Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne...

63
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vergelijkende Moderne Letterkunde Academiejaar 2011-2012 Vakgroep Letterkunde Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodel Een analyse van de wetenschappelijke elementen in Het gemillimeterde hoofd en De chauffeur verveelt zich van Gerrit Krol en in De zonen van het uitzicht en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek van Marjolijn Februari. Verhandeling voorgelegd aan de Promotor: Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor Prof. dr. Bart Vervaeck het verkrijgen van de graad Master in de Vergelijkende Moderne Letterkunde door Fien Demuynck.

Transcript of Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne...

Page 1: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Universiteit Gent

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Vergelijkende Moderne Letterkunde

Academiejaar 2011-2012

Vakgroep Letterkunde

Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodel

Een analyse van de wetenschappelijke elementen in Het gemillimeterde

hoofd en De chauffeur verveelt zich van Gerrit Krol en in De zonen van het

uitzicht en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek van

Marjolijn Februari.

Verhandeling voorgelegd aan de Promotor:

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor Prof. dr. Bart Vervaeck

het verkrijgen van de graad Master in de

Vergelijkende Moderne Letterkunde

door Fien Demuynck.

Page 2: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Page 3: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Universiteit Gent

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

Vergelijkende Moderne Letterkunde

Academiejaar 2011-2012

Vakgroep Letterkunde

Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodel

Een analyse van de wetenschappelijke elementen in Het gemillimeterde

hoofd en De chauffeur verveelt zich van Gerrit Krol en in De zonen van het

uitzicht en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek van

Marjolijn Februari.

Verhandeling voorgelegd aan de Promotor:

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor Prof. dr. Bart Vervaeck

het verkrijgen van de graad Master in de

Vergelijkende Moderne Letterkunde

door Fien Demuynck.

Page 4: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte
Page 5: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

1

Voorwoord

Met deze scriptie beëindig ik na vier jaar mijn opleiding aan de Faculteit Letteren en

Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent. De masteropleiding Vergelijkende Moderne

Letterkunde was voor mij veruit het interessantste jaar, maar het was tijdens de lessen

Nederlandse Letterkunde in mijn bachelorjaren dat ik in contact kwam met postmoderne

literatuur.

Ik wil graag mijn promotor prof. dr. Bart Vervaeck bedanken voor de hulp bij de keuze

van dit scriptieonderwerp, bij het uitkiezen van zowel primaire als secundaire literatuur,

voor zijn deskundige commentaar en snelle en uitgebreide verbeteringen van mijn tekst.

Het is met dank aan professor Vervaeck dat deze scriptie tot stand kon komen.

Verder wil ik ook Stavros Kelepouris bedanken voor zijn eindeloze geduld en voor het

nalezen en corrigeren van mijn scriptie. Uiteindelijk verdient ook Philip Demuynck een

bedanking voor een laatste verbetering van deze tekst. Het zijn deze mensen die mijn

scriptie naar een hoger niveau geleid hebben.

Uiteindelijk wil ik hier nog even melden dat deze masterscriptie recto verso werd geprint

omwille van ecologische redenen.

Fien Demuynck

Page 6: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

2

Page 7: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

3

Inhoud

1. Inleiding .............................................................................................................................. 4

2. Gerrit Krol ......................................................................................................................... 12

2.1 Inleiding .......................................................................................................................... 12

2.2 Het gemillimeterde hoofd ............................................................................................... 13

2.2.1 Personages .......................................................................................................................13

2.2.2 Thematiek ........................................................................................................................16

2.2.3 Formeel ............................................................................................................................20

2.2.4 Metafictie .........................................................................................................................23

2.3 De chauffeur verveelt zich .............................................................................................. 25

2.3.1 Personages .......................................................................................................................25

2.3.2 Thematiek ........................................................................................................................26

2.3.3 Formeel ............................................................................................................................29

2.3.4 Metafictie .........................................................................................................................33

2.4 Conclusie ......................................................................................................................... 33

3. Marjolijn Februari ............................................................................................................. 35

3.1 Inleiding .......................................................................................................................... 35

3.2 De zonen van het uitzicht ................................................................................................ 36

3.2.1 Personages .......................................................................................................................37

3.2.2 Thematiek ........................................................................................................................38

3.2.3 Formeel ............................................................................................................................42

3.2.4 Metafictie .........................................................................................................................44

3.3 Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek ........................................... 45

3.3.1 Personages .......................................................................................................................45

3.3.2 Thematiek ........................................................................................................................46

3.3.3 Formeel ............................................................................................................................49

3.3.4 Metafictie .........................................................................................................................52

3.4 Conclusie ......................................................................................................................... 53

4. Conclusie ........................................................................................................................... 55

5. Bibliografie ........................................................................................................................ 58

Page 8: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

4

1. Inleiding

Wetenschap en literatuur worden vaak aangezien voor elkaars tegengestelden. Nochtans is

niets minder waar: beide mogen dan wel op een aantal vlakken sterk verschillen – zoals de

objectieve dan wel subjectieve benadering van het materiaal – maar ze kunnen ook zonder

meer hand in hand gaan. Zo komt de wetenschap in verschillende vormen frequent aan bod in

postmoderne romans. Ze wordt er expliciet in gethematiseerd, wetenschappelijke fragmenten

worden in de literaire tekst geïmporteerd, de auteur neemt een wetenschappelijke stijl aan,

enzovoort. In deze scriptie zal ik proberen meer inzicht te verschaffen in de manier waarop

postmoderne auteurs wetenschap in hun werk binnenhalen. Dat vormt meteen mijn

onderzoeksvraag: hoe functioneert de wetenschap in de postmoderne roman? Mijn corpus

beperk ik tot twee auteurs uit wiens oeuvre ik telkens twee romans heb gelicht: De zonen van

het uitzicht (1989) en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek (2000) van

Marjolijn Februari en De chauffeur verveelt zich (1973) en Het gemillimeterde hoofd (1967)

van Gerrit Krol. Februari is volgens Vervaeck een typisch postmodern auteur (Vervaeck

2007a: 12), Krol iemand die aan de rand van het postmodernisme staat (Vervaeck 2007c: 139).

Belangrijk is daarbij de manier waarop Vervaeck het postmodernisme benadert in Het

postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman. Hij noemt het postmodernisme niet

zozeer een stroming als wel ‘een geheel van kenmerken, een manier van kijken en lezen’

(Vervaeck 2007a: 10). Krol mag dan misschien niet eenduidig als postmodern auteur worden

bestempeld maar het staat buiten kijf dat De chauffeur verveelt zich en Het gemillimeterde

hoofd benaderd kunnen worden volgens zo’n postmoderne leeshouding. Dat het

postmodernisme in de eerste plaats een manier is om teksten te lezen, is ook essentieel voor

de opzet van deze scriptie. Ik zal niet proberen te bewijzen dat wetenschappelijke retoriek een

onderdeel is van een stroming, maar wel dat het gebruik van wetenschappelijke elementen

past binnen een postmoderne tekstbenadering. Hoewel dergelijke elementen frequent

voorkomen in postmoderne literatuur is nog maar weinig onderzoek verzicht naar de manier

waarop wetenschap in zo’n leeshouding kan functioneren. Wetenschappelijke elementen

maken natuurlijk slechts een beperkt deel uit van een veel groter aantal kenmerken die binnen

een postmoderne leesmethode kunnen geplaatst worden. Ik pretendeer dus niet een totaalbeeld

te schetsen, maar licht er slechts een element uit om in deze scriptie te behandelen.

De keuze van de romans die hier als casus gebruikt zullen worden is weloverwogen. In De

kleine postmodernsky (2007) bespreekt Vervaeck drie momentopnamen in de evolutie van de

Page 9: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

5

postmoderne literatuur in de Lage Landen. Daarmee deelt hij die evolutie ook op in drie stadia,

die grofweg samenvallen met de jaren 70, 80 en 90 (Vervaeck 2007c: 137). Met de vier

romans die in deze scriptie geanalyseerd zullen worden, heeft elk van deze periodes minstens

een vertegenwoordiger.

De eerste momentopname van Vervaeck moet gesitueerd worden op het eind van de jaren 70.

In het voorafgaande decennium waren het Ander Proza, het Vlaamse romanexperiment en het

Revisorproza de dominante literaire stromingen. Kenmerkend voor deze stromingen is het

‘wantrouwen ten opzichte van het verhaal en de fictionalisering’: andere tekstsoorten werden

geïmporteerd in het proza, om zo af te rekenen met het gesloten verhaal (Vervaeck 2007c:

138-139). Het openbreken van het verhaal komt ook in de postmoderne literatuur voor,

hoewel hier minder sprake is van collages (Vervaeck 2007c: 140). In de eerste periode zijn

Willem Brakman en Louis Ferron van groot belang voor het postmodernisme, en ook Krol

past hier in het plaatje – zij het als randfiguur. Deze auteurs schrijven rizomatische teksten

waarin de lezer alle kanten uitgestuurd wordt (Vervaeck 2007c: 139). Krol is zoals gezegd al

in deze eerste periode een randfiguur, maar zijn roman Het gemillimeterde hoofd, past

niettemin perfect in de periodisering. Het verhaal wordt in deze roman doorbroken met andere

stijlen, afbeeldingen, wiskundige bewijzen enzovoort. Vanaf De chauffeur verveelt zich, de

tweede roman van Krol die in deze scriptie behandeld zal worden, wordt het verloop van het

verhaal minder vaak en minder bruusk doorbroken (Vervaeck 2007c: 142).

De tweede momentopname van Vervaeck is het einde van de jaren 80. In deze periode raakt

de term postmodernisme wijd verspreid. In deze tweede generatie van postmodernen

debuteert Februari met haar roman De zonen van het uitzicht (Vervaeck 2007c: 148). Met haar

proefschrift/roman Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek, dat in 2000

verschijnt, bevindt ze zich al in de derde en laatste periode die behandeld wordt door

Vervaeck, met name het eind van de jaren 90 (Vervaeck 2007c: 152).

Aangezien wetenschap in al deze romans vaak gebruikt wordt, wil ik het hier analyseren

vanuit een postmoderne leesmethode. Wetenschappelijke passages komen al voor van in het

prille begin van het postmodernisme en ze worden nog steeds gebruikt wanneer het

postmodernisme al enige evolutie heeft doorgemaakt. Er is dus sprake van een zekere

continuïteit in het gebruik van dit element, hetzij structurerend, hetzij thematisch.

Dat wetenschap gebruikt wordt in postmoderne romans kan in de postmoderne

theorievorming – voor zover we daarover mogen spreken – ingepast worden. Een van de

Page 10: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

6

belangrijkste strategieën van de postmodernen is het eindeloze zoeken. In hun romans vindt

de lezer een ‘eindeloze doorverwijzing van betekenissen waardoor je nooit aankomt bij de

laatste betekenis’ (Vervaeck 2007a: 46). Meer kennis en meer waarheden roepen steeds meer

vragen op in postmoderne romans. Dat staat in sterk contrast met het ultieme doel van de

wetenschap, namelijk alles kennen en alles kunnen verklaren. In een postmoderne tekst blijkt

dit onmogelijk aangezien elk weten nieuwe vragen oproept. Een van de manieren waarop de

wetenschap dit doel wil bereiken, is het gebruik van een eigen taal. Wetenschappelijke taal

moet zo ondubbelzinnig mogelijk zijn. Het is een zuivere taal die net hierdoor het alles weten

wil bewerkstelligen. Postmodernen daarentegen willen de ideologische taal en conventies

doorbreken. Door het ironiseren van de wetenschappelijke waarheidspretenties ontmaskeren

ze de logica van de wetenschap als een schijnlogica (Vervaeck 2007a: 35). Als postmodernen

de typisch wetenschappelijke taal gebruiken, blijkt die niet zo zuiver of ondubbelzinnig te zijn

zoals je zou verwachten. Ook in deze taal blijken vrije interpretaties dus mogelijk. De

zuiverheid van de wetenschappelijke taal wordt op die manier ontkracht. Om dit te bereiken

worden de wetenschappelijke elementen vaak ironisch gebruikt, zoals later nog verduidelijkt

zal worden in de bespreking van de romans.

De integratie van wetenschappelijke vormen en fragmenten past ook binnen de postmoderne

intertekstualiteit. Postmoderne romans importeren fragmenten en verwijzen naar andere

teksten en kunstvormen (Vervaeck 2007a: 172). Vaak is het niet langer mogelijk de

verschillende genres van elkaar te onderscheiden. De stijlen lopen in elkaar over en de

geïmporteerde fragmenten worden meestal niet mooi afgebakend in de roman opgenomen

(Vervaeck 2007a: 185). Doordat de wetenschappelijke elementen een deel van de literaire

techniek worden, wordt hun geloofwaardigheid ondergraven. Hierdoor wordt alweer de

conventionele taal doorbroken. Door de combinatie van verschillende genres krijgt de

postmoderne roman bovendien vaak een encyclopedisch karakter, wat zeker het geval is als er

wetenschappelijke fragmenten opgenomen worden in de literaire tekst (Vervaeck 2007a: 101).

Een aantal van de personages die in deze scriptie besproken zullen worden zijn dan ook als

‘encyclopedisch ik’ te bestempelen. Zulke personages ‘combineren de onpersoonlijke stem

van de encyclopedie met de subjectieve toon van een ikgetuige [sic] of zelfs een

ikhoofdfiguur [sic]’ (Vervaeck 2007a: 102). De hoofdpersonen in de behandelde romans van

Krol zijn voorbeelden van zulke encyclopedische ik-figuren.

Dat het importeren van wetenschap binnen de postmoderne leesstrategie kan geplaatst worden

is dus duidelijk. Hieronder wil ik nog verduidelijken op welke manier ik de vier romans zal

Page 11: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

7

lezen en analyseren. De methodologie die in deze scriptie gehanteerd wordt, is gebaseerd op

de methodologie die Mieke Opstaele gebruikte voor een FWO-aanvraag in 2012 (Opstaele

2012), maar ik hanteer die in licht gewijzigde vorm. Meer concreet zal ik in mijn analyse

focussen op vier deelaspecten: de personages, de integratie van wetenschap in formeel en

thematisch opzicht, en metafictie.

Die deelaspecten komen overeen met de indeling van Van Bendegem in een artikel waarin hij

nagaat op welke manier literatuur en wiskunde kunnen samengaan (Van Bendegem 2007).

Mijn onderzoek heeft uiteraard sterke gelijkenissen met dat onderwerp maar beperkt zich niet

tot wiskunde alleen; daarom zal ik van Bendegems indeling breder hanteren en ook op andere

wetenschappen, zowel alfa- als bètawetenschappen, toepassen. Van Bendegem onderscheidt

directe en indirecte relaties tussen wiskunde en literatuur. De directe relaties splitst hij op in

twee subcategorieën: in een eerste geval is het personage een wiskundige, in een tweede geval

is het onderwerp een wiskundig gegeven, al dan niet fictief (Van Bendegem 2007: 147-148).

Onder indirecte of vormelijke relaties ziet hij ten eerste expliciet wiskundige fragmenten die

in een verhaal opgenomen zijn en ten tweede wiskundige structuren die dienen als skelet voor

een verhaal (Van Bendegem 2007: 150-153).

Zoals gezegd vormen de personages een eerste element waaraan ik in mijn analyse van de vier

romans aandacht zal besteden. Daarin is de verdere verfijning van Van Bedegems eerste

subcategorie binnen de directe relaties tussen wiskunde en literatuur, namelijk een wiskundige

als romanpersonage, belangrijk. In een later artikel onderscheidt hij daarin immers nog drie

subgevallen: de personages kunnen reëel zijn, fictief, of een combinatie van die twee (Van

Bendegem 2009: 1-2).

De thematische en formele integratie vormen het tweede en derde onderzoekspunt worden.

Op thematisch vlak ga ik in de vier romans op zoek naar verwijzingen naar wetenschappers,

wetenschappelijke theorieën en terminologie en onderzoek ik wat dat teweeg brengt in de

thematiek van het werk. Hier zal ik ook extra aandacht besteden aan de manier waarop

wetenschap geïntegreerd wordt in het verhaal, met name of dat op een ironiserende manier

gebeurt of door een respectvolle weergave van de theorie.

Het derde onderdeel van mijn leesmethode behelst de formele eigenschappen van de tekst.

Hiermee ben ik bij de indirecte relatie tussen wetenschap en literatuur aangekomen. Ik zal het

in dit onderdeel niet hebben over wetenschappelijke structuren die het skelet vormen voor de

structuur van de roman, maar wel over de incorporatie van allerlei wetenschappelijke vormen,

Page 12: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

8

zoals een notensysteem of wiskundige figuren. Zulke opvallende vormkenmerken staan

uiteraard niet los van de inhoud: een bepaalde wiskundige formule kan bijvoorbeeld een

bepaald thema illustreren. Maar in deze fase gaat het mij niet om de thematiek, wel om het

vormelijke uitzicht van de tekst. Van Bendegem verwijst zelf al naar een van de romans van

Krol die hier behandeld zullen worden, met name Het gemillimeterde hoofd. Van Bendegem

vermeldt ‘het sublieme gebruik van wiskundige figuren, flow-charts en, zeer verrassend, op

het eerste gezicht totaal uit context, stereoscopische foto’s van een naakte vrouw’ (Van

Bendegem 2007: 151).

In deze fase van mijn analyse wil ik vooral nagaan welke formele wetenschappelijke

gebruiken in de romans overgenomen worden. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan voetnoten,

stellingen, afkortingen, bronvermeldingen enzovoort. Uiteraard zal ik ook nagaan of deze

elementen uit het wetenschappelijk vormenapparaat in deze literaire werken correct toegepast

worden.

Om de combinatie van wetenschappelijke procedures en literaire vertelstrategie te

systematiseren, gebruik ik het schema dat Vervaeck opstelde in Het werk van Gerrit Krol:

fictie, essay of wetenschap? In dit artikel bouwt Vervaeck een continuüm op dat van verhaal,

over essay, naar wetenschap loopt (Vervaeck 2007b: 23). Aangezien ik Vervaecks schema

(Vervaeck 2007b: 29) gebruik als leidraad in mijn analyse, neem ik hieronder de figuur over

en zal ik in de volgende paragrafen kort toelichten hoe hij tot deze figuur komt (Vervaeck

2007b: 23-31).

Page 13: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

9

Op de onderste laag bevindt zich het continuüm tussen verhaal en wetenschap. Deze polen

onderscheiden zich onder andere op het vlak van de waarheid. Verhalen zijn verzinsels die tot

doel hebben de lezer te verleiden, terwijl de wetenschap het wil hebben over de waarheid, en

wel die waarheid waarin de wetenschapper gespecialiseerd is. Volgens Krol is de romancier

daarentegen een fantast. Met andere woorden, het verhaal vertrekt vanuit het zelf, het

verzinnende ik, terwijl voor de wetenschap het materiaal, het andere, aan de grondslag ligt

van de tekst en de intellectuele arbeid. Tussen die twee polen staat het essay, dat een stelling

verdedigt over de ander. De positie van de essayist ligt dus netjes tussen die van de romancier

en de wetenschapper: hij schrijft vanuit zichzelf over iets buiten zichzelf.

De bovenste helft van de figuur toont de relatie tussen die verschillende tekstsoorten.

Uiteindelijk zijn het verhaal, het essay en het wetenschappelijk vertoog alle drie een vorm van

samenvatten. Steeds maakt de schrijver een keuze uit het beschikbare materiaal. Maar ook de

samenvatting vormt in wezen een continuüm met als uiterste polen poëzie en wiskunde.

Beiden zijn ‘ultieme vormen van samenvatting’ (Vervaeck 2007b: 26): poëzie is uiterst

gecondenseerde en geconcentreerde taal, en die sterke concentratie heeft het gemeen met de

wiskunde, model van het wetenschappelijk denken. Waar poëzie bij uitstek een verbale vorm

van samenvatten is, is de wiskunde echter veeleer niet-verbaal: de wiskundige taal hanteert

essay

stelling

ander

toerist

verhaal

verleiding

zelf

fantast

[zelfportret] [filosofie] wetenschap

waarheid

andere

specialist

fantasie fantasie + onderwerp onderwerp + fantasie onderwerp

verbaal niet-verbaal

[POËZIE] [WISKUNDE] SAMENVATTING

Page 14: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

10

gretig ‘grafische symbolen zoals cijfers, formules, schema’s, grafieken en tabellen’ (Vervaeck

2007b: 26).

Hoe opvallend de ontwrichting van de vorm is, hangt volgens Vervaecks lezing van Krol af

van de sprongen die de tekst binnen dit schema maakt. Een stereotiep verhaal is helemaal niet

ontwrichtend omdat het geen sprong maakt. Om echt formeel opvallend te zijn moet een tekst

niet alleen een sprong maken, die sprong moet ook voldoende groot zijn. Daarbij stelt

Vervaeck dat de diagonale sprongen het grootst zijn: wetenschap als poëzie is formeel

uitdagender dan wetenschap onder de vorm van een wiskundig bewijs. Bij de bespreking van

de formele eigenschappen van de vier romans zullen de sprongen binnen dit schema

behandeld worden. Specifiek wetenschappelijke kenmerken zoals het gebruik van tabellen,

afbeeldingen en bewijzen krijgen in dit deel van de analyse extra aandacht.

Een vierde en laatste element van het onderzoek is het metafictionele, ofwel de expliciete

referenties aan de relatie tussen literatuur en wetenschap. Hier zal de hoge mate van

zelfbewustzijn in de romans opvallen. Dit onderdeel zal niet bij alle werken even uitgebreid

zijn. In de romans van Krol bijvoorbeeld, zijn heel wat metafictionele passages te vinden,

terwijl de relatie tussen taal of literatuur en wetenschap in een boek als De zonen van het

uitzicht bijna niet becommentarieerd wordt.

Deze vier onderzoekselementen passen allemaal binnen de combinatie van postmodernisme

en wetenschap. In postmoderne romans zijn de personages de belichaming van een of

meerdere ficties (Vervaeck 2007a: 68). Wetenschappers kunnen dus gezien worden als een

belichaming van alles wat met wetenschap te maken heeft, zowel fictioneel als reëel. Hierdoor

vervaagt de grens tussen feit en fictie. De wetenschap wordt door de postmodernen meer dan

eens als een fictie te kijk gezet. Op thematisch vlak is voornamelijk het eindeloze zoeken van

belang voor de link tussen postmodernisme en wetenschap. Door het aanhalen van

wetenschappelijke onderwerpen en terminologieën moet de vaak niet-wetenschappelijk

geschoolde lezer op zoek naar de exacte betekenis van deze fragmenten. Hierdoor komt hij

terecht bij steeds nieuwe teksten en steeds nieuwe kennis, maar het is nooit genoeg om alles te

vatten. De lezer die alles te weten wil komen, zal van een kale tocht thuis komen.

Op formeel vlak krijgt de roman een wetenschappelijke vorm waarbinnen je als lezer de

wetten van de logica aan het werk zou willen zien, maar die wetten worden in de postmoderne

roman onderuitgehaald en geïroniseerd. Door middel van verschillende strategieën – het

gebruik van voetnoten, het opnemen van figuren, tabellen, een index enzovoort – worden de

Page 15: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

11

teksten in een zuivere, wetenschappelijke structuur gegoten, maar het wetenschappelijke

vormenapparaat wordt niet altijd gerespecteerd. Vaak wordt er afgeweken van de richtlijnen

waaraan een wetenschappelijk werk zou moeten voldoen door verschillende systemen te

combineren of door wetenschappelijke conventies te doorbreken en op een andere manier toe

te passen. Hierdoor wordt het wetenschappelijke vormenapparaat bekritiseerd en geïroniseerd.

Op metafictioneel vlak ten slotte wordt in de fragmenten die hier aangehaald zullen worden

de connectie tussen de postmoderne literatuur en wetenschap expliciet aangehaald.

Ter afsluiting van deze inleiding ga ik nog even in op de structuur van deze scriptie. In de

volgende twee hoofdstukken zal ik vier romans bestuderen volgens de methodologie die ik

zonet geschetst heb. De besproken romans zal ik in chronologische volgorde behandelen,

omdat zo duidelijk wordt dat wetenschap continu aanwezig is in de verschillende periodes en

generaties van postmodernen. In het volgende hoofdstuk komen twee romans van Gerrit Krol

aan bod, met name Het gemillimeterde hoofd en De chauffeur verveelt zich. De analyse van de

romans zal voorafgegaan worden door een korte inleiding over de auteur, een schets van de

manier waarop zijn werk past binnen het postmoderne kader, en een korte bespreking van de

manieren waarop de link met het wetenschappelijke in de romans gelegd kan worden. Dit

tweede hoofdstuk eindigt met een korte vergelijking van beide romans.

In het derde hoofdstuk van deze scriptie licht ik het werk van M. Februari toe. Zoals gezegd

gebruik ik daarvoor de romans De zonen van het uitzicht en Een pruik van paardenhaar &

Over het lezen van een boek. Dit hoofdstuk zal op dezelfde manier opgebouwd worden als het

voorgaande en dus ook aanvangen met een inleiding waarin Februari in het kader van dit

onderzoek geplaatst wordt. Ik sluit dit hoofdstuk tevens af met een conclusie over de twee

romans.

Aan het eind van deze scriptie trek ik in een vierde en laatste hoofdstuk een algemene

conclusie over de behandelde auteurs en vergelijk ik de vier werken kort met elkaar. Ik besluit

dit onderzoek met een antwoord op mijn initiële vraag over de plaats van wetenschap in een

postmoderne tekstbenadering.

Page 16: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

12

2. Gerrit Krol

2.1 Inleiding

Hoewel hij zichzelf postmodern genoemd heeft in het essay over De abstracte roman (Krol

1985), is Krol, zoals eerder vermeld, geen prototypisch postmodern auteur en wordt hij zelfs

vaak niet als postmodern auteur aangeduid (Vervaeck 2007c: 139), Bovendien identificeert

Krol zelf zich niet altijd met postmoderne auteurs; verwantschap vindt hij daarentegen in de

modernistische traditie (Vervaeck 2007b: 31). Het klopt dat zijn opvattingen niet altijd

postmodern te noemen zijn, maar daar staat tegenover dat hij wel met vrij grote regelmaat

technieken gebruikt die typisch zijn voor de postmodernen. Daardoor moet Krol aan de rand

van het postmoderne veld gesitueerd worden (Vervaeck 2007a: 12).

Met betrekking tot de functie van wetenschap, valt bij Krol voornamelijk het zuiver

wiskundige aspect op. Wanneer de lezer nog maar door Het gemillimeterde hoofd bladert,

slaan de vele meetkundige tekeningen, diagrammen en wetenschappelijke figuren hem om de

oren. Krol heeft dan ook een wiskundige achtergrond (Van Bendegem 2007: 146). Ruiter

noemt de wetenschapsopvatting van Krol humanistisch, aangezien hij harde mathematische

wetenschap combineert met de zachte vormen van de mens (Ruiter 2007: 54). Zo beschrijft

hij in De chauffeur verveelt zich een vrouw aan de hand van expliciet wetenschappelijke

bewoordingen: ‘Een bleek, intellectueel gezichtje, blote schouders en blote, kleine borsten

(bovenaanzicht)’ (Krol 1989: 110). Vervaeck noemt de romans van Krol poëtische of

wiskundige romans, aangezien ze met ‘een minimum aan woorden een maximum aan

betekenissen produceren’ (Vervaeck 2007b: 25).

De twee romans die ik geselecteerd heb voor deze studie zijn, zoals eerder vermeld, Het

gemillimeterde hoofd, voor het eerst verschenen in 1967, en De chauffeur verveelt zich, uit

1973. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat ik gebruik heb gemaakt van de tweede,

gewijzigde druk van Het gemillimeterde hoofd uit 1978, waarin Krol heel wat aanpassingen

maakte. In deze eerste roman verspringt Krol veelvuldig van literatuur naar wetenschap door

wiskundige formules, tekeningen, grafieken, een index en dergelijke meer in zijn roman op te

nemen. Vanaf De chauffeur verveelt zich worden deze sprongen minder extreem en ontstaat er

meer en meer een ‘voorzichtige integratie’ (Vervaeck 2007b: 30). Toch moet je als lezer ook

Page 17: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

13

in deze roman ‘zeer bewegelijk kunnen overstappen tussen literatuur, filosofie en wetenschap’

(Vervaeck 2007b: 32).

2.2 Het gemillimeterde hoofd

2.2.1 Personages

Het gemillimeterde hoofd, een boek dat in zijn geheel niet te parafraseren valt door zijn

fragmentarische vorm, is een werk waarin een ik-verteller verschillende notities voorstelt

waarin hij zelf als hoofdpersonage optreedt. Daardoor krijgt de tekst af en toe iets van

memoires, maar de persoonlijke inhoud wordt daarin wel geconfronteerd met een opvallend

wetenschappelijke vorm. Dit komt aan bod in paragraaf 2.2.3, waarin ik de formele

eigenschappen van deze roman belicht.

De verteller lijkt in een aantal belangrijke opzichten samen te vallen met de schrijver van het

werk, Gerrit Krol. In de inleiding laat Krol optekenen dat ‘[d]it boek de uitwerking [is] van

notities die ik aanvankelijk slechts te mijner gerieve schreef’ (Krol 1978: 5). Dat de

wetenschappelijke vorm van het werk geen obstakel is voor een zeer persoonlijke inhoud, valt

duidelijk te verstaan uit een latere uitspraak van Gerrit Krol: ‘Ik vond dat ik iets te melden had

over de wiskunde, mijn wiskunde […]. Zo kon je precies zien wat mij in die jaren heeft

bewogen. […] Het oogde wiskundig, maar het ging over mij’ (Krol in Van Bendegem 2007:

151). Het mag dan wel riskant zijn de verteller en de schrijver zonder meer met elkaar te

vereenzelvigen, de graad van overeenkomst tussen beiden is duidelijk hoger dan in de

gemiddelde roman.

Het is dus nog maar de vraag in hoeverre deze verteller annex personage samenvalt met een

echt bestaand figuur – maar eigenlijk laat de formulering van die vraag te wensen over.

Vervaeck toont in Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman aan hoe

postmoderne personages steeds weer op andere scripts, ficties, en al dan niet bestaande

figuren zijn geënt (Vervaeck 2007a: 204). Ook voor Het gemillimeterde hoofd is het correcter

om over enting te praten dan over het samenvallen van verteller en schrijver. Vanuit de

hierboven geschetste overeenkomst kan geconcludeerd worden dat de schrijver Gerrit Krol

een van die scripts is waarop de protagonist geënt is. Dat houdt echter meteen in dat er ook

andere personen in de verteller herkend kunnen worden – in de eerste plaats een aantal

vooraanstaande wiskundigen. Zo identificeert de ik-figuur zich in het volgende fragment met

Page 18: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

14

de wiskundige Gauss, in zijn vakgebied vooral bekend van de Gausscurve, een grafische

weergave van de normale verdeling in statistisch onderzoek.

158 jaar nadat de tweeëntwintigjarige Gauss met zijn vriend Bolyai op de stadswallen liep, en

zijn plannen besprak, zijn plannen met de wereld – zoveel jaar daarna sta ik met Jan Zijlema

op dezelfde stadswal, uit te kijken op een Coca Cola bottelinrichting en wij spreken over

hetzelfde als waar Gauss en Bolyai toen over gesproken hebben, de constructie van de

regelmatige zeventienhoek en het vijfde postulaat van Euclides, dit wil zeggen Zijlema. Het is

Zijlema die aan het woord is. Ik sta met de duimen in het vest naar de grond te kijken, luister,

begrijp. Ik ben Gauss. (Krol 1978: 45)

Ook Gerrit Bol, een Nederlands wiskundige die gespecialiseerd is in meetkunde (Krol 1978:

138), is een van die personen die model hebben gestaan voor de ik-figuur. Bovendien slaagt

Krol erin de grens tussen fictie en werkelijkheid haast volledig te doen vervagen doordat de

naam van de wiskundige zo dicht aanleunt bij zijn eigen naam.

Om terug te keren naar het centrale punt van deze paragraaf: het is belangrijk dat de verteller

een wetenschappelijke opleiding genoten heeft en dus zonder meer als wetenschapper kan

worden aangeduid.

Ik zocht zelf mijn colleges uit, differentiaalmeetkunde, functietheorie, las in de Grote werken,

dag en nacht. Ik had tegen mijn vrienden en vriendinnen gezegd: ‘kom niet bij mij thuis, daar

hou ik niet van, ik kom ook niet bij jullie,’ volgde axiomatiek en voor het studiejaar om was

stond ik al in de bibliotheek tussen de rekken, op zoek naar een onderwerp voor mijn

dissertatie. (Krol 1978: 78)

Daarbij dient echter opgemerkt dat de verteller niet meteen het geijkte pad van zijn opleiding

volgde, hij zegt het zelf: ‘je studeert helemaal niet jongen, je zit nu al een jaar in de boeken te

lezen, Gauss, Galois, Poncelet en wat weet je er van, niets.[…] Ik dacht aan de tentamens die

ik nog moest afleggen: alle. Aan de natuur- en sterrekunde die ik nog zou moeten bestuderen

– voor het eerst’ (Krol 1978: 78). Als gevolg daarvan is zijn positie als wetenschapper van

meet af aan ietwat ambigu.

Al tijdens zijn studententijd is hij dus een marginaal persoon, in letterlijke zin: hij bevindt

zich buiten de gemeenschap die de voorgeschreven curricula volgt. Ook in zijn professionele

carrière plaatst hij zichzelf buiten de gemeenschap der wetenschappers. Zo doet hij wel aan

wiskunde, maar de manier waarop verschilt essentieel van de conventionele

bètawetenschappelijke methode.

Naar het Mathematisch Centrum geweest, uit gewoonte bijna. Soms zit ik daar te kijken en ik

weet niet waarom, maar dan voel ik me in de beste stemming. Ik haal de boeken uit de rekken,

Page 19: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

15

blader er in [sic] en lees ze zonder het te begrijpen, maar ik vind altijd toch weer een gedachte,

een idee dat mij treft, een formule die ik per ongeluk verkeerd begrijp – daarmee bedoel ik dat

ik aan zo’n formule betekenissen toeken die ten opzichte van de tekst misschien onjuist zijn,

maar die tekst lees ik niet en ik geef zo’n formule een betekenis die nieuw is. (Krol 1978: 27)

De wiskundige (en wetenschappelijke) taal heeft bij uitstek de pretentie ondubbelzinnig en

helder te zijn. Toch slaagt de ik-figuur erin een veelheid aan betekenissen af te leiden uit zo’n

eenduidige tekst. Dat hij daarbij niet tot een lectuur van de feitelijke tekst komt, trekt zijn

wetenschappelijke statuut uiteraard enkel verder in twijfel. Bovendien stelt hij zichzelf vragen

bij zijn vertrouwdheid met de wiskundige materie:

Van de hele wiskunde weet ik geen flikker af. Het enige wat ik na al die jaren van studie heb

verworven is enig inzicht in de stelling van Desargues, in de bewijzen ervan en de zekerheid

dat ik, wil ik mijn studie naar eer en geweten uitvoeren, nooit vérder zal komen dan de stelling

van Desargues. (Krol 1978: 107)

De verteller voert zichzelf niet alleen op als wiskundige, daarnaast houdt hij zich ook druk

bezig met literatuur. Hij vertelt dat hij als student preses was van de studentenvereniging

‘Rhetorica’ (Krol 1978: 132) en al vroeg schreef hij gedichten om de vrouwen te plezieren:

‘Uit goedheid en zo was het ook uit goedheid dat ik, in mijn jeugd, de vrouwen verzen stuurde.

Verzen over haarzelf, ik gaf ze mijn bewondering, ik gaf ze mijn liefde op papier’ (Krol 1978:

54). Al duikt hier alweer snel de ambiguïteit op wanneer hij op de volgende pagina van zijn

boek aangeeft dat hij bij het schrijven van zijn teksten geen publiek voor ogen heeft: ‘Ik had

mij, vanaf mijn vroegste werk, er aan gewend voor niemand te schrijven’ (Krol 1978: 55).

Hoewel hij zich dus duidelijk ook met alfawetenschappen inlaat, kiest hij na enige tijd toch

resoluut opnieuw voor de wiskunde.

Mijn verhalen en alles wat ik geschreven had heb ik vernietigd dat wil zeggen, ik ben op een

middag het Paterswolde meer opgegaan en ergens achter het riet, de zeilen gereefd, heb ik de

koffer vol papier als een lijk laten zinken. Het was mij allemaal te eenvoudig geworden.

‘Maan’ betekende maan, en ‘zandpad’ zandpad, ik wierp me opnieuw op de wiskunde en wat

ik daarin aantrof, miste ik in mijn werk, en in bijna alle literatuur: de meerduidigheid van het

woord. (Krol 1978: 25)

Dat hij de meerduidigheid van het woord opzoekt en in dat verband de literatuur laat vallen

ten voordele van de wiskundige benadering, is alleszins verbazingwekkend. Zoals gezegd zijn

helderheid, precisie en eenduidigheid essentiële kenmerken van bètawetenschappelijk

onderzoek. Meerduidigheid daarentegen is bijna een basisvoorwaarde voor de

literatuurwetenschap. Wanneer de verteller dat terug wil vinden in de wiskunde, kan men niet

anders dan concluderen dat ‘zijn’ wiskunde zeer dicht aanleunt bij de literatuurwetenschap

Page 20: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

16

(en dus de alfawetenschap), in tegenstelling tot wat het bovenstaande fragment zou laten

vermoeden.

Overigens valt die expliciete combinatie van alfa- en bètawetenschappen al op tijdens zijn

studies. Over zijn dissertatie schrijft hij het volgende. ‘Dit onderwerp wist ik al, dat heb ik

verteld: de meerduidigheid in de taal. Ik wilde dit inbouwen in de wiskunde, ik wilde kunnen

refereren aan stellingen, zoals dat in proefschriften het geval is’ (Krol 1978: 78).

De ik-verteller uit Het gemillimeterde hoofd kan dus niet zonder meer herleid worden tot een

bestaand of fictief personage. Hij is uiteraard een fictief personage dat enkel als zodanig

bestaat binnen de tekst, maar tegelijk is hij geënt op verschillende personen – voornamelijk

wetenschappers en wiskundigen – die wel degelijk bestaan of bestaan hebben. De verteller

mag dan wel een wetenschappelijke opleiding gevolgd hebben, hij houdt zich niettemin bezig

met zowel alfa- als bètawetenschappen. Daarbij geeft hij de voorkeur aan de exacte

wetenschappen, maar zoals hierboven besproken, zijn de menswetenschappen nooit echt veraf.

2.2.2 Thematiek

Het personage is dus niet altijd een specialist, maar hij is wel duidelijk bezeten door de

wiskunde. Al van kindsbeen af toonde hij een opvallende interesse voor deze materie:

Ik begon wiskundeboeken in huis te halen, om de formules te kunnen begrijpen, om nieuwe

formules te vinden. Ik ging naar de stadsbibliotheek, kwam terug met een boek over de

invariantentheorie van Cayley en Sylvester omdat deze, zo had ik gelezen, de aanloop vormt

tot Einsteins relativiteitstheorie. Ik zag in dat deze zich niet laat begrijpen, zoals zo vaak

getracht wordt, met zich op rijdende treinen bevindende en horloges in de hand hebbende

waarnemers, maar slechts door formules. Ik las alleen de formules. Ik las niet eens wat ze

betekenden. (De Engelse tekst kon ik niet lezen.) (Krol 1978: 109)

Het boek, dat opgebouwd is uit fragmenten ontsproten aan zijn geest, bestaat dan ook voor

grote delen uit stukken die iets te maken hebben met wiskunde, zij het op allerlei

verschillende manieren. Alle citaten die expliciet verwijzen naar wetenschap – en in dit geval

voornamelijk wiskunde – , wetenschappers, theorieën enzovoort hier opnemen zou me te ver

leiden, want dan zou zowat de hele roman hier terecht kunnen. Toch wil ik hier een selectie

geven van een aantal fragmenten die aantonen hoe wiskunde een rol speelt in het hoofd van

de protagonist. Een eerste element dat vaak voorkomt zijn passages die een episode uit de

geschiedenis van de wiskunde verhalen, zoals in het volgende fragment:

Page 21: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

17

Er leefde in de vorige eeuw in Zwitserland een geniaal wiskundige, genaamd Schläfli. Deze

Schläfli kwam op een gedachte, de bekende drie-dimensionale meetkunde uit te bouwen tot

een vier-dimensionale meetkunde, waarin vlakken niet meer een lijn maar een punt gemeen

hebben, tot een vijf-dimensionale meetkunde, tot een n-dimensionale meetkunde. (Krol 1978:

7)

Hierin wordt het onvermogen van de wiskunde als verklarend model voor de wereld

gethematiseerd. Wiskunde en wetenschap zouden voor de mens de ultieme middelen moeten

zijn om de werkelijkheid te begrijpen, maar dat ideaal blijkt niet meer dan schijn. Wiskunde is

uiteindelijk een amalgaam van allerlei verschillende benaderingen (van de drie-dimensionale

tot de n-dimensionale meetkunde) die elk op hun beurt onvoldoende zijn om de werkelijkheid

in zijn totaliteit te beschrijven. Zo is ieder verklaringsmodel uiteindelijk gedoemd tot

mislukken. De wereld kan niet begrepen worden in een vaste structuur.

Zulke historische episodes worden de lezer voorgeschoteld, maar de verteller gaat hier in het

algemeen niet verder op in. Midden in zijn uiteenzetting breekt hij dan zijn relaas af en begint

ergens anders over. In het hoofdstuk over De chauffeur verveelt zich zal aangestipt worden dat

deze techniek ook daarin voorkomt.

Het verklaren en uiteenzetten van wiskundige bewijzen of theorieën vormt een tweede manier

waarop wiskunde thematisch ingewerkt wordt. Vaak zijn deze theorieën evenwel zo

ingewikkeld dat een lezer zonder een uitgebreide kennis van de wiskunde maar moeilijk

begrijpt waar het over gaat, en al zeker niet weet of de bewijzen en figuren al dan niet de

wetten van de wiskunde volgen. Zo kan het gemakkelijk aan een lezer voorbijgaan of de

theorieën ontsproten zijn aan de ‘echte’, universeel aanvaarde wiskunde, of aan de eigen, ‘zelf

ontworpen’ wiskunde van de verteller. Over het algemeen wekken deze uitweidingen sterk de

indruk van een wereld die volledig door de exacte wetenschap beheerst wordt. De exacte

wetenschap belooft alles te verklaren, en in de 21e-eeuwse samenleving heeft die zo’n

prominente plaats ingenomen dat de menswetenschappen – op hun beurt ook een

verklaringsmodel voor de wereld – er steeds meer door verdrongen worden. Gekoppeld aan

het verklarend onvermogen dat in de vorige besproken passage gethematiseerd werd, levert de

roman op deze manier kritiek op de alomtegenwoordigheid van de exacte wetenschap.

Ook de dagelijkse beslommeringen van de verteller geven meer dan eens aanleiding tot

wiskundige bedenkingen. Zo wil hij bijvoorbeeld bepaalde gebeurtenissen op een wiskundige

manier oplossen: ‘En ik hoorde dat ze al een abortus achter de rug had. Dat zette mij aan het

denken. Dit was een opgave die ik wilde oplossen: hoe kan zo’n meisje nog lachen’ (Krol

Page 22: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

18

1978: 21). Ook kunst, die voor hem deel uitmaakt van zijn dagelijkse leven, relateert hij

meteen aan wiskunde: ‘Als ik schilder was zou ik een cirkel schilderen met, al ziet niemand

ze, de isotrope punten erbij. Of ik zou twee samenvallende lijnen tekenen, niets is makkelijker

dan hun snijpunt, het is een variabele. Wie heeft ooit een variabele op doek gekregen?’ (Krol

1978: 99).

Een laatste opvallende en veel voorkomende wijze waarop wiskunde aan de lezer aangeboden

wordt, is aan de hand van bedenkingen over de aard van de wiskunde zelf. Hoewel de

wiskundige fragmenten die hij in zijn boek opneemt alles behalve eenvoudig zijn, stelt de

verteller zich toch vragen bij de moeilijkheidsgraad en de instapdrempel van het wiskundige

denken:

Als b uit a volgt, dan is daar een groot, moeilijk bewijs voor nodig, maar wij vragen ons af,

waarom is daar een groot en moeilijk bewijs voor nodig, als het dan zo onomstotelijk vaststaat

waarom volgt het er dan niet onmiddellijk uit. Men moet grote en moeilijke bewijzen

wantrouwen. De volgende dag met Kamminga besproken. We zaten min of meer naast elkaar

naar het bord te kijken, waarop ik geschreven had: a=a. (Krol 1978: 12)

In het volgende fragment denkt de protagonist na over wiskunde en semantiek. Voor hem is

de wiskunde ondubbelzinnig, terwijl taal dubbelzinnig is. In dit verband valt het hierboven

besproken fragment op waarin de ik-figuur de literatuur achter zich laat en de wiskunde

omarmt omwille van zijn meerduidigheid. Dat zijn wiskundige benadering in feite aansluit bij

de literatuurstudie, wordt op die manier dus nog maar eens bevestigd. De confrontatie van die

twee ideeën is paradoxaal.

In het begin was het woord. ‘In het begin was het getal’, zegt Pythagoras. Het getal is het

enige op de wereld dat niet kan worden misverstaan. De wijze waarop men dat aanduidt is

namelijk de betekenis zelf en daarom, als men rekent, kan men rustig de getallen onder elkaar

zetten, afzien van elke betekenis, men gaat geheel automatisch te werk: ieder krijgt dezelfde

uitkomst. ‘2’ betekent 2 en ‘5’ 5. Dat kan in een machine gestopt worden, misverstanden zijn

uitgesloten. Maar de taal, zodra de taal de machine in gaat zijn er lijsten nodig. ‘x’ betekent

paard en ‘y’ neus. (Krol 1978: 48)

Hoewel hij de wiskunde hier beschrijft als eenduidig, blijkt uit andere fragmenten dat hij voor

de wiskunde kiest omwille van haar meerduidigheid. Hij ziet vaak heel andere betekenissen in

de wiskunde van anderen. Er werd bijvoorbeeld al eerder in dit onderzoek een fragment

aangehaald waar de verteller vermeldt dat hij enkel de formules leest, en daar een eigen

betekenis aan toeschrijft. In een andere passage geeft de verteller een wiskundige

uiteenzetting over de manier waarop twee zintuigen een liefde kunnen vormen (Krol 1978:

60). Daarbij beseft de lezer meteen dat geen enkele andere wiskundige tot zo’n bewijs zou

Page 23: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

19

kunnen komen. De paradox tussen de eenduidigheid en meerduidigheid van de wiskunde sluit

mijns inziens aan op wat ik hierboven aanhaalde met betrekking tot de n-dimensionale

wiskunde: de wiskunde wil zo duidelijk en helder mogelijk zijn maar omvat niettemin een

veelvoud aan waarheden.

Uiteindelijk heft de ik-figuur de oppositie tussen wiskunde en taal zelf op wanneer hij het

volgende zegt: ‘De wiskunde is een taal. Het beschrijft als alle talen de dingen om ons heen

maar het is van alle talen de helderste en de duidelijkste’ (Krol 1978: 14). Hij geeft bovendien

een aantal keer expliciet toe dat de wiskunde sterk voor interpretatie vatbaar is:

De wiskunde is een voortdurende bron van vragen en ontkenningen. Wie spreekt van de

‘wiskundige zekerheid’, heeft van de wiskunde niets begrepen. De wiskunde is een zaak van

formules, van letters en indices en elke formule, elke letter, elke index is voor mij een vraag,

een prikkel tot maandenlange studie. Het Nieuwe Testament daarentegen bevat voor mij geen

enkele vraag. De armoe van mijn geest? (Krol 1978: 17)

In het laatste fragment dat ik hier wil aanhalen, ondergraaft de verteller zeer duidelijk zijn

eigen manier van wiskundig denken. Het is weldegelijk nodig om de wiskundige taal te

kennen en om verder te kijken dan enkel de formules en afbeeldingen in een werk. Doet men

dit niet, dan riskeert men de wiskunde verkeerd te interpreteren of ze zelfs helemaal niet te

begrijpen.

Als iemand een wiskundig artikel leest moet hij eerst weten waar het over gaat. Iemand die

bijvoorbeeld functietheorie studeert en zich niet bekommert om de betekenis van begrippen als

‘pool’, ‘functie’, enz., als hij alleen maar naar de formules kijkt, ze substitueert en afleidt dan

kan hij in een middag bekend zijn met de hele functietheorie, maar hij kan deze theorie niet

inpassen in zijn wereld, want hij weet niet wat het betekent, hij weet niets. Omgekeerd moet

iemand die een nieuwe functie heeft gevonden ervoor zorgen dat hij dit aan zijn collega’s kan

meedelen in een notatie die men voor dat soort functies aanhoudt. De wiskunde is een taal.

(Krol 1978: 129)

Het mag duidelijk zijn dat deze roman ook in zijn inhoudelijke laag op diverse manieren de

wiskunde en de exacte wetenschap binnenhaalt. Meer dan eens wordt uitgeweid over de

geschiedenis van de wiskunde of worden wiskundige bewijzen en theorieën aangekaart. Een

aantal keer geeft het dagelijkse leven van de protagonist aanleiding tot wiskundige

bedenkingen en ook over de aard van de wiskunde zelf denkt de verteller na.

Page 24: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

20

2.2.3 Formeel

De formele integratie van het wetenschappelijke gebeurt in Het gemillimeterde hoofd op drie

niveaus. Ten eerste hanteert de schrijver een wetenschappelijke, zogezegd ondubbelzinnige en

daarom zuivere stijl. Ten tweede neemt de schrijver allerlei tabellen, figuren en afbeeldingen

in de tekst op en ten slotte krijgt de vormgeving van de tekst als geheel de geijkte indeling van

een wetenschappelijk werk mee.

Ik begin met de stilistische laag. De taal die de verteller hanteert is niet zomaar een

traditionele, fictionele taal die de lezer wil meeslepen. Die fictionele taal wordt in dit werk

bijna volledig vervangen door een zuivere, wetenschappelijke taal. In het volgende fragment

lijkt het alsof de ik-figuur een mop gaat vertellen, maar het relaas eindigt niet met een pointe,

zoals de lezer zou verwachten. Daarentegen analyseert de verteller het stramien van de mop

op een wetenschappelijke manier volgens een formele parafrase.

Raadsel: Wat is het verschil tussen een krokodil en de b.h. van Brigitte Bardot? Dergelijke

raadsels vinden hun oplossing altijd in een antwoord dat alleen maar twee woorden verwisselt,

in de trant van: een krokodil x de y en de b.h. van Brigitte Bardot y de x. Met zo’n antwoord

laat je zien dat beide voorwerpen eigenlijk elkaars complement zijn. Op die manier kunnen

allerlei paren gevormd worden, - er is veel meer samenhang in de wereld dan men denkt. (Krol

1978: 18)

Merk op dat deze wetenschappelijke benadering van de mop meteen geïroniseerd wordt door

het eenvoudige feit dat de lezer aan het eind van dit fragment nog steeds niet weet wat nu

precies het verschil is. Een dergelijke analyse met onbepaalde variabelen komt wel vaker voor

in dit werk. Ook talige communicatie kan op een dergelijke, wiskundige manier benaderd

worden: ‘Een uitspraak p bestaat uit woorden x die voorwerpen X aanduiden. We zeggen: de

uitspraak p is een functie van x. Als Stientje Hardloper haar neus snuit en x is haar neus, dan

is deze hele uitspraak een functie van het woord neus, dan is p=p(x)’ (Krol 1978: 65).

Die wetenschappelijke stijl zou vooral de helderheid en de ondubbelzinnigheid ten goede

moeten komen. Dat is ook het geval voor de wetenschappelijke manier van terug- en

vooruitverwijzen. Uiteraard zijn verwijzingen naar andere stukken tekst niet zonder meer

wetenschappelijk te noemen, maar het vermelden van de pagina bij die verwijzingen heeft

alweer tot doel de helderheid van het werk te vergroten. Daarin schuilt dus wel een

wetenschappelijke pretentie.

Het tweede formele kenmerk is visueel het opvallendste van de drie die hier besproken

worden. Het gemillimeterde hoofd is doorspekt met meetkundige figuren, afbeeldingen,

Page 25: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

21

tabellen, bewijzen enzovoort. Deze uitgesproken wetenschappelijke elementen zijn er niet

alleen om het werk een wetenschappelijk karakter te geven, ze zijn ook inhoudelijk van groot

belang:

Dit boek is, ik weet het, niet voor iedereen geschreven. Het bevat gedeelten die zich ‘laten

lezen als een roman’, maar op andere plaatsen was ik gedwongen de wereld terug te brengen

tot de meest eenvoudige vorm, daar heb ik formules ingevoerd. Deze formules vragen, evenals

de figuren in de tekst, een zorgvuldige aandacht. Wie ze niet precies begrijpt, heeft niets

begrepen. (Krol 1978: 5)

Dit citaat is ironisch, aangezien vele van de figuren die opgenomen en uitgewerkt worden in

de tekst niet toegankelijk zijn voor de niet-wetenschappelijk geschoolde lezer, zoals al eerder

vermeld werd bij het thematische aspect. Zo worden er machinebeschrijvingen gegeven van

wiskundige formules (Krol 1978: 149-151). Het volgende fragment is zo’n

machinebeschrijving van de wiskundige transformatieregel:

(Krol 1978: 151)

Deze figuren zijn dus steeds geïntegreerd in het verhaal, en wel op twee manieren. Enerzijds

ondersteunen de figuren de wiskundige theorieën en bewijzen. De verteller benadrukt ook het

grote belang ervan voor de wiskunde: ‘Het belangrijkste middel in de wiskunde en ook in de

wijze waarop wij elkaar verstaan, is de afbeelding’ (Krol 1978: 9). Anderzijds zijn er ook

afbeeldingen en figuren die het verhaalaspect ondersteunen. Deze tweede categorie bevat

voornamelijk niet-wiskundige figuren, zoals een afbeelding over de schaamte van de lezer:

Page 26: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

22

(Krol 1978: 46)

Deze niet-wiskundige plaatjes verstoren de wetenschappelijke toon die in de rest van de

roman wordt aangehouden (Zuiderent in Opstaele 2010: 25). Het contrast tussen de

wetenschappelijke vorm en de niet-wetenschappelijke inhoud van deze laatste afbeeldingen

wordt nog versterkt door het feit dat ze wel een onderschrift meekrijgen waardoor ze er toch

wetenschappelijk uitzien.

Een derde en laatste formele kenmerk is de wetenschappelijke vormgeving van de tekst. Het

gaat hier om elementen die een wetenschappelijke tekst typeren zoals voetnoten, een index,

bronvermeldingen enzovoort. Voetnoten worden hier – in tegenstelling tot in De chauffeur

verveelt zich, waar ook bronvermeldingen in voetnoten terecht komen – enkel gebruikt om

extra informatie of persoonlijke inzichten te geven over onderwerpen die in de tekst aan bod

komen. Voetnoten en bronvermelding werken weliswaar ontwrichtend in een literaire tekst,

maar de vervreemding is nog veel groter aan het eind van de roman. Op pagina 156 treft de

lezer een ‘Summary of the contents’ aan. Dit laatste hoofdstuk voelt aan als de afsluitende

paragraaf van een wetenschappelijk artikel. Bovendien is het, in tegenstelling tot de rest van

deze roman, geschreven in het Engels, de taal van de internationale wetenschap. Hierna volgt

er nog een vier pagina’s lange index, alweer een structureel element dat in een prototypische

roman niet te vinden zou zijn maar in een wetenschappelijk werk daarentegen een pure

conventie is.

Deze drie types van vormkenmerken leveren stuk voor stuk grote sprongen op in het schema

van Vervaeck (2007b) waar ik in de inleiding dieper op in ging. Toch is het ontwrichtende

effect niet overal even sterk. Bij de derde groep formele kenmerken die hier besproken

werden zijn de sprongen het kleinst. Bronvermeldingen en voetnoten in een roman zijn geen

echt grote stap voor de lezer. De wetenschappelijke elementen op het einde van de roman

zouden potentieel erg vervreemdend kunnen werken, maar verliezen veel van hun effect

doordat ze pas op het einde van het boek opgenomen worden. Het verhaal is afgerond en de

lezer kan met gerust hart het boek toeslaan voor hij een blik geworpen heeft op de

Page 27: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

23

samenvatting of op de index. Ze maken uiteraard wel deel uit van de roman, maar door hun

positie lijken ze buiten het centrale deel van het werk te vallen. Daardoor wordt de sprong in

dit geval ietwat verkleind.

De andere twee formele lagen van wiskundige integratie vormen een grotere uitdaging voor

de lezer. Een wetenschappelijke stijl hanteren in een literair werk is slechts een horizontale

beweging en zou bijgevolg ook niet echt veel problemen moeten opleveren, maar gezien de

moeilijkheidsgraad van deze fragmenten lijkt het me toch een moment van absolute

ontwrichting te zijn. De grootste spong is er wanneer wiskundige figuren en tabellen in de

tekst opgenomen worden. Dit is iets dat een lezer helemaal niet verwacht in een literair werk

en bijgevolg is de ontwrichting hier het grootst. Merk wel dat deze roman dus op

verschillende niveaus vervreemdend werkt.

2.2.4 Metafictie

In Het gemillimeterde hoofd zijn er heel wat expliciete referenties aan de relatie tussen taal en

literatuur enerzijds en wetenschap anderzijds te vinden. Zo beschrijft de verteller onder meer

hoe de betekenis van een woord tot stand komt op een wetenschappelijke manier. ‘Er zijn

geen twee bases gelijk en elke volgende keer als het woord gebruikt wordt, wordt de

betekenis van het woord beperkter, op den duur ligt de betekenis vast. De betekenis van x is

de doorsnee van alle uitspraken van x. (fig. 3a)’ (Krol 1978: 27). Hierbij hoort ook een

afbeelding, om de wetenschappelijke uitleg visueel voor te stellen en dus te verduidelijken:

(Krol 1978: 28).

Ook een talige strategie als ironie krijgt hier een wetenschappelijke definitie:

De betekenis van het woord ‘aap’ is de afbeelding van aap op ‘aap’. We kunnen op ‘aap’ ook

afbeelden: leeuw, of prachtig en met ‘prachtig’ iets bedoelen dat juist niet prachtig is (ironie).

Page 28: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

24

‘a’ betekent doorgaans a, maar als ã het tegengestelde is van a en ‘a’ betekent ã en ieder weet

dat, dan is ‘a’ een voorbeeld van ironie. (Krol 1978: 9)

Zelfs de poëticale opvatting van de verteller wordt vergeleken met wiskunde: ‘Sommige

mensen vinden de inhoud van een boek, van een gedachte belangrijker dan de vorm waarin

deze is neergeschreven. Dat kan niet, de inhoud = de vorm. En het is net als bij het rekenen:

elke komma, elke punt doet mee’ (Krol 1978: 48).

Wiskunde is volgens de protagonist niet alleen een goede manier om stijlfiguren en literaire

denkwijzen te omschrijven, ook taalwetten kunnen op een wiskundige manier voorgesteld

worden.

Inleiding tot de logica (vert. E.W. Beth) – daar staat: ‘We geven hier een aantal andere

belangrijke wetten van de calculus der volzinnen, van welker waarheid men zich op dezelfde

wijze kan overtuigen.

~ [p Ʌ (~p)], p V (~p),

(p Ʌ p) ↔ p, (p V p) ↔ p,

(p Ʌ q) ↔ (q Ʌ p), (p V q) ↔ (q V p),

[p Ʌ (q Ʌ r)] ↔ [(p Ʌ q) Ʌ r], [p V (q V r)] ↔ [(p V q) V r]. (Krol 1978: 103)

Dit past duidelijk in de denkwijze van de verteller, want voor hem zijn proza en

wetenschappelijke teksten gelijk. Na een erg ingewikkelde, wiskundig passage waarin

isotrope rechten besproken worden, besluit hij: ‘Een stuk proza als het bovenstaande, als ik

dat onder ogen krijg, kan ik juichen’ (Krol 1978: 140). Voor hem is wiskunde dus proza. Hij

bevestigt deze opvatting door het verhaal van de parabool te vertellen:

Ik heb ’s een verhaal willen schrijven over een parabool. Omdat een parabool de kegelsnede is

die de rechte op oneindig raakt. Hij schiet er niet overheen, want dat zou een hyperbool zijn,

nee, precies in het oneindige keert hij zich om en dat zou dan een verhaal moeten worden,

maar het is hiermee al verteld. (Krol 1978: 91-92)

Het valt op dat in Het gemillimeterde hoofd taal en literatuur meer dan eens en op

verschillende manieren expliciet gelinkt worden aan wiskunde. Dat is in de eerste plaats een

gevolg van het feit dat het boek opgebouwd is uit flarden uit de denkwereld van de verteller,

een persoon die zich zowel met literatuur als wiskunde intensief bezighoudt. Over zijn eigen

roman zegt hij dan ook dat het boek gelezen kan worden als een lang wiskundig bewijs: ‘Ik

heb eens een verhaal geschreven, dat de omvang had van een roman, maar het was geen

roman, het was een gedachte, 240 bladzijden lang, het was een bewijs’ (Krol 1978: 21).

Page 29: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

25

2.3 De chauffeur verveelt zich

2.3.1 Personages

Ook voor deze roman zal ik zowel de personages, de thematiek, de vorm als de metafictie

behandelen. Eerst en vooral komen de personages aan bod. Het hoofdpersonage en tevens de

ik-verteller in De chauffeur verveelt zich is een man die de wereld wil automatiseren. Het

fictieve personage werkt bij de oliemaatschappij Shell, waar hij een aantal technische

verantwoordelijkheden heeft, ook staat hij in voor de programmatie van computers. Zijn

interesse in wetenschap komt dus al in zijn job naar voren en die interesse uit hij meermaals in

de roman: ‘Ik vond het fascinerend te horen dat berekeningen konden aantonen dat iets moest

bestaan’ (Krol 1989: 14). Dit enthousiasme behoudt hij echter niet de hele roman:

Ik zei Dodd dat ik er niet in geloofde dat er in een oorlog veel gerekend zou kunnen worden,

terwijl het toch bekend is dat een groot deel van de zeventiende- en achttiende-eeuwse

wiskunde haar ontstaan vindt in de krijgskunde. Maar ik had gewoon geen zin meer in rekenen.

Ik vond het niet langer leuk, me bezig te houden met het zoeken van een getal dat groter, c.q.

kleiner is dan een ander getal. (Krol 1989: 109)

Hij is dus op dat moment niet langer geïnteresseerd in wiskunde. Ook zijn motivatie om met

wetenschap bezig te zijn blijkt wat vreemd: ‘Ik wilde wetenschappelijk onderzoek verrichten,

om geen andere reden dan dat die beide woorden me aanstonden’ (Krol 1989: 9). Wetenschap

wordt dus al vroeg in de roman aangehaald, maar onmiddellijk ook geproblematiseerd. Het

personage wil zich met wetenschap bezighouden, niet omdat hij dit een nuttige en

waardevolle bezigheid vindt of omdat hij een bijdrage wil leveren aan de kennis over een

bepaald onderwerp, maar gewoon omdat hij het leuk vindt klinken. Deze ironische toon zal

ook in het volgende gedeelte van dit hoofdstuk, de thematische analyse, belangrijk blijken.

Het hoofdpersonage drijft geregeld de spot met wetenschappelijke ideeën en conventies. Hij

weet bijvoorbeeld dat het nodig is om in een wetenschappelijk werkstuk je ideeën helder en

coherent uiteen te zetten. Zelf vindt hij dit echter wat overbodig, en hij waarschuwt zijn lezers

dan ook voor wat er komen gaat:

Er volgt nu voorts een heel vervelende uiteenzetting, waarvoor mijn excuses. Ik vond het

nodig om uit te leggen waarom je, als je verdriet hebt, bij niemand terecht kunt en wat je

daaraan moet doen, maar wie het te lang vindt, kan ermee volstaan alleen de samenvatting te

lezen (blz. 89). (Krol 1989: 86-87)

Het lijkt dus alsof de verteller zijn lezers wil behoeden voor een saai stuk tekst en dat hij op

die manier het beste met ze voorheeft, maar toch zet hij ze voortdurend op het verkeerde

Page 30: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

26

spoor. De samenvatting waarnaar hij verwijst is namelijk geen echte samenvatting van zijn

uiteenzetting.

Ondanks het wisselende enthousiasme van het hoofdpersonage tegenover de wetenschap en

de duidelijk aanwezige ironie wil hij toch zijn levenswerk maken van het combineren van

literatuur en wetenschap. ‘Een automatische Sisyphus, dát zou mijn levenswerk zijn’ (Krol

1989: 115). De wetenschap neemt ondubbelzinnig een belangrijke plaats op in het leven en de

carrière van de protagonist, al zijn zijn motieven – zoals besproken – op zijn minst apart te

noemen. In het volgende onderdeel van mijn analyse ga ik verder in op zijn vreemde relatie

met de wetenschap.

2.3.2 Thematiek

In De chauffeur verveelt zich wordt er meermaals naar wetenschappelijke tijdschriften en

andere teksten met wetenschappelijke inslag verwezen. Zo leest het personage ‘Philosophy of

Mathematics’ (Krol 1989: 17), wordt er verwezen naar het ‘Oil & Gas Journal’ (Krol 1989:

93) en worden er afbeeldingen en wetenschappelijke tabellen opgenomen in de roman, zoals

‘Answer the call… of the sea’ (Krol 1989: 80). Vaak worden deze afbeeldingen zelfs

middenin een hoofdstuk geplaatst – zo bijvoorbeeld de afbeeldingen ‘Technology and

technicians for petrochemistry’ (Krol 1989: 22). Deze twee afbeeldingen waren

oorspronkelijk reclameadvertenties in een petrochemisch tijdschrift (Opstaele 2010: 12).

Soms worden wetenschappelijke fragmenten zonder toelichting opgenomen in de roman,

zodat het de lezer onduidelijk blijft wat nu net de link met het verhaal of het hoofdpersonage

is. De hierboven vermelde afbeeldingen zijn hier al een voorbeeld van, maar daar blijft het

lang niet bij. Hoofdstuk 7.3 bijvoorbeeld gaat over de snelheid waarmee je een schroef kunt

indraaien, compleet met bijbehorende formule. Dit fragment werd letterlijk overgenomen uit

een wetenschappelijk tijdschrift. Krol geeft dit overigens zelf aan door middel van een

bronvermelding: ‘Uit: Computers invade drilling platform (Oil & Gas Journal, May 26 1970)’

(Krol 1989: 93). Een ander keer wordt de werking van het oog beschreven, met een uitleg

over de manieren waarop de hersenen daarbij functioneren en met een tekening om alles

duidelijker te maken (Krol 1989: 49-50). De biologie komt nog vaker aan bod, bijvoorbeeld

wanneer de protagonist vertelt dat wespen de regelmatige zeshoek uitgevonden hebben (Krol

1989: 83). De terminologie en ideeën uit de natuurwetenschappen gebruikt hij ook om andere,

Page 31: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

27

maatschappelijke zaken te benaderen: ‘Naarmate een mens hoger klimt, wordt hij later

volwassen, dat lijkt een natuurwet te zijn’ (Krol 1989: 6).

Naast biologie krijgt ook de chemie een eigen plaats in dit literair werk.

Wij zijn elkaars krachtbron. Om van x naar y te komen beschik je in principe over voldoende

energie, maar deze energie moet eerst losgemaakt worden. Hoe vindt dit losmaken plaats? Dit

losmaken vindt plaats als mensen zich naar elkaar toe bewegen. Dat er niettemin mensen

genoeg zijn die zonder meer in hun eentje van x naar y gaan, komt omdat er iemand is die hen

stuurt. Zij zullen zich in een toestand bevinden waarin hun energie al is losgemaakt. Er zijn

mensen die ándere mensen in beweging zetten. Zij spelen daarin de rol van katalysator, een

bepaalde stof die een chemische reactie vergemakkelijkt. (Krol 1989: 102)

De passage gaat zo nog even door, om af te sluiten met ‘(Vrij naar het boek van Vink.)’ (Krol

1989: 103). Hierna krijg je een schets van een auto, die je in een echt wetenschappelijk werk

nooit zou terugvinden.

(Krol 1989: 103)

Alle voorgaande fragmenten behoren tot wat Krol ‘exacte wetenschappen’ noemt. Dit plaatst

hij tegenover ‘verbale wetenschappen’, waartoe hij onder andere literatuur en filosofie rekent

(Krol 1995: 9, in Vervaeck 2007b: 26).

In De chauffeur verveelt zich wordt wetenschap zoals gezegd vaak op een spottende en zelfs

bekritiserende manier aangehaald. Zo wordt onder andere beschreven welke kwaliteiten je

nodig hebt om aan wetenschap te doen, en welke je hiervoor moet onderdrukken:

Om wetenschap te bedrijven moet je creatief zijn en methodisch. Welke van deze twee

eigenschappen is het belangrijkste? Ongetwijfeld die welke je het minst bezit. En daarom heb

ik de eerste jaren zo’n belachelijke ijver ten toon gespreid. Omdat ik mijn drang tot het maken

van luchtige, misschien zwakke, maar daardoor gracieuze creaties onophoudelijk en krachtig

onderdrukte en daarvoor in de plaats niet het minste benul had van methodiek, conformeerde

ik mij willens en wetens aan de mensen om mij heen die wél wisten wat methodisch was –

omdat ze in hun denken niet anders waren dan dat. (Krol 1989: 9)

Page 32: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

28

Kritiek is dus nooit veraf. In dit fragment gaat het nog om milde kritiek. Op andere momenten

in de roman is de kritiek veel directer en valt op dat de verteller geen geduld heeft voor

wetenschappelijke conventies, die hij dan ook maar besluit te negeren:

Gesolliciteerd bij de Universiteit, een bezoek gebracht aan Dra. B. de logica (vr. van logicus)

met mijn éígen logika, vervat in een scriptie, die ze voor zich had liggen en gelezen. Ze sloeg

er met de rug van de hand op omdat ik p’s en q’s had geschreven waar de gangbare notatie u’s

en v’s voorschrijft. Daar was ze kwaad over. En dat bedrijft wetenschap. Blij dat ik weer

buiten stond. (Krol 1989: 25)

Later in de roman wordt het duidelijk dat de hoofdfiguur besloten heeft om zich niets meer

aan te trekken van sommige conventies: hij gaat afkortingen gebruiken die niet gangbaar zijn

in de wetenschappelijke wereld en die bijgevolg voor de lezer helemaal niet duidelijk zijn,

met name ‘pr. coll.’ voor ‘prettige collega’s’ (Krol 1989: 89).

Ook ziet hij het nut niet in van rapporten schrijven: ‘Wekenlang bezig geweest met het

verzinnen van redenen waarom ik dit of dat gedaan had, argumenten, filosofie, hoe je het ook

noemen wilt, terwijl iedereen weet dat er nooit andere redenen zijn om iets te doen dan dat je

het wilt’ (Krol 1989: 42). En verder: ‘Weg met alle rapporten!’ (Krol 1989: 81). Het

personage loopt dus niet hoog op met conventies en afspraken die gelden in de

wetenschappelijke wereld, hoewel hij pretendeert zich met wetenschap bezig te houden.

Door deze vele wetenschappelijke fragmenten, die vaak zonder meer in de roman opgenomen

worden, krijgt de roman een zeer fragmentarisch en encyclopedisch karakter. Maar het is dan

ook niet de bedoeling van de verteller om een vlot verhaal met een duidelijke plot te schrijven.

Hij omschrijft het als volgt: ‘Dit boek is overigens niet iets om in één keer uit te lezen. Wie

het in een keer uit leest, heeft zeker niet alles begrepen. Het dient er meer toe om iemand

situaties in het werk te laten herkennen. Een serie praktijkgevallen, meer is het niet’ (Krol

1989: 125). Volgens de hoofdfiguur moet je het boek bovendien kunnen openslaan op om het

even welke bladzijde, om daar te kunnen beginnen lezen en de uiteenzetting te kunnen volgen.

Want: ‘Boeken die niet op elke bladzij opnieuw beginnen, zijn over vijftig jaar niet zo

boeiend meer’ (Krol 1989: 116). Nochtans is het niet zo dat je bij deze roman zo maar overal

kan beginnen te lezen. Daarvoor is het werk net niet fragmentair genoeg: sommige

fragmenten kan men inderdaad zonder kennis van het voorgaande beginnen te lezen, maar

andere fragmenten hangen nog te sterk af van de opbouw van het boek om ze zonder die

kennis te kunnen begrijpen. Bij Het gemillimeterde hoofd zou dit in principe beter mogelijk

moeten zijn, maar hier zit de lezer met de bijkomende moeilijkheid van de wiskundige

Page 33: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

29

gegevens, die niet zonder meer te begrijpen zijn voor lezers zonder gevorderde kennis van de

wiskunde.

2.3.3 Formeel

Vervaeck beschrijft de kern van Krols literatuur als een ‘sprongsgewijze combinatie van

verhaal, essay en wetenschap’ (Vervaeck 2007b: 33). Net zoals in Het gemillimeterde hoofd is

dat ook hier weer het geval, alhoewel het hier een iets overzichtelijker geheel blijft. De

hoofdstukken in De chauffeur verveelt zich krijgen geen titels, ze worden onderscheiden door

cijfercombinaties als 0.0, 3.2, 6.5 enzovoort. Krol hanteert daarnaast – net als in een

wetenschappelijk werk – voetnoten om extra uitleg te geven (p.14) of om naar een bron te

verwijzen (p.51). Consequentie blijkt daarin van geen tel. Zo staan de bronvermeldingen niet

altijd in voetnoten, maar worden ze vaak gewoon in de tekst opgenomen, bijvoorbeeld in:

‘Gloria. Gloria halleluja zing ik. Uit: Songs of the North and South, 1865’ (Krol 1989: 27) of

in: ‘Fantasie, daarvan uitgaan. Zie ook: Drs. J.A. Raymakers: Waarom lopen topmensen weg’

(Krol 1989; 64).

Naast de indeling van de hoofdstukken en de bronvermeldingen structureert hij ook de

opsommingen die in de roman voorkomen op een wetenschappelijke manier. In een standaard

roman kunnen uiteraard ook opsommingen voorkomen, maar de opgesomde elementen

worden dan gewoon in de doorlopende tekst opgenomen, gescheiden door komma’s. Hier

gaat het er iets anders aan toe. Soms worden de verschillende mogelijkheden voorafgegaan

door een letter, zoals in de zin ‘Tot zo’n daad ben ik niet gekomen, omdat ik (a) te traag en (b)

te bewegelijk ben – mijn geheim’ (Krol 1989: 7). Krol gebruikt deze structuur meermaals.

Een andere manier waarop hij zijn opsommingen ordent, is door de opgesomde elementen

onder elkaar op te lijsten:

Men heeft de tijd en men wordt beloond, als men opschrijft:

-de grootte van de op elkaar geperste zandkorrels

-de grootte van de ruimte ertussen

-de stroefheid van de korrels

-de hardheid van de korrels

-de chemische samenstelling van de korrels

En nog een hoop interessante dingen meer. (Krol 1989: 41)

Page 34: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

30

Hier hanteert hij opsommingstekens om de verschillende elementen aan te duiden, maar soms

wordt dit element ook weggelaten en zet hij de verschillende opties gewoon op dezelfde

hoogte.

De mensen die niet beslissen

niet uitvoeren

niet raadgeven

niet herstellen

niet handhaven

niet onderwijzen

niet verstrooien. (Krol 1989: 18)

Op andere momenten valt op dat de hoofdfiguur enkel de schijn wil wekken dat zijn literair

werk een wetenschappelijke vormgeving meekrijgt. Zo verwijst hij twee keer naar een foto,

die echter helemaal niet afgedrukt staat in zijn roman: ‘“En zo gaat het tegenwoordig. Reuzen

voorzien giganten met een enorme snelheid van geweldige hoeveelheden brandstof.” (foto)

“Op de laboratoria viert de reinheid hoogtij.” (foto)’ (Krol 1989: 85).

Daarnaast valt op hoe vaak er terug- of vooruitverwezen wordt – maar ook hier houdt de

auteur zich niet altijd aan de conventies van een wetenschappelijk werk. Soms kloppen zijn

verwijzingen inderdaad, zoals in ‘Wat zacht is, heeft God gemaakt. Wat hard is hebben de

mensen gemaakt. Dat zei zij, die later mijn vrouw geworden is (blz 15). Ik zei: wat nutteloos

is heeft God gemaakt’ (Krol 1989: 10). Enkele pagina’s verder spreekt hij inderdaad over zijn

vrouw. Vaker echter gebeurt het dat hij de lezer daarmee simpelweg op het verkeerde been zet:

‘De mens is dus niet langer massa en al die sprekers die een menigte moeten horen juichen

om te weten of ze gelijk hebben (zie daarvoor het mechanisme op blz 49), deze mensen

kunnen beter naar huis gaan en een omscholingscursus gaan volgen’ (Krol 1989: 20). Een

aandachtige lezer bladert na het lezen van dit fragment verder naar pagina 49, waar hij een

wetenschappelijke uitleg krijgt over de manier waarop informatie via het oog opgeslagen

wordt in de hersenen. De verwijzing loopt dus spaak. Dit is een fenomeen dat meermaals

voorkomt in deze roman. Een ander voorbeeld vinden we helemaal op het einde van de tekst:

‘Opgave: Beschrijf hoe je op afstand een auto zou besturen. Specificeer de mogelijke

interacties. Welke van deze interacties zou je weer kunnen programmeren? Programmeer hoe

je een tegenligger op de weg zou ontwijken (zie blz. 103)’ (Krol 1989: 132). Pagina 103 gaat

inderdaad over het ontwerpen van een nieuwe auto, maar er wordt op deze bladzijde helemaal

niet onderzocht hoe je een tegenligger kan ontwijken. Hier houdt de verteller zich dus niet aan

Page 35: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

31

de wetenschappelijke paradigma’s. Hij hanteert wel elementen uit het wetenschappelijke

vormenapparaat, maar past ze niet op een correcte manier toe.

Het voorafgaande fragment brengt ons bij een ander vormelijk kenmerk dat ontleend wordt

aan de wetenschap. Meermaals gebruikt Krol wiskundig ogende elementen, zoals formules,

bewijzen, stellingen en opgaven: ‘Stelling. Dat wij, in vergelijking met vroeger minder/ meer

vrije tijd hebben, komt omdat we de productie, onder andere van brood, hebben kunnen

automatiseren’ (Krol 1989: 11). Of: ‘Stelling: De herhaaldelijk beschreven actie van het

autorijden moet worden begrepen als de actie van het laten rijden van die auto’ (Krol 1989:

125). In beide gevallen wordt de stelling niet bewezen of verder uitgelegd, hoewel de lezer dat

kan verwachten aangezien een stelling in de wiskunde over het algemeen gevolgd wordt door

een bewijs. De stelling wordt gelaten voor wat ze is, en de roman gaat gewoon verder over

een ander onderwerp. Een andere keer geeft de auteur letterlijk een opgave in zijn roman:

Opgaven

1. Laat zien dat mensen in een menigte, als ze op een bepaald verschijnsel spontaan reageren,

allemaal reageren op dezelfde manier.

2. Als iets gedaan wordt, heeft dat een bepaald oorzaak. Daarentegen, als iets niet gedaan

wordt, heeft men daar vaak meer dan een reden voor. Bewijs. (Krol 1989: 50-51)

Ook hier worden deze opgaven niet uitgewerkt, hoewel de paragraaf eindigt met ‘Bewijs’.

Een laatste voorbeeld dat ik hier wil aanhalen is niet onmiddellijk een wiskundig voorbeeld,

maar het gaat wel opnieuw om een wetenschappelijke opbouw die de lezer die een uitweiding

verwacht op zijn honger laat zitten. Alweer wordt er onmiddellijk overgeschakeld naar een

onderwerp dat niets te maken heeft met de stelling die aanvankelijk aangehaald wordt.

Laten we eens twee bedrijven bekijken die allebei even groot zijn en wier producties elkaar

niet verdragen omdat ze aan elkaar gelijk zijn (IBE, Intolerance By Equality). Welk van beide

bedrijven zal ten slotte de ander van de markt verdringen?

Om dat te bepalen moeten we onze beschrijven van het bedrijf aanzienlijk verfijnen.

TBI: Tolerance By Inequality

TBE: Tolerance By Equality

Wat is Zarzaitine? (Krol 1989: 38)

Er wordt dus steeds een wetenschappelijke toon aangeslagen door een wetenschappelijke

procedure of werkwijze te volgen. De lezer verwacht dan een vraagstelling die gevolgd wordt

door antwoorden. Maar in dit werk is er bijna nooit sprake van een conclusie; er wordt niets

opgebouwd. Dit heeft als gevolg dat de tekst soms onsamenhangend wordt en bijgevolg net

erg onwetenschappelijk wordt.

Page 36: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

32

Dit laatste voorbeeld van het gebruik van een wetenschappelijke discours waarna er

uiteindelijk toch niets bewezen wordt, laat me toe om over te schakelen op een ander

wetenschappelijk gebruik dat gehanteerd wordt, met name de afkortingen. In de roman

worden meermaals afkortingen gebruikt die onmiddellijk verklaard worden en voor Engelse

termen blijken te staan. Het gebruik van het Engels als taal zorgt ervoor dat alles opnieuw

wetenschappelijker oogt. Engels is namelijk nog steeds de internationale voertaal inzake

wetenschappelijke publicaties. De afkortingen in het hierboven geciteerde fragment zijn niet

de enige die in het werk voorkomen. Zo heeft de auteur het onder andere ook over ‘RBP –

Recording By Presence’ en ‘RBD – Recording By Denying’ (Krol 1989: 15). Hierdoor krijgt

alles alweer een wetenschappelijker uitzicht, maar eigenlijk is hier niets wetenschappelijks

aan. Het gaat, net als bij de ‘pr. coll.’ (dat bij het onderdeel over de thematiek aangehaald

werd) om afkortingen die de auteur zelf uitgevonden heeft en die bijgevolg geen algemeen

geldende, wetenschappelijke waarde hebben en de verstaanbaarheid van de tekst onderuit

halen.

Het valt dus op dat Krol heel wat formele kenmerken overneemt uit het wetenschappelijke

discours, maar dat zijn tekst tegelijkertijd zeer onwetenschappelijk is. Dit is het geval doordat

hij de wetenschappelijke conventies slordig toepast of gewoon beslist ze niet te gebruiken:

verwijzingen kloppen niet, stellingen worden niet bewezen, het bronnenapparaat wordt niet

consequent toegepast etc. Dat heeft als gevolg dat de lezer minder geloof zal hechten aan de

uitspraken in dit werk dan aan de uitspraken in een echt wetenschappelijk werk.

Nu wil ik even terugkeren naar het continuüm tussen verhaal en wetenschap, opgesteld door

Vervaeck (Vervaeck 2007b). In De chauffeur verveelt zich zijn de sprongen tussen verhaal en

wetenschap duidelijk minder talrijk en minder extreem dan in Het gemillimeterde hoofd. De

ik-verteller en tevens protagonist uit De chauffeur verveelt zich schrijft een verhaal, maar hij

pretendeert een wetenschapper te zijn. Dat hij slechts poogt wetenschap te beoefenen, en als

schrijver geen echte wetenschapper is, toont hij door de conventies van de wetenschap te

doorbreken. Hij schrijft dus een verhaal met enkele vormkenmerken van de wetenschap.

Soms uit zich dit in bewijzen – een grote sprong in het schema – soms in een

wetenschappelijke taal, die als vormkenmerk een minder grote sprong oplevert. Uit mijn

analyse is duidelijk gebleken dat dit werk als postmodern kan gelezen worden. Het

ondergraaft namelijk de wetenschappelijke stijl en toont dat ook die stijl uiteindelijk slechts

een vorm is die probeert de werkelijkheid te vatten maar daar niet in slaagt, evenmin als

eender welke andere conventionele (taal)vorm.

Page 37: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

33

2.3.4 Metafictie

Ook in deze roman wordt de link tussen wetenschap en literatuur een aantal keer expliciet

aangehaald. Als de protagonist in gesprek gaat met een chemicus, geeft hij toe dat hij met het

schrijven van literatuur zijn tijd verknoeide: ‘[…] ik vertelde hem dat ik bezig was ‘a novel’

te schrijven. Hij vond zonder meer – zonder te vragen bij voorbeeld wat voor roman het dan

zou worden – dat ik op die manier mijn tijd verknoeide. Dat wilde ik wel toegeven, ik wilde…

maar hij luisterde niet zozeer en ik vond het best’ (Krol 1989: 108-109).

Het opmerkelijkste metafictionele fragment duikt op wanneer de verteller, na een

wetenschappelijke uiteenzetting over de wijze waarop je een schroef moet indraaien, verklaart

waarom hij wetenschappelijke fragmenten opneemt in zijn literair werk:

Waarom ik overigens zulke stukjes in mijn boeken doe? Gewoon omdat mijn systeem dit met

zich meebrengt. Over een paar jaar is het heel gewoon. Misschien is het zelfs de mode om een

boek zulke onleesbaarheden mee te geven. Over een paar eeuwen kun je zien dat dit boek

typisch een product is van de twintigste eeuw. (Krol 1989: 93)

Wat opvalt is dat de link tussen wetenschap en literatuur in deze roman veel minder

geëxpliciteerd wordt dan in Het gemillimeterde hoofd. Dit kan verklaard worden door het

wetenschappelijke gehalte van beide werken. Het gemillimeterde hoofd is duidelijk veel

wetenschappelijker van inslag dan De chauffeur verveelt zich. We zullen zien dat dit aspect in

De zonen van het uitzicht bijna volledig afwezig is. Hoewel er heel wat metafictionele

passages in die roman te vinden zijn, gaat het bijna nooit over de link met de wetenschap.

Bovendien valt op dat in haar romans de focus op natuurwetenschappen en exacte

wetenschappen veel kleiner is dan in de werken van Gerrit Krol.

2.4 Conclusie

De romans van Krol die ik in de voorgaande paragrafen aan bod heb laten komen bevatten

dus wat zowel inhoud als vorm betreft heel wat wetenschappelijke elementen. Allereerst zijn

de hoofdpersonen in de twee romans beiden sterk geïnteresseerd in wetenschap. In De

chauffeur verveelt zich komen voornamelijk de natuurwetenschappen aan bod; in Het

gemillimeterde hoofd eist vooral de wiskunde de belangstelling van de verteller op. Een

tweede parallel tussen de twee personages is dat ze zich naast wetenschap ook met literatuur

bezighouden. Dit uit zich in een aantal metafictionele passages waar ze hun visie over de link

Page 38: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

34

tussen exacte wetenschappen en geesteswetenschappen expliciteren. Dit metafictionele aspect

is in grotere mate terug te vinden in de eerste roman die hier aan bod kwam. Daarin viel

bovendien op dat wetenschap en wiskunde herhaaldelijk als taal geanalyseerd worden – en

omgekeerd, dat taal ook als wetenschap kan worden benaderd.

Op thematisch vlak valt bovendien op dat er heel wat wetenschappelijke fragmenten in het

literaire werk worden opgenomen, vaak zonder dat die iets aan het verhaal toevoegen of

zonder dat ze uitgelegd worden. Hierdoor zijn de teksten erg fragmentarisch en krijgen ze

meteen een encyclopedisch karakter. Hoewel wetenschap een belangrijk deel uitmaakt van de

romans, wordt ze toch vaak bekritiseerd of geïroniseerd. In Het gemillimeterde hoofd is deze

ironie minder expliciet dan in De chauffeur verveelt zich, waar de verteller openlijk vertelt

wat hem stoort aan de wetenschappelijke conventies. De verteller uit Het gemillimeterde

hoofd daarentegen lijkt relatief positief ingesteld tegenover de wetenschap, maar de

moeilijkheidsgraad van vele passages kan niettemin licht ironisch opgevat worden. Vele

fragmenten zijn helemaal niet toegankelijk voor een doorsnee lezer; hiermee wordt misschien

het hermetische karakter van de exacte wetenschap aan de kaak gesteld.

Ook op formeel vlak wordt gretig gebruik gemaakt van wetenschappelijke kenmerken. Het

gemillimeterde hoofd staat bol van de wetenschappelijke afbeeldingen; meetkundige figuren,

tabellen, grafieken enzovoort. De tekst wordt niet altijd opgebouwd als een literair werk, en

daarnaast wordt een wetenschappelijke stijl gehanteerd. De auteur maakt gebruik van

wetenschappelijke conventies zoals het opnemen van een index, het afdrukken van een

samenvatting aan het eind, en het invoegen van bronvermeldingen en voetnoten. Deze

wetenschappelijke vormkenmerken werken ontwrichtender dan die in De chauffeur verveelt

zich. Ook in die roman is er plaats voor afkortingen, bronvermeldingen, verwijzingen

enzovoort, maar hier is het vaak zo dat die conventies doorbroken worden door ze niet correct

toe te passen. Verwijzingen lopen spaak en stellingen en bewijzen worden niet uitgewerkt.

Hierdoor oogt de tekst slordig en verliest de tekst veel van zijn wetenschappelijke aard. Dat

maakt de sprong iets kleiner.

Page 39: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

35

3. Marjolijn Februari

3.1 Inleiding

In dit derde hoofdstuk bespreek ik twee romans uit het oeuvre van Marjolijn Februari, met

name De zonen van het uitzicht en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een

boek. Dat ik Gerrit Krol en Marjolijn Februari hier samen onderzoek wil uiteraard niet zeggen

dat er tussen hun werken geen verschillen zijn. Integendeel, de verschillen zijn uitgesproken

en kunnen voor een deel toegeschreven worden aan de verschillende studies die ze gevolgd

hebben. Waar Krol een wetenschappelijke opleiding genoten heeft, is Februari in de eerste

plaats geschoold in de menswetenschappen. Na haar opleiding filosofie studeerde ze nog

verder in de kunstgeschiedenis en de rechten. Daarna deed ze aan de universiteit Utrecht

enkele jaren onderzoek naar economie en ethiek. Haar proefschrift Een pruik van

paardenhaar & Over het lezen van een boek is de neerslag van dat onderzoek

(marjolijnfebruari.nl).

In de combinatie van economie en ethiek kan men al haar interesse in de exacte

wetenschappen opmerken. Economie is uiteraard nog steeds een menswetenschap – in die zin

dat het studieobject een deel van de menselijke gedragingen is – maar binnen de

menswetenschappen is het zeker een van de meer exacte geledingen. Meer dan bijvoorbeeld

in de literatuurwetenschap spelen empirie en wiskunde een rol in de economie. Op haar

website geeft Februari verder zelf aan dat ze geïnteresseerd is in de patafysica, ‘een

wetenschap die onderzoek doet naar de wetmatigheid van de uitzondering’

(marjolijnfebruari.nl). Dat is uiteraard zeer ironisch. De patafysica mag dan wel zeer

bètawetenschappelijk lijken, uiteindelijk is ze dat niet. Het is een persiflage van de exacte

wetenschap die met allerlei eindeloze redeneringen de spot drijft met die wetenschapsvorm.

Februari’s specialisatiegebied mag dan wel in de eerste plaats menswetenschappelijk zijn,

toch combineert ze dat met een uitgesproken interesse voor de meer exacte wetenschappen.

Dat maakt wel dat haar werk veel minder bètawetenschappelijke elementen bevat dan dat van

Gerrit Krol. In zijn romans gaat het in de eerste plaats om wetenschappers die literatuur of

menswetenschappen in het algemeen integreren in hun professionele doen en laten. Bij

Februari is eerder het omgekeerde het geval. Bij haar gaat het vaak in de eerste plaats om

aspecten uit de alfawetenschappen die geconfronteerd worden met positief wetenschappelijke

elementen.

Page 40: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

36

Aangezien deze studie de werking van wetenschappelijke elementen binnen een postmodern

referentiekader bestudeert, is het nodig het werk van Februari ook in dat referentiekader te

situeren. Dat wordt enigszins bemoeilijkt door de grote tijdspannes tussen het verschijnen van

haar verschillende werken. Haar debuut, De zonen van het uitzicht, werd uitgegeven in 1989,

dus nog middenin de hoogdagen van het postmodernisme in de Nederlandstalige literatuur.

Dit werk kan als een volbloed postmoderne roman bestempeld worden omdat heel wat

kenmerken van de postmoderne leesattitude erin terugkomen. Dat ligt anders voor haar later

werk. Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek (hierna aangeduid met Een

pruik van paardenhaar) verscheen elf jaar na De zonen van het uitzicht en is van een heel

ander soort postmodernisme dan haar debuutroman. Het postmodernisme speelde toen

weliswaar nog een belangrijke rol in de Nederlandstalige literatuur, maar verschilde al

wezenlijk van de beginfase, zoals al aangehaald werd in de inleiding van dit onderzoek. Weer

zeven jaar later, in 2007, publiceert ze haar derde roman, De literaire kring. Hierin zijn de

postmoderne kenmerken opvallend afwezig. In zekere zin knoopt dit werk weer aan met de

traditionele, narratieve roman.

3.2 De zonen van het uitzicht

Net als de twee besproken romans van Gerrit Krol is ook De zonen van het uitzicht erg

fragmentarisch en moeilijk te vatten in een narratief geheel. Toch wil ik hieronder kort ingaan

op de inhoud van de roman. Centraal staat de tocht van de hoofdfiguur door de kunststeden

Parijs, Bologna en Firenze. De protagonist zoekt in Parijs uit hoe en waarom de iconoclast

L.B. een stuk uit Manets Déjeuner sur l’herbe gesneden heeft. Daarna trekt de ik-figuur naar

Bologna, waar hij1 voor Luigi Binomini ‘de rol van Gratia in het lasterproces [moest]

verduidelijken, zodat de jonge kunstenaars van onze eeuw de leegte weer konden opvullen die

was ontstaan door het verloren gaan van Apelles’ Laster’ (Februari 1990: 71). In een derde

deel van de roman trekt de protagonist naar Firenze, waar hij met een culinair recensente

discussieert over duif met lollo rosso – een befaamd Italiaans gerecht – en over de zin en

betekenis van Hermaphroditus. Dit alles wordt onderbroken door een parabel over de abt van

een klooster, een sprookje over vier broers, een verhaal over een wijze op de kermis,

allerhande beschouwingen, mythes en brieven.

1 Het geslacht van de protagonist is eigenlijk niet te achterhalen, want er wordt drie maal naar verwezen met een

mannelijke naam en drie maal met een vrouwelijke naam (Etty 2007). Om redenen van eenvoud verwijs ik in

mijn tekst naar de verteller met het voornaamwoord ‘hij’.

Page 41: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

37

Uit deze korte plotschets kan men opmaken dat de exacte wetenschappen hier een veel minder

grote rol toebedeeld krijgen dan in de besproken werken van Gerrit Krol. De

menswetenschappen treden hier nadrukkelijk op de voorgrond. Opvallend in deze roman is

bovendien het veelvuldige gebruik van mythen en legenden, maar het opmerkelijke is dat die

gecombineerd worden met allerlei wetenschappelijke elementen die zowel in de thematiek als

in de romanstructuur worden geïntegreerd. Interessant aan die combinatie is dat mythen en

legenden enerzijds en wetenschap anderzijds manieren zijn om de wereld te verklaren, om de

werkelijkheid te vatten. In hun benadering van de wereld zijn ze in wezen tegengestelden.

Zoals de verteller zelf aangeeft zijn mythen verhalen die de mens gebruikt om de wereld te

verklaren: ‘Onder de metamorfosen zijn de aetiologische mythen, die een (natuur)verschijnsel

moeten verklaren, zoals de verhalen van Hyacinthus en Narcissus of de geschiedenis van

Hermaphroditus, mij het liefst’ (Februari 1990: 33). Wetenschap daarentegen benadert

diezelfde wereld vanuit een logisch-rationeel denkpatroon.

Uiteraard past die combinatie van mythen en wetenschappelijke elementen in de postmoderne

deconstructie van de ideologische taal, die beweert de waarheid in pacht te hebben. Net door

die beide verklaringsmodellen op zo’n opvallende manier naast elkaar te plaatsen, toont het

werk aan dat elk dergelijk model ergens tekort moet schieten en dus net niet dé waarheid weer

kan geven. Dit gebrek wordt soms expliciet gethematiseerd: ‘Nu weet ik precies wat je

bezwaar zal zijn. Je laat je in met wetenschap en voelt je dus gehouden de waarheid te zoeken

die meestal niet kort en simpel, maar complex is. Maar bedenk wel, het woord waarheid roept

rare goden in het leven’ (Februari 1990: 48). Uiteindelijk biedt geen van beide polen een

antwoord: ‘Was het geluk te vinden in de wetten van de waarneming en de wetenschap? was

het geluk te vinden in teksten en authentieke bronnen? was het te vinden in offers en in

macht?’ (Februari 1990: 79).

3.2.1 Personages

Al in het eerste aspect dat hier aan bod komt valt Februari’s voorkeur voor alfawetenschappen

op. De personages die in deze roman voorkomen, zijn voornamelijk mensen die met humane

wetenschappen bezig zijn. Of ook de professionele bezigheden van het hoofdpersonage hierin

passen, is niet zeker; over zijn job wordt de lezer namelijk niet geïnformeerd. Een keer wordt

wel op zijn functie gealludeerd, maar een eenduidig antwoord krijgt de lezer niet: ‘“Bezit u

Page 42: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

38

ook een restaurant?” vraagt ze dan. Ik noem mijn beroep. “Wat interessant,” zegt mevrouw

Seitzinger geschrokken’ (Februari 1990: 35).

Toch kan de lezer ervan uitgaan dat ook de professionele bezigheden van de protagonist in het

kader van de humane wetenschappen passen, aangezien hij zich continu in het gezelschap

bevindt van andere personages wier jobs in dat domein kunnen gesitueerd worden. In het

eerste deel van de roman bijvoorbeeld wordt de hoofdpersoon uitgenodigd op een diner bij

Louis Seitzinger, ‘openbare aanklager in de zaak L.B.’ (Februari 1990: 13). Andere

genodigden die avond zijn een slavist, een journalist en een econoom. De afwezige die avond

is een linguïst, wiens plaats aan tafel het hoofdpersonage die avond mag innemen. Allemaal

zijn ze dus tewerkgesteld in een vakgebied dat tot de menswetenschappen behoort. Het is dus

logisch te veronderstellen dat ook de protagonist in dit rijtje thuishoort.

Een ander belangrijk personage in het eerste deel van de roman is Lucy Berlin, de restaurator

die het vernielde schilderij van Manet onder handen neemt. Luigi Binomini ten slotte, voor

wie de protagonist naar Bologna trekt, is hoofd van de Faculteit der Letteren. Het is dus

duidelijk dat de verschillende personages die in deze roman aan bod komen met beide voeten

in de menswetenschappen staan, en dus geen exacte wetenschappers zijn die zich sporadisch

bezighouden met literatuur, zoals de hoofdpersonages in de besproken romans van Gerrit Krol.

Uit de voorgaande paragrafen valt op te maken dat de menswetenschappen geen

onbelangrijke rol spelen in De zonen van het uitzicht. Toch zal ik in de volgende delen

aantonen dat ook de exacte wetenschappen een plaats krijgen in deze roman, zowel in de

thematiek als in de vorm van het werk.

3.2.2 Thematiek

Verwijzingen naar wetenschappers, wetenschappelijke theorieën en terminologieën zijn

veelvuldig te vinden in De zonen van het uitzicht. Opnieuw vormen de menswetenschappen

een grote bron voor talrijke referenties. Dit hoeft niet te verbazen, aangezien het dagelijkse

leven blijkbaar vol referenties aan de alfawetenschappen zit.

‘Alles is vol goden,’ zegt weliswaar de Griekse wijsgeer Thales ergens, maar we leven in een

moderne tijd, met Sartre als een spiedende blik door bovenlichten, Marx, zijn hoofd

schuddend in de boomtoppen, Wittgenstein vol wijsheid op de suikerzakjes en Habermas in

alle bureauladen. (Februari 1990, 10)

Page 43: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

39

In dit citaat wordt al verwezen naar filosofie en economie, maar dat zijn niet de enige

alfawetenschappen die in deze roman een plaats krijgen. Op het diner van Seitzinger is de

linguïst van het gezelschap misschien wel afwezig, toch komt de taalkunde meermaals aan

bod in de thematiek van de roman. Zo bijvoorbeeld: ‘“Meende”, een lelijk germanisme,

ofschoon, “le germanisme est un humanisme” zouden de Franse filosofen zeggen. Ze zeggen

erger dingen’ (Februari 1990, 10). Merk op dat ook de filosofie opnieuw vermeld wordt,

zowel expliciet als in een toespeling op het werk L’existentialisme est un humanisme van

Jean-Paul Sartre. Een ander keer dat de taalkunde aan bod komt, worden termen uit de

fonetiek gebruikt om het personage Lucy Berlin te omschrijven: ‘“U hebt de Manet al

gevonden, zie ik. Kunt u zich een grotere misdaad indenken?” Zoals alle Engelsen van goeden

huize sprak ze haar dentalen en labialen strak syncopisch’ (Februari 1990, 15).

Ook de etymologie blijkt een dankbare wetenschapstak om in de roman op te nemen.

‘Ha!’ roept Boulonois in triomf, ‘men beroept zich op de etymologie! Dacht ik het niet!

Bosporos betekent koe-voorde, Oxford betekent koe-voorde, dus zijn beide identiek, dus

bestaat er tijd noch plaats, dus heeft Kant ongelijk en is de enige Anschauungsform: het

woord. Maar vergeet niet: als u zegt “in den beginne was het woord”, dan is dat begin niets

minder dan een tijdsbepaling.’ (Februari 1990: 31)

Etymologie wordt hier gebruikt om de werkelijkheid ter discussie te stellen, net als in het

volgende citaat:

Overigens is in de grondtekst van Genesis helemaal geen sprake van een appelboom, maar van

een fruitboom. De appel is ingevoerd omdat het Latijnse woord voor appel gelijk is aan het

Latijnse woord voor slechtheid: malum. Met goedheid heeft dat allemaal niets te maken. Lees

in de teksten van kerkvaders en in de catechismus en Weesgegroetjes overal waar malum staat

niet “kwaad” maar “appel”, dan zult u wel begrijpen hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

(Februari 1990: 18)

Daarnaast worden ook de literatuur, muziektheorie, geschiedenis, theologie en hermeneutiek

ter sprake gebracht, waarmee een groot aantal alfawetenschappen in deze roman opgenomen

wordt.

Hoewel die wetenschapsvormen veelvuldig voorkomen in deze roman, wordt er niet altijd een

even positief beeld van geschetst. Zo volgt op een citaat van Cennino Cennini over de manier

waarop een kunstenaar moet leven, kritiek op de levenswijze van kunstenaars, filosofen en

theologen:

‘Leid een geregeld leven alsof u theologie, filosofie of andere wetenschappen beoefent, dat wil

zeggen: eet en drink met mate minstens tweemaal per dag; voed u met een licht en toch

versterkend maal en lichte wijnen,’

Page 44: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

40

Maar deze aansporing had geen effect. De filosofen waren in hun apathie te zeer van de

werkelijkheid afgesneden om tweemaal per dag te eten en navolging in die onwerkelijkheid

leidde tot ondervoeding. Kunstenaars die de theologen in hun onschuld volgden dwaalden al

even ver af van de werkelijkheid der wijnen. Alleen de enkeling die de beoefenaren van de

andere wetenschappen tot voorbeeld koos, kon daarmee de matigheid nog wel beërven: zich

niet hechten of onthechten, maar afstand nemen: de beursschommelingen der Ideeën volgen.

(Februari 1990: 29-30)

De ‘beoefenaren van de andere wetenschappen’ zijn blijkbaar de enigen die zich met hun

studieobjecten kunnen bezig houden zonder die als doel op zich te beschouwen. Voor de

filosofen en de theologen is hun studieobject een fetisj geworden, waardoor ze de band met de

werkelijkheid kwijt geraakt zijn en hun manier van leven daaronder gaat lijden. Nochtans is

die band met de werkelijkheid essentieel om het overzicht te bewaren. Wie de wetenschap

echt wil begrijpen, moet het hele plaatje voor ogen houden: de geschiedenis van de

wetenschap bestaat uit een reeks onophoudelijke paradigmawissels, en ieder nieuw paradigma

beweert de verklaring te kunnen bieden. Enkel de wetenschapper die dus van meet af aan

beseft dat zijn wetenschap maar een van de vele verklaringsmodellen is, kan de werkelijkheid

echt beginnen te begrijpen.

Hoewel in het vorige fragment naast de filosofen ook de kunstenaars en de theologen

becommentarieerd worden, zijn het vooral de filosofen die afgekeurd worden: ‘De filosoof is

een intellectuele hypochonder. In zijn jeugd al aanhanger van het solipsisme, kiest hij ras voor

steeds dodelijker posities. Op zijn sterfbed offert hij een haan aan Asklepios’ (Februari 1990:

59). Elders worden filosofen dan weer vergeleken met schizofrenen, waarmee ook de

psychologie, nog een andere vorm van wetenschap die in het rijtje van de alfawetenschappen

past, gethematiseerd wordt:

In hun boek over kapitalisme en schizofrenie vertellen Gilles Deleuze en Félix Guattari over

Freuds afkeer van schizofrenen. Ze citeren hem waar hij zegt dat schizofrenen woorden

verwaren met dingen, apathisch zijn, narcistisch, afgesneden van de werkelijkheid, en hoe ze

daarmee lijken op filosofen. (Februari 1990: 27)

Naast de humane wetenschappen springen in De zonen van het uitzicht ook de vele passages

waarin de exacte wetenschappen vermeld worden in het oog. Vele van de

bètawetenschappelijke uitspraken worden echter slechts terloops gebruikt zonder dat er dieper

op ingegaan wordt. Al in het begin van de roman wordt de lezer daarmee geconfronteerd. De

eerste zin luidt: ‘Wanneer ik op 40°23’17’’ O.L./21°8’14’’ N.B., om 14.47h. precies, van

onder de bomen in de zon stap, mijn gezicht naar het noorden, ligt in de schaduw mijn hoofd

op de kraag van mijn hemd als het hoofd van Johannes de Doper op zijn schaal’ (Februari

1990, 9). Die locatie kan je uiteraard opzoeken op een landkaart, dan vind je terug dat de ik-

Page 45: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

41

figuur zich in Zelzate bevindt, maar het bemoeilijkt alleszins de helderheid van de zaken. In

dit citaat worden de bètawetenschappen geïroniseerd. Hoewel de locatie van het

hoofdpersonage op een zeer precieze manier beschreven wordt, leidt dat hier toch niet tot een

beter begrip. Integendeel, de meeste lezers kunnen zich bij die lokalisatie niet eens voorstellen

in welk land het ligt, laat staan wat de exacte plaats is.

Het geleerde discours leidt hier dus tot onverstaanbaarheid. Dit past in de postmoderne

ironisering van vaste denkpatronen. Hoewel wetenschappelijk denken verondersteld wordt de

wereld te verklaren, creëert het hier eerder obscuriteit. Dat de bètawetenschappen een vast

denkpatroon zijn geworden, uit zich in het feit dat de mens de hele werkelijkheid probeert te

beheersen in vormen van logisch en wetenschappelijk denken. We bevinden ons dan ook bij

uitstek in het tijdperk van de wetenschap die alles wil verklaren. In het volgende fragment

roepen allerlei niet-wetenschappelijke aspecten van de werkelijkheid een wetenschappelijke

retoriek op bij het hoofdpersonage.

Ik had met Lucy Berlin afgesproken dat ze me zou waarschuwen wanneer het doek gekeerd

kon worden, maar toen ik de dag na mijn bezoek aan het atelier van een wandeling in mijn

hotel terugkwam, stond ze tegen de deur geleund, een bevallige asymptoot. Nee, ze wilde niet

binnen komen, maar nu ze wist dat ik belangstelling had voor het klooster van P., kwam ze me

uitnodigen samen de absis te gaan bekijken, of zegt ze abscis? (Februari 1990: 23)

Opnieuw wordt Lucy Berlin beschreven in uitgesproken wetenschappelijke termen. Deze keer

gaat het niet om een alfawetenschappelijke terminologie, maar wel om een wiskundige term,

met name ‘een bevallige asymptoot’. Ook een ruimte in het klooster (een absis) roept bij het

hoofdpersonage onmiddellijk een wiskundig beeld (een abscis) op. Men kan natuurlijk stellen

dat die link door de taal wordt gelegd omdat beide termen homofonen zijn. Maar dan blijft het

feit nog steeds dat niet iedereen meteen aan een wiskundige abscis zal denken. Wetenschap

blijkt zo alomtegenwoordig dat ze ingebakken zit in het denken van de protagonist. Ze maakt

dan ook deel uit van het dagelijkse leven: ‘En dat was dat, dacht de vierde broer. Nu wist hij

er dan het fijne van: bewegingen en effecten, golven, opties en stromingen, het lag alles

onveranderlijk vast in de wetten van het ware leven. Maar geluk?’ (Februari 1990: 71).

Het aanzien en het belang van de wetenschap zijn zo groot dat uiteindelijk zelfs de

ingebruikname van standaardmaten op een even hoog niveau geplaatst wordt als de schepping

van de wereld. ‘Sinds God Parijs schiep en de standaardmeter en de aanvullende grootheden

van het S.I. (α symbool van de vlakke hoek, Ω symbool van de ruimtehoek), is er veel

veranderd in de stad’ (Februari 1990: 35). Opvallend hierbij is ook dat zowel hier als in het

vorige citaat exacte wetenschap gecombineerd wordt met godsdienst. Dit sluit aan bij wat

Page 46: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

42

hierboven al aan bod kwam, namelijk de combinatie van mythen en wetenschap. Net als deze

twee werkelijkheidsbenaderingen wil ook godsdienst een verklaringsmodel van de wereld

bieden.

Ook het moderne mensbeeld blijkt volledig onder de invloed van de exacte wetenschap te

staan. De wetenschap zou alles kunnen verklaren, dus ook ieder aspect van ons menszijn. ‘De

mens is in het algemeen niet meer dan een macht met irrationele exponenten, bepaald door het

intervallennest Hermes en Aphrodite. Dit moet op zijn minst de wiskundigen op weg brengen

naar het derde millennium’ (Februari 1990: 89). Eenzelfde idee wordt verder ook gelieerd aan

de fysica: ‘De mens is een vluchtig verschijnsel. De ontsnappingssnelheid ligt ergens tussen

de 4.2 103 m/s van Mercurius (Hermes) en de 10.2 10

3 m/s van Venus (Aphrodite). Dit zal de

fysici tot in het derde millennium waakzaam houden’ (Februari 1990: 89). Hier worden

alweer wetenschap en mythologie gecombineerd, zoals al eerder besproken werd in de

inleiding van dit hoofdstuk.

De zonen van het uitzicht bevat dus heel wat verwijzingen naar wetenschap, zowel naar exacte

als naar humane wetenschappen. Wat hierbij voornamelijk opvalt, is dat die passages vaak

onbehandeld blijven en niets toevoegen aan het verloop van het verhaal. Net als in De

chauffeur verveelt zich van Gerrit Krol ontbreekt ook bij Februari het ironische kantje niet.

3.2.3 Formeel

De roman is opgebouwd uit vele korte hoofdstukjes, en af en toe levert zo’n hoofdstukje

(semi-)wetenschappelijke commentaar op een specifiek element uit een voorgaand hoofdstuk.

Hoofdstuk negen bijvoorbeeld begint met de volgende zinnen: ‘”Kunt u zich een grotere

misdaad indenken?” Lucy Berlin was woedend en haar ogen lichtten op’ (Februari 1990: 15).

Het hoofdstuk gaat dan verder over de martelares Sint Lucy, maar in hoofdstuk tien worden

de oplichtende ogen toch hernomen. Dit beeld dient als een kapstok waaraan een uiteenzetting

over de aposiopesis wordt opgehangen.

Het effect van oplichtende blauwe ogen op onze vaderlandse taal is nauwelijks merkbaar. De

hyperbool blijft steken achter de schutsluizen. Maar, wie zijn klassieken kent hoeft hierdoor

niet om een woord verlegen te zitten: hij weet het verschijnsel te benoemen als aposiopesis:

‘de spreker breekt af, omdat hij niet voortgaan wil of kan; zie bij voorbeeld Vergilius’ Aeneis

1 135 – quos ego…! ik zal ze…!’ Het woordenboek geeft aposiopesis weer met volledig

zwijgen. (Februari 1990: 15)

Page 47: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

43

Het (semi-)wetenschappelijke karakter van deze passage schuilt in de manier waarop de

aposiopesis wordt uitgelegd. Er volgt een citaat – al wordt de bron niet aangegeven – en in dat

citaat wordt er verwezen naar nog een externe bron, Vergilius. Ook het woordenboek wordt

geraadpleegd, maar dat levert geen resultaat op. De stijl verschuift hier dus van een literaire

naar een meer wetenschappelijke stijl. Op het schema van Vervaeck (2007b) levert dit dus een

horizontale verschuiving op.

Ook hoofdstuk 11 levert op een dergelijke manier commentaar op een voorafgaand hoofdstuk.

Opnieuw wordt er ingepikt op de eerste zinnen van hoofdstuk negen, deze keer is het de

allereerste zin –‘Kunt u zich een grotere misdaad indenken?’ (Februari 1990: 15) – die

aanleiding geeft tot een uitweiding. Hoofdstuk 11(a) vangt aan met ‘Een grotere misdaad?’

(Februari 1990: 16), om hierna een commentaar te schrijven over de geschiedenis van de

vernietiging van kunst. Hier is de sprong op het schema minder groot dan bij de vorige

aangehaalde commentaar over de aposiopesis, aangezien het hier over een eerder

essayistische commentaar gaat. De stijl van het essay ligt dichter bij een literaire manier van

schrijven dan een wetenschappelijke stijl en werkt bijgevolg minder ontwrichtend.

Op het puur formele vlak valt vooral de opdeling in hoofdstukken op. Net zoals in de

besproken romans van Gerrit Krol krijg je in De zonen van het uitzicht een hele reeks korte,

genummerde hoofdstukken. Dit systeem wordt hier bovendien een aantal keer gecombineerd

met een systeem van subsecties; zo wordt hoofdstuk 11 opgedeeld in een sectie (a) en (b). Op

die manier krijgt deze roman een schijnbaar rigide, sterk gestructureerde en wetenschappelijk

verantwoorde opbouw, maar opnieuw blijkt dat niet meer dan schijn. De wetenschappelijke

structuur van de subsecties wordt onderuit gehaald door het combineren van verschillende

systemen. Hoofdstuk 13 wordt bijvoorbeeld gevold door 13 bis, ter, quater, quinque en sexto.

Hoofdstuk 23 krijgt ook een 23 bis, maar dat wordt dan weer gevolgd door 23 bis, sub b en 23

bis, sub c. Daardoor lijkt de structuur meer op een vreemd patchwork en verliest de opbouw

ieder gevoel van consequentie, wat ervoor zorgt dat die opbouw veel minder wetenschappelijk

verantwoord is.

Verder is de in deel 1 opgenomen Lezing van Leopold Breslauer (Februari 1990: 52-56)

interessant om de wetenschappelijke inslag van de vorm te onderzoeken. Belangrijk is het feit

dat de lezing en de manier waarop die hier weergegeven wordt, voldoen aan de criteria van

wetenschappelijk onderzoek. Ten eerste wordt onmiddellijk na de titel aangegeven dat het

werk is overgenomen ‘uit: Proceedings of the first conference on the third millenium, sterk

verkort’ (Februari 1990: 52). Daarnaast wordt met behulp van vierkante haken en drie puntjes

Page 48: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

44

([…]) netjes aangegeven op welke plaatsen de lezing precies is ingekort. De lezing zelf is

bovendien ook erg wetenschappelijk. De gefingeerde Leopold Breslauer haalt verschillende

bronnen aan, geeft aan waar hij uit die bronnen citeert (citaten zijn overigens formeel

gemarkeerd door cursief schrift), geeft zorgvuldig argumenten voor de teneur van zijn

uiteenzetting en bouwt de tekst helder op. Aangezien het hier gaat om een duidelijk

wetenschappelijke structuur, in combinatie met een wetenschappelijk onderwerp en een

wetenschappelijke auteur, levert dit een grote sprong op in het schema van Vervaeck (2007b).

Dit hoofdstuk is dan ook een onderdeel van het werk dat een lezer in een traditionele roman

niet zou verwachten.

Die fictionele wetenschappelijke tekst is een ultieme import van de wetenschap in dit

postmodern werk. Het gaat hier weliswaar om een wetenschappelijke tekst die binnengeloodst

wordt in een fictioneel literair werk, maar ook die wetenschappelijke tekst is fictioneel. Dit

toont dat wetenschappelijke conventies niet meer zijn dan afspraken die het werk

wetenschappelijk doen lijken zonder dat het wetenschappelijk hoeft te zijn. Uit de verzonnen

lezing van Leopold Breslauer blijkt immers dat ook een fictionele tekst in een

wetenschappelijke structuur kan voorkomen.

3.2.4 Metafictie

De zonen van het uitzicht staat vol metafictionele passages. Het zelfbewustzijn van de tekst

als roman is dan ook erg groot. Maar in deze poel van metafictionele uitspraken wordt er

slechts een enkele keer gesproken over de relatie tussen literatuur en wetenschap. Dan blijkt

dat wetenschap illusies schept: ‘Er komt niet veel meer in het boek terecht dan op de

wetenschap buitgemaakte illusie’ (Februari 1990: 82). Hierin schuilt dus een groot verschil

met de behandelde romans van Krol. Zowel Het gemillimeterde hoofd als De chauffeur

verveelt zich bevatten heel wat uitspraken die de relatie tussen taal en literatuur enerzijds en

wetenschappelijk denken anderzijds becommentariëren. Metafictie die zich niet over deze

relatie uitspreekt, is bijna niet te vinden in deze werken.

Page 49: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

45

3.3 Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek

3.3.1 Personages

Een pruik van paardenhaar is een wetenschappelijk proefschrift dat nu en dan onderbroken

wordt door literaire fragmenten. De literaire stukken in dit boek vormen het verhaal van Julia,

die op het moment dat ze een kunstwerk wil komen, geconfronteerd wordt met het verschil

tussen geld en liefde. Julia heeft een landhuis waar heel wat bezoekers over de vloer komen,

maar geen van deze personages heeft iets te maken met wetenschap. Daardoor zijn er in dit

werk geen personages die hier besproken kunnen worden.

Toch wil ik deze paragraaf niet zonder meer laten voor wat hij is. Ik zal hier even dieper

ingaan op de auteurs van dit werk, want daar is wel iets bijzonders mee aan de hand. Het

laatste boek dat in deze scriptie aan bod komt, lijkt immers geschreven door twee auteurs, met

name M. Februari en Marjolijn Drenth. Aangezien die eerste naam het pseudoniem is van de

tweede, lijkt er hier een vreemde, bijna schizofrene situatie te ontstaan. Maar gelet op de

opbouw van het boek, dat opgedeeld is in literaire- en wetenschappelijke stukken, valt deze

auteurssituatie eenvoudig te verklaren. Filosofe Marjolijn Drenth is de auteur van de

filosofisch-economische passages in het werk, en haar andere persoonlijkheid, M. Februari, de

romancier, verzorgde de literaire passages. Marjolijn Drenth verklaart zelf in haar voorwoord

waarom het noodzakelijk was om ook M. Februari bij dit werk te betrekken:

Toen ik dan ook besloot de haast oneindig uitdijende discussie waarin ik mij al lezend had

begeven te ordenen met behulp van de metafoor van de meervoudige persoonlijkheid, moest ik

tegelijk besluiten om vorm te geven aan mijn eigen meervoudigheid. Ik kon, nadenkend over

positiegebonden objectiviteit en de aspectenpersoonlijkheid, niet anders doen dan mijn positie

bekendmaken en de aspecten van mijn persoonlijkheid ontsluieren. Ik moest, om

geloofwaardig te blijven, het Nachtansicht bij mijn dagelijks werk betrekken. (Februari 2000:

11)

Deze opsplitsing van een persoon in verschillende persoonlijkheden komt bovendien geregeld

aan bod in het boek: ‘Het denken over de meervoudigheid van het individu heeft een lange

filosofische traditie, die, zoals gezegd, teruggaat tot op de oudheid’ (Februari 2000: 166). Ook

het meervoudige persoonlijkheidssyndroom wordt uitvoerig behandeld.

Die persoonsverdubbelingen komen in de tekst voornamelijk voor bij vrouwen, bijvoorbeeld

vrouwen die met hun eigen spiegelbeeld flirten, zoals Zola’s Nana of Wedekinds Lulu

Page 50: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

46

(Februari 2000: 112). Die spiegelsymboliek komt ook terug in de namen van zulke vrouwen:

‘“Het woord Lala,” schreef zij, “is een voorbeeld van parallellisme als poëtologische

categorie’ (Februari 2000: 121). Dit alles kan dus ook de ontdubbeling van de auteur in twee

personages verklaren.

3.3.2 Thematiek

Voor deze roman zal ik de thematische analyse iets anders aanpakken dan bij de vorige drie

besproken werken. In de vorige romans ging ik in dit hoofdstuk in de eerste plaats op zoek

naar expliciete wetenschappelijke verwijzingen in de literaire tekst. Voor mijn analyse van

Een pruik van paardenhaar wil ik deze onderzoeksmethode echter omkeren: ik zal me voor

deze roman eerder focussen op de manier waarop literatuur opgenomen wordt in een

wetenschappelijk werk.

Deze aanpassing wil ik op twee manieren motiveren. Eerst en vooral is het zo dat Een pruik

van paardenhaar eigenlijk een wetenschappelijk proefschrift is en geen roman pur sang.

Hoewel er inderdaad literaire hoofdstukken te vinden zijn in het boek en het werk op de kaft

als ‘proza’ aangeduid wordt, vormen de wetenschappelijke passages een aanzienlijk deel van

de tekst. Literaire passages komen beduidend minder voor dan wetenschappelijke. Dat is een

gevolg van het eenvoudige feit dat Een pruik van paardenhaar niet in de eerste plaats bedoeld

is als roman – zoals wel het geval is voor de andere werken die ik in dit onderzoek bespreek –

maar als proefschrift tot het behalen van een academische graad. Daardoor verandert de

richting van de verschuiving tussen literair en wetenschappelijk werk. Terwijl een boek als De

chauffeur verveelt zich (onder andere) opvalt omdat de invloed van de wetenschap op het

werk zeer hoog is naar de normen van een roman, geldt voor Een pruik van paardenhaar het

omgekeerde. Het opmerkelijke karakter schuilt voor een groot deel in de import van

romanelementen naar de normen van een wetenschappelijke dissertatie.

Een tweede reden is dat in de literaire stukken uit het boek wetenschap maar weinig

gethematiseerd wordt. Een enkele keer komt er een semiwetenschappelijk feit aan bod,

namelijk wanneer Julia op zoek gaat naar een naam voor haar fictieve raadgever die haar moet

helpen bij het aanschaffen van een kunstwerk: ‘Mandibule, mompelde ze. Maudiveille,

Mandavil… Mandeville. Dat was het. Haar raadgever zou Mandeville heten. Dr. Mandeville’

(Februari 2000: 81). Deze naam blijkt niet zo arbitrair te zijn als hier wordt voorgesteld

Page 51: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

47

wanneer de naam ook opduikt in een wetenschappelijk hoofdstuk. Bernard de Mandeville

vertelt met zijn verhaal ‘Fable of the Bees’ dat egoïsme en ondeugd tot economische welvaart

leiden in plaats van economische tegenspoed (Februari 2000: 92-93). Hoewel Mandeville

zowel in het literaire, als in het wetenschappelijke deel van de tekst aan bod komt, wordt er op

geen enkel moment een link gelegd tussen beide.

Een ander voorbeeld waarbij wetenschap opgenomen wordt in een literair gedeelte is in het

hoofdstuk ‘De tweede kikker’. In dit hoofdstuk wordt het verhaal verteld van een kikker die

professor is. Die professorkikker valt in een kan melk, vergelijkt ‘in gedegen analyse het

soortelijk gewicht van melk en kikkers en kwam tot de conclusie dat de zaak reddeloos

verloren was, zodat hij met beschaafde berusting verdronk’ (Februari 2000: 125). Een andere,

gewone kikker die hem achterna sprong, was te dom voor dit soort bedenkingen – dus hij

spartelde en trappelde tot hij zonder het goed en wel te beseffen van de melk een klomp boter

gemaakt had. Dit verhaal is een adaptatie van een Oudindisch verhaal over het

doorzettingsvermogen van twee kikkers in een melkkan (uelfer.com). In dit Oudindisch

verhaal is er evenwel geen sprake van een kikker die professor is. Dit wetenschappelijke

element werd dus geïmporteerd in het verhaal. Dit is dan ook een van de weinige keren dat

wetenschap in dit boek opgenomen wordt in de literaire fragmenten. Merk op dat dit verhaal

volledig losstaat van het verhaal over Julia en Mandeville.

In het wetenschappelijke gedeelte van Een pruik van paardenhaar uit Februari – in dit

onderdeel is eigenlijk Marjolein Drenth aan het woord – kritiek op een aantal economische

modellen. Daarvoor baseert ze zich op de ideeën van Amartya Sen, wiens werk ze ook onder

de loep neemt. Een van de modellen die aan de kaak gesteld wordt in het boek is de ‘homo

economicus’. Bij de beschrijving van dit model komt de literatuur aan bod: ‘Men heeft al

langgeleden ingezien dat niet de economen maar de romanschrijvers als eersten het

commerciële egoïsme op de voorgrond hebben geplaatst’ (McCloskey in Februari 2000: 83).

Of verder: ‘De homo economicus mag verwekt zijn in de Engelse literatuur, hij is

geïnstitutionaliseerd geraakt in de economische wetenschap, geadopteerd en grootgebracht

binnen het economische model’ (Februari 2000: 84). De homo economicus wordt bovendien

niet enkel verklaard aan de hand van literatuur, hij wordt ook een fictie genoemd:

In zijn boek Legal Fictions noemt Lon L. Fuller de homo economicus als voorbeeld van de

‘Big Fiction’ tegenover de kleine ficties van de natuurwetenschappen en het recht. De grote

ficties leveren een algemeen vertrekpunt, een aanzet tot denken, anders dan de kleine ficties

die bloeien binnen het kader van de wetenschap. (Februari 2000: 89)

Page 52: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

48

Literatuur en fictie worden niet enkel gebruikt om gedragsmodellen te beschrijven, het

belang van fictie in de wetenschap wordt meermaals uitdrukkelijk gethematiseerd in de tekst:

In Die Philosophie des Als Ob heeft Hans Vaihinger een uitgebreid overzicht gegeven van

fictiegebruik in de wetenschap; na lezing is het niet overdreven om te concluderen dat een van

de belangrijkste doelstellingen van de wetenschap ligt in het belangloze en onbevooroordeelde

nastreven van onwaarheid. Door het gebruik van ficties heeft de onwaarheid onherroepelijk

een plaats gekregen binnen de wetenschap. Al zijn ze in vele gevallen overduidelijk niet waar,

ficties zijn onontbeerlijk voor de voortgang van de wetenschap, meent Vaihinger; zonder fictie

kunnen we ons doel niet bereiken. (Februari 2000: 87)

Maar tegen het gebruik van deze ficties worden in de tekst ook heel wat bezwaren

geformuleerd, zoals het exporteren van fictie naar andere disciplines (Februari 2000: 91) en

het ‘gevaar van verabsoluteren van de fictie’ (Februari 2000: 92).

Literatuur komt nog op andere manieren aan bod in de wetenschappelijke stukken van dit

boek. Zo worden literaire termen gebruikt om economische persoonsbegrippen te omschrijven:

‘eerder een round dan een flat character, handelend op grond van moreel begrip en sympathie

voor concrete anderen’ (Februari 2000: 109). Een andere keer komt het mensbeeld aan bod op

een wel erg wetenschappelijke manier. Het mensbeeld in de literatuur slaat op de manier

waarop de mens wordt voorgesteld, maar hier wordt de term gebruikt om het zicht van de

mens te omschrijven, met name als een punt op een horopter, wat het ‘vlak [is] van alle

punten in de ruimte die worden gezien als [een] enkelvoudig beeld – punten die te ver van de

horopter liggen geven aanleiding tot dubbelzien’ (Februari 2000: 157).

Het werk schetst een dubbelzinnig beeld van literatuur. Op een bepaald punt in de roman

wordt zeer negatief gesproken over wetenschappers die hun wetenschappelijk werk opvatten

als literatuur: ‘McCloskey schrijft kritisch over de neiging van wetenschappers om de

geschiedenis te versimpelen, om informatie achter te houden en zo een verhaal te vertellen

met een duidelijke moraal en een dramatische plot’ (Februari 2000: 183). Een andere keer laat

de auteur zich net heel positief uit over literatuur:

Om te voorkomen dat het wetenschappelijk mensbeeld beperkt blijft tot cijfers en

berekeningen, moeten we volgens Nussbaum aandringen op het lezen van romans, want dat

lezen biedt een oefening in het meer kwalitatieve argumenteren en in de evaluatieve

vermogens ‘that make us fully human’. (Februari 2000: 129)

Naast die positieve en negatieve uitlatingen over het gebruik van literatuur in wetenschap,

wordt er ook een waarschuwing gegeven. Het gebruik van literatuur is dus toegelaten, maar er

wordt wel gepleit voor enige voorzichtigheid.

Page 53: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

49

Nu in deze inleiding de term ‘fictie’ is geïntroduceerd lijkt het me verstandig erop te wijzen

dat aandacht voor het gebruik van fictie in de wetenschap, uiteraard, niet vanzelf leidt tot

begrip voor het opvoeren van fictieve onderzoeksgegevens en het opstellen van imaginaire

boekenlijsten; het verschil tussen het gebruik van fictie in beide gevallen hoef ik hier niet uit te

leggen. (Februari 2000: 35)

3.3.3 Formeel

Aangezien Een pruik van paardenhaar in wezen een wetenschappelijk proefschrift is, zijn er

in de wetenschappelijke passages van het werk heel wat formele kenmerken uit het

wetenschappelijke apparaat terug te vinden. Deze vormvereisten van een wetenschappelijke

tekst maken goed duidelijk welke passages wetenschappelijke stukken zijn, en welke passages

literair.

Denk niet dat ik het formele onderscheid tussen dag en nacht nodig heb gehad om te beseffen

dat er verschil is tussen de methodologie van de wijsbegeerte en de methodologie van de

roman. De verwijzing naar bestaande literatuur is hier slechts een uitwerking van de

onwetendheidstopos die behoort tot de vormvereisten van het wetenschappelijk onderzoek.

(Februari 2000: 9)

Dat wil niet zeggen dat de noten, bronvermeldingen, figuren enzovoort de enige elementen

zijn die dit onderscheid vormelijk markeren. Zo worden de titels van de literaire hoofdstukken

voorafgegaan door en afgesloten met een sterretje, en de pagina’s worden in de marges

omkaderd.

Ik zal me in de volgende paragrafen focussen op de wetenschappelijk hoofdstukken. Hoewel

de stijl waarin deze stukken geschreven zijn soms lijkt af te wijken van wat je in een

traditionele wetenschappelijke tekst verwacht (bijvoorbeeld in de zelfbewuste passages die

behandeld zullen worden in 3.3.4), is hij toch ook vaak zonder meer wetenschappelijk te

noemen: ‘Sen pleegde met dit gedrag inbreuk uit een bekend rationaliteitscriterium:

Eigenschap α. Dit criterium houdt in dat wanneer een bepaald alternatief x is gekozen uit een

set van alternatieven T, x ook gekozen moet worden uit de subset S van T, mits x ook tot de

subset S behoort’ (Februari 2000: 37).

Een tweede vormelijk aspect dat binnen het wetenschappelijke apparaat past is het gebruik

van citaten. Er worden vaak Engelse citaten opgenomen in de tekst, maar ook Duitse.

Sommige citaten werden vertaald in het Nederlands ‘indien de vertaling het begrip van de

passage bevorderde’ (Februari 2000: 197). Vaak worden de ideeën van andere

Page 54: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

50

wetenschappers niet letterlijk overgenomen maar geparafraseerd, zoals gebruikelijk is in een

wetenschappelijk werk. Opvallend is wel dat er heel wat literaire citaten aan bod komen in de

ethisch-economische stukken. Zo komt bijvoorbeeld een gedicht van Annie M.G. Schmidt aan

bod (Februari 2000: 31) en ook Alice in Wonderland (Februari 2000: 50) wordt aangehaald

tussen de wetenschappelijke stukken door. Literaire voorbeelden zijn natuurlijk niet

ondenkbaar in wetenschappelijke teksten, maar bijzonder is het wel. Dit resulteert op het

schema van Vervaeck (2007b) in een sprong die een beweging maakt omgekeerd aan die van

de sprongen van de andere romans die in deze scriptie al besproken werden. In plaats van een

literaire tekst die doorbroken wordt door wetenschappelijke kenmerken, is hier sprake van een

wetenschappelijk werk dat onderbroken wordt met literaire passages.

Al deze parafrases en citaten moeten natuurlijk – zoals het hoort in een wetenschappelijk

werk – verklaard worden. Dat gebeurt voornamelijk aan de hand van eindnoten. De laatste

pagina’s van het boek bevatten noten, gerangschikt per hoofdstuk, die bibliografische

referenties aanduiden of extra informatie geven. Daarnaast is er ook een bibliografie te vinden

op het einde van het boek. Daarmee lijken de bibliografische verwijzingen compleet, maar dat

is niet het geval. In dit boek wordt er namelijk niet consequent met eindnoten gewerkt.

Hoewel het heel beperkt blijft, zijn er ook een aantal verwijzingen die op een ander manier

aangepakt worden. Zo wordt op slechts twee pagina’s van het werk het haakjessysteem

gehanteerd om naar het werk van Carol Gilligan te verwijzen (Februari 2000: 107-108). Ook

wordt er drie keer een voetnoot opgenomen in de tekst. Een eerste keer gaat het om een

voetnoot over voetnoten (Februari 2000: 105), een andere keer wordt er extra informatie

gegeven bij de tekst (Februari 2000: 140) en in een derde voetnoot wordt er een

bibliografische referentie gegeven (Februari 2000: 194). Naast eindnoten en voetnoten wordt

er ook een noot opgenomen als apart hoofdstuk, met name ‘noot 11’ (Februari 2000: 103).

Bovendien wordt er soms in de tekst zelf niet verwezen naar de bron, bijvoorbeeld wanneer er

een zin uit het nummer You’re so vain van Carly Simon geciteerd wordt (Februari 2000: 75).

Uiteindelijk wordt die referentie wel opgenomen in de verantwoording, achteraan het boek.

Door de combinatie van verschillende systemen wordt de wetenschappelijke conventie hier

doorbroken.

Naast een gewone bibliografie is er ook een ‘Bibliografie van Niet Gelezen Boeken’ (Februari

2000: 199-201) opgenomen. Hoewel dit op het eerste zicht erg vreemd overkomt, is deze

sectie er niet zonder reden. Waarom ook deze bibliografie van belang is voor dit werk, wordt

uitgelegd door de auteur:

Page 55: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

51

Het kan van belang zijn te weten dat de auteur een keuze heeft gemaakt tussen boek A en boek

B en uiteindelijk voor A heeft gekozen. Het kan van belang zijn te weten dat boek C niet tot de

alternatieven behoorde, met andere woorden, dat de set slechts bestond uit de boeken A en B.

Wanneer we recht willen doen aan de epistemische relevantie van het aanbod van literatuur

[…] zullen we moeten spreken over de uitgesloten informatie en dus ook de niet-gekozen

alternatieven uit de set moeten benoemen.

En daarom gaat deze studie vergezeld van een bibliografie van Niet Gelezen Boeken.

(Februari 2000: 41)

Naast de noten en de beide bibliografieën zijn er aan het einde van het boek nog een aantal

zaken te vinden. Zo krijgt de lezer nog een samenvatting (Februari 2000: 192-194), een

epiloog (ibid.: 195) en een verantwoording (ibid.: 197-198) voorgeschoteld. De samenvatting

en de verantwoording zijn beide elementen die tot het wetenschappelijke vormenapparaat

behoren, maar een epiloog is eerder een literair vormkenmerk. Toch wordt ook deze epiloog

weergegeven op de manier waarop de wetenschappelijke stukken in de roman voorkomen,

met name zonder sterren voor en achter de titel en op een bladzijde die niet omkaderd is.

Ook elders in het werk worden de vormvereisten van een wetenschappelijk werk wel

toegepast, maar niet volledig volgens de traditionele manier. Bijvoorbeeld wanneer een

appendix middenin het boek geplaatst wordt, in plaats van achteraan het boek, zoals verwacht

zou kunnen worden. Het wetenschappelijke apparaat wordt dus wel gedeeltelijk gevolgd in dit

werk, maar toch wordt er hier en daar op subtiele wijze van afgeweken. Dit staat in contrast

met wat in de samenvatting beweerd wordt: ‘In de tekst daarom expliciet aandacht voor de

vorm van het proefschrift, als species van de wetenschappelijke publicatie, en met name voor

vormvereisten zoals het notenapparaat en de bibliografie’(Februari 2000: 194).

Hiernaast zijn er ook nog een aantal andere typisch wetenschappelijk zaken die formeel in het

oog springen omdat ze in een traditionele roman niet aan bod zouden komen. De

uitkomstenmatrix (Februari 2000: 54) van het Prisoner’s Dilemma bijvoorbeeld:

gevangene B ontkennen bekennen

gevangene A ontkennen 2 jaar 2 jaar 10 jaar 1 jaar

bekennen 1 jaar 10 jaar 5 jaar 5 jaar

Of de preferentieordening van datzelfde probleem in een notatiewijze die in dat hele

hoofdstuk gebruikt wordt, ook om andere problemen te omschrijven:

A: a1b0, a0b0, a1b1, a0b1.

B: a0b1, a0b0, a1b1, a1b0. (Februari 2000: 55)

Page 56: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

52

Diezelfde notatie komt ook later nog aan bod, in een uitwerking van een ander probleem: ‘b0 >

a1 > (a0 Ʌ b1) > b0’ (Februari 2000: 61). Er zijn zelfs grafieken terug te vinden als illustratie

van de tekst:

(Februari 2000: 169)

Een laatste opvallend formeel kenmerk is dat er in het hoofdstuk ‘Korte schets van de

Onmogelijkheid’ (Februari 2000: 50) in de marge van de ethisch-economische tekst glossen

gedrukt staan die de inhoud van de wetenschappelijke tekst samenvatten en vereenvoudigen.

Het bijzondere daaraan is dat ze de tekst gedeeltelijk terugvoeren naar de oorsprong van de

literatuurwetenschap en de Bijbelexegese. De traditie van kritische tekststudie begon immers

door in de marges van teksten allerlei glossen, korte commentaren over de tekst, te noteren.

3.3.4 Metafictie

In de metafictionele stukken in dit werk wordt de opbouw van de tekst vaak verklaard door te

wijzen op de moeilijkheidsgraad van de wetenschappelijke passages voor de niet-academische

lezers. Uit deze passages spreekt bijgevolg een groot zelfbewustzijn:

Waarom zouden we op dit punt onze vraag niet volgens wetenschappelijke methode veilig

naar haar bestemming leiden, maar liever ‘als een verschrikte kudde schapen, her- en

derwaarts, over heg en steg [laten] verstrooien’? Als we hier degenen die niet in het minst

geïnteresseerd zijn in ethiek en morele ontwikkeling (en zij hebben gelijk, Donna Haraway

hoorde ik ooit zeggen: ‘Who cares about agency, if you can sit down with a good novel?’), als

we deze niet-academische lezers voorzien van ‘voldoende uitweidingen en terzijdes om toch

aan hun trekken te komen, in het bijzonder een recept voor rijst met olijven’, is het dan omdat

vrouwen aan uithoudingsvermogen ontbreekt […]? (Februari 2000: 110)

Het verschil tussen academische en niet-academische lezers is wel vaker een onderwerp in de

zelfbewuste passages uit deze tekst:

Page 57: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

53

De lezer die romantisch is ingesteld kan dit hoofdstuk maar beter overslaan. Hij kan ernaar

terugkeren als hij voelt dat hij iets mist – zonder daarvoor aan de schrijver een verklaring

schuldig te zijn. […] De geïnteresseerde lezer staat het vrij om dit hoofdstuk te nemen voor

wat het waard is; de academische lezer wordt verwezen naar de noten. En omdat ieder van die

lezers zichzelf slechts ten dele zal kunnen terugvinden in de tekst, geldt voor dit boek eens

temeer wat in het algemeen geldt voor literair en wetenschappelijk proza:

‘Alle lezers van dit boek zijn volkomen fictief.’(Februari 2000: 51)

In een ander metafictioneel fragment wordt het afdwalen in de tekst vergeleken met Virgina

Woolf die afdwaalde van een pad en teruggehaald werd door een pedel: ‘Het spoor volgend

van Woolfs ambulante systematiek, zullen wij in het hiernavolgende gedurig van het pad

afwijken, de pedel op de hielen, in een poging de gedachten te achterhalen die zich aandienen

wanneer wij ons buigen over het onderwerp van de vrouw en de ethiek’ (Februari 2000: 106).

Het beeld van de pedel wordt later in het werk nogmaals gebruikt om terug te komen van een

uitweiding:

Als u tijdens deze uitweiding duizelig bent geworden, moet u zich maar vasthouden aan de

gedachte dat de stijlmiddelen in deze tekst blijkbaar met bijzonder veel overleg zijn gekozen.

Of anders moet u uw vertrouwen stellen in dat ‘vreemd uitziend object met een uitgesneden

jas en een rokhemd aan’ dat, zoals u ziet, nu komt aansnellen. ‘[H]ij was een pedel, ik was een

vrouw, dit was het gazon, dat was het pad.’ Goed, wij keren terug. (Februari 2000: 114)

Het uiteenlopende publiek dat aangesproken wordt met dit werk waarin wetenschap en

literatuur naast elkaar geplaatst wordt, wordt dus meermaals gebruikt om zich expliciet uit te

spreken over het karakter en de opbouw van de tekst.

3.4 Conclusie

Aangezien de besproken boeken van Februari zo uiteenlopend zijn – De zonen van een

uitzicht is een echte roman waar alle kenmerken van het postmodernisme in terug te vinden

zijn en Een pruik van paardenhaar is een wetenschappelijk proefschrift waarin een historisch

verhaal opgenomen is – zijn de teksten moeilijk met elkaar te vergelijken. In het licht van dit

onderzoek valt wel op dat wetenschap een belangrijke plaats krijgt in beide werken, al gebeurt

dat twee keer op een volledig andere manier. In De zonen van het uitzicht wordt wetenschap

opgenomen in het literaire werk; het maakt deel uit van de roman. In Een pruik van

paardenhaar daarentegen is er geen sprake van een mooi geheel. Literaire stukken en

wetenschap worden duidelijk van elkaar gescheiden, en zelfs de pagina’s waarop de

verschillende delen afgedrukt staan, zien er anders uit.

Page 58: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

54

Ook op het formele vlak is er een duidelijk verschil tussen de twee boeken. In De zonen van

het uitzicht wordt er weldegelijk gebruik gemaakt van de vormvereisten van het

wetenschappelijke apparaat: er wordt bijvoorbeeld een wetenschappelijke stijl gehanteerd en

ook de indeling van de hoofdstukken is wetenschappelijk te noemen. Maar dat valt in het niets

tegenover het grote aantal formele kenmerken die terug te vinden zijn in Een pruik van

paardenhaar. Aangezien dit effectief een wetenschappelijk werk is, hoeft dat niet te verbazen.

In het boek zijn er bijvoorbeeld een bibliografie, een notenapparaat, een appendix, figuren,

tabellen enzovoort te vinden. Ondanks het feit dat dit werk met een wetenschappelijk doel

geschreven is, met name als proefschrift, wordt het wetenschappelijk systeem toch niet altijd

even consequent toegepast. Net als in De zonen van het uitzicht worden er soms verschillende

systemen door elkaar gebruikt.

Een laatste gemeenschappelijk punt is het grote zelfbewustzijn van de twee romans. In allebei

de teksten worden de lezers aangesproken, ze worden gewaarschuwd voor wat komt of er

wordt hen uitgelegd waarom een bepaalde strategie gevolgd wordt.

Page 59: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

55

4. Conclusie

In dit onderzoek heb ik getracht aan te tonen hoe postmoderne auteurs wetenschap

incorporeren in hun werk. Daartoe heb ik het werk van twee postmoderne auteurs uit de

Nederlandstalige literatuur onderzocht: Gerrit Krol, de auteur van onder andere Het

gemillimeterde hoofd en De chauffeur verveelt zich en Marjolijn Februari, de auteur van De

zonen van het uitzicht en Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek. Het

belang van wetenschap in die vier werken heb ik waar mogelijk ontleed in een vierledige

structuur. Ten eerste ging ik na in hoeverre de wetenschap een rol speelt met betrekking tot de

personages in de romans. In tweede instantie werd aangetoond hoe de wetenschap verweven

werd in de thematiek. Ook met betrekking tot het formele aspect van deze romans heb ik de

wisselwerking met wetenschap en wetenschappelijke conventies proberen te duiden. Ten

slotte besprak ik de metafictionele passages waarin de romans zelfbewust reflecteren over de

relatie tussen roman en wetenschap.

De vraag is dan hoe die interactie tussen roman en wetenschap past binnen een postmodern

referentiekader. Ik zie vijf manieren waarop de wisselwerking interessant is in een

postmodern werk. Om te beginnen zorgt de combinatie voor een ontmaskering van de

wetenschappelijke waarheidspretenties. Roman en wetenschap zijn allebei niet meer dan een

manier om de wereld begrijpbaar te maken, de wereld te benaderen, maar uiteindelijk is geen

van beide in staat om de werkelijkheid te verklaren – ook al is dat wel het doel van de

wetenschap. Om dat doel te bereiken wil de wetenschappelijke taal zo eenduidig en helder

mogelijk zijn. Dat brengt me bij een tweede postmoderne strategie: de ironisering van

ideologische taal, die beweert dat haar betekenis onveranderlijk vast ligt. Dat laatste poogt de

wetenschap te bereiken door het gebruik van wetenschappelijke conventies, die in de hier

besproken romans echter geen helderheid opleveren maar net voor een soms onoverkomelijke

onduidelijkheid zorgen. De inconsequente toepassing van wetenschappelijke conventies in

deze romans sluit daarbij aan. Vervolgens past de combinatie van wetenschap en roman ook

binnen de typische intertekstualiteit en import in postmoderne teksten, dat is het derde

kenmerk. Die import houdt verband met een vierde postmodern kenmerk, namelijk met het

encyclopedische karakter van postmoderne teksten. Met betrekking tot Het gemillimeterde

hoofd kan ten slotte nog gewezen worden op de werking van de wetenschap binnen de

postmoderne enting van de personages. Dat houdt in dat postmoderne personages de

belichaming zijn van een reeks scripts of al dan niet bestaande figuren, zoals dat het geval is

bij het hoofdpersonage in deze roman.

Page 60: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

56

Op die manier hoop ik aangetoond te hebben dat het binnenhalen van de wetenschap in deze

romans geen gratuit spel is, maar ten volle gekaderd kan worden in de postmoderne houding

tegenover tekst, betekenis en waarheid. Aangezien het postmodernisme met betrekking tot de

romans geen stroming maar eerder een leeshouding is, denk ik met mijn onderzoek ook de

postmoderne leesstrategie uitgebreid te hebben door aan te tonen hoe de wetenschap daarin

kan werken. In die twee aspecten kadert de relevantie van dit onderzoek.

Verder wil ik hier de twee auteurs en de vier behandelde boeken nog even kort naast elkaar

plaatsen. In de erg fragmentarische romans van Gerrit Krol komen vooral de

bètawetenschappen aan bod, zoals natuurwetenschap en de wiskunde. Bij Marjolijn Februari

daarentegen komen voornamelijk de menswetenschappen aan bod. Maar het is voornamelijk

de manier waarop wetenschap voorkomt in deze romans die het verschil maakt. In de

behandelde werken van Krol zijn de wetenschappelijke passages voornamelijk ideeën van het

hoofdpersonage, die in afzonderlijke fragmenten uiteengezet worden. In De zonen van het

uitzicht daarentegen worden de wetenschappelijke passages veel meer opgenomen en

geïntegreerd in het narratieve, literaire werk. In het laatste werk dat hier aan bod kwam, Een

pruik van paardenhaar, is de situatie nog anders. Daar worden wetenschappelijke en literaire

passages namelijk naast elkaar geplaatst en is er helemaal geen sprake van integratie.

De hoeveelheid wetenschappelijke elementen verschilt sterk van roman tot roman. De werken

van Krol bijvoorbeeld bestaan bijna uitsluitend uit passages die iets met wetenschap te maken

hebben. Ook wetenschappelijke vormkenmerken zoals figuren, grafieken, een index, noten

enzovoort komen veelvuldig voor. Bij de boeken van Februari ligt dat anders. Ook in dit

opzicht is er een groot verschil tussen de twee besproken werken van deze auteur. In De zonen

van het uitzicht komt wetenschap vaak voor, maar ze is niet zo alomtegenwoordig als in de

behandelde boeken van Krol. Ook op formeel vlak nemen die specifieke vormkenmerken een

minder grote plaats in. Er is wel sprake van een wetenschappelijke stijl in bepaalde passages

en de indeling van de hoofdstukken gebeurt op een wetenschappelijke manier, maar daar blijft

het ongeveer bij. In het tweede werk van Februari dat hier aan bod kwam, is er dan weer veel

meer sprake van een wetenschappelijke thematiek en worden de wetenschappelijke

vormvereisten veel meer gerespecteerd. De grafieken en figuren zijn minder talrijk dan in de

boeken van Krol – vooral in Het gemillimeterde hoofd valt daar niet over heen te kijken –

maar het is duidelijk dat dit boek uitgesproken wetenschappelijke pretenties heeft.

Page 61: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

57

Hoewel er dus een aantal parallellen te vinden zijn, wordt wetenschap niet telkens op dezelfde

manier gebruikt in deze romans. Soms wordt ze enkel gebruikt als detail in het verhaal, soms

als manier om verschillende jargons te importeren, en soms dient wetenschap als

structurerend element. Maar het is wel duidelijk dat wetenschap een prominente plaats krijgt

in de besproken werken.

Het feit dat in de verschillende boeken wetenschap op zulke verschillende manieren

geïntegreerd wordt, toont aan dat de werking van wetenschap binnen postmoderne romans

niet tot één dimensie gereduceerd kan worden. Uiteindelijk is dit onderzoek slechts een studie

over vier individuele casussen. Dit wil zeggen dat daarmee lang niet alles over de relatie

tussen wetenschap en de postmoderne roman gezegd is. Hier is dan ook behoefte aan verder

onderzoek dat in andere postmoderne romans nagaat hoe wetenschap daarin geïntegreerd

wordt.

Page 62: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

58

5. Bibliografie

ETTY 2007

Elsbeth Etty, ‘Het mag in de literatuur wel iets opgewekter’, in: Nrc.nl, 27 juli 2007,

geraadpleegd op 2 mei 2012 op:

http://vorige.nrc.nl/krant/article1822537.ece

FEBRUARI 1990

M. Februari, De zonen van het uitzicht. Amsterdam, Querido, 1990.

FEBRUARI 2000

M. Februari & Marjolijn Drenth, Een pruik van paardenhaar & Over het lezen van een boek.

Amartya Sen en de onmogelijkheid van de paretiaanse liberaal. Amsterdam, Querido, 2000.

KROL 1978

Gerrit Krol, Het gemillimeterde hoofd. Amsterdam, Querido, 1978.

KROL 1985

Gerrit Krol, De schriftelijke natuur. Essays over kunst en wetenschap. Amsterdam, Querido,

1985.

KROL 1989

Gerrit Krol, De chauffeur verveelt zich. Amsterdam, Querido, 1989.

MARJOLIJNFEBRUARI.NL

http://www.marjolijnfebruari.nl/, geraadpleegd op 30 april 2011.

OPSTAELE 2010

Mieke Opstaele, De plaatjesroman in de Nederlandse literatuur na 1960: onderzoek naar de

functie en betekenis van de plaatjes in Krols Het gemillimeterde hoofd, Kousbroeks Vincent

en het geheim van zijn vaders lichaam en Jongstra’s Groente. Leuven, Onuitgegeven

masterscriptie in het kader van de masteropleiding Literatuurwetenschap, 2010.

OPSTAELE 2012

Mieke Opstaele, [The interaction between literary and scientific discourse in Dutch narrative

prose after 1945]. Gent, Aanvraag FWO aspirantschap, 2012.

UELFER.COM

Page 63: Wetenschap als uitbreiding van het postmoderne leesmodellib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/891/673/RUG01-001891673... · 2012. 12. 5. · Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte

59

http://www.direktmarketing-uelfer.com/NL/twee-kikkers.htm, geraadpleegd op 11 mei 2012.

VAN BENDEGEM 2007

Jean Paul Van Bendegem, ‘Kunst en wetenschap: gemiddeld zes stappen’, in: Bart Vervaeck

& Ad Zuiderent (red.), Gerrit Krol: Werken op het snijpunt. Rozenberg, Amsterdam, 2007,

145 – 160.

VAN BENDEGEM 2009

Jean Paul Van Bendegem, ‘Van Alice tot Raymond via Jorge. De talrijke interacties tussen

literatuur en wiskunde’, in: Wiskunde & Onderwijs, vol. 35, nr. 137, 2009, 6 - 11.

Tevens digitaal beschikbaar op:

http://www.vub.ac.be/CLWF/AliceRaymondJorge.pdf, geraadpleegd op 27 maart 2012.

VERVAECK 2007A

Bart Vervaeck, Het postmodernisme in de Nederlandse en Vlaamse roman. Nijmegen, Vantilt,

2007.

VERVAECK 2007B

Bart Vervaeck, ‘Het werk van Gerrit Krol: fictie, essay of wetenschap?’, in: Bart Vervaeck &

Ad Zuiderent (red.), Gerrit Krol: Werken op het snijpunt. Rozenberg, Amsterdam, 2007, 21-

35.

VERVAECK 2007C

Bart Vervaeck, ‘De kleine postmodernsky: ontwikkelingen in de (verhalen over de)

postmoderne roman’, in: E. Brems e.a. (red.), Achter de verhalen. Over de Nederlandse

literatuur van de twintigste eeuw. Leuven, Peeters, 2007, 133-165.