VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden...

18
Blz. 1 | 1. INLEIDING Deze factsheet richt zich voornamelijk op het vergroten van de arbeidsparticipatie van vrouwen en het dichten van de loonkloof. In alle EU-landen is de arbeidsparticipatie van vrouwen lager dan die van mannen. Vrouwen op de arbeidsmarkt werken vaak minder uren, in slechter betaalde sectoren en hebben een lagere positie dan mannen, wat leidt tot aanzienlijke loonverschillen tussen mannen en vrouwen. Deze verschillen zijn voor een deel te wijten aan diepgewortelde traditionele genderrollen, maar ze hebben ook economische motieven. Het is van het grootste belang om meer vrouwen in te zetten op de arbeidsmarkt en hun arbeidsparticipatie te verhogen zodat de Europese kerndoelstelling van 2020 behaald kan worden, waarbij 75 % van de bevolkingsgroep tussen 20 en 64 jaar een baan moet hebben. Dat kan de economische groei 1 bevorderen alsook de sociale en overheidsfinancieringsrisico's in verband met de vergrijzing verkleinen. Er zijn ook voortdurende inspanningen nodig om de genderkloof te dichten en te evolueren naar een duaal model waarbij zowel mannen als vrouwen verdieners en verzorgers kunnen zijn. De EU bevordert meer gendergelijkheid op de arbeidsmarkt door een combinatie van 1 De daling van het bbp per hoofd van de bevolking als gevolg van de genderkloof op de arbeidsmarkt bedraagt in Europa naar schatting tot wel 10 % (Cuberes en Teignier- Baqué, 2016). wetgeving, beleidsadvies en financiële steun. Deze factsheet is als volgt opgebouwd: Deel 2 geeft een overzicht van de prestaties in de EU-landen met betrekking tot de arbeidsparticipatie van vrouwen en de loonkloof tussen mannen en vrouwen. Deel 3 bespreekt de beschikbare gegevens over mogelijk beleid om de problemen van de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan op goede beleidspraktijken om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten en de genderongelijkheden tussen EU-landen te verkleinen. Deze factsheet richt zich op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor meer informatie over de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, zie de factsheet over de toereikendheid en duurzaamheid van pensioenen. 2. PROBLEMEN: EEN OVERZICHT VAN DE PRESTATIES IN DE EU-LANDEN 2.1. Een aanzienlijk verschil in arbeidsparticipatie tussen vrouwen en mannen 2.1.1. Vrouwen hebben een lagere arbeidsparticipatie en werken vaker deeltijds In alle lidstaten is de arbeidsparticipatie van vrouwen lager dan die van mannen, met grote verschillen tussen de EU-lidstaten. THEMATISCHE FACTSHEET EUROPEES SEMESTER VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT

Transcript of VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden...

Page 1: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 1 |

1. INLEIDING

Deze factsheet richt zich voornamelijk op

het vergroten van de arbeidsparticipatie van vrouwen en het dichten van de

loonkloof. In alle EU-landen is de arbeidsparticipatie van vrouwen lager dan

die van mannen. Vrouwen op de

arbeidsmarkt werken vaak minder uren, in slechter betaalde sectoren en hebben een

lagere positie dan mannen, wat leidt tot aanzienlijke loonverschillen tussen

mannen en vrouwen. Deze verschillen zijn voor een deel te wijten aan

diepgewortelde traditionele genderrollen, maar ze hebben ook economische

motieven.

Het is van het grootste belang om meer

vrouwen in te zetten op de arbeidsmarkt en hun arbeidsparticipatie te verhogen

zodat de Europese kerndoelstelling van 2020 behaald kan worden, waarbij 75 %

van de bevolkingsgroep tussen 20 en 64

jaar een baan moet hebben. Dat kan de economische groei1 bevorderen alsook de

sociale en overheidsfinancieringsrisico's in verband met de vergrijzing verkleinen. Er

zijn ook voortdurende inspanningen nodig om de genderkloof te dichten en te

evolueren naar een duaal model waarbij zowel mannen als vrouwen verdieners en

verzorgers kunnen zijn.

De EU bevordert meer gendergelijkheid op

de arbeidsmarkt door een combinatie van

1 De daling van het bbp per hoofd van de bevolking als gevolg van de genderkloof op de arbeidsmarkt bedraagt in Europa naar

schatting tot wel 10 % (Cuberes en Teignier-Baqué, 2016).

wetgeving, beleidsadvies en financiële

steun.

Deze factsheet is als volgt opgebouwd:

Deel 2 geeft een overzicht van de

prestaties in de EU-landen met betrekking tot de arbeidsparticipatie van vrouwen en

de loonkloof tussen mannen en vrouwen.

Deel 3 bespreekt de beschikbare gegevens over mogelijk beleid om de problemen van

de lage participatie van vrouwen en de

specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau.

In deel 4 wordt nader ingegaan op goede

beleidspraktijken om de arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten en de

genderongelijkheden tussen EU-landen te

verkleinen.

Deze factsheet richt zich op de arbeidsparticipatie van vrouwen. Voor

meer informatie over de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen, zie de

factsheet over de toereikendheid en

duurzaamheid van pensioenen.

2. PROBLEMEN: EEN OVERZICHT VAN DE PRESTATIES IN DE EU-LANDEN

2.1. Een aanzienlijk verschil in arbeidsparticipatie tussen vrouwen

en mannen

2.1.1. Vrouwen hebben een lagere arbeidsparticipatie en werken vaker

deeltijds

In alle lidstaten is de arbeidsparticipatie

van vrouwen lager dan die van mannen, met grote verschillen tussen

de EU-lidstaten.

THEMATISCHE FACTSHEET EUROPEES SEMESTER

VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT

Page 2: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 2 |

De kernindicator van het sociaal scorebord voor gendergelijkheid op de arbeidsmarkt is

de genderkloof inzake arbeids-

participatie, die in 2016 11,5 procentpunten bedroeg voor de EU-282 met

een arbeidsparticipatie van 76,8 % voor mannen en 65,3 % voor vrouwen (Figuur 1

en Tabel 1 in de bijlage) .

Dat ondanks het feit dat vrouwen steeds beter gekwalificeerd en zelfs

hoger opgeleid zijn dan mannen. In

2016 genoot 44 % van de vrouwen (30-34 jaar) tertiair onderwijs in

vergelijking met 34 % van de mannen.

Figuur 1 — Arbeidsparticipatie van de bevolkingsgroep 20-64 jaar en percentage van

deeltijdwerkers naar geslacht (V/M) in 2016

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête. Noot: Het aandeel van deeltijdwerknemers in de totale beroepsbevolking

naar geslacht. Landen in volgorde van toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen.

Figuur 2 — Arbeidsparticipatiekloof in voltijdequivalenten bij mannen en vrouwen (FTER) en werkgelegenheidsgraad (ER) in 2016

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête en eigen berekeningen van de Europese Commissie. Noot: de gegevens

hebben betrekking op vrouwen en mannen van 20-64 jaar. Let wel, voltijdequivalenten worden berekend voor de

werktijd van een voltijdse werknemer van een volledig jaar.

2 De gegevens in deze factsheet hebben betrekking op de EU-28, tenzij anders vermeld.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V M V

EL IT MT HR RO ES PL SK BE BG CY IE EA19 HU LU EU28 FR SI PT CZ AT NL FI LV UK EE DK LT DE SE

Arbeidsparticipatie Deeltijds percentage

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

LT LV FI BG PT SE SI EE HR CY DK FR SK HU PL ES BE LU RO

EU28 IE CZ AT EL U

K DE IT NL

MT

Arbe

idsp

artic

ipat

iekl

oof (

proc

entp

unte

n)

FTER (mannen-vrouwen) Arbeidsparticipatiekloof (mannen-vrouwen)

Page 3: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 3 |

De arbeidsparticipatie van vrouwen is in enkele lidstaten 60 % of minder,

met grote verschillen tussen de

arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen (Griekenland, Italië, Malta,

Kroatië, Spanje en Roemenië, zie Figuur 2, Figuur 3 en Tabel 1 in de

bijlage). De meeste van deze lidstaten hebben ook sterke vooruitzichten3 van

vergrijzing en hebben veel potentieel om het arbeidsaanbod te vergroten door meer

vrouwen te bewegen de arbeidsmarkt op te gaan. Malta, Italië, Griekenland,

Roemenië, Tsjechië, Slowakije, Polen,

Hongarije, Ierland en Luxemburg lijden ook onder een grote

arbeidsparticipatiekloof tussen mannen en vrouwen. In Malta is het verschil het

grootst (27,6 procentpunten, of zelfs 32,6 procentpunten in voltijds-

equivalenten). Daarnaast is de arbeidsparticipatie van oudere vrouwen

(55-64 jaar) in sommige gevallen ook

opvallend laag4.

De genderkloof in deeltijdwerk blijft

groot. Omdat vrouwen vaak de meeste zorgtaken op zich nemen, werken zij vaak

minder uren. Een derde (31,4 %) van de vrouwelijke werknemers in de EU werkte

in 2016 deeltijds, een veel hoger percentage dan dat voor mannen (8,2 %).

Het resultaat is een genderkloof in

voltijdsequivalenten gemeten van 18 procentpunten in de EU (zie Figuur 2

en Tabel 1 in de bijlage). De kloof is bijzonder groot in Nederland (waar meer

dan 75 % van de werkende vrouwen dat deeltijds doet) en Malta, maar ook in

Italië, Duitsland, het VK, Griekenland en Oostenrijk (zie Figuur 1). Gemiddeld

besteden mannen in de EU meer dan

6 uur per week meer aan betaald werk dan vrouwen (Tabel 1 in de bijlage).

3 Volgens demografische prognoses zal de beroepsgeschikte bevolking naar verwachting in de meeste lidstaten afnemen, in het

bijzonder in Litouwen, Letland, Bulgarije, Slowakije, Griekenland, Portugal, Polen, Estland, Roemenië, Duitsland, Kroatië en

Hongarije (zie Europese Commissie (2015),

Vergrijzingsverslag) http://ec.europa.eu/economy_finance/publicati

ons/european_economy/2015/pdf/ee3_en.pdf 4 Zoals aangegeven in Figuur 6 in de bijlage, ligt dat in Malta, Griekenland, Slovenië, Kroatië, Roemenië en Luxemburg onder 35 %.

Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan de arbeidsparticipatie

van vrouwen uit kwetsbare groepen,

zoals oudere vrouwen, alleenstaande moeders, vrouwen met een handicap,

vrouwen met een migratie-achtergrond en vrouwen uit etnische minderheden.

2.1.2. De onevenwichtige verdeling

van zorgtaken tussen vrouwen en mannen

Meer dan 50 % van de potentiële vrouwelijke arbeidskrachten (25-49 jaar)

in Cyprus, Ierland, Spanje, Estland, Malta en het VK was in 2016 inactief omdat ze

op kinderen passen of voor hulpbehoevende volwassenen zorgen (zie

Figuur 7 in de bijlage).

Het effect van het ouderschap komt

tot uiting in de arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen jonger dan 6 jaar.

De arbeidsparticipatie van deze categorie vrouwen in de EU ligt gemiddeld meer dan

8 procentpunten lager dan de

arbeidsparticipatie van vrouwen zonder kinderen (zie Figuur 3). In Hongarije,

Tsjechië en Slowakije is de kloof groter dan 30 procentpunten, terwijl Estland,

Duitsland, het VK en Finland een kloof van meer dan 15 procentpunten hebben. De

genderkloof in deeltijdwerk is ook groter voor ouders: 38,9 % van de moeders

werkt deeltijds in vergelijking met 5,8 %

van de vaders.

Evenzo kan de lage arbeidsparticipatie van oudere vrouwen (54-64 jaar) een

weerspiegeling zijn van het feit dat vrouwen eerder zorgverant-

woordelijkheden op zich nemen voor

oudere of afhankelijke gezinsleden die langdurige zorg nodig hebben, waardoor

het dus veel vaker vrouwen zijn die minder gaan werken of volledig stoppen

met werken.

Page 4: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 4 |

Figuur 3 — Effect van ouderschap op arbeidsparticipatie in 2015

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête (lfsi_emp_a) en eigen berekeningen van de Europese Commissie. Noot: de gegevens hebben betrekking op vrouwen en mannen van 20-49 jaar.

2.1.3. Economische drempels voor de arbeidsparticipatie van vrouwen

Er zijn ook economische drempels die

de arbeidsparticipatie van vrouwen tegenhouden. De belasting- en

uitkeringsstelsels kunnen zowel de

beslissing om deel te nemen aan de arbeidsmarkt als het aantal werkuren

beïnvloeden. Dergelijke negatieve prikkels kunnen voor tweede verdieners bijzonder

ontmoedigend zijn. Uit beschikbare gegevens blijkt dat een verhoging van het

relatieve marginale effectieve belastingtarief voor tweede verdieners een

aanzienlijk negatief effect heeft op de

arbeidsparticipatie van vrouwen5. De bijdrage van belasting op arbeid op de

inactiviteitsval6 is het grootst in België, Duitsland en Denemarken. De

lagelonenval7 is het hoogst in België,

5 Thévenon (2013), Christiansen et al. (2016). 6 De inactiviteitsval is de impliciete belasting voor inactieve personen op het terugkeren op

de arbeidsmarkt. Het meet het deel van het extra brutoloon dat wordt belast als een inactieve persoon weer aan het werk gaat. 7 De lagelonenval is de mate waarin

belastingen worden verhoogd en uitkeringen worden ingetrokken als inkomsten door een

toename van de arbeidsproductiviteit stijgen. De belastingdruk op tweede verdieners wordt als zeer hoog beschouwd als: 1) de bijdrage van de belasting op arbeid aan de

Duitsland en Oostenrijk (zie Tabel 2 in de bijlage).

Bovendien kunnen hoge eigen bijdragen

voor kinderopvang en langdurige zorg ertoe leiden dat de financiële drempel om

te werken voor vrouwen met zorgtaken

nog groter wordt. Dit is in het bijzonder het geval in Ierland, Polen en Nederland,

waar de kosten voor kinderopvang meer dan 20 % van het netto gezinsinkomen

vertegenwoordigen voor een koppel met een mediaan inkomen (zie Figuur 11 in de

bijlage). De situatie is nog erger voor gezinnen met een laag inkomen.

Ten slotte kan het grote loonverschil tussen mannen en vrouwen ertoe

bijdragen dat vrouwen de financiële drempel om te gaan werken te groot

vinden. De loonkloof tussen mannen en vrouwen in Europa blijft groot

(16,3 % in 2015 in de EU) en is

bijzonder groot in Estland, Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, het VK en Slowakije

(zie Figuur 5 en Tabel 3 in de bijlage)8.

inactiviteitsval zeer groot is EN/OF 2) de

lagelonenval zeer hoog is. 8 Dit is de “niet-gecorrigeerde loonkloof” tussen mannen en vrouwen, d.w.z. dat er geen

rekening wordt gehouden met alle factoren die invloed hebben op deze loonkloof, zoals verschillen in opleidingsniveau, werkervaring, gewerkte uren, type baan enz.

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

HU CZ SK EE DE

UK FI BG AT FR LV MT

EU28 IE RO

EA19 PL LT N

L

CY

DK BE SE EL ES IT LU SI HR PT

Effe

ct v

an o

ud

ersc

hap

op

de

arb

eid

spar

tici

pat

ie

(pro

cen

tpu

nte

n)

Vrouwen Mannen

Page 5: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 5 |

Het geeft het verschil weer tussen het loon van mannen en vrouwen op basis van het

gemiddelde verschil in bruto-uurloon van alle werknemers.

De loonkloof tussen mannen en vrouwen is

een secundaire indicator voor gendergelijkheid van het sociaal scorebord.

De verschillende potentiële oorzaken van de

loonkloof tussen mannen en vrouwen verschillen in omvang en impact9. Deze

omvatten waarneembare factoren zoals verschillen in werkervaring als gevolg van de

lage arbeidsparticipatie van vrouwen zoals

hierboven beschreven. Het gaat ook over onevenwichtigheden in het soort baan

(verticale segregatie) of de beroepssector (horizontale segregatie). In de EU zijn

dergelijke onevenwichtigheden als geheel relatief hoog, namelijk 24,3 % voor

beroepsmatige en 18,9 % voor sectorale onevenwichtigheden10.

Andere factoren zoals discriminatie

kunnen de loonkloof tussen mannen en vrouwen ook vergroten. Het feit dat

veel vrouwen deeltijds werken draagt bovendien bij tot de loonkloof,

aangezien deeltijdwerk in de meeste landen gepaard gaat met aanzienlijk

lagere uurlonen.

Hoge loonverschillen tussen mannen

en vrouwen dragen later in verschillende lidstaten bij tot de grote

pensioenkloof voor vrouwen als gevolg van een lager pensioen (zie

Figuur 4), wat in het bijzonder het geval is in Roemenië, Cyprus,

Duitsland, Nederland en Oostenrijk (Figuur 4). Dat draagt ertoe bij dat

vrouwen op hogere leeftijd een groter

risico lopen op armoede of sociale uitsluiting11.

Figuur 4 — Pensioenkloof tussen mannen en vrouwen; gepensioneerden van 65-79 jaar in 2015

Bron: Eurostat, EU-SILC, gegevens van 2015, behalve IE (2014). Het cijfer voor de EU-28 is een raming.

9 Boll, C., Leppin, J., Rossen, A., Wolf, A. (2016), 'Magnitude and impact factors of the gender pay gap in EU countries', Verslag opgesteld voor de Europese Commissie

http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/files/gender_pay_gap/2016_factors_gpg_en.pdf 10 Eurostat (2015). Onevenwichtigheid tussen mannen en vrouwen in beroepen/sectoren wordt berekend op basis van het verschil tussen de gemiddelde arbeidsparticipatie van vrouwen en mannen

per beroep/sector; de totale genderongelijkheid wordt becijferd door de verschillen op te tellen en uit te drukken als een percentage van de totale arbeidsparticipatie (ISCO-classificatie/NACE-classificatie). 11 Voor een verdere analyse van de oorzaken van de pensioenkloof, zie de thematische factsheet van het Europees Semester over pensioenen.

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

EE SK LT DK CZ SI

HU LV HR PL

MT FI BG EL SE PT

FR IE ES BE

LU IT

EU2

8

UK

AT

DE

NL

CY

RO

Page 6: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 6 |

3. BELEIDSINSTRUMENTEN OM DE

ONDERVERTEGENWOORDIGING VAN VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT

AAN TE PAKKEN

Er zijn een aantal beleidsinstrumenten om

de problemen van de lage arbeidsparticipatie van vrouwen aan te

pakken. Dat zijn een evenwicht tussen werk en privéleven, zoals een goede

verlofregeling om gezinsredenen waarvan evenwichtig gebruikgemaakt wordt door

vrouwen en mannen, flexibele werkregelingen en formele zorgdiensten,

evenals beleid om de economische drempels voor vrouwen om te werken te

beperken.

3.1. Beleid inzake de balans tussen

werk en privéleven om de onevenwichtige verdeling van

zorgtaken aan te pakken

3.1.1. Verlof om gezinsredenen voor

mannen en vrouwen

Betaald verlof om gezinsredenen kan de arbeidsparticipatie van vrouwen te

vergroten door:

vrouwen te helpen om hun werk en gezinsleven te combineren;

hun de mogelijkheid te geven vrij te nemen wanneer ze voor een jong kind

moeten zorgen; hun band met de arbeidsmarkt te

versterken.

Uit onderzoek blijkt ook dat een

doeltreffende bescherming tegen het ontslag van zwangere werkneemsters of

werkneemsters die terugkeren van verlof, een belangrijke rol kan spelen om

vrouwen op de arbeidsmarkt te houden. Aan de andere kant wordt aangetoond dat

een erg lange verlofperiode een schadelijk

effect heeft op de carrières van vrouwen, waardoor het voor hen moeilijker wordt

om opnieuw terug te keren op de

arbeidsmarkt12.

Een evenwichtig gebruik van verlofrechten tussen vrouwen en

mannen na de bevalling heeft positieve

effecten op de verdeling van de huishoudelijke en zorgtaken en op de

prestaties van vrouwen op de arbeidsmarkt. Wanneer vaders verlof

opnemen, vermindert dat een deel van de zorglast voor moeders en kunnen vrouwen

dus sneller terugkeren naar de arbeidsmarkt. Vaders nemen over het

algemeen erg weinig vaderschaps- en ouderschapsverlof op en wanneer ze dat

wel doen, zijn de verlofperioden meestal

erg kort. De uitkeringssom en de mate van flexibiliteit (dat wil zeggen of verlof al

dan niet stukje bij beetje of op deeltijdbasis kan worden opgenomen) kan

ervoor zorgen dat vaders meer gebruikmaken van verlofregelingen. Het

voorbehouden van verlofperiodes voor vaders (vaderschapsverlof en niet-

overdraagbaar ouderschapsverlof) kan er

ook voor zorgen dat mannen meer verlof opnemen.

Passende verlofregelingen om voor

andere afhankelijke familieleden te zorgen kunnen ook een positief effect

hebben op de arbeidsparticipatie van

vrouwen. Wanneer er geen zorgverlofregeling is, zijn het over het

algemeen vrouwen die deeltijds gaan werken of de arbeidsmarkt verlaten om

voor een korte periode voor hun familielid te zorgen.

3.1.2. Flexibele werkregelingen

Wanneer flexibele werkregelingen - zoals telewerk en flexitime - en

verminderde werkuren (deeltijdwerk) onvoldoende beschikbaar zijn, kan dat

12 Wat wordt verstaan onder een erg lange

verlofperiode, staat nog ter discussie. De OESO

waarschuwt voor verlof langer dan twee jaar om verslechtering van vaardigheden te

voorkomen, en voor langdurige loopbaanonderbrekingen, wat opnieuw aan het werk gaan moeilijker maakt. OESO (2012) Closing the gender gap.

Page 7: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 7 |

ertoe leiden dat personen met zorgtaken, in het bijzonder vrouwen, de arbeidsmarkt

verlaten. Eurofound meldt dat meer dan

de helft van de niet-actieve moeders het liefst deeltijds zou werken13. Belangrijke

drijfveren voor doeltreffendheid zijn een consensus tussen beide sociale partners

dat flexibiliteit waardevol is, een cultuur op de werkplek die flexibel werken

ondersteunt, en inspelen op de behoeften die in de loop van iemands leven

veranderen.

De beschikbaarheid van deeltijdwerk kan

echter leiden tot een loonkloof tussen mannen en vrouwen en op langere termijn

de pensioenkloof tussen mannen en vrouwen vergroten. Dat komt omdat

vrouwen vaak deeltijds werken door hun grotere aandeel in de zorgtaken14. Het

verzekeren van zowel de kwaliteit van

flexibel werk als een evenwichtige benutting van deze regelingen door

vrouwen en mannen is essentieel om gendergelijkheid te waarborgen.

3.1.3. Toegankelijke, betaalbare en

kwalitatief goede formele

zorgvoorzieningen

Formele zorgvoorzieningen zijn belangrijke instrumenten om

belemmeringen om te werken weg te nemen. De kernindicator van het sociaal

scorebord voor de opvang van jonge

kinderen is de inschrijving van kinderen jonger dan 3 jaar in een formele

kinderopvang. In 2015 was slechts 31 % van de kinderen jonger dan 3

ingeschreven in een formele kinderopvang, wat onder de doelstelling

van Barcelona (33 %) ligt.

13 Eurofound (2014), Third European Quality of

Life Survey — Quality of life in Europe: Families in the economic crisis. 14 Iets minder dan één derde (31,4 %) van de vrouwelijke werknemers van 15-64 jaar in de EU-28 werkte in 2016 deeltijds; een veel hoger percentage dan dat voor mannen (8,2 %).

In vijf lidstaten was zelfs minder dan 10 % van de kinderen jonger dan 3

ingeschreven (zie Figuur x). Lage

inschrijvingspercentages kunnen wijzen op mogelijke tekorten in de verlening van

formele kinderopvang, vooral voor kinderen tot 3 jaar. Naast een gebrek

aan beschikbare plaatsen blijken ook ontoegankelijkheid (afstand,

openingstijden, strenge criteria om in aanmerking te komen), hoge eigen

bijdragen en slechte kwaliteit allemaal obstakels om de diensten te gebruiken.

Page 8: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 8 |

Figuur 5 — Percentage kinderen in formele kinderopvang van het totale aantal kinderen in de desbetreffende leeftijdsgroep, 2015

Bron: Eurostat, EU-SILC.

Door de vergrijzing is er een toename van

de vraag naar diensten voor langdurige zorg, een vraag die naar verwachting in

de toekomst zal blijven bestaan. In veel

lidstaten zijn deze diensten nog steeds onderontwikkeld. Het ontbreken van

passende regelingen voor langdurige zorgverlening heeft een negatieve invloed

op de arbeidsmarktparticipatie van mantelzorgers, waarvan een onevenredig

deel vrouwen is.

3.2. Beleidsinstrumenten om

economische ontmoedigingsfactoren voor vrouwen om te werken aan te

pakken

3.2.1. Aanpassen van de belasting-

en uitkeringsstelsels om financiële

obstakels voor tweede verdieners te

verminderen

Een belangrijk kenmerk van het belasting-

en uitkeringsstelsel dat de werkstimulans voor tweede verdieners beïnvloedt, is de

mate van gezamenlijke belasting-heffing en het in aanmerking komen

voor uitkeringen, overdraagbare heffingskorting en de

huwelijkscoëfficiënt. De meeste EU-

landen hanteren een individuele belastingheffing. In sommige landen

worden koppels echter samen belast (zoals in Duitsland, Frankrijk, Ierland,

Luxemburg en Portugal) of kunnen koppels daarvoor kiezen (zoals in Spanje).

Overschakelen van een gezamenlijk naar een individueel belastingstelsel kan helpen

om ontmoedigingsfactoren te verminderen

Kinderen tot 3 jaar Kinderen van 3 jaar tot schoolplichtige leeftijd

Page 9: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 9 |

(in het bijzonder in landen met sterk progressieve belastingtarieven). Het

schrappen van de overdraagbare

heffingskortingen tussen partners en de huwelijkscoëfficiënt kan helpen om

ontmoedigingsfactoren voor werknemers met een lager inkomen te verminderen.

3.2.2. De loonkloof tussen mannen

en vrouwen dichten

Deeltijds werk en loopbaanonderbrekingen

voor zorgtaken hebben een negatieve invloed op het uurloon en de

loopbaanvooruitzichten van vrouwen15. De beleidsinstrumenten genoemd in deel 3.1

kunnen ook een positief effect hebben op het aanpakken van de loon- en

pensioenkloof tussen mannen en vrouwen.

Het versterken van het publieke

bewustzijn van de antidiscriminatie-wetgeving, het bevorderen van

loontransparantie, en een betere handhaving van regelingen inzake gelijke

beloning dragen ook bij aan het

verminderen van loonongelijkheden16.

Initiatieven om ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in onderwijs en

opleiding en op de arbeidsmarkt17 aan te pakken, kunnen vrouwen helpen om

toegang te krijgen tot beter betaalde

beroepen en sectoren. Beleid om studenten bewuster te maken van

snelgroeiende industrieën en goedbetaalde banen kan genderstereotypen

verminderen bij de studiekeuze op de universiteit en zo de vertegenwoordiging

van vrouwen in de wetenschap, technologie, techniek en wiskunde (STEM)

verhogen. Het kan ook helpen om mannen

bewust te maken van de grootste

15 OESO (2012) Close the gender gap: act

now. 16 http://ec.europa.eu/justice/gender-equality/files/gender_pay_gap/c_2014_1405

_nl 17 Voorbeelden daarvan zijn het organiseren van “meisjesdagen” en “jongensdagen” in

bedrijven, meer initiatieven die vrouwen laten kennismaken met ICT en wetenschap, en algemene bewustmakingsmaatregelen zoals de “Dag voor gelijke beloning”.

groeiberoepen die voornamelijk door vrouwen worden uitgeoefend18.

4. EEN ZORGVULDIG ONDERZOEK VAN DE STAND VAN ZAKEN VAN HET

BELEID

Veel lidstaten hebben hervormingen

doorgevoerd om het evenwicht tussen werk en privéleven te versterken en de

arbeidsparticipatie van vrouwen te vergroten.

Om meer kinderopvang aan te kunnen

bieden, hebben de meeste lidstaten toegezegd voor een kinderopvangplaats

om voor alle kinderen te zorgen, ofwel

door het invoeren van een wettelijk recht op deze diensten, of door de aanwezigheid

verplicht te stellen voor ten minste het laatste kleuterjaar (drie landen hebben

nog geen van deze maatregelen ingevoerd, namelijk Italië, Litouwen en

Slowakije). In veel lidstaten sluit het einde (maximale duur) van behoorlijk betaald

verlof19 (moederschaps- of ouderschaps-

verlof) niet aan op het begin van het recht op kinderopvang of de leerplichtige

leeftijd. Momenteel sluiten die periodes in slechts zes lidstaten op elkaar aan20

(Duitsland, Denemarken, Finland, Zweden, Estland en Slovenië).

Momenteel worden er in veel lidstaten hervormingen doorgevoerd om de

kinderopvang aanzienlijk uit te breiden. Zo introduceerde Malta in april

18 Zie de Europese vacaturemonitor, die aantoont dat leraar in de basisschool en kleuterschool en persoonlijke verzorger in de

gezondheidszorg behoren tot een van de snelst groeiende beroepen. 19 Deze “tussenperiodes” kunnen worden

vastgesteld in de nationale wetgeving. In de praktijk zijn er echter geen aanzienlijke problemen met de beschikbaarheid van kinderopvang tijdens deze tussenperiode, zelfs

als de beschikbaarheid ervan niet door de wet wordt gegarandeerd. Het is daarom belangrijk om de kloof in de kinderopvang samen met

gegevens over het gebruik ervan te

analyseren. 20 Ondanks de invoering van wetgeving om dit

aan te pakken, is de beschikbaarheid van kinderopvang in sommige landen nog steeds een probleem (dit geldt voor Estland voor kinderen onder de 3 jaar).

Page 10: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 10 |

2014 een gratis kinderopvangregeling voor kinderen jonger dan 3 jaar om meer

ouders, in het bijzonder moeders, te

stimuleren om te blijven werken of om terug te keren op de arbeidsmarkt. Deze

hervorming zorgde voor een aanzienlijke toename van het aantal kinderen dat in

kinderopvangcentra werd ingeschreven21. In 2017 hebben de lidstaten ook

maatregelen ingevoerd om diensten te ontwikkelen voor kinderen in kansarme

gemeenschappen (Hongarije) en voor kinderen van werkzoekenden (Frankrijk).

Oostenrijk heeft investeringen

aangekondigd om meer en beter beschikbare plaatsen in dagscholen te

creëren, alsook om de kwaliteit van hun diensten22 te verbeteren.

Sommige lidstaten hebben hervormingen

doorgevoerd om een gelijkere verdeling

van het recht op verlof om gezinsredenen tussen vrouwen en

mannen aan te moedigen. Luxemburg heeft in 2016 een hervorming van het

ouderschapsverlof goedgekeurd om het flexibeler te maken en de vergoeding te

verhogen. In 2017 hebben Tsjechië en Cyprus nieuwe rechten op

vaderschapsverlof ingevoerd en heeft

Portugal de verlofperiode verlengd. In 2016-2017 hebben België, Tsjechië en

Italië maatregelen ingevoerd om meer flexibiliteit in de arbeidsorganisatie

mogelijk te maken.

Enkele lidstaten hebben gerichte

maatregelen ingevoerd om vrouwen aan te moedigen om terug te keren op

de arbeidsmarkt als hun kind nog zeer jong is. Zo heeft Bulgarije in 2017 een

maatregel aangenomen om een kinderopvangtoeslag aan te bieden aan

21 Volgens de nationale gegevens steeg het aantal kinderen in de kinderopvang tussen april en december 2014 van 1 800 naar 2 917.

Collegiale toetsing over “Making work pay for mothers”, 18-19 mei 2015, Malta. 22 Kinderopvangbeleid, met name kwalitatief

hoogstaand voorschools onderwijs, heeft een

groter positief effect op kinderen uit kansarme groepen zoals migranten of huishoudens met

een laag inkomen, en kan in het bijzonder de voorschoolse voorbereiding van deze kinderen verbeteren. — Cascio (2015), Dustmann et al. (2012).

moeders met kinderen jonger dan 1 jaar die terugkeren op de arbeidsmarkt. In

Roemenië zijn dergelijke toeslagen in

2017 verhoogd (ouders die ten minste 60 dagen voordat het kind 2 jaar wordt

terugkeren op de arbeidsmarkt hebben recht op de toeslag tot het kind 3 jaar is).

Andere lidstaten hebben gerichte regelingen ontwikkeld voor vrouwen die al

lange loopbaanonderbrekingen hebben genomen. Dat is in het VK het geval met

de “Returnships”-regeling, die in 2017 gelanceerd werd. Ook Luxemburg heeft

een wet aangenomen om het beginsel van

gelijke beloning voor vrouwen en mannen te versterken en heeft steun gegeven voor

bewustmakingscampagnes en maatregelen om de belemmeringen voor

vrouwen om te werken weg te nemen.

Datum: 8.11.2017

Page 11: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 11 |

5. REFERENTIES

Christiansen, L., Lin, H., Pereira, J., Topalova, P., en R. Turk, 'Individual Choice or

Policies? Drivers of Female Employment in Europe', IMF Working Paper WP/16/49, Washington D.C., 2016.

Cuberes, D., en M. Teignier-Baqué, Aggregate Costs of Gender Gaps in the Labor Market: A Quantitative Estimate, Journal of Human Capital 10(3), 2016.

Eurofound, 'The Gender Employment Gap: Challenges and Solutions', Eurofound, 2016.

Europese Commissie, 'Secondary earners and fiscal policies in Europe', Europese Commissie, 2015.

OESO, 'Closing the Gender Gap', OESO, 2012.

Thévenon, O., 'Drivers of Female Labour Force Participation in the OECD', OECD Social, Employment and Migration Working Papers, No. 145, OECD Publishing, 2013.

Vaganay, A., Canónico, E., en E. Courtin, 'Challenges of work-life balance faced by working families: review of Costs and Benefits', LSE Evidence Review, 2016.

Boll, C., Leppin, J., Rossen, A., en A. Wolf, 'Magnitude and impact factors of the gender pay gap in EU countries', verslag opgesteld voor de Europese Commissie,

2016.

Page 12: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 12 |

BIJLAGE

Figuur 6 — arbeidsparticipatie per geslacht, 55-64 jaar, 2016 (% van vrouwen en mannen in de leeftijdsgroep 55-64)

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête (lfsi_emp_a)

Figuur 7 — Inactiviteit als gevolg van zorg voor kinderen of hulpbehoevende volwassenen of

andere familiale en persoonlijke verantwoordelijkheden, 2008-2016 (vrouwen van 20-64 jaar)

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête, (lfsa_igar)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90M

T EL HR

LU SI RO PL IT BE

AT

HU ES CY SK PT

FR FXEU

28 IE CZ

EA1

9B

G NL

UK LV LT FI DK

DE EE SE

% v

an d

e d

esb

etr

eff

en

de

po

pu

lati

e

Mannen Vrouwen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

DK SE SI NL FI PT LT EL BE

LU IT

EA1

9

DE

HU

EU2

8 LV AT

RO

BG

HR SK CZ PL

UK

MT EE ES IE CY

% v

an in

acti

eve

vro

uw

en

2016 2008

Page 13: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 13 |

Figuur 8 — Percentage inactieve vrouwen van 25-49 en 55-64 jaar dat in 2016 inactief was door zorg voor kinderen of hulpbehoevende volwassenen

Noot: Geen gegevens voor vrouwen van 55-64 jaar voor Denemarken, Roemenië, Zweden, Litouwen en Letland

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête, (lfsa_igar)

Figuur 9 — Percentage vrouwen van 20-64 jaar dat in 2016 deeltijd werkte door zorg voor

kinderen of hulpbehoevende volwassenen

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête, (lfsa_igar)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

DK

RO SI PT SE HR LT BE EL ES NL

MT

LV IT LU BG

EA1

9

EU2

8 FI CY

DE

AT IE FR PL

UK

HU EE CZ

SK

% v

an in

acti

eve

vro

uw

en

Van 25 tot 49 jaar Van 55 tot 64 jaar

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

45,0

RO EL SK HR CY ES EE IT MT CZ EA19 EU28 LU NL BG

% v

an v

rou

we

n m

et

de

elt

ijd

we

rk

Page 14: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 14 |

Figuur 11 — Componenten van de nettokosten van kinderopvang, 2015

Groep A: Alleenstaande moeder met een laag inkomen

Groep B: Koppel met een laag inkomen

4242

33

30

2724

23

23

22

21

21

1615

14

1312

12

11

11

11 10

10

7

6 6

6

5

5

4

4

4

2

2

1 1

0 0

1212

14

-100

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

Kos

ten

voor

kin

dero

pvan

g, %

van

bes

chik

baar

inko

men

Kinderopvangkosten Kinderopvangtoeslag/-korting Belastingvermindering Andere voordelen Nettokosten (↓)

cost in % cost in %

135

-121

37

39

25

21

22 21

16

33

20

13

19

16 10

16

14

19

7 11

713 14

6

4

6 310 6

5

9

4

811

3

6 60 0

12 12 13

-100

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

Kos

ten

voor

kin

dero

pvan

g, %

van

bes

chik

baar

inko

men

Kinderopvangkosten Kinderopvangtoeslag/-korting Belastingvermindering Andere voordelen Nettokosten (↓)

cost in % cost in %

Page 15: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 15 |

Groep C: Alleenstaande moeder met een mediaan inkomen

Groep D: Koppel met een mediaan inkomen

Het lage (mediane) inkomensniveau is het twintigste (50ste) percentiel van de genderspecifieke verdeling van het loon

in voltijd. Een koppel wordt verondersteld twee verdieners te hebben, een man en een vrouw. In alle gevallen heeft

het gezin twee kinderen (van 2 en 3 jaar) die voltijds in centra voor kinderopvang verblijven. Alle kosten en uitkeringen

worden weergegeven als een percentage van het nettogezinsinkomen vóór aftrek van eventuele uitgaven voor

kinderopvang.

Bron: OESO,Tax-Benefit Models.

4349

31

21

3

18

21

23

22

17

21

16 14

12

11

16

9

9

9 9

18

7

5

5 5

8

6

6

5

4

5

5

3

4 2

0 0

10 11

13

-100

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

Kos

ten

voor

kin

dero

pvan

g, %

van

bes

chik

baar

inko

men

Kinderopvangkosten Kinderopvangtoeslag/-korting Belastingvermindering Andere voordelen Nettokosten (↓)

cost in % cost in %

26

26

17

20

18

13

28

41

15

5

17

2010

11

27

21

54

5

8 10

4

5

43

126

4

14

4

10

9

4

5

5

0 0

10 11 12

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

50

60

Kos

ten

voor

kin

dero

pvan

g, %

van

bes

chik

baar

inko

men

Kinderopvangkosten Kinderopvangtoeslag/-korting Belastingvermindering Andere voordelen Nettokosten (↓)

cost in % cost in %

Page 16: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 16 |

Tabel 1 — Arbeidsparticipatie, arbeidsparticipatie in voltijdequivalenten en gemiddeld aantal gebruikelijke werkuren per week van mannen en vrouwen, 2016

Arbeidsparticipatie

– (20-64 jaar)

Arbeidsparticipatie

in

voltijdequivalenten – (20-64 jaar)

Gemiddeld aantal

gebruikelijke werkuren

per week voor alle werknemers in hun

hoofdberoep

Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen

BE 63,0 72,3 53,3 70,1 32,8 40,3

BG 64,0 71,3 63,0 71,1 39,8 40,5

CZ 68,6 84,6 66,4 84,7 37,1 40,8

DK 74,0 80,7 65,1 76,4 30,8 36,0

DE 74,5 82,8 58,1 79,2 30,4 39,3

EE 72,6 80,8 69,6 79,7 36,5 39,4

IE 64,2 76,5 54,9 73,2 30,8 39,3

EL 46,8 65,8 43,8 63,9 38,0 42,9

ES 58,1 69,6 51,6 68,1 33,9 39,5

FR 66,3 73,8 58,5 70,9 32,9 38,6

HR 56,6 66,2 54,9 65,1 37,5 39,1

IT 51,6 71,7 44,4 69,3 32,2 39,4

CY 64,1 73,9 59,1 69,6 36,2 39,4

LV 71,8 74,7 70,1 74,2 37,5 39,3

LT 74,3 76,2 72,7 75,5 37,2 39,2

LU 65,1 76,1 57,1 74,8 33,6 40,6

HU 64,6 78,6 62,9 78,0 37,8 39,7

MT 55,5 83,1 49,9 82,5 33,9 40,3

NL 71,6 82,6 48,9 76,1 26,0 36,7

AT 70,9 78,7 55,8 75,6 30,5 39,0

PL 62,2 76,4 60,5 76,8 37,7 41,4

PT 67,4 74,2 63,9 72,6 36,4 39,3

RO 57,4 75,0 55,9 73,7 38,0 39,4

SI 66,7 73,3 63,2 72,2 37,0 39,8

SK 62,7 76,9 60,5 75,5 37,4 39,8

FI 71,7 75,0 67,4 72,6 33,5 37,9

SE 79,2 83,0 71,8 80,7 33,1 37,5

UK 72,1 83,1 58,9 79,3 31,0 39,7

EU 65,3 76,8 56,2 74,4 33,0 39,4

EA19 64,3 75,5 54,3 72,7 32,2 39,2

Bron: Eurostat, arbeidskrachtenenquête, Europese Commissie

Page 17: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 17 |

Tabel 2 — Genderspecifieke arbeidsmarktsituatie en belastingdruk op tweede verdieners

Inactiviteitsval (2015) Lagelonenval (2015) Arbeidsparticipatie

van vrouwen (2016)

Val 67 % GL

Belasting-bijdrage

Val 33 %-67% GL

Belasting-bijdrage

BE 48,5 48,5 59,9 59,9 63,0

BG 35,7 21,6 50,2 21,6 64,0

CZ 31,1 31,1 27,6 27,6 68,6

DK 45,2 40,1 40,1 40,1 74,0

DE 46,0 46,0 48,0 48,0 74,5

EE 22,9 22,9 22,9 22,9 72,6

IE 28,2 23,7 34,5 34,5 64,2

EL 8,4 26,0 17,8 33,0 46,8

ES 22,5 22,5 21,4 21,4 58,1

FR 31,6 30,6 44,3 38,8 66,3

HR 33,2 25,7 28,1 28,1 56,6

IT 31,0 26,3 40,8 40,2 51,6

LV 35,0 35,0 31,1 31,1 71,8

LT 26,7 20,4 27,0 27,0 74,3

LU 33,9 33,9 42,0 42,0 65,1

HU 34,5 34,5 34,5 34,5 64,6

MT 17,6 17,6 15,9 15,9 55,5

NL 19,7 26,0 35,3 39,1 71,6

AT 31,4 31,4 44,2 44,2 70,9

PL 30,1 29,5 30,3 30,3 62,2

PT 29,7 23,4 42,8 31,2 67,4

RO 36,5 27,7 32,7 32,7 57,4

SI 58,4 31,9 48,1 35,2 66,7

SK 8,7 29,9 -9,9 33,1 62,7

FI 24,0 29,7 36,1 34,3 71,7

SE 22,2 29,8 28,7 35,4 79,2

UK 20,1 20,1 32,0 32,0 72,1

Bron: Commissie, OESO. GL staat voor gemiddeld loon. Noten: Arbeidsparticipatie voor de leeftijdsgroep 20-64 jaar.

Inactiviteitsval voor tweede verdiener in tweeverdienerspaar met twee kinderen, hoofdverdiener met 100 % van het

gemiddelde loon, tweede verdiener met 67 %; inactiviteitsval voor tweede verdiener in tweeverdienerspaar met twee

kinderen, hoofdverdiener met 100 % van het gemiddelde loon, tweede verdiener die van 33 % naar 67 % van het

gemiddelde loon gaat. Belastingbijdrage verwijst naar de bijdrage aan de betreffende val in procentpunten (andere

bijdragen komen bijvoorbeeld van ingetrokken uitkeringen, sociale bijstand en woningsubsidies). Voor Cyprus zijn er

geen recente gegevens beschikbaar.

Page 18: VROUWEN OP DE ARBEIDSMARKT · de lage participatie van vrouwen en de specifieke voorwaarden effectief aan te pakken, en bekijkt dat alles op EU-niveau. In deel 4 wordt nader ingegaan

Blz. 18 |

Tabel 3 — Loonkloof tussen mannen en vrouwen

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Verschil

tussen 2015 en

2009

BE 10,1 10,2 9,4 8,3 7,5 6,6 6,5 -3,6

BG 13,3 13,0 13,2 15,1 14,1 14,2 15,4 2,1

CZ 25,9 21,6 22,6 22,5 22,3 22,5 22,5 -3,4

DK 16,8 15,9 16,4 16,8 16,5 16,0 15,1 -1,7

DE 22,6 22,3 22,4 22,7 22,1 22,3 22 -0,6

EE 26,6 27,7 27,3 29,9 29,8 28,1 26,9 0,3

IE 12,6 13,9 12,7 12,2 12,9 13,9 !

EL 15,0

ES 16,7 16,2 17,6 18,7 17,8 14,9 14,9 -1,8

FR 15,2 15,6 15,7 15,6 15,5 15,5 15,8 0,6

HR : 5,7 3,4 2,9 9,0 10,4

IT 5,5 5,3 5,7 6,5 7,0 6,1 5,5 0,0

CY 17,8 16,8 16,1 15,6 14,9 14,2 14,0 -3,8

LV 13,1 15,5 14,1 14,9 16,0 17,3 17,0 3,9

LT 15,3 14,6 11,5 11,9 12,2 13,3 14,2 -1,1

LU 9,2 8,7 7,9 7,0 6,2 5,4 5,5 -3,7

HU 17,1 17,6 18,0 20,1 18,4 15,1 14,0 -3,1

MT 7,7 7,2 7,7 9,5 9,7 10,6

NL 18,5 17,8 18,6 17,6 16,5 16,1 16,1 -2,4

AT 24,3 24,0 23,5 22,9 22,3 22,2 21,7 -2,6

PL 8,0 4,5 5,5 6,4 7,1 7,7 7,7 -0,3

PT 10,0 12,8 12,9 15,0 13,3 14,9 17,8 7,8

RO 7,4 8,8 9,6 6,9 4,9 4,5 5,8 -1,6

SI -0,9 0,9 3,3 4,5 6,3 7,0 8,1 9,0

SK 21,9 19,6 20,1 20,8 18,8 19,7 19,6 -2,3

FI 20,8 20,3 19,1 19,2 18,8 18,4 17,3 -3,5

SE 15,7 15,4 15,6 15,5 14,6 13,8 14,0 -1,7

UK 20,6 19,5 19,7 21,2 20,5 20,9 20,8 0,2

EU 16,4 16,9 17,3 16,8 16,7

EA19 17,0 17,3 17,6 17,1 16,9

Bron: Eurostat; niet-gecorrigeerd; industrie, bouw en diensten (met uitzondering van de overheid, defensie, verplichte

sociale zekerheid). Noot: De cijfers laten het verschil tussen het gemiddelde bruto-uurloon van mannen en van

vrouwen zien als een percentage van het gemiddelde bruto-uurloon van mannen – voor betaalde werknemers, niet

gecorrigeerd voor persoonlijke of functiekenmerken.