Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste...

22
Sportpsychologie Casusuitwerking Tim Wiefferink 316421 Sportpsychologie Klas 2M B. Assen 30-01-2015 Sport, Gezondheid & Management Leerjaar 2

Transcript of Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste...

Page 1: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

SportpsychologieCasusuitwerking

Tim Wiefferink316421

SportpsychologieKlas 2MB. Assen

30-01-2015Sport, Gezondheid & Management

Leerjaar 2

Page 2: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

VoorwoordDit verslag is voortgekomen uit een 8-weekse cursus sportpsychologie. Om voor de cursus te slagen, is er een opdracht gekoppeld die in dit verslag is uitgewerkt. De opdracht betreft een uitgewerkte casus aan de hand van de behandelde theorie in de lessen. Ik wil hierbij B. van Assen erg bedanken voor alle input die hij heeft kunnen geven tot het verwerken van dit verslag.

2Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 3: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding..........................................................................................................................4

Hoofdstuk 2 Inleiding casus................................................................................................................5

2.1 Wat is het probleem?.............................................................................................................5

2.2 Wie ervaren het als een probleem?.......................................................................................5

2.3 Waarom is het een probleem?...............................................................................................5

2.4 Oorzaken probleem................................................................................................................6

2.5 Gewenste situatie...................................................................................................................6

2.6 Concrete probleemstelling.....................................................................................................6

Hoofdstuk 3 Probleemanalyse............................................................................................................7

3.1 Koppeling literatuur aan de casus..........................................................................................7

3.1.1 Motivatie........................................................................................................................7

3.1.2 Feedback & Intrinsieke motivatie...................................................................................8

3.1.3 Extrinsieke beloningen....................................................................................................8

3.1.4 Zelfvertrouwen...............................................................................................................9

3.1.5 Gedachtecontrole...........................................................................................................9

3.1.6 Aandachtscirkels van Eberspächer................................................................................10

3.1.7 Het 4G-schema.............................................................................................................10

3.2 Samenvatting theoretisch kader...........................................................................................11

Hoofdstuk 4 Interventie....................................................................................................................12

4.1 3 interventies........................................................................................................................12

4.2 Onderbouwing interventies..................................................................................................12

4.2.1 Interventie 1 Motivatie................................................................................................12

4.2.2 Interventie 2 Gedachtecontrole (Eberspächer)............................................................12

4.2.3 Interventie 3 Gedachtecontrole (4G-schema).............................................................13

4.3 Toepassing interventies........................................................................................................13

4.3.1 Interventie 1 Motivatie................................................................................................13

4.3.2 Interventie 2 Gedachtecontrole (Eberspächer)............................................................14

4.3.3 Interventie 3 Gedachtecontrole (4G-schema).............................................................14

Hoofdstuk 5 Nawoord.......................................................................................................................15

Literatuurlijst........................................................................................................................................16

3Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 4: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

4Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 5: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Hoofdstuk 1 InleidingDe uitgewerkte casus gaat over Jeroen die met zijn fitnessbuddy Koen aan het fitnessen is. Jeroen boekt veel progressie en hij vind het fitnessen geweldig. Wanneer Koen stopt met trainen bij de sportschool, staat Jeroen er alleen voor en hierdoor wordt zijn motivatie een stuk minder.Om Jeroen te helpen is hij doorgestuurd naar een sportpsycholoog die hem hierbij gaat helpen.Zijn probleem is dat hij dus geen motivatie meer heeft en hij hier erg veel moeite mee heeft. Zo merkt hij onzekerder is geworden en zijn zelfvertrouwen is compleet verdwenen.

Dit verslag is verdeeld uit drie hoofdstukken, waarin de probleemstelling wordt beschreven en behandeld. In hoofdstuk 2 staat de casus en de probleemstelling beschreven, hoofdstuk 3 bestaat uit de probleemanalyse en de gevonden literatuur en in hoofdstuk 4 zijn er drie interventies opgesteld, onderbouwd en toegepast.

5Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 6: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Hoofdstuk 2 Inleiding casusIn hoofdstuk 2 staat de inleiding van de casus beschreven. Hierin wordt onder andere beschreven wat het probleem is, wie het als een probleem ervaren, waarom het een probleem is, wat is de oorzaak, de gewenste situatie en wat nou daadwerkelijk het concrete probleem is die behandeld moet worden.

2.1 Wat is het probleem?Jeroen is 20 jaar oud, studeert en heeft jaren lang op recreatief niveau gevoetbald. Nu is hij gestopt met voetballen en is opzoek gegaan naar een andere sport. Hij is erachter gekomen dat hij fitness helemaal geweldig vind. Hij traint nu bij de sportschool samen met zijn vriend Koen. Omdat hij niet echt tevreden is over zijn uiterlijk en meer zelfvertrouwen wil krijgen, heeft Jeroen als doel gesteld om meer spiermassa te krijgen. Ze trainen drie keer per week samen en doen hetzelfde trainingsprogramma, zodat ze elkaar goed kunnen helpen. Hij heeft veel motivatie en boekt veel progressie. Na vier maanden trainen gaat Koen studeren in Utrecht en is hij noodgedwongen om zijn abonnement stop te zetten bij de sportschool. Bij Jeroen ontstaat er een probleem en zijn motivatie daalt snel, vind het trainen minder leuk, zijn zelfvertrouwen verdwijnt en hij denkt erover om ermee te stoppen.

2.2 Wie ervaren het als een probleem?Jeroen zelf is vooral degene die erg met het probleem zit. Hij wordt er dagelijks mee geconfronteerd en heeft hier erg veel moeite mee. Omdat hij hierdoor niet lekker in zijn vel zit, heeft hij weinig zin en energie om andere dingen te doen. Ook zijn ouders en vrienden merken dit aan hem. Zijn ouders hebben ook een abonnement bij dezelfde sportschool maar Jeroen vind het niet leuk en praktisch om samen met hen te trainen. Doordat hij niet lekker in zijn vel zit en weinig energie heeft om andere dingen te doen, ziet hij zijn vrienden steeds minder. Zijn vrienden zijn bij hem langs geweest en proberen hem te stimuleren en motiveren. Daarnaast ervaart de fitnesstrainer die Jeroen begeleid ook een probleem, omdat ze intensief hebben samengewerkt om tot dat resultaat te komen wat Jeroen nu heeft opgebouwd. De fitnesstrainer weet niet op welke manier hij Jeroen moet helpen en dit knaagt aan hem. Als laatste is Koen die er heel erg van baalt dat Jeroen niet meer gemotiveerd is, omdat hij is gaan studeren in Utrecht en wel de motivatie heeft om alleen te trainen. Dus er zijn veel verschillende mensen die het probleem ervaren.

2.3 Waarom is het een probleem?Het is een probleem, omdat Jeroen door het fitnessen gespierder is geworden en hierdoor meer tevreden is over zijn uiterlijk. Doordat hij meer tevreden is over zijn uiterlijk heeft hij meer zelfvertrouwen gekregen. Ook is hij door het fitnessen fitter geworden en heeft hij meer energie gekregen om in het dagelijkse leven meer te ondernemen. Om al deze positieve punten niet kwijt te raken is het voor Jeroen erg belangrijk om zijn motivatie weer terug te vinden, zodat hij zijn draai weer weet te vinden en terugkomt op zijn oude niveau. Wanneer hij zijn motivatie niet weet terug te vinden kan dit een probleem voor hem zijn, omdat hij dan waarschijnlijk terugvalt in zijn oude patroon en dit is wat hij absoluut niet wil.

6Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 7: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

2.4 Oorzaken probleemDe oorzaak van het probleem is dat zijn fitnessbuddy Koen is gaan studeren in Utrecht en gestopt is met fitnessen in de sportschool waar ze altijd samen trainden. Hierdoor moet hij nu altijd alleen naar de sportschool. Jeroen heeft hier erg veel moeite mee, omdat hij het altijd erg gezellig vond en ze elkaar konden helpen tijdens het trainen.

2.5 Gewenste situatieHet doel is dat Jeroen zijn motivatie terug krijgt en hierdoor weer anders tegen het fitnessen aan gaat kijken. Hij traint dan weer drie keer per week en gaat verder waar hij is gebleven. Dit zou hij kunnen bereiken door iemand te vinden waar hij goed mee overweg kan en samen mee kan gaan trainen, zodat hij het fitnessen weer gezellig vind en hij geholpen kan worden tijdens zijn oefeningen. De laatste paar weken ging hij geen gesprekken aan met sporters in de sportschool en sloot hij zichzelf buiten ten opzichte van zijn medesporters. Wat hij nu anders doet is dat hij contact maakt met de sporters in de sportschool. De gewenste situatie zou dan zijn dat hij met sporters in contact komt die hetzelfde doel hebben, het leuk vinden om samen te trainen, wil helpen en geholpen wil worden en als laatste erg gemotiveerd is net zoals Jeroen zelf.

2.6 Concrete probleemstellingDe concrete probleemstelling komt er op neer dat Jeroen een tijd samen gefitnest heeft met Koen. Koen is gestopt met fitnessen, wat ervoor gezorgd heeft dat Jeroen geen zin meer heeft om te fitnessen. Hierdoor haalt hij zijn doelstelling niet; iets wat ervoor zorgt dat hij geen progressie meer boekt. Dit schaadt zijn zelfvertrouwen en motivatie om verder te fitnessen.

7Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 8: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Hoofdstuk 3 ProbleemanalyseIn hoofdstuk 2 staat de probleemstelling beschreven. Kort samengevat komt de probleemstelling hier op neer: Jeroen heeft een tijd samen gefitnest met Koen. Koen is gestopt met fitnessen, wat ervoor gezorgd heeft dat Jeroen geen zin meer heeft om te fitnessen. Hierdoor haalt hij zijn doelstelling niet; iets wat ervoor zorgt dat hij geen progressie meer boekt. Dit schaadt zijn zelfvertrouwen en motivatie om verder te fitnessen.

3.1 Koppeling literatuur aan de casusVolgens Weinberg & Gould (2011) zijn er twee verschillende manieren waarop iemand gemotiveerd kan worden, namelijk: via de intrinsieke en de extrinsieke motivatie. Wanneer iemand zodanig gemotiveerd is om weer te sporten en dus een doel te bereiken, zal zijn of haar zelfvertrouwen ook weer een boost krijgen. Een middel dat hierbij kan helpen, is controle krijgen over iemands gedachten. Dit zal ervoor zorgen dat diegene voornamelijk met de sport en het plezier in de sport bezig zal zijn.

Korte uitleg van begrippenDe intrinsieke motivatie houdt in dat iemand plezier heeft in het uitvoeren van een sport en dat hij of zij innerlijk streeft om competent te zijn. Extrinsieke motivatie betekent dat iemand externe beloningen voor zijn of haar gedrag krijgt (Assen, 2014). Hieronder zal hier verder op ingegaan worden.Bij zelfvertrouwen gaat het erom dat een persoon erin gelooft dat hij of zij succesvol een gewenst gedrag kan vertonen. Dit betekent dat wanneer een persoon gemotiveerd wordt om en beloond wordt in het sporten, zekerder wordt in het uitvoeren van zijn of haar activiteiten. Dit zorgt voor een positieve verandering in zijn of haar zelfvertrouwen. Hieronder zal hier verder op ingegaan worden.Volgens Humbertus & Schuijers (2004) is het krijgen van controle over gedachten om meer zelfvertrouwen te krijgen, een belangrijk onderdeel van de mentale training. Eén 'verkeerde' gedachte, één gedachte die afleidt van de taak, kan funest zijn. Het prettige gevoel kan dan weg zijn en zal kunnen worden vervangen door spanning en stress. Gedachten en gevoelens zijn erg belangrijk voor prestaties. Daarom is gedachteverandering erg belangrijk. Hieronder zal hier verder op ingegaan worden.

3.1.1 MotivatieStrategieën voor het verhogen van de intrinsieke motivatieEr is een aantal verschillende strategieën om de intrinsieke motivatie te verhogen.De verschillende strategieën staan hieronder beschreven die toegepast kunnen worden in de praktijk op zowel teams als individuen.

■ Zorg voor een succesvolle ervaringenSucces versterkt gevoelens van persoonlijke competenties. Een voorbeeld hiervan kan zijn, dat je tijdens een training de oefening makkelijker maakt, waardoor diegene succes ervaart. Positieve feedback kan direct gegeven worden aan de deelnemer(s). (Weinberg & Gould, 2011)

■ Geef beloningen afhankelijk van prestatiesOm de intrinsieke motivatie te verhogen is het van belang om 'blind' beloningen te geven, zonder

8Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 9: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

dat het direct te maken heeft met de prestatie. Hierbij kan worden gedacht aan een goede uitvoering van de oefening, het helpen van medesporters/teamgenoten, het beheersen van een nieuwe vaardigheid. Benadruk hierbij dat het informatieve aspect van de beloning belangrijk is. (Weinberg & Gould, 2011)

■ Gebruik verbale en non-verbale lofVerbale en non-verbale lof geeft positieve feedback en helpt sporters blijven streven naar verbetering. Dit is vooral belangrijk bij sporters die niet zo bedreven zijn in sport of mensen die gemotiveerd moeten blijven en een goed gevoel over zichzelf houden. Een voorbeeld hiervan kan een eenvoudige schouderklop zijn. Hierdoor kan de erkenning '' goed werk'' bijdragen aan het persoonlijke doel van de sporter. (Weinberg & Gould, 2011)

■ Inhoud en volgorde In de praktijk kunnen onderdelen van een sport vervelend en saai zijn. Een manier om de motivatie te onderhouden is variatie erg belangrijk. Hierbij is het van belang om vooral bij jonge sporters, nieuwe functies of opdrachten te proberen. Hierdoor hebben ze het niet alleen leuker, maar krijgen ze ook een beter bewustzijn en meer waardering voor hun opdracht/oefening. (Weinberg & Gould, 2011)

■ Betrek de deelnemers in de besluitvorming Deelnemers kunnen meer verantwoordelijkheid nemen door het nemen van beslissingen en regels. Hierdoor zal hun waarneming van controle vergroten en dit zal dan leiden tot een beter gevoel van hun persoonlijke prestatie. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de deelnemer voorstelt een training te organiseren. Dit kan voor de sporter uitdagend en vernieuwend zijn. (Weinberg & Gould, 2011)

■ Stel realistische prestatiedoelen Niet alle deelnemers zijn zeer ervaren of geneigd om de winnaars te zijn ten opzichte van hun concurrentie. Wel kunnen mensen leren om realistische doelen te stellen op basis van hun eigen capaciteiten. Deze doelstelling moet dan niet afhankelijk zijn van objectieve uitkomsten. Een prestatiedoel zou dus kunnen zijn om hun eigen persoonlijke niveau te verbeteren, bijvoorbeeld 2 minuten sneller lopen dan de vorige keer. Dit moet dus niet afhankelijk zijn van hoe goed een tegenstander is. De deelnemer moet zijn eigen prestatie in controle hebben. Dit maakt het succes meer waarschijnlijker. Het bereiken van de gestelde doelen is een teken van bekwaamheid en hierdoor zal de motivatie toenemen. (Weinberg & Gould, 2011)

3.1.2 Feedback & Intrinsieke motivatieAbsolute hoeveelheid positieve feedback is minder belangrijk dan de aanwezigheid van ten minste een soort van positieve feedback. Een tweede studie toonde ook aan dat de positieve feedback een hoger niveau van intrinsieke motivatie ervaart ten opzichte van negatieve feedback of geen feedback. Uit een meer recentere studie bleek dat zeer positieve feedback ("Jij bent een van de beste") vergeleken met milde positieve feedback ("Je bent gemiddeld"), de persoon significant meer intrinsieke motivatie heeft om deel te nemen aan soortgelijke activiteiten in de toekomst. (Weinberg & Gould, 2011)

3.1.3 Extrinsieke beloningenBij het geven van individuele beloningen, moet ervoor gezorgd worden dat atleten weten dat de beloning is voor hun deskundigheid in plaats van dat het een controle kwestie is. Extrinsieke beloningen kunnen helpen wanneer mensen niet gemotiveerd zijn om deel te nemen aan sport of lichaamsbeweging. Zo kunnen personen een hekel hebben aan de hometrainer, maar externe

9Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 10: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

beloningen kunnen ze helpen "met het blijven sporten", omdat ze weten dat het ze uiteindelijk zal helpen om bijvoorbeeld gewicht te verliezen of spiermassa op te bouwen. Om de motivatie te vergroten, moeten de beloningen te verdienen zijn. Bijvoorbeeld: het krijgen van een beloning voor de deelneming (zoals in sommige jeugdsport competities) is zinloos, maar het krijgen van een beloning voor het bijwonen en hard werken moeten motiverend zijn. Het spaarzaam gebruiken van externe beloningen is niet bevorderend. Het is gunstig wanneer er een motiverend klimaat wordt gecreëerd dat de intrinsieke motivatie vergroot en waarin sporters andere sporters motiveren. (Weinberg & Gould, 2011)

3.1.4 ZelfvertrouwenZelfvertrouwen= “Het geloof van een persoon dat hij succesvol het gewenste gedrag kan vertonen”.

(Assen, 2014) Figuur 1: Zelfvertrouwen

In figuur 1 staat een gele lijn getekend die laat zien hoe groot je vertrouwen is en op welke manier je het beste presteert. Aan de ene kant kan je vertrouwen lager zijn dan de daadwerkelijke kwaliteiten en aan de andere kant kan je vertrouwen groter zijn dan de daadwerkelijke kwaliteiten. Hiertussen zit datgene waarbij je met het juiste vertrouwen zo goed mogelijk kunt presteren, dit is dus de ideale situatie.

3.1.5 GedachtecontroleGedachtecontrole is een belangrijk onderdeel van mentale training. Eén 'verkeerde' gedachte, één gedachte die afleidt van de taak, kan funest zijn. Het prettige gevoel kan dan weg zijn en zal kunnen worden vervangen door spanning en stress. Gedachten en gevoelens zijn erg belangrijk voor prestaties. Daarom is gedachteverandering erg belangrijk. (Humbertus & Schuijers, 2004)Gedachten en gevoelens uiten zich vaak door zelfspraak. De sporters praten tegen zichzelf, hebben andere gedachten over zichzelf of de omgeving. Zelfspraak wordt vaak gebruikt om angst, motivatie, agressie en dergelijke aan te passen en te veranderen. Volgens Humbertus & Schuijers (2004) zijner vier soorten zelfspraak:1. Zelfspraak om irrationele gedachten te veranderen: deze uitspraak heeft te maken met algemene observaties: 'ik wil altijd mijn best doen, maar ik hoef niet te eisen dat ik perfect ben'. 2. Zelfspraak om agressie onder controle te houden: deze uitspraak betekent het juist plaatsen van de agressiegevoelens. 3. Zelfspraak in combinatie met verbeelding: deze uitspraak kan goed gebruikt worden voor het

10Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 11: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

aanleren en verfijnen van technieken in een sport.4. Zelfspraak om de aandachtsgerichtheid te verbeteren. Hiermee wordt bedoelt dat een speler zich richt op het spel en niet op de aanwezigen in het publiek bijvoorbeeld.

Deze laatste vorm komt het meeste voor in de sportwereld. Volgens Humbertus & Schuijers (2004) gebruiken sporters in het algemeen twee manieren van zelfspraak om de aandachtsgerichtheid te verbeteren, namelijk: d.m.v. zelfspraak afleidingen uit de omgeving te negeren en d.m.v. zelfspraak de aandacht te richten op de waarnemingen met relevantie informatie binnen de sport. Om dit effectief aan te pakken kunnen verbeeldings- en gedachtecontroletechnieken worden gebruikt. Er wordt dan bijvoorbeeld tegen sporters gezegd dat zij zich moeten richten op hun eigen prestaties en dat zij zich niet moeten leiden door prestaties van anderen. Deze gedachteverandering gebeurt niet zomaar.

3.1.6 Aandachtscirkels van EberspächerDeze cirkel zegt iets over het denken en het gewenste gedrag van een sporter. Er zijn totaal zes aandachtscirkels waar iemand in kan verkeren. In cirkel 1 is de sporter alleen maar bezig met zijn taak die hij of zij moet uitvoeren (bewegingen). In cirkel 2 wordt de sporter afgeleid door zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld: geluiden, geuren, tegenstander, het veld etc. In cirkel 3 gaat de sporter vergelijken hoe hij op dat moment presteert en hoe hij zou willen presteren. In cirkel 4 denkt de sporter aan winnen of verliezen. Een voorbeeld zou kunnen zijn dat het lekker gaat tijdens de wedstrijd en dat hij zich geen zorgen hoeft te maken. In cirkel 5 houdt de sporter zich bezig met de gevolgen van het winnen of verliezen. Denk hierbij aan kampioen worden of tweede worden in de competitie. De zesde en laatste cirkel is het moment dat de sporter bij zichzelf aan het afvragen is wat diegene op dat moment eigenlijk aan het doen is. Uiteindelijk zou het zo kunnen zijn dat diegene weer terecht komt in cirkel 1 en alsnog de wedstrijd wint, maar het zou ook kunnen zijn dat hij er helemaal niet meer bij is met zijn hoofd en de wedstrijd verliest. (Humbertus & Schuijers, 2004)

(Humbertus & Schuijers, 2004)

3.1.7 Het 4G-schemaAan de hand van het 4G-schema wordt de gedachteverandering die hierboven beschreven staan, behandeld (Therapiehulp, 2011). Dit schema verwijst naar gebeurtenissen, gedachten, gevoelens en gedrag. De grondgedachte is dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die mensen uit hun evenwicht halen, maar de manier waarop mensen ze zien of ervaren (Humbertus & Schuijers, 2004). Het 4G-schema ziet er als volgt uit: - Gebeurtenis: een persoon stelt zichzelf de vraag welke gebeurtenis/situatie vooraf ging aan het emotionele probleem.

11Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 12: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

- Gedachte: wanneer de gebeurtenis geformuleerd is, wordt aan de persoon gevraagd welke gedachten erop de gebeurtenis volgden. Er kan dan onderzocht worden of de situatie door de persoon goed geïnterpreteerd is. - Gevoel: na de gedachteformulering, volgt de fase waarin de persoon zijn of haar gevoelens/emoties ten aanzien van de gebeurtenis en gedachten in kaart brengt. - Gedrag: de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot welk gedrag deze gedachten en gevoelens leidden. (Therapiehulp, 2011)

Met het behulp van het 4G-schema kan een sportpsycholoog proberen duidelijk te maken welke negatieve gedachten en gevoelens opkomen bij een gebeurtenis. Door deze gebeurtenis wordt er automatisch een gedrag uitlokt. De sportpsycholoog probeert de negatieve gedachte te vervangen door een positieve gedachte. (Van der Peet, 2011)

3.2 Samenvatting theoretisch kaderDe onderwerpen motivatie, zelfvertrouwen en gedachtecontrole zijn hierboven beschreven, worden hieronder kort samengevat en er wordt een stap gezet richting de interventie.

Om de intrinsieke motivatie te verhogen zijn er verschillende soorten strategieën, zoals succeservaringen, beloningen, inhoud en volgorde, besluitvorming en het stellen van prestatiedoelen. Bij de extrinsieke motivatie zijn beloningen erg belangrijk. Dit zorgt ervoor dat er een motiverend klimaat wordt gecreëerd en dit kan uiteindelijk weer leiden tot een hogere intrinsieke waarde wat zorgt voor meer zelfvertrouwen. Bij gedachtecontrole komt in de sportwereld 'zelfspraak om de aandachtsgerichtheid te verbeteren' vaak voor. Dit houdt in dat je je richt op je eigen spel en je niet bezig bent met de omgeving. De aandachtscirkels van sportpsycholoog Eberspächer zeggen iets over het denken en het gewenste denkgedrag van een sporter (Eberspächer, 1990). Dit heeft dus erg veel te maken met je gedachtecontrole.

De bovenstaande onderwerpen worden in de interventie verder uitgewerkt. In de interventie worden er eventuele oplossingen geboden om het uiteindelijke probleem op te lossen.

12Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 13: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Hoofdstuk 4 InterventieIn hoofdstuk 4 zijn er drie interventies gekozen die worden onderbouwd aan de hand van wetenschappelijke literatuur. Daarna zijn deze drie interventies toegepast op de casus die in hoofdstuk 1 beschreven zijn.

4.1 3 interventiesDe drie interventies staan hieronder genoemd. Deze interventies worden verder in dit hoofdstuk onderbouwd en toepast.- Motivatie- Gedachtecontrole (Eberspächer)- Gedachtecontrole (4G-schema)

4.2 Onderbouwing interventies

4.2.1 Interventie 1 MotivatieOm de motivatie te verbeteren zijn er verschillende soorten intrinsieke strategieën die ervoor kunnen zorgen dat de intrinsieke motivatie omhoog gaat. De mensen in de omgeving kunnen deze strategieën toepassen op sporters die niet intrinsiek gemotiveerd zijn. De verschillende intrinsieke strategieën zijn: succeservaringen, beloningen, verbale- en non-verbale lof, inhoud en volgorde, besluitvorming en het stellen van prestatiedoelen (Weinberg & Gould, 2011). In hoofdstuk 2 staan deze strategieën uitgebreider beschreven. Wanneer iemand uit de omgeving een sporter stimuleert door bijvoorbeeld te belonen of een succeservaring te laten ervaren kan diegene intrinsiek gemotiveerd worden. Door deze strategieën systematisch te laten terugkomen kan hij steeds gemotiveerder worden en hierdoor zal het uiteindelijk zo kunnen zijn dat diegene anders tegen een training of wedstrijd aankijkt. Het positieve hiervan is dat de sporter uiteindelijk meer progressie zal kunnen boeken en hierdoor nog meer intrinsiek gemotiveerd wordt.

4.2.2 Interventie 2 Gedachtecontrole (Eberspächer)Om de prestatie te verhogen is het van belang om de goede gedachte vast te houden. Wanneer er één 'verkeerde' gedachte tussendoor komt, kan de gedachte afleiden van zijn taak. Het goede gevoel kan verdwijnen en deze zou kunnen worden vervangen door spanning en/ of stress. Door de aandachtscirkel van de Duitse sportpsycholoog Eberspächer toe te passen kan een sporter vanuit een 'verkeerde' gedachte, bijvoorbeeld in cirkel 2 waarbij er afleidingen plaatsvinden, weer terugkomen in cirkel 1, dit betekent dat hij alleen bezig is met het uitvoeren van de taak. Wanneer een sporter bezig is met een oefening, zoals een voetballer die aan het afwerken is op doel en hij vijf strafschoppen neemt en ze allemaal scoort. Hij denkt zonder aanleiding terug aan zijn vorige wedstrijd, waarbij hij in de wedstrijd twee strafschoppen miste en het team daardoor verloor. Door deze gedachte raakt hij meer gespannen. Hierna neemt hij weer vijf strafschoppen en hiervan raakt hij er maar twee van de vijf. Doordat hij afgeleid wordt van zijn taak bevind hij zich in een andere cirkel dan cirkel 1, waar hij hoort te zitten. Dit heeft dus veel invloed op zijn uiteindelijke prestatie. Wanneer een sporter optimaal wil presteren moet diegene zich in cirkel 1 'zijn taak' bevinden.

13Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 14: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

14Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 15: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

4.2.3 Interventie 3 Gedachtecontrole (4G-schema)De grondgedachte van het 4G-schema is dat het niet de gebeurtenissen zelf zijn die de sporter uit hun evenwicht halen, maar het juist de manier is waarop mensen ze zien of ervaren (Therapiehulp, 2011). Om deze negatieve gedachtes om te zetten in positieve gedachtes kan er gebruikt gemaakt worden van het 4G-schema. Dit schema bestaat uit gebeurtenis, gedachte, gevoel en gedrag. Dus eerst vindt er een gebeurtenis plaats, hierop volgt een gedachte, hierbij krijg je een gevoel en daarna volgt er het gedrag op de uiteindelijke gebeurtenis. Als een sporter constant negatieve gedachtes heeft is het zeer verstandig om dit 4G-schema te gebruiken. Door het 4G-schema toe te passen kun je als sporter in moeilijke situaties snel je negatieve gedachte omzetten in een positieve gedachte. Dit heeft uiteindelijk weer invloed op je uiteindelijke gedrag.

4.3 Toepassing interventiesIn deze paragraaf worden de drie interventies toegepast op de casus van Jeroen. Hierin wordt uitgelegd op welke manier zijn omgeving deze interventies moet gaan toepassen op Jeroen en ook hoe hij zelf met deze interventies moet omgaan. Dit moet er uiteindelijk voor gaan zorgen dat Jeroen zijn probleem op de juiste manier kan aanpakken, zodat hij blijft fitnessen.

4.3.1 Interventie 1 MotivatieJeroen heeft dus weinig intrinsieke motivatie en heeft hier dus erg veel moeite mee. Door meer mensen uit zijn omgeving erbij te betrekken kan hij door zijn omgeving meer intrinsiek gemotiveerd raken. Wel heeft Jeroen hierbij mensen nodig waarop hij kan vertrouwen en dit zijn dus voornamelijk bekenden die dicht bij hem staan. Door de verschillende intrinsieke strategieën toe te passen, zoals succeservaringen, beloningen, verbale- en non-verbale lof, inhoud en volgorde, besluitvorming en het stellen van prestatiedoelen kan hij meer gemotiveerd raken (Weinberg & Gould, 2011). Zijn fitnesstrainer is iemand die hem hierbij erg goed helpen door hem tijdens zijn training veel succeservaringen te laten ervaren. Dit kan door middel van een uitdaging aan te gaan die hij zal behalen binnen een termijn. Ook kan zijn fitnesstrainer hem helpen systematisch prestatiedoelen te stellen, zodat hij iets heeft om naar toe te werken. En ook kan zijn fitnesstrainer andere sporters betrekken tijdens zijn training, zodat onder andere sporters ook een onderdeel worden van zijn training en hij zich hieraan kan optrekken. Vanuit zijn ouders en vrienden is het zeer belangrijk om hem veel te belonen voor zijn goede prestaties d.m.v. van een schouderklop, opmerking of gesprek. Intrinsieke motivatie kan dus uit jezelf komen maar ook kunnen andere mensen je hierbij helpen. Uiteindelijk zal het ervoor zorgen dat Jeroens intrinsieke motivatie verhoogt wordt door het toepassen van deze strategieën. Door het toepassen van de strategieën zal hij gemotiveerder worden en dit zal zijn zelfvertrouwen en onzekerheid ten goede komen.

15Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 16: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

4.3.2 Interventie 2 Gedachtecontrole (Eberspächer)Jeroen wordt zelf erg veel afgeleidt tijdens zijn training, omdat hij constant met veel verschillende gedachtes door zijn hoofd rondloopt. Dit leidt hem erg veel af van zijn taak, zijn taak is het voltooien van zijn training met de juiste intensiteit en het overhouden van een lekker gevoel aan zijn trainingssessie. Het is voor Jeroen dus erg belangrijk om zich constant te richten op alleen zijn taak, wanneer hij dit niet zal doen zal hij weer een 'verkeerde' gedachte bij hem opkomen. Hierdoor komen de negatieve gedachtes omhoog en raakt hij onzeker en is hij al zijn zelfvertrouwen kwijt. Een voorbeeld van zo'n situatie kan zijn is dat hij bezig is met een oefening en hij daarna zwaarder wil gaan trainen, maar hierbij heeft hij iemand nodig. Hij heeft het gevoel dat hij niet geholpen kan worden en dit lijdt hem erg af, zodat hij in cirkel 2 komt. Door de cirkel van Eberspächer toe te passen kan hij weer in cirkel 1 komen, zodat hij zelf de oplossing vind om toch zijn taak uit te voeren (Humbertus & Schuijers, 2004). Zo zorgt hij ervoor dat hij niet constant met zijn gedachte is bij het alleen zijn en dat hij het niet zelf kan.

4.3.3 Interventie 3 Gedachtecontrole (4G-schema)Bij Jeroen vinden er tijdens zijn training veel negatieve gedachtes plaats. Dit komt omdat hij het gevoel heeft dat hij het niet alleen kan en hierdoor onzeker wordt. Hierdoor raakt hij zijn zelfvertrouwen kwijt en dit dwingt hem steeds meer tot het stoppen van het fitnessen. Om zijn negatieve gedachtes snel om te zetten tot positieve gedachtes kan hij gebruik maken van het 4G-schema (Therapiehulp, 2011). Dus wanneer Jeroen in een moeilijke situatie zit moet hij zijn negatieve gedachte proberen om te zetten tot iets positiefs. Wanneer hij met een zwaarder gewicht traint en het hem niet lukt, komen de negatieve gedachtes langs, zoals: "ik kan het niet alleen of het lukt me toch niet..."Jeroen moet deze gedachte te veranderen in: "Over drie weken lukt het me wel om met dit gewicht te trainen!" Hierdoor vindt er een positievere gedachte plaats en dit zorgt ervoor dat hij niet onzeker wordt en zijn zelfvertrouwen niet wordt aangetast.

4.4 Samenvatting interventiesDoor de bovenstaande drie interventies toe te passen op de casus van Jeroen, zal hij beter om kunnen gaan met zijn probleem. Zijn concrete probleemstelling was dat Jeroen geen zin meer heeft om te fitnessen, omdat zijn fitnessbuddy is gestopt. Hierdoor haalt hij zijn doelstelling niet; iets wat ervoor zorgt dat hij geen progressie meer boekt. Dit schaadt zijn zelfvertrouwen en motivatie om verder te fitnessen.Om zijn zelfvertrouwen en motivatie te behouden is het dus erg van belang om hier wat aan te doen. Door de intrinsieke motivatie te verbeteren d.m.v. van zijn omgeving en aan zijn gedachtecontrole te werken d.m.v. het model van Eberspächer en het 4G-schema, moet hij het probleem kunnen aanpakken. Deze interventies zorgen ervoor dat hij meer steun krijgt van buitenaf en tijdens het fitnessen niet constant bezig is met het niet alleen kunnen fitnessen. Wanneer hij deze punten aanpakt, gaat hij het fitnessen weer plezierig vinden, heeft hij meer uitdaging en kan hij zijn gedachte beter onder controle houden. Dit zorgt er allemaal voor dat hij zijn motivatie en zelfvertrouwen behoudt en zeker zal blijven fitnessen.

16Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 17: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Hoofdstuk 5 NawoordIn de afgelopen weken ben ik veel te weten gekomen over sportpsychologie. Voornamelijk welke instrumenten of interventies je kunt gebruiken om sporters te helpen. Daarnaast ben ik tijdens het schrijven van het verslag erachter gekomen op welke manier je dit vooral kunt toepassen en waar je dus rekening mee moet houden. Ik heb door het volgen van de lessen en door het schrijven van dit verslag een goed algemeen beeld wat sportpsychologie inhoudt en op welke manieren je dit kan gebruiken. Nogmaals wil ik B. van Assen erg bedanken voor de lessen die hij heeft gegeven en de bruikbare tips die ik goed heb kunnen gebruiken voor het schrijven van dit verslag.

17Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie

Page 18: Web viewIk wil hierbij B. van Assen erg ... agressie en dergelijke aan te passen en ... de laatste fase is de fase waarin samen met de persoon gekeken word tot

Literatuurlijst

Assen, B. (2014). Module sportpsychologie (PowerPoint). Sport, Gezondheid en Management, Hanzehogeschool Groningen, Groningen.

Humbertus, H. & Schuijers, M. (2004). Mentale training in sport: toepassing en effecten. Doetinchem: Reed Business.

Therapiehulp. (2011). RET: Rationeel-emotieve therapie. Geraadpleegd op 26-01-2014 via http://www.therapiehulp.nl/therapie/psychotherapie/ret.

van der Peet, E. (2011). Onzekerheid en faalangst. Geraadpleegd op28-01-2014 viahttp://www.direct-psycholoog.nl/behandeling-klachten/onzekerheid-en-faalangst/

Weinberg, R.S., & Gould, D (2011). Foundations of Sport & Exercise Psychology.

18Tim Wiefferink 30-01-2015 Sportpsychologie