Eerste vrouwen
-
Upload
dangkhuong -
Category
Documents
-
view
245 -
download
0
Transcript of Eerste vrouwen
Eerste vrouwen
M a a t s c h a p p e l i j k e P a r t i c i p a t i e
InfoReeks
Jaargang 1 • nummer 2 • november 2008
2 NVR InfoReeks
Inhoud
• Een doorgaande reeks, voorwoord door Dieny Scheffer 2
• Het begon met hen, over de zusjes Jacobs, Aletta en Charlotte 3
• Hoog in de lucht, over Beatrix de Rijk 4
• Een zware bres, over Betty Biegel en Aaltje de Jong 5
• Gericht op huisvrouwen, over Anna Bosch en Theda Mansholt 6
• Op pad met een zwarte bouvier, over Jeannette Houwink 8
• De eerste na de eerste, over Christina des Bouvrie 8
• Hoog in de wind, over Agnes Vermeulen 9
• Een beroep dat je niet hebt, maar dat je bent, over Ietske Jansen 10
• Vrouwen in een mannenwereld, over Haseena Bakhtali en Mieke van der Sluijs 11
• Vrouwelijke professoren, over Caren van Egten en Annelies Knoppers 12
• Boezem van de kunst, over Tine van de Weyer 13
• Ingezonden mededelingen 14
Colofon
In de Inforeeks wordt per nummer één onderwerp
belicht. De onderwerpen liggen binnen een
van de themavelden Duurzame Ontwikkeling,
Maatschappelijke Participatie of Rechten van de
Vrouw. Dat zijn de brede strategische themavelden
waarop de Nederlandse Vrouwen Raad actief is.
Een abonnement op de Inforeeks is gratis;
aanmelden via email: [email protected]. De nummers in
de Inforeeks verschijnen onregelmatig; de planning
van de Inforeeks is afhankelijk van de planning van
de projecten die de NVR uitvoert. Naar verwachting
verschijnen er 4 tot 6 nummers van de Inforeeks per
kalenderjaar.
De Inforeeks is ook online beschikbaar op onze
website: www.nederlandsevrouwenraad.nl.
Reeds verschenen in de Inforeeks: nr. 1, oktober
2008, Voedsel. U kunt dit nummer nabestellen via
Voor dit nummer van de Inforeeks en de rubriek
Eerste vrouwen op internet heeft de NVR gebruik
gemaakt van materiaal dat ons door derden (veelal
familie of bekenden van de ‘eerste vrouwen’) ter
beschikking is gesteld. Daarnaast is informatie en
illustratiemateriaal gebruikt uit boeken, tijdschriften,
kranten en van websites. Waar mogelijk is getracht
rechthebbenden te achterhalen. Wie nog ergens
recht op meent te hebben kan contact opnemen met
de NVR.
Redactie van dit nummer: Sandra Boes,
communicatiemedewerker; Rosa Lindenburg, lid van
de Commissie Maatschappelijke Participatie; Thécla
van de Poel, lid van het bestuur van de NVR en
penningmeester. Redactie-ondersteuning: Bep den
Ouden, secretariaat NVR.
Aan dit nummer werkten verder mee: Haseena
Bakhtali, Elke Boerma, Caren van Egten, Ciska Griffioen,
Ietske Jansen, Metta Kruijt, Anna van Marrewijk, Nanette
Popken, Evelien Rijsbosch, Dieny Scheffer, Mieke van der
Sluijs, Francine Thielen-Tonnaer, Tine van de Weyer.
Vormgeving: BVD Buro voor Design, Den Haag;
Druk: Drukkerij Aktief, Den Haag
Bij het nadenken over de viering van het 110
jarig bestaan van de Nederlandse Vrouwen
Raad ontstond de gedachte om na te gaan
of we ook 110 ‘eerste vrouwen’ zouden kun-
nen vinden en daar aandacht aan schenken.
Het idee werd door ieder enthousiast ont-
vangen en toen kwam de uitwerking. De
reactie was overweldigend, maar het was
onmogelijk om 110 levensgeschiedenissen
in een korte periode persklaar te hebben.
We hebben toen gekozen voor het uitbren-
gen van een doorgaande en groeiende
reeks ‘Eerste vrouwen’ op onze website.
Een selectie daaruit presenteren we u in dit
nummer van de Inforeeks.
Als we de verhalen horen of lezen van en
over ‘eerste vrouwen’ vallen enkele aspec-
ten op. De vrouwen bezitten allen een groot
doorzettingsvermogen, ze benutten hun
kansen en laten zich niet uit het veld slaan
als het tegen zit. Verder is een heel belang-
rijk gegeven dat vele van deze pioniers zich
Een doorgaande reeks,Eerste vrouwen in het verleden, het heden en de toekomst
Benoordenhoutseweg 23 | 2596 BA Den Haag | T + 31 (0)70 3469304 | F + 31 (0)70 3459346 | E [email protected] | W www.nederlandsevrouwenraad.nl
NVR InfoReeks 3
Aletta Henriëtte Jacobs, eerste vrouwelijke student en arts.
Sappemeer, 9 februari 1854 – Baarn,
10 augustus 1929
Aletta Henriëtte Jacobs was de eerste
vrouwelijke student in Nederland en ook
de eerste vrouwelijke arts. Ze kan met recht
een pionier genoemd worden: voor haar
studie moest toestemming aan de minister
gevraagd worden en bij haar artsexamen
in Utrecht zeiden sommige hoogleraren
onomwonden dat ze niets van vrouwelijke
artsen moesten hebben. Ze vestigde zich
na haar promotie in Groningen, als arts in
Amsterdam. Het leek haar een goed idee
om lid te worden van het leesmuseum waar
ze boeken en tijdschriften kon raadplegen.
Maar dat stuitte op weerstand, ook van
vrouwen! Ze kwam overigens wel door de
ballotage op grond van haar argumenten.
In haar eerste praktijkjaren behandelde
ze een Amsterdamse patriciërsvrouw voor
een jarenlang bestaande, ernstige gynae-
cologische kwaal. Na het indienen van de
rekening verweet de man haar dat zij als
vrouw hem een even hoge rekening durfde
sturen als een mannelijke arts. De man zei
dat vrouwenarbeid toch niet even hoog ge-
honoreerd kon worden als mannenarbeid.
Aletta vroeg of hij dan minderwaardige en
dus goedkope hulp voor zijn vrouw had
gezocht. Ze zei dat ze dacht dat hij in de
eerste plaats goede hulp wilde hebben en
daarom haar had gevraagd. Vervolgens zei
ze dat hij blij mocht wezen dat ze als enige
vrouwelijke dokter geen hogere rekening
had ingediend. > vervolg pagina 4
Eigenlijk begon het met hen, de zusjes Jacobs. Aletta Jacobs die als eerste meisje op de
universiteit werd toegelaten om medicijnen te studeren en de eerste vrouwelijke arts
was, en Charlotte Jacobs, haar oudere zus, die de eerste vrouwelijke apotheker was.
Niet alleen zijn zij de meest bekende ‘eerste vrouwen’, maar beiden worden ook herin-
nerd als voorvechters van het vrouwenkiesrecht. De zusjes Jacobs kwamen uit een gezin
van 11 kinderen, die bijna allemaal, jongens én meisjes, aangemoedigd door hun vader,
gingen studeren. Zus Frederika is minder bekend, maar ook zij was een eerste vrouw: zij
legde als eerste vrouw het middelbaar examen wiskunde en boekhouden af.
Hieronder het verhaal van Aletta en Charlotte.
Een doorgaande reeks,Eerste vrouwen in het verleden, het heden en de toekomst
Het begon met hen
hebben ingezet om andere (jonge) vrouwen
te stimuleren hun talenten te gebruiken en
hun plaats in de maatschappij in te nemen.
Door het houden van lezingen, geven van
cursussen, via de krant of radio gaven ze
hun boodschap door. U zult het lezen in de
vaak ontroerende, persoonlijke verhalen.
Vrouwen stimuleren is iets wat vandaag de
dag nog steeds nodig is en gelukkig ook
gebeurt. Als NVR zijn we o.a. actief met het
bevorderen van de maatschappelijke par-
ticipatie. Denk aan het meerjaren project
Meer vrouwen in besturen, waarvoor we
ons dit jaar met ‘Water zoekt Vrouw’ richten
op meer vrouwen in waterschapsbesturen.
Maar we zien het ook bij congressen, work-
shops en themabijeenkomsten van lidorga-
nisaties. Een duidelijk voorbeeld hiervan is
het thema op het jubileumcongres van de
vnVa ‘Arts in beeld, zij maakt het verschil’,
waar de eerste ‘VAMP’ werd gekozen. Een
ander voorbeeld: de verkiezing van Zaken-
vrouw van het Jaar. Zo maar enkele voor-
beelden die aangeven dat er ook in 2008 en
in de komende jaren ‘eerste vrouwen’ zullen
zijn.
Laten we trots zijn op de geschiedenis en
samenwerken om nu en in de toekomst
onze ‘pioniers’ ruimte en support te geven
in het belang van de maatschappij en voor
de rol van vrouwen. ‘Eerste vrouwen’ moet
een doorgaande reeks blijven.
Dieny Scheffer, Voorzitter NVR
4 NVR InfoReeks
> vervolg van pagina 3
Ze was een volhoudend vechter tegen misstanden zoals het ver-
plicht blijven staan van winkelmeisjes. In haar latere jaren is ze vooral
bekend geworden door haar niet aflatende strijd voor het vrouwen-
kiesrecht. Ze heeft gewonnen, zij het via de omweg van algemeen
kiesrecht en alleen passief kiesrecht voor vrouwen.
Door dr. Cisca Griffioen, Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen (VnVa).
Melding: Elly Houtzager; Riet Smits, Delta Kappa Gamma Nederland; Fenny-An
Wijnheimer, voorzitter VVAO, Eindhoven
Charlotte Jacobs,
eerste vrouwelijke apotheker.
Sappemeer, 13 februari 1847-
Den Haag, 31 oktober 1916
Charlotte ging eerst naar de hand-
werkschool en was behulpzaam in de
huishouding van haar ongetrouwde
broer Sam, die een apotheek had. In 1875 ging Charlotte – ze was
toen al 28 jaar – naar de HBS, waar ze scheikundeles nam om in 1877
een deel van het hulpapothekersexamen af te kunnen leggen. Twee
jaar later voltooide ze het hulpapothekersexamen. In 1881 studeerde
zij, na praktische voorbereiding in de apotheek van broer Sam, als
apotheker af aan de Universiteit van Amsterdam. Zij was daarmee de
eerste vrouwelijke apotheker. “Ik zie liever een dame met de breikous
in de hand dan op mijn college”, zei haar professor aanvankelijk,
maar later accepteerde hij haar volledig als apotheker.
Charlotte Jacobs kreeg een aanstelling als tweede apotheker in
het Algemene Ziekenhuis in Utrecht. Inmiddels waren de broers
van Charlotte en haar zus Frederika naar Indië gegaan. Charlotte
wilde daar ook naar toe en op 1 maart 1884 vertrok ze naar Bata-
via, waar ze onmiddellijk in een apotheek kon gaan werken. Ze
leerde de taal, verdiepte zich in de zeden en gewoonten en vooral
in de tropische ziekten en opende na 6 jaar een eigen apotheek.
Nederlandse meisjes die in de apotheek wilden werken konden
solliciteren bij haar zus Aletta in Amsterdam.
Naast haar werkzaamheden in de apotheek, spande zij zich in
voor het vrouwenkiesrecht. Charlotte richtte de Vereniging voor
Vrouwen Kiesrecht op. Door middel van deze vereniging pro-
beerde ze ook het onderwijs voor Indische meisjes te verbeteren
en gedaan te krijgen dat vrouwen werden toegelaten tot de oplei-
ding voor Indische Artsen.
Na 30 jaar trok ze zich terug uit haar apotheek en keerde terug
naar Nederland, waar ze zich beijverde voor het vrouwenkies-
recht, en actief was in de Nationale Vrouwenraad en de Vredes-
beweging.
Een deel van de erfenis van Charlotte Jacobs is besteed aan de op-
richting van een Studiefonds met haar naam, dat zowel Indische
als Nederlandse meisjes in staat moet stellen een academische
studie te volgen. Het fonds bestaat nog steeds en wordt beheerd
door de VVAO.
Bronnen: IIAV database, www.iiav.nl; 100 jaar Vrouwen in de Farmacie,
Nederlandse Organisatie van Apothekers, 1998.
Melding: Hanny van Lakwijk-Najoan, voorzitter Nederlandse Organisatie van
Vrouwelijke Apothekers; A.D. de Stigter-Huising, VVAO, afdeling Amersfoort;
Martine van der Wielen-de Goede, VVAO, afdeling Leiden; Karin Spoek, NOVA
Hoog in de lucht
Beatrix de Rijk, eerste vrouwelijke vliegenier. Soerabaja,
24 juli 1883 - Den Haag, 18 januari 1958
Op 24 juli 1883 komt Beatrix de Rijk ter
wereld in Soerabaja, Nederlands-Indië. Als
dochter binnen de toplaag van deze kolonie,
groeit zij er op met de mogelijkheid vele
talenten te ontplooien. Beatrix leert paard-
rijden, tennis spelen, auto rijden en ziet er
goed uit. Rond haar twintigste vertrekt zij
naar de wereldstad Parijs.
Daar vindt ze een passende betaalde baan
die tot de verbeelding spreekt: mannequin
van een beroemd modehuis. Om het geld
hoeft zij niet te werken.
De Rijk beoefent de ballonvaart en krijgt
ook de smaak van het vliegen te pakken.
Zij vestigt zich in het Noord Franse plaatsje
Bétheny (Département Marne) en neemt
vlieglessen bij Marcel Hanriot. Met resultaat:
de Franse Aëroclub overhandigt haar op
6 oktober 1911 brevet nummer 652. Beatrix
de Rijk koopt een eendekker van het type
Depardussin 1910 om vliegdemonstraties te
geven in tal van landen.
Oostenrijk-Hongarije verklaart Servië de
oorlog op 28 juli 1914 en met de oorlogsver-
klaring van Duitsland aan Rusland begint de
Eerste Wereldoorlog. De Nederlandse re-
Hoog in de lucht was zij resoluter dan haar mannelijke ‘collega’s’,
maar van haar aanbod om als onderdeel van de luchtmacht deel te
nemen aan de strijd, werd geen gebruik gemaakt. Het verhaal van
Beatrix de Rijk, aviatrice van het eerste uur.
NVR InfoReeks 5
gering verklaart zich neutraal. Teneinde die
status te handhaven, volgt spoedig algehele
mobilisatie van de dienstplichtige militairen.
Beatrix woont dan nog in Frankrijk en biedt
haar diensten aan: zij wil aan de strijd deel-
nemen als onderdeel van de Franse of de
Nederlandse luchtmacht, met vliegtuig en
al. Er wordt geen gebruik van gemaakt. Haar
oude leermeester Hanriot memoreerde: “Ik
heb aan haar een zeer goede leerlinge ge-
had. Ze maakte op mij een resolutere indruk
dan vele van mijn mannelijke leerlingen en
had de technische kanten van het vak al vrij
spoedig door.”
Na deze ervaring heeft Beatrix de Rijk niet
meer gevlogen. Zij is tijdens de Eerste
Wereldoorlog getrouwd en vertrok met haar
man naar Nederlands-Indië.
Daar was overigens, na wat scepsis al vóór
de oorlog, op 30 mei 1914, de ‘Proefvliegaf-
deeling’ tot stand gekomen. Reeds tijdens
de mobilisatie zijn vrouwen ingezet om het
potentieel van de luchttroepen te verster-
ken.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verdween
haar man spoorloos en is hun enige zoon
gesneuveld. Beatrix de Rijk keerde terug
naar Nederland, waar zij nog wel de oprich-
ting mocht meemaken van een luchtmacht-
onderdeel voor vrouwen. Vanaf 1 november
1951 is de Luchtmacht Vrouwenafdeling
(LUVA ) een feit. In 1953 wordt de lucht-
macht een zelfstandig krijgsmachtonderdeel
en verwerft het predikaat ‘koninklijk’.
De overige structuurwijzigingen en het
stapsgewijs verbeteren van de positie van
vrouwen binnen het leger vonden plaats na
het overlijden van pionierster Beatrix de Rijk.
Zij stierf op 18 januari 1958 te Den Haag. Een
nieuwsbericht in dagblad Het Vaderland
maakt melding van haar slechte financiële
situatie de laatste jaren.
Anna van Marrewijk, VVAO, Delft
Bronnen: nl.wikipedia.org; www.fv-wbd.nl > artike-
len > luchtvaart in nederland (1); Aviateurs
van het eerste uur, Wim Schoenmakers en Thijs
Postma op www.dbnl.org.
Alida de Jong, eerste vrouwelijke bezoldigde
vakbondsbestuurder.
Amsterdam, 18 december 1885
– Sobibor, 19 juli 1943
Alida de Jong, die als kind Aaltje
werd genoemd, was voorbestemd
om naaister te worden. Op 13-
jarige leeftijd verliet ze de lagere
school en ging in de leer als costuumnaaister. Erg gelukkig was ze
er niet mee: “Wat heb ik in die jaren, als ik ’s avonds doodop thuis-
kwam, dat costuumnaaien verwenst.” De werkdagen waren lang,
er moest geregeld worden overgewerkt, en vakantie had je alleen
wanneer je werkloos was. In 1904 brak er op het atelier waar Aaltje
werkte een arbeidsconflict uit. Aaltje en andere meisjes kozen
partij voor een collega die ontslagen was nadat ze het voortdurende
overwerk had doorgebriefd aan de Arbeidsinspectie. De naaisters-
vereniging Allen Eén steunde de meisjes en Aaltje meldde zich aan
als lid van de bond. Al na twee maanden werd ze tot bestuurslid
gekozen en kort daarna maakte ze deel uit van het landelijk
hoofdbestuur. Aaltje werd Alida.
Eind 1906 werd Alida de Jong lid van de SDAP en van de Sociaal-De-
mocratische Vrouwenclub in Amsterdam. Alida’s gezag groeide. Zij
werd als spreekster naar voren geschoven, begon te publiceren, en
vertegenwoordigde haar bond in de Algemene Vergadering van het
Nederlands Vakverbond (NVV). Het was dan ook niet verwonderlijk
dat Alida in 1912 als bezoldigd penningmeesteres in dienst trad van
de Amsterdamse afdeling van de Bond in de Kleedingindustrie. Zij
was de tweede bezoldigde bestuurder van de afdeling en de eerste
vrouw met een bezoldigde bestuursfunctie in de Nederlandse vak-
beweging.
Enkele jaren later werd zij secretaris van de afdeling en in december
1920 trad zij toe tot het dagelijks bestuur van de bond.
Vanaf 1925 stond Alida de Jong op de kandidatenlijst van de SDAP
voor de Tweede Kamer. In 1931 werd ze uiteindelijk Kamerlid; ze was
de derde sociaal-democratische vrouw in de Kamer en de eerste
uit een arbeidersmilieu. In 1933 werd de Kamer echter ten gevolge
van een kabinetscrisis ontbonden. De SDAP verloor 2 zetels en Alida
verdween uit de Kamer. Ze werd weer fulltime vakbondsbestuurder.
In 1935 werd Alida in de Amsterdamse gemeenteraad gekozen. In
mei 1937 werd ze wederom Kamerlid. Zowel in de gemeenteraad als
in de Kamer zette zij zich vooral in voor arbeidsduurverkorting.
> vervolg op pagina 6
Een zware bresWie zich verdiept heeft in de vrouwengeschiedenis, zoals wij
in onze speurtocht naar ‘Eerste vrouwen’, weet dat de joden-
vervolging een zware bres heeft geslagen in de Nederlandse
vrouwenbeweging. Vele sterke vrouwen die pal stonden in de
uitoefening van hun beroep, moesten niet alleen op last van de
Duitse bezetter uit hun functie worden ontheven, maar werden
vervolgens ook vaak opgepakt en afgevoerd naar een concen-
tratiekamp. Vrouwen zoals Alida de Jong en Betty Biegel. Met
hun verhaal eren we ook al die andere vrouwen van wie we nog
zo veel hadden kunnen horen.
6 NVR InfoReeks
In augustus 1940 werden 15 vakbondsbestuurders van het NVV door
het, door de Duitse bezetters aangestelde, hoofd van het NVV, ont-
slagen. Toen Alida dat hoorde verklaarde zij zich onmiddellijk soli-
dair en diende haar eigen ontslag in. Het bleek niet nodig want haar
ontslagbrief lag inmiddels al op de mat bij haar thuis.
In november 1940 werden alle Joodse leden van gemeenteraden
‘geschorst’ . De Tweede Kamer had op 10 mei 1940 voor ’t laatst
vergaderd. Alida was werkloos.
Op zondag 20 juni 1943 werden Alida en haar zus tijdens de grote
razzia in Amsterdam-Zuid opgepakt. Zij werden op transport gezet,
eerst naar Westerbork en later naar Sobibor waar zij beiden werden
vergast.
Bron: Alida de Jong, een vakbondsvrouw van voor de oorlog, Peter-Paul de Baar,
uitgave vrouwenbond FNV en Alida de Jongschool.
Melding: Tineke van der Kraan, FNV Vrouwenbond, Amsterdam.
Dr. Rebekka Aleida Biegel,
eerste vrouwelijke directeur psychotechnisch
laboratorium PTT.
Groningen,1886 – Westerbork, 1943
Op 17 december 1928 zette de toenmalige di-
recteur-generaal van de PTT, dr.ir. M.H. Damme,
in een brief aan de Minister van Verkeer en Wa-
terstaat uiteen waarom hij een psychotechnisch
adviseur wilde aanstellen. Op 15 maart 1929 werd
dr. Rebekka Aleida Biegel op proef aangesteld.
Rebekka Biegel - roepnaam Betty - kijkt rond in het bedrijf, houdt
lezingen om de psychotechniek te introduceren en verricht onder-
zoek naar de mogelijke toepassingen ervan in het PTT-bedrijf. Er
wordt een onderzoek ingesteld om administratieve medewerksters
bij de telefoonincasso te selecteren met behulp van psycho-tech-
nische methoden. 124 meisjes die in aanmerking wilden komen voor
die functie worden aan een test onderworpen. Het blijkt een succes:
wanneer uit een grotere groep een kleinere groep moet worden
geselecteerd, heeft het zin door een intelligentietest een rangorde
op te stellen, aldus het rapport over de test. En bovendien: wanneer
men de kandidaten aanneemt die hoog op de lijst staan, heeft men
meer kans tevreden te zijn over hun prestaties.
Betty Biegel werd op 1 juni 1930 toegevoegd aan de staf van de
directeur-generaal. Daarmee werd ze de eerste directeur en dus ook
de eerste vrouwelijke directeur van het psychotechnisch laborato-
rium van de PTT.
In de tien jaar dat Betty bij de PTT werkte, richtte zij een goed func-
tionerend laboratorium op, waar enige duizenden mensen aan een
psychotechnisch onderzoek werden onderworpen. Ze ontwikkelde
een training voor radiotelegrafisten, die jaren gebruikt zou worden
door het Nederlandse leger en de marine, en verrichtte daarnaast
ergonomisch werk, waaronder een onderzoek naar de optimale
vorm van hoofdtelefoons. Als directeur gaf ze tevens leiding aan de
medewerkers van het psychotechnisch laboratorium.
Betty Biegel ging bij het construeren van testen uit van twee princi-
pes: de test moest kwantitatief van aard zijn en met de test moesten
zo complex mogelijke gedragingen gemeten worden. Met deze
uitgangspunten stond zij tamelijk alleen in de Nederlandse psycho-
logenwereld.
Betty Biegel had het bij de PTT niet makkelijk. In besprekingen
kon zij stevig van zich afbijten. ‘s Avonds reageerde zij zich af door
sprookjes te schrijven, waarin personen die haar dwars zaten, her-
kenbaar voorkwamen.
In 1940 werd Betty buiten dienst gesteld op grond van de Duitse
maatregelen ten aanzien van joden; in 1941 werd ze ontslagen. In
1943 pleegde ze op 56-jarige leeftijd in kamp Westerbork zelfmoord.
Bron: Van Psychotechniek tot Sociaal-Wetenschappelijk onderzoek, 50 jaar
sociaal-wetenschappelijke activiteiten bij de PTT, Albert Poiesz, juli 1980; www.
barkhuis.nl, Rebekka Aleida Biegel, een vrouw in de psychologie, A.C. Rümke,
Barkhuis Publishing, Eelde 2006.
Melding: Paula Goossens
Theda W. S. Mansholt, eerste vrouwelijke directeur van de
Rijksschool voor Landbouwhuishoud-
onderwijs.
Meeden, 28 juni 1879 – Arnhem,
7 december 1956
Theda Mansholt groeide op als boeren-
dochter in een bekende progressieve fa-
milie in de Westpolder in het noorden van
Groningen. Haar vader, afkomstig uit Noord
Duitsland, vestigde zich in 1866 als boer
Gericht op huisvrouwenOf het nu nog steeds zo is valt te betwijfelen, maar in
de 20e eeuw, en zeker in de eerste helft daarvan, werd
het voeren van een huishouding gezien als vakwerk
waarvoor je moest leren en werden huisvrouwen als
een serieuze en belangrijke doelgroep gezien. Hier-
onder het verhaal over twee vrouwen die zich in hun
beroepsuitoefening op huisvrouwen richtten. De een
om van meisjes, met name op het platteland, goede
huisvrouwen te maken en de ander om vrouwen bij
het voeren van hun huishouding te ondersteunen met
voorlichting over de kwaliteit van levensmiddelen.
in Nederland. Hij was behalve pionier bij het
ontwikkelen van ‘nieuw land’, actief op sociaal
en politiek gebied en bevriend met Multatuli
en Domela Nieuwenhuis.
Theda volgde de opleiding tot huishoudlera-
res in Groningen en Nijmegen. Van 1909 tot
1913 was zij lerares aan de 2-jarige zomercur-
sus voor meisjes aan de Rijkslandbouwwinter-
school in Veendam, een eerste initiatief voor
onderwijs aan “meisjes ten plattelande”.
In 1910 kreeg Theda Mansholt een regerings-
opdracht voor een studiereis naar Denemar-
ken en Noord Duitsland, om daar het onder-
wijs aan boerendochters te bestuderen. Het
resultaat was o.m. de oprichting van de Rijks-
school voor Landbouwhuishoudonderwijs op
het landgoed Rollecate in Den Hulst (Overijs-
sel) in 1913. Theda werd de eerste directrice
evenals later van Nieuw-Rollecate in Deventer.
Naast directrice was zij docent Koken en Voe-
dingsleer, Methodiek en Huishoudelijk beheer.
Ook internationaal was Theda Mansholt actief.
Zij hield voordrachten in het buitenland en
maakte studiereizen naar congressen. Zo ver-
zorgde zij op het vijfde Internationale Congres
voor Huishoudonderwijs in 1934 te Berlijn de
Nederlandse bijdrage over de noodzakelijk-
heid van een wetenschappelijke organisatie in
de huishouding in het belang van de vrouw.
Het landbouwhuishoudonderwijs was van
groot belang voor de ontwikkeling van het
platteland. Begin vorige eeuw gingen weten-
schappelijke inzichten een rol spelen, zoals
de ontdekking van bacteriën en vitaminen.
Voor huisvrouwen was dit vaak verwarrend,
wat moesten zij daar mee? Die dingen zouden
overal aanwezig zijn, maar ze waren nergens
te zien.
De opleiding tot huishoudlerares was ook
van belang om opgedane kennis op het plat-
teland te behouden. Sommige meisjes van
de ‘betere’ families gingen na de HBS naar de
universiteit, waar ze vaak een mooie stadse
meneer tegen kwamen, en zo verloren gingen
voor het platteland.
Theda Mansholt was een vooruitstrevende en
strijdbare vrouw. Zo doorbrak zij nogal eens
de traditie van de vergaderingen met louter
mannelijke sprekers, door het woord te voeren
over zaken die zij belangrijk vond.
In 1941 ging Theda Mansholt met pensioen. Zij
was officier in de Orde van Oranje Nassau. In
1951 werd de huishoudschool in Haren
naar haar vernoemd.
Elke Boerma, Stichting Zij Hij in Beeld, Annen
Bronnen: Een half miljoen boerinnen in de klas. Land-
bouwhuishoudonderwijs vanaf 1909.
Margreet van der Burg, De Voorstad Heerlen 1988; Het
landbouwhuishoudonderwijs in Nederland, ontstaan,
ontwikkeling en betekenis 1908 – 1965,Greta G. Smit,
Staatsuitgeverij ’s Gravenhage, 1966; Vrouwen van
het land. Anderhalve eeuw plattelandsvrouwen in
Nederland. Red. Fransje Backerra, De Walburg Pers
1989; Jubileumboek. Rollecate 75 jaar in beweging,
Uitg. Nieuw Rollecate, Rijkshogeschool IJsselland,
1989; De Westpolder, 125-jaar Dr. Hilde Krips-van der
Laan, Profiel Uitgeverij Bedum, 2000; De lokroep van de
‘spinazie-academie’, Jantien de Boer, Nieuwsblad van
het Noorden, 4 februari 1989.
Ir. Anna Ernestine Maria Bosch,
eerste vrouwelijke directeur Keurings-
dienst van Waren. Den Bosch,
14 augustus 1895 –
12 maart 1983
Anna Bosch werd al jong
aangetrokken door de
scheikunde. Op het gym-
nasium, dat zij voltooide
in Den Haag, wist zij al
dat haar toekomst in de
scheikunde lag; dat laby-
rint van buisjes, slangen en vlammetjes boeide
haar. Zij koos de Delftse studierichting, van-
wege haar op de praktijk gerichte aard. Later
kwam dat haar goed van pas voor het prakti-
sche werk bij de Keuringsdienst van Waren in
Breda, waar zij als scheikundige in 1923 haar
eerste aanstelling kreeg.
De Keuringsdienst van Waren is een voor-
malige*) overheidsinstantie die toezicht hield
op de veiligheid van producten. Hoewel al en-
kele eeuwen diverse gemeenten zogenaamde
keuren hadden om ziekmakende producten en
vuil water of melk van markten te weren, werd
de eerste echte Keuringsdienst van Waren in
Rotterdam in 1893 opgericht. Na Rotterdam
volgden andere steden. Aanvankelijk beston-
den er geen normen voor waren en hygiëne,
maar In 1919 traden de Warenwet en een
aantal Warenwetbesluiten in werking, waarin
kwaliteitseisen werden vastgelegd.
In 1936 werd Anna Bosch bij een reorganisatie
van de dienst overgeplaatst naar Utrecht, eerst
nog als scheikundige, daarna als onderdirec-
teur. In 1954 werd zij directeur en daarmee de
eerste vrouwelijke directeur bij de Keurings-
dienst van Waren. In die tijd waren er nog
keurmeesters in de buitendienst die er al heel
vroeg in de ochtend op uit trokken – met het
oog op het nemen van proeven in de melkfa-
brieken – en alle mogelijke plaatsen inspec-
teerden waar zich maar levensmiddelen be-
vonden. De meegebrachte monsters werden
op de dienst in het laboratorium onderzocht.
Anna Bosch heeft zich in haar lange loopbaan
bij de keuringsdienst van Waren met name
bekommerd om de voorlichting aan huisvrou-
wen. “De meeste huisvrouwen weten vaak niet
waar op ze letten moeten. Daarom spreek ik
erover voor de radio.” Daarom ook liet Anna
Bosch zich met enige regelmaat interviewen
voor damesbladen als Beatrijs, katholiek week-
blad voor de vrouw, en Moeder, het ‘vakblad’
voor moeders. Zij hield de huisvrouwen voor
dat ze moesten letten wat er op de etiketten
op produkten staat. Een advies dat ook nu
weer opgeld doet nu we – gelukkig – steeds
meer gericht zijn op het kopen van duurzame
en fair trade produkten.
Anna was lid van de Huishoudraad, van het
Instituut tot voorlichting bij Huishoudelijke
Arbeid, en van het College van Directeuren
van Keuringsdiensten. Ook was zij lid van de
Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen en
van de VVAO.
Bronnen: Moeder, het vakblad voor moeders, januari
1955; Beatrijs, katholiek weekblad voor de vrouw, oc-
tober 1954; en knipsels uit het Utrechts Katholiek Dag-
blad, januari 1954, de Nieuwe Rotterdamse Courant,
februari 1954, en het Algemeen Handelsblad, mei 1957.
Melding: Lucie Bosch-Strating, Voorburg, nicht van
Anna Bosch
*) Inmiddels is de Keuringsdienst van Waren
opgegaan in de Voedsel- en Waren Autoriteit.
NVR InfoReeks 7
8 NVR InfoReeks
Nog steeds zijn belastinginspecteurs niet de meest ge-liefde mensen, maar voor hun veiligheid hoeven ze niet te vrezen. Al jaren is er nauwelijks of geen contact meer tussen de belastinginspecteur en de belastingplichtige. Dat was vroeger anders, toen ging er een, als politiehond getrainde, bouvier mee als de inspecteur bij mensen thuis de boeken ging controleren. Voor de eerste vrouwelijke belastinginspecteur was het soms best gevaarlijk werk.
Jeannette Cornelia Houwink, eerste vrouwelijke belasting-
inspecteur Zwolle.
16 december 1899 - 9 maart 1989
Uit de verhalen van
de familie is op te
maken dat mijn
oma de eerste
vrouwelijke
belastinginspecteur was. Het gaat om Jeannette
Houwink. Ze kwam met 17 jaar van het gymnasium
en ging rechten studeren in Groningen, waar ze in
korte tijd afstudeerde.
In haar functie als belastinginspecteur moest ze bij mensen thuis
boeken controleren. Omdat dat soms gevaarlijk was, had ze altijd een
zwarte bouvier bij zich, die ze getraind had als een politiehond.
Verder is ze ook procureur-generaal geweest.
Mijn oma was ook schrijfster van ongeveer 8 boeken; het oudste
boek dat ik van haar heb is uit 1926. Dit is echter zeker niet haar
eerste boek*).
Ooit heeft ze in een encyclopedie gestaan: iets waar ze heel trots op
was.
Samen met haar vriendin Nel Tibout zat mijn oma in het bestuur
van Pro Juventute. Nel Tibout (1899 – 1968) was kinderpyschiater en
oprichtster en leidster van het eerste Medisch Opvoedkundig Bureau
te Amsterdam (1928), toen nog Consultatiebureau voor Moeilijke
Kinderen.
Mijn oma is tweemaal getrouwd geweest. Ze is gescheiden van
mijn opa, H.W.O. ten Cate, van wie ze 3 kinderen kreeg. Daarna is
ze getrouwd met J.G. van der Corput, hoogleraar
wiskunde (en promotor van mijn vader). Van hem
kreeg ze geen kinderen meer.
Nanette Popken, Castricum, VVAO
*) Via Google is Jeannette Cornelia Houwink terug te
vinden als schrijfster van thrillers onder het pseudo-
niem Herbert Gabriel. (Redactie)
Op pad met een zwarte bouvier
Vrij breed is bekend dat Truus Smul-ders-Beliën de eerste vrouwelijke burgemeester was. Zij werd in 1946 burgemeester van West-, Oost- en Middelbeers. Toch staat ook Chris-tina Maria des Bouvrie, die in 1964 benoemd werd tot burgemeester van Leersum, te boek als de eerste vrou-welijke burgemeester. Herhaaldelijk is zij om die reden geinterviewd door kranten en damesbladen.
Christina Maria des Bouvrie, eerste benoemde vrouwelijke burge-
meester. 10 juli 1910 - 23 februari 2008
De ratio achter deze twee eerste vrouwelijke
burgemeesters is waarschijnlijk gelegen in
het feit dat het om twee totaal verschillende
perioden gaat voor wat betreft de procedure
van burgemeestersbenoemingen. Truus
Smulders werd benoemd nadat haar man,
die burgemeester was van West-, Oost- en
Middelbeers, in de oorlog was omgekomen.
Het ambt van burgemeester was in die ge-
meente al meer dan 100 jaar ‘in handen van’
de familie Smulders. Het lag dus in de lijn dat
iemand uit die familie benoemd zou worden.
Ten tijde van de benoeming van Christina
des Bouvrie speelden familiebanden geen
De eerste na de eerste
NVR InfoReeks 9
Het dorpje Horn vlakbij Roermond heeft twee molens, de Welvaart en de Hoop. Beide molens zijn nu in het bezit van de gemeente Horn en in de 70-er jaren gerestaureerd. De Hoop is als molen uniek, de enige zestien-kanter van Nederland. Uniek was ook een van z’n laatste bewoners: Op 25 juli 1951 kopte de Gazet van Limburg: “Op De Hoop woont de enige mole-naarster van West-Europa”.
Agnes Maria Sophia Vermeulen, eerste vrouwelijke
molenaar.
29 april 1904-
19 oktober 1995
Een paar kilometer van Roermond ligt het
dorpje Horn. Daar staat een muisgrijze mo-
len met witte wieken en een met leisteen
bedekte romp. Die romp heeft zestien smalle
kanten. Het is de enige zestienkanter van ons
land, gebouwd in 1817.
In 1949 overlijdt molenaar, eigenaar Jan
Michiel Hubert van de Voort. Doordat zijn
gezondheid vele jaren nogal instabiel was,
werd zijn vrouw Agnes Vermeulen zijn vaste
maat bij het werk op de molen en zo maakte
zij zich de kneepjes van het vak eigen. Na het
overlijden van haar man besloot ze zelfstan-
dig de molen te bedienen. “Dat was de moei-
lijkste tijd,” zei ze jaren later tegen Bibeb, die
een artikel schreef voor Vrij Nederland. “Toen
maalden we nog met de wind. Dat is een
vak op zichzelf. Je moet kunnen horen of er
wind komt en wat de wind wil. Dat is net als
’t luisteren naar muziek.”
Het werk van Agnes Vermeulen oogstte
veel waardering in de beroepswereld van
molenaars en dat bleef ook daarbuiten niet
onopgemerkt. Op 7 maart 1952 ontvangt zij
het Certificaat van Verdienste en een artikel
met foto verschijnt in ‘De Molenaar’. Als het
weekblad Margriet afreist naar Horn is doch-
ter Betsy inmiddels ook ingewijd in de gehei-
men van het vak en in het Margrietnummer
van 27 september 1952 verschijnt het artikel:
‘Hei molentje, molentje hoog in de wind’.
Op het gedachtenisprentje van Agnes Ver-
meulen staat te lezen: “De verantwoordelijk-
heid voor haar gezin en het letterlijk draai-
ende houden van de windmolen “De Hoop”
hebben haar gemaakt tot de vrouw die zij
was: zakelijk, kordaat, betrokken bij wat er in
haar omgeving gebeurde en ruimdenkend”.
Francine Thielen-Tonnaer, commissie Duurzame
Ontwikkeling NVR
Bronnen: Pierre van de Voort, zoon Agnes Vermeu-
len (mondeling); Deel 1: Tussen Welvaart en Hoop,
auteur Drs. Godfried C.M. Egelie, uitgave Molenstich-
ting Limburg; BIBEB in Holland, 1965, uitgeverij:
A.W. Bruna en Zoon, Utrecht; www.molendatabase.
nl/nederland.
Hoog in de wind
‘Je moet kunnen horen of er wind komt en wat de wind wil.’
rol meer in de sollicitatie- en benoemingspro-
cedure van burgemeester.
Hieronder het verhaal van Christina des Bou-
vrie. Op onze website vindt u in de rubriek
‘Eerste vrouwen’ uiteraard ook het verhaal
van Truus Smulders.
Christina Maria des Bouvrie nam na haar rech-
tenstudie aan de Universiteit van Amsterdam
allerlei baantjes aan, zo was zij secretaresse,
gaf bijlessen en deed verkeerstellingen. De
crisisjaren waren net begonnen. In 1937
trouwde zij met F.B. s’Jacob en tijdens de
oorlog kreeg zij drie kinderen.
Direct na de oorlog werkte Christina voor
Volksherstel en later werd zij hoofd van de
afdeling Rijvergunning voor het Regeringsdi-
rectoraat voor Motorvoertuigen. Zij besliste
over wie wel en wie niet een auto mocht aan-
schaffen: artsen wel, handelsreizigers niet.
Inmiddels was zij lid van de VVD geworden
en voorzitter van de Nederlandse Vereniging
van Huisvrouwen, afdeling Wassenaar. In 1958
werd zij gekozen tot raadslid van Wassenaar
en vervolgens tot (eerste vrouwelijke) wet-
houder.
In 1964 werd zij benoemd tot eerste vrou-
welijke burgemeester van Leersum. Haar
benoeming verliep niet geheel vlekkeloos.
Minister Toxopeus (VVD) had haar in febru-
ari 1964 al voorgedragen aan de Koningin,
maar zij mocht niets zeggen hierover, omdat
de PvdA per sé ook een vrouwelijke burge-
meester wilde benoemen. Aangezien er geen
geschikte kandidaten solliciteerden, moest
er tot oktober 1964 gewacht worden met de
bekendmaking van de benoeming. Toen was
er een vrouwelijke PvdA burgemeester voor
Geldermalsen gevonden. Samen kwamen
zij in het Staatsblad te staan. Uiteraard vond
mijn moeder altijd dat zij de eerste was.
Metta Kruijt-s’Jacob, Voorburg, dochter van Christina
des Bouvrie
10 NVR InfoReeks
Ietske C. Jansen, eerste vrouwelijke predikant in
de Nederlands Hervormde Kerk.
19 november 1922
Het was in het geheel niet mijn
bedoeling om predikant te worden.
Ik studeerde Physische Geografie
in Utrecht, een interessante studie.
Maar op de een of andere manier
kriebelde het in mij dat ik Theolo-
gie moest gaan studeren. Ik zou
dan staatsexamen gymnasium-α
moeten doen, want ik had op het
Lyceum HBS B gedaan. Ik verzette
mij nog een tijd lang, maar ten-
slotte heb ik toegegeven. Toen had
ik vrede. In mijn familie kwamen
sedert 1747 geen predikanten meer voor. Het was dus bepaald geen
traditie.
Toen ik de theologische studie beëindigd had, was het in de Her-
vormde Kerk, waar ik lid van was, nog niet mogelijk dat vrouwen
predikant werden. Ik ben toen eerst bij de Algemene Maatschappij
voor Jongeren (AMVJ) in Amsterdam onder jongeren werkzaam
geweest. Van daaruit een jaar in Zweden en vervolgens deed het
vormingswerk een beroep op mij, op “De Haaf” in Bergen, een fraai
gebouw, nog ontworpen door architect De Bazel. Ds. J.H. Klein
Wassink, predikant in algemene dienst in Noord Holland, was daar
voorzitter van het bestuur. Ik onderhield o.a. de PR met Noord Hol-
landse gemeenten ten noorden van het IJ. Vooral het vormingswerk
deed mij toegroeien naar het predikantschap. Je had dan dikwijls
intensief pastoraal contact met cursisten, maar als zij weer vertrok-
ken waren, had dat geen vervolg. Zo raakte ik er van overtuigd dat je
het beste daar kon wonen en werken waar de mensen woonden en
werkten. Juist toen kreeg ik het verzoek om als vicaris de predikant
in Retranchement (Zeeuws Vlaanderen) waar te nemen, die een jaar
als legerpredikant dienst deed. Beter had ik het niet kunnen tref-
fen. De mensen daar waren opgeruimd en welwillend. Je kon er alle
beginnersfouten maken zonder dat het je kwalijk werd genomen.
De functie van vicaris hield in dat je al het gewone predikantswerk
deed, alleen mocht je geen sacramenten (Doop en Avondmaal} be-
dienen. Daarvoor kwam dan een collega, met wie ik meest samen de
dienst leidde.
Daarna volgde het verzoek van Ds. Klein Wassink om als vicaris in
Krommenie in de Zaanstreek te functioneren. Ik werd daar met mijn
neus op het richtingen-vraagstuk geduwd, wat uiteindelijk, al weer
jaren later, tot een samenvoeging heeft geleid van de vrijzinnige
gemeente en de rechtzinnige evangelisatie.
Na de periode dat mijn hulp daar gewenst was, vroeg Ds. Klein
Wassink of ik als vicaris naar de Zeevang, het gebied tussen Edam,
Purmerend en Hoorn, wilde gaan. Dat gold als een bij uitstek buiten-
kerkelijk gebied. De kerkgang in de betreffende dorpen bleef be-
perkt tot enkele zielen. Voor mij was dat geen bezwaar. Niet zozeer
aantallen, maar dàt er mensen waren gold voor mij als belangrijk.
Juist toen nam de Synode van de Hervormde Kerk het besluit dat in
absolute noodgevallen, als er geen predikant voor een gemeente te
vinden was, een vrouw die daar toe bereid was als predikant beroe-
pen kon worden. Het Pastoraal Verband De Zeevang gold als zo’n
gebied. Ds. Klein Wassink maakte de zaak aanhangig en zo heeft
hij mij op 20 september 1959 als eerste vrouwelijke predikant in de
Hervormde Kerk in het ambt bevestigd.
In Middelie, een van de dorpen in de Zeevang, leerde ik mijn voor-
ganger kennen, die daar nog woonde. Na de dood van zijn vrouw
groeide het contact tussen ons beiden en dat heeft er toe geleid
dat wij samen gingen wonen. Ook naar mijn volgende gemeente, in
West Friesland, ging hij mee. We hebben daar gelukkige jaren gehad.
Typisch voor de vrijzinnigheid van de Noord Hollanders is dat zij dat
allemaal best vonden: “Nou Dominee, dan bent u niet alleen!” In
1981 is hij overleden.
Middelie is nog in 2 andere opzichten een notoir dorp voor mij. Mijn
voorvader, Johannnes van den Broek, bleek juist daar van 1727-1747
predikant geweest te zijn. Ik heb dat in de kerkelijke notulen terug-
gevonden.
En bovenal: in Middelie heb ik ‘de eerste Doop door een vrouwelijke
predikant’ bediend. Dat ging niet zonder slag of stoot. Toen ik bij het
doopvont stond, bleek dat de koster verzuimd had daar water in te
doen. De dienstdoende vrouwelijke diaken is toen gauw bij de boer
aan de overkant water gaan halen. Ondertussen speelde de organist
en zongen wij nog een lied. Daar kwam onze diaken terug mét een
kannetje water. Op dat kannetje bleek te staan: ”Voor huishoudelijk
gebruik”. Met het water uit dat kannetje is toen evengoed op stijl-
Een beroep dat je niet hebt, maar dat je bent, een leven langZe heeft als vrouw niet hoeven vechten om predikant te wor-
den, het enige dat haar destijds duidelijk werd is dat zij theo-
logie moest gaan studeren. Van daaruit heeft haar loopbaan
zich min of meer ‘vanzelf’ ontwikkeld. Het verhaal van Ietske
Jansen, de eerste vrouwelijke predikant in de Nederlands Her-
vormde Kerk.
volle wijze de eerste Doop door een vrouwelijke predikant verricht.
Na mijn emeritaat ben ik weer in Amsterdam gaan wonen, waar ik
wat hand en spandiensten verrichtte in de Westerkerkgemeente. Nu
woon ik met veel genoegen in Driebergen in een Serviceflat. Niet
meer als predikant, maar m.i. behoort het predikantschap tot die
beroepen, die je niet ‘hebt’ maar die je ‘bent’, een leven lang. Zo blijft
dat ook hier functioneren.
Het moge duidelijk zijn, dat ik als vrouw niet heb hoeven vechten om
predikant te worden. Dat was ook niet mijn doel. Het enige dat mij
destijds duidelijk werd was, dat ik theologie moest gaan studeren. Van
daaruit heeft mijn loopbaan zich min of meer ‘vanzelf’ ontwikkeld.
Ietske Jansen, Driebergen
Melding: Marina Marijnen, Soroptimistclub Zeist e.o.
NVR InfoReeks 11
Haseena Bibi Bakhtali, eerste politievrouw met een kleurtje in de
regio Utrecht. 15 januari 1960
Ik was de eerste
politievrouw met
een kleurtje in de
regio Utrecht. De
selectie verliep
voorspoedig
op de sporttest
na. Ik kreeg een
herkansing en
ging keihard trainen; ik was ontzettend
gemotiveerd. Na een half jaar slaagde ik
met vlag en wimpel voor de sporttest. Per 1
januari 1987 werd ik eerst agent van politie,
later hoofdagent.
Mijn verwachting als beginnend politie-
agent was dat de burgers er moeite mee
zouden hebben om mij te accepteren in het
uitoefenen van mijn functie. Ik wist niet of
ze wel naar mij zouden luisteren, want een
kleine donkere vrouw in een politieuniform,
dat was nog niet eerder vertoond in Utrecht.
Het tegendeel was waar. Hoewel ik tijdens
de surveillance regelmatig ongegeneerd
van top tot teen werd bekeken, alsof ik een
‘alien’ was, heb ik in mijn politieoptreden
nooit bijzondere problemen ondervonden.
Het accepteren van mijn autoriteit verliep
vrij soepel.
Binnen de politieschool en later binnen
het korps was dat een ander verhaal. Mijn
klasgenoten en collega’s hadden duidelijk
meer moeite om aan mij te wennen. In die
tijd hadden ook blanke vrouwen het niet
makkelijk in de machocultuur van de politie,
en het aantal gekleurde politiemannen in
de gehele regio was nog op de vingers van
een hand te tellen. Het was achteraf dus niet
zo gek dat ik het niet makkelijk heb gehad.
Maar het was een gegeven waar ik niet op
had gerekend en niet goed op was voorbe-
reid.
Wat later ook een rol speelde was dat ik
hogere ambities had. Ik wilde inspecteur
worden. Ik voldeed aan de toelatingseisen,
had mijn Atheneum diploma op zak, een
paar jaar Psychologie gestudeerd en ik was
hoofdagent geworden. Achteraf moet ik
toegeven dat ik wel heel naïef ben geweest
om te denken dat mij die opleiding en posi-
tie zonder meer zouden worden gegund. In
de ogen van velen was mijn wens gewoon
absurd: inspecteurs en hoger zijn halve
heiligen binnen het korps. Ik werd in mijn
ambities dan ook danig gefrustreerd door
collega’s uit alle lagen van de organisatie:
“wat dacht ik wel niet van mezelf”.
Ik ben tijdens mijn loopbaan twee keer
zwanger geworden en heb mijn baby-zoon-
tjes zelf gevoed. Frappant is dat ik daarover
- omdat ik tijdens de lunchpauze naar de
crèche ging om mijn kind te voeden - com-
mentaar kreeg van een vrouwelijke collega
- zelf ook moeder - die mij de bijnaam ‘zeug’
had gegeven. Niet dat de mannen mij zo
steunden, maar om van een vrouw zo’n reac-
tie te krijgen was zwaar teleurstellend.
Dat ik het uiteindelijk, als pionier, toch 20
jaar heb kunnen volmaken in de executieve
dienst, vind ik in alle bescheidenheid een
behoorlijke prestatie, waar ik met trots op
terugkijk. Ik ben gestopt per 1 januari 2007,
omdat ik in 2006 werd gevraagd om op de
kieslijst van de PvdA te staan voor de ge-
meenteraadsverkiezing en vervolgens met
voorkeurstemmen ben gekozen tot raadslid.
Daarnaast heb ik nog een parttime-baan als
welzijnswerker.
Haseena Bibi Bakhtali, PvdA Vrouwen, Nieuwegein
Vrouwen in een mannenwereldEen politiekorps en een mannengevangenis, het zijn bij uitstek ‘werelden’ met een
van oudsher machocultuur. Inmiddels hebben de vrouwen echter ook in deze wereld
hun intrede gedaan. Dat verliep niet altijd zonder moeilijkheden getuige de verhalen
van Haseena Bakhtali en Mieke van der Sluijs.
‘Het accepteren van mijn autoriteit verliep vrij soepel’
12 NVR InfoReeks
Mieke van der Sluijs, eerste vrouwelijke directeur van een huis
van bewaring voor mannelijke gedetineer-
den, 25 januari 1945
Na mijn opleiding,
eerst gymnasium
en daarna de stu-
die Nederlands
Recht, ben ik op 1
september 1972
als directielid-in-
opleiding begon-
nen bij de Directie
Gevangeniswezen
van het Ministerie van Justitie, met als eerste
standplaats het huis van bewaring in Gro-
ningen. Na opleidingsstages in Veenhuizen,
de Dr. S. van Mesdagkliniek, de gevange-
nis in Winschoten en de open inrichting in
Almelo, werd ik benoemd tot adjunct-di-
recteur bij de gevangenis in Scheveningen,
gevolgd door een benoeming in dezelfde
functie in het huis van bewaring aldaar en in
de ‘Bijlmerbajes’ te Amsterdam.
In 1986 werd ik -als eerste vrouw- directeur
van een huis van bewaring voor mannelijke
gedetineerden, onderdeel van de Bijlmerba-
jes. De departementsleiding had me in die
tijd te verstaan gegeven, dat er van me werd
verwacht dat ik eens mee zou solliciteren
op een directeursfunctie. Ik blaakte niet van
zelfvertrouwen, hoewel ik wel dacht, dat ik
net zo’n goede directeur zou kunnen zijn
als de mannelijke collega’s om me heen,
zo niet een betere. Toen diende zich de
vacature in Amsterdam aan in de inrichting
waar ik al werkte. Het personeel tekende
massaal een handtekeningenlijst, waarin
het departement werd verzocht mij, zonder
verdere procedure, te benoemen. Ik werd op
het ministerie ontboden, waar mij de vraag
werd gesteld of ik zelf achter die handteke-
ningenactie zat. Quod non. Er volgde een
reguliere sollicitatieprocedure, waaruit mijn
benoeming alsnog voortkwam. Ik ben tot
1991 directeur geweest.
Vóór mijn indiensttreding in 1972 moest ik
een test ondergaan bij de Rijks Psychologi-
sche Dienst in Den Haag. Of die uitwees dat
ik geschikt was voor een directiefunctie bij
het gevangeniswezen kon men toen niet
vaststellen, omdat er nog geen vrouwen in
die functie in dienst waren. Ik moest ‘t maar
proberen. Het leek de departementsleiding
“wel goed”, dat er ook vrouwen in de straf-
inrichtingen gingen werken. Ik ben er 19 jaar
gebleven.
Als jonge vrouw was ik in de strafinrichtin-
gen een zeldzaam verschijnsel, hetgeen wel
eens tot moeilijkheden met opdringerige
gedetineerden heeft geleid. De verzuchting
van een hoge leidinggevende op het de-
partement, dat ik maar moest zorgen dat ik
50 en moddervet werd, dan zou ‘t wel over
zijn, is me altijd bijgebleven! Bijzondere
maatregelen om mij daartegen te bescher-
men werden niet overwogen, laat staan
genomen. Of het moest zijn - in 1972, kort
na mijn aantreden - het aanbod om over een
vuurwapen te kunnen beschikken. Dat heb
ik afgeslagen.
Mieke van der Sluijs, VVAO, afdeling Friesland
Vrouwen in een mannenwereld
Caren A. van Egten, eerste vrouwelijke hoog-
leraar accountancy.
15 oktober 1958
Op 1 mei 1997 werd Caren
van Egten benoemd tot
hoogleraar Bestuurlijke
Informatieverzorging/Administratieve Or-
ganisatie, verbonden aan de vakgroep Ac-
countancy van de Faculteit der Economische
Wetenschappen en Econometrie van de Vrije
Universiteit te Amsterdam. Tegenwoordig
is dat de Faculteit der Economische Weten-
schappen en Bedrijfskunde.
Van alle kanten is er hard gewerkt om deze
benoeming mogelijk te maken. Omdat er
twee zeer goede kandidaten waren is de
functie uiteindelijk gesplitst in twee aanstel-
lingen van elk 0,3 fte in plaats van één aan-
stelling van 0,6 fte. Dat kon ook want beide
kandidaten hadden hun hoofdfunctie bij
één van de grote accountantskantoren.
Van Egten hield haar oratie op 21 november
1997. De titel van de oratie was ’Bestuurlijke
Informatieverzorging. Over vormen, maken
en bereiken’. De dag van de oratie was een
ware feestdag. Wat dat betreft zijn universi-
teiten met hun rituelen en mores buiten-
gewoon inspirerende instellingen.
Mijn loopbaan heeft een zeer mooi vervolg
gekregen. Op dit moment ben ik partner bij
PricewaterhouseCoopers Advisory Public
Sector, ben ik als voorzitter verantwoordelijk
voor de postgraduate opleiding tot control-
ler in de publieke en non-profitsector en
ben ik toezichthouder bij de Universiteit
Utrecht, het Kadaster en het Nederlands
Fonds voor Podiumkunsten+.
Caren van Egten
Melding: Evelyn van Royen, Soroptimistclub
Hilversum
Vrouwelijke professorenAlgemeen bekend is dat de plantkundige Johanna Westerdijk de eerste vrouwelijke
hoogleraar was in Nederland (1917). In de rubriek ‘Eerste vrouwen’ op de website
vindt u informatie over haar en over de vele vrouwelijke hoogleraren die haar volg-
den, en ook de eerste vrouwelijke hoogleraar waren in hun vakgroep. Vrouwen die
doceerden aan een universiteit en daarmee de hoogste rang vervulden, en gerechtigd
waren om de titel ‘professor’ te voeren. Hieronder het verhaal over twee eerste vrou-
welijke hoogleraren van deze tijd: professor van Egten en professor Knoppers.
NVR InfoReeks 13
Annelies Knoppers, eerste vrouwelijke
bijzonder hoogleraar
pedagogiek en didac-
tiek van de lichame-
lijke opvoeding en de
sport aan de Universiteit Utrecht. 1946
Annelies Knoppers werd in Nederland ge-
boren, maar emigreerde in haar prille jeugd
naar Canada. Zij studeerde sportsociologie in
de Verenigde Staten waar ze ook vele jaren in
die discipline werkzaam was.
Sinds 1994 is Annelies Knoppers als universi-
tair hoofddocent verbonden aan de Utrecht-
se school voor Bestuurs- en Organisatie-
wetenschap en bijzonder hoogleraar pe-
dagogiek en didactiek van de lichamelijke
opvoeding en de sport aan de Universiteit
Utrecht. Zij sprak op 15 november 2006 haar
oratie ‘Wat brengt sport teweeg’ uit.
Haar specialiteit is sociologie van de sport,
een specialiteit die in Nederland relatief
jong is. “In Nederland hebben we nog geen
sterk sportsociologisch kader”, aldus Knop-
pers. “We zijn hard bezig onze achterstand
in te halen, maar toen ik in 1991 in Neder-
land terugkeerde, was ik een van de weinige
sportsociologen met een wetenschappelijke
achtergrond.”
Sport en de relatie met gender heeft de spe-
ciale interesse van Anneke Knoppers. Knop-
pers is lid van de denktank van VeM centrum
Vrouw en Milieu
Bron: www.vnjaarsport.nl
Melding: Anneke Kuijk, VeM centrum Vrouw en Milieu
Tine van de Weyer, eerste vrouwelijke voorzitter van de
Nederlandse Kring van Beeldhouwers.
Bingelrade, 21 september 1951
Van 1973 tot 1978 heb ik de Koninklijke
Academie voor Kunst en Vormgeving in
‘s-Hertogenbosch doorlopen.
In 1984 trad ik als tweede secretaris toe tot
het bestuur van de Nederlandse Kring van
Beeldhouwers. Ik richtte het blad Beelden
op over ruimtelijke kunst. Destijds was dat
een folder in zwart/wit; inmiddels is het
uitgegroeid tot een aantrekkelijk vormge-
geven in fullcolour uitgegeven vakblad voor
professionals.
In 1986 ben ik aangetreden als voorzitter.
Voor zover ik me kan herinneren heb ik
gewoon gezegd dat ik dat wilde doen en
ging iedereen ermee akkoord. Ik weet wel
dat ik het nogal brutaal van mezelf vond dat
ik ervoor uitkwam die post te ambiëren en
dat ook nog eens gewoon ter vergadering
in durfde te brengen. Als ze het er niet mee
eens zouden zijn, zou dat een enorm ge-
zichtverlies betekenen, dacht ik.
Onder mijn leiding initieerde de Kring o.a.,
onder de titel David, een grote overzichts-
tentoonstelling van kleine beelden in de
nieuwe vleugel van het Stedelijk Museum
in Amsterdam en in 1988 volgde, onder de
titel Prometheus, een uniek staalsymposium
waarbij 14 beeldhouwers gedurende enkele
maanden onbeperkt werk konden realiseren
bij de Hoogovensgroep in IJmuiden.
Oud-voorzitter van de Kring, Henk Hesselius,
noemde me bij mijn aantreden als voorzitter
“de nieuwe boezem van de Kring” en pen-
ningmeester van destijds, Henk van Ben-
nekum, schrijft: ”Je was gewoon jong en fris,
je had wel respect voor de ervaring van die
oude rotten maar vond ook dat er wel eens
wat nieuws tegen aankon”.
In 1988 kreeg ik het druk met mijn eigen
beeldhouwwerk, docentschap en commis-
siewerkzaamheden, bovendien was er een
kind op komst, waardoor ik helaas geen tijd
meer had voor deze drukke, veelzijdige,
sociale, maar onbezoldigde functie.
Tine van de Weyer, PvdA Vrouwen
Boezem van de kring De Nederlandse Kring van Beeldhouwers is een landelijke vereniging van profes-
sionele beeldhouwers. Opgericht in 1918 als een belangenvereniging, probeert de
vereniging de belangstelling voor de driedimensionale kunst in en buiten Nederland
te vergroten en de onderlinge contacten tussen ruimtelijk werkende beeldend kun-
stenaars te bevorderen. Beeldhouwers als Mendes da Costa, Mari Andriessen, Hildo
Krop, Redaecker en Wenckenbach waren leden van het eerste uur. Ofschoon vrouwen
in elk geval vanaf de jaren 70 actief meedoen in de Kring, werd in 1986 voor het eerst
een vrouw tot voorzitter benoemd. Tot op heden is zij ook de enige.
‘In Nederland
hebben we nog
geen sterk
sportsociologisch
kader’
14 NVR InfoReeks
Ingezonden mededelingenDe oproep aan de lidorganisaties om
‘Eerste vrouwen’ te melden, leverde
veel reacties op. Een aantal daarvan
heeft geleid tot beschrijvingen van
‘Eerste vrouwen’ zoals u die in dit num-
mer aantreft. Bijna alle reacties zullen
uiteindelijk leiden tot beschrijvingen
van ‘Eerste vrouwen’ in de gelijknamige
rubriek op onze website.
Sommige reacties hebben wij als ‘in-
gezonden mededelingen’ hieronder
verzameld. Soms omdat het wel om de
eerste vrouw gaat, maar er – nog - niet
voldoende gegevens zijn. Soms omdat
het niet om de allereerste vrouw gaat,
maar wel één van de eersten. Soms ge-
woon omdat het aardige, anekdotische
informatie is. En in alle gevallen omdat
uit de melding terechte trots blijkt,
trots op de eigen prestatie, die van een
familielid of een bekende. Wij wilden u
ze in ieder geval niet onthouden.
Libelle“Er heeft in de eerste Libelle die ooit verscheen - of een van de eerste Libelle’s - een groot
artikel gestaan over mijn oma Mimi van Engelen-Van der Bruggen, geboren 23-05-1905 te
‘s-Hertogenbosch, overleden 12-06-1992 te Vught. Ze gaf als 14-jarig meisje autorijles.
Ze trouwde met mijn opa Ad van Engelen, een wegenbouwer. Na het overlijden van mijn opa
- ik dacht dat het in 1956 was - heeft mijn oma het wegenbouwbedrijf gerund, totdat mijn
ooms oud genoeg waren en voldoende opleiding hadden gehad om in het bedrijf te komen.
Een werkende alleenstaande moeder met 12 kinderen, in een ‘mannenbedrijf’. Blijkbaar
vond de Libelle het destijds ook al heel bijzonder.”
Marjolijn Pieterse-Vermeulen, PvdA Vrouwen, Den Bosch
Rijexamenle“Dit jaar 100 jaar geleden werd
mijn moeder geboren aan de
Waddenkust van Noord-
Groningen als Frouwe Wiepke
Mansholt. Na de middelbare
school werkte ze bij haar vader
op het veredelingsbedrijf voor
landbouwgewassen. Ze reed al
vroeg auto omdat dit handig
was voor het bedrijf. Op een be-
paald moment werd het rijbewijs
ingevoerd. Toen ze 18 werd moest dus rijexamen
worden gedaan. De examencommissie bestond
uit een rustend landbouwer.
Ze meldde zich bij de examinator thuis, die
haar ontving met de woorden ’Kom er in meid,
ik weet wel dat je het kunt, dan krijg je een kop
thee’. Hij zag haar immers vaak voor zijn huis
de auto draaien als ze naar het tennisveld ging.
Mijn moeder was mischien wel de eerste vrouw,
of in ieder geval een van de eerste vrouwen, die
haar rijbewijs haalde.
Later was mijn moeder actief in het vereni-
gingsleven. Jarenlang was ze presidente van
de afdeling van de Nederlandse Vereniging van
Huisvrouwen in de regio en voorzitter van de
Vrouwenvereniging van de Hervormde gemeen-
te in haar woonplaats. Zij overleed in 1996.”
Elke Boerma, stichting Zij Hij in Beeld,
“Mijn moeder hoorde bij de eerste lichting vrouwelijke gemeenteraads-
leden, 1922 of 1923, voor de SDAP in Velsen. Ik ben zelf in 1923 geboren
en ken dus alleen de verhalen, over het mandje achter op haar fi ets
waarin ik vervoerd werd als zij op huisbezoeken ging. Ze had volks-
huisvesting in haar portefeuille en ging altijd zelf kijken als er huizen
onbewoonbaar verklaard zouden worden. Mijn eigen onuitwisbare
kennismaking met armoede!
Vader was leraar aan de Rijks HBS in Velsen en om die reden mocht mijn
moeder haar raadswerk niet verder voortzetten, toen men de algemene
regel ging hanteren dat vrouwen van mannen die bij het openbaar
onderwijs werkten geen zitting in een Gemeenteraad mochten hebben.
Dat een Rijks HBS niets met een Gemeenteraad van doen had werd als
argument weggewoven! Het ging in het hele land natuurlijk maar om
een paar gevallen, en dus maakte niemand zich daar echt druk over.
Moeder heeft tenslotte als burgemeestersvrouw in Enschede, van 1946
tot 1958, heel veel met name voor vrouwen kunnen doen.
Een herinnering aan Suze Groeneweg is dat toen Suze een keer bij ons
logeerde mijn - toen vierjarige - broer, tegen haar zei “Jij hebt kringen
onder je ogen, je moet naar bed!”
Zelf ben ik ook vaak in de situatie geweest van ‘de eerste vrouw in het
bestuur te zijn’.”
Toos van Noordwijk, Vrouwenbelangen
NVR InfoReeks 15
“In mijn jonge jaren heb ik een mevrouw Marie
Bochhardt gekend die de eerste vrouwelijke
actuaris in Nederland was. Dit moet rond 1920
zijn geweest. Ze was dan waarschijnlijk ergens
in de 2e helft 19e eeuw geboren. Helaas heb ik
geen verdere gegevens voor u.”
Anne-Marie Voigt-Zimmerman
(Indien er onder de lezers mensen zijn, die bovenstaan-
de gegevens kunnen aanvullen en/of preciseren, dan
horen wij dat graag. Redactie).
“Mijn grootmoeder was wellicht een van de
eerste apothekers. Zij heette Hoedemaker en
werkte en woonde in Bergschenhoek. Mijn
tante, Laura Meilink heeft daarover een boekje
geschreven: ‘De huisartsapotheek’. De echtge-
noot van mijn grootmoeder was huisarts. Mijn
oma was tevens een van de eerste wethouders
in Nederland trouwens. Enfin... wel iets om
trots op te wezen!” Ingrid Kosten, Den Helder, lid van
de VVAO
(Elders in dit nummer kunt u lezen dat Charlotte Jacobs,
zus van Aletta, de eerste vrouwelijke apotheker was.
Redactie.)
‘Toen ik begon te werken bij Shell International B.V.
werd mij verteld dat een collega die net met pensi-
oen was (Mw. Kropveld) de eerste vrouwelijke oc-
trooigemachtigde in Nederland was. Het zou goed
kunnen aangezien je het beroep pas mag uitoefenen
als je eerst een technische studie hebt gedaan, en
daarna nog een aantal jaren onder leiding van een
ervaren octrooigemachtigde hebt gewerkt. Mw.
Kropveld was een interessante persoonlijkheid die
ook actief is geweest in de gemeenteraad van Den
Haag. Jammer genoeg las ik afgelopen week haar
overlijdensbericht in de krant.” Anouk Boon
(Anouk Boon zoch het uit, maar moest later helaas melden
dat Mw. Kropveld, niet de eerste octrooigemachtigde bleek te
zijn. Haar naspeuringen leverden echter wel de naam van de
eerste octrooigemachtigde vrouw op: Ir. Elisabeth Elsina de
Haan-Rosenboom, geboren op 15 april 1899 en ingeschreven
als octrooigemacghtigde op 24 december 1930. Redactie.)
“Ik weet niet hoever jullie willen gaan, maar ik was zelf de eerste vrouwelijke pro-
jectgroep voorzitter in de stadsvernieuwing in Amsterdam in 1980. Toen was dat
wat. Ik heb de allerbeste moeten worden om een beetje mee te mogen tellen en
tegelijkertijd riep dat veel weerstand op. Gelukkig zijn de tijden veranderd.”
Elsbeth van Hijlckama Vlieg, Den Haag
“Ik weet niet of dit iets is, maar toen ik in 1972 als planoloog bij de provinciale
planologische dienst van de provincie Zuid-Holland ging werken was ik de eerste
bioloog, die dit bij een provincie ging doen, en tevens de eerste vrouw. Binnen
een jaar hadden alle provincies een bioloog (verder allemaal mannen) in dienst
genomen als planoloog. Ik weet niet of dit interessant is, en er is nog nooit iets op
schrift over verschenen, het is ook nog vrij recent.” Dr. Mechtild D.Th.M.de Jong, Delft
“Mia Kaag was een dochter uit een
groot gezin; haar vader was kof-
fiebrander. Zij studeerde als eerste
vrouwelijke student af als scheikundig
ingenieur.
Na haar studie heeft zij enige tijd les
gegeven aan het meisjeslyceum in Den
Haag. Daarna wilde zij in een klooster
van een Franse orde. Haar vader was het
daar niet mee eens: hij had haar niet voor
het klooster laten studeren. Om hem
tegemoet te komen is zij eerst nog bij de
Zusters Ursulinen in Bergen N.H. geweest
en heeft daar les gegeven. Zij wilde daar
echter niet blijven en besloot toch in
de Franse orde van de Soeurs de Notre
Dame Auxiliatrices te treden.
Zij heeft maatschappelijk werk gedaan in
Amsterdam en Nijmegen. In Parijs, waar
zij jarenlang bekend stond als Mère Kaag,
had zij een ontmoetingsruimte voor
Nederlandse au pairs.
In de familie zeiden wij altijd dat zij “een
eigen orde in de orde” had! Zij is in Brus-
sel overleden waar zij veel contacten had
met de dames van de Verenigde Naties.
Het was een heel actief iemand met een
uitgebreid netwerk.”
Ria Bos, Alkmaar, nicht van Mia Kaag
(Navraag in de familie plaatst het geboor-
tejaar van Mia Kaag ergens tussen 1905 en
1910; zij is ongeveer 30 jaar geleden overleden.
Indien er onder de lezers mensen zijn, die bo-
venstaande gegevens kunnen aanvullen en/of
preciseren, dan horen wij dat graag. Redactie).
“Ik meld mij bij u omdat ik in 1975 de eerste vrouwelijke hoofdconducteur bij de NV
Nederlandse Spoorwegen was. Ik ben twee jaar de enige vrouw in die functie ge-
weest, daarna kwamen er langzaamaan meer. Nu kun je al niet meer geloven dat dit
beroep dertig jaar geleden nog een mannenberoep was.” Margriet Drijver
“Voor zover mij bekend was ik de eerste verpleegkundige, die verplegings-
wetenschap in de USA studeerde - er was nog geen academische studierichting in
Nederland - en daarin aan de Universiteit van California San Francisco (UCSF)
in 1985 promoveerde. Nadien was ik hoogleraar aan de Universiteit van Toronto
(Canada), 1988-1992, en aan de Universiteit van Bremen (Duitsland) 1994 - 2003.
In tussenliggende jaren gasthoogleraar aan de Universiteit van Gotenborg
(Zweden) en na mijn pensioen gasthoogleraar aan de Medische Universiteit
van Pleven (Bulgarije) in 2004.” Prof. Dr. Hanneke van Maanen, Soest
Ter gelegenheid van het 110-jarig bestaan van de Neder-landse Vrouwen Raad (NVR) is het plan opgevat voor een uitgave over ‘Eerste vrouwen’: de eerste vrouwelijke stu-dent, de eerste vrouwelijke arts, enz.
Alle lidorganisaties van de NVR zijn gevraagd daaraan mee te wer-
ken. In veel gevallen hebben de lidorganisaties die oproep ook weer
verspreid onder hun leden. Het resultaat was een overweldigende
stroom van reacties. Reacties met namen van ‘eerste vrouwen’ of
verwijzingen naar boeken en personen als verdere bron van infor-
matie. In een aantal gevallen ontvingen we kant-en-klare beschrij-
vingen. Boekjes werden ons spontaan toegestuurd of in bruikleen
gegeven.
Uit vrijwel alle reacties blijkt enthousiasme; kennelijk spreekt het
onderwerp veel mensen aan. Ook trots komt uit de reacties naar
voren, trots op een familielid, een kennis, een lid van de organisatie.
Met veel plezier zijn wij met al die reacties aan de slag gegaan. En
omdat het er zoveel zijn, zullen we er nog wel even mee bezig zijn.
Op onze website www.nederlandsevrouwenraad.nl is een rubriek
Eerste vrouwen... ingericht. Steeds wanneer er een beschrijving van
een ‘eerste vrouw’ gereed is, wordt die in deze rubriek gepubliceerd.
Onze ambitie is dat de rubriek uitgroeit tot een overzicht van mini-
maal 110 Eerste vrouwen, één voor elk jaar van het bestaan van de
NVR.
Een kleine selectie van eerste vrouwen presenteren wij in dit num-
mer van de Inforeeks. Een selectie met bekende vrouwen van toen,
maar ook met (nog) onbekende vrouwen van nu. Vrouwen die, wat
ons betreft, symbool staan voor al die vrouwen die, eerste vrouw of
niet, in hun werk en beroepsgroep baanbrekend zijn (geweest).
De internetrubriek Eerste vrouwen en het themanummer Eerste
Vrouwen in de Inforeeks zijn een samenwerkingsproduct van de Ne-
derlandse Vrouwen Raad en het Internationaal Informatiecentrum
en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV), Amsterdam.
Voor de totstandkoming van beide producten zijn wij dank
verschuldigd aan:
Haseena Bakhtali, Elke Boerma, Anouk Boon, Joke Boonman,
Ria Bos, Marian Bos-Boers, Lucie Bosch-Strating, Hanneke Brandsma,
Saskia Cahuzak, Harriët van Domselaar, Freda Dröes, Margriet
Drijver, Caren van Egten, Irene van Elten, Ingrid van der Gaag,
Hendrike Geessink, Leonie van Gils, Matty Glas-Doornbos, Paula
Goossens, Hens Gottmer, Ciska Griffi oen, Liesbeth Hesselink, Laetitia
van den Heuvel, Elly Houtzager, Elsbeth van Hijlckama Vlieg,
Ietske Jansen, Lamberthe de Jong, Mechtild de Jong, Truus
Jongtien-Boerhof, Mila von Klimburg, Henny Knap-Go, Han van
Konijnenburg-van Cittert, Diny Koreman, Ingrid Kosten, Tineke
van der Kraan, Metta Kruijt-s’Jacob, Anneke Kuijk, Annemieke Kwant,
Marije Laff eber, Hanny van Lakwijk, Hanneke van Maanen, Alma
Mahawat Khan, Anna van Marrewijk, Marina Marijnen, Fenna ter
Meulen, Petra Naber, Toos van Noordwijk, Saskia Noorman-Den Uyl,
Berti Oprins, Marjolein Pieterse, Nanette Popken, Ym de Roos,
Evelien Rijsbosch, Evelyn van Royen, Joke Selhorst, Jorien van der
Sluys, Mieke van der Sluijs, Riet Smits, Esther Soczo, Karin Spoek,
A.D. de Stigter-Huising, Toos Suurmond, Francine Thielen-Tonnaer,
Lydia de Vlieger, Anne-Marie Voigt-Zimmerman, Henriëtte van
Voorst Vader, Tine van de Weyer, Martine van der Wielen-de Goede,
Saskia E. Wieringa, Fenny-An Wijnheijmer-Kuiper, Willy Wijnmaalen,
Els Zandstra.
Meer informatie: www.nederlandsevrouwenraad.nl.
Nederlandse Vrouwen Raad
Eerste vrouwen