Werkwoordspelling

16

Click here to load reader

Transcript of Werkwoordspelling

Page 1: Werkwoordspelling

WerkwoordspellingHoe ging dat ook alweer?

Page 2: Werkwoordspelling

Hoe schrijf je word(t)?

Tijdens een belspelletje krijgt een eerstejaars student aan de PABO de volgende vraag:

Ja, wat is het nu: word of wordt?

Wat denk je? Geeft ze het juiste antwoord?

Page 3: Werkwoordspelling

werkwoordspelling

• Zwakke en sterke werkwoorden

• Persoonsvorm tegenwoordige tijd

• Persoonsvorm verleden tijd

• Voltooid deelwoord

• Onregelmatige werkwoorden

• Uit het Engels ontleende werkwoorden

Page 4: Werkwoordspelling

Zwakke en sterke werkwoorden

• Zwakke werkwoorden zijn werkwoorden die je in de verleden tijd vervoegt met –de(n) of –te(n).

▫ werken werkte gewerkt

▫ antwoorden antwoordde geantwoord

▫ verven verfde geverfd

• Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

▫ lopen liep gelopen

▫ vinden vond gevonden

▫ brengen bracht gebracht

Page 5: Werkwoordspelling

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

• Sterke en zwakke werkwoorden gedragen zich in de tegenwoordige tijd hetzelfde.

• Er zijn maar 3 mogelijkheden.*

Ik-vorm (stam) hij-vorm (stam+t) meervoudsvorm

loop loopt lopen

verf verft verven

word wordt worden

zet zet Zetten

delete deletet deleten

Page 6: Werkwoordspelling

De ik-vorm (stam)

Ik als onderwerp of je/jij als onderwerp achter de persoonsvorm:

Ik loop Ik word

Loop je/jij Word je• Maar: loopt je zus en brandt je verwarming

▫ Gebiedende wijs:

Loop door! Word volwassen!

Page 7: Werkwoordspelling

De hij-vorm (stam)

• Bij alle andere onderwerpen in het enkelvoud zet je er een –t achter:

▫ lopen Hij loopt,

▫ worden Dat wordt,

▫ werken Henk werkt,

▫ verven Jij verft,

▫ slapen Je slaapt,

▫ zetten Mijn zus zet

Page 8: Werkwoordspelling

Meervoudsvorm

• Lijkt me logisch:

▫ We lopen,

▫ Jullie worden

▫ Mieke en Maaike werken

▫ De buren verven

▫ Ze slapen

▫ De tegelzetters zetten

Page 9: Werkwoordspelling
Page 10: Werkwoordspelling

Persoonsvorm verleden tijd

• Zwakke werkwoorden

▫ ‘t fokschaap-x

▫ ‘t kofschip-x

Page 11: Werkwoordspelling

‘t Kofschip-x of ‘t fokschaap-x

• Meestal hoor je wel of je te(n) of de(n) moet gebruiken, maar je kunt ook de fokschaap-regelgebruiken.

▫ Neem het hele werkwoorden haal de (e)n weg.

• werken

• besteden

▫ zit de laatste letter in ‘t kofschip?

• ja: ik-vorm+te(n) werkte(n)

• nee: ik-vorm+ de(n) besteedde(n)

Page 12: Werkwoordspelling

Persoonsvorm verleden tijd zwakke

werkwoorden en voltooid deelwoord‘t kofschip-x enkelvoud meervoud Voltooid

deelwoord

zettenwerkenplaatsen

ik-vorm+tezet tewerk teplaats te

ik-vorm+tenzettenwerktenplaatsten

gezetgewerktgeplaatst

Alle andere gevallen

enkelvoud meervoud Voltooid deelwoord

vervenantwoordenvoelen

ik-vorm+deverfdeantwoorddevoelde

ik-vorm+denverfdenantwoorddenvoelden

geverfdgeantwoordgevoeld

Page 13: Werkwoordspelling

Persoonsvorm verleden tijd sterke

werkwoorden• Lopen liep gelopen

• Brengen bracht gebracht

• Worden werd geworden

• Enz.

Page 14: Werkwoordspelling

Onregelmatige werkwoorden

• Die doe je echt niet fout! De belangrijkste zijn:

▫ kunnen

▫ zullen

▫ hebben

▫ zijn

▫ mogen

Page 15: Werkwoordspelling

Uit het Engels ontleende werkwoorden• Die vervoeg je hetzelfde als zwakke werkwoorden.

Pv tt Pv vt vd

bingoën ik bingohij bingootwij bingoën

bingode

bingodengebingood

stressen ik streshij strestwij stressen

streste

strestengestrest

deleten ik deletehij deletetwij deleten

deletete

deletetengedeletet

sms’en ik smshij sms’twij sms’en

sms’te

sms’tenge-sms’t

Page 16: Werkwoordspelling

Woordenlijst.org