaldelijke samenvoeging

wordt het moeilijk om radicalisering los te koppelen van moslims, net zoals radicalisering vaak niet

meer los kan worden gezien van geweld. Ook de samenvoeging van islam met terreur of radicalisme

komt voor in zowel Het Laatste Nieuws (16/01/2015; 20/01/2015: 9/07/2015 16/11/2015) als De

Standaard (9/01/2015; 9/04/2015, 28/07/2015; 24/02/2016; 19/04/2016; 22/04/2016).

31 (DS: 12/01/2015; 16/01/2015; 30/01/2015; 24/01/2015; 4/02/2015; 12/02/2015; 20/04/2015; 25/04/2015; 4/05/2015;

5/06/2015; 18/08/2015; 5/09/2015; 17/10/2015; 16/11/2015; 17/11/2015; 17/11/2015; 20/11/2015; 21/11/2015;

21/11/2015; 24/11/2015; 26/03/2016; 20/04/2016; 20/04/2016)

32 (HLN: 10/01/2015; 12/01/2015; 16/01/2015; 17/01/2015; 10/02/2015; 11/02/2015; 21/02/2015;

23/03/2015;14/07/2015; 28/08/2015; 21/11/2015; 23/03/2015; 19/02/2016)

33 (DS: 8/01/2015; 9/01/2015; 13/01/2015; 16/01/2015; 24/01/2015; 4/02/2015; 17/11/2015)

Page 44: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

44

‘Hoe geloofwaardig is onze opgevoerde strijd tegen het islamterrorisme (...)?’ (HLN,

20/01/2015).

‘Er is een dominante minderheid van radicale moslims die bereid zijn om terreurdaden te

plegen, en ze houden zich op in Molenbeek. (DS 17/11/2015).

Tevens zien we een discursieve gelijkschakeling van extremisme en radicalisme met salafisme34. In

verscheidene artikelen wordt er geen onderscheid gemaakt tussen deze fundamentalistische

stroming binnen islam langs de ene kant en extremisme, terreur en geweld langs de andere kant. We

zien dat extremisme, salafisme en terrorisme onderling verwisseld met elkaar worden. We zien dit

voorkomen in Het Laatste Nieuws35 en in mindere mate ook in De Standaard36. In Het Laatste Nieuws

van 19 februari 2015 vinden we bijvoorbeeld volgende paragraaf:

‘Enkele jaren geleden circuleerde nog een intern rapport van het leger waarin met bezorgdheid werd

gesproken over een tiental soldaten van moslimorigine die er extremistische ideeën op nahielden.

Gevreesd werd dat de salafisten, getraind door het Belgisch leger, naar het buitenland zouden

trekken om daar als jihadist te strijden.’ (HLN, 19/02/2015).

Er wordt gesproken over soldaten die mogelijk extremistische ideeën zouden hebben. In de

volgende zin worden deze echter meteen benoemd via de algemene categorie ‘salafisten’. Ook in De

Standaard vinden we deze gelijkschakeling terug. Op 17 november 2015 wordt er een artikel

gepubliceerd met volgende titel: ‘Helft van Brusselse moskeeën salafistische neigingen’. We kunnen

stellen dat dit een behoorlijk sterke uitspraak is. In het artikel vinden we echter geen informatie die

deze claim kan staven. We lezen: ‘Uit onderzoek in 2013 bleek wel dat veel Brusselse moskeeën

flirten met het extremistische gedachtegoed. Bijna de helft van de moskeeën die bezocht worden

door Marokkaanse Brusselaars, had toen salafistische neigingen.’ Er wordt hierbij geen bijkomende

informatie over salafisme aangeboden. We zien enkel de verwijzing naar ‘extremistisch

gedachtegoed’. Op deze manier wordt er voorbijgegaan aan het feit dat salafisme ook een

vreedzame uitoefening kan kennen. Bovendien gaat het om cijfers uit 2013, die tevens enkel

betrekking hebben op moskeeën die bezocht worden door Marokkaanse Brusselaars, en niet alle

Brusselse moskeeën, zoals de titel suggereert.

34 Salafisme is één bepaalde interpretatie van de soennitische islam die een bijzondere nadruk legt op het

bereiken van een bepaalde levensstijl, namelijk die van de eerste moslims (Rabasa & Benard, 2015).

35 (HLN: 20/01/2015; 24/01/2015; 12/02/2015; 19/02/2015, 9/06/2015; 16/11/2015; 17/11/2015)

36 (DS: 24/01/2015; 9/06/2015; 25/03/2015; 17/11/2015)

Page 45: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

45

Ten derde zien we niet alleen de representatie van de actor als een algemene categorie,

maar tevens dat er een nadrukkelijk onderscheid wordt gemaakt tussen moslims en andere actoren.

Hierbij wordt de indruk gewekt dat moslims anders zijn en aparte categorie binnen de samenleving

vormen. We vinden dit zowel terug in Het Laatste Nieuws (12/01/2015; 31/01/2015; 24/03/2016;

29/03/2016 ) als in De Standaard (30/01/2015; 4/02/2015; 4/05/2015; 5/06/2015; 20/11/2015;

24/11/2015) Bijvoorbeeld: ‘De moslimmama’s kunnen op veel sympathie van leerkrachten én

Vlaamse mama’s rekenen (HLN, 24/03/2016). Door de aparte benaming van ‘moslimmama’s’, wordt

er gesuggereerd dat zij geen Vlaamse moeders zijn of toch op zijn minst anders zijn dan Vlaamse

moeders. Ook in De Standaard vinden we deze aparte categorisering terug:

‘Maar de koning is duidelijk bezorgd over de polarisering van het debat en de manier waarop dit de

verdere samenleving van autochtonen, moslims en joden zal beïnvloeden.’ (30/01/2015).

Deze aparte opdeling wekt de suggestie dat moslims, net als joden, geen autochtonen (kunnen) zijn.

Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen moslims en Europese jongeren: ‘En niet alleen

moslimjongeren, maar ook Europese jongens en meisjes manifesteren zich plots als gewelddadige

jihadi’s.’ (DS, 24/11/2015). Deze bewoording wekt de suggestie dat moslimjongeren geen Europese

jongeren zijn. Dit terwijl de meeste aanslagplegers van de voorbije terroristische aanslagen, net als

de meeste Syriëstrijders, in Europa geboren zijn en opgegroeid zijn op het Europese continent. Het

onderscheid tussen moslims en niet-moslims komt ook duidelijk aan bod in de berichtgeving in de

nasleep van de verschillende aanslagen in onze afgebakende periode. Hierbij geven we volgend

voorbeeld uit HLN van 29 maart 2016: ‘Naast de gewone Bruggelingen en toeristen kwam ook een

ruime delegatie van de islamitische gemeenschap’. Dit wekt de suggestie dat leden van de

islamitische gemeenschap geen gewone Bruggelingen zijn.

1.3.3 Wij tegenover zij? Vanuit de literatuur kunnen we verwachten dat er een wij-zij deling wordt gecreëerd, waarbij de

maatschappij volgens de spreker of auteur uit twee kampen bestaat. Volgens Van Dijk (2000) zal dit

soort polarisatie veelal aanwezig zijn in berichtgeving rond minderheden. Uit onze analyse blijkt dat

er inderdaad een vaak terugkomend discours is van wij tegenover zij, waarbij niet enkel ‘radicale

moslims’ als de zij-categorie worden voorgesteld, maar ook moslims in het algemeen. De wij-

categorie wordt voornamelijk bevolkt door ‘de westerse samenleving’, ‘de autochtone bevolking van

België (of specifiek Vlaanderen), ‘de seculiere samenleving’ of ‘de Europeanen’. De zij-categorie

bestaat uit ‘diegene die radicaliseren, degene die de westerse waarden niet respecteren of naleven’

maar ook ‘de gewone moslim’. Bovendien wordt er vaak gebruik gemaakt van de notie van ‘onze

Page 46: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

46

waarden en normen’. Deze waarden en normen worden veelal aangeduid als ‘westers, vrij,

democratisch of seculier’. Vaak wordt er echter niet gespecificeerd wat er nu precies bedoeld wordt

met deze concepten. Overeenkomstig met wat we vermoeden uit de literatuur zijn het vaak politici

die deze categorisering gebruiken (HLN, 8/01/2015; HLN, 13/01/2015; HLN 13/03/2015; HLN,

23/03/2016; HLN, 29/03/2016; DS, 25/04/2015; DS, 5/06/2015; DS; 21/11/2015; DS, 19/04/2016)

ook al zien we dit nog vaker terugkomen bij columnisten en journalisten van zowel Het Laatste

Nieuws37 als De Standaard38. Opvallend is de sterke aanwezigheid van dit discours binnen de

editorialen van de hoofdredacteur van HLN, Jan Segers. Een aantal artikels hebben eveneens een

titel met een expliciete wij-zij indeling: ‘Het is wij’ tegen ‘zij’ (DS, 26/03/2016); ‘Wij gaan winnen.

Maar zij kunnen nog veel miserie veroorzaken’ (HLN 29/03/2016).

Als voorbeeld geven we hierbij volgende uitspraak van huidig Vlaams minister-president,

Geert Bourgeois in De Standaard van 4 april 2016: ‘Geen millimeter mogen we toegeven op onze

gedeelde waarden en vrijheden. Die vormen de basis van onze samenleving.’ Zoals verwacht wordt er

niet gespecificeerd wat deze waarden en vrijheden inhouden. Jan Jambon verklaart eveneens het

volgende: ‘(...) die extremisten voeren een uitzichtloze strijd, als ze denken dat ze onze vrije

maatschappij gaan omverwerpen. (...) ‘De strijd is een wij-zij-verhaal. Maar de grens is niet moslims

en niet-moslims, de grens loopt dwars door de moslimgemeenschap heen.’ (HLN, 29/03/2016). Ook

columniste Mia Doornaert van De Standaard maakt geregeld gebruik van een wij-zij categorisering

om actoren voor te stellen:

Mensen die hun godsdienst boven de wet stellen en onze seculiere samenleving verwerpen moeten

we scherp en openlijk veroordelen, wat ook onze overtuiging is. (...) ‘Wij’ zijn allen die, ongeacht

afkomst en overtuiging, aan de kant staan van een seculiere, vreedzame samenleving. ‘Zij’ zijn

degenen die de ‘ander’, wie dat ook is, afwijzen en soms vermoorden.’ (DS, 26/03/2016).

Daarnaast zien we dat ook de moslimgemeenschap(pen) vaak ingedeeld worden aan de ‘zij-kant’. Zo

stelt Karel De Gucht het volgende over de islamitische gemeenschap: ‘Zij is als gemeenschap veel

hechter dan onze seculiere maatschappij; de families zijn niet beperkt tot het gezin maar uitgebreid

zoals in traditionele gemeenschappen.’ (HLN, 24/03/2016).

37 (HLN: 9/01/2015; 10/01/2015; 8/05/2015; 20/08/2015; 27/08/2015; 28/08/2015; 14/11/2015; 17/11/2015; 24/03/2016;

26/03/2016)

38 (DS: 15/01/2015; 28/09/2015; 18/08/2015; 16/11/2015; 19/11/2015; 19/11/2015; 23/03/2016)

Page 47: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

47

We stellen echter ook vast dat dit discours van wij tegenover zij niet door iedereen in het debat

wordt gedeeld (HLN, 8/01/2016, DS, 16/11/2015; DS, 21/03/2016; DS, 1/04/2016). Bepaalde auteurs

waarschuwen bovendien expliciet voor de gevaren hiervan:

‘Het zou vermijden om in de val te trappen van ‘wij’ en ‘zij’, een dichotomie die haaks staat op het

idee van een samenleving.’(DS, 1/04/2016).

1.3.4 Metaforen Uit onze resultaten zien we een aantal metaforen met negatieve bijklank terugkeren: Ten eerste

stellen we vast dat metaforen gebruikt worden om te waarschuwen op de eventuele gevaren van

islam en voor diegene die dit gevaar niet zouden willen inzien. Zo zien we dat Jan Segers,

hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws meerdere keren gebruik maakt van volgende metafoor,

waarbij hij benadrukt dat, wanneer de gevaren niet worden ingezien, de persoon in kwestie blind is:

‘Ofwel kraamt Michel die onzin uit tegen beter weten in. Ofwel meent hij het en is hij ziende blind.’

(HLN, 17/11/2015)

‘Tegelijk moet je ziende blind zijn om te ontkennen dat dit soort geweld wortelt in een

weliswaar verwrongen lezing van de Koran.’ (HLN, 10/01/2015)

‘Alleen een blinde zal ontkennen dat moslims, en zeker de gevluchte nieuwkomers onder hen,

met een verwrongen vrouwbeeld worstelen (...) (HLN, 26/01/2016).

‘Je moet ziende blind zijn om de schande van Keulen te herleiden tot het geslacht van de

daders en er niet de afdruk van hun cultuur en hun religie te herkennen. Het gaat om moslims.’ (HLN,

7/01/2016)

Ook Mia Doornaert maakt gebruik van een soortgelijke metafoor: ‘(...) de hardnekkige blinde vlek in

het weldenkende discours.’ (DS, 9/11/2015). Jan Jambon waarschuwt dan weer voor ‘de gevaren van

de moslimfundamentalisten die hier letterlijk aan de deur staan.’ (DS, 4/07/2015). Ook in De

Standaard van 9 maart 2016 lezen we een soortgelijke metafoor: ‘Ze komen door de grote poort

weer naar binnen, eerst via de georganiseerde misdaad en vervolgens via het islamitische

fundamentalisme’. Of met betrekking tot IS: ‘IS staat voor poort van Europa’ (HLN, 17/02/2015). Dit

Page 48: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

48

is tevens de kop van het artikel. Bovendien wijst men er op dat de vijand niet enkel aan de deur

staat: ‘De angst grijpt al enige tijd in Europa om zich heen dat de vijand binnenin groeit.’ (DS,

9/01/2015). “De islam stopt niet aan de stadsgrenzen en sluipt ondertussen maar verder” (HLN,

19/05/2015). ‘Als een splinterbom heeft de rabiate islam zich ook hier verspreid.’, aldus Jan Segers in

zijn editorial van 16 januari 2015. Deze metaforen benadrukken duidelijk het gevaar dat islam

volgens de auteur in houdt.

Ten tweede merken we ook verscheidene metaforen op om maatregelen tegen terreur of

terroristen te beschrijven. Zo zien we dat er vaak gebruik wordt gemaakt van taalgebruik dat

betrekking heeft op vechten, boksen of strijden. Zo stelt Bart De Wever het volgende: ‘We moeten

dat homegrown terrorisme met wortel en tak uitroeien.' (HLN, 9/01/2015). Een soortgelijke metafoor

zien we in De Standaard van 20 november: ‘De regering-Michel wil het kwaad met de wortel

uitroeien.’ Ook huidig premier Charles Michel stelt dat: ‘We moeten ons arsenaal tegen terreur

aanpassen en uitbreiden.’ (HLN, 2/04/2016). Deze laatste metafoor verwijst duidelijk naar

oorlogstaal, terwijl Bart De Wever de homegrown terroristen eerder als onkruid beschouwd. In Het

Laatste Nieuws van 16 november 2015 lezen we volgende uitspraak: ‘We moeten krachtig

terugslaan. We staan in de boksring en moeten ervoor zorgen dat onze arm langer is dan die van de

vijand.

Een derde categorie van metaforen wordt gebruikt om IS, hun aanhangers of andere extremisten te

omschrijven. Vanzelfsprekend wordt hierbij gebruik gemaakt van negatieve metaforen: ‘(...)

pogingen van gematigde moslims om ‘hun’ geloof te heroveren op de zwarte brigade.’ (DS

21/11/2015). Jan Jambon stelt het als volgt: ‘(...) de overtuiging dat de terroristen slechts de 'puisten'

zijn van een dieperliggende 'kanker'.’ (DS, 19/04/2016). Bart De Wever ziet het dan weer zo: “(...) IS

(mag) tot de laatste man uitgeroeid worden, want het is ongedierte.” (HLN, 16/11/2015). Geert

Bourgeois omschrijft IS dan weer als ‘de bron van het kwaad.’ (DS, 4/04/2016).

Ten vierde zien we het gebruik van metaforen om de ondergang van Europa aan te kondigen,

waarbij het islamitisch geloof hiervoor verantwoordelijk wordt geacht. Zo stelt Bart De Wever het

volgende: ‘Europa, dat op het vlak van godsdienst een leeg vat is geworden (...) overmorgen in

handen valt van een religie die nog heel performant is, dan is dat een prikkelende roman.’

(10/01/2015). Dit zien we tevens in De Standaard van 9 januari 2015: 'Europa is een lege doos van

Page 49: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

49

waarden geworden (...) 'Dan kan het gebeuren dat onze hardware met andere (lees islamitische)

software wordt geladen.' Ook Mia Doornaert verwijst naar de uitdaging die islam zou stellen voor

Europa: ‘Nu (...) de Koran de grote ideologische uitdager van onze maatschappijen is geworden,

wordt Europa’s veerkracht sterk op de proef gesteld.’ (DS, 28/09/2015). Of in De Standaard van 14

september 2015: ‘Tegenover een brandend, agressief geloof staat een hedonistisch continent dat

niet langer het eigen erfgoed durft te affirmeren.’

1.3.5 Neologismen Het neologisme ‘islamisering’ komt regelmatig terug in de geselecteerde krantenartikelen. De term

wordt gebruikt veelal als waarschuwing voor de zogenaamde ‘overname van Europa, België of

Vlaanderen door moslims en de islamitische cultuur’. Uit onze analyse blijkt dat dit voornamelijk door

personen wordt gehanteerd die zich in het extreemrechtse spectrum van het politieke veld bevinden

of om deze actoren te beschrijven. We zien dit frequenter voorkomen in Het Laatste Nieuws39: dan

in De Standaard40. In Het Laatste Nieuws wordt Pegida bijvoorbeeld omschreven als: ‘de verenging

tegen de islamisering van Europa’ (17/11/2015). Ook Filip De Winter, voorzitter van de Vlaams-

nationalistische en extreemrechtse partij Vlaams Belang, haalt ‘de dreigende islamisering’ aan,

bijvoorbeeld naar aanleiding van de Ramadan: ‘Als we capituleren voor ramadangebruiken leidt dit

tot de islamisering van onze cultuur.’ (HLN, 24/06/2015). Opvallend hierbij is ook het gebruik van het

werkwoord capituleren, dat duidelijk een negatieve bijklank heeft. In een ander artikel uit Het

Laatste Nieuws stelt hij bovendien dat “dat het inzake de islamisering van onze cultuur vijf na twaalf

is.” (HLN, 9/07/2015). Deze mening wordt ook gedeeld door de voorzitter van Pegida: “Het is niet vijf

voor, maar vijf na twaalf. We spreken niet meer van islamisering en massa-immigratie maar

islamisering en massa-invasie.” Maar ook journalisten zelf maken gebruiken van deze term. Zo wordt

er volgende vraag in Het Laatste Nieuws gesteld, in de nasleep van de aanslagen in november 2015:

‘Moeten we bang zijn voor de islamisering van Europa?’ (21/11/2015). Uit deze vraagstellingen

zouden we kunnen afleiden dat deze ‘islamisering’ aan de gang is. In het editoriaal van Segers van 17

maart 2016 heeft hij het over: ‘Laksheid, niet tegenover het gapende gat in de begroting, maar

tegenover de sluipende islamisering van het Brussels Gewest.’ In De Standaard van 1 april 2015 lezen

we het volgende: ‘Sinds de vluchtelingencrisis vrezen sommigen voor een islamisering.’ Karel

39 (HLN: 9/04/2015; 27/04/2015; 17/06/2015; 24/06/2015; 1/07/2015; 9/07/2015; 21/11/2015; 10/03/2016; 17/03/2016)

40 (DS: 9/01/2015; 10/01/2015; 15/01/2015; 1/04/2015; 19/11/2015)

Page 50: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

50

Verhoeven, hoofdredacteur van De Standaard stelt ten slotte dat: ‘De sluipende islamisering is het

angstbeeld.’ (9/01/2015).

1.3.5 Transitiviteit Auteurs en sprekers proberen vaak te verhullen, verbergen of verwarring te zaaien over wie het het

subject is en wie het object (Hansen & Machin, 2013, p.144). Uit de literatuur verwachten we dat er

een passieve zinsconstructie gebruikt wordt, wanneer de actor een moslim is en er een positieve

daad wordt verricht. Dit in tegenstelling tot wanneer er iets negatiefs gebeurt in verband met

moslim. Dan zal er een actieve zinsconstructie worden gebruikt.

Deze verwachtingen worden gedeeltelijk ondersteund door onze resultaten. Ten eerste blijkt

uit de artikels dat politici en overheids- en veiligheidsdiensten, meestal het subject zijn (dus de

participant) in een actieve zinsconstructie. We zien bijvoorbeeld volgende uitspraak van Geert

Bourgeois: ‘Het baart mij grote zorgen dat een groep in onze samenleving de fundamentele

basisbeginselen van onze democratische rechtstaat de rug toekeert. Na de aanslagen in Parijs ben ik

erin geslaagd om alle levensbeschouwingen in ons land samen te brengen.’ (DS, 23/03/2016). In deze

uitspraak is Geert Bourgeois de actor, waarbij er gebruik wordt gemaakt van een actieve

zinsconstructie en een positieve actie werd uitgevoerd door de actor. Een ander voorbeeld vinden

we in Het Laatste Nieuws: ‘België steekt nog een tandje bij in zijn strijd tegen terreur door radicale

moslims.’ (20/01/2015).

In aanvulling hiervan stellen we bovendien vast dat moslims vaak het object zijn:

‘De overheid moet de godsdienstvrijheid van moslima’s garanderen, dus haar ook beschermen tegen

een godsdienstige houding of praktijk die haar wordt opgedrongen.’ (HLN, 3/10/2015).

‘Velen wijzen naar oud-burgemeester Phillipe Moureaux (PS), die zijn moslimelectoraat twintig jaar

lang geen strobreed in de weg wilde leggen.’(DS, 17/11/2015).

‘Philippe Moureaux wordt verweten dat hij de samenlevingsproblemen systematisch

minimaliseerde en de moslims pamperde omdat/opdat ze massaal op hem stemden.’

Dat moslims enkel actief worden voorgesteld bij een negatieve actie komt niet overeen met onze

resultaten. Zo vinden we artikels terug met volgende titels: ‘Vlaamse moslims herdenken aanslag’

(HLN, 29/03/2016), ‘Jonge Gentse imam biedt weerwerk op school’ (DS, 20/10/2015) en ‘Moslims

houden ingetogen optocht tegen terreur’ (HLN, 2/04/2016). In De Standaard van 26 maart 2016

Page 51: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

51

lezen we het volgende: ‘De drie islamitische gemeenschappen die Mechelen rijk is, hebben de handen

in elkaar geslagen om de inhoud van de preek breed uit te dragen.’

Er zijn echter ook heel wat voorbeelden waarbij moslims wel de actor zijn, bij een negatieve

activiteit: ‘Die stelling is dat er een groep allochtonen is, moslims bij veronderstelling, die zich niet

met de samenleving identificeren waarin ze wonen, maar er een fundamentele afkeer voor koesteren

(DS, 19/04/2016). Of: ‘Het is bijna mode onder de puberende jeugd in sommige gemeenschappen om

te radicaliseren en zich aan te sluiten bij IS’ (DS, 2/04/2016).

Ten derde stellen we vast dat soms de actor ook wordt weggelaten, waarbij een proces als

een feit wordt voorgesteld: (....). Of volgende uitspraak van Premier Charles Michel: ‘Het zijn niet

alleen mensen die vandaag onder vuur worden genomen, het is een samenlevingsmodel dat wordt

aangevallen (HLN, 2/04/2016). ‘Gevreesd werd dat de salafisten, getraind door het Belgisch leger,

naar het buitenland zouden trekken om daar als jihadist te strijden’ (HLN, 19/02/2015).

Het criteria van vijandigheid zien we duidelijk terugkomen in de data, door een sterk wij-zij discours.

Hierbij worden moslims ingedeeld in de zij-categorie en dus beschouwd als ‘de andere’, die niet

‘onze waarden en normen’ deelt. We zien dat moslims collectief geïdentificeerd worden als een

afzonderlijke categorie, waarbij er vaak een expliciet onderscheid wordt gemaakt tussen moslims en

andere leden van de samenleving. Hierbij kan het lijken alsof moslims geen, of toch geen volwaardig,

deel uit maken van ‘onze’ maatschappij. ‘De moslims’ worden eveneens geportretteerd alsof ze allen

dezelfde eigenschappen hebben. Bovendien zien we ook een frequent voorkomende samenvoeging

van moslims met terreur en terrorisme. Door deze herhaaldelijke samenvoeging wordt het voor de

tekstconsument moeilijk om een loskoppeling te maken van deze twee woorden. Ook metaforen

worden gebruikt om dreigende situaties te schetsen. Ten slotte wordt er ook gebruik gemaakt van

het neologisme ‘islamisering’ telkens, in samenhang met een (nakende) bedreiging of angstbeeld

voor de ondergang van ‘onze cultuur’.

1.4 Consensus Een derde indicator van een morele paniek houdt in dat er een algemene consensus is in de

samenleving betreffende de bedreiging en wie deze veroorzaakt. Garland (2008) relativeert het

belang van deze indicator door er op te wijzen dat we tegenwoordig steeds minder kunnen spreken

van een consensuele reactie tijdens een episode van morele paniek. Garland (2008) verklaart dit

doordat veel meer mensen toegang hebben tot media, het bestaan van jeugd-media en de

Page 52: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

52

aanwezigheid van experten, tegen-experten en activisten in het publieke debat. Om na te gaan of er

binnen Vlaanderen sprake is van een consensuele reactie over de bedreiging die moslims zouden

vormen, kijken we naar de verschillende oplossingen die de verscheidene actoren hebben

aangedragen.

1.4.1 Modaliteiten Ten eerste stellen we vast, aan de hand van waarheidsmodaliteiten, dat de reacties die volgen op de

verschillende aanslagen grotendeels in dezelfde lijn liggen. Zowel politici, columnisten als

journalisten wijzen ten eerste op een noodzaak tot juridische actie, door middel van strengere

wetgeving en meer controle. Zo stelt onder meer Geert Bourgeouis: ‘(..) we zullen de afweging

moeten maken tussen privacy en veiligheid.’ (DS, 23/03/2016). In een opiniestuk van José

Masschelin, de justitie-expert van het Laatste Nieuws lezen we: ‘We zullen een stuk van onze

vrijheid, comfort en privacy moeten opgeven voor meer veiligheid. We hebben geen

keuze.’(16/11/2015). Een ander voorbeeld hiervan vinden we in Het Laatste Nieuws van 10 januari

2015: (...) marsen ter verdediging van de westerse waarden alleen zullen niet volstaan. Het juridisch

instrumentarium om jihadisten, radicale imams en ronselaars in de gaten te houden, op te sporen en

zo nodig te arresteren, zal aangepast en uitgebreid moeten worden.’ Ook Jan Jambon houdt een

soortgelijk pleidooi: " (...) het reisverkeer binnen de Schengenzone van radicale moslims per vliegtuig

of hogesnelheidstrein kunnen helpen in de jacht op Syriëstrijders.” Ook via verschillende

verplichtingsmodaliteiten wordt er opgeroepen tot meer controle, zoals in volgend voorbeeld: ‘‘We

moeten ook de immigratiestroom veel beter controleren. Al wie de EU binnenkomt, moet van kop tot

(teen) gescreend worden. Hij moet zich integreren én werken.’ (HLN, 16/11/2015). ‘De haat en

terrorismepredikers die jongeren het hoofd op hol brengen om naar Syrië te trekken of hier terreur te

zaaien, moeten de mond gesnoerd worden.’ Elke burger moet ook controle uitoefenen en niet de

andere kant opkijken als hij verdachte handelingen of zaken ziet.’ Bovendien wordt er niet enkel

opgeroepen tot juridische acties. Zo stelt Bart De Wever bijvoorbeeld: ‘Wij moeten ook duidelijk

stelling nemen tegen zij die onze waarden verwerpen of bestrijden.’ (HLN, 8/01/2015).

Een tweede consensuele reactie vinden we terug in de vele oproepen, vaak via sterke

waarheidsmodaliteiten, tot een verandering van het islamitisch geloof. Zo zien we dat er onder

andere gepleit wordt voor een ‘meer westerse islam’, ‘moderne islam’ of ‘meer gematigde islam’.

We vinden dit terug in Het Laatste Nieuws (24/01/2015; 24/03/2015) en De Standaard (18/08/2015;

17/11/2015). Een voorbeeld hiervan zien we in De Standaard van 17 november 2015: ‘En zolang er

geen intellectuelen de moed hebben om de islam grondig te herdenken, zal er niets veranderen.’, net

Page 53: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

53

als in De Standaard van 18 augustus 2015: ‘Dat zal onder meer vereisen dat de islam zichzelf

compatibel maakt met moderne en democratische gevoeligheden.’ In dit laatste voorbeeld zien we

tevens de vooronderstelling dat dit nu niet het geval is. Dit zien we ook in het opiniestuk van Wouter

Beke in De Standaard van 25 april 2015: ‘Maar de islam kan alleen duurzaam gedragen worden als

hij zelf aantoont dat hij bereid is zich in te bedden in onze fundamentele waarden en die

ondubbelzinnig te onderschrijven.’ Daarnaast wordt er opgeroepen tot verandering bij moslims in

het algemeen of een verandering van ‘de moslimgemeenschap(pen)’. In onderstaand voorbeeld

wordt er hierbij gebruik gemaakt van een verplichtingsmodaliteit:

‘Dat er iets moet veranderen binnen de moslimgemeenschap staat als een paal boven water.’ (DS,

26/03/2016).

In de volgende voorbeelden zien we eveneens deze oproep, via een verplichtingsmodaliteit.

Bovendien zien we de eerder aanbod gekomen vooronderstellingen hier ook terug:

‘De hele islamitische gemeenschap moet actief stelling nemen tegen de mogelijke plegers van

aanslagen, hun uit hun midden bannen.’ (HLN, 8/01/2015)

‘Om een minimumpakket aan waarden samen te stellen waaraan elke moslim zich houdt, niet alleen

omdat het wettelijk zo hoort maar graag ook uit overtuiging en liefst zelfs van harte. Dat, en niet de

uitwas die het terrorisme is, moet onze echte zorg zijn.’ (HLN, 10/01/2015)

Ten derde stellen we een consensus vast over de toekomst die er niet bepaald rooskleurig uit ziet.

Zowel door journalisten als politici waarschuwen over de gevaren die nog zullen volgen: De

bloederige conflicten zullen zich ook almaar uitbreiden. Ze willen de hele wereld. Onze waarden

staan op het spel.’ (HLN, 16/11/2015). Of zoals we zien in de volgende uitspraak van Charles Michel:

‘We gaan deze oorlog winnen, maar we zullen nog veldslagen verliezen. Er zullen nog aanslagen

volgen. Er zullen nog doden vallen.’ (DS, 2/04/2016). Een ander voorbeeld zien we in Het Laatste

Nieuws van 16 januari 2015: ‘En dus moeten we leren leven met de idee dat op een dag de

moslimterroristen politie en inlichtingendiensten een stap zullen voor zijn.’ . Bovendien gaat het niet

enkel over de dreiging die IS zou kunnen stellen. Zo vinden we bijvoorbeeld in Het Laatste Nieuws

van 12 januari 2015 een artikel met volgende titel terug: ‘We moeten leren leven in een onveilige

wereld’. In De Standaard van 22 april 2016 lezen we ten slotte: Het respect voor een niet-gedeelde

Page 54: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

54

zienswijze is gesneuveld onder wantrouwen en rancune. De gevolgen hiervan zullen we jaren

meeslepen.’

1.5 Disproportionaliteit De disproportionaliteit van een reactie ten gevolge van een bedreiging is een essentieel onderdeel

van een morele paniek. Vaak is het echter moeilijk om deze disproportionaliteit aan te tonen.

Bovendien kunnen we nooit van zekerheden spreken, enkel van probabiliteiten (Goode & Ben-

Yehuda, 1994, p.38). Volgens Goode & Ben-Yehuda (1994) zijn er vier criteria die mee helpen

bepalen of een reactie al dan niet disproportioneel is:

(1) Wanneer de cijfers die gebruikt worden om de breedte van het probleem aan te geven

grofweg overdreven zijn;

(2) wanneer de bedreiging die gevreesd wordt, na bekijken van alle mogelijke bewijs, niet-

bestaande blijkt te zijn;

(3) wanneer de aandacht die wordt besteed aan dit specifiek fenomeen enorm veel groter is

dan aan die van een ander fenomeen, terwijl de bedreiging uitgaande van de eerste conditie niet

groter is;

(4) Wanneer de aandacht die wordt besteed aan een specifieke conditie enorm veel groter is

op een bepaald moment dan voorheen, terwijl de bedreiging niet groter geworden is.

Aan de hand van onze analyse menen we een aantal disproportionele reacties waar te nemen. Eerst

en vooral stellen we dit vast bij de representatie van de actoren, meer bepaald door de aggregatie

van actoren en de anonimisatie van bronnen. Ten tweede wijzen het gebruik van bepaalde

hyperbolen hier ook op.

1.5.1 Representatie van actoren

1.5.1.1 Aggregatie van actoren

Uit onze resultaten blijkt dat actoren op hoger abstractie niveau worden voorgesteld, vaak om een

bewering met betrekking tot moslims te beargumenteren. zowel in Het Laatste Nieuws41 als in De

Standaard42. We zien dat dit dikwijls wordt toegepast wanneer er een negatieve claim volgt. Zo lezen

we in De Standaard dat: ‘Veel moslims vinden dat Charlie Hebdo gekregen heeft wat het verdiende.'

(12/01/2015). Het gebruik van ‘veel moslims’ vertelt ons niets over hoeveel moslims het concreet

41 (HLN: 13/01/2015; 16/01/2015; 29/01/2015; 20/08/2015; 16/11/2015; 17/11/2015; 21/11/2015; 19/02/2016;

23/03/2016; 7/04/2016; 19/04/2016; 19/04/2016; 22/04/2016)

42 (DS: 12/01/2015; 25/04/2015; 28/07/2015; 18/11/2015; 1/04/2016; 2/04/2016; 19/04/2016; 19/04/2016; 22/04/2016;

22/04/2016)

Page 55: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

55

gaat, wat nochtans een belangrijke factor is aangaande deze bewering. In De Standaard van 28 juli

2015 lezen we: ‘In 2013 werd al gewaarschuwd voor tientallen militairen met radicaal islamitische

overtuigingen in het Belgische leger.’ Als nieuwsconsument blijven we met de vraag achter om

hoeveel militairen het gaat. Ook met betrekking tot het aantal mogelijk geradicaliseerde personen in

het algemeen, zien we dat er gebruik wordt gemaakt van aggregatie:

‘Hoeveel moslims zich in die zone bevinden, valt onmogelijk te zeggen, want velen onder hen,

zelfs zij die ogenschijnlijk goed geïntegreerd zijn, laten nooit het achterste van hun tong zien.’ (HLN,

17/11/2015)

.

‘Het probleem is dat het aantal mensen die in dit radicale discours geloven heel hoog ligt.’ (HLN,

16/11/2015).

‘(...) het aantal jongeren die geweld à la IS geoorloofd vinden niet mogen onderschatten. "Het gaat

om tienduizenden Belgische jongeren." (HLN, 19/04/2016).

Een vaak terugkerende aggregatie stellen we tevens vast bij de berichtgeving rond de arrestatie van

Salah Abdeslam: ‘Alles wijst erop dat Abdeslam sinds de aanslagen in Parijs vier maanden lang in

Brussel leefde en dat veel mensen dit ook wisten.’ (HLN, 23/03/2016). Het feit dat het geweten was

dat Salah Abdeslam nog in Molenbeek zien we tevens verderop ook terugkomen, bij de anonimisatie

van bronnen. Bovendien wordt er vaak gebruik gemaakt van specifieke cijfers en statistieken,

waarbij we echter geen duiding krijgen over de wijze waarop deze informatie is verkregen. In een

opiniestuk van DS (25/03/2015) geschreven door Wouter Beke (de huidige voorzitter van CD&V)

lezen we bijvoorbeeld het volgende:

‘ Bijna de helft van de moslimjongeren wil het homohuwelijk terugschroeven. Een vierde van

hen vindt geweld tegen homo's terecht. Een vijfde is van oordeel dat homo's terechtstellen

gerechtvaardigd is. Daartegen zeggen wij radicaal nee, en dat is ook wat men binnen de

moslimgemeenschap zelf uitdrukkelijk zou moeten zeggen.’

Nergens in dit stuk vinden we echter concrete informatie terug over hoe Beke aan deze cijfers

gekomen is. Het gaat hier om behoorlijk omstreden uitspraken, dus is het op zijn minst opmerkelijk

te noemen dat de nieuwsconsument geen extra uitleg krijgt op welke informatie deze verklaringen

zijn gebaseerd. Bovendien zien we het gebruik van de vooronderstelling dat de moslimgemeenschap

hier niet tegen in gaat. Ook in Het Laatste Nieuws vinden we het gebruik van onduidelijke cijfers

terug:

‘Enkele jaren geleden al, in onverdachte tijden, legde een peiling van ‘Gazet van Antwerpen’ bij 15 tot

25 jarige Antwerpse Marokkanen een onrustwekkende evolutie bloot. De helft van die jongemannen

vond dat een vrouw in boerka moest kunnen rondlopen. 10% vond dat imams haat mochten prediken

Page 56: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

56

tegenover het Westen en ongelovigen. 16% van hen vond terreurdaden aanvaardbaar. Alles wijst

erop dat de radicalisering sindsdien alleen maar is toegenomen, in Antwerpen, Brussel en ver

daarbuiten.’(21/11/2015).

Er wordt hierbij geen enkele achtergrond informatie gegeven over hoeveel personen zijn

ondervraagd en hoe deze enquête is afgenomen. Ook Jan Segers verwijst in zijn editorial van 9

januari 2015 naar deze cijfers, om zijn claim te beargumenteren dat grote groep binnen de

moslimgemeenschap de westerse waarden verwerpt. Bovendien gaan deze specifieke cijfers over

een peiling Antwerpse Marokkanen en dus niet over moslims in het algemeen. Overigens zien we

dat Segers in een zijn editorial van 28 augustus 2015 ook van gebruik maakt van cijfers die bijzonder

onduidelijk zijn. Met betrekking tot vluchtelingen stelt hij het volgende:

‘Als ze niettemin zoveel weerstand oproept in brede lagen van de bevolking, dat is dat omwille van

één factor die zelfs Bart De Wever zedig onbenoemd laat: dat het om moslims gaat, en daarvan zijn

er volgens twee derde tot drie kwart van de Vlamingen al genoeg. De vrees bestaat dat er ook tussen

die nieuwelingen nogal wat radicalen zitten die onze westerse waarden niet delen, potentiële

terroristen zelfs.’

Waar komen deze specifieke cijfers vandaan? Segers verwijst in de inleiding van zijn stuk naar een

peiling die werd uitgevoerd door Het Laatste Nieuws. Wanneer we het artikel met betrekking tot de

peiling in kwestie raadplegen, lezen we het volgende: ‘Samen met 'VTM Nieuws' lieten we

onderzoeksbureau IVOX een online peiling afnemen bij 2.000 landgenoten tussen 18 en 79 jaar. Het

gaat om 1.170 Vlamingen, 638 Walen en 193 Brusselaars. (...) De maximale foutenmarge bedraagt

2,1%.’ (HLN, 28/08/2015). Met betrekking tot de resultaten lezen we: ‘74% wil meer grenscontroles.

8 op de 10 Belgen vindt niet dat we meer asielzoekers moeten opvangen en 73 % ziet geen

economische meerwaarde in vluchtelingen.’ (HLN, 28/08/2015). Nergens wordt er echter iets

vermeld over wat Belgen (of Vlamingen) vinden over moslims. Toch vermeldt Segers specifiek dat

Vlaanderen, volgens twee derde van de Vlamingen, al genoeg moslims heeft. We zien dus dat er een

claim wordt gemaakt met betrekking tot het aantal moslims en de reactie hierop van de bevolking.

Deze claim wordt echter niet ondersteund door het aangereikte cijfermateriaal. Ook in een andere

editorial van Segers (HLN, 20/08/2015) vinden we onduidelijke aggregatie van actoren terug, zonder

specifiek cijfermateriaal:

‘Het wantrouwen van de Belgen zit diep, getuige de 6 op de 10 die niet geloven in de meerwaarde

van al die nieuwkomers. Het is te simpel om dat wantrouwen af te doen als een botte blijk van

xenofobie of islamofobie’

Ook hierbij hebben we echter geen idee waar deze informatie vandaan komt. We zouden kunnen

veronderstellen dat de auteur verwijst naar de bovengenoemde peiling. Echter zijn de peiling en de

Page 57: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

57

resultaten maar naar buiten gebracht op 27 augustus, terwijl deze editorial verschenen is op 20

augustus. Nieuwsconsumenten beschikten toen dus nog niet over de gegeven informatie.

1.5.1.2 Anonimisatie van bronnen:

Ten tweede stellen we vast dat bronnen, die journalisten of politici aanhalen, soms geanonimiseerd

worden, zowel In Het Laatste Nieuws43 als in De Standaard44. Zo stelt Jan Jambon in Het Laatste

Nieuws van 29 maart 2016 het volgende: ‘Er zijn mensen die vrezen dat IS het einde van onze

beschaving inluidt.’ We hebben hier echter geen idee over wie of hoeveel mensen het gaat. Een

ander voorbeeld hiervan vinden we in De Standaard van 1 april 2015: ‘Sinds de vluchtelingencrisis

vrezen sommigen voor een islamisering.’ We zien ook het gebruik van anonieme bronnen na de

arrestatie van Salah Abdselam. In Het Laatste Nieuws van 19 maart 2016 verschijnt er een artikel

met als titel: ‘Iedereen wist hem zitten’. In het artikel zelf worden drie anonieme bronnen aan het

woord gelaten, om deze claim uit de titel kracht bij te zetten: “Iedereen heeft hier altijd geweten dat

Salah er nog was”, ‘zegt een vrouw, bijgetreden door twee andere buurtbewoners’.

De meest opmerkelijke uiting hiervan vinden we echter terug in de uitspraken van Jan

Jambon in de nasleep van de aanslagen op 22 maart in Brussel. Op 29 maart 2016 stelt hij in een

interview in Het Laatst Nieuws het volgende: ‘Weet u dat er dinsdag (22 maart) in sommige buurten

van Brussel gedanst is na de aanslagen?’ We zien dat Jambon verwijst naar sommige buurten, maar

we krijgen geen bijkomende informatie over welke buurten het precies gaat of hoe hij deze

informatie verkregen heeft. Deze uitspraak werd niet meteen overgenomen door andere media-

kanalen. Dit in tegenstelling tot zijn uitspraak in De Standaard van 16 april 2016. In dit artikel stelde

hij dat: ‘Een significant deel van de moslimgemeenschap danste naar aanleiding van de aanslagen.’

We zien tevens dat Jambon gebruikt maak van aggregatie van actoren door te wijzen op ‘een

significant deel’. Ook hier krijgt de lezer geen extra informatie over op welke bronnen deze uitspraak

gebaseerd is. Op deze uitspraak volgde heel wat controverse en kritiek in Vlaanderen (en België in

het algemeen). Er volgden heel wat follow-up artikelen, zowel in De Standaard als in Het Laatste

Nieuws. In Het Laatste Nieuws van 19 april lezen we het volgende:

‘Brussels minister-president Rudi Vervoort (PS) heeft weet van één zaak in de zone Brussel-Elsene,

waarbij twee personen wilden feesten in de buurt van een woning van één van de terreurverdachten.

Ze werden administratief aangehouden. Het parket van Brussel kent nog een ander incident: de

politie kreeg op de avond van 22 maart informatie dat mensen in de Versailles-wijk in Neder-Over-

Heembeek de aanslagen vierden. "Het ging om 6 minder- en meerderjarigen. Die mensen werden

43 (HLN: 16/01/2015; 20/01/2015; 31/01/2015; 16/11/2015; 26/03/2016 29/03/2016; 29/03/2016)

44 (DS: 24/01/2015; 12/02/2015; 1/04/2016; 2/04/2016; 20/04/2016; 22/04/2016).

Page 58: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

58

opgepakt, meegenomen voor verhoor en ter beschikking gesteld van het parket. Uit niets bleek

echter dat zij iets deden dat kon doen vermoeden dat ze de aanslagen aan het vieren waren." Het

incident werd dan ook geseponeerd.” (...) Daarnaast deden twee leerlingen van een atheneum in

Laken ook enkele uitspraken waaruit bleek dat ze de aanslagen goedkeurden. De jongeren

beweerden al snel dat het om een grap ging, maar de school zette toch de tuchtprocedure in gang.

Politie en parket werden ingelicht. Ten slotte is er één man die na de aanslagen daadwerkelijk enkele

vreugdedansjes deed in een supermarkt en bankkantoor en riep: "Jullie hebben er zelf om gevraagd”.

Jambon stelde in ditzelfde artikel nog: “Alle ondersteunende diensten zeiden dat dit is

gebeurd op 22 maart." Maar uit de follow-up berichtgeving kunnen we dus niet achterhalen over

hoe groot dit significant deel nu precies is alsook op welke concrete informatie deze uitspraak is

gebaseerd.

Een ander sprekend voorbeeld van anonimisatie van bronnen vinden we in De Standaard

van 22 april 2016. Hierbij gaat het om uitspraken (die dateren van 20 maart 2016) van Yves

Goldstein, de kabinetschef van de Brusselse minister-president Rudi Vervoort (PS): 'Volgens

bevriende leerkrachten beschouwt 90 procent van de leerlingen van 17 en 18 jaar de terroristen van

Parijs als helden. In de tram hoorde ik dat sommige jonge reizigers Salah Abdeslam verheerlijkten.'’

(DS 22/04/2016). Vooral de eerste zin kunnen we beschouwen als een omstreden uitspraak. Door

het gebruik van anonieme bronnen kunnen we echter op geen enkele wijze achterhalen waar deze

informatie is op gebaseerd.

1.5.2 Hyperbolen:

Ten eerste stellen we vast dat hyperbolen, net zoals metaforen, gebruikt worden om de negatieve

eigenschappen van bepaalde plaatsten te benadrukken. Zo spreekt men van een islamitische gordel

in Brussel: ‘(...) het verarmde noorden van Vorst ligt wel in het verlengde van de ‘islamitische gordel’

in Brussel (…).’ (HLN, 16/03/2016). Jan Segers heeft het ‘(...) de vermeende terreurfabriek

België’(HLN, 10/12/2015).. Over Brussel stelt hij: ‘De hoofdstad is de psychose nabij.’ (HLN,

21/11/2015). We vinden tevens een artikel in De Standaard van 23 maart 2016 getiteld: ‘Hellhole

Brussels’. In dit stuk schrijft Luckas Vander Taelen (over Molenbeek specifiek): ‘(...) waar het

blijkbaar een publiek geheim was dat de meest gezochte terrorist van Europa er zich schuilhield.’ Er is

echter geen sterk empirisch bewijs waarmee we kunnen aantonen dat veel mensen wisten dat Salah

Abdslam nog in Molenbeek was. Bovendien wordt er een beeld geschetst dat deze gemeentes vol

met gevaarlijke terroristen zitten, op elk moment klaar om toe te slaan: ‘Voor elke uitgeschakelde

Salah wordt er in Vorst, Schaarbeek of Molenbeek wel weer een nieuwe ingeschakeld.’(HLN,

19/03/2016). Over Vorst lezen we: ‘Radicaal is er het nieuwe normaal.’ (HLN, 17/03/2016). Over

Page 59: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

59

Molenbeek ten slotte: (...) de 'urban jungle' van Molenbeek (...)’ (HLN, 24/01/2015) en ‘Alle wegen

leiden naar Molenbeek’ (DS, 17/112015).

Ten tweede zien we ook de toepassing van hyperbolen, om te waarschuwen voor bedreigingen in

het algemeen: ‘Aan de top van IS wemelt het van de Belgen die zich willen wreken.’ (HLN,

29/01/2015). Deze openingszin van een artikel in Het Laatste Nieuws klinkt bijzonder

onrustwekkend. Wanneer we vervolgens de rest van het artikel raadplegen, komen we tot de

vaststelling dat er slechts één persoon genoemd wordt die een hoge positie binnen IS zou bemannen

(namelijk: Hicham Chaïb). Behalve deze man wordt er zelfs geen enkele andere persoon vermeld in

het artikel. We zien hier dus de toepassing van een hyperbool om een dreigende situatie te

schetsen, terwijl dit niet overeen komt met de informatie die wordt aangereikt. In Het Laatste

Nieuws van 21 november 2015 vinden we volgend artikel terug met als titel van: ‘Is de islam Europa

aan het veroveren?’ Verder in het artikel lezen we: ‘Is de islam goed op weg om Europa in te

palmen?’ Door gebruik van de werkwoorden veroveren en in palmen wordt een negatieve

bedreigende situatie aangekondigd, waarbij islam wordt gezien als de gevaarlijke factor. In Het

Laatste Nieuws van 2015 vinden we volgend artikel terug: ‘Met moslims aan de macht wordt België

islamstaat’. Deze titel slaat op een passage uit de roman van de Franse schrijver Michel Houellebecq,

maar klinkt in eerste instantie toch behoorlijk controversieel en sensationeel. Bovendien is het

gevaar ook steeds aanwezig, aldus Karel De Gucht: ‘Het is normaal dat mensen angst hebben en des

te meer voor een onzichtbare vijand die om elke hoek kan loeren.’ (HLN, 16/04/2016).

Na de verschillende aanslagen is het logisch dat er meer aandacht wordt besteed aan dit fenomeen.

Ter vergelijking kijken we echter nog naar de cijfers met betrekking tot het aantal verkeersdoden in

België. Volgens informatie van het BIVV45· vielen er in 715 doden ten gevolge van verkeersongevallen

in 2014. Dit is een daling ten opzichte van 2013 (724 doden). Desalniettemin ligt dit cijfer bijzonder

hoog, aangezien dit in principe neerkomt op twee doden per dag (KLD, De Standaard, 17/03/2015).

Volgens de ramingen van het BIVV (2016) zou het aantal verkeersdoden in 2015 nog gestegen zijn,

waarbij het totale aantal neerkomt op 755. In vergelijking: volgens het TE-SAT46 van 2015 vond er in

2014 één aanslag plaats binnen België door een teruggekeerde Syriëstrijder. Hierbij kwamen vier

45 Belgisch Instituut voor Verkeersveiligheid

46 European Union Terrorism and Situation Trend Report

Page 60: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

60

mensen om het leven. Dit is tevens de enige terroristische aanslag binnen het grondgebied van de

EU in dat jaar waarbij er doden vielen. Het was tevens ook de enige religieuze geïnspireerde aanslag

van dat jaar. In het algemeen werden er in 2014 door zeven Europese lidstaten melding gemaakt van

in totaal 201 terroristische aanslagen. Bij de meerderheid van deze aanslagen was het niet duidelijk

welk het motief van de dader was (116) of ging het om een separatistische terreurdaad (67). Volgens

het TE-SAT van 2016 werden er in 2015 door 6 Europese lidstaten melding gemaakt van 211

terroristische aanslagen. Daarvan zouden er 17 vanuit een jihadistische motief47 zijn gepleegd. Meer

specifiek zien we dat er in Frankrijk melding werd gemaakt van 15 aanslagen uit jihadistische hoek,

terwijl er 47 afkomstig waren vanuit een separatistische hoek. In het algemeen zouden we kunnen

stellen dat we nog steeds angstiger moeten zijn tegenover automobilisten, dan tegenover de

mogelijkheid van een terroristische aanslag. Coolsaet (2014) wijst er echter op dat terrorisme een

gevoel van allesoverheersende bedreiging na laat, waarbij andere bedreigingen ver achter zich

worden gelaten.

Toch kunnen we stellen dat er in zekere mate voldaan wordt aan de indicator van

disproportionaliteit. We zien bijvoorbeeld dat er een discours van angst wordt gecreëerd, door

opiniemakers en politici, op basis van informatie die onvolledig of gedeeltelijk onjuist is. Bovendien

wordt er gebruik gemaakt van bepaalde hyperbolen, die bedreigende situaties schetsen, terwijl daar

zeker niet altijd rede toe is.

1.6 Volatiliteit Ook de aanvangscondities van een episode van een morele paniek zijn niet onbelangrijk. We

trachten namelijk te begrijpen waarom er net nu verhoogde bezorgdheid en vijandigheid is. Daarbij

moeten we aandacht hebben voor de ruimere context. Deze indicator valt grotendeels samen met

het derde analyseniveau van Fairclough (1995), namelijk de analyse van de sociale praktijk. Binnen

deze paragraaf proberen we de twee dan ook met elkaar te verbinden. De sociale fenomenen die

hierbij aan bod komen, bestonden al voor onze afgebakende periode en kunnen dus bepalend zijn

voor het creëren van nieuwsartikelen (Richardson, 2004, p.5). Eerst en vooral bekijken we de

bestaande beeldvorming in Vlaanderen van moslims is. Daarna verlaten we de specifieke media-

47 Jihadisme is tevens een vaak voorkomend neologisme, waarbij de focus wordt gelegd op de mogelijke

gewelddadige aard van het concept ‘jihad’. In de pers wordt dit veelal omschreven als de gewelddadige strijd

tegen ongelovigen (Brachman, 2009).

Page 61: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

61

context en we richten ons op de sociale en economische status van moslims in Vlaanderen, het

publieke debat rond islam in Vlaanderen en debat rond radicalisering bij moslims.

1.6.1 Moslims in Vlaanderen?

1.6.1.1 Beeldvorming rond moslims

Beeldvorming is volgens Maly (2008) een talig fenomeen, dat niet enkel verwijst naar de

woordentaal maar ook de beeldentaal, alsook een combinatie van beide. Zemni (2008) stelt dat ‘de

moslim’ vandaag in de Vlaamse media wordt voorgesteld als ‘de Andere’. België werd de afgelopen

jaren al meerdere malen op de vingers getikt door verschillende overkoepelende instellingen (zoals

de ENAR) over de negatieve beeldvorming rond islam in de Belgische samenleving (BRON). In 2009

waarschuwde Jozef De Witte, toenmalig voorzitter van UNIA48 voor de toenemende islamofobie

binnen België (De Morgen, 8 juli, 2009). In 2014 opende UNIA 260 nieuwe dossiers over

discriminatie en haatboodschappen tegenover moslims (met betrekking tot hun geloof). Van de 297

nieuwe dossiers die geopend werden in 2014, houden negen op de tien dus verband met moslims. In

hun cijferverslag van 2014 formuleert het Centrum het als volgt:

‘Het steeds grotere aantal meldingen over islamofobie toont aan dat een andere vorm van racisme –

cultureel racisme – de kop opsteekt. Dat kadert in een context waarin het islamradicalisme wordt

veroordeeld, maar waarbij alles wat met islam te maken heeft op één hoop dreigt gegooid te

worden.’ (2014, p. 32).

Bovendien hebben de verscheidene terroristische aanslagen waarmee de westerse wereld de

afgelopen vijftien jaar te maken kreeg, gezorgd dat de media wereldwijd een steeds negatiever en

smaller framework van islam en moslims kan ophangen (Poole, 2006). De Ridder (2010) heeft het in

haar boek ‘De witte media’ over de doorbraak van de ‘media-allochtoon’ in Vlaanderen. Door de

alsmaar toenemende islamfixatie door de media is deze echter vervangen door de ‘media-moslim’.

Dit is een voortvloeisel uit de media-islam, wat Zemni (2009) beschrijft als: ‘een virtuele islam die in

werkelijkheid niet bestaat, waarbij alle moslims gericht zijn om niet-gelovigen te onderwerpen.’ (De

Ridder, 2010, p. 31).

1.6.1.2 Sociale en economische status van moslims

Het is geen eenvoudige zaak om concrete cijfers te vergaren over het precieze aantal moslims in

Vlaanderen. Volgens cijfers, berekend door Jan Hertogen en gepubliceerd in De Standaard op 19

48Het voormalig Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme

Page 62: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

62

maart 2016, leven en wonen er momenteel zo’n 728 000 moslims in België. Dit wil zeggen dat

moslims goed zijn voor zeven procent van de Belgische bevolking.

Verschillende onderzoeken tonen aan dat de socio-economische status van moslims in westerse

landen erg verschilt van die van de algemene populatie (Veldhuis & Staun, 2009). In vergelijking met

andere Europese landen, scoort België bijzonder slecht in dit opzicht. De kloof tussen migranten (van

buiten de EU) en niet-migranten, in termen van werkloosheid en scholingsgraad, is aanzienlijk hoger

in België dan in andere landen (Coolsaet, 2015, p. 15-16). Ook cijfers van het OECD tonen

bijvoorbeeld aan dat België, na Noorwegen, het slechtste scoort op vlak van de ratio werkloosheid

bij personen die niet geboren zijn in België ten opzichte van personen die wel geboren zijn in België.

Voorts staat België volgens de OECD ook op de tweede plaats wat betreft het verschil in (relatieve)

armoede-graad, tussen personen met een Belgische nationaliteit en personen afkomstig uit ‘de

derde wereld’. Daarboven op zijn er in Vlaanderen grote problemen met discriminatie van moslims

op de huizen- en arbeidsmarkt (Homans, 2015). Volgens Coolsaet (2015) zorgt dit veelal bij jonge

moslims voor de perceptie van een klimaat van ongelijke kansen.

1.6.1.3 Het publieke debat met betrekking tot moslims

Net zoals in vele andere Europese landen wordt in België (en dus bij uitbreiding in Vlaanderen) het

debat rond islam gezien als één van de meest urgente en bedreigende kwesties van vandaag. Het

debat rond moslims en islam in Vlaanderen kent echter een lange aanloop. Sinds het midden van de

jaren ‘60 kende Vlaanderen een stijgend aantal moslims, voornamelijk door arbeidsimmigratie.

Hierbij zien we sinds de jaren 1980 een verhoogde dramatisering en alarmering in het debat, aldus

Bousseta en Jacobs (2006).49 Het discours rond moslims dat hier uit voort vloeide werd voornamelijk

geproduceerd door anderen, lang voordat moslims zich zelf als actoren in het publieke debat konden

manifesteren (Bousseta & Jacobs, 2006, p. 29). In dit discours wordt islam voornamelijk

gerepresenteerd in termen van angst, onrust en vijandigheid (Bousseta & Jacobs, 2006, p.32).

Volgens Blommaert & Verschueren (1998) is het migranten-debat in België gebaseerd op een

afstandelijke en een conflicterende zienswijze op ‘wij’ versus ‘zij’. De wij-categorie wordt

genormaliseerd in het debat, terwijl de zij-categorie wordt ‘geabnormaliseerd’. De invloed van (de

electorale doorbraak) van extreemrechts mag hierbij niet onderschat worden. Zo is er veel beleid

met betrekking tot immigranten ontstaan, deels als reactie op dit succes (Blommaert & Verschueren,

1998, p. 29). De representatie van het ‘migranten problemen’ is deels geïnspireerd door het

49 die uitvoerig werden behandeld in de media, zoals het electoraal succes van extreem-rechts in

Antwerpen, de hetze rond de Bijbelversen van Rushdie en de moord op de imam van de Brusselse

moskee

Page 63: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

63

toenmalig Vlaams Blok, waarbij de partij in staat was (of is) om druk uit te oefenen op de regering

(Blommaert & Verschueren, 1998, p. 29). Triandafyllidou (2015) stelt bovendien dat sinds de jaren

‘90, migranten in Europa overwegend gecategoriseerd worden op basis van hun religieuze identiteit

in de plaats van op hun etnisch-culturele achtergrond. Hierdoor komt de focus bij het debat over

integratie en tolerantie op moslims te liggen en wordt hun religie vaak geassocieerd met een

potentieel conflict. Publieke discussies vinden dan ook vaak plaats in een raamwerk van 'wij vs. zij',

waarbij islam vaak wordt gekaderd als het tegenovergestelde van ‘westerse’ waarden als democratie

en gelijkheid (Triandafyllidou, 2015).

We kunnen dus stellen dat er binnen Vlaanderen sprake is van een discours waarbij moslims worden

voorgesteld als een bedreiging, waarbij onder andere politici en opiniemakers er voor gezorgd

hebben dat islam veelal verstaan wordt als een politiek probleem (Zemni, 2011). De socio-

economische problemen waarmee moslims geconfronteerd worden, zoals hierboven beschreven,

worden vaak toegeschreven aan niet alleen hun religie, maar ook hun ‘cultuur’ (Zemni, 2011). Waar

de nadruk in het debat vroeger lag op migranten in het algemeen, zien we dat nu steeds vaker de

focus ligt op islam en moslims in het bijzonder. Ook in de media is er in toenemende mate sprake

van ‘islamfixatie’ (De Ridder, 2009). Deze culturalisatie van het probleem is volgens Zemni (2011) in

grote mate doorgedrongen tot allerlei beleidskringen. Ook buiten de Vlaamse context zien we dit,

waarbij denkers als Lewis stellen dat de islamitische cultuur onvermijdelijk botst met de moderniteit

(Kundnani, 2014). Islam wordt hierbij gezien als een inherente vijand of vreemdeling van het westen.

In Vlaanderen wordt de aanwezigheid van moslims bijvoorbeeld vaak aangehaald als een bedreiging

voor de scheiding van Kerk en Staat (Zemni, 2009, p. 106). Bovendien wordt het islamitisch geloof

gezien als één van de grootste obstakels in de emancipatie van ‘allochtonen’ binnen de Vlaamse

samenleving (Zemni, 2009). Dit soort analyses bieden volgens Kundnani (2014) een gemakkelijk

kader om de islamitische wereld te begrijpen, aangezien er van uit wordt gegaan dat islam maar één

juiste betekenis heeft. Dit in tegenstelling tot de ‘westerse cultuur’, die gekenmerkt wordt door

diversiteit. Binnen dit denkkader speelt cultuur dezelfde rol als ras:

‘a hidden force that underlies a whole people’s behavior: a single rule that can be applied everywhere

to explain anything that Muslims do (...) Muslims live hermetically sealed within their homogenous

culture, their lives entirly determined by it, whereas Westernes exist outside any specific culture in

the universal space of modernity. In the West, people make culture, in Islam, culture makes people.’

(Kundnani, 2014, p.58).

Ook in Vlaanderen zien we dat moslims verondersteld worden een homogene gemeenschap te zijn,

die bovendien te onderscheiden valt van de rest van de bevolking (Zemni, 2011). Zoals eerder

Page 64: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

64

vermeld, zien we dit ook duidelijk terugkomen in de analyse, bij de representatie van actoren. Islam

en moslims worden op deze manier buiten de Europese samenleving geplaatst. Bijkomend bestaat

bovendien de idee dat islam een uitzondering vormt op andere religies, wegens zijn specifieke aard

(Zemni, 2009, p. 89). Maar wat kunnen moslims dan doen om toch tot de westerse samenleving

gerekend te worden? Het enige wat de ‘ultieme Andere’ volgens Zemni (2009) kan doen om alle

achterdocht weg te werken, is worden zoals ‘ons’. Dit veronderstelt een verlating van de religieuze

identiteit en de volledige omarming van het universalisme (Zemni, 2009). Ook Kudnani (2014) stelt

dat moslims enkel volledig aanvaard zouden kunnen worden, wanneer zij hun religie achterwege

laten. Zoals we ook zagen in de analyse volstaat ‘de volledige integratie’ van moslims in de

maatschappij niet om deze achterdocht weg te werken: ‘Afgaande op de erg uiteenlopende profielen

van Syriëstrijders en moslimterroristen kan blijkbaar elke moslim radicaliseren’ (HLN, 21/11/2016).

Uiteindelijk zien we dat er niet volledig wordt voldaan aan de indicator van volatiliteit. We

hebben namelijk niet te maken met een kortstondige, koortsachtige opstoot van bezorgdheid en

vijandigheid. Het debat is al veel langer gaande. Wel wordt er steeds meer de nadruk gelegd op de

mogelijke bedreiging die radicalisering50 bij moslims vormt voor de Vlaamse samenleving. We

kunnen dit verklaren door onder andere het hoge aantal Syriëstrijders afkomstig uit België en de

aanslagen die gepleegd zijn door teruggekeerden. Het discours dat naar voren komt, vloeit echter

voort uit zowel nationale als internationale geïnstitutionaliseerde processen, zoals de categorisering

van moslims op basis van hun religieuze identiteit en de onvermijdelijke categorisatie van de moslim

als de andere.

1.7 Analyse van de discursieve praktijk Ten slotte bekijken we de discursieve praktijk, waarbij we ons focussen op de productie en

distributie van artikelen met betrekking tot moslims. Onze beeldvorming met betrekking tot moslims

wordt, onder andere, gevormd door nieuwsartikelen. De informatie die in artikelen vervat zit, is

telkens het resultaat van een proces, verschillende gehanteerde filters en discursieve praktijken

(Richardson, 2004, p. 33). Deze drie zijn telkens afhankelijk van het genre en de organisatie van de

krant en kunnen tevens verschillen over de tijd heen (Richardson, 2004, p. 33). Wanneer de

dominante beeldvorming rond moslims in de media overwegend negatief is, zal dit vanzelfsprekend

50 Ook in beleidskringen zien we de terugkerende benoeming van zowel gewelddadig radicalisme als

moslimsradicalisme. Radicalisering is nochtans niet voorbehouden aan geweld of aan één specifieke religie of

ideologie (Coolsaet, 2015). Toch zien we dat de term radicalisering als het ware geïslamiseerd is (Benhaddou,

2016, persoonlijke communicatie).

Page 65: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

65

ook een grote rol spelen op hoe de Vlaamse samenleving met moslims omgaat. Het blijkt namelijk

voor velen zo te zijn dat media het enige informatiekanaal is over ‘de moslim” of ‘de allochtoon’ (De

Ridder, 2009, p. 33).

1.7.1 Context van de nieuwsproductie Volgens Richardson (2004) moeten we in ons achterhoofd houden dat kranten onderdeel zijn van

een industrie. De output van kranten wordt niet alleen bepaald worden door hun nood aan winst

maar ook de manier waarop deze industrie georganiseerd is, wat de relatie is met andere

industrieën en ook wat de gangbare journalistieke praktijken zijn (Fowler, 1991, p. 20). Volgens

Richardson (2004) is dit een politiek economisch model van nieuwsproductie. Uit deze

(kapitalistische) denkwijze vloeien twee belangrijke principes voort, namelijk: (1) het lezerspubliek

wordt voorgesteld als een markt, aangezien nieuws een commercieel product is. (Richardson, 2004,

p. 35). Er wordt vastgesteld wie het doelpubliek is en via deze logica zal nieuws in de kranten veelal

beheerst worden door verhalen die relateren aan het doelpubliek, alsook amusant en aangenaam

zijn (Richardson, 2004). Deze focus komt zo te liggen op de meerderheid van de (‘witte’) bevolking;

(2) Ook reclame-inkomsten hebben een belangrijke invloed op het maken of bepalen van het nieuws

dat terecht komt in kranten (Richardson, 2004). Adverteerders zijn voornamelijk geïnteresseerd in

een publiek dat bereid is te consumeren. Wat hieruit volgt is de segmentatie van media-publiek in

aantrekkelijke en minder aantrekkelijke markten van publiek (Richardson, 2007, p. 79). Voor

adverteerders is het niet zo zeer belangrijk om een zo groot mogelijk publiek te bereiken, maar wel

welk soort publiek dat wordt aangetrokken (Richardson, 2007). Niet elk publiek zal even aanlokkelijk

zijn voor adverteerders, want ‘not all audiences are equally valued in the market’. (Richardson, 2007,

p.80). We zagen eerder al dat moslims oververtegenwoordigd zijn in de statistieken met betrekking

tot armoedecijfers, werkloosheid en lage scholingsgraad. We kunnen in deze logica er dus van uit

gaan dat zij als een minder aantrekkelijk publiek gezien worden voor adverteerders en in navolging

hiervan dus ook voor kranten in het algemeen.

Ook Maly (2009) meent dat de commercialisering van media uitstrekkende gevolgen heeft voor de

productie van het nieuws. Hij wijst op bepaalde ontwikkelingen die hier een invloed op hebben

gehad, zoals de introductie van VTM in Vlaanderen en de wereldwijde introductie van het

liberalisme als ‘enige alternatief’ (Maly, 2009, p. 45). Dit alles heeft, aldus Maly (2009), gezorgd voor

meer sensatie, meer focus op misdaadberichtgeving en de introductie van ‘onder de

kerktorenjournalistiek’. Bovendien stelt De Ridder (2009), in navolging van Davies ‘Flath earth news’,

dat journalisten bepaalde selectiemechanismen volgen bij het selecteren van nieuws. Wat

Page 66: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

66

voornamelijk geselecteerd wordt door redacties, zijn verhalen waarover er al een ‘brede

maatschappelijke consensus is’ (De Ridder, 2009, p. 35). Afwijkende verhalen (van de mainstream)

zullen dus niet of weinig het nieuws halen (De Ridder, 2009). Dit heeft natuurlijk grote gevolgen voor

de representatie van minderheden in het nieuws. Bovendien heeft niet iedereen gelijke toegang tot

de media. De politieke, economische en culturele elite bepaalt veelal wat er in het nieuws wordt

gezegd (De Ridder, 2009) en dus ook wat er niet gezegd wordt.

1.7.1.1 Context van Het Laatste Nieuws

Het Laatste Nieuws (plus De Nieuwe Gazet) is de grootste krant van Vlaanderen met 281.652

verkochte exemplaren in 2014. Deze krant wordt gezien als een populair dagblad, met voornamelijk

onderwerpen als human interest, sport en regionaal nieuws (De Bens, 2001). Ze is afkomstig uit de

Vlaamse liberale zuil, hoewel dit niet meer volledig overeenkomt met het lezerspubliek van vandaag

(De Bens, 2001). De krant behoort momenteel tot het mediabedrijf de Persgroep.

1.7.1.2 Context van De Standaard

Volgens het Centrum van Informatie over de Media (CIM) lagen de verkoopcijfers van De Standaard

in 2014 op 100.786 exemplaren (zowel print als digitaal). De Standaard is opgericht als een katholiek

Vlaams dagblad (De Bens, 2001). Ook dit is niet meer volledig in overeenstemming met de lezers van

de krant (De Bens, 2001). De krant is lid van Het Mediahuis. Algemeen gesproken wordt De

Standaard beschouwd als een gezaghebbende krant, met een aanzienlijke invloed in het politieke

landschap in Vlaanderen (Blommaert & Verschueren, 1998, p. 31).

1.7.2 Nieuwsbronnen Mautner (2008) wijst op verschillende soorten nieuwsbronnen waarvan journalisten gebruik maken,

zoals nieuwsagentschappen, persconferenties, voorgaande berichtgeving over het onderwerp, etc.

Vaak hebben de bronnen die journalisten gebruiken, een georganiseerde relatie met de pers (Van

Dijk, 1988, p.120; Mautner, 2008, p. 33). Voorbeelden hiervan zijn: prominente politieke figuren,

rapporten van commissies en gelekte papers (Mautner, 2008, p. 33). Deze bronnen zijn in staat om

hun eigen agenda’s alsook hun kaders en frames waaruit ze de wereld bekijken binnen de media

naar voren te schuiven (Tuchman, 2002, p. 89, geciteerd in Mautner, 2008). Dit levert, aldus

Fairclough (1995, p.49) een overwegend ‘establishment view of the world’ op. Via een kritische

discoursanalyse is het mogelijk om aan te tonen dat taalgebruik in media een instrument is om deze

blik op de wereld op te bouwen (Mautner, 2008, p. 33). Volgens Van Dijk (1998) hebben

minderheden in het algemeen minder toegang tot de media. Daarbovenop komt dat slechts een

Page 67: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

67

klein percentage van de Vlaamse beroepsjournalisten etnisch diverse roots hebben (De Ridder,

2010). Al zou enkel een stijging van het aantal allochtone journalisten geen verandering brengen in

de dominante visie die op moslims aldus De Ridder (2010), aangezien journalisten overwegend het

dominante maatschappelijke discours volgen.

1.7.2.1 Bronnen in Het Laatste Nieuws:

De meest voorkomende bronnen in Het Laatste Nieuws zijn (belangrijke) politici, experten van

allerlei soorten (bijvoorbeeld leden van veiligheidsdiensten) maar ook de ‘de man in de straat’ en

andere media(-kanalen). Zo verwijst men geregeld naar informatie afkomstig uit Franstalige kranten.

Over het algemeen zien we dat elite-bronnen zoals politici het meest aan het woord komen.

Bovendien zijn er ook een aantal interviews met politici in onze steeproef opgenomen, bijvoorbeeld

met Jan Jambon (29/03/2016). We zien in de nasleep van de aanslagen in Brussel dat er ook veel

‘gewone Vlamingen’ aan het woord worden gelaten, net als lokale politici. Voorts heeft Het Laatste

Nieuws ook een aantal terugkerende auteurs, zoals hoofdredacteur Jan Segers. In zijn editorialen

bericht hij vaak over thema’s gerelateerd aan moslims of islam. Bovendien haalt hij daarbij ook vaak

uitspraken van prominente politici aan zoals Bart De Wever of Jan Jambon aan. Ook in de vaste

column van Karel De Gucht komen moslims en hun geloof vaak aan bod.

1.7.2.1 Bronnen in De Standaard Net zoals Het Laatste Nieuws maakt De Standaard voornamelijk gebruik van belangrijke politici,

(overheids-) rapporten, experten op allerlei vlakken: ‘radicaliserings’-experten, imams,

veiligheidsdiensten en hun woordvoerders maar ook lokale politici, burgemeesters en in minder

mate ook ‘de gewone Vlaming’. Er zijn een aantal vaste columnisten van De Standaard die relatief

vaak stukken schrijven met betrekking tot moslims zoals Mia Doornaert en Luckas Vander Taelen.

Ook academici krijgen geregeld de kans om een stuk te publiceren.

1.7.2.3 Mag ‘de moslim’ ook iets zeggen?

In De Standaard zien we op regelmatige basis een aantal personen met een islamitische achtergrond

aan het woord. Er verschijnen bijvoorbeeld frequent artikelen van Chams Eddine Zaougui, die zich

kritisch opstelt tegen de huidige omgang met moslims in Vlaanderen (16/11/2015; 21/03/2016). Een

ander voorbeeld is: Fouad Gandoul over een nieuwe visie op islam (18/11/2015). Sinds maart 2016

heeft De Standaard bovendien een speciale redacteur ‘moslims in België’, namelijk Ruben Mooijman.

In het introductiestuk van deze reeks lezen we het volgende:

Page 68: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

68

‘Onze chef Economie Ruben Mooijman weet evenveel van moslims als van breipatronen,

computerchips of de bananenteelt. Weinig dus.’ (...) Hij vindt dat de moslims als deel van de

Belgische samenleving onderbelicht blijven. Daarom laat hij een half jaar lang het economische wel

en wee in België en de wereld aan zich voorbijgaan, om zich met een gezonde dosis nieuwsgierigheid

te begeven onder de Belgische moslims. (...) 'Maar wat denken de moslims daar zelf over? Wat houdt

hen bezig? Veranderen de moslims inderdaad de Vlaamse samenleving, of verandert de samenleving

hen? En wat betekent dat voor de andere Belgen? Met andere woorden: voor u en mij? (…)’

(16/03/2016)

Het Laatste Nieuws heeft geen vaste auteurs met een specifieke islamitische achtergrond. Wel

worden geregeld vertegenwoordigers van lokale moslimgemeenschappen aan het woord gelaten.

We zien dit bijvoorbeeld telkens in de nasleep van een aanslag, waarbij een imam gevraagd wordt of

het iets met islam te maken heeft (16/11/2015; 26/03/2016). Ook de vertegenwoordiging van de

Moslim executieve komt frequent aan het woord, zowel in HLN als DS. Toch zien we dat dit

voornamelijk het geval is, na een negatieve gebeurtenis, zoals een aanslag.

In het algemeen zien we dat moslims wel degelijk aan het woord komen in de

krantenartikelen. Echter is dit relatief vaak het geval wanneer zij duiding moeten geven bij een

negatieve gebeurtenis, of geacht worden een verklaring hiervoor te geven. Wanneer men het heeft

over de identiteit van moslims in het algemeen, zien we dat voornamelijk andere actoren het woord

krijgen. Hierbij merken we een grote aanwezigheid op van columnisten van zowel HLN als DS.

1.7.3 Nieuwswaarden Naast bronnen is er nog een tweede belangrijk aspect die het nieuws bepaalt, namelijk

nieuwswaarden. Dit zijn factoren die ervoor zorgen dat een gebeurtenis een hoge

nieuwswaardigheid heeft. Wat als nieuws wordt gezien, is het resultaat van een gatekeeping-proces

(Maly, 2009). Zoals eerder gesteld zullen de economische processen hierbij een belangrijke rol

spelen. Volgens Maly (2009) worden criteria als ‘waarheid’ en ‘maatschappelijke impact’ hiervoor

vaak aan de kant geschoven. Het publiceren van ‘polariserende, ongenuanceerde en sensationele

stukken’ vormt dan ook geen uitzondering (Maly, 2009, p. 48).

Harcup en O’Neill (2016) hebben een lijst van 10 nieuwswaarden opgesteld, die bepalend zijn of een

gebeurtenis wordt geselecteerd als ‘nieuws’ (Richardson, 2007, p. 92). Een gebeurtenis of verhaal

Page 69: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

69

moet dus voldoen aan één of meerdere van deze criteria om in de krant te verschijnen (Hacrup &

O’Neill, 2016):

1. Verwijzing naar de machtselite: Verhalen aangaande machtige individuen,

organisaties of instituties.

2. Verwijzing naar beroemdheden: Verhalen met betrekking tot personen die al

beroemd zijn.

3. Entertainment: Verhalen aangaande showbusiness, seks, human interest, dieren,

een ontluikend drama, een mogelijk humoristisch component, entertainende foto’s

of gevatte koppen.

4. Verrassing-element: Verhalen die een verrassingselement of een contrast bevatten.

5. Goed nieuws: Verhalen met een overwegend positieve ondertoon, zoals genezingen

of reddingen.

6. Slecht nieuws: Verhalen met een overwegende negatieve ondertoon, zoals conflict

of tragedie.

7. Omvang: Verhalen die significant genoeg zijn in ofwel het aantal personen

betrokken of in hun mogelijke impact.

8. Relevantie: Verhalen over zaken, gebeurtenissen of landen die interessant en

relevant zijn voor het doelpubliek.

9. Follow-up: verhalen over zaken of gebeurtenissen die al in het nieuws aanwezig zijn.

10. Agenda van de krant: Verhalen die passen bij de agenda van het mediabedrijf.

1.7.3.1 Resultaten analyse

Zowel in De Standaard als in Het Laatste Nieuws komen we voornamelijk artikelen tegen die

verwijzen naar de machtselite, follow-up verhalen, verhalen die grote relevantie hebben of een

grote omvang en slecht-nieuws verhalen. De verwijzing naar de machtselite heeft vooral betrekking

op uitspraken of voorstellen van politici of opiniestukken van belangrijke stemmen in het huidige

debat zoals Mia Doornaert. Verhalen die grote relevante hebben zijn veelal reportages en

berichtgeving over de verschillende aanslagen en de connectie van de daders met België. Dit

bewerkstelligt eveneens de waarde van omvang, aangezien er aanslagen zowel in België als in een

buurland plaatsvonden. De follow-up verhalen zijn onder andere de artikelen met betrekking tot

radicalisering bij moslims en de verhalen over (teruggekeerde) Syriëstrijders. De slecht nieuws

verhalen hebben vanzelfsprekend ook betrekking op de artikelen over de aanslagen, maar ook op

artikelen die wijzen op slecht beleid of mogelijke nieuwe aanslagen. Overigens zien we ook een klein

aantal goed-nieuws verhalen, LEG UIT

Page 70: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

70

1.7.4 Onderwerpen Volgens Van Dijk (2000) blijkt uit onderzoek dat nieuws rond etnische minderheden vaak beperkt is

tot een aantal onderwerpen. Hij maakt een onderscheid tussen 10 soorten onderwerpen die

geregeld voorkomen: (1) Nieuwe (illegale) immigranten die toekomen; (2) politieke reactie op beleid

met betrekking tot (nieuwe) immigratie; (3) ontvangst problemen (zoals huisvesting); (4) sociale

problemen, zoals werkloosheid; (5) reactie van de bevolking (zoals weerstand); (6) culturele

karakteristieken waarbij de nadruk ligt op verschil; (7) Moeilijkheden en negatieve karakteristieken

(8) focus op bedreigingen zoals geweld, drugs en misdaad, (9) Politieke reacties om migratie halt toe

te roepen en (10) conflicten met betrekking tot integratie.

1.7.4.1 Resultaten analyse

Uit onze analyse komt naar boven dat de berichtgeving met betrekking tot moslims in zowel Het

Laatste Nieuws als De Standaard veelal betrekking heeft op volgende onderwerpen: focus op

bedreigingen, politieke reacties, culturele karakteristieken met de nadruk op verschil, moeilijkheden

en negatieve karakteristieken, en reacties van de bevolking. De focus op bedreiging zien we zeer

duidelijk in beide kranten waarbij ‘moslim-radicalisering’ en extremisme maar ook de aanwezigheid

van moslims in het algemeen geschetst wordt als een bedreiging. Uiteraard worden hierbij ook de

artikelen met betrekking tot de aanslagen aangehaald, net als die over jihadisten en Syriëstrijders.

Veel artikelen hebben als onderwerp politieke reacties, voornamelijk dan van politici die nu in de

federale of Vlaamse regering zitten. Deze reacties houden vaak nieuw beleidsvoorstellen, kritiek op

het vorig beleid of benadrukken de noodzaak van een versterking van de huidige wetgeving,

bijvoorbeeld met betrekking tot teruggekeerde Syriëstrijders. Ook artikelen met als onderwerp het

verschil in culturele karakteristieken komen zeer duidelijk naar voren in de data. Zo wordt er in veel

artikelen bijvoorbeeld gewezen op het ‘verwrongen vrouwenbeeld van moslims’ of het feit dat ze

niet bekend zouden zijn met de scheiding van Kerk en staat. In het algemeen kunnen we stellen dat

men hierbij sterk de nadruk legt op ‘het anders zijn’ van moslims. We zien tevens veel artikelen

aangaande moeilijkheden en negatieve karakteristieken, zoals de geslotenheid van vele

moslimgemeenschappen. Ten slotte gaan heel wat artikelen over de reactie van de bevolking. In Het

Laatste Nieuws wordt bijvoorbeeld af en toe geschetst hoe een lokale gemeenschap tegenstand

biedt tegen de komst van een nieuwe moskee. Ook stellen een aantal auteurs (zoals Jan Segers en

Etienne Vermeersch) dat de komst van nog meer moslims naar Vlaanderen slecht onthaald zou

worden bij de algemene bevolking.

Page 71: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

71

HOOFDSTUK 3: CONCLUSIE EN DISCUSSIE

Het doel van dit onderzoek bestond er uit de grote media-aandacht voor moslims te verklaren aan

de hand van de aanwezigheid van een morele paniek. We stellen vast dat de onderzochte periode

grotendeels voldoet aan de criteria die opgesteld werden door Goode en Ben-Yehuda (1994).

Ten eerste concluderen we dat er binnen Vlaanderen wel degelijk signalen zijn die op een verhoogde

bezorgdheid wijzen tegenover de aanwezigheid van moslims in de samenleving. In de twee

geselecteerde kranten zien we namelijk een discours dat gebaseerd is op een aantal

vooronderstellingen, die (latente) gevoelens van onrust aan duiden. Zo stellen we bijvoorbeeld een

terugkerend wantrouwen vast tegenover moslims, zowel in uitspraken van politici als in

opiniestukken en editorialen van journalisten. Bovendien wordt er een grote bezorgdheid

vastgesteld, gebaseerd op de vooronderstelling van de laksheid van het vroegere beleid. Hierdoor

wordt er aangenomen dat radicalisering bij moslims te lang heeft kunnen gedijen in de Vlaamse

samenleving. Ook het gebruik van bepaalde metaforen bevestigen dit, waarbij verschillende steden

worden voorgesteld als zogenaamde broeihaarden van radicalisme.

Ten tweede vinden we in de data een systematische onderscheid terug tussen moslims en niet-

moslims. Dit gebeurt door de aparte benoeming van moslims, maar ook door een sterk

wederkerende wij-zij indeling. Moslims worden hierbij ingedeeld in de ‘zij’ categorie. Op deze

manier worden ze buiten de Vlaamse maatschappij gesteld en bovendien vaak gezien als een

bedreiging ‘voor onze waarden en normen’. Hun gedrag wordt ook vaak geporteerd als schadelijk

voor de maatschappij. Tevens zien we een homogeniserend effect optreden, door het collectiviseren

van moslims. De actoren krijgen op deze manier allen dezelfde (negatieve) eigenschappen

aangemeten. Dit kan zorgen voor een vijandig of demoniserend discours. Verder zien we ook

frequent de samenvoeging van moslim met terrorisme of radicalisering. Deze herhaaldelijke

discursieve samenvoeging zorgt ervoor dat deze concepten onlosmakelijk met elkaar verbonden

lijken. Bovendien stellen we vast dat veel van de berichtgeving rond moslims de nadruk legt op

negatieve eigenschappen, culturele verschillen en de focus op bedreigingen. Dit komt volgens

verschillende auteurs overeen met het discours dat voorheen al aanwezig was.

Ten derde stellen we in zekere mate een consensuele reactie vast, meer bepaald onder journalisten

en (bepaalde) politici. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de nood aan een meer uitgebreid

wetgevend kader om bijvoorbeeld radicalisering tegen te gaan. Voorts zien we ook de terugkerende

oproep aan moslims of de moslimgemeenschap(pen) om zich expliciet uit te spreken tegen geweld

en terreur. We stellen hierbij een zekere verdachtmaking vast: al wie dit niet doet, is misschien

Page 72: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

72

stiekem toch een terrorist? Overigens komt ook de vraag naar verandering terug. Opiniemakers en

politici roepen op tot een ‘verwestering’ van islam.

Ten vierde stellen we vast dat er binnen Vlaanderen al langer sprake is van een negatief en

stereotyperend discours tegenover moslims. In de onderzochte periode zien we een bevestiging van

dit discours, alsook een sterke nadruk op de bedreiging die uitgaat van (mogelijke) radicalisering van

moslims. De aanvangscondities zijn internationaal gezien, het conflict in Syrië, wat zorgt voor een

verhoogd aantal vluchtelingen en lokaal gezien, het hoge aantal Syriëstrijders die vertrekken vanuit

België. Bovendien zorgden de aanslagen, gepleegd door terroristen die een islamitisch motief

uitdragen, voor een toename in media-aandacht.

Ten vijfde werd het duidelijk dat er zowel in Het Laatste Nieuws als in De Standaard gebruik wordt

gemaakt van informatie, waarbij er vaak geen duidelijkheid is waar deze vandaan komt. Ook worden

er bepaalde claims gemaakt, die niet gestaafd worden door empirische bevindingen. We zien dit

zowel bij verscheidene prominente politici als opiniemakers van beide kranten. Deze onvolledige of

gedeeltelijke onjuiste claims kunnen bijdragen aan een versterkt discours van angst. Daarnaast

stellen we ook overdrijvingen vast, via het gebruik van hyperbolen. Veelal worden deze gebruikt om

(toekomstige) bedreigende situaties te schetsen. Daar is echter zeker niet altijd rede toe.

Ten zesde kunnen we concluderen dat deze morele paniek ten aanzien van islam en moslims,

grotendeels past binnen het interest-group model. Opmerkelijk is namelijk de grote aanwezigheid

van opiniemakers bij het in stand houden van het bestaande (negatieve) discours. Zo zien we dat de

hoofdredacteur van Het Laatste Nieuws veel editorialen besteed aan kwesties rond islam. Ook veel

opiniestukken in De Standaard hebben betrekking op de aanwezigheid van moslims, waarbij er vaak

gewezen wordt op de gevaarlijke situaties die hieruit voort zouden kunnen vloeien. We zouden dus

in de woorden van Cohen (1980) kunnen stellen dat zij de morele barricades bemannen. Echter zien

we ook dat politici sterke (negatieve) claims betreffende moslims uitdragen en oproepen tot actie,

zoals meer wetgeving, maar ook bijvoorbeeld verandering binnen de verschillende

moslimgemeenschappen. Dit komt grotendeels overeen met het elite-engineerd model. Toch mogen

we niet uit het oog verliezen dat, zoals eerder gesteld, media vaak een representatie of

recontextualisering zijn van de sociale werkelijkheid. Binnen de bredere lagen van de bevolking zal

een gelijkaardig discours aanwezig moeten zijn.

Ten slotte wijzen we er op dat het discours binnen de afgebakende periode, zoals uitgedragen door

Het Laatste Nieuws en De Standaard, ook voldoet aan de vaststellingen van Cohen (1980). We

stellen namelijk ten eerste, net zoals Cohen (1980) een zekere vervorming van de realiteit vast, door

onder andere het gebruik van sensationele krantenkopen: ‘België is het rotte hart van Europa' (DS,

Page 73: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

73

24 maart 2016); “Ooit zijn ze ons voor" (HLN, 28 november 2015); ‘JA Er is een nieuwe wereldoorlog

begonnen’ (HLN, 16 november 2015). Ook overdrijvingen kunnen we waarnemen. We zouden

bijvoorbeeld kunnen stellen dat de uitspraken over ‘het significante deel van de moslims die dansten

na de aanslagen’ een overdrijving zijn van feiten, aangezien er nergens informatie aangereikt wordt

om dit te staven. Ten tweede zien we ook de terugkerende voorspellingen van nieuwe negatieve

gebeurtenissen: ‘Islamitische Staat stuurt op dit moment strijders naar België en de rest van Europa

om aanslagen te plegen.’ (HLN, 20 april 2016). ‘En dus moeten we leren leven met de idee dat op een

dag de moslimterroristen politie en inlichtingendiensten een stap zullen voor zijn.’ (HLN, 16 januari

2015). Ten derde zien we ook dat bepaalde elementen enkel nog een negatieve connotatie krijgen.

Zo zien we dat radicalisering consequent als gewelddadig geframed wordt en bovendien

onlosmakelijk verbonden lijkt met moslims en islam. Bovendien wordt het echt gevaarlijk wanneer

terreur en islam niet meer los worden gekoppeld van elkaar.

Ook aan de klassieke definitie van Cohen wordt voldaan. Als we de vijf kernelementen

(volgens Thompson, 1998) nog eens op een rij zetten, zien we dat: (1) moslims in het algemeen

worden gezien als een bedreiging van de maatschappij; (2) we kunnen een herkenbare manier

onderscheiden waarop moslims worden voorgesteld (denk aan ‘de moslims’ en ‘de islam’); (3) door

allerlei maatschappelijke condities zien we een toename van publieke bezorgdheid, onder meer

specifiek met betrekking tot radicalisering bij moslims; (4) we zien dat autoriteiten en opiniemakers

hier op reageren. Zo weerklinkt er vaak een oproep tot verandering en het opnemen van

verantwoordelijkheid ten aanzien van de moslimgemeenschappen en (5) hoogstwaarschijnlijk zal de

paniek voor sociale veranderingen zorgen en bovendien ook juridische gevolgen hebben.

Ook al is het debat rond moslims en islam alomtegenwoordig, ‘de moslim’ wordt veelal niet

als een volwaardige burger van de Vlaamse samenleving beschouwd. Moslims worden systematisch

als collectieve actor voorgesteld. Dit maakt het mogelijk om hen te identificeren als de moderne

volksduivels. Het aanwezige klimaat van angst dat hier uit voort vloeit, heeft uiteindelijk niet zo zeer

betrekking op de individuele moslim maar des te meer op ‘de moslims’, het collectieve,

monolithische blok van actoren zoals deze worden geprojecteerd in de media. Vanzelfsprekend

heeft dit wel een effect op het alledaagse leven van moslims en hoe de Vlaamse samenleving een

perceptie van hen maakt.

Page 74: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

74

BIBLIOGRAFIE

Altheide, D. L. (1996). Qualitative media analysis. Thousand Oaks (Calif.): Sage.

Altheide, D. L. (2009). Terror post 9/11 and the media. New York: Peter Lang.

Becker, H.S., Outsiders: Studies in the Sociology of Deviance, (London: The Free Press, 1963).

Benhaddou, K. (2016, 13 april). Debat: Strafrecht als middel tegen radicalisering, voorgesteld te

Gent.

BIVV (22 maart 2016). Stijgingen van het aantal verkeersdoden in 2015 (Persbericht). Geraadpleegd

van http://www.bivv.be/nl/bivv/nieuws-pers/stijging-van-het-aantal-verkeersdoden-in-2015/

Blommaert, J. (2005). Discourse: a critical introduction. Cambridge (etc): Cambridge University Press.

Blommaert, J., & Verschueren, J. (1998). Debating diversity : analysing the discourse of tolerance.

London: Routledge.

Brachman, J. M. (2009). Global Jihadism: Theory and Practice. Oxon: Routledge.

Burns, R. & Crawford, C. (1999). School shootings, the media and public fear: Ingredients for a moral

panic. Crime, Law & Social Change, 32, 147-168.

CIM (2015). Echtverklaringsresultaten. Beschikbaar op 28 april 2016 van

http://www.cim.be/nl/pers/echtverklaring-resultaten

Cohen, S. (1980). Folk Devils and Moral Panics: The Creation of the Mods and the Rockers (new ed.).

Oxford: Billing and Sons Limited.

Critcher, C. (2003). Moral panics and the media. Buckingham: Open university press.

De Bens, E. (2001). De pers in België : het verhaal van de Belgische dagbladpers gisteren, vandaag en

morgen. 2e dr. Tielt: Lannoo.

De Ridder, K. (2010). De witte media: of waarom ‘allochtonen’ altijd slecht nieuws zijn. Tielt: Lannoo.

deYoung M. (1998). Another look at moral panics: The case of santanic day care centers. Deviant

Behavoir, 19(3), 257-278.

Fowler, R. (1991). Language in the news : discourse and ideology in the press. London ; New York:

Routledge.

Page 75: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

75

Fairclough, N. (1995). Critical discourse analysis : the critical study of language. London: Longman.

Fairclough, N. (2003). Analysing discourse : textual analysis for social research. London: Routledge.

Flick, U. (2014). The SAGE handbook of qualitative data analysis. London: Sage.

Flinders, M. & Wood, M. (2015). From Folk Devils to Folk Heroes: Rethinking the Theory of Moral

Panics. Deviant Behavior, 36(8), 640-656.

Garland, D. (2008). On the concept of moral panic. Crime Media Culture, 4(1), 9-30.

Coolsaet, R. (Ed.) (2014). Macht en waarden in de wereldpolitiek: Actuele vraagstukken in de

internationale politiek, editie 2014-2015. Gent: Academia Press

Coolsaet, R. (2015). What drives Europeans to Syria, and to IS? Insights from the Belgian case.

Egmont Papers, 75. Gent: Academia Press

Goode, E., & Ben-Yehuda, N. (1994a). Moral panics: the social construction of deviance. Oxford:

Blackwell.

Goode, E. & Ben-Yehuda, N. (1994b). Moral Panics: Culture, Politics and Social Construction. Annual

Review of Sociology, 20, 149-171.

Hansen, A., & Machin, D. (2013). Media and communication research methods. Basingstoke:

Palgrave Macmillan.

Harcup, T., & O'Neill, D. (2016). What is news? News values revisited (again). Journalism Studies, 1-

19.

Homans, L. (2015). Actieplan ter preventie van radicaliseringsprocessen die kunnen leiden tot

extremisme en terrorisme. Brussel: VVSG.

Humphrey, M. (2007). Culturalising the Abject: Islam, Law and Moral Panic in the West. Australian

Journal of Social Issues, 42(1), 9-25.

Interpol (2015). European Union Terrorism Situation and Trend Report (TE-SAT) 2015. Geraadpleegd

van: https://www.europol.europa.eu/content/european-union-terrorism-situation-and-trend-

report-2015

Interpol (2016). European Union Terrorism Situation and Trend Report (TE-SAT) 2016. Geraadpleegd

van: https://www.europol.europa.eu/content/european-union-terrorism-situation-and-trend-

report-te-sat-2016

Page 76: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

76

Ipsos Mori (2015). Perils of Perception 2015. Geraadpleegd van: https://www.ipsos-

mori.com/researchpublications/researcharchive/3664/Perils-of-Perception-2015.aspx

Jones, R. H. (2012). Discourse analysis : a resource book for students. Abingdon: Routledge.

Joye, S. (2010). News discourses on distant suffering: A critical discourse analysis of the 2003 SARS

outbreak. Discourse & Society, 21(5), 586–601.

Jørgensen, M., & Phillips, L. (2010). Discourse analysis as theory and method. London: Sage

Publications.

Krippendorff, K. (2013). Content analysis : an introduction to its methodology. 3rd ed. Los Angeles:

SAGE.

KLD (2015, 17maart). Meer verkeersdoden in Vlaanderen, minder in België. De Standaard

Kundnani, A. (2014) The Muslims are coming! London: Verso.

Machin, D. & Mayr, A. (2012). How to do critical discourse analysis : a multimodal approach.

Thousand Oaks, CA: Sage Publications.

Maly, I. (red.) (2007). Cultu(u)rENpolitiek. Over media, globalisering en culturele identiteiten.

Antwerpen: Garant.

Maly, I. (2009). De beschavingsmachine/ wij en de islam. Berchem: EPO.

Mautner, G. (2008). Analyzing Newspapers, Magazines and Other Print Media. in Wodak, R., &

Krzyżanowski, M. (2008). Qualitative discourse analysis in the social sciences. Basingstoke: Palgrave

Macmillan.

McRobbie, A. & Thornton, S. L. (1995). Rethinking ‘Moral Panic’ for Multi-Mediated Social Worlds.

The British Jounral of Sociology, 46(4), 559-574.

Montesano Montessori, N., de Lange, R., & Schuman, H. (2012). Kritische discoursanalyse. De macht

en kracht van taal en tekst. Brussel: Academic & Scientific Publ.

Mortelmans, D. (2013). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. 4e, herz. dr. Leuven: Acco.

NRC Stijlboek. Beschikbaar op 13 mei 2016 van https://apps.nrc.nl/stijlboek/stijlgids/journalistieke-

genres

Odartey-Wellington, F. (2009). Racial Profiling and Moral Panic: Operation Thread and the Al-Qaeda

Sleeper Cell that Never was. Global Media Journal - Canadian Edition, 2(2), 25-40.

Page 77: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

77

Poole, E. (2006). The Effects of September 11 and the War in Iraq on British Newspaper coverage. In

Poole, E., & Richardson, J. E. (2006). Muslims and the news media. London: Tauris.,

Rabasa, A. & Benard, C. (2015). Eurojihad. Patterns of Islamist Radicalization and Terrorism in

Europe. New York: Cambridge University Press.

Richardson, J. E. (2004). (Mis)Representing Islam : the racism and rhetoric of British broadsheet

newspapers. Amsterdam: Benjamins.

Richardson, J. E. (2007). Analysing newspapers : an approach from critical discourse analysis. New

York: Palgrave Macmillan.

Richardson, J. E. & Burridge, J. D. (2011). Analysing media discourses. London: Routledge.

Schinkel, W. (2008). The Moral Panic over ‘Senseless Violence’ in the Netherlands. Current Sociology,

56(5), 735-756.

Thompson, K. (1998). Moral panics. London: Routledge.

Triandafyllidou, A. (2015). European muslims: Caught between local integration challenges and

global terrorism discourses. IAI Working Papers, 15. Rome: IAI.

Van Bouwel, S., Deprez, A., Vande Winkel, R. (2011). Lezen en schrijven in de communicatie-

wetenschappen. Gent: Academia Press.

Van Dijk, T. A. (1991). Racism and the press. London: Routledge.

Van Dijk, T. A. (2000). New(s) racism: A discourse analytical approach. In Cottle, S. (2000). Ethnic

minorities and the media : changing cultural boundaries. Buckingham: Open university press.

Van Dijk, T. A. (2008). Discourse and power. New York: Palgrave Macmillan.

Van Dijk, T. A. (2009). Society and discourse : how social contexts influence text and talk. Cambridge:

Cambridge university press.

Veldhuis, T. & Staun, J. (2009). Islamist Radicalisation: A Root Cause model. Den Haag: Netherlands

Institute of International Relations Clingendael.

Verschuren, P. & Doorewaard, H. (2010). Designing a Research Project. The Hague: Eleven

International Publishing

Wodak, R., & Meyer, M. (2016). Methods of critical discourse studies. 3rd ed. Los Angeles (Calif.):

SAGE.

Page 78: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

78

Young, J. (2009). Moral Panic. Its Origins in Resistance, Ressentiment and the Translation of Fantasy

into Reality. British Journal of Criminology, 49, 4-16.

Zemni, S. (2009). Het Islamdebat. Berchem: EPO.

Zemni, S. (2011) The Shaping of Islam and Islamophobia in Belgium. Race & Class, 53(1), 28-44.

Page 79: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

79

BIJLAGE NR. 1: CD-ROM Inhoud:

- Krantenartikelen De Standaard

- Krantenartikelen Het Laatste Nieuws

BIJLAGE NR. 2: LIJST GEBRUIKTE ARTIKELS PER KRANT

1. Het Laatste Nieuws

Aelberts, J. (2016, 1 april). "We hebben meer flikken nodig die Arabisch spreken" AHV (2015, 17 juni). Schriekenaar nieuwe woordvoerder Pegida Bartolomivis, B. (2016, 4 januari). "België heeft ons geholpen. Nu is het onze beurt" (positief verhaal) BE. (2015, 16 november). JIHAD-HOOFDSTAD VAN EUROPA ‘dankzij’ Philippe Moureaux Bernaerts, N. (2016, 2 april). Moslims houden ingetogen optocht tegen terreur BMK (2015, 29 september). Ophef rond boerkini-verbod BMK (2015, 9 december). Kritiek op moslim die Tobback wil opvolgen Claes, B. (24/01/2015). "Met humor hebben we geen probleem MAAR JE SPOT NIET MET ONZE PROFEET" De Bleser, K. (2015, 17 november). “Natuurlijk zijn we hierdoor geraakt” De Coster, L. (2015, 20 maart). Oorlogsfotograaf ontvlucht Molenbeek Drayer, E. (2015, 23 november). En als het nu eens NIET onze fout was? Brans, J. (2015, 17 november). “Gruwel is té groot. Ook voor moslims” Brans, J. (2016, 8 januari). “Een vrouw als vuil behandelen, dat is kwestie van cultuur” DDW (2015, 8 januari). De Wever wil leger inzetten bij terreurdreiging DDW (2015, 30 januari). Koning over dreiging: "Niet in val van terroristen getrapt" DDW/PhT (2015, 16 november). “Hopelijk is Parijs kantelmoment”

Page 80: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

80

DDW/MU (2015, 30 november). Bikkelen over Brussel De Gucht, K. (2015,29 augustus). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2015,12 september). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2015, 3 oktober). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2015, 31 oktober). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2015, 21 november). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2016, 30 januari). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2016, 26 maart). KAREL DE GUCHT De Gucht, K. (2016, 16 april). KAREL DE GUCHT

De Spiegeleir, Y. (2016, 26 maart). Imam roept moslims op massaal naar wake te komen Dierickx, R. & Vanhinsberg, M. (19 november). “ZO BANG dat mijn zoon aanslag zal plegen” Dooms, N. (2015, 7 november). Pegida wil einde aan vluchtelingenopvang Dujardin, D. & Gorle, P. (2015, 13 januari). "Miserie leidt tot fanatisme" - "Onzin. Alsof je gaat moorden uit armoede" Dujardin, D. & Van Horenbeek, J. (2016, 29 maart). "WIJ GAAN WINNEN. Maar zij kunnen nog veel miserie veroorzaken" Dujardin, D. (19, november). Onze opinie Eeckhout, F. (2016, 30 januari). Petitie voor komst gebedshuis FEL/KAV/PLA/GVV (2016, 4, februari). "Ik hoop dat hij snel als martelaar sterft" FSE (2016, 11 februari). Districtsbestuur wil geen moskee in vroegere Bosschool Huysentryt, B. (2016, 29 maart). Met 500 stil tegen terreur K.A.V. (2016, 26 maart). Moslims over terroristen: "Hebben die ooit een koran vastgehad?" Grobben, A. (2015, 21 februari). "Het geweld komt te dichtbij. Ik ben hier weg" G.,V.V. (2016, 16 maart). "VORST? Da's niet ver van Molenbeek" IVDE (2016, 19 april). Jambon zet kwaad bloed met "dansende moslims" Kerckhoven, B. & Vierendeels, T. (2015, 17 november). ‘Het komt akelig dichtbij’.

Page 81: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

81

Leman, J. (2016, 23 januari). De Moslimexecutieve gewikt en gewogen Lievens, R. (2016, 25 januari). "Ook moslims vieren carnaval" Lievens, R. (2016, 26 maart). "Baardapen? Dat is Vlaams Belang-praat" Lievens, R. (2016, 29 maart). Geen excuses voor 'baardapen' LPS (216, 10 maart). Belang verzet zich tegen Moskee Maeckelbergh, B. (2015, 21 april). Extremist loopt stage bij politietop Maeckelbergh, B. (2015, 8 mei). Politie zeurt over verplicht moskeebezoek Maeckelbergh, B. & Van Vlierden, G. (2016, 23 maart). "Abdeslam wist hiervan" Marsboom, F. (2015, 9 juli). Expo Mohammedcartoons ingekort Masschelin, J. (2015, 16 november). JA Er is een nieuwe wereldoorlog begonnen Masschelin, J. (2016, 23 maart). ONS SYSTEEM FAALT M., B. J. (2016, 4 april). Radicalisering in gevangenissen jarenlang genegeerd MVHB/SRB/GVV (2016, 17 februari). "Jihadi's hebben kerncentrales in vizier" PhG (2015, 10 februari). Islamleraar woont in paleis PLA (2015, 29 januari). Er zitten wraaklustige landgenoten aan de top PLA/KAV (2015, 1 oktober). Student kondigt bloedbad aan op Twitter. PVMB (2015, 10 januari 2015). Onderzoek naar vergoelijkende reacties op Facebook SSB (2015, 10 januari). "Laat ons met mekaars zever lachen" S., D.B. (2016, 7 april). Mogelijke verhuis Turks ontmoetingscentrum veroorzaakt onrust Segers, J. (2015, 9 januari). Onze opinie Segers, J. (2015, 10 januari). Onze opinie Segers, J. (2015, 12 januari). "Die eenheid is flinterdun, helaas" Segers, J. (2015, 16 januari). Onze opinie Segers, J. (2015, 22 januari). Onze opinie Segers, J. (2015, 22 januari). Onze opinie Segers, J. (2015, 23 januari). Onze opinie

Page 82: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

82

Segers, J. (2015, 19 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 20 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 22 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 25 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 27 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 28 augustus). Onze opinie Segers, J. (2015, 4 september). Onze opinie Segers, J. (2015, 5 september). Onze opinie Segers, J. (2015, 14 november). Onze opinie Segers, J. (2015, 19 november). Onze opinie Segers, J. (2015, 17 november). Onze opinie Segers, J. (2015, 20 november). Onze opinie Segers, J. (2015, 21 november). Onze opinie Segers, J. (2015, 10 december). Onze opinie Segers, J. (2016, 7 januari). Onze opinie Segers, J (2016, 9 januari). Over veiligheid en vluchtelingen schuiven alle Vlaamse partijen dezelfde kant op, stelt JAN SEGERS vast Segers, J. (2016, 23 januari). Onze opinie Segers, J. (2016, 26 januari). Onze opinie Segers, J. (2016, 30 januari). Onze opinie Segers, J. (2016, 4 februari). Onze opinie Segers, J. (2016, 17 maart). Onze opinie Segers, J. (2016, 25 maart). Onze opinie Segers, J. (2016, 26 maart). "Wij waren niet goed genoeg, maar DIT VIEL NIET TE VERMIJDEN" Segers, J. (2016, 29 maart). Onze opinie Segers, J. (2016, 2 april). "NOOIT HEB IK ME ZO EENZAAM GEVOELD"

Page 83: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

83

Segers, J. (2016, 19 april). De waarheid die kwetst Stragier, K. & Marsboom, F. (2015, 10 januari). België maakt zich klaar Swinnen, S. (2015, 7 januari). "Met moslims aan de macht wordt BELGIË ISLAMSTAAT" Swinnen, S. (2015, 18 november). “Haatpredikers vind je op café, niet in moskee” Swinnen, S. (2015, 17 november). “PROBLEMEN GENOEG, maar overdag zie je die mannen met baarden niet” Truyts, P. (2016, 9 januari). "Sluit nu meteen zes moskeeën" Van den Eynde, I. (2015, 20 januari). Jambon wil alle reizigers screenen Van den Eynde, I. (2015, 14 juli). Nog twee haatpredikers in het vizier. Van den Eynde, I. (2016, 19 april). GEEN cijfers, GEEN feiten, GEEN excuses Vanhinsberg, M. (2015, 1 december). "Systeem tegen radicalisering werkt niet" Van Huffel, E. (2015, 24 januari). Dit zegt de Koran Van Vlierden, G. (2015, 15 januari). "We komen. Of jullie dat willen of niet" Van Vlierden, G. (2015, 16 januari). Gevaar Syriëstrijders nog eens bewezen Verhoeven, E. (2015, 28 november). "Ooit zijn ze ons voor" Verhoeven, E. (2015, 28 november). Iedereen kan radicaliseren Vermeiren, S. (2016, 23 maart). “PRAAT. Als het gaat” V.S.H (2016, 29 maart). Vlaamse moslims herdenken aanslag Werteleaers, K. (2016, 20 april). Niemand weet van waar ze komen HLN (2015, 10 september). Zullen we onze goedheid op termijn niet duur betalen? Het Laatste Nieuws (2015, 16 november). “Daders liegen als ze zeggen dat ze doden in naam van Allah” Het Laatste Nieuws (2015, 28 augustus). PEILING GEEFT DE WEVER GELIJK Het Laatste Nieuws (2015, 28 augustus). Zo is enquête afgenomen Het Laatste Nieuws (2015, 21november). Waar komt afkeer van onze levensstijl vandaan? Het Laatste Nieuws (2015, 21november). Is de islam Europa aan het veroveren? Het Laatste Nieuws (2016 13 februari). België telt 30 salafistische moskeeën

Page 84: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

84

Het Laatste Nieuws (2016, 5, april). Al uw vragen over islam: (of radicalisering) één nummer Het Laatste Nieuws (2016, 21 april). Verborgen gebedsruimte ontdekt tussen koffers 2. De Standaard Abbeloos, J. (2015, 20 november). ‘Dit vormt geen bedreiging voor onze vrijheden’ Abbeloos, J. (2015, 26 december). Hoe rechts zijn inconvenient truths op de agenda kreeg Alsteens, L. (2016, 26 februari). 'We wilden moslims opvangen en plots werd de wachtlijst korter' Aziz, R. (2015, 14 maart). Heksenjacht in de 21ste eeuw Aziz, R. (2016, 6 februari). Moslims zijn de nieuwe Joden Bedert, K. (2015, 19 november). Het gevaar van ‘de waarheid’ Beeckman, T. (2015, 19 januari). Politiek als Rancuneleer Beeckman, T. (2015, 7 september). Emoties en sentimentaliteit Beeckman, T. (2015, 16 november). Helder rollenpatroon Beke, W. (2015, 25 april). Welkom onder voorwaarden Benyaich, B. (2015, 17 december). De N-VA en radicalisering: le nouveau PS est arrivé? Bergmans, E. (2015, 24 januari). 'Dit gesprek is afgelopen als u de Profeet beledigt' Bergmans, E. (2015, 24 januari). Facebook en Twitter De online-moskeeën van radicale moslims Bergmans, E. (2015, 14 februari). Zeg niet zomaar Syriëstrijder tegen een Syriëstrijder Bergmans, E. (2015, 1 juli). 'Takiyya: heilige deugd der hypocrisie Bergmans, E. (2016, 21 januari). 'Hardliners saboteren Europese islam' Bergmans, E. & Sioen, L. (2015, 17 oktober). ‘Het extremisme neemt overal toe, maar we mogen ons niet laten meeslepen.’ (Sulayman) Bergmans, E. (2015, 16 november). Sint-Jans-Molenbeek, broeihaard van terrorisme. Bergmans E. & Ghijs, I. (2015, 17 november). Helft van Brusselse moskeeën heeft salafistische neigingen’ Bermans, E. & Eeckhaut, M. (2016, 19 april). Wie danste er na terreuraanslagen? Brinckman, B. (2015, 9 januari). ''Er is een probleem met de islam in Europa'

Page 85: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

85

Brinckman, B. (2015, 10 januari). 'Het gaat ook om onze terroristen. Die zijn hier geboren' Brinckman, B. & Justaert, M. (2016, 6 februari). 'Ik stel de Conventie van Genève niet in vraag. Ze is nu gewoon niet van toepassing' Brinckman, B. (2016, 21 april). 'Plicht om te detecteren en actie te ondernemen' Brinckman, B. (2016, 9 januari). Jan Jambon trekt uitspraken niet in C.V. (2016, 23 maart). Geert Bourgeois: 'Privacy moet kunnen wijken voor veiligheid' Deborsu, C. (2015, 16 december). Ik-ben-geen-racist-maar De Foer, S. (2015, 21 november). 'Deze keer hebben ook wij schrik' De Greef, A. (2016, 24 maart). 'België is het rotte hart van Europa' Delepeleire, Y. (2015, 28 december). 'Ze hebben nog nooit een vrouw in bikini gezien' Delepeleire, Y. (2016, 24maart). ‘Schijnheiligheid bij moslims moet stoppen.’ Delepeleire, Y. (2016, 25 maart). In Brussel lukt het van geen kanten De Lille, B. (2015, 4 mei). Trots zijn op je homo's Delvaux, B. (2015, 25 november). Brussel? Who gives a fuck? Depraetere, I. (2016, 17 maart). Honderd bezwaarschriften ingediend tegen verbouwing en uitbreiding moskee in Halle De Roover, P. (2015, 5 februari). Een nieuw 'ons', of respect voor verschil? DKA & GJS (2015, 28 juli). Erewoord, ik ben geen terrorist. Doornaert, M. (2015, 12 januari). Wir sind das Volk Doornaert, M. (2015, 20 april). De eenzaamheid van Hirsi Ali Doornaert, M. (2015, 14 september). Weer onze schuld. Doornaert, M. (2015, 28 september). De les van het Romeinse rijk Doornaert, M. (2015, 9 november). Hardnekkige blinde vlek. Doornaert, M. (2016, 26 maart). Het is 'wij' tegen 'zij' Doornaert, M. (2016, 11 april). De oude traditie van links Doornaert, M. (2016, 4 januari). Denken als mensen, niet als computers

Page 86: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

86

Eeckhout, M. (2015, 12 januari). ''We zullen moeten leven met terreur” Eeckhout, M. (2015, 24 januari). 'Er is nood aan een Belgische islam' Eeckhout, M. (2015, 10 november). Ik ben een politiek gevangene. Eeckhaut, M. (2016, 18 november). Niet alleen Molenbeek, héél Brussel is een broeihaard van jihadisme Gandoul, F. (2015, 18 november). Werk aan de winkel, de moskee en de school. Geenens, R. (2015, 18 augustus). Beste moslims, dit is slechts het begin Goossens, R. & Sioen, L. (2015, 3 oktober). ‘Onze kinderen zullen geen bange blanke mannen worden’ Goossens, R. (2016, 18 april). Gezocht: 'significant deel' van moslims dat danste na terreur JVDE (2016, 2 april). Jihadist radicaliseert al in 30 dagen Justaert, M. & Brinckman, B. (2015, 4 juli). 'De hele moslimgemeenschap tot vijand bombarderen, is het domste wat we kunnen doen' Justaert, M. & Ysebaert, T. (2015, 17 november). De wielklem rond ‘Molem’ Justaert, M. (2015, 21 november). 'De repressieve aanpak hoeft ons niet te verdelen, als de regering het hoofd koel houdt' Justaert, M. (2015, 28 november). ‘'Hard en vastberaden optreden, maar zonder geweld' Justaert, M. (2015, 26 december). ‘De democratie zal winnen’ M.J.U. (2016, 4 april) Bourgeois wil meer 'westerse' islam MJU (2015, 26 november). 'Militaire inlichtingendienst moet alerter zijn voor extremisme in leger' Moerman, B. (2016, 31 maart). Terroristen werkten met verkenners Mooijman, R. (2016, 19 maart). Islam is de grootste religie van het land Mooijman, R. (2016, 19 maart). Moslimmeerderheid komt er alleen in Molenbeek Mooijman, R. (2016, 21 maart). Wissel aan top moslimexecutieve Mooijman, R. (2016, 24 maart). 'Ik wil werken aan een moderne, open islam' Mooijman, R. (2016, 26 maart). Geen preek als alle andere Mooijman, R. (30 maart 2016). Hulplijn tegen radicalisering Mooijman, R. (2016, 2 april). 'Er schuilt een politieke boodschap achter de aanslagen'

Page 87: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

87

Neefs, E. (2016, 17 november). ‘Terreur heeft wortels in islam.’ Neels, L. (2016, 1 april). Een symbool is ook iets waard Phu (2015, 30 december). 'Geschrokken van hulp aan terroristen' Reynebeau, M. (2015, 7 november). Oorlog, eerst in de geest. Rogiers, F. (2015, 21 november). Hand in hand ten oorlog Roox, I. (2016, 23 maart). 'Je moet idioot zijn als je nu blij bent' Roox, I. (2016, 24 maart). Op zoek naar loutering, status, of avontuur SCO (2015, 8 december). 'Het is niet fijn dat jullie kinderen Sinterklaas voor hen verpesten' Sturtewagen, B. (2016, 22 april). Antwoorden verderaf dan een maand geleden Sturtewagen, B. (2015, 16 juli). Harde vuist makkelijker dan helpende hand Sturtewagen, B. (2015, 31 december). Waarom zou 2016 niet positief verrassen? Sturtewagen, B. (2016, 24 februari). Waakzaamheid bij het bereiken van een grens. Sturtewagen, B. (2016, 19 maart). Succes zonder glorie Sturtewagen, B. (2016, 19 april). Benoemen moet precies zijn TY/SCO (2016, 16 januari). Arm stadje broeihaard extreme moslims Van den Broeck, S. (2015, 13 januari). 'Religie is het beste wapen tegen radicalisme' Vandecandelaere, H. (2015, 30 november). We moeten luisteren naar Molenbeek Vandecandelaere, H. (2016, 20 november). Stop niet bij ‘ opkuisen’. Vankersscheaever, S. (2015, 17 april). 'Stel je voor dat we elkaar allemaal begrijpen' Vander Taelen, L. (2015, 12 augustus). Godsdienstfobie is geen racisme. Vander Taelen, L. (2016, 23 maart). Hellhole Brussels Vander Taelen, L. (2016, 30 maart). Van 'opkuisen' tot 'bevuilen' Vanhecke, N. (2015, 18 november). Vage criteria maken lijst Syriëstrijders onwerkbaar Van Looveren, F. (2015, 24 november). Het is ons nihilisme dat in ons gezicht ontploft Van Ruyskensvelde, S. (2015, 30 januari). De school mag het weer oplossen

Page 88: Wetenschappelijke verhandeling · 2021. 3. 19. · (maart 2016) verklaard kan worden door het concept van morele paniek. Daarbij hebben we zowel aandacht voor het niveau van de tekst,

Lisa De Roeck

88

Van San, M. (2015, 2 februari). Hoe beter geïntegreerd, hoe meer kans op radicalisering Verhoeven, K. (2015, 8 januari). We moeten blijven lachen Verhoeven, K. (2015, 4 februari). Die achterdocht voelt helaas vertrouwd aan Verhoeven, K. (2016, 22 janauri). Het wondermiddel dat de kwaad verergert. Verhoeven, K. (2016, 23 maart). Zij die gekozen hebben onze vijand te zijn Vermeersch, E. (2015, 12 februari). Een losse flodder over de hoofddoek? Vermeersch, E. (2015, 12 augustus). Lees de Koran eens goed. Vermeersch, E. (2016, 13 februari). Het moeilijke kan het goede in de weg staan VRB & KHO (2015, 7 augustus). ‘Wat als kerstbomen verboden werden?’ WD (2015, 13 november). Autochtonen en allochtonen vinden dat school voor helft uit Belgische kinderen moet bestaan Winckelmans, W. (2016, 22 april). Ook PS zit met een zaak-Jambon Winckelmans, W. (2015, 17 november). 'Er is hier een kanker uitgezaaid' Woussen, W. (2015; 5 september). ‘Het is flauwekul om te zeggen dat we die vreemdelingen nodig hebben’ Woussen, W. (2016, 26 maart). 'Als discriminatie of armoede een bepalende factor was, waarom levert Molenbeek dan niet méér jihadisten?' Ysebaert, T. (2015, 20 oktober). Jonge Gentse imam biedt weerwerk op school. Ysebaert, T. (2015, 21 november). 'Wat moet er van die jongens worden?' Zaougui, C. E.(2015, 16 november). Ook een beschavingsoorlog voer je beschaafd. Zaougui, C. E. (2016, 21 maart). Het ultieme kwaad De Standaard (2016, 24 maart). Is een Europese islam wel mogelijk?